Inleiding: Dyslexie. Een woord dat vele mensen al kennen. Maar weten ze ook de betekenis erachter? Snappen deze mensen ook wat die wereld eigenlijk inhoudt? Wat het met je doet? Nee, veel mensen zullen dit niet snappen. Nog niet. Dit is een van de redenen waarom ik mijn onderzoek over dyslexie doe: om te kijken of het echt zo anders is. Maar ook om meer van mezelf en van anderen te kunnen begrijpen. Daarom luidt mijn onderzoeksvraag ook:’’Wat betekent het om dyslectisch te zijn?’’. Om dit goed te kunnen onderzoeken heb ik eerst artikelen gezocht waar de beschrijving van dyslexie in stond. Deze artikelen heb ik helemaal achter in dit werkstuk gezet zodat u hier ook nog in kan lezen als u het interessant vindt. Daarna ben ik gaan kijken naar subvragen die ik voor mijzelf kon beantwoorden: hoe werd dyslexie vroeger gezien? Waar ligt het begin van dyslexie? Wat zijn de algemene symptomen van dyslexie? Wat zeggen de dyslecten om mij heen? Daarbij heb ik een interview gedaan met de dyslexie begeleidster van mijn school Mariët Roeleveld. In dit interview vertelt zij het een en ander over de dyslectici op onze school. En als slot vertel ik mijn eigen verhaal, ervaring en mijn gedachten nu ik dit onderzoek gedaan heb.
Inhoud: Subvragen:
Hoe werd dyslexie vroeger gezien? Waar ligt het begin van dyslexie? Wat zijn algemene symptomen? Wat zeggen de dyslectici om mij heen?
Interview met Mariët Roeleveld: Mijn verhaal
Hoofdvraag en afsluiting. Bronnen en artikelen.
Hoe werd Dyslexie vroeger gezien? Langzame lezer, woordblindheid, hersenbeschadiging. Dit zijn kreten die veel werden gebruikt om dyslexie te beschrijven. Vanaf 1676 werd dyslexie ontdekt. Men dacht dat dit veroorzaakt werd door afasie*, omdat sommige van de afasiepatiënten had hun spreek en leesvermogen verloren. In 1872 gebruikte R.Berlin de term dyslexie voor het eerst. Hij onderzocht patiënten die hun (volgens hem) leesvermogen door een hersenbeschadiging hadden verloren. In 1877 gebruikte dr. A Kussmaul de term woordblindheid. In 1887 definieerde Charcot ‘alexia’ als het totale leesvermogen verlies. In 1890 beschreef bateman ‘alexia’ en ‘dyslexia’ als een vorm van verbaal geheugen verlies van de grafische vorm van symbolen. Honderd jaar geleden werd ontwikkelingdyslexie* voor het eerst beschreven en werd gelinkt aan oogheelkundige of neurologische afwijkingen. De Amerikaanse neuroloog Samuel Torrey Orton begon verbanden te zien tussen dyslexie en linkshandigheid, spel en leesfouten en dat er veel spel leesfouten in de hele families voorkwam. er word vroeger ook al veel onderzoek gedaan naar dyslexie en men ging van theorie naar theorie. Eerst dacht met dat het door een ziekte kwam, daarna was het een afwijking en ga zo maar door. Ik heb deze informatie gehaald uit artikel 1. Hierin staat ook nog meer informatie over de geschiedenis van dyslexie.
*afasie: dit is een taalstoornis waarbij de persoon zijn vermogen tot uitdrukking van woorden en taalgebruik verliest. *ontwikkelingsdyslexie: dyslexie die zich al bij de ontwikkeling ontwikkeld. * Einstein was ook dyslectisch.
Waar ligt het begin van Dyslexie? Dyslexie begint in de baarmoeder. Bij de ontwikkeling van de hersenen gaat er iets ‘’mis’’ waardoor de linker hersenhelft zich langzamer ontwikkelt dan de rechter hersenhelft. Hierdoor gaat de informatieverwerking niet snel genoeg: de linkerhersenhelft is kleiner dan de rechterhersenhelft door de langzamere ontwikkeling. Hierdoor moet de linker hersenhelft harder werken dan de rechter: De linker hersenhelft geeft de informatie door naar de rechter hersenhelft. Als de informatie bij de rechterhersenhelft komt word het omgezet naar herkenning en beeld waardoor je het woord herkent. Doordat deze informatie bij dyslectische moeizamer gaat duurt het langer voordat de hersenen de woorden herkennen. Ook gaat er soms informatie verloren of veranderd deze door de moeizaamheid. Door dat de informatie verwerking zo moeizaam gaat, is het heel vermoeiend om te lezen. Maar niet elke dyslexie is het zelfde. Doordat dyslexie al in de baarmoeder ontwikkeld wordt zijn er vele onderzoeken gedaan met baby’s om te onderzoeken of de dyslexie dan al te traceren is. En ja. Bij peuters is al te merken/zien of ze dyslectisch zijn. Hier meer over in artikelen 5 en 6.
Wat zijn algemene symptomen van dyslexie? In artiekel 7 zijn vele symptomen genoemd. Ik heb er een paar uitgevist: Als baby en peuter: Dyslexie is erfelijk: als 1 ouder dyslexie heeft is de kans 40 tot 50% kans dat het kind dyslectisch is. Als beide ouders dyslectisch zijn dan is er 80% kans dat het kind dyslectisch is. En als er ergens in de familie een dyslectische zit is de kans klein. Dyslectische kinderen zijn laat met kruipen en lopen en soms slaan ze de kruipfase over. De kinderen beginnen later met praten dan leeftijdsgenoten. De kinderen vinden knutselen over het algemeen leuk maar kunnen niet makkelijk rechtknippen of teken. het begin van de basisschool: Moeite met leren schrijven. De kinderen zijn goed in spiegelschrift: Problemen met schrijven vanaf groep 3: Slechte beheersing van het alfabet. Ondanks veel oefening toch slechte score bij dictees. Omdraaien van klanken: d en b, p en q. Spellingfouten maken (ook tijden het overschrijven). Problemen met lezen: Snel moe en hoofdpijn na het lezen. Weinig concentratie bij het lezen en dezelfde tekst steeds opnieuw lezen. Letters dansen en wiebelen. Voorlezen gaat hakkelend en stotterend. Na het lezen geen idee hebben van wat je gelezen hebt. Door elkaar halen van woorden: dorp en drop. Moeite met tafels leren. Middelbare school: Extra veel tijd kwijt zijn aan huiswerk. Grote problemen met talen: Nederlands is een raadsel dus andere talen erbij is erg verwarrend. Boekverslagen zijn verschrikkelijk: allen het boek lezen is al verschrikkelijk en daarna ook nog weten wat je gelezen hebt. Liever met je handen willen werken dan met je hoofd. Volwassenen: Eigen handschrift niet kunnen lezen. Moeite met herkennen van verkeersborden. Slecht ruimtelijk inzicht. Andere symptomen: Links en rechts niet uit elkaar kunnen houden. Moeite met analoge klok leren kijken (met wijzers) Onhandig met sport: slecht evenwicht en bang voor de bal.
Wat zeggen de dyslectische om mij heen? Ik heb 10 leerlingen gesproken die ook dyslectisch zijn. Ik noem geen namen en ik hou het globaal zodat men niet erachter kan komen wie deze mensen. Ik heb ze een paar vragen gevraagd gesteld: Op de vraag of waar ze precies last van hebben gaven ze allemaal een ander antwoord. De een had meer last van slecht lezen en de andere maakte veel spellingsfoute. Sommige hadden last van beide zoals ik. Zo kunnen we zien dat inderdaad niet elke dyslexie hetzelfde is. Op de vraag of zij vroeger ook veel gepest zijn omdat de leerlingen dachten dat ze gewoon dom waren, leek dat er maar 2 van de tien niet gepest was op school. Op de vraag of zij veel gebruik maakte van de tegemoetkoming van de school antwoord ze vaak verschillend: dit komt door dat ze allemaal verschillende dyslectische symptomen en doordat de een het ene fijn vind en de ander dat juist niet fijn vind. Ik vind Audio* heel erg fijn maar een ander vind dit niet fijn omdat zij sneller en beter lezen dan ik. Ik vroeg ze ook wat ze van de tegemoetkoming van de school vonden: De meeste waren erg tevreden met de hulp die ze kregen. Soms vonden ze wel dat ze erg zelf achteraan moesten gaan, maar toen ik ze vertelde dat de rede daartoe was dat ze daardoor zelfzorg leerde, om te gebruiken op andere studies begrepen ze dit wel. Op de vraag of zij ook liever met de handen werkte werd er met volle 100% ja geantwoord: ‘’met de handen werken is makkelijker en er kunnen bij kunst bijvoorbeeld in de praktijk geen spelfouten gemaakt worden dus dat is ook er fijn. Ik heb ze ook gevraagd of ze thuis na konden vragen of zij laat of gemiddeld begonnen met lopen en of ze gekropen hadden: 8 van de leerlingen waren laat begonnen met lopen en 2 waren redelijk gemiddeld. (gemiddeld is rond de 14/15 maanden). En ook 7 hadden er niet gekropen. Dit kleine onderzoek bevestigd mijn subvragen. Het volgende onderwerp is mijn verhaal.
*audio: de toets word ingesproken en zo kan de leerling deze beluisteren zodat hij/zij niet zelf hoeft te lezen.
Interview met Mariët Roeleveld: Ik wou graag uitzoeken hoe het precies ging op school met de regeling van dyslectici zodat ik ook mijn mede leerlingen daarmee kon helpen. Hierbij de volgende vragen: 1. hoeveel kinderen zitten er op deze school met een dyslexie pas en hoeveel kinderen hebben er dyslexie? -
in totaal zijn er 241 leerlingen met een dyslexie pas en deze leerlingen hebben ook allemaal een officiële dyslexie verklaring.
2. het gemiddelde aantal dyslectische leerlingen is 5 per 100 leerlingen. Bij onze school is dat ongeveer 25 op 100 leerlingen. Waarom denkt u dat er zo veel meer dyslectische leerlingen op onze school zitten? -
de leerlingen worden voornamelijk aangetrokken door de creatieve vakken op onze school. Maar ook omdat we erg veel hulp aanbieden. Als een ouder aan mij vraagt:’’ mijn kind is dyslectisch wat gaat u daarmee doen?’’ dan draai ik me naar het kind en vraag: ‘’wat heb jij nodig?’’. Wij richten ons echt op wat het kind nodig heeft. Ze komen ook 1 keer per jaar bij mij voor een klein gesprek. Dat lijkt weinig maar sommige leerlingen hebben dat ook maar nodig. De leerlingen die vaker willen afspreken zijn van harte welkom maar ze moeten wel naar mij toe komen. Zo leren we de leerlingen zelfzorg aan.
3. hoe word er bekeken of er een dyslectische leerling in een klas zit en wat als deze leerling geen verklaring heeft? - vooral in de eerste klassen nemen we dictees en leestoetsen af in de klassen. Springt er iemand uit met spellingfouten dan gaan we wat meer kijken naar deze leerlingen: kijken wat er gezegd word door de basisschool, een gesprek met de leerlingen. Wanneer wij denken dat het om dyslexie draait dan laten we de leerling een test doen die we opsturen naar een psycholoog van het Compaz. Dit is een instelling waar de test bekeken word en als het uitdraait op dyslexie dan kan er ook meteen een officieel dyslexie verklaring geschreven worden die de leerling dan kan gebruiken. 4. wat kan jij voor deze leerlingen betekenen? - ik ben er altijd voor de leerlingen als ze iemand nodig hebben om mee te praten. Ook zorg ik voor extra hulp middelen voor die gene die dat fijn vinden: ik spreek toetsen in, zorg dat de toetsen vergroot worden en zorg dat er rekening gehouden word met de extra tijd voor de leerlingen. Ook kunnen leerlingen naar mij toe komen als ze het niet eens zijn met hoe een leraar iets aan pakt, bijvoorbeeld als er toch geen extra tijd word gegeven. Ook leraren kunnen naar mij toe komen als ze vragen hebben.
Mijn verhaal: Mijn verhaal begint officieel in de baarmoeder maar eerlijk gezegd herinner ik me daar niet zo veel van dus ik begin mijn verhaal bij beelden en verhalen van mij en mijn ouder. Toen ik klein was, ongeveer 1 jaar oud, ging ik niet kruipen. Hoe kwam ik dan vooruit? Nou ik zat op mijn billen en schoof mezelf vooruit met mijn benen. Niet erg praktisch maar ik kwam vooruit. Toen ik 1 jaar en 5 maanden zou het normaal zijn als ik zou beginnen met lopen. Maar dit gebeurde pas toen ik 22 maanden was. Ik was toen bijna 2 en dat was erg laat. Deze tijdlijn en details heb ik van mijn video van toen ik klein was, en van de verhalen van mijn ouders. Ik kan me niet goed meer herinneren wanneer ik ben begonnen met lezen maar ik herinner me wel de schrijfschriften en de dictees. In de schrijfschriften leerde je de letters een voor een schrijven met kleine opdrachten. Dit vond ik niet leuk om te doen. De dictees gingen ook niet erg lekker. In groep 4 ging ik op teken dansen. Dit vond ik erg leuk omdat we mochten tekenen en dansen. Maar nu ben ik erachter dat het alleen met dyslectische kinderen was en dat het bedoeld was voor de ontwikkeling tussen linker en rechter hersenhelft. We moesten bijvoorbeeld lemniskaten maken: dit is een 8 maar dan op mijn kant. Doordat je bij de beide bochten de andere kant op gaat gebruik je beide hersenhelften veel. Dit vond ik ook erg moeilijk om te doen. Vanaf groep 4 kreeg ik (na veel aandringen van mijn ouders) bijles op school. Ik vond ik niet zo erg. Ik leerde er klanken beter herkennen en spellen. Vanaf groep 6 ging ik voor het eerst naar Braams. Dit is een begeleiding instituut waar ik bijles ging krijgen. Elke week op donderdag naar Deventer om een uur te spellen, te lezen, en te leren. Maar dat was niet het enige: ik moest elke dat een halfuur tot drie kwartier spellen en zinnen schrijven. En elk woord dat ik fout schreef moet ik 5 keer overschrijven. En ik moest een tot 3 bladzijdes lezen uit een boek. Maar wel die 3 bladzijdes een week lang steeds op nieuw. Dit vond ik echt niet leuk om te doen. Het enige wat wel wat leuk was waren de gedichten die ik moest leren. Na ‘’mijn verhaal’’ staan wat gedichten en stof van Braams. Tot en met groep 8 heb ik bij braams gezeten, heb ik thuis geoefend en heb ik op school bij les gehad. Daarna werd het allemaal gelukkig wat rustiger.
Toen ik op de Berkel kwam hoefde ik geen bijles meer te volgen. Ik moest alleen voor mezelf nog uitzoeken wat ik fijn vond aan hulp, hoe ik deze kon krijgen en wat ik er verder mee wou. Maar gelukkig werd ik daar erg goed mee geholpen in het begin. De hulp die ik kreeg bij toetsen heeft mij erg veel geholpen. Ik kreeg de toets uitvergroot of mocht de toetsen mondeling doen. Een toets mondeling doen was altijd heel fijn maar later bleek dat ik mijn centraal examen natuurlijk niet mondeling kan doen. Daardoor had ik eigenlijk wel weer een soort achterstand opgebouwd die net zo handig was maar goed. Later kreeg er ook audio bij en zo wie zo ook altijd extra tijd. En dan zijn we aangekomen op het hier en nu. Hoe ik nu tegenover mijn dyslexie sta? Eerlijk gezegd wel wat, maar niet heel anders. Doordat ik dit onderzoek heb gedaan ben ik er wel meer achter gekomen dat dyslexie op veel meer gebieden een rol kan hebben: zoals bij een slecht evenwicht. Ik heb mezelf nu toch weer wat beter leren kennen en dat voelt goed. Tenslotte is het thema van onze school: worden wie je bent.
26 maanden en lopen Ging redelijk.
De Hoofdvraag: ‘’wat betekent het om dyslectisch te zijn?’’. Na dit onderzoek is het voor mij duidelijk: het ligt anders dan vele mensen weten en blijkbaar is het toch anders dan niet dyslexie wat eigenlijk ook wel vanzelfsprekend is: Het heeft lang geduurd tot men dyslexie ontdekte en ging onderzoeken. Er zijn verschillende theorieën bedacht om dit verschijnsel te bestrijden en men is daar nog steeds mee bezig. Maar men is al wel zo ver dat we weten dat het in de baarmoeder al ontstaat en dat het niet gewoon dom zijn is maar een echte moeilijkheid is om te lezen. Ook zijn we er achter dat niet alle dyslexie hetzelfde is maar dat wel veel dyslecten de zelfde symptomen hebben vanaf hun geboorte. Ook door de verhalen van mijn mede leerlingen heb ik zelf bevestiging gekregen dat inderdaad iedere dyslexie anders is en toen ik dat uitlegde aan een niet dyslectische persoon kon hij zich haast niet inbeelden hoe het kon zijn. Dus ja; een wereld van dyslexie is anders en moeilijk. Maar helaas zal ik nooit weten hoe het is om niet dyslectisch te zijn en een ander zal nooit weten hoe het is om wel dyslectisch te zijn. Maar ik hoop met de verhalen en dit werkstuk dat het toch wat duidelijker is geworden. Als laatste is er een ding dat ik niet genoemd heb: De positieve kanten van dyslexie: ☺ dyslectici zijn meestal geweldige beelddenkers. ☺ Als dyslectici eenmaal informatie opgeslagen hebben onthouden ze het langer en beter (ook al komt de informatie er traag en moeizaam in, we vergeten het ook minder snel)
Dyslectici zijn creatieve denkers en zij kunnen goud met hun handen maken.
Bronnen: Subvragen: Hoe werd dyslexie vroeger gezien? Informatie uit artikel 1 bron 1. Waar licht het begin van dyslexie? Informatie uit artikel 5 en 6 bron 5 en 6. Wat zijn algemene symptomen van dyslexie? Informatie uit artikel 7 bron 7. Wat zeggen de dyslectische om mij heen? Informatie 10 verschillende leerlingen. Hoofdvraag: Mijn artikelen, de mensen met wie ik sprak en mijn ervaring. Interview: Mariet Roeleveld. Mijn verhaal: Coriene van der Meer.