Marieke Wever (0220760) Essay erfgoed, toerisme en identiteit Site: Museumwerf Vreeswijk
‘We leven in toenemende mate met de vrees dat we het verleden vergeten, dat het verleden ten onder gaat in de chaos van het heden. We herdenken een verdwenen wereld, in veel gevallen zelfs nog voordat we haar goed en wel zijn kwijtgeraakt.’1
Het is een tijdperk van herinnering waarin we leven, een tijdperk van het geheugen.2 Er bestaat een haast onnatuurlijke hang naar dat wat voorbij is. De geschiedenis intrigeert ons ontzettend en met die interesse tiert het erfgoed welig. Als paddestoelen schoten de erfgoedsites de afgelopen jaren uit de grond. Onder andere omdat, schrijven Jan Kolen en Jos Bazelmans, ‘er sprake [is] van ‘verjonging’ van de historische belangstelling en van het erfgoed. Niet alleen oeroude archeologische vindplaatsen, historisch-geografische patronen en vooroorlogse architectuur staan in de belangstelling, maar ook het erfgoed uit
de
oorlogstijd,
de
architectuur
van
de
wederopbouw,
de
nog
latere
stedenbouwkundige structuren en niet te vergeten de lokale geschiedenissen en persoonlijke herinneringen’.3 Een goed voorbeeld van een dergelijke recent ontstane erfgoedsite en min of meer industrieel erfgoed, is de Museumwerf Vreeswijk, een voormalige scheepswerf in de gemeente Nieuwegein, die nu ingericht wordt als restauratieplaats voor authentieke schepen en als museum over een lokale geschiedenis.
Case: museumwerf Vreeswijk
De Museumwerf Vreeswijk is gevestigd op het 35.000 vierkante
meter
grote
terrein
van
de
voormalige
scheepswerf Buitenweg, dat aan de Vaartse Rijn in Vreeswijk ligt, onderdeel van de gemeente Nieuwegein. Vreeswijk, liggend aan de Lek en het Merwedekanaal, is van oudsher een knooppunt in de binnenscheepvaart geweest en heeft daar veel van zijn economische groei aan te danken gehad, tot het moment dat het Amsterdam-Rijnkanaal en de Prinses Beatrixsluizen gerealiseerd werden en doorvaart door het karakteristieke dorp niet meer nodig was. Toch bleef de werf, tot aan zijn functie als museumwerf, altijd actief. Op het terrein van de werf, tegen de historische kern van Vreeswijk aan, liggen een
1
scheepshelling,
een
kantoor,
twee
woonhuizen,
een
houtwerkloods,
een
Een uitspraak van T.Judt in: Stimuleringsfonds voor architectuur. Geschiedenis en ontwerp. 2004: p. 13. De laatstgenoemde term is van Andreas Huyssen in: Stimuleringsfonds voor architectuur. Geschiedenis en ontwerp. 2004: p. 48. 3 Kolen, Jan, Jos Bazelmans. ‘Een vreemd land. Over de geschiedenis en vormgeving van het landschap.’ In: Stimuleringsfonds voor architectuur. Geschiedenis en ontwerp. 2004: p. 13. 2
Essay erfgoed, toerisme en identiteit
ijzerwerkplaats, een grote binnenwerkloods en opslagruimtes. De museumwerf is nu bedoeld als enerzijds een werkende werf, waar historische schepen hun reparaties kunnen uit (laten) voeren of zelfs geheel kunnen worden gerestaureerd, met een historische haven, die een vijftiental permanente ligplaatsen voor historische schepen omvat en die de levendigheid van de omgeving moet vergroten, en anderzijds een museumwerf, waar door middel van een expositieruimte en de mogelijkheid tot het bezichtigen van de werf, de geschiedenis van de werf, Vreeswijk en de binnenvaart aan bezoekers uit de doeken wordt gedaan. De werf bestaat op haar huidige locatie vanaf 1899, omdat een eerdere locatie in de dorpskern van Vreeswijk te krap was geworden en verhuizing noodzakelijk werd. In de loop van de eeuw, heeft de werf zich door de schaalvergroting in de binnenvaart, steeds moeten aanpassen en moderniseren. Aan het begin van de eeuw bepaalden houten scheepjes als Aken, Tjalken en Bokken het aanzicht van de werf, later werden dat grotere ijzeren met klinknagels geklonken schepen, die op hun beurt weer vervangen werden door grote binnenvaartschepen, vervaardigd met de lastechniek. Met de loop der jaren werden voor deze schaalvergroting op de werf faciliteiten aangelegd in de vorm van grotere loodsen, werkplaatsen, een langere dwarshelling, modernere machines, een grotere werkhaven en een kantine voor het groeiende personeelsbestand. In 1956 vierde het familiebedrijf Buitenweg haar honderdjarig bestaan en ook daarna bleef de werf een begrip in de omgeving. Desalniettemin werd de werf in 2000 aangekocht door de gemeente Nieuwegein, in verband met een groot woningbouwproject dat direct naast de werf zou worden gerealiseerd. De toekomst van de werf werd hiermee onzeker. Op 28 maart 2002 werden alle bedrijfsgebouwen en de helling van de werf overgedragen aan de gemeente. Ook werd duidelijk, dat de werf in afgeslankte vorm zou blijven bestaan als museumwerf: de werf was opgenomen in de plannen voor het grote woningbouwproject Nieuw Vreeswijk en vormde daarin een wezenlijk onderdeel als sleutelfunctie tussen het oude en nieuwe Vreeswijk. Enerzijds zou de werf het oude Vreeswijk en het nieuwe Vreeswijk verbinden, anderzijds zou de werf de twee Vreeswijken gescheiden houden. De werf werd in mei 2002 onder gebracht in een stichting: de Stichting Museumwerf Vreeswijk. Deze stichting werd en is verantwoordelijk voor de exploitatie van een werkende museumwerf. Vijf bestuursleden hebben zitting binnen dit bestuur. Voorzitter van de stichting Museumwerf Vreeswijk is F. Gieltjes, die als projectmanager betrokken is geweest bij de ontwikkelingsplannen van Nieuw Vreeswijk, de gerealiseerde woningbouw naast de werf. C. van den Oosten is als oud-gedeputeerde van de Provincie Utrecht en thans 1e kamerlid, vice-voorzitter. H.Idema is als oud-wethouder van financiën van de gemeente Nieuwegein penningmeester, H. Peeters, die al jaren zitting heeft in allerlei commissies zoals de Begeleidingscommissie Vreeswijk, is secretaris van de stichting en E. van de Velden vormt als deskundige op het gebied van historische schepen en met name het aannamebeleid van de te restaureren schepen, het vijfde bestuurslid. De stichting beschikt over financiële middelen voor realisatie van de werf uit 2
Essay erfgoed, toerisme en identiteit
subsidie van de gemeente Nieuwegein en de provincie Utrecht. Als de werf eenmaal werkende is en open voor publiek, wil de Stichting ook particuliere sponsoren gaan aantrekken. De stichting streeft meerdere functies en doelstellingen na. Met de museumwerf wil de stichting een restauratiefunctie vervullen voor historische bedrijfsvaartuigen van 50 jaar en ouder, waarvoor zij de helling, de timmerwerkplaats en de ijzerwerkplaats beschikbaar stelt. Als museum wil zij een collectie van materiële getuigenissen van de binnenvaart verzamelen, onderhouden en presenteren op het terrein en in de gebouwen van de museumwerf. Voor de historische haven met een collectie van historische bedrijfsvaartuigen, onderdeel van de museumwerf, is de doelstelling het geven van ligplaatsfaciliteit aan eigenaren, om hun traditionele voormalige bedrijfsvaartuigen zo historisch mogelijk te restaureren en te onderhouden. Met deze functies van de werf wil de stichting ‘een bijdrage leveren aan de geschiedenis van het oude schippersdorp Vreeswijk, dat zijn ‘natte’ identiteit verder bewaart in zijn wateren, sluizen, bruggen en kades’.4 Ook kiest de museumwerf Vreeswijk ervoor, een regionaal museum te zijn, met een daarop afgestemde activiteitenkalender en collectie. Om de museumwerf te realiseren, heeft de stichting vanaf de overname in 2002 meerdere fases van verbouwing in werking gesteld. De eerste fase vond plaats in 2003, waarbij het voormalige kantoor van de werf werd gerenoveerd en klaargemaakt als kantoor voor het stichtingsbestuur en een informatiecentrum voor de bouwplannen Nieuw Vreeswijk. Fase twee omhelsde een grootschalige verbouwing
van
ijzerwerkplaats.
De
de
timmerwerkplaats
eerste
werd
en
klaargemaakt
de als
expositieruimte, de laatste kreeg vloeistofdichte vloeren en een nieuw uiterlijk. Nu wordt – in de laatste fase – de werf vooral toegankelijk gemaakt voor bezoekers en denkt het stichtingsbestuur in de vorm van commissies na over de invulling van de expositieruimte en de toewijzing van ligplaatsen aan de historische schepen. Medio augustus wil zij de expositieruimte openstellen; er wordt al gewerkt aan historische bedrijfsvaartuigen op de werf. De museumwerf is onderdeel geworden van het prestigieuze nieuwbouwplan Nieuw Vreeswijk. De 400 woningen (“leven aan het water”) die onder de vleugels van dit plan gerealiseerd worden, worden gebouwd op een flink voormalig industrieterrein tussen de historische kern van Vreeswijk en de nieuwere woonwijken daar omheen in. De bedrijven op dit industrieterrein, waaraan ook de huidige museumwerf gelegen is, zijn hier de afgelopen jaren weggekocht door de gemeente, om plaats te maken voor de woningen. De nieuwe woningen worden grotendeels opgetrokken in ‘retro’ steensoorten,
4
Stichting museumwerf Vreeswijk. ‘Historische haven Vreeswijk: aanlegplaatsen en toelating van schepen.’
2005: p. 1.
3
Essay erfgoed, toerisme en identiteit
zoals rode baksteen, om het geheel een karakteristiek uiterlijk te geven, passend in de sfeer van het oude Vreeswijk. Autovrije straten, veel water, groen en mooie ouderwetse gevels moeten dit effect versterken. Tegelijkertijd wordt ook het oude Vreeswijk definitief heringericht: de straten worden opnieuw
bestraat,
auto’s
worden
zoveel
mogelijk
gemeden uit de kern, langs het water wordt ruimte gemaakt voor wandelaars etcetera. Omdat de werf precies tussen het centrum van Vreeswijk en de nieuwe wijk in ligt, heeft de werf een sleutelfunctie: enerzijds verbindt de werf de twee delen, anderzijds vormt ze een scheidslijn. Daarnaast speelt de werf een rol in het verlenen aan identiteit aan de nieuwe woonwijk: nieuwe bewoners van de nieuwe, karakteristieke, maar ‘geschiedenisloze’ wijk kunnen zich identificeren met de eens waterrijke en karakteristieke geschiedenis van het dorp.
Vragen die naar aanleiding van deze case opreizen en die ik in het volgende graag wil proberen te beantwoorden zijn: in hoeverre is er bij deze site sprake van behoud van erfgoed? Spreken we in het geval van deze case niet van invented tradition en fabricated history? En waarom dan toch dit erfgoed bewaren in plaats van ruimte te geven aan economisch voordeligere functies als nieuwbouw? Wat zijn de beweegredenen achter behoud voor zowel gemeente als lokale bevolking? Aan de hand van publicaties van Tracey Metz, Jan Kolen en Jos Bazelmans, David Lowenthal, John Urry, de Beleidsnota Belvedere en publicaties met informatie over de museumwerf probeer ik tot een antwoord te komen.
De museumwerf als erfgoed
Uiteraard past het behoud van de werf in het Belvedere-beleid dat de overheid sinds enkele jaren voert. De doelen van de beleidsnota Belvedere, waarin de relatie tussen cultuurhistorie
en
ruimtelijke
inrichting
wordt
uitgediept,
zijn
het
erkennen
en
herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit, het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit, het scheppen van voorwaarden ten behoeve van initiatieven gericht op versterking van cultuurhistorie, het verspreiden en toegankelijk maken van kennis over cultuurhistorie en het bevorderen van de samenwerking tussen burgers, organisaties en overheden op dit vlak.5 Allen doelen die in de Museumwerf Vreeswijk gerealiseerd zijn. Het behoud van de werf ligt in de lijn van het Belvedere-beleid.
5
Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Verkeer en Waterstaat. Belvedere. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Den Haag, 1999.
4
Essay erfgoed, toerisme en identiteit
Echter om de museumwerf te realiseren, werden alle op het terrein aanwezige gebouwen grondig aangepakt, verbouwd en aangepast aan de eisen van de tijd. Nieuwe schuifdeuren; een lik verf; andere vloeren; een ingekorte helling, een loods ingericht als museumruimte. De toevoeging van horeca is gepland in de woonhuizen op het terrein. Er is met de museumwerf daarom iets bijzonders aan de hand: er is namelijk geen sprake van monumentenzorg of het behoud van gebouwen. De werf blijft behouden, maar niet in de vorm zoals hij enkele jaren geleden in bedrijf was. De loodsen die opgeknapt zijn, zodat ze passen binnen het concept van een authentieke werf, bestonden niet in die tijd dat de werf houten schepen op de helling had staan, maar waren juist een gevolg van de schaalvergroting daarna. Ook de toegevoegde historische haven heeft als zodanig nooit bestaan en is dus uitgevonden geschiedenis. De authenticiteit van het terrein, van de museumwerf, suggereert traditie, maar er is hier iets nieuws ontstaan: een comfortabelere en luxere vorm van de werf, zoals hij in werkelijkheid nooit heeft bestaan. Er is hier sprake van invented tradition en fabricated history. Tóch spreken we hier over erfgoed en verleent het museum identiteit aan het gebied, hoewel niet een originele. Waarom hebben gemeente en lokale bevolking dan toch gekozen voor het behoud van de werf?
In Pret! Leisure en landschap legt Tracey Metz precies de vinger op de zere plek. Zij schrijft onder andere: ‘De tragiek van de hang naar authenticiteit is dat die vooral zijn eigen artificialiteit genereert, door sociologen aangeduid met de intrigerende oxymoron staged authenticity [Bijvoorbeeld door Barbara Kirschenblatt-Gimblett]. Vooral voor het cultureel erfgoed dat zijn voortbestaan probeert veilig te stellen door een aantrekkelijke leisure destination te worden, dreigt deze Catch-22. Elke keer opnieuw zullen de hoeders van dat erfgoed de grens moeten aftasten tussen het authentieke en het artificiële, tussen het zwijgende verleden en het babbelzieke heden, en het moment vóór zijn waarop de attractie het verhaal erachter verdrijft’.6 Ook schrijft zij: ‘In antwoord op de honger naar belevenissen ontstaan er overal gethematiseerde omgevingen, waarvan het voornaamste doel is ons te lokken en te behagen. (…) Het gevolg is dat we ons steeds vaker bewegen in omgevingen die met een gericht doel zijn vormgegeven, zeg maar gerust gestyled’.7 Metz vraagt zich vertwijfelt af, hoe je er voor zorgt dat het verleden méér is dan een leverancier van pittoreske beelden.8 Ze geeft aan dat de werf een vorm van toerisme en een vorm van woongenot is (hoewel geluidsoverlast niet door iedereen zal worden gewaardeerd) en dat daarbij haast niet te ontkomen is aan aanpassing en een vorm van artificialiteit, aangezien het behoud van de werf gelegen is in het feit een
6 7 8
Metz, Tracey. Pret! Leisure en landschap. Rotterdam, 2002: p. 282. Metz. Pret!: p. 279. Metz. Pret!: P. 282.
5
Essay erfgoed, toerisme en identiteit
recreatieplaats te zijn, in plaats van een plek waar werk wordt verricht. Het heden speelt daarbij een grote rol in de weergave van het verleden, want de eisen aan weergave, zijn in het heden anders dan in vroegere tijden: attractie en authentieke beleving zijn zwaarder gaan wegen dan het originele verhaal. Ook heeft de werf te maken met ARBO wetten en zijn er eisen aan publiekstoegankelijkheid. Ook Jan Kolen en Jos Bazelmans onderschrijven dit in Geschiedenis en ontwerp. Zij schrijven: ‘Ten behoeve van het ontwerp moet het verleden altijd tot op zekere hoogte worden aangepast aan de regels, wensen en noden van onze tijd, aan de hedendaagse (ruimtelijke) cultuur en aan het innovatievermogen van de ontwerper. Aan de ene kant is dat een voorwaarde voor het voortbestaan van historische verschijnselen. Aan de andere kant kan het bewust ontwerpen met geschiedenis er toe leiden dat het verleden zo zeer wordt gevoegd naar het heden, dat het wordt ‘genormaliseerd’ en ophoudt anders te zijn’.9 Dit zou rechtstreeks naar Nieuw Vreeswijk kunnen verwijzen en de plaats die de Museumwerf Vreeswijk daarin inneemt. Een populaire manier om een gemeente aantrekkelijk te maken is het creëren van een ‘authentieke’ woonwijk. Maar de gemeente Nieuwegein waar Vreeswijk deel van uitmaakt, is momenteel niet de enige gemeente die op dat plan gekomen is. Denk bijvoorbeeld aan de nieuw gebouwde historische wijk Brandevoort bij Helmond. Normalisatie dreigt voor de authentieke omgeving.
David Lowenthal beargumenteert in Fabricating heritage dat erfgoed niet bestaat zonder geschiedvervalsing. In zekere mate zit hij dus op dezelfde lijn als Kolen en Bazelmans: ‘Het verleden is niet meer wat het is geweest. Het is van gedaante veranderd, waarbij geschiedenis,
herinneringen,
erfgoed
en
actuele
belevenissen
onnavolgbaar
zijn
vermengd’ en Metz. Lowenthal voegt daar echter iets aan toe: hij is van mening dat deze geschiedvervalsing een deugd is voor het erfgoed, want dat is wat het voor mensen aantrekkelijk maakt. ‘Celebrating some bits and forgetting others, heritage reshapes a past made easy to embrace. And just as heritage practioners take pride in creating artifice, the public enjoys consuming it. (...) We demand of heritage an imagined, not an actual, past’.10 Dat is volgens Lowenthal omdat ‘Heritage (...) must above all be our very own. Only a heritage that is clearly ours is worth having’.11 Fabricated heritage en als onderdeel daarvan de invented tradition, zoals de historische haven en de ‘opgepoetste’ werf, zijn nodig om een deel van Vreeswijk’s geschiedenis levendig en herinnerbaar te houden. Ook Marion Blockly schrijft in een artikel over de conservering van industrieel erfgoed iets soortgelijks: ‘Sites need to be chosen for their continued relevance to the
9
Kolen, Bazelmans. ‘Een vreemd land’ : p. 21. Lowenthal, David. ‘Fabricating Heritage’. History & Memory. Vol.10, nr.1 http://iupjournals.org/history/ham10-1.html (17-1-02) 11 Lowenthal. ‘Fabricating Heritage’. 10
6
Essay erfgoed, toerisme en identiteit 12
local community’.
Om de lokale geschiedenis van de werf relevant en identificeerbaar
voor de omgeving te houden, moet deze geschiedenis aangepast worden aan de eisen van de tijd. Beleving en ‘attractie’ zijn niet alleen producten van onze tijd, ze zijn ook broodnodig om onze geschiedenis tot ons te nemen. De beleidsnota Belvedere onderschrijft dit: ‘Het verleden geeft een toegevoegde belevingswaarde aan historische steden, dorpen, landschappen en nieuwbouwwijken waarin cultuurhistorische waarden hun plek krijgen (…) Cultuurhistorische kwaliteiten verschaffen bewoners van een dorp, stad, streek op land een gevoel van eigenheid. De Raad voor het Landelijke Gebied zegt hierover dat de persoonlijke betekenis die mensen aan hun omgeving toekennen essentieel is voor de identiteit van die omgeving’.13
Marion Blockly beschrijft ook dat het grootste probleem bij het bewaren van industrieel erfgoed, het de functionaliteit van dit erfgoed betreft: de meest zeldzame machines mogen in verband met eventuele slijtage niet meer gebruikt worden, andere machinerie heeft zonder gebruiksfunctie nauwelijks (informatieve) waarde.14 De keuze voor een werkende werf is dus een goede en onderscheidende keuze geweest voor de Museumwerf. Omdat het op de Museumwerf voornamelijk om machinerie gaat die zonder gebruiksfunctie nauwelijks waarde heeft, is het gaande houden van een bedrijf de beste oplossing. Op deze manier blijven de machines in gebruik en komen de educatieve functie en de context van de werf sterk naar voren: beiden onderdeel van het bestaansrecht van de werf.
Jan Kolen en Jos Bazelmans wijzen op de economische voordelen die erfgoedsite’s met zich meebrengen: ‘Historische of schijnbaar historische landschappen zijn in het kijkdooslandschap relevant. Ze zijn de bijzondere interieurstukken die belevenissen kunnen uitlokken en economische ontwikkelingen kunnen aantrekken, zeker als ze een beetje worden geholpen door evocatie en reconstructie’.15 Ook de beleidsnota Belvedere brengt het economische belang van cultureel erfgoed naar voren: ‘Cultureel erfgoed is een belangrijke economische factor. Cultuurhistorische kwaliteit leidt al snel tot een hogere marktwaarde. Ook biedt cultuurhistorie grote mogelijkheden voor recreatie en toerisme, en dat niet alleen voor toeristen uit het buitenland’.16 Iets wat de gemeente Nieuwegein bij het behoud van de werf in het achterhoofd heeft gehouden, zeker als men kijkt naar de geplande horeca op het terrein. Men hoopt met deze ‘unieke locatie’ de toeristische blik te vangen, ook omdat een museum niet alleen allure geeft aan de nabije
12
Blockly, Marion. ‘Preservation, restoration and presentation of the industrial heritage. A case study of the Ironbridge Gorge.’ Chitty, Gill, David Baker, red. Managing historic sites and buildings. Reconciling presentation and preservation. Londen, 1999: p. 152. 13 Beleidsnota Belvedere: p. 10-12. 14 Blockly. ‘Preservation, restoration and presentation’: p. 144. 15 Kolen, Bazelmans. ‘Een vreemd land’: p. 15. 16 Beleidsnota Belvedere: p. 12.
7
Essay erfgoed, toerisme en identiteit 17
omgeving, maar ook aan de gemeente als geheel.
De woningen van Nieuw Vreeswijk
hebben een meerwaarde omdat ze grenzen aan de werf: ‘De Werfhof ligt in het zuidelijkste deel van Nieuw Vreeswijk, tegenover de Museumwerf en grenzend aan de Wierselaan. Dit deel van Nieuw Vreeswijk ademt de sfeer uit van de historische scheepsindustrie. historische haven’.
(…)
Deze
huurappartementen
hebben
allemaal
uitzicht
op
de
18
De term ‘kijkdooslandschap’ ontlenen Kolen en Bazelmans aan Theo Beckers, die het landschap als kijkdoos in het verlengde plaatst van John Urry’s tourist gaze.19 John Urry laat zien, dat de toerist met zijn zoekende blik, sites kan creëren door er waarde aan toe te kennen. De Museumwerf Vreeswijk is als tourist site een voorbeeld van de erfgoedcultus zoals Urry die in Engeland beschrijft: ‘This fascination with other people’s work is bound up with the breaking down of boundaries, particularly between the front and the backstage of people’s lives. Such a development is also part of a postmodern museum culture in which almost anything can become an object of curiosity for visitors’.20 Erfgoed speelt een grote rol in het Engelse toerisme, en dat zal in Nederland tegenwoordig niet anders zijn. De gemeente Nieuwegein hoopt gazende bezoekers aan te trekken met de Museumwerf, zodat de omgeving een bepaalde waardering toekomt en deze bezoekers vervolgens ook een kijkje nemen in de luxe winkeltjes in Vreeswijk, een drankje nuttigen in één van de kroegen of op een terras op de werf en hun avondmaaltijd gebruiken in een van de restaurants. Daar hebben zowel de lokale horeca en winkeliers baat bij, als de gemeente zelf. De gemeente brengt in haar plan van aanpak ook naar voren dat zij met een museumwerf op deze locatie Vreeswijk een bescheiden allure wil geven, dat zij haar verbondenheid met de binnenvaart op deze wijze tot uitdrukking brengt en dat de Museumwerf voor de gemeente een bescheiden naamsbekendheid en een gunstig imago genereert.21
Conclusie: Museumwerf Vreeswijk als actor
Ik heb me afgevraagd of er bij de Museumwerf Vreeswijk sprake was van invented tradition en fabricated history. Dit bleek het geval. Tracey Metz, Jan Kolen en Jos Bazelmans geven echter gedrieën aan, dat de hedendaagse tijd aanpassing van het verleden vraagt en dus aanpassing van het erfgoed. Artificialiteit is onvermijdelijk, ook voor een museumwerf. Deze zogenaamde valse authenticiteit, valt de beheerders van de werf, hoewel men zich er wel voor moet hoeden, niet te verwijten. De tijdgeest is deels de boosdoener.
17
Gemeente Nieuwegein. Plan van aanpak binnenvaartmuseum Nieuwegein. Een museum in Vreeswijk. Oktober 2000: p. 10. 18 http://www.nieuw-vreeswijk.nl/ 19 Beckers, Theo. ‘Het landschap als kijkdoos’ Landschap in meervoud.Perspectieven op het Nederlandse landschap in de 20ste/21ste eeuw. Utrecht, 1999 in: Kolen, Bazelmans. ‘Een vreemd land’: p. 15. 20 Urry, John. The tourist gaze. Londen, 2002: p. 97. 21 Gemeente Nieuwegein. Plan van aanpak: p. 10.
8
Essay erfgoed, toerisme en identiteit
David Lowenthal geeft daarbij aan dat deze ‘geschiedvervalsing’ is wat dit soort erfgoed behapbaar maakt; identificeerbaar maakt. Het aanpassen van de werf aan de eisen van de tijd, houdt Vreeswijk’s geschiedenis levendig voor zijn (toekomstige) lokale bevolking. Het geeft dit erfgoed een nieuwe functie, zodat het de moeite waard blijft, bewaard te worden. Marion Blockly wijst op de problemen van conservering van industrieel erfgoed en geeft aan dat een werkende werf een goede oplossing is om de educatieve functie van de werf te illustreren en de context van het erfgoed levendig te houden.
Vervolgens heb ik proberen uit te vinden wat dan voor de gemeente en lokale bevolking zo zwaar woog om dit erfgoed op deze manier te bewaren, in plaats van ruimte te geven aan economisch gunstigere nieuwbouw van woningen. Ten eerste vormt het behoud onderdeel van het Belvedere beleid van de overheid en worden door de Museumwerf Vreeswijk meerdere doelen van dit beleid verwezenlijkt. Uit de teksten van Jan Kolen en Jos Bazelmans en het boek van John Urry bleek dat de aanwezigheid van de werf de nieuwe woonwijk cachet en identiteit verleent: een identiteit die de zogenaamd authentieke wijk niet heeft en zich nu kan toe-eigenen. Daarnaast voorziet de gemeente Nieuwegein dat de werf als locatie in het landschap toeristen zou kunnen trekken en zo opnieuw een economisch gunstige functie voor zijn omgeving heeft. Tot slot ziet de gemeente naast economische effecten ook immateriële effecten: als attractie en museum verleent de Museumwerf Vreeswijk allure aan Vreeswijk en de gehele gemeente Nieuwegein. De Museumwerf Vreeswijk verleent aan Nieuwegein een positief imago. De Museumwerf Vreeswijk verleent aan zijn omgeving een positieve identiteit; een identiteit die op zodanige manier is geconstrueerd, dat het erfgoed dat er deel van uitmaakt voorlopig zeker op bestaanrecht kan rekenen. De positieve impuls die de werf aan de omgeving geeft, maakt dat de lokale bevolking haar eigen geschiedenis graag omarmen wil en levendig wil houden. Zo ontstaat er een vicieuze wisselwerking tussen werf en omgeving, die zorg kan dragen voor het behoud van het erfgoed van de omgeving Vreeswijk.
Marieke Wever, 6 juni 2005.
9
Essay erfgoed, toerisme en identiteit
Literatuur
Blockly, Marion. ‘Preservation, restoration and presentation of the industrial heritage. A case study of the Ironbridge Gorge.’ Chitty, Gill, David Baker, red. Managing historic sites and buildings. Reconciling presentation and preservation. Londen, 1999. Copier van den End, Rina. Scheepswerf Buitenweg. Nieuwegein, 2002. Gemeente Nieuwegein. Nieuwsbrief Vreeswijks Peil. Augustus 2002. Gemeente Nieuwegein. Nieuwsbrief Vreeswijks Peil. Juli 2003. Gemeente Nieuwegein. Nieuwsbrief Vreeswijks Peil. December 2003. Gemeente Nieuwegein. Nieuwsbrief Vreeswijks Peil. Mei 2004. Gemeente Nieuwegein. Nieuwsbrief Vreeswijks Peil. Februari 2005. Gemeente Nieuwegein. Plan van aanpak binnenvaartmuseum Nieuwegein. Een museum in Vreeswijk. Oktober 2000. Kirschenblatt-Gimblett, Barabara. Destination Culture. Tourism, museums, and heritage. London, 1998. Kolen, Jan, Jos Bazelmans. ‘Een vreemd land. Over de geschiedenis en vormgeving van het landschap.’ In: Stimuleringsfonds voor architectuur. Geschiedenis en ontwerp. 2004: p. 9-26. Lowenthal,
David.
‘Fabricating
Heritage’.
History
&
Memory.
Vol.10,
nr.1
http://iupjournals.org/history/ham10-1.html (17-1-02) Metz, Tracey. Pret! Leisure en landschap. Rotterdam, 2002. Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap; Landbouw, Natuurbeheer en Visserij; Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer; Verkeer en Waterstaat. Belvedere. Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting. Den Haag, 1999. Stichting museumwerf Vreeswijk. ‘Historische haven Vreeswijk: aanlegplaatsen en toelating van schepen.’ 2005. Tilman, Harm. ‘Ontwerp veronderstelt cultuurgeschiedenis. Conditie voor experimenten.’ In: Stimuleringsfonds voor architectuur. Geschiedenis en ontwerp. 2004: p. 47-56. Urry, John. The tourist gaze. Londen, 2002.
http://www.museumwerf.nl/ http://www.nieuw-vreeswijk.nl/ Tevens dank aan Volkert Munzebrock en Patrick Gering van de gemeente Nieuwegein, Oudheidskamer Vreeswijk en het stichtingsbestuur en personeel van de Museumwerf Vreeswijk voor het verstrekken van informatie.
10