Magie en hekserij: het stereotype van de Heks
Het stereotype van de heks Om de vraag te beantwoorden hoe het stereotype beeld van de heks ontstond dat tot de grote vervolgingen leidde in de 16e en 17e eeuw is het nodig wat van het geloof en de cultuur te weten te komen uit de tijd die hieraan vooraf ging. Het geloof in hekserij was een onderdeel van de cultuur, de manier waarop mensen vormgeven aan hun dagelijks leven. Cultuur heeft te maken met de manier waarop mensen denken over de wereld om hen heen. Dit wordt ook wel wereldbeeld genoemd. Welke opvattingen hadden de mensen over de wereld om hen heen? Op welke manieren gaven de mensen vorm aan het dagelijks leven? In de middeleeuwen geloofden de mensen in twee systemen die verklaringen boden voor succes en falen, gezondheid, ziekte, leven en dood: het christendom en de natuurfilosofie. Deze twee systemen liepen door elkaar heen en werden vaak gelijktijdig gebruikt. De kennis over de natuurfilosofie kwam van de Grieken. Veel kennis was in conflict met het christendom. Deze kennis werd in principe bewaard en vertaald, maar niet gedoceerd, andere kennis werd aangepast aan het christelijk wereldbeeld. Men geloofde dat alle onderdelen van de wereld met elkaar verbonden waren en op hiërarchische wijze geordend waren. Er bestonden verborgen verbindingen tussen de natuur, planten, dieren, de mens, deze zijde en gene zijde. Dit wordt het organisch of bezield wereldbeeld genoemd. De aarde was het middelpunt van het universum en werd omringd door zeven hemelen of sferen. In deze sferen bewogen de planeten. Boven de zeven hemelen bevond zich God. God was een actieve kracht in de wereld, die gelovigen beloonde en goddelozen strafte. De aardse wereld was samengesteld uit vier elementen: aarde, water, lucht en vuur. Deze elementen bestonden uit vier tegenpolen: warm, koud, nat en droog. Hiernaast waren er vier niveaus: dat van de mineralen, planten, dieren en mensen. Het menselijk lichaam bestond uit vier lichaamsvochten: slijm (flegma), zwarte gal (melancholos), gele gal (chole) en bloed (sanguis). Ieder mens had een bepaalde samenstelling van deze vochten, als een daarvan overheersend was, bepaalde dit het karakter: flegmatisch, melancholisch, cholerisch of sanguinisch. De mensen geloofden in een almachtige God, in zijn zoon Christus en vereerden Maria, de moeder van Christus. Daarnaast waren er talloze heiligen die vereerd werden. Elke dag van het jaar was verbonden met een heilige. Ook waren er heiligen waartoe men zich kon richten voor specifieke zaken. Sint- Christoffel was bijvoorbeeld de beschermheilige van reizigers. Hiernaast geloofden de mensen dat het universum bevolkt werd door allerlei wezens. Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen christelijke of hemelse wezens en natuurwezens. De hemelen werden bevolkt door engelen. Het woord engel is afgeleid van het Griekse woord angelos en betekent bode. Engelen werden gezien als dienaren of boodschappers van God. Ook de engelen waren hiërarchisch onderverdeeld: de eerste
groep bestond uit serafijnen, cherubijnen en tronen, de tweede groep uit heerschappijen, machten en krachten en de derde groep uit overheden, aartsengelen en engelen.
De gevallen engel Lucifer –lichtdrager- zou ooit de mooiste en stralendste van alle engelen zijn geweest. Hij raakte bij God in ongenade door zijn hoogmoed en stortte uit de hemel omlaag. Denk aan het gezegde hoogmoed komt voor de val. Christelijke schrijvers gaven lucifer of de duivel later een gevolg van duizenden demonen die allemaal namen en rangen hadden in het koninkrijk van de hel. De Spaanse theoloog Alfonso de Spina berekende in de 15e eeuw dat er 13.306.668 demonen moesten zijn.
Natuurwezens of natuurgeesten werden ook wel elementalen genoemd. Veel van deze wezens kennen we nog uit volksverhalen en sprookjes. Paracelsus (1493-1541), een belangrijk geleerde en arts uit de late middeleeuwen, verdeelde de natuurgeesten naar de vier elementen: aardgeesten noemde hij gnomen, watergeesten undinen en nimfen, luchtgeesten sylfiden en vuurgeesten salamanders. Daarnaast had elk volk zijn eigen benamingen voor natuurgeesten: feeën, elfen, alven, dwergen, kabouters, kobolden, sirenes,etc. Het dagelijks leven werd bepaald door de seizoensvieringen en door gebruiken rond belangrijke gebeurtenissen zoals geboorte, huwelijk en dood. Deze vieringen vielen vaak samen met de katholieke feestdagen. Voor elke belangrijke gebeurtenis was er wel een bepaald gebruik of ritueel. Sommige gebruiken stamden uit de tijd voordat de mensen in West –Europa katholiek geworden waren. Geleidelijk vermengden voor –christelijke en christelijke gewoonten zich met elkaar. Rituelen en gebruiken die de Kerk niet in het geloof vond passen werden ‘bijgeloof’ genoemd en sommige gebruiken werden verboden.
Seizoensvieringen Allerheiligen (1nov.) Samhain (31okt.) In de cyclus van het boerenland was dit het moment waarop mensen goed gingen bekijken wat ze hadden om de koude wintermaanden door te komen. Dieren werden geslacht en het vlees werd gepekeld. Dit was vaak de laatste keer dat bepaalde verse waren gegeten konden worden tot het nieuwe leven weer begon in de lente. Voor de Kelten markeerde Samhain het einde van het oude jaar en de start van het nieuwe jaar. De mensen geloofden in twee werelden, die van de levenden en die van de doden. Rond deze tijd was de sluier tussen de twee werelden het dunst en werden de
voorvaderen herdacht. Dolende geesten konden onheil brengen. Deze periode werd vaak gebruikt om de toekomst te voorspellen. De grenzen tussen de natuurlijke en bovennatuurlijke orde waren tijdelijk opgeheven, zo kon de spirituele wereld zich vermengen met die van de levenden. Het lag voor de hand dat door de naderende winter, de arme, hongerige geesten van de kale akkers en bladloze bomen naar de beschutting van het huis werden gedreven. Ook werd geloofd dat vooral de slechte geesten terugkwamen, omdat Satman, de god van de dood, de menigte van slechte geesten tevoorschijn riep. De doden zouden vernieling en rotzooi komen veroorzaken omdat zij jaloers waren en daarom probeerden ze allerlei grappen uit te halen. De geesten konden ook verschillende vormen aannemen, zoals die van dieren. De levenden hadden hier natuurlijk weinig zin in en doofden s’ nachts de vuren in huis om het onaangenaam te maken voor mogelijke geesten, vaak werden bezwerende formules opgezegd. Ook trok men naar de rand van het dorp om kwelgeesten buiten te houden, het maken van lawaai speelde hierbij een belangrijke rol. Druïden onstaken vuren om de geesten angst in te boezemen. Het gewone volk bootste de geesten na en trok van deur naar deur om te bedelen voor voedsel. Communicatie met de geesten was mogelijk en die werden voor alles en nog wat geraadpleegd. Het was een gunstige tijd voor voorspellingen over gezondheid, liefde, geluk en dood. Voor de mogelijk aardige geesten werden kaarsen gebrand en werd eten neergezet. De Christenen herdachten rond deze tijd de zielen van de heiligen. Tegelijk herdachten de mensen hun overleden voorouders en bezochten hun graven. Allerheiligen werd vroeger op verschillende data gevierd. De Katholieke kerk besloot echter dat Allerheiligen voortaan op 1 november gevierd zou worden om het Keltische Samhain te doen vergeten. Yule / Kerstmis (21dec.) Yule of joel zou verband houden met het gotische woord heul of het Angelsaksische woord hweal. In het Nederlands betekent het wiel en verwijst het naar de beweging van de zon in de cyclus van de seizoenen. Dit is de winterzonnewende, het punt waarop de dagen langer worden. De wedergeboorte van de zon wordt gevierd. In veel religieus wordt op dat moment ook de lichtgod geboren: Jezus, Mithras, Osiris, Dionysus. De strijd tussen licht en donker werd bij de kelten gesymboliseerd door een rituele tweekamp tussen de Eikkoning, God van de wassende zon, en zijn broer de Hulstkoning, God van de afnemende zon. De hulstkoning regeerde van midzomer tot midwinter, zijn broer nam het stokje over van midwinter tot midzomer. In sommige tradities werd dit uitgebeeld tijdens de rituele jacht op het winterkoninkje. Dit gebruik kwam zowel voor in Noord Europa als Griekenland. Het winterkoninkje werd gedood door het roodborstje dat symbool staat voor de zon. In de Germaanse mythologie is Yule de tijd dan Wodan door het luchtruim trok en winterse stormen veroorzaakte. Varkens werden geofferd aan het godenpaar Freyr en Freya, die steeds vergezeld waren door de heilige varkens Guldenborste en Hidisvin. Het varken als heilig dier vinden we ook terug bij de Keltische godin Cerridwen en de Griekse Demeter. Het offermaal van varkens vinden we vandaag nog terug in de vormen van marsepeinen varkentjes.
De katholieke kerk probeerde op het concilie van Leptimes in 475 het offeren van varkens te verbieden. Het lukte niet en de Christenen namen het varken over als dier van Sint Antonius (17 jan). Rond 273 werd het thema van het licht door de katholieken overgenomen in het kerstfeest dat de geboorte van Christus herdenkt. Het licht werd ook herdacht in de lichtboom. Vandaag gaat het om de kerstboom, vroeger was het de yule boom, een eik die in de brand gestoken werd als offer aan de lichtgod. Bomenverering was een wijdverspreid gebruik in West Europa. Het werd verboden door de kerk maar stak de kop weer op tijdens de reformatie in de 16e eeuw, toen deed de spar zijn intrede als lichtboom. Imbolc (2 febr) De eerste tekenen van leven keren terug op het land: de eerste knoppen komen aan de bomen en schapen dragen de eerste lammeren. Imbolc betekend letterlijk “ in de buik”, het leven is weer aan het groeien alleen is het nog niet zichtbaar. Boeren reden met een beeld van de godin, symbool voor vruchtbaarheid, op een ossekar rond de akkers om de gewassen goed te laten groeien. De katholieken zouden later een beeld van Maria rond de velden dragen om de vruchtbaarheid te bevorderen. Voor de Romeinen was februari de maand van rituele zuivering en grote schoonmaak. In Rome startte de maand met de Lupercalia, de luperci, de priesters van Pan, renden dan naakt door de straten en sloegen iedereen de ze ontmoetten, maar vooral vrouwen, met de roede. Dit zou de vruchtbaarheid bevorderen. Terwijl de Germanen Nerthus vereerden, richtten de Ierse Kelten zich tot Brigid. Van oorsprong was zij waarschijnlijk een vuurgodin zoals de oorsprong van haar naam Breo Saigit (vuurpijl) doet vermoeden. Zij bewaakte de drie vuren van inspiratie, smeedkunst en heling. Het is ook het feest van de Ierse vuurgodin Bride, die in het keltisch Brigantia heette en later Bridget. Zij werd vereerd in de brontempel van Kildare. Mogelijk was deze bron eerder gewijd aan Kele of Cailleach, waar het Nederlandse kalle en kol vandaan komt. In de Brigitta tempel van Kildare werd een eeuwig vuur brandend gehouden door 19 maagdelijke priesteressen. Toen het Christendom Ierland overspoelde werd de tempel een klooster. Het heilige vuur werd tot de 12e eeuw door de nonnen verzorgd, tot het door de kerk werd verboden. Brighid is wellicht het beste voorbeeld van de overleving van een heidense godin in het christendom, ze werd heilig verklaard. De officiële kerkelijke versie luidde dat zij de dochter was van een druïde die de komst van het christendom voorspelde en zich liet bekeren door Sint Patrick. Ostara (21mrt), Pasen Dit is het feest van de Saksische dageraadgodin Eostar. Haar symbolen zijn het ei en de haas. Dit feest draait om vruchtbaarheid. Oudtijds was dit het moment waarop de eerste zaden gezaaid werden. Het is ook de lente-evening, wanneer dag en nacht, licht en donker, even lang zijn. Het is de tijd om het oude op te ruimen en het nieuwe te verwelkomen.
De haas was een kip van Ostara die haar eieren constant verborg. Uit onvrede veranderde Ostara haar in een haas om ze weer te zoeken. Vroeger stopte boeren een ei in hun akker om de oogst te zegenen. Het gebruik om een versierde stok, een palmpaas, met lekkers eraan rond te dragen komt van de meiboomviering van de Germanen. De Germanen droegen een versierde den rond om de terugkerende zomer te vieren, in de top zat een broodhaantje. De katholieken vierden rond deze tijd het paasfeest. Beltane (1 mei), Maria maand Voor de Kelten was dit het vruchtbaarheidsfeest. Vroeger kleedden alle vrijgezelle mannen en vrouwen zich in het groen en brachten de nacht in het bos door op zoek naar een partner. Deze traditie werd voortgezet in het kiezen van een meikoningin, die vervolgens haar meikoning koos. Vervolgens werd er gedanst onder de meiboom. Het was ook het feest van de zonnegod Bel en het was traditie om vreugdevuren aan te steken ter bevordering van de vruchtbaarheid. Net als bij Samhain is ook Beltane een moment waarop de sluier tussen de werelden dun is, alleen zijn het deze keer de geesten van vrolijkheid en humor die komen. (Pan en Locki) (luilak) De katholieke kerk riep mei uit tot Maria maand waarbij men de verering van de vruchtbaarheidsgodin probeerde om te buigen naar de verering van de heilige maagd. Litha (21 juni) De zomerzonnewende. Vanaf dit moment neemt de duur van het licht af en die van de duisternis toe. De strijd tussen hulst en eik wordt weer gevoerd, alleen wint nu hulst Lughnasadh (31 juli) Viering van de eerste vruchten van de oogst en zonnegod Lugh, omdat hij zich offert zal er het jaar daarop nieuw leven kunnen zijn. Lammas (21 aug) Festival van het begin van de oogst. Lammas is ook het feest van Lugh de zonnegod en van de offerkoning die nu nog wordt voorgesteld door een pop van peperkoek Mabon (21 sept) De herfstevening, wanneer dag en nacht even lang zijn. Het feest van het hoogtepunt van de oogst, een tijd van markten, festivals. Naast de rituelen en gebruiken die met de seizoenen en het katholieke geloof te maken hadden, waren er veel gebruiken om de geesten van de natuur gunstig te stemmen. Ook hier ging het geloof in het Christendom en de natuur vaak hand in hand.
Vuur In de middeleeuwen was het haard het middelpunt van het huis. De haard bracht warmte en licht in het huis. Daaruit ontwikkelde zich het volgende gebruik: voordat de bruid van de heer des huizes in haar nieuwe familie werd opgenomen, moest zij eerst de ‘haardzegen’ ontvangen. Zij boog voor de haard, liep er drie keer omheen en bracht het
vuur een offer, meestal in de vorm van gedroogde kruiden. Het uitgaan van het vuur zag men als een slecht voorteken. Daarom liet men de haard alleen bij hoge uitzondering koud worden. Op Goede Vrijdag was het de gewoonte de as uit de haard te vegen om het huis te beschermen tegen brand.
Lucht Men probeerde de luchtgeesten gunstig te stemmen door middel van offers. Men strooide bloemen, zout of broodkruimels van een berg in de diepte of direct in de wind. Ook brandde men kaarsen om de luchtgeesten tot bedaren te brengen. De kaarsen werden op de vensterbank gezet en tijdens de storm las men uit de bijbel.
Water Waternimfen probeerde men gunstig te stemmen door gouden munten in bronnen of rivieren te werpen. Vooral kinderen die onder het sterrenbeeld waterman waren geboren zouden makkelijk het slachtoffer van watergeesten kunnen worden. Daarom riepen moeders op weg naar de doop een munt in een rivier of vijver en riepen: ‘ hier heb je de jouwe, laat mij het mijne houden’.
Aarde Men geloofde in de genezende kracht van de aarde. In veel delen van europa was het gebruikelijk om zieken direct op de grond te leggen om genezing te bevorderen. Ook was men ervan overtuigd dat geneesmiddelen die een tijdje in de aarde waren begraven extra geneeskrachtig waren.
Hoe was de samenleving ingedeeld? Het idee dat alles in de wereld hiërarchisch met elkaar verbonden was komt ook naar voren in de wijze waarop de samenleving was ingedeeld. De samenleving bestond uit verschillende sociale lagen, ook wel standen genoemd. De eerste stand zorgde voor het zielenheil van de mensen (geestelijkheid), de tweede stand zorgde voor bescherming (adel) en de derde stand zorgde voor het voedsel (boeren). Bij de opkomst van steden kwam er een nieuwe groep bij: burgers. De burgers werden bij de derde stand gevoegd. Geboorte bepaalde in welke stand iemand terecht kwam. God had bepaald dat je koning werd of boer en hier viel niet over te twisten. Uiterlijkheden en omgangsvormen waren heel belangrijk. Aan iemands kleding kon afgelezen worden van welke rang en stand de persoon was. De indeling van de samenleving was gebaseerd op ongelijkheid. De cultuur van de elite was anders dan de cultuur van de grote massa of het volk. De elite had toegang tot meer kennis en werd geschoold aan de kathedraalscholen en universiteiten. We zullen later ook zien dat de ideeën die de elite en het volk over hekserij en magie hadden van elkaar verschilden.
Geloof Zoals gezegd geloofde de mensen in West - Europa tijdens de Middeleeuwen in het Christendom. Een ander woord voor het christelijk geloof in West- Europa was het Rooms- katholieke geloof. Katholiek betekent allesomvattend. Er was slechts een God en
de goden en godinnen waar men voor de komst van het Christendom in geloofde waren afgoden. Aan het hoofd van de Rooms- katholieke kerk stond de paus. De paus werd gezien als plaatsvervanger van God op aarde en hij was dan ook ontzettend machtig. De Christelijke rituelen en gebruiken leidde men af uit de bijbel. Op kerkvergaderingen bepaalden de paus, kardinalen en bisschoppen op welke manier de mensen moesten geloven. Wanneer iemand afweek van de ‘rechte’ leer was hij een ketter en kon daarvoor vervolgd worden.
Hekserij Hekserij, magie, tovenarij was een middel om invloed uit te oefenen op het dagelijks leven en het te begrijpen. Hekserij is het door middel van rituele handelingen aanbrengen van veranderingen in de werkelijkheid. Men geloofde dat dit mogelijk was omdat men ervan overtuigd was dat alles onderling verbonden was. Men kon actief in het leven ingrijpen wanneer men de tekenen juist kon uitleggen. Een groot deel van de kennis van de geneeskunde en andere wetenschappen stamde uit de tijd van de Grieken en Romeinen en bevatte magische elementen. In de vroege middeleeuwen had de term magie dan ook nog geen negatieve betekenis. Het woord magie betekent in oorsprong wijs. Het woord heks gaat terug op het woord hagazussa. Hag betekent omheining, waarmee de levende omheining de haag wordt bedoeld. Zussa is afgeleid van tusio, waarmee naar een demon wordt verwezen. Het verwijst ook naar feit dat men dacht dat heksen tussen de werelden konden reizen. Heksen en magiërs konden zowel goed als slecht zijn: met witte magie probeerde men iets goeds te bewerkstelligen en met zwarte magie wilde men schade berokkenen. Er was geen duidelijke grens tussen magie en religie, beiden werden vaak gelijktijdig gebruikt om iets voor elkaar te krijgen. Er bestond niet een stereotype heks of magiër. Verschillende soorten mensen uit verschillende lagen van de bevolking beoefenden vormen van magie: van monniken, priesters,geneeskundigen, chirurgijnen, barbieren, vroedvrouwen en dorpsgenezers tot koningen en pauzen. Hieronder gaan we wat dieper in op verschillende vormen van magie en op de mensen die er gebruik van maakten. Vooropgesteld moet worden dat het merendeel van de mensen zich niet bewust was van het feit dat ze magisch werk bedreven. Kruiden -, planten- en dieren magie Monniken bestudeerden de geneeskunst in kloosters en veel van de kennis stamde uit de klassieke oudheid. Deze geneeskunde omvatte magische elementen. In de vroege middeleeuwen dachten de monniken zelf niet dat ze zich –deels – bezighielden met magie, schrijvers uit de latere middeleeuwen zouden deze kennis pas als magisch bestempelen. Monniken gebruikten bijvoorbeeld alruin voor haar mysterieuze helende krachten en bezweringen om elven, die ziekten veroorzaakten, weg te jagen. Veel mensen geloofden dat de beheersing van de geneeskunst verbonden was met toverij, in het bijzonder kruidentovenarij. Beroemde geneeskundigen stonden dan ook vaak te boek als tovenaars. Er waren kruiden om ziekten te genezen, boze geesten te verdrijven, gelukkig
te worden in de liefde,enz. Een van de belangrijkste toverplanten was de bovengenoemde alruin. In een handschrift uit de 14e eeuw staat over het uitgraven van het kruid ijzerhard: ‘wie dit kruid wil uitgraven, moet dezelfde dag gaan naar waar het staat en het met goud en zilver omcirkelen en over het kruid een onze vader spreken en hij zegt tegen het kruid: ik gebied je, edel kruid, Verbena, in nomine patris, et filii et spiritus sancti…’ Dergelijke aansprekingen waren gebruikelijk bij verschillende geneeskrachtige en magische planten. Vaak werd daarbij God, Christus, Maria of andere heiligen aangeroepen. Naast monniken waren er andere genezers. Waarschijnlijk hadden deze genezers wel enige vorm van educatie gehad, maar deze viel in het niet bij de universitaire scholing van monniken. Uit het boek over geneeskunde van Bald uit de 10e eeuw staat het volgende ‘recept’ tegen huidziekte: Neem ganzenvet, het lagere deel van de Griekse alant, slangekruid, bisschopskruid en klavertjes. Meng de vier kruiden samen en knijp ze uit. Doe er een lepel oude zeep bij en zo mogelijk wat olie. Smeer s’ nachts je huid ermee in . Krab de nek na zonsopgang en laat het bloed in stromend water lopen, spuug drie keer en zeg: neem deze ziekte en vertrek. Ga naar huis in stilte via een open pad. Ook dieren werden gebruikt om te genezen. Het hoofd van een gier omwikkeld in herten huid genas hoofdpijn, de nieren en testikels genazen impotentie wanneer ze gedroogd en verpulverd in wijn opgedronken werden. De lagere geestelijkheid zoals de dorpspriesters waren vaak net zo ongeschoold als de bovengenoemde genezers. Een ritueel uit de 12e eeuw om de akkers vruchtbaar te maken gaat als volgt. Voor zonsopgang groef de priester vier klompen aarde van de vier zijden van de akker op en besprenkelde de aarde met een mix van heilig water, olie, melk, honing en stukjes boomschors en kruiden. Ondertussen sprak hij de volgende woorden in het Latijn: gaat heen, wees vruchtbaar en vul de aarde. Daarna werd de aarde naar de kerk gebracht en wijdde de priester vier missen aan de aarde. Voor zonsondergang werd de aarde weer naar de akker gebracht. Er waren ook genezers zonder enige scholing. Dit waren vaak oudere wijze mannen of vrouwen die naast de bovengenoemde mensen een belangrijke rol vervulde in het dorp, de stad of streek. Spreuken Er kan een onderscheid gemaakt worden in drie typen spreuken. Een gebed was een verzoek aan God, Christus, Maria of een heilige. Een zegening had de vorm van een wens gericht aan de persoon in kwestie. Een bezwering was een bevel dat gericht was aan de ziekte of de worm, elf, demon die er verantwoordelijk voor gesteld werd. Een spreuk werd soms extra kracht gegeven door de naam van een heilige eraan te verbinden. Een bijzondere spreuk was een exorcisme of uitdrijving.
Edelstenenmagie Edelstenen en kristallen waren erg kostbaar en daarom vaak voorbehouden aan de elite. Naast het gebruik als sieraad werden edelstenen en kristallen gebruikt omdat gedacht werd dat ze invloed konden uitoefenen op iemands geestelijke en lichamelijk gesteldheid. Er was een steen voor elk teken van de dierenriem. Ook werd gedacht dat edelstenen en kristallen magische krachten bezaten. Een bekend voorbeeld is de kristallen bol waarmee men de toekomst voorspelde. Obsidiaan was in de middeleeuwen een geliefde steen om bollen en magische spiegels mee te maken. In de 13-eeuwse verhandeling over sierstenen staan dat ‘met de afbeelding van de valk, mits op een topaas, de goede wil van koningen en prinsen wordt verkregen’. In dezelfde tekst wordt beweerd dat ‘ een vleermuis, afgebeeld op een bloedsteen of heliotroop de drager de macht geeft over demonen en helpt bij bezweringen’. Ook verteld de tekst dat ‘het welgevormde beeld van een leeuw, mits gegraveerd in een granaat, zal waken voor eer en gezondheid, de drager van alle ziekten genezen en hem behoeden voor alle gevaren van het reizen’. Citrien werd voorgeschreven aan mensen die in de winter door te weinig zonlicht depressief werden. De steen zou namelijk de energie van de zonnestralen in zich dragen.
Amuletten en talismannen Een amulet is een voorwerp wat beschermt, een talisman brengt geluk. Astrologie Astrologie stelt dat er een relatie is vast te stellen tussen bepaalde standen van de hemellichamen en gebeurtenissen op de aarde. Sommigen kerkgeleerden wantrouwden astrologen en waren van mening dat ze eigenlijk op de troon van God gingen zitten. Over het algemeen stond de astrologie echter in hoog aanzien. Men legde een verband tussen de 12 tekens van de dierenriem en de 12 apostelen en zag dit als een bewijs dat astrologie in het christelijk wereldbeeld paste. De universiteit van Bologna had al sinds 1125 een leerstoel in de astrologie. De elite zoals koningen en pauzen hadden vaak een vaste astroloog of tarot lezer aan hun hof. Belangrijke gebeurtenissen konden voorspelt worden en de gunstigste datum voor een huwelijk, veldslag, etc. kon zo bepaald worden. Sommige pauzen deden zelf aan astrologie. Paus Sixtus IV (1414-1484) was de eerste paus die een horoscoop opstelde en interpreteerde. Mensen uit de lagere standen gebruikten eenvoudigere vormen van astrologie die voornamelijk gericht was op de kracht van de zon en maan.
Tarot Met tarotkaarten kon men de toekomst voorspellen en antwoorden krijgen op belangrijke vragen. De herkomst van de tarotkaarten ligt in het duister. Sommigen denken dat de zigeuners ze naar Europa gebracht hebben vanuit India, anderen gaan ervan uit dat de tarot uit Egypte komt. Wel is zeker dat het huidige kaartspel van de tarotkaarten afstamt. Er bestonden veel verschillende soorten tarotkaarten Een van de oudst bekende set tarotkaarten is van de Italiaanse adellijke familie Visconti. De vroege kaartspellen telden een verschillend aantal kaarten. Pas rond 1600 beschrijft de Italiaan Garzoni een spel dat met de structuur van de huidige tarot overeenkomt: 22 kaarten van de grote Arcana en 56 kaarten van de kleine Arcana. Arcana betekent
geheim. De kleine Arcana is verdeeld over vier reeksen, zoals we ze ook in het moderne kaartspel kennen: staven (klaveren), zwaarden (schoppen), bekers (harten) en munten /pentakels (ruiten). Deze vier reeksen komen overeen met de vier elementen aarde, water, lucht en vuur.
Alchemie
Alchemisten wilden voornamelijk twee zaken bereiken. Ten eerste wilden ze een proces ontwikkelen, waarbij de gewone 7 metalen in goud of zilver veranderd zouden worden. Daarnaast waren alchemisten op zoek naar het levenselixer, een drank die de drinker het eeuwig leven zou bezorgen. Een sleutelrol had een bepaalde stof die de ‘steen der wijzen’ genoemd werd. Deze stof zou voor de benodigde veranderingen in de metalen kunnen zorgen en ook een belangrijke rol spelen bij het brouwen van het levenselixer. Het was niet ongewoon voor koningen om alchemisten in dienst te hebben. In 1456 vroegen 12 mannen aan Henry VI van Engeland of ze alchemie mochten beoefenen, twee van hen waren de geneesheren van de koning zelf en een was een vriend van de hertog van Gloucester. Drie kregen toestemming, waarbij de koning te kennen gaf dat het elixer een medicijn was dat ziekten kon genezen, als antigif werkte tegen alle vormen van vergif en het leven kon verlengen. Ook kon de verandering van metalen in goud en zilver zijn koninkrijk verrijken.
Astrale magie en necromantie In de 11e en 12e eeuw kwam de katholieke elite in aanraking met veel nieuwe kennis uit de Griekse, Arabische en Joodse wetenschap en literatuur. Kennis over astronomie, astrologie, alchemie en magie werd uitgebreid en verdiept. Deze kennis werd gedoceerd aan de kathedraalscholen en universiteiten.
Astrale of ceremoniële magie Bij deze vorm van magie werden uitgebreide rituelen en symbolen gebruikt. Het gebruik van een magische cirkel waarin de rituele werkzaamheden werden verricht had verschillende functies. De cirkel had een beschermende functie en fungeerde als een soort poort of deur tussen de aardse en astrale wereld. Er zijn beschrijvingen van rituelen waarin de cirkel getrokken werd met een zwaard. Het zwaard stond voor het element lucht, denkvermogen en communicatie. Bij sommige rituelen werden de doden opgeroepen en als middel ingezet om het doel van het magisch ritueel te bereiken. Dit wordt ook wel necromantie genoemd. In sommige teksten wordt de term geesten gebruikt, in andere teksten heeft men het over demonen.
Uit de overgeleverde Arabische tekst Picatrex (11e,12e eeuw): “ Kras een aantal symbolen of talisman tekens op een stuk linnen onder de goede astrologische condities, voeg de naam van een persoon toe, en steek de doek in de brand, de persoon zal gedwongen worden om te gaan waar jij hem heen stuurt.” ‘Schrijf of kras tekens op een lood tablet en verstop het op een plek en je zal de macht van saturnus naar je toe halen op zo’n manier dat de plek ontvolkt zal worden.” Uit het handboek van Munchen, 15e eeuw: Ritueel om onzichtbaar te worden: De magiër gaat naar een veld buiten de stad en trekt een cirkel op de grond. Hij zuivert de cirkel en besprinkelt de cirkel en zichzelf met heilig water terwijl hij Psalm 51:7 uitspreekt. Hij knielt en roept verschillende geesten aan, hij beveelt ze in naam van God te komen en zijn wil te doen. Opeens verschijnen de geesten en vragen hem wat hij wil. Hij vraagt om een kap die hem onzichtbaar maakt. Een van de geesten gaat de kap halen en geeft het aan de magiër in ruil voor zijn witte jurk. Als de magiër niet op dezelfde plek terugkeert binnen drie dagen en zijn jurk terughaalt om deze te verbranden zal hij binnen zeven dagen sterven. I) Uit het handboek van Munchen, 15 eeuw: Ritueel om de liefde van een vrouw te winnen: Terwijl de magiër allerlei incantaties doet, neemt hij duivenbloed waarmee hij een naakte vrouw tekent op de huid van een vrouwtjeshond. Hierbij schrijft hij de namen van verschillende demonen op de tekening en beveelt de demonen om die delen van de lichaam van de vrouw te beïnvloeden, zodat ze voor hem in vuur en vlam zal zijn. Hij reinigt de tekening met saffraan en mirre terwijl hij de demonen blijft bevelen om ervoor te zorgen dat de vrouw verliefd op hem wordt. Hij hangt de tekening om zijn nek en gaat alleen, of met drie betrouwbare andere magiërs, naar een geheime plek. Hij trekt met zijn zwaard een cirkel op de grond, met de namen van de demonen eromheen. Hij gaat in het midden van de cirkel staan en roept de demonen aan. Ze zullen verschijnen in de vorm van zes bedienden. Ze zullen de vrouw voor hem halen, zonder haar kwaad te doen. Terwijl ze bij hem is zal een van demonen haar plaats innemen zodat niemand haar verdwijning opmerkt. Geloofde het volk vooral in het verschil tussen witte en zwarte magie, de elite maakte steeds meer een onderscheid tussen natuurlijke en bovennatuurlijke magie. De kerkelijke elite had in principe geen probleem met magie die tot stand kwam door middel van krachten uit de natuur, wanneer er echter bovennatuurlijke krachten in het spel waren was het andere koek. Het was de elite die in aanraking kwam met deze vorm van magie. Uit verschillende historische teksten komen priesters en monniken naar voren als beoefenaars van deze vorm van magie. Een belangrijke tegenreactie was dat veel geleerden en geestelijken alle soorten magie steeds meer op een hoop gooiden. Hoe kon men nu weten of er natuurlijke of bovennatuurlijke krachten in het spel waren? Als mensen uit de elite zich bezig hielden met duistere praktijken als het oproepen van geesten en demonen wat deed de dorpsdokter of het kruidenvrouwtje dan wel niet?
In de 8e eeuw had de kerk bepaald dat het geloof in heksen niet toegestaan was en deed het af als een onzinnig heidens gebruik. In de 13e eeuw veranderde de kerk van haar officiële standpunt: iedereen die niet in hekserij of magie geloofde was een ketter. Ook werd bepaald dat veel vormen van magie natuurlijk (niet strafbaar) waren, maar dat alle vormen van magie demonisch konden zijn (strafbaar). Verbod en Vervolging De geleidelijke verschuiving van het onderscheid tussen witte en zwarte magie naar het verschil tussen natuurlijke en bovennatuurlijke magie is ook terug te vinden in wetgeving en rechtszaken De wereldlijke overheid –keizers, koningen en stedelijke overheden- maakte voornamelijk wetgeving tegen zwarte of schadelijke magie. Een Visigotische wet uit de 6e eeuw heeft het over reizende tovenaars die door boeren betaald werden om vloeken over het vee en gewas van hun vijanden uit te spreken. De straffen voor hekserij varieerden van geldboetes, verbanningen, bedevaarten tot de doodstraf. De laatste kwam echter –nog- weinig voor. Op een synode (kerkvergadering) in Freising werd in 800 door bisschoppen een aantal instructies opgesteld over hoe men te werk diende te gaan als mensen schuldig waren bevonden van het uitspreken van toverspreuken, weermagie, divinatie en andere vormen van tovenarij. De aartspriester moest de persoon in kwestie flink aan de tand voelen om zo een bekentenis te krijgen. Martelen was toegestaan, maar niet tot de dood erop volgde. De persoon mocht pas vrijgelaten worden als hij boete had gedaan en een geldboete betaald had. In 850 werd op een vergadering van bisschoppen te Pavia echter de klacht geuit dat de magische kunsten nog altijd bloeiden, dat tovenaars nog steeds liefde en haat opwekten en zelfs doodden met magie. Inquisitie en vervolging Paus Gregorius IX (1227-1241) maakte zich in deze tijd erg druk over toenemende ketterse bewegingen. Ketters waren mensen die wel in god geloofden, maar niet zoals de Kerk dat wilde. De paus begon met het benoemen van de inquisitie. Inquisiteurs waren rondreizende rechters, die de lokale bisschoppen de hulp kwamen. De rechters waren vooral broeders die gestudeerd hadden uit de orde van Dominicanen. Ze hoorden dus bij de elite. De inquisitie vervolgde in het begin van de dertiende eeuw de Katharen. Deze godsdienstige sekte beschouwde de duivel als een machtige figuur. Voor de inquisitie waren de katharen dan ook niet meer dan een stel duivelsaanbidders. Mensen die zich met hekserij bezighielden werden ook steeds meer als duivelsaanbidders gezien. De inquisitie volgde de inquisitoire of onderzoekende methode. Dit wil zeggen dat ze een onderzoek instelden op eigen initiatief. Er was geen partij nodig die een beschuldiging indiende en de verantwoording had om de beschuldigingen te bewijzen. De inquisiteur was zowel aanklager als rechter! Hij mocht intimidatie en zonodig marteling gebruiken om een bekentennis te verkrijgen. Deze methode werd in de late middeleeuwen
grotendeels overgenomen door de wereldlijke gerechtshoven en verving geleidelijk de accusatoire of beschuldigende methode. Bij deze methode moest er eerst een beschuldiging zijn voordat er tot onderzoek overgegaan werd. Degene die de beschuldiging uitte was verantwoordelijk voor de bewijslast. Wanneer hij onvoldoende bewijs kon leveren was er een grote kans dat hij de straf moest ondergaan die voor de gemaakte beschuldiging stond. In de late middeleeuwen kwam de vervolging van magiërs en heksen steeds meer in handen van de inquisitie. Van de overgeleverde rechtszaken uit de vroege middeleeuwen en een groot deel van de rechtszaken van latere eeuwen hebben betrekking op belangrijke politieke figuren in de rol van slachtoffers, verdachten of beschuldigers. Deze sensationele rechtszaken werden door schrijvers van kronieken en anderen vastgelegd. Er is veel minder bekend over de rechtszaken die plaatsvonden aan de onderkant van de sociale ladder. Een 13e eeuws handboek van de inquisitie noemt verschillende vormen van magie waarover de beschuldigden ondervraagt konden worden: experimenten met reflecterende oppervlakten, de aanroeping van demonen, het gebruik van magische cirkels, het brengen van offers voor demonen, het gebruik van menselijke hoofden of andere lichaamsdelen om haat of liefde op te wekken, het gebruik van toverspreuken bij kruiden, en het magisch gebruik van heilig water. In 1323 werd ten zuiden van Parijs een rechtszaak gehouden voor een kerkelijke rechtbank. Een groep monniken, kanunniken en leken zouden gezamenlijk plannen hebben gesmeed om de demon Berich aan te roepen. Ze wilden dit doen door een magische cirkel van kattenhuid te maken. In de vroege 14e eeuw werden verschillende mensen veroordeeld voor het gebruiken van magie tegen de Franse koning en paus Johannes XXII. In het proces tegen de Tempeliers (1307-1314), werden de leden van deze orde onder meer beschuldigd van het vereren van een magisch hoofd en een kat. In 1384 veroordeelde een inquisiteur ene Niccolo Consigli tot de brandstapel omdat hij lucifer, satan en beëlzebub had aangeroepen en bovendien iemand had geprobeerd te vermoorden via magische middelen. De boeken over het aanroepen van de doden en demonen die Consigli in zijn bezit had werden verbrand. De verandering in het strafrecht zorgde ervoor dat het makkelijker was om iemand te beschuldigen en te veroordelen. Vanaf de 14e eeuw Vanaf de late 14e eeuw lijkt er een stijging in het aantal processen tegen magie geweest te zijn, met name in Zwitserland en Italië. In de 15e eeuw was er een nog dramatischer stijging van het aantal processen in Frankrijk, Duitsland en Zwitserland. Dit kwam vooral door de verandering in het strafrecht: de inquisitoire methode zorgde ervoor dat er sneller beschuldigingen geuit werden en dat het gemakkelijker was om tot een veroordeling te komen. Het ging steeds vaker om massa processen: de rechters en inquisiteurs vroegen de mensen van een dorp of stad om zoveel mogelijk verdachten naar voren te brengen.
Heksen en magiërs werden steeds meer gezien als een sekte die met elkaar verbonden waren in een duivels verbond om het Christendom te vernietigen. De processen lokten meer processen uit en het was een hot item om over te schrijven. Een anonieme auteur uit Savoy schreef in het midden van de 15e eeuw een verhandeling over de “de fouten van de Gazarii”. Gazarii was een lokale term voor heksen. Heksen en magiërs waren leden van een sekte die regelmatig bijeenkwamen in synagogen om hun haat en lusten bot te vieren. Wanneer iemand toetrad tot dit duivelse verbond werd hij of zij in de synagoge aan de duivel voorgesteld. De duivel nam meestal de vorm aan van een zwarte kat en soms die van een misvormd mens. De persoon zwoor trouw aan de duivel en de andere tovenaars en heksen. Hij of zij moest leden werven, zoveel mogelijk kinderen wurgen en de lichamen naar de synagoge brengen. Ook moest hij of zij zoveel mogelijk huwelijken ondermijnen door impotentie te veroorzaken met behulp van magische middelen. De persoon in kwestie kuste de duivel, als eerbetoon, op zijn kont en daarna vierden ze feest, Ze aten het vlees van de gedode kinderen op en hielden nachtelijke orgieën. In 1468 verklaarde de Kerk dat hekserij een ‘buitengewone misdaad’ was. Zo konden de regels die tijdens een rechtszaak normaal golden opzij worden gezet. Malleus Maleficarum (1486) (malifificae; kwalijke tovenaressen) De ‘heksenhamer’ was het eerste grote gedrukte boek over ‘demonologie’ en het was geschreven door de inquisiteurs Jacob Sprenger en Henry Kramer. Demonologie was de wetenschap die zich bezighield met het opsporen van werken van de duivel. Er stond precies beschreven wat heksen waren, wat ze deden en waaraan je ze kon herkennen. Ze schreven ook dat heksen met de dood bestraft moesten worden. Stereotype van de heks In de heksenhamer komen de verschillende elementen van het stereotype van ‘de heks’ samen. Magiërs en heksen konden alleen toveren met hulp van de duivel, hiertoe sloten zij een pact: in ruil voor hun ziel kregen ze magische krachten. Geesten en demonen waren allemaal verschijningsvormen van de duivel. Heksen en magiërs vormden een geheim verbond of sekte en hadden als doel de vernietiging van het Christendom. Ze kwamen gezamenlijk bijeen in een synagoge later sabbat genoemd. Hier zworen ze trouw aan de duivel en kusten hem als eerbetoon op zijn kont. Ze hielden allerlei nachtelijke orgieën. Mensen die aan magie deden waren voornamelijk vrouwen. De schrijvers van de Heksenhamer stelden dat de vrouw minder slim was en makkelijker te verleiden was dan de man. Volgens de Bijbel was Eva gemaakt uit een rib van Adam en ze was verleid door de slang. Elke vrouw was in wezen verdacht, zelfs nonnen. De duivel was er namelijk vooral op uit om godsdienstige vrouwen te verleiden. De duivel verwekte ook kinderen bij de heks, ook wel duivelsgebroed genoemd. ‘Zonder vrouwen’ schreven ze, ‘zou de wereld heel wat minder gevaren tellen. Hoe groot is dan tegenwoordig het gevaar nu velen van hen heksen zijn’. ‘Ze zenden hagel, boze stormen en onweer. Zij veroorzaken onvruchtbaarheid bij dieren en mensen. Zij bieden ook kinderen bij de duivel aan. Ze vliegen van plaats naar plaats. Ze betoveren de geest van de rechters. Ze bewerken de mensen die op de pijnbank
gefolterd worden en toch blijven zwijgen. Ze horen van de duivel van alles over de toekomst. Ze zorgen ervoor dat vrouwen zieke kinderen krijgen. Ze veranderen de harten van mensen van liefde en haat. Ze veranderen mensen in dierengestalten. Ze doden pasgeboren kinderen en offeren hen aan de duivel. Ze stelen kinderlijkjes uit de graven en koken ze dan in een ketel; daarvan maken zij zalven om hun toverkunsten en hun luchtreizen mogelijk te maken.’ Het gebruik van de inquisitoire methode, het idee dat alle magie demonisch was en het stereotype van de heks zorgden voor een ongekende stijging van het aantal heksenprocessen in de tijd die komen ging. Wanneer iemand verdacht werd van hekserij moest ze een van de volgende proeven ondergaan: Vuurproef: de verdachte moest over hete sintels lopen op blote voeten of ze kreeg een stuk ijzer in de handen of op de blote rug geduwd. Als er brandblaren ontstonden was ze onschuldig. Weegproef: de verdachte werd naar de Waag gebracht en ging met de stadsvroedvrouw het kleedhok binnen om zich uit te kleden. Daarna kreeg ze een lang wit kleed aan er werd gemeten. Het aantal centimeters dat ze boven een meter mat, moest ze ongeveer wegen in kilo’s. Was ze lichter dan was ze een heks, anders zou ze nooit op een bezemsteel kunnen vliegen. Waterproef: de verdachte werd aan handen en voeten gebonden en in het water gegooid. Bleef ze drijven dan was ze een heks. Een heks werd meestal eerst gewurgd en daarna verbrand.