STATISTISCHE STUDIES
April 2005
Inhoudstafel
I.
DE LOOPBAAN VAN WERKNEMERS
a.
De beginleeftijd van de loopbaan
b.
Het loopbaantype (voltijdse of deeltijdse tewerkstelling)
c.
De activiteitsgraad
d.
Einde loopbaanproblematiek 1. 2. 3. 4.
II.
De feitelijke pensioenleeftijd Het loopbaanprofiel vanaf 50 jaar Het statuut op het einde van de loopbaan Gepensioneerden die nog actief zijn in het laatste loopbaanjaar
DE TOEKENNING EN BETALING VAN PENSIOENEN AAN WERKNEMERS EN ZELFSTANDIGEN
a.
Het pensioneringsgedrag van zelfstandigen
b.
Het pensioeninkomen per loopbaanjaar 1. 2.
Werknemers Zelfstandigen
c.
De toekenning van het gewaarborgd minimumpensioen
d.
De vergelijking tussen de gewaarborgde minima en de gemiddelde en maximale pensioenen
III.
EVOLUTIE VAN DE PENSIOENUITGAVEN EN HET MEERJARENPLAN (2005 – 2009)
a.
Evolutie en vooruitzichten van het aantal gerechtigden
b.
Evolutie en vooruitzichten van de gemiddelde pensioenuitkeringen
c.
Evolutie en vooruitzichten van de totale pensioenuitgaven
d.
De solidariteitsinhoudingen
III Evolutie van de pensioenuitgaven en het meerjarenplan (2005 – 2009)
Inleiding
Het aantal gepensioneerden evolueert voornamelijk in functie van: •
de demografie (bevolkingspiramide, levensverwachting, sterftecijfer);
•
de wetswijzigingen (de pensioenhervorming van juli 1997);
•
de evoluties op de arbeidsmarkt (hogere participatiegraad van de vrouwen).
Het gemiddeld pensioenbedrag evolueert voornamelijk in functie van: •
de groei van de reële lonen;
•
de opbouw van een groter aantal loopbaanjaren bij de vrouwen;
•
de wetswijzigingen (de pensioenhervorming van juli 1997);
•
de evoluties op de arbeidsmarkt (deeltijds werk, gelijkheid man - vrouw).
a. Evolutie en vooruitzichten van het aantal gerechtigden Zowel de evolutie van het totaal aantal gerechtigden als de evolutie van het aantal nieuwe en overleden gevallen wordt ontleed in de pensioenregelingen werknemers en zelfstandigen, en in de regeling inkomensgarantie. Omwille van het feit dat bij de mannen het verloop lineair is, worden de gegevens enkel om de twee jaar vemeld.
Regeling Werknemers Werknemers - rustpensioenen - mannen Nieuwe gerechtigden
Overleden gerechtigden
Gemiddeld aantal gerechtigden
1997
42.557
36.291
676.565
1999
40.006
35.180
696.180
2001
36.780
35.123
708.428
2003
39.970
36.835
721.799
2005
39.311
36.192
741.880
2007
39.670
36.391
759.506
2009
39.867
36.222
781.106
Van 1997 tot 2001 daalt het jaarlijkse aantal nieuwe gerechtigden om demografische redenen. Voor de komende jaren (2005-2009) wordt een nagenoeg constante instroom verwacht. Daar het aantal sterfgevallen jaarlijks op hetzelfde niveau blijft, stijgt het totale aantal rustpensioenen continu met een gemiddelde groei van 1,33% per jaar tussen 2004 en 2009. Werknemers - rustpensioenen - vrouwen Nieuwe gerechtigden
Overleden gerechtigden
Gemiddeld aantal gerechtigden
1997
22.749
24.046
631.453
1998
19.924
24.407
626.262
1999
28.324
23.951
629.065
2000
9.773
24.892
624.491
2001
24.001
24.279
618.735
2002
25.177
25.961
622.072
2003
9.825
26.455
616.588
2004
28.924
24.459
612.890
2005
29.512
24.536
619.490
2006
10.359
24.612
616.001
2007
31.041
24.684
613.526
2008
31.976
24.766
620.849
2009
10.444
24.776
616.738
Het aantal sterfgevallen is constant terwijl het aantal nieuwe gepensioneerden de hervorming van 1997 volgt d.w.z. dat er geen overdracht van gerechtigden is voor de jaren 2000, 2003, 2006 en 2009, maar intrede op een later tijdstip m.n. de wettelijke pensioenleeftijd, voor hen die niet aan de loopbaanvoorwaarde (= minimum aantal loopbaanjaren) voldoen op 60 jaar. Ter informatie vindt u hierna de overgangsregeling qua leeftijd en loopbaanvoorwaarde uitgewerkt voor de vrouwelijke pensioengerechtigden:
Vrouwen
Wettelijke minimumleeftijd
Loopbaanvoorwaarde
Uitstel tot (*)
vanaf 1/7/1997
61 jaar
20
1998
vanaf 1/1/1998
61 jaar
22
1999
vanaf 1/1/1999
61 jaar
24
vanaf 1/1/2000
62 jaar
26
vanaf 1/1/2001
62 jaar
vanaf 1/1/2002
62 jaar
vanaf 1/1/2003
63 jaar
Wettelijke minimumleeftijd
Loopbaanvoorwaarde
Uitstel tot (*)
vanaf 1/1/2004
63 jaar
34
2008
vanaf 1/1/2005
63 jaar
35
2010
2001
vanaf 1/1/2006
64 jaar
35
2011
2002
vanaf 1/1/2007
64 jaar
35
2012
28
2004
vanaf 1/1/2008
64 jaar
35
2013
30
2005
vanaf 1/1/2009
65 jaar
35
2014
32
2007
(*) indien niet voldaan is aan de loopbaanvoorwaarde voor vervroeging
Men stelt een daling met ups en downs van het totaal aantal gerechtigden vast tot het einde van de hervorming in 2009 (wettelijke pensioenleeftijd is 65 jaar voor de vrouwen). De gemiddelde daling tussen 2004 en 2009 bedraagt -0,13% per jaar. Evolutie aantal rustpensioenen - werknemers 800.000 750.000 700.000 650.000 600.000 550.000 500.000 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
mannen rust
vrouw en rust
Werknemers - overlevingspensioen - mannen Het betreft hier een kleine groep gerechtigden van ongeveer 12.000 personen die jaarlijks (tussen 2004 en 2009) zal aangroeien met gemiddeld 2,52%.
Werknemers – overlevingspensioen - vrouwen Nieuwe gerechtigden
Overleden gerechtigden
Gemiddeld aantal gerechtigden
1997
20.778
27.086
505.669
1999
19.265
26.825
503.242
2001
18.541
26.418
497.506
2003
20.390
28.633
493.327
2005
20.431
27.696
487.150
2007
20.094
27.961
480.939
2009
20.908
27.764
474.715
In tegenstelling tot de overlevingspensioenen mannen daalt het aantal overlevingspensioenen vrouwen jaarlijks met gemiddeld -0,52 %. De voornaamste reden van deze tendens is het feit dat vrouwen meer en meer hun eigen pensioenrechten opbouwen en zodoende het cumulatieplafond van het eigen rustpensioen met het overlevingspensioen, verworven uit hoofde van de echtgenoot, overschrijden.
Regeling Zelfstandigen Zelfstandigen - rustpensioenen - mannen Nieuwe gerechtigden
Overleden gerechtigden
Gemiddeld aantal gerechtigden
1997
12.835
12.460
223.565
1999
11.382
11.682
226.827
2001
9.833
11.579
226.193
2003
9.957
11.962
225.054
2005
9.064
11.830
224.995
2007
9.168
11.868
224.275
2009
11.116
11.836
223.555
Het aantal nieuwe gepensioneerden daalt momenteel voornamelijk in de leeftijdscategorie 65-69. Voor de komende jaren (2005-2009) wordt opnieuw een stijgende instroom verwacht. Vanaf 2001 is bij het gemiddeld aantal gerechtigden een breuk waar te nemen in de stijgende tendens van het verleden. Men heeft een daling vastgesteld van het aantal actieve met een zelfstandige hoofdbezigheid van 1973 tot 1981 en vanaf 2000 zijn er jaarlijks minder zelfstandigen die een vervroegd pensioen opnemen. Dit alles leidt tot een toekomstige gemiddelde daling van het totale aantal rustpensioenen mannen van -0,16% per jaar.
Zelfstandigen - rustpensioenen - vrouwen Nieuwe gerechtigden
Overleden gerechtigden
Gemiddeld aantal gerechtigden
1997
5.246
6.290
169.838
1998
4.554
6.349
168.820
1999
6.403
6.462
169.413
2000
2.008
6.681
168.327
2001
4.945
8.637
166.117
2002
4.338
6.834
165.452
2003
1.707
7.108
163.701
2004
5.840
6.430
162.595
2005
6.958
6.446
164.480
2006
2.170
6.461
163.492
2007
6.372
6.428
161.700
2008
6.067
6.540
162.034
2009
1.691
6.384
160.065
Het aantal sterfgevallen is constant terwijl het aantal nieuwe gepensioneerden de hervorming van 1997 volgt d.w.z. dat er geen overdracht van gerechtigden is voor de jaren 2000, 2003, 2006 en 2009 (maar intrede op een later tijdstip m.n. de wettelijke pensioenleeftijd, voor hen die niet aan de loopbaanvoorwaarde voldoen op 60 jaar). Men stelt een daling met ups en downs van het totaal aantal gerechtigden vast die meer uitgesproken is dan bij de werknemers. Het totale aantal gerechtigden vermindert jaarlijks met gemiddeld -0,31% tussen 2004 en 2009. Evolutie aantal rustpensioenen - zelfstandigen 250.000 230.000 210.000 190.000 170.000 150.000 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 mannen rust
vrouw en rust
Zelfstandigen - overlevingspensioen mannen Het betreft hier een kleine groep gerechtigden van ongeveer 1.100 personen die jaarlijks (tussen 2004 en 2009) zal aangroeien met gemiddeld 3,23%.
Zelfstandigen - overlevingspensioen vrouwen Nieuwe gerechtigden
Overleden gerechtigden
Gemiddeld aantal gerechtigden
1997
n.b.
8.573
140.223
1999
5.580
8.085
137.770
2001
5.453
7.873
134.611
2003
5.644
8.491
131.510
2005
5.579
8.285
128.300
2007
5.640
8.341
125.785
2009
5.613
8.293
121.839
Het aantal overlevingspensioenen vrouwen in de regeling zelfstandigen vermindert, vanaf 2002, met gemiddeld -1,12 % per jaar. Nog meer dan in de regeling voor werknemers, bouwen de vrouwen met een statuut zelfstandige hun eigen loopbaan uit (bediende, zelfstandige, ambtenaar, helpende echtgenoot).
Zelfstandigen – onvoorwaardelijk pensioen Het totaal aantal gerechtigden groeit gemiddeld met 1,01% per jaar aan. Het aantal gevallen bedraagt 69.488 in 2003 en er wordt geraamd dat, in 2009, 71.298 gerechtigden het onvoorwaardelijk pensioen zullen genieten.
De inkomensgarantie voor ouderen (en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden) In 1969 werd een gewaarborgd inkomen voor bejaarden (GI) ingesteld voor elke persoon die de normale pensioenleeftijd bereikt. Het is een voordeel dat volledig kosteloos wordt toegekend, in die zin dat geen bijdrage vereist is. Vanaf juni 2001 wordt de regeling vervangen door een nieuw stelsel van inkomensgarantie voor ouderen (IGO) indien dit voordeliger is voor betrokkenen. In de nieuwe regelgeving wordt de nadruk gelegd op: •
de gelijke behandeling van mannen en vrouwen (gelijkschakeling van de intredeleeftijd);
•
de aanpassing van de wetgeving aan de recente maatschappelijke en sociale veranderingen (gelijke behandeling van gehuwden en samenwonenden – individualisering van het recht);
•
de modernisering van de wetgeving (verhoging van het inkomen – rechtvaardige aanrekening van het vermogen);
Aantal GI
1985
Aantal IGO
77.683
1987
90.702
1989
103.492
1991
108.320
1993
111.386
1995
105.421
1997
100.487
1999
94.900
2001
55.678
70.430
2003
25.600
72.430
2005
21.915
72.566
2007
19.008
71.938
2009
16.608
71.254
Vanaf 6/2001 bestaan de twee regelingen naast elkaar en de gezinnen worden ontdubbeld in de IGO - regeling
De inkomensgarantie (het gewaarborgd inkomen) wordt vooral toegekend (na onderzoek van de bestaansmiddelen) aan alleenstaande vrouwen. De wettelijke minimumleeftijd is 65 jaar maar momenteel is nog een overgangsregeling van toepassing teneinde de gelijkschakeling tussen mannen en vrouwen tegen 2009 te realiseren:
Wettelijke minimumleeftijd
vanaf 1/6/2001
62 jaar
vanaf 1/1/2003
63 jaar
vanaf 1/1/2006
64 jaar
vanaf 1/1/2009
65 jaar
Evolutie aantal gerechtigden inkomensgarantie (gewaarborgd inkomen) 120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 1985 1987 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009 gew . Inkomen
inkomensgarantie
Tot 1994 bestond er een stijgende tendens van het aantal gevallen omdat het recht meer algemeen bekend raakte. Deze tendens werd evenwel afgezwakt door de verschillende welzijnsaanpassingen van de pensioenen waardoor minder gevallen een recht op dit voordeel konden laten gelden. De daling vanaf 1994 heeft te maken met het feit dat meer en meer vrouwen een beter pensioen opbouwen (hogere lonen en langere loopbanen) en dat het gewaarborgd minimumpensioen bij de zelfstandigen in verschillende fazen opgetrokken werd tot het niveau van het gewaarborgd inkomen. Bovendien hebben sommigen het recht op een gewaarborgd inkomen verloren door de verschillende verhogingen van het gewaarborgd minimumpensioen, doorgevoerd in 1994, 1995 en 1996.
b. Evolutie en vooruitzichten van de gemiddelde pensioenuitkeringen
De evolutie tussen 1997 en 2004 van de gemiddelde pensioenuitkeringen, in constante prijzen, wordt onder meer bepaald door volgende factoren: • een hogere pensioenuitkering van de nieuwe gerechtigden berekend op basis van hogere lonen en meer loopbaanjaren (bij vrouwen); • de toepassing van het minimumrecht per loopbaanjaar (sinds de pensioenhervorming van 1997) die vooral een optrekking van de lagere lonen (en dus het pensioenbedrag) van de arbeidsters impliceert; • de welvaartsaanpassingen van bepaalde pensioenen, buiten index, die doorgevoerd werden (sinds 1997): een verhoging van de gewaarborgde minimumpensioenen werknemer en zelfstandigen en het gewaaborgd inkomen voor bejaarden in juli 2000; een welvaartsaanpassing in januari 2002 van alle pensioenen werknemer en zelfstandigen ingegaan vóór 1993; een welvaartsaanpassing in januari 2003 van alle pensioenen werknemer en zelfstandigen ingegaan vóór 1996; een welvaartsaanpassing in april 2004 van alle pensioenen werknemer en zelfstandigen ingegaan vóór 1997; een verhoging van de gewaarborgde minimumpensioenen werknemer en zelfstandigen en het gewaaborgd inkomen voor bejaarden in april 2003; een verhoging van de gewaarborgde minimumpensioenen zelfstandigen en het gewaaborgd inkomen voor bejaarden in september 2004.
De vooruitzichten vanaf 2004 tot 2009 van de gemiddelde pensioenuitkeringen worden geraamd aan constante index en aan constante wetgeving (de welvaartsaanpassingen van 2005 tot 2007 voor de werknemers, de verhogingen van de gewaarborgde minima zelfstandigen van 2005 tot 2007 en de optrekking van de basisbedragen inkomensgarantie van 2005 tot 2007 zijn hierin niet verwerkt).
Regeling Werknemers Voor de gezinnen kan het rustpensioen berekend worden als bedrag ‘alleenstaande’ (beide gezinsleden genieten dan een voordeel) of als gezinsbedrag (één voordeel voor beide echtgenoten). Het overlevingspensioen kan gecumuleerd worden met een rustpensioen binnen bepaalde grenzen.
De jaarbedragen zijn uitgedrukt in EUR aan constante index 113,87.
Werknemers
Rustpensioen mannen
Rustpensioen vrouwen
Overlevingspensioen mannen
Overlevingspensioen vrouwen
1997
8.796
4.148
2.032
6.812
1999
9.002
4.248
2.194
6.905
2001
9.250
4.402
2.347
7.052
2003
9.600
4.628
2.510
7.303
2005
9.807
4.761
2.635
7.430
2007
10.010
4.883
2.766
7.548
2009
10.210
5.005
2.896
7.668
De gemiddelde groei per jaar van de pensioenuitkering werknemer in constante prijzen bedraagt:
Werknemers
Rustpensioen mannen
Rustpensioen vrouwen
Overlevingspensioen mannen
Overlevingspensioen vrouwen
Periode 1997 - 2003
1,47%
1,84%
3,59%
1,17%
Periode 2004 - 2009
1,03%
1,31%
2,41%
0,82%
De rustpensioenen groeiden in het verleden sneller voor de vrouwen dan voor de mannen. De verklaring ligt bij de groeiende participatiegraad van vrouwen op de arbeidsmarkt, bij de toepassing van het minimumrecht per loopbaanjaar dat vooral aan vrouwen ten goede komt en bij de doorgevoerde verhogingen van minimumpensioenen die vooral aan vrouwen toegekend worden. De populatie overlevingspensioenen mannen is zeer klein en het toegekende voordeel is laag, wat het hoge groeipercentage verklaart. Door de aanpassing van de minimumpensioenen in april 2003 en tengevolge van de toepassing van de cumulatieregels is bovendien deze groep gerechtigden nog kleiner geworden. Sommige werknemers (ongeveer 35%) cumuleren hun uitkering met een ander pensioen in de regeling zelfstandigen en / of openbaar bestuur. Het betreft hier de zogenaamde gemengde loopbanen. Het totale pensioeninkomen, per jaar en in euro, van de werknemer wordt hiermee opgetrokken tot: (voorbeeld jaar 2003)
Gemiddeld niveau van het totale wettelijk pensioeninkomen van een werknemer Index 113,87
Rustpensioen mannen
Rustpensioen vrouwen
Overlevingspensioen mannen
Overlevingspensioen vrouwen
2003
13.180
6.437
2.847
8.934
Ter vergelijking: het gemiddeld pensioengedeelte werknemer van hetzelfde jaar: 2003
9.600
4.628
2.510
7.303
Bij de mannen vertegenwoordigt het pensioengedeelte werknemer dus 73% van het totale wettelijke rustpensioen en 88% van het totale wettelijke overlevingspensioen. Bij de vrouwen bedragen de verhoudingen respectievelijk 72% en 82%. De raming tot 2009 van de evolutie van de gemiddelde pensioenen is doorgevoerd aan constante wetgeving wat wil zeggen dat de pensioenen dit groeiritme zullen volgen indien er geen nieuwe maatregelen genomen worden.
Gemiddelde jaarlijkse groei van de voordelen in de regeling werknemers 4,00% 3,50% 3,00% 2,50% 2,00% 1,50% 1,00% 0,50% 0,00% mannen rust
vrouw en rust
periode 1997-2003
overleving mannen
overleving vrouw en
periode 2004-2009
Regeling Zelfstandigen Voor de gezinnen kan het rustpensioen berekend worden als bedrag ‘alleenstaande’ (beide gezinsleden genieten dan een voordeel) of als gezinsbedrag (één voordeel voor beide echtgenoten). Het overlevingspensioen kan gecumuleerd worden met een rustpensioen binnen bepaalde grenzen.
De jaarbedragen zijn uitgedrukt in EUR aan constante index 113,87. Zelfstandigen
Rustpensioen mannen
Rustpensioen vrouwen
Overlevingspensioen mannen
Overlevingspensioen vrouwen
1997
4.368
2.157
1.226
4.083
1999
4.318
2.113
1.247
4.059
2001
4.455
2.124
1.257
4.228
2003
4.601
2.153
1.332
4.396
2005
4.625
2.127
1.345
4.423
2007
4.606
2.091
1.345
4.414
2009
4.588
2.054
1.345
4.405
De gemiddelde groei per jaar van de pensioenuitkering in constante prijzen bedraagt: Rustpensioen mannen
Rustpensioen vrouwen
Periode 1997 – 2003
0,88%
-0,02%
1,42%
1,25%
Periode 2004 - 2009
-0,04%
-0,78%
0,18%
0,04%
Zelfstandigen
Overlevingspensioen mannen
Overlevingspensioen vrouwen
Hoewel de voordelen in de regeling zelfstandigen nog een groei kennen in het verleden, behalve voor de rustpensioenen vrouwen, wordt er voor de toekomst een daling van de rustpensioenen voorzien. De groei in het verleden is vooral het gevolg van de doorgevoerde verhogingsmaatregelen (welvaart, gewaarborgd minimumpensioenen, gewaarborgd inkomen). Immers, bijna 69% van alle zelfstandigen met een zuivere loopbaan en bijna 36% van alle zelfstandigen met een gemengde loopbaan geniet een gewaarborgd minimumpensioen. De daling van de voordelen heeft ook te maken met het feit dat in de gemengde loopbaan zelfstandige – werknemer het aandeel zelfstandige steeds kleiner wordt. Momenteel hebben 68% van alle gepensioneerde zelfstandigen een gemengde loopbaan met werknemer terwijl omgekeerd slechts 21% van alle werknemers een gemengde loopbaan hebben met zelfstandige. Indien men de verhogingen die doorgevoerd werden in september 2004 meerekent, dan bedraagt de gemiddelde jaarlijkse groei voor de periode 1997 – 2004: Zelfstandigen
Rustpensioen mannen
Rustpensioen vrouwen
Overlevingspensioen mannen
Overlevingspensioen vrouwen
Periode 1997 – 2004
1,01%
-0,01%
1,72%
1,37%
De populatie overlevingspensioenen mannen is zeer klein en het toegekende voordeel is laag, wat het hogere groeipercentage verklaart. Door de aanpassing van de minimumpensioenen in september 2004 en tengevolge van de toepassing van de cumulatieregels is bovendien deze groep gerechtigden nog kleiner geworden.
Zelfstandigen (ongeveer 75%) cumuleren hun uitkering met een ander pensioen in de regeling werknemers en / of openbaar bestuur. Het betreft hier de zogenaamde gemengde loopbanen. Het totale pensioeninkomen, per jaar en in euro, van de zelfstandige wordt hiermee opgetrokken tot: (voorbeeld jaar 2003) Gemiddeld niveau van het totale wettelijk pensioeninkomen van een zelfstandige
2003
Rustpensioen mannen
Rustpensioen vrouwen
Overlevingspensioen mannen
Overlevingspensioen vrouwen
10.010
4.898
1.723
7.667
Ter vergelijking: het gemiddeld pensioengedeelte zelfstandige in 2003: 2001
4.601
2.153
1.332
4.396
Bij de mannen vertegenwoordigt het pensioengedeelte zelfstandige slechts 46% van het totale wettelijke rustpensioen en 77% van het totale wettelijke overlevingspensioen. Bij de vrouwen bedragen de verhoudingen respectievelijk 44% en 57%. De raming van de evolutie van de gemiddelde pensioenen is doorgevoerd in constante prijzen en aan constante wetgeving wat wil zeggen dat de pensioenen dit groeiritme zullen volgen indien er geen nieuwe maatregelen genomen worden.
Gemiddelde jaarlijkse groei van de voordelen in de regeling zelfstandigen 2,00% 1,50% 1,00% 0,50% 0,00% -0,50% -1,00% mannen rust
vrouw en rust periode 1997-2003
overleving mannen overleving vrouw en periode 2004-2009
De inkomensgarantie voor ouderen (en het gewaarborgd inkomen voor bejaarden) In de periode tussen 1990 en 2000, vóór de invoering van de inkomensgarantie voor ouderen, kende het gewaarborgd inkomen (GI) volgende evolutie (jaarbedragen) in tien jaar: Baremabedragen (bijv. alleenstaande) per jaar
Gemiddeld betaalde bedragen (*) per jaar
5.046,27
2.053,35
( x 1,2190)
( x 1,2190)
6.151,40
2.503,03
op 01.2000
6.346,55
2.344,95
% wijziging
3,17%
- 6,32%
( in euro) op 01.1990 (+ indexatie) =
(*) gezin en alleenstaande samen; het GI wordt hoofdzakelijk ter aanvulling van een pensioen uitbetaald.
Alhoewel de baremabedragen op tien jaar tijd met 3% gestegen zijn, is het werkelijk, uitgekeerde gewaarborgd inkomen gedaald met meer dan 6%. Dit wijst op een verbetering van de bestaansmiddelen van de bejaarden.
In juni 2003 is de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) ingevoerd ter vervanging van het gewaarborgd inkomen en zijn de baremabedragen bij deze gelegenheid opgetrokken met 1,59%. Na 3 jaar is het stelsel als volgt geëvolueerd: Baremabedragen (bijv. zij die hun hoofdverblijfplaats niet delen)
Gemiddeld betaalde bedragen
7.022,70
2.196,80
( x 1,0404)
( x 1,0404)
7.306,42
2.285,55
op 06.2004
7.554,62
2.342,80
% wijziging
3,40%
2,50%
( in euro ) op 06.2001 (+ indexatie) =
We merken op dat de baremabedragen op korte tijd merkelijk zijn toegenomen, maar dat opnieuw de uitgekeerde inkomensgarantie minder snel volgt wat opnieuw wijst op een verbetering van de bestaansmiddelen.
c. Evolutie en vooruitzichten van de totale pensioenuitgaven Naast de schommelingen van de gemiddelde pensioenbedragen (die de laatste jaren sterk bepaald zijn door de welvaartsverhogingen) én van het aantal gerechtigden, beïnvloeden ook de indexaanpassingen het niveau van de totale uitgaven. In de periode 1998 – 2004 stellen we volgende evolutie in de pensioenuitgaven vast: 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004 (*)
- totale variatie
3,12%
2,96%
3,06%
3,92%
4,58%
3,66%
2,78%
- variatie in cte prijzen
1,48%
1,81%
1,55%
1,31%
1,88%
2,37%
1,39%
- weerslag indexstijging
1,62%
1,13%
1,49%
2,57%
2,66%
1,26%
1,37%
- totale variatie
0,96%
0,73%
2,49%
3,57%
2,04%
3,78%
2,65%
- variatie in cte prijzen
-0,53%
-0,29%
0,97%
1,06%
-0,72%
2,42%
1,25%
- weerslag indexstijging
1,51%
1,02%
1,51%
2,48%
2,78%
1,32%
1,38%
Regeling werknemers
Regeling zelfstandigen
Inkomensgarantie / gewaarborgd inkomen - totale variatie
- 1,49%
0,21%
5,19%
10,62%
5,35%
-0,64%
2,71%
- variatie in cte prijzen
- 2,95%
- 0,94%
4,36%
8,01%
2,60%
-1,92%
1,32%
1,50%
1,16%
1,48%
2,42%
2,69%
1,31%
1,37%
- weerslag indexstijging
(*) aanpassing begroting
Regeling werknemers De variaties in de jaarlijkse groeicijfers, aan constante prijzen, wordt enerzijds bepaald door de grillige instroom van rustpensioenen vrouwen en anderzijds door volgende verhogingsmaatregelen: de uitbetaling van een herwaarderingspremie in april 1999, de verhoging van de gewaarborgde minima van juli 2000, de welvaartsaanpassing in 2002 en een nieuwe welvaartsaanpassing in januari 2003 samen met een verhoging van de gewaarborgde minima (april 2003) en een verhoging van het pensioen voor bepaalde gemengde loopbanen met zelfstandigen (proratisering).
Regeling zelfstandigen De negatieve evolutie van de uitgaven, in constante prijzen, wordt enkel onderbroken door de volgende welvaartsaanpassingen: de uitbetaling van een herwaarderingspremie in februari 2000, een aanpassing van de gewaarborgde minima in juli 2000, welvaartsaanpassingen in januari 2002, januari 2003 en april 2004, een verhoging van het gewaarborgd minimumpensioen in april 2003 en een nieuwe verhoging van de minima in september 2004. Zowel het aantal gerechtigden als de gemiddelde uitkeringen in de regeling zelfstandigen
kennen een dalende trend (zie uitleg onder punt a en b). Variatie in constante prijzen van de pensioenuitgaven 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% -2,00% -4,00% 1998
1999
2000
w erknemers
2001
zelfstandigen
2002
2003
2004
inkomensgarantie
Inkomensgarantie / gewaarborgd inkomen De evolutie van de uitgaven in constante prijzen is negatief tot 2000, het jaar waarin een welvaartsaanpassing is doorgevoerd. Bovendien merken we de grote financiële weerslag van de modernisering van dit stelsel die gepaard ging met een verhoging van het basisbedrag, een verlaging van de intredeleeftijd voor mannen van 65 jaar naar 62 jaar (met een onmiddellijke intrede van 62, 63 en 64 jarigen) en een verhoging van het inkomen (vrijgestelde bestaansmiddelen).
Voor de periode 2005 – 2009 worden volgende variaties in de pensioenuitgaven voorspeld. De raming gebeurt in constante prijzen (geen indexaties) en aan constante wetgeving (dus zonder eventuele maatregelen). Enkel de evolutie van het aantal gerechtigden en de gemiddelde uitkering zijn bepalend voor deze raming.
2005
2006
2007
2008
2009
2,02%
1,34%
1,29%
1,32%
1,82%
1,32%
-0,72%
-0,79%
-0,60%
-0,79%
-1,84%
-2,38%
-1,82%
-1,93%
Regeling werknemers - variatie in constante prijzen Regeling zelfstandigen - variatie in constante prijzen
Inkomensgarantie / gewaarborgd inkomen - variatie in constante prijzen
-1,17%
Impact van de welvaartsaanpassingen op de totale uitgaven De cumulatieve financiële kost van de aanpassingsmaatregelen, sinds 1999, bedraagt: 1999
2000
2001
2002
2003
2004
26.859
67.474
99.290
139.094
301.004
323.210
36.048
78.338
83.213
144.480
181.908
14.896
30.538
30.245
28.687
28.941
Regeling werknemers Totale kost (x 1.000€) Regeling zelfstandigen Totale kost (x 1.000€) Inkomensgarantie / gewaarborgd inkomen Totale kost welvaartsaanpassing
4.034
De impact van het doorgevoerde welvaartsprogramma (1999 – 2004) op de groeipercentages van de uitgaven, in constante prijzen, is hieronder weergegeven: In constante prijzen
1999
2000
2001
2002
2003
2004
Regeling werknemers - variatie met maatregelen
1,81%
1,55%
1,31%
1,88%
2,37%
1,39%
- variatie zonder maatregelen
1,60%
1,03%
1,07%
1,30%
1,15%
1,32%
- variatie met maatregelen
-0,29%
0,97%
1,06%
-0,72%
2,42%
1,25%
- variatie zonder maatregelen
-0,29%
-0,92%
0,73%
-1,29%
-0,73%
0,07%
Regeling zelfstandigen
Inkomensgarantie / gewaarborgd inkomen - variatie met maatregelen
-0,94%
4,36%
8,01%
2,60%
-1,92%
1,32%
- variatie zonder maatregelen
-2,57%
-1,77%
5,95%
2,01%
-3,45%
0,10%
Impact ingevoerde maatregelen op groeipercentage uitgaven regeling werknemers 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% 1999
2000
2001
met maatregelen
2002
zonder maatregelen
2003
2004
Impact ingevoerde maatregelen op groeipercentage uitgaven regeling zelfstandigen 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% -2,00% -4,00% -6,00% 1999
2000
2001
met maatregelen
2002
2003
2004
zonder maatregelen
Impact ingevoerde maatregelen op groeipercentage uitgaven regeling inkomensgarantie 10,00% 8,00% 6,00% 4,00% 2,00% 0,00% -2,00% -4,00% -6,00% 1999
2000
2001
met maatregelen
2002
2003
zonder maatregelen
2004
d. De solidariteitsinhoudingen
Inhoudingen op pensioenuitkeringen In 2003 bedroeg de opbrengst van de solidariteitsinhouding op de pensioenuitkeringen 65.979.276,45 €. Deze inhouding gebeurt voor 98% op de pensioenuitkeringen van de regeling werknemers. Een verdeling volgens de maandschijven inzake pensioenuitkering, volgens gezinstoestand en volgens pensioenregeling werd uitgewerkt voor april 2004: Aantal gevallen in april 2004 Totale inhouding
Bedrag inhouding in de maand april 2004
452.597
5.763.327,33
Gedeelte werknemer 5.651.912,94
Gedeelte zelfstandige 111.414,39
Alleenstaande begunstigde Maandschijf pensioenuitkering 1.161,86
en
1.173,55
8.973
20.557,95
20.079,18
478,77
1.173,56
en
1.452,31
148.260
689.208,14
674.228,44
14.979,70
1.452,32
en
1.467,12
4.879
33.762,12
33.057,63
704,49
1.467,13
en
1.742,76
64.240
544.931,99
532.600,29
12.331,70
1.742,77
en
1.760,71
2.933
29.666,50
28.974,00
692,50
1.760,72
en
2.033,22
36.842
451.347,50
441.179,99
10.167,51
2.033,23
en
2.054,37
2.054,38
en
meer
Totaal
2.462
33.944,08
33.327,29
616,79
67.213
1.476.008,38
1.442.604,13
33.404,25
335.802
3.279.426,66
3.206.050,95
73.375,71
Begunstigde met gezinslast Maandschijf pensioenuitkering 1.452,32
en
1.466,94
2.732
8.689,64
8.520,16
169,48
1.466,95
en
1.742,76
42.017
289.480,34
284.617,18
4.863,16
1.742,77
en
1.760,48
2.113
23.259,80
22.962,89
296,91
1.760,49
en
2.033,22
22.128
315.124,60
310.448,48
4.676,12
2.033,23
en
2.054,13
1.118
18.980,61
18.687,23
293,38
2.054,14
en
2.323,68
11.994
264.849,41
261.021,32
3.828,09
2.323,69
en
2.347,84
2.347,85
en
meer
Totaal
870
24.675,45
24.347,05
328,40
33.823
1.538.840,82
1.515.257,68
23.583,14
116.795
2.483.900,67
2.445.861,99
38.038,68
Inhoudingen op kapitaalsuitkeringen In 2003 ontving de Rijksdienst voor Pensioenen 45.699.345,75 € aan solidariteitsinhoudingen op de kapitaalsuitkeringen verwezenlijkt in de tweede pensioenpijler.