Het derde reisavontuur van Floortje de Mol
Sanne de Bakker
Marokko, here we me! Illustraties co d Katrien Hollan
EETJES W E K U Met LE arokko over M
3
Sanne de Bakker heeft voor de achtergrondinformatie, naast intensief researchwerk, de volgende bronnen geraadpleegd: Boeken: • Marokko, gezien door kinderogen, Marie Wijk, Edu’Actief, 1993 • 100% Marrakech, Astrid Emmers, Mo’Media, 2012 • Marokko met insidertips , e-book, Unieboek | Het Spectrum 2013 Internet: • Diverse websites • Reisverslag naar Oued Massa, door Erik Jansen (mrt. 2008)
Uitgave i.s.m. Oxfam Novib, Den Haag NUR 283/W081401 © Uitgeverij Kluitman Alkmaar B.V. © MMXIV Tekst: Sanne de Bakker © MMXIV Illustraties: Katrien Holland © Omslagontwerp: Hannah Weis-Roos Opmaak binnenwerk: Hannah Weis-Roos Foto's: Ellen Andriesse Alle rechten voorbehouden, inclusief het recht van reproductie in zijn geheel of in gedeelten, in welke vorm dan ook. kluitman.nl sannedebakker.nl katrienholland.nl oxfamnovib.nl/webwinkel
4
5
Marokko, here we come!
7
8
9
10
DJEMAA EL FNA ‘Zo kun je niet met ons mee, Door!’ zegt Floortjes vader als Floortjes moeder helemaal uitgedost met wiebelende heupen in de grote hal met het hoge plafond de trap af komt lopen. Ze draagt een zijden blouse met korte mouwen, een erg kort kanten rokje en daaronder knalrode pumps. ‘Hoezo niet?’ vraagt Floortjes moeder verbaasd. Floortjes vader bekijkt haar van top tot teen. ‘Het staat je prachtig, Door, maar hoe modern het hier in Marrakech ook lijkt, in dit opzicht zijn ze erg conservatief. Knieën en schouders horen bedekt te zijn.’ ‘Tsss,’ sist Floortjes moeder, en ze loopt de trap weer op. ‘Nou,’ zegt Katoo terwijl ze haar moeder nakijkt, ‘in Nederland kan dit ook echt niet hoor, je ziet bijna haar onderbroek.’ Floortje en Katoo gniffelen. Katoo zegt altijd precies wat Floortje denkt; Floortjes gedachten zijn Katoos woorden. Maar het komt uiteindelijk op hetzelfde neer. Ze kijken elkaar betekenisvol aan. ‘Gekke mama,’ fluisteren ze tegelijkertijd. Floortjes vader reageert verder niet en draait zich om naar de receptie, waarvan het houtsnijwerk kleurig is beschilderd. ‘Do you know where Place Djemaa el Fna is?’ vraagt Floortjes vader aan de jongen achter de balie. De grote donkere ogen van de jongen glijden langs de familie De Mol en hij staart enkele seconden verwonderd naar Floortje. Anansi stoot Floortje aan en zegt: ‘Hij is goed, hoor!’ 11
Floortje begrijpt niet wat Anansi bedoelt, en vlak erna wordt ze verrast door de jongen, die in gebrekkig Nederlands de weg uitlegt. ‘Het is niet te geloven!’ zegt Floortjes vader verbaasd. ‘Hoor je dat, Vic? Hij spreekt Nederlands!’ Hij houdt Victoria stevig tegen zich aan gedrukt. Vanwege de hoge temperaturen buiten draagt Victoria alleen een strik op haar kop en een blingblingketting om haar nek. ‘Ik Nederlands leert van mij vader,’ zegt de jongen verlegen lachend. Floortjes vader bedankt hem hartelijk en op dat moment komt Floortjes moeder weer de trap af schrijden in een lange jurk tot haar enkels met een sierlijk randje van parels langs de zoom, en daaronder de rode pumps. Dan verlaten ze de statige hal. De mozaïekvloer glanst alsof hij in de olie is gezet. Zodra ze buiten zijn, krijgt Floortje een klap in haar gezicht van de droge hitte. Het is zesendertig graden en langs Anansi’s gezicht glijden grote zweetdruppels. Anansi stoot Floortje nog eens aan en fluistert: ‘Hij is goed!’ Wat bedoelt ze nou? denkt Floortje, maar ze krijgt geen kans om ernaar te vragen, want Anansi is alweer druk aan het kwebbelen met oma. Ze legt oma uit dat ze in Marokko zijn, en niet nog steeds in New York. Het is erg verwarrend voor oma om steeds maar weer op een andere plek te komen. Nu zijn ze in Marokko, maar ondertussen discussiëren 12
Floortjes ouders alweer over de volgende bestemming. Wordt het Parijs, Peru of Thailand? Ze willen kriskras de wereld over. Na een fikse wandeling door nauwe straatjes en de Souk Smarine, waar een drukke textielmarkt is met een overvloed aan stoffen in alle kleuren, komen ze aan op het rumoerige plein Djemaa el Fna. Het is een warboel van mensen, muziek, gejuich, handgeklap en vreemde, kruidige geuren. ‘In de medina,’ zegt Floortjes vader, als hij zijn reisgids openslaat, ‘is het elke dag markt; de medina is het oudste gedeelte van de stad. In de middag verandert het plein in deze chaos en kun je…’ Floortje hoort haar vader niet meer. Met grote ogen kijkt ze om zich heen; het krioelt van de mensen. Gauw volgt ze haar familie. Heel even flitst Dylan door haar hoofd. Hoe zou het met hem zijn? Zou hij nog steeds met dat meisje zijn, of heeft hij alweer een ander? Ach, het interesseert haar eigenlijk niets. De gedachte aan Dylan vervaagt als ze wordt afgeleid door een slangenbezweerder die met een soort fluit een cobra laat dansen. De slangenbezweerder zit op zijn hurken en de cobra sist af en toe vijandig terwijl hij met zijn kop naar de slangenbezweerder toe schiet. Floortjes oog valt op een man verderop die met een tang een tand uit iemands mond trekt. ‘De plaatselijke tandarts,’ hoort ze haar vader zeggen. Dat is wel heel plaatselijk, denkt Floortje. Ze wandelen verder door een jungle van nieuwe indrukken. Er zijn verhalenvertellers die Floortje totaal niet kan verstaan, er zijn acrobaten die de gevaarlijkste capriolen uitvoeren, er zijn muzikanten, mensen in klederdracht, dansers, waarzeggers, mannen die apen kunstjes laten doen. Floortje heeft 13
zoiets nog nooit gezien. Er hangt een sprookjesachtige sfeer, net zoals het in de reisgids staat beschreven: een sfeer van Duizend-en-een-nacht. ‘Moet je zien,’ zegt Floortjes vader. Ze wandelen door de menigte het plein over. ‘Rondom het hele plein vind je restaurants en hotels, maar zoals je ziet, zitten er alleen maar toeristen. Dit plein is een echte toeristische trekpleister, alhoewel de bevolking zelf hier ook graag komt. Maar tijdens de ramadan zul je in geen enkel restaurant moslims tegenkomen; ze mogen tussen zonsopkomst en zonsondergang immers niet eten en drinken.’ ‘Dat is toch niet te doen!’ zegt Anansi vol medelijden. ‘Het klinkt als een straf, maar de meeste moslims vinden de ramadan de fijnste maand van het jaar! Want na zonsondergang wordt het een gezellige boel, er mag weer gegeten worden, dat noemen ze iftar, dé maaltijd gedurende de vastenmaand.’ Floortjes vader veegt met een doekje zijn gezicht droog en ook zijn bril, die steeds van zijn neus glijdt. Hij draagt een blouse met lange mouwen en onder zijn oksels zitten grote natte plekken, waar Floortje met een pruillip naar kijkt. Ook Katoo trekt een vies gezicht. Floortjes vader wil zijn verhaal vervolgen, maar dan komt er een mager mannetje naar ze toe, die druk met zijn armen gebaart, een gerafeld shirtje draagt en vriendelijk vraagt: ‘Where you from?’ ‘Holland… Amsterdam,’ antwoordt Floortjes vader. ‘En Suriname, hoor,’ hoort Floortje Anansi zeggen, maar dat hoort verder niemand, want de man begint een heel verhaal tegen Floortjes vader en wijst naar een van de smalle straatjes die op het plein uitkomen. 14
‘Wat zegt hij allemaal?’ vraagt Floortjes moeder nieuwsgierig. Floortjes vader draait zich om en zegt: ‘Dat hij ook in Amsterdam heeft gewoond. Hij wil ons het winkeltje laten zien van zijn broer.’ ‘O, wat enig!’ zegt Floortjes moeder. ‘Ik ruik onraad, dus dat!’ zegt Anansi. Heel even schrikt Floortje, maar snel bedenkt ze dat dat onzin is, hoe kun je onraad nou ruiken? Dat slaat nergens op. ‘Kom,’ zegt Floortjes moeder als Floortjes vader twijfelend blijft staan, terwijl de man dingen zegt als ‘Nice shop, very cheap! Special price for you because you from Amsterdam!’ Door zijn vrouw meegesleurd, volgt Floortjes vader de druk pratende man, en hij gebaart naar de rest dat ze ook mee moeten komen. De slippers van de man zijn zodanig versleten dat zijn grote teen de straat raakt. Ze gaan een van de smalle straatjes in en volgen de man. Daar komen ze in een nieuw soort chaos terecht. In een wirwar van straatjes met kraampjes en winkeltjes probeert Floortje haar familie goed in de gaten te houden. Als je even de andere kant op kijkt, ben je elkaar zo kwijt. Overal staan oude spullen en levensmiddelen uitgestald. Kruiden, lampen, stoffen, kaftans, kleding, groente, vlees, aardewerk, vis, tapijten, schoenen, glaswerk, sjaals: van alles wordt er in de straatjes verkocht. Het ruikt er naar uitlaatgassen van de brommers, en als de gassen even optrekken, 15
ruik je de scherpe kruiden. De mensen hier leven op straat, denkt Floortje. Ze maken muziek op straat, ze ontmoeten elkaar op straat, ze dansen er, ze bedelen, ze kopen en verkopen. In de smalle steegjes trekt een paardje een kar voort, tussen de honderden mensen door, tussen de toeterende brommers… Dan wijst de man naar het winkeltje van zijn broer, ze gaan naar binnen. Het is een soort kruidenwinkel, maar het heeft ook iets weg van een apotheek: overal staan potjes gevuld met een of ander goedje, en er hangen zakjes met specerijen. Vanachter een vliegengordijn aan de andere kant van het winkeltje komt een man binnen in een lang wit gewaad. Hij knikt vriendelijk. De man spreekt geen Engels, maar wel Frans, en hij vertelt een lang verhaal aan Floortjes vader. De rest van de familie staat er een beetje verloren bij. De meneer die hen naar de winkel heeft geleid, kijkt toe met een verwachtingsvolle blik in zijn ogen. Na zeker vijf minuten legt Floortjes vader uit wat de man allemaal verteld heeft. Hij wijst naar de potjes die in een kleurig beschilderde kast staan uitgestald en zegt: ‘Dit is arganolie, het vloeibare Marokkaanse goud.’ Klik, hoort Floortje. Het is Ruben, die voor het eerst een paar foto’s maakt, zonder dat iemand er erg in heeft. ‘Ik vergeet gewoon plaatjes te schieten,’ zegt hij zacht, ‘door alle indrukken…’ ‘Ssst,’ sist Katoo, die aandachtig naar haar vader luistert terwijl die uit de doeken doet wat de man over de arganolie en de arganboom heeft verteld. ‘Maar nu komt het mooie,’ zegt hij, ‘het is de boom 16
der schoonheid. Geiten klimmen in de arganbomen om de vruchten te eten. De onverteerde noten die overblijven worden door de geiten uitgebraakt en daar wordt dan notenolie van gemaakt. En deze olie is een soort wonderolie tegen rimpels, het versterkt ook je nagels, het verzorgt je haar en hoofdhuid en bovendien beschermt het je huid tegen de zon. Het is zeldzaam en vrij duur, maar omdat deze meneer een oom heeft die de olie zelf perst, en omdat wij uit Amsterdam komen, dat heeft hij namelijk van zijn broer gehoord, kan hij dit goedje voor een vriendelijke prijs verkopen.’ De wenkbrauwen van Floortjes moeder stijgen ongeveer naar het plafond. ‘Wat is de prijs dan?’ vraagt ze gretig. ‘Vijftig dirham per halve liter.’ ‘Wat een onzin hoor, je wordt beduveld waar je bij staat, ik voel het, de energie is negatief, dus!’ mompelt Anansi. Oma giechelt. 17
‘Wat is er?’ vraagt Anansi. ‘Ik vind het grappig! En die man draagt een jurk!’ ‘Dat is geen jurk, oma,’ zegt Floortjes vader ernstig, ‘dat is een gewaad. Of eigenlijk is het een djellaba of een kaftan.’ De man begint weer te ratelen in het Frans en Floortjes vader vertaalt aarzelend: ‘Het is niet voor niks dat men in Marokko zo oud wordt.’ ‘Ik wil twintig potjes!’ zegt Floortjes moeder resoluut. ‘Nou mam, dat heb je echt niet nodig hoor, je staat nog steeds strak van de botox,’ zegt Katoo. ‘Is echt niet nodig,’ herhaalt Floortje Katoos woorden. ‘Ja, maar voordat de boel weer gaat hangen, wil ik me flink insmeren met dat wonderspul.’ Floortjes vader haalt zijn schouders op en bestelt een groot aantal potjes. ‘En wie mag er weer mee sjouwen?’ bromt hij zachtjes als hij de zware tas van de toonbank tilt. Dan ziet Floortje iets geks. De verkoper schudt de man die beweert zijn broer te zijn de hand en een aanzienlijk stapeltje dirhams verwisselt van eigenaar. Floortje zegt er niks van tegen de anderen en volgt de man weer naar buiten. Hij begint opnieuw met wilde gebaren te praten en dan moppert hun vader: ‘Ik heb eigenlijk helemaal geen zin in een gids, maar hij wil ons nog iets laten zien.’ ‘Leuk toch!’ zegt Floortjes moeder blij. 18
‘Hij is niet te vertrouwen, hoor!’ waarschuwt Anansi. Floortje denkt dat Anansi gelijk heeft, maar haar vader is te beleefd en volgt de man weer door de doolhof van straatjes terug naar het grote plein. Ze steken het over en wringen zich door de mensenmassa. Het geklap en de muziek zijn overweldigend, en Floortje struikelt bijna over een man die op een spijkerbed ligt. Niet veel later blijven ze staan bij een mooi gebouw, vlak bij het Djemaa el Fna-plein. Het blijkt een moskee te zijn; het gebouw is laag en de minaret steekt hoog de lucht in, op de toren staan vier koperen globes, met ernaast een klein vlaggetje, dat wappert in de gloeiend hete wind. De man, die inmiddels door de familie De Mol ‘gids’ wordt genoemd, vertelt het een en ander in gebrekkig Engels. Floortjes vader zucht en citeert de man: dat ze er niet in mogen omdat ze geen moslim zijn. Dan biedt de man een tripje aan naar het Atlasgebergte. ‘Ik ben het zat,’ zegt Floortjes vader. ‘Je moet aardig blijven,’ zegt Ruben als hij ziet dat zijn vader ongeduldig begint te worden. ‘Ik wil gewoon ergens wat drinken, ik heb er geen zin in dat hij ons van alles opdringt, bovendien weegt deze tas met wonderolie nog zwaarder dan al onze koffers bij elkaar.’ Floortjes vader richt zich weer tot de gids en probeert hem op z’n vriendelijkst af te poeieren. De man knikt met een glimlach en als Floortjes vader heeft uitgelegd dat ze nog bij moeten komen van de reis en als gezin iets willen drinken, zegt de man: ‘Two hundred dirham, please.’ ‘Wát?!’ De stem van Floortjes vader schiet omhoog. ‘Two hundred dirham for showing you nice places.’ 19
Floortjes vader briest nog net niet. Floortjes moeder legt haar hand op zijn schouder en vraagt: ‘Lieverd, wat is er aan de hand?’ ‘Hij vraagt tweehonderd dirham, omdat hij ons rond heeft geleid! Dit is absurd! We hebben er niet eens om gevraagd!’ ‘Hoeveel is tweehonderd dirham, schat?’ ‘Rond de twintig euro,’ stamelt Floortjes vader. ‘Hou je rustig, schatje, Vic wordt helemaal zenuwachtig van je.’ Floortjes moeder hurkt neer bij Victoria en kalmeert haar, hoewel Floortje geen verschil ziet met anders, het is sowieso een nerveus beestje. ‘Ik zei toch: oplichterij!’ mompelt Anansi. ‘I don’t pay!’ zegt Floortjes vader dan resoluut tegen de man. ‘Lieverd, hou je rustig,’ sust Floortjes moeder, ‘die man moet ook ergens van leven, geef hem gewoon het geld! Hij is vast straatarm!’ ‘Ik laat me niet beduvelen!’ De man groeit plotseling van woede, zijn huid wordt paars, zijn gezicht raakt opgeblazen, en ineens, van het ene op het andere moment, gaat hij vreselijk tekeer: hij begint te schelden en spuugspetters vliegen in het rond. En dat tijdens de ramadan, vlak bij die grote moskee! Zijn vuisten zijn zo stevig gebald dat de knokkels van zijn handen wit zijn en zijn onverstaanbare woorden schieten als kanonschoten uit zijn mond. ‘Dat levert een bijzonder plaatje op,’ zegt Ruben droog. Hij pakt zijn toestel, dat hij sinds het arganoliewinkeltje niet meer in zijn handen heeft gehad, en schiet een paar foto’s. 20
De man ziet het, Floortjes vader ziet het, de man verstart, Floortjes vader stottert: ‘W-w-wat doe je nóú?’ en dan roept de man kwaad: ‘And two hundred dirham extra for picture.’ ‘Wat zegt hij?’ vraagt Ruben beduusd. ‘Oooo,’ kreunt Floortjes vader. Hij rukt zijn portemonnee uit zijn broekzak, tovert vierhonderd dirham tevoorschijn, geeft die met tegenzin aan de man en snauwt nog iets onaardigs. De man loopt met kwade passen weg en Ruben snapt er niks van. ‘Wat is dit nou?’ vraagt hij door het gepiep en gejank van Victoria heen. Floortjes vader zegt: ‘Het is héél onbeleefd om mensen zonder toestemming te fotograferen hier in Marokko! In de islam geldt zelfs een verbod op het maken van afbeeldingen. En anders vraagt men er geld voor. Je moet echt uitkijken, Ruben! Ik weet dat je fotograaf wilt worden, maar dit is niet het goede land daarvoor.’ ‘Lekker dan!’ zegt Ruben. ‘Ik kan hier wel een paar honderd foto’s per dag schieten, ik heb nog nooit zo veel bizarre dingen gezien. En nu mag ik niet fotograferen. Wat erg! Dat is net zo gemeen als wanneer je Vic aan de riem doet en een lekker stukje vlees voor haar neerlegt, zo ver weg dat ze er nét niet bij kan.’ ‘Sorry Ruben, maar het mag gewoon niet! Kom jongens, we gaan wat drinken!’ ‘Op de ramadan,’ probeert Floortjes moeder grappig te zijn. ‘Op de ramadan inderdaad!’ zeggen Katoo en oma in koor. Niet veel later strijken ze neer op het luidruchtige plein, 21
waar het steeds drukker en gezelliger wordt en waar Floortje zulke zoete thee drinkt dat ze haar tanden voelt kraken. In de verte verdwijnt de zon achter de bergen. Er wordt hard getrommeld, gezongen en gelachen. De brommers trekken met meer vaart op en kinderen dansen op straat. Rook kringelt op van de eettentjes en hoe later het wordt, hoe meer de stad tot leven komt.
22
… E J T S WI … dat de betekenis van de naam van het plein, Djemaa el Fna, minder feestelijk is dan je zult denken? Het betekent: Plein des Doods. Vroeger vonden hier namelijk executies plaats. … dat Marrakech een van de vier koningssteden van Marokko is? De andere zijn: Fez, Meknes en Rabat. … dat Marrakech ‘Land van God’ betekent in het Berbers? … dat Marrakech aan de voet van het Atlasgebergte ligt en dat de hoogste toppen van het Atlasgebergte tot boven de 4000 meter reiken en dat er op sommige toppen eeuwige sneeuw ligt? … dat Marrakech meer dan 1.000.000 inwoners heeft en dat het ook wel ‘de rode stad’ wordt genoemd omdat de stadsmuren en veel huizen gebouwd zijn van rode leem? … dat Marrakech de grootste medina (oude stad) van Marokko heeft? … dat het vasten tijdens de ramadan aan het einde van iedere dag wordt afgesloten met dadels, melk of water? … dat gezelligheid zeker niet de hoofdzaak is van deze belangrijke maand voor de moslims? Tijdens de ramadan gaat het vooral om verbondenheid met arme mensen, discipline en zuivering van de ziel. … dat moslims tijdens de ramadan de hele Koran proberen te lezen? En dat de Koran het heilige boek voor de moslims is, vergelijkbaar met de Bijbel?
23