Wie ben ik? Identiteit als verhaal en als ervaring Frank Verborg Essay
Alles mag toevallig zijn. Wie ben ik?1 Identiteit als verhaal en als ervaring Iedereen komt vroeg of laat voor vragen te staan als: ‘Wie ben ik?‘ en ‘Wat is echt belangrijk voor mij?’ Dat gebeurt vaak als je voor grote beslissingen staat. Maar het gebeurt bijvoorbeeld ook als je een kroonjaar bereikt. In Herinneringen aan mijn droeve hoeren van Gabriel García Márquez zegt de negentigjarige hoofdpersoon over zijn leven: ‘Het decennium van mijn vijftigste was beslissend, omdat ik me er toen bewust van werd dat bijna iedereen jonger was dan ik. Dat van mijn zestigste was het intensiefste, omdat ik vermoedde dat ik geen tijd meer had om vergissingen te maken.’2 Wanneer het besef groeit dat de tijd dringt, wordt de vraag naar de identiteit steeds urgenter. Hetzelfde geldt als er iets ingrijpends in je leven gebeurt. ‘Hij was toen zestien, ik negentien, en ik vond het onbegrijpelijk, en was er ook boos over’, zegt acteur Theo Maassen over zijn broertje die overleed aan leukemie. ‘Maar’, vervolgt hij, ‘ik ben er niet verbitterd door geraakt. Wat ik er vooral aan overhield is het besef dat ik mijn tijd niet wil verdoen met dingen die ik niet belangrijk vind.’ 3 In dit essay beschrijf ik twee verschillende manieren om na te denken over de existentiële vraag ‘Wie ben ik?’. Bij de eerste manier wordt identiteit opgevat als het verhaal dat je vertelt over je eigen leven. Een beproefde methode, maar ik zal vooral wijzen op een aantal valkuilen. Bij de tweede manier wordt identiteit opgevat als ervaring. De focus komt dan te liggen op al die personen en zaken die voortdurend in je aandacht zijn en die zo het hart vormen van je identiteit. Identiteit als verhaal Het levensverhaal is populair en we bekommeren ons doorgaans intens om ons eigen verhaal. Ook in de loopbaancoaching wordt er driftig gebruik van gemaakt. Het levensverhaal creëert een comfortabel gevoel van houvast doordat het structuur aanbrengt in je leven. Uit de onnoemelijke hoeveelheid gebeurtenissen selecteren we hoogte- en dieptepunten en plaatsen die in de narratieve structuur: ‘en toen, en toen, en toen‘. Door het verhaal zó te construeren, krijgt ons leven, waarin zoveel meer is gebeurd, een 1
Dit essay is een bewerking van een lezing voor Van Ede en Partners in Amsterdam, bureau voor outplacement, loopbaanbegeleiding en coaching. 2
Marquéz, Gabriel García (2004). Herinnering aan mijn droeve hoeren. Amsterdam: Meulenhof, 118 3
Maas, Cornald (2006). Op de helft; bespiegelingen van (bijna) veertigers. Amsterdam: Prometheus,18. 2
hanteerbare vorm. We zeggen tegen onszelf en anderen: ‘zo is mijn leven verlopen, dit kenmerkt mij, dit ben ik’. We doen ons best om een samenhangend en logisch verhaal over onszelf te presenteren, aan anderen en aan onszelf. In essentie is dat de functie van ieder verhaal: gebeurtenissen presenteren in een zinvolle en begrijpelijke samenhang, waarin toevalligheden, lotgevallen en ongerijmdheden betekenis krijgen. Maar bij deze poging van het verhalende ik (remembering self) om grip te krijgen op zijn leven ontstaat dikwijls een vertekend zelfbeeld. Daniel Kahneman, Nobelprijswinnaar en vader van de behavioral economics, heeft hier uitgebreid onderzoek naar gedaan. Voor het verhalende ik liggen er drie valkuilen op de loer.4 Selectieve reductie De eerste valkuil is selectieve reductie. In de ‘story-telling modus’ aldus Kahneman, reduceert je verhalende ik de rijkdom van je leven tot de hoogte- en dieptepunten. Alle momenten en aspecten die niet in het verhaal passen, vallen buiten boord. Dat komt doordat verhalen bepaalde vaste patronen volgen.5 Soms maakt de verteller daarbij gebruik van bekende schemata. Als twintiger is hij himmelhoch jauchzend und zum Tode betrübt, als veertiger ontkomt hij niet aan zijn midlife crisis, en als zestiger wordt hij lichamelijk minder vitaal, maar is geestelijk toch nog wijs en monter 6. Maar deze schemata zijn clichés. Ze offeren het specifieke op aan het algemene. Geen geheugen voor alledaags geluk De tweede valkuil is dat het verhalende ik de vele dagen vergeet waarop ons leven voortkabbelt en we middelmatig gelukkig zijn. Als ons gevraagd wordt over ons leven te vertellen, wordt onze aandacht automatisch getrokken naar de momenten van uitzonderlijk geluk of ongeluk. De veel langere perioden daartussen vergeten we gemakkelijk.’The mind is good with stories, but it does not appear to be well designed for the processing of time‘, zegt Kahneman7. Onze geest is niet goed in het onthouden van het alledaagse geluk tussen de pieken en dalen.
4
Kahneman, Daniel (2011). Thinking, fast and slow. New York: Farrar, Strauss and Giroux, part V ‘Two selves‘, 377-408. 5
Leader, Darian (2011). Het nieuwe zwart; rouw melancholie en depressie. Amsterdam: De Bezige Bij, 42. ‘Elke poging om de Holocaust in een narratief kader te plaatsen loopt het gevaar een verhaal over heldenmoed en onverschrokkenheid of over dood en mislukking te worden. Dat komt doordat mensenverhalen bepaalde vaste patronen volgen.’ 6
Lievegoed, Bernard (1976). De levensloop van de mens; ontwikkeling en ontwikkelingsmogelijkheden in verschillende levensfasen. Rotterdam: Lemniscaat. 7
Kahneman (2011), 407. 3
Nadruk op slotakkoord De derde valkuil is dat het vertellende ik geneigd is om een levensperiode te beoordelen op grond van het slotakkoord. We zien dit bijvoorbeeld wanneer een relatie of een leven eindigt in mislukking. De laatste nare herinnering krijgt dan de de overhand. Maar zegt Kahneman ‘a divorce is like a symphony with a screeching sound at the end - the fact that it ended badly does not mean it was all bad.’8 Dat is een troostvolle gedachte. Als een reis slecht afloopt, betekent dat nog niet dat de hele onderneming waardeloos is geworden. Verhaal verdringt het vertellen Naast de drie valkuilen van Kahneman is er een vierde valkuil, die ik ontleen aan de filosoof Emanuel Levinas. Levinas maakt een scherp onderscheid tussen de inhoud van een verhaal en het vertellen ervan. Bij het vertellen van levensverhalen heeft iedereen de neiging het eenmaal geproduceerde verhaal steeds opnieuw op dezelfde manier te herhalen. Het levensverhaal krijgt daardoor de fixerende werking die foto’s ook hebben. Je ziet de keuken van je ouderlijk huis op de foto en dat is dan wat je je herinnert. Foto en verhaal codificeren op die manier je verleden, dat verstart tot één beeld. Actief herinneren verwordt zo tot versleten herinnering. Het vertelde (le dit) verdringt het vertellen (le dire) 9. In plaats van een bron die blijft stromen en waaruit telkens nieuwe en verrassende elementen opdoemen, verwordt de bron tot stilstaand water. Dit alles betekent alert blijven wanneer je verhalende ik een levensverhaal construeert. Een andere mogelijkheid om aan de valkuilen te ontsnappen is je aandacht niet te richten op het verleden (remembering self), maar op jezelf hier en nu. Op je ervarende ik (experiencing self). Identiteit als ervaring Het ervarende ik richt de aandacht op wat het in de actualiteit hier en nu ervaart en aan den lijve ondervindt. Welke zaken houden je bezig op dit moment? Waar kijk je nu naar? Waar denk je aan? Waar durf je niet aan te denken? Op deze manier richt je je aandacht op wat er hier en nu in je omgaat. Je bent niet gericht op de terugblik (‘en toen, en toen, en toen’), maar op het hier en nu zoals dat ‘nu, en nu, en nu’ door jou wordt ervaren. Door de focus te richten op je actuele ervaringen krijg je een ander soort besef van je identiteit.
8
Kahneman (2011), 385.!
9
Levinas, Emmauel (1984). Totalité et Infini; essai sur l’extériorité. The Hague, Boston, Lancaster: Martinus Nijhoff Publishers. Le dit (de inhoud) veronderstelt een Le dire (het spreken): iemand die iets zegt tegen iemand anders. 4
Objectwereld Het wordingsproces van een identiteit omschrijft de Amerikaanse psychoanalyticus Christopher Bollas in zijn boek Being a Character als ‘objectselectie is zelfexpressie’. 10 De term ‘zelf’ duidt daarbij op een menselijk wezen dat kan zeggen: ‘Dit ben ik (zelf)‘. Zelfexpressie slaat dus op een individu dat zichzelf uitdrukt. De wijze waarop iemand zich uitdrukt (spreekt, loopt, denkt, aarzelt, zingt, vecht, vlucht, vrijt, werkt of woont) kent een eigen handschrift met een geheel eigen karakteristiek. Iedere persoon, zegt Bollas met behulp van een metafoor uit de taalkunde die hij graag gebruikt, heeft een eigen idioom. Ieder individu vormt zijn of haar eigen identiteit door uit de wereld van mogelijke objecten een selectie te maken. Gedurende het leven legt ieder individu als het ware een eigen verzameling aan van betekenisvolle objecten. De term object krijgt hier een veel bredere betekenis dan in het dagelijks spraakgebruik, waar met object meestal een fysiek ding wordt aangeduid. Bij Bollas staat object voor alles wat onderwerp van je aandacht kan zijn. Dat kunnen dingen zijn, maar ook personen, gedachten, dromen, fantasieën, gebeurtenissen, etc. Kortom, alles wat voor iemand op een of andere manier van betekenis is en in zijn of haar geest aanwezig is. Object is alles wat ik zelf niet ben. Objecten zijn kort gezegd het andere en de anderen11. Ieder individu manifesteert zichzelf door wat hij ziet, ruikt, eet, hoort, voelt, ter hand neemt, overpeinst, bedenkt, bewaart, bewerkt, leest, verwerpt, vreest, haat of bewondert. Je identiteit krijgt gestalte in al die specifieke momenten van wisselwerking met je objectwereld. Waarbij het object zowel uit de buitenwereld kan komen (een persoon, iets, een gebeurtenis), maar ook uit je eigen mentale binnenwereld (een herinnering aan een persoon, iets, of gebeurtenis). Deze drie genoemde categorieën bestaan op hun beurt uit tal van concrete zaken, teveel om op te noemen: ouders, vrienden, vijanden, idolen, ideeën, opvattingen, beroepen, liefhebberijen, voorwerpen, landschappen, steden, beelden, films, foto’s, liedjes, gebaren, rituelen, etc. Deze opsomming, die zeker niet volledig is, laat al doorschemeren dat ieders objectwereld een buitengewoon complexe, veelomvattende en veelzijdige verzameling is. Juist die veelzijdigheid maakt een onderzoek naar je eigen objectwereld zo fascinerend. Waarbij uiteraard sommige objecten uit je verzameling (bijvoorbeeld je ouders, vrienden, je beroep, je moedertaal en je idealen) naar hun aard betekenisvoller zijn voor je identiteit dan andere. Tijdens je leven ontstaat je specifieke identiteit doordat je als verzamelaar
10
Bollas, Christopher (1997). Being a character; psychoanalysis and self experience. London: Routledge. 11
Het moment rond 1500 waarop de menselijke geest (mind) strikt wordt beleefd als een ‘innerlijke ruimte’ (binnenwereld) waarin dingen aanwezig zijn en betekenis krijgen ‘voor mij’ (subjectief), is het geboorteuur van het moderne persoonsbegrip. De werkelijkheid wordt voortaan beleefd in termen van subject/object , dat daarmee een van de belangrijkste filosofische kwesties wordt. Zie Taylor, Charles (2009). Een seculiere tijd. Lemniscaat. 5
een persoonlijk stempel drukt op je verzameling. Maar het omgekeerde gebeurt ook: de verzameling drukt een stempel op jou Je wordt bepaald door datgene waaraan je aandacht geeft. Je wordt wat je verzamelt Dagelijkse dynamiek Iedere minuut van de dag geven we aandacht aan zaken die in één of andere vorm energie oproepen en een specifieke ervaring teweeg brengen. We zoeken het gezelschap van bepaalde vrienden, struinen het internet af op zoek naar nieuws dat ons interesseert en schandalen waarover we ons kunnen opwinden, blijven maar denken aan de rotstreek die iemand ons geflikt heeft, kijken met erotisch plezier naar de blote lijven op het zonnige strand, neuriën een lievelingsliedje, maken ons zorgen over de toekomst, etcetera Onze aandacht wordt vaak getrokken naar objecten zonder dat we precies weten waarom. Het is als in een droom. Overduidelijk is dat jij het bent die droomt, maar waarover je droomt, onttrekt zich aan je bewustzijn en je doelgerichte controle. Zo verloopt ook onze dagelijkse dialoog met onze objectwereld. Als in een dagdroom gaan we gedachteloos op in tal van objecten uit onze binnen- en buitenwereld. Die dagdroom ziet er voor iedereen anders uit. De aard van die dagdroom bepaalt juist je identiteit. Objecten kunnen aantrekkelijk zijn, ze roepen weerzin op, of ze laten ons onverschillig. Bijgevolg beweegt onze aandacht zich naar iets of iemand toe, keren we ons er van af, of gaan er achteloos aan voorbij12 . In deze dynamiek van aantrekken, afstoten en laten toont zich onze identiteit. De Hindoetraditie kent een mooie uitdrukking voor deze vorm van interactie: alles is voeding (sarvan anam).13 We eten iets op, we spugen het uit of we laten het links liggen. Identiteit is zo beschouwd het permanente stofwisselingsproces van iets in je opnemen, herkauwen, verwerken, verteren, en uitpoepen. Gestimuleerd door deze metabolische metafoor kunnen we de algemene vraag ‘Wie ben ik?’ vertalen in: ‘Waarmee voed ik mij op dit moment?‘ ‘Wat is gezond voor mij, en wat misschien niet meer?’
12
‘The experience of vitality is inherent in the act of movement. Movement, and its proprioception, is the primary manifestation of being animate and provides the primary sense of aliveness. We move all the time, both physically and mentally.’ Stern, Daniel (2010). Forms of vitality; exploring dynamic experience in psychology, the arts, psychotherapy, and development. Oxford: University Press, 9. 13
Assagioli, Roberto (1999). The act of will; a guide to self-actualization and self realization. David Platts Publishing Company, 50. 6
Kansen en mogelijkheden Wanneer je nadenkt over je levensloop of loopbaan wordt een belangrijke categorie objecten gevormd door zaken waaraan we in onze fantasie vaak veel aandacht besteden: onze niet gerealiseerde mogelijkheden. Wie kent niet de gedachte: ‘Had ik maar …’ Deze gedachte (innerlijk object) gaat over het leven dat we ons wensen, maar dat we niet leven. De Engelse psychoanalyticus Adam Phillips noemt dit ‘het ongeleefde leven’. Dit is het gewenste leven ‘van de risico’s die we hebben gemeden, de kansen die we voorbij hebben laten gaan of die zich nooit hebben aangediend.’ Denken aan het leven dat we wensen maar niet hebben (nog niet, of niet meer) is zeer kenmerkend. Onze ongeleefde levens behoren tot onze intiemste identiteit. We zijn wat we doen, maar we zijn ook wat we verlangen, maar wat we niet doen. Deze (nog) niet gerealiseerde mogelijkheden zijn soms een bron van afgunst jegens anderen en - bij het ouder worden - dikwijls een bron van verdriet over kansen en mogelijkheden die verloren gingen.14 De filosoof Martin Heidegger definieerde in zijn beroemde boek Sein und Zeit uit 1927 mens zijn als ‘mogelijk zijn’15. Hij is misschien daarom wel uitgegroeid tot één van de invloedrijkste filosofen van de twintigste eeuw omdat hij woorden gaf aan het levensbesef dat vanaf de renaissance langzaam om zich heen grijpt. Levenslot en maatschappelijke positie liggen niet meer bij voorbaat vast, de plek waar je wieg stond is niet meer allesbepalend. Zelfontplooiing wordt een centrale notie van het moderne mensbeeld. Een menswaardig leven ontstaat conform dit gangbare mensbeeld wanneer mensen hun eigen (individuele) leven zelf ter hand nemen, kansen grijpen en mogelijkheden realiseren. Dit ‘ik moet mijzelf waar maken‘ kenmerkt het moderne individu bij uitstek. De prangende vraag, die mensen vanuit dit mensbeeld zowel plaagt als vooruit drijft, luidt dan ook: ‘is mijn leven geslaagd? Deze vraag zou in de premoderne tijd onbegrijpelijk zijn geweest. In zijn opvattingen over het menselijk bestaan gaf Heidegger blijk van de ambivalente mix waaruit ons leven bestaat. De filosoof Jean-Paul Sartre, die in de jaren zestig van de vorige eeuw uitgroeide tot idool van het Franse existentialisme, belicht de menselijke existentie vooral als een actieve daad van wilskracht. In die zin zou hij goed passen in de Amerikaanse traditie van ‘krantenjongen tot miljardair‘. Heidegger benadrukt daarentegen, net als Phillips en Bollas, de passiviteit die ons mens-zijn kenmerkt. We zijn, zegt Heidegger, in het bestaan geworpen, onszelf ontwerpend16. Waarmee gezegd wil zijn dat we een mengeling zijn van actief en passief. We zijn speler en speelbal
14
Phillips, Adam (2012). Het ongeleefde leven; over de zin van alles wat niet kan. Amsterdam: Ambo,11-20. 15
Heidegger, Martin (1979). Sein und Zeit. Tübingen: Max Niemeyer Verlag.
16
‘Der Entwurf des eigensten Seinkönnens ist dem Faktum der Geworfenheit in das Da überantwortet.’ Heidegger (1979), paragraaf 31, 148. 7
tegelijk. Onze identiteit is weliswaar een project waarbij we onszelf actief ontwerpen, maar we zijn evenzeer een product bepaald door toevalligheden en lotgevallen. We maken ons leven zelf, maar we zijn ook kinderen van de schikgodinnen die ons lot bestieren. Objectselectie is dus geen eenrichtingsverkeer maar een wederkerig proces van kiezen (actief) en gekozen worden (passief). Flow In het wederkerige proces van objectselectie kunnen we drie fasen onderscheiden: (a) ik kies een object; (b) het object ‘doet mij wat’; (c) het onderscheid tussen mij en het object valt weg. Bij de laatste fase verkeer ik in de zogenaamde derde dimensie.17 Dit komt goed naar voren in ons alledaagse spraakgebruik: ‘hij ging totaal op in zijn werk’, ‘zij verloor zichzelf in hem’. Dit volledig ‘opgaan in‘ zien we bijvoorbeeld bij kinderen. 18 Het kind dat met auto’s speelt en, ‘toet-toet’, met grote snelheid over het vloerkleed raast, vergeet zichzelf en alles om zich heen. Maar we zien het ook bij volwassenen. Als we de tuin winterklaar maken, naar een spannende film kijken of een boeiend gesprek voeren, dan vergeten we ons zelf en zelfs onze zorgen. Maar dit verlies is tegelijkertijd winst. We worden namelijk bij uitstek gevormd door objecten die ons totaal in beslag nemen. Wie zichzelf verliest, zal zichzelf vinden. De Amerikaans Hongaarse psycholoog Mihaly Csikzentmihaly heeft het gelukzalige fenomeen van volledige overgave en jezelf vergeten bloot gelegd in zijn onderzoek naar succesvolle mensen. In de ervaringen van de Nobelprijswinnaars die hij onderzocht, stuitte hij telkens op een fenomeen dat bergbeklimmers bestempelen als ‘flow’19. Een staat van opperste concentratie waarbij de bergbeklimmer totaal opgaat in zijn taak en daarbij zichzelf en de tijd volledig vergeet. In deze gelukzalige toestand zijn ik en het andere (subject en object) met elkaar versmolten. Door ons zo te verliezen in een object begeven we ons in de derde dimensie: de niet tastbare tijd-ruimte waar persoon en object voor een tijdje met elkaar verstrengeld zijn en als het ware in elkaar overvloeien20. Soms lukt het niet om jezelf te verliezen in het geselecteerde object. Je begint, bijvoorbeeld te lezen maar legt het boek weer weg, je kunt er niet in komen. Je gaat goed gemutst naar een date, maar hij valt tegen. Je begint aan een nieuwe baan maar je kunt jezelf er niet in kwijt. Als we lezen, daten of aan iets nieuws beginnen dan hopen we voor langere tijd geboeid te raken door iets of iemand en onszelf daarbij te vergeten. De ene 17
Bollas (1992), 31.!
18
Winnicott, D. W. (1990). Home is where we start from; essays by a psychoanalyst. New York / London: W.W. Norton Company. Winnicott, D.W. (2002). Playing and reality. Hove / New York: Brunner-Routledge. 19
Csikszentmihalyi, Mihaly (1999). Flow; psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom.
8
keer lukt dat, de andere keer blijkt ‘ik kom niet in’ of ‘het pakt me niet’. Er ontstaat geen flow. Als er geen flow ontstaat kan dat liggen aan het moment, maar het kan ook veroorzaakt worden doordat de aard en het karakter van het gekozen object niet of niet meer bij jou passen. Elk soort object heeft namelijk een eigen kwaliteit en genereert een eigen soort energie en atmosfeer. Je bent wie je wordt De eigenstandige kwaliteit van objecten en de impact die ze op je kunnen hebben kan misschien het makkelijkst duidelijk worden aan de hand van enkele, zij het enigszins clichématige voorbeelden uit de beroepssfeer. Een bergbeklimmer ziet er anders uit dan een archivaris, een timmerman verschilt in gestalte van een accountant, en een stedeling beweegt anders dan een dorpsbewoner. Geest en lichaam vormen zich afhankelijk van de soort mensen en de soort dingen waarmee we ons omringen en de soort gebeurtenissen waarin we verwikkeld zijn. De atmosfeer van onze objectwereld vormt de zuurstof die we dagelijks inademen. In tijden van crisis of onbehagen over jezelf wordt het misschien tijd iets te veranderen aan de atmosfeer. Jezelf veranderen gebeurt niet in de ijle lucht van pure wilskracht zegt de Ierse filosofe en romancière Iris Murdoch. Als je jezelf wilt veranderen en bevrijden van objecten waarmee je door heftige emoties als bijvoorbeeld verliefdheid, haat, wrok, of jaloezie verbonden bent, heeft het nauwelijks zin tegen jezelf te zeggen: ‘stop deze verliefdheid’, ‘stop deze wrok’. Wie veranderen wil, moet nieuwe objecten van aandacht vinden.21 Volgens de Amerikaanse relatietherapeute Esther Perel is dit verlangen om iemand anders te zijn juist heel vaak de motor achter overspel. Binnen een langdurige relatie voelt een partner zich vaak vastgepind in een specifiek rolpatroon. Ontrouw ontstaat dan omdat men zich weer jong en levendig wil voelen. Het overspel brengt mensen weer in contact met hun verloren, vitale onstuimigheid. Een nieuwe minnaar nodigt uit tot innerlijke verandering. ‘Dikwijls zoeken ze in een affaire niet een ander’, zegt Perel, ‘maar een ander zelf. Ze willen hun partner niet verlaten, maar ze willen wel verlaten wie ze zelf geworden zijn.’22 Soms verandert je identiteit doordat je ongewild een geliefd object verliest. Je partner sterft, door bedrog verlies je een vriend, je wordt ontslagen, een ernstig ongeluk berooft je van wat je voorheen kon doen, je verliest je jeugd door ouder te worden. Dit soort objectverliezen brengt intens verdriet met zich mee. In zijn korte essay ‘Vergankelijkheid’ beschreef Sigmund Freud in 1915, het tweede jaar na het uitbreken
21
Murdoch, Iris (2003). Over God en het goede. Amsterdam: Boom, 43.
22
Interview met Esther Perel door Iris Pronk, in ‘Trouw 21 juni 2014’. 9
van de Eerste Wereldoorlog, de verwoestingen die de oorlog teweeg bracht23. De oorlog veroorzaakte niet alleen miljoenen slachtoffers, maar er kwam in één klap ook een einde aan de destijds heersende trots op de Europese cultuur en haar humanistische waarden, die men zo lange tijd voor vanzelfsprekend en bestendig had gehouden. Voor Freud doet de kwetsbaarheid echter niets af aan de hoge waardering voor die idealen (ook een innerlijk object). Hij hoopt dat men na het verwerken van het verlies (Trauerarbeit) weer zal opbouwen wat de oorlog heeft verwoest, ‘misschien op steviger bodem en duurzamer dan tevoren’. Freud verzet zich hiermee tegen de Weltschmerz van een romantische jonge dichter als Rilke die tijdens een wandeling met Freud in de Dolomieten niet kon genieten van het zomerlandschap in volle bloei, door het besef dat al deze schoonheid de komende herfst weer zou vergaan. Voor Freud geldt juist het omgekeerde: ‘De beperking van de mogelijkheid tot genieten verhoogt de kostbaarheid ervan’. Freud vermoedt dat de pessimistische dichter zich niet durft over te geven aan het zomerlandschap omdat hij de pijn van het onvermijdelijke toekomstige verlies wil vermijden. Maar door zo’n angstige vermijdingsstrategie krijgt het schone en waardevolle in je leven geen kans zich aan je op te dringen. Zelfexpressie We komen naakt ter wereld en arm aan ervaringen beginnen we onze levensreis. Ouder geworden kunnen we nadenken over onze identiteit door het verhaal te vertellen van die reis. En toen, en toen, en toen. Identiteit als verhaal. Deze vorm van zelfreflectie is sterk omdat ze geworteld is in ons lineaire tijdsbesef met de weg als onverwoestbare metafoor. Eén van de valkuilen daarbij is, zo hebben we hiervoor gezien, dat ons vertellende ik (remembering self) het verhaal stileert en versmalt en bepaalde ervaringen vergeet. Het gevaar bestaat dan dat we gaan samenvallen met ons verleden. We zien dat vaak als nostalgie, het hunkerend achterom kijken, de overhand krijgt. De andere manier om te reflecteren op wie we zijn is onze aandacht richten op de dingen die die ons op dit moment ‘bezig houden’ (experiencing self). We concentreren ons dan op onze objectwereld. De term object zo zagen we is de abstracte uitdrukking voor een breed scala aan concrete personen en zaken. Object staat voor de ander en het andere. Deze tweede manier van kijken naar jezelf hebben we onderzocht aan de hand van de formule ‘objectselectie is zelfexpressie’. Deze dagelijkse zelfexpressie verloopt grotendeels onbewust. Onze geest fladdert ongemerkt van minuut tot minuut van het een naar het ander.24 Naar objecten uit de buitenwereld, maar zeker ook naar objecten die spelen in onze intieme binnenwereld. Het ongeleefde leven is van die laatste categorie 23
Freud, Sigmund (1916a), ‘Vergankelijkheid’, Werken 7, 181,183-185.
24
Zie voor een microanalyse van deze momenten: Stern, Daniel N. (2004). The present moment in psychotherapy and every day life. New York/London: W.W. Norton Company. 10
een mooi voorbeeld. Door meer te kijken naar de objecten waarmee we dagelijks verkeren en waarin we onszelf verliezen (flow), krijgen we een scherper besef van wie zelf zijn.
11 januari 2015 © Frank Verborg – NPI instituut voor Organisatieontwikkeling
[email protected] www.npi.eu/frank-verborg
11
Literatuur • Assagioli, Roberto (1999). The act of will; a guide to self-actualization and self realization. David Platts Publishing Company.
• Bollas, Christopher (1997). Being a character; psychoanalysis and self experience. London: Routledge.
• Csikszentmihalyi, Mihaly (1999). Flow; psychologie van de optimale ervaring. Amsterdam: Boom.
• Daniel Goleman (2013). Aandacht; het fundament van emotionele intelligentie. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Business Contact.
• Kahneman, Daniel (2011). Thinking, fast and slow. New York: Farrar, Strauss and Giroux.
• Heidegger, Martin (1979). Sein und Zeit. Tübingen: Max Niemeyer Verlag. • Leader, Darian (2011). Het nieuwe zwart; rouw melancholie en depressie. Amsterdam • Levinas, Emmanuel (1984). Totalité et Infini; essai sur l’extériorité. The Hague, Boston, Lancaster: Martinus Nijhoff Publishers.
• Lievegoed, Bernard (1976). De levensloop van de mens; ontwikkeling en ontwikkelingsmogelijkheden in verschillende levensfasen. Rotterdam: Lemniscaat.
• Maas, Cornald (2006). Op de helft; bespiegelingen van (bijna) veertigers. Amsterdam: Prometheus.
• Murdoch, Iris (2003). Over God en het goede. Amsterdam: Boom. • Perel, Esther in ‘Trouw 21 juni 2014’. Interview door Iris Pronk • Phillips, Adam (2012). Het ongeleefde leven; over de zin van alles wat niet kan. Amsterdam: Ambo.
• Stern, Daniel (2010). Forms of vitality; exploring dynamic experience in psychology, the arts, psychotherapy, and development. Oxford: University Press.
• Stern, Daniel N. (2004). The present moment in psychotherapy and every day life. New York/London: W.W. Norton Company.
• Taylor, Charles (2009). Een seculiere tijd. Lemniscaat • Winnicott, D. W. (1990). Home is where we start from; essays by a psychoanalyst. New York and London: W.W. Norton Company.
• Winnicott, D.W. (2002). Playing and reality. Hove and New York: Brunner-Routledge.
12