Maatschappelijk Verslag 2011 Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht
Pagina 1
Inhoudsopgave 1. Uitgangspunten van de verslaglegging
4
2. Profiel van de organisatie
5
2.1 Algemene identificatiegegevens
5
2.2 Structuur van de organisatie 2.2.1 Besturingsmodel 2.2.2 Medezeggenschap 2.2.3 Toelatingen
5
2.3 Kerngegevens 2.3.1 Kernactiviteiten en nadere typering 2.3.2 Cliënten, capaciteit, productie, personeel en opbrengsten 2.3.3 Werkgebieden
7
2.4 Samenwerkingsrelaties 2.4.1 Keten- en samenwerkingspartners 2.4.2 RIBW Alliantie en GGZ Nederland 2.4.3 Stakeholderonderzoek
9
3. Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap
11
3.1 Normen voor goed bestuur
11
3.2 Raad van Bestuur
11
3.3 Toezichthouders
12
3.4 Bedrijfsvoering
16
3.5 Cliëntenraad
17
3.6 Ondernemingsraad
19
3.7 Meldingscommissie Incidenten Cliëntenzorg
20
4. Beleid, Inspanningen en prestaties
21
4.1 Meerjarenbeleid
21
4.2 Algemeen beleid 4.2.1 Dagbesteding 4.2.2 Kwaliteit van zorg 4.2.3 Herstelondersteunende zorg 4.2.4 Intensieve en langdurende zorg
22
4.3 Algemeen kwaliteitsbeleid
25
4.4 Kwaliteitsbeleid ten aanzien van cliënten 4.4.1 Kwaliteit van zorg 4.4.2 Klachten 4.4.2.1 Klachtencommissie Cliënten SBWU 4.4.2.2 Cliëntvertrouwenspersoon
26
Pagina 2
4.5 Kwaliteitsbeleid ten aanzien van medewerkers 4.5.1 Personeelsbeleid 4.5.1.1 Personele bezetting 4.5.1.2 Niveau medewerkers 4.5.1.3 Ziekteverzuim 4.5.2 Kwaliteit van het werk 4.5.2.1 Medewerkeroordeel 4.5.2.2 Arbeidsomstandigheden 4.5.2.3 Veiligheid 4.5.2.4 Brandveiligheid 4.5.2.5 Vaccinatie Hepatitis-B 4.5.3 Melding Incidenten Medewerkers
29
4.6 Samenleving en belanghebbenden
33
4.7 Financieel beleid 4.7.1 Exploitatie 4.7.1.1 Bedrijfsopbrengsten 4.7.1.2 Bedrijfslasten 4.7.2 Balans 4.7.2.1 Activa 4.7.2.2 Passiva 4.7.3 Weerstandsvermogen 4.7.4 Kasstroomoverzicht 4.7.5 Vooruitzichten
34
5. Jaarrekening
38
5.1 Jaarrekening 39 5.1.1 Balans per 31 december 2011 5.1.2 Resultatenrekening over 2011 5.1.3 Kasstroomoverzicht 5.1.4 Grondslagen van waardering en resultaatbepaling 5.1.4.1 Algemeen 5.1.4.2 Grondslagen van waardering van activa en passiva 5.1.4.3 Grondslagen van resultaatbepaling 5.1.4.4 Toelichting op de balans 5.1.5 Toelichting op de balans 5.1.6 Mutatieoverzicht materiële vaste activa/financiële vaste activa op grond van art. 5a Regeling verslaggeving WTZi 5.1.7 Overzicht langlopende schulden ultimo 2011 5.1.8 Toelichting op de resultatenrekening 5.1.9 Ondertekening door bestuurders en toezichthouders 5.2 Overige gegevens 5.2.1 Vaststelling en goedkeuring jaarrekening 5.2.2 Statutaire regeling resultaatbestemming 5.2.3 Resultaatbestemming 5.2.4 Gebeurtenissen na balansdatum 5.2.5 Controleverklaring
Pagina 3
61
1. Uitgangspunten van de verslaglegging De SBWU is ook in 2011 weer gegroeid. De toekenning van 75 extra plaatsen maakte het mogelijk de locaties Houten, Nieuwegein en in de Utrechtse wijk Leidsche Rijn uit te breiden. Door het implementeren van een veiligheidmanagementsysteem zijn we in staat continue risico’s te signaleren, verbetermaatregelen te nemen en te evalueren. Hier dragen we zorg voor een veiliger woon- en werkomgeving voor cliënten en medewerkers. De komende jaren staan er op landelijk niveau en in de gemeentes grote veranderingen in de zorg op stapel. Met het nieuwe Meerjarenbeleidplan dat eind 2011 is vastgesteld en met de versterking van ons tactische management voelen we ons als organisatie voorbereid op deze dynamische tijd. Dit jaardocument is geschreven op basis van de voorschriften voor de inhoud van het jaardocument van het Ministerie van VWS. Evenals in voorgaande jaren zijn enkele paragrafen toegevoegd. In paragraaf 3.7 wordt informatie gegeven over de Meldingscommissie Incidenten Cliëntenzorg (MIC) en in paragraaf 4.5.3 over de Meldingscommissie Incidenten Medewerkers (MIM). Zo geeft de Raad van Bestuur een totaalbeeld van alle wezenlijke onderdelen van het kwaliteitsbeleid en legt zij verantwoording af over wat zij met de adviezen van deze organen heeft gedaan. De totstandkoming van het jaardocument is ook dit jaar weer een coproductie van de stafafdelingen, de Raad van Bestuur en de bestuurssecretaris. Het verschijnt onder verantwoordelijkheid van de Raad van Bestuur en geeft, binnen de beperkingen van de vraagstelling door het Ministerie van VWS en van de wens het document beperkt van omvang te houden, een getrouw beeld van de SBWU in 2011. Desgewenst verschaft de Raad van Bestuur over elk onderdeel aanvullende informatie. Het jaardocument bestaat uit het maatschappelijk verslag, de jaarrekening en de gegevens die via DigiMV elektronisch zijn aangeleverd. Deze laatste gegevens ontbreken in deze versie, maar kunt u, voor zover openbaar, op termijn vinden op www.jaarverslagenzorg.nl. De hoofdstukindeling van het jaardocument is als volgt. De eerste vier hoofdstukken bevatten het maatschappelijk verslag. Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het profiel van de organisatie beschreven. Het functioneren van bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap komen in hoofdstuk 3 aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt verslag gedaan van beleid, inspanningen en prestaties. Het laatste hoofdstuk bevat de jaarrekening met daarin opgenomen de accountantsverklaring.
Pagina 4
2. Profiel van de organisatie
2.1 Algemene identificatiegegevens De Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht (SBWU) is een Regionale Instelling voor Beschermd Wonen (RIBW). Naam verslagleggende rechtspersoon
SBWU
Adres
Furkaplateau 15
Postcode
3524 ZH
Plaats
Utrecht
Telefoonnummer
030 – 236 10 70
Nummer Kamer van Koophandel
41180956
E-mailadres
[email protected]
Internetpagina
www.sbwu.nl
Tabel 1: Algemene identificatiegegevens
2.2 Structuur van de organisatie De SBWU is opgericht op 29 december 1983. Vanaf 22 juli 1992 is de SBWU een als RIBW toegelaten AWBZ-instelling. De missie van de SBWU luidt: De SBWU biedt begeleiding en huisvesting aan mensen met psychiatrische en/of verslavingsproblemen. Deze begeleiding is herstelondersteunend en draagt bij aan de kwaliteit van leven en de tevredenheid van de cliënt. Op deze wijze ondersteunen wij onze cliënten in het benutten van hun mogelijkheden om inhoud te geven aan hun leven. De SBWU bevordert en realiseert een gedifferentieerd aanbod van begeleiding, ondersteuning en huisvesting voor een groeiende en steeds meer gedifferentieerde cliëntenpopulatie. Er wordt intensief samengewerkt met diverse instellingen op het gebied van de geestelijke gezondheidszorg, de verslavingszorg, de maatschappelijke opvang en met woningcorporaties, overheden en maatschappelijke organisaties.
2.2.1 Besturingsmodel De structuur van de SBWU is een stichtingsvorm met een Raad van Toezicht als toezichthoudend orgaan en een Raad van Bestuur als bestuursorgaan. Het leidend principe in de organisatie van de SBWU is het primaire proces, waar cliënten met ondersteuning van begeleiders aan hun herstelproces werken. De overige onderdelen van de organisatie zijn voorwaardenscheppend en ondergeschikt aan het primaire proces. Dit komt tot uiting in de schematische weergave van de organisatiestructuur, die nadrukkelijk niet topdown is weergegeven, maar voortvloeit uit het primaire proces van begeleiden en wonen.
Pagina 5
Figuur 1: Organisatiestructuur SBWU
De maatschappelijke taak van de SBWU wordt uitgevoerd in de begeleidingsrelatie van de cliënt en diens begeleider. Deze relatie in het primaire proces vormt het maatschappelijk bestaansrecht van de SBWU. De werkzaamheden van medewerkers in het primaire proces, locatiehoofden, Raad van Bestuur en Raad van Toezicht worden ondersteund door vier stafafdelingen: Zorgtoewijzing en Expertise, Personeel & Organisatie, Kwaliteit & Zorgbeleid en Bedrijfsbureau. Onderdeel van de stafafdeling Kwaliteit & Zorgbeleid is Bureau Herstel. Binnen Bureau Herstel werken ervaringsdeskundige medewerkers die zich inzetten om de principes van herstel bij cliënten en medewerkers uit te dragen. De kerntaak van Bureau Herstel is om binnen de SBWU ruimte en randvoorwaarden te creëren voor individuele en persoonlijke herstelprocessen van cliënten, zodat de SBWU optimaal herstelondersteunend kan werken.
2.2.2 Medezeggenschap Binnen de SBWU functioneren een Cliëntenraad conform de Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen en een Ondernemingsraad conform de Wet op de Ondernemingsraden. Over de adviezen van de Cliëntenraad en wat de Raad van Bestuur met die adviezen gedaan heeft wordt in paragraaf 3.5 verslag gedaan. Over de Ondernemingsraad gebeurt dat in paragraaf 3.6.
Pagina 6
2.2.3 Toelatingen De toelating in het kader van de AWBZ omvat de volgende functies: • • • • •
persoonlijke verzorging verpleging begeleiding behandeling verblijf
De functie verblijf bedroeg per 1 januari 2011 in het kader van de toelating AWBZ 611 plaatsen. Per 31 december 2011 was dat gegroeid naar 686 plaatsen. Over 2011 heeft het Ministerie van VWS 75 toelatingswijzigingen toegekend die resulteerden in een toename met 75 plaatsen. Van de 686 plaatsen zijn 5 plaatsen voor forensische psychiatrie. De groei in 2011 komt voornamelijk door de uitbreiding van de locatie SBWU Het Zand met 24 plaatsen, uitbreiding van de locatie Houten met 29 plaatsen en uitbreiding van de locatie Galecop met 22 plaatsen.
2.3
Kerngegevens
De SBWU kent een toenemende diversiteit aan doelgroepen aan wie een passend aanbod wordt geboden. Op dit moment leidt dit nog steeds tot groei. Voor 2011 en de jaren daarna stond uitbreiding met een aantal nieuwe voorzieningen gepland. Uiteraard heeft de voorziene verdere groei ook consequenties voor de bedrijfsvoering van de SBWU en de samenwerkingspartners waarmee contacten worden onderhouden.
2.3.1 Kernactiviteiten en nadere typering De SBWU is een zelfstandige RIBW die in het kader van ketenzorg intensief samenwerkt met andere zorgaanbieders. Naast de voor RIBW’s traditionele doelgroep van cliënten met een psychiatrische achtergrond richt de SBWU zich al geruime tijd ook op de resocialisatie van TBS-cliënten en sinds 2003 op langdurig verslaafden die vaak jarenlang dak- en thuisloos zijn geweest. Deze laatste groep is door de gevestigde hulpverlening lange tijd buiten de deur gehouden en leefde in erbarmelijke omstandigheden. Door een uniek samenwerkingproject onder de regie van de gemeente Utrecht, dat inmiddels in binnen- en buitenland bekend staat als het zogenaamde ‘Utrechtse model’, is in de afgelopen jaren door veel partijen hard gewerkt aan het realiseren van een sluitende zorgketen voor deze doelgroep. De SBWU speelt daarin een grote rol met inmiddels hostels voor drugsverslaafden, een hostel voor alcoholisten, een woonvoorziening voor zwerfjongeren en een team voor ambulante begeleiding aan cliënten met een verslavingsachtergrond en aan ‘multi-problemgezinnen’. De groei die de SBWU al enkele jaren doormaakt heeft zich in 2011 voortgezet en is spectaculair als je deze over 10 jaar bekijkt van 381 cliënten en 93 medewerkers eind 2001 naar 1441 cliënten en 629 medewerkers eind 2011. Deze groei is niet alleen veroorzaakt door de nieuwe doelgroep van langdurig verslaafden. Ook in de doelgroep uit de psychiatrie zit een enorme groei als gevolg van de bereidheid van de SBWU cliënten te plaatsen met een complexe zorgvraag en door uitbreiding van de huisvesting. Sinds 1 januari 2011 is uitbreiding van RIBW-erkende plaatsen niet meer mogelijk. Na een landelijke inventarisatie van de uitbreidingsplannen die in 2011 gerealiseerd konden worden, is eenmalig uitbreiding van 75 plaatsen kleinschalig wonen nog aan de SBWU gegund.
Pagina 7
In 2011 is voor het eerst de functie verblijf in een groeiend aantal gevallen (9) ambulant georganiseerd via Volledig Pakket Thuis (VPT). 2.3.2 Cliënten, capaciteit, productie, personeel en opbrengsten Aantal cliënten in zorg op 31 december
1441
Aantal feitelijke bedden op 31 december.
686
Aantal verzorgingsdagen beschermd wonen (incl Forensische zorg)
208331
Aantal ambulante contacten in verslagjaar (incl Forensische zorg)
78899
Aantal dagen dagactiviteiten
10189
Aantal personeelsleden in loondienst op 31 december Aantal FTE personeelsleden in loondienst op 31 december
629 493,75
Totaal bedrijfsopbrengsten (in euro’s) in verslagjaar
42.371.518
Waarvan wettelijk budget aanvaardbare kosten
40.865.892
Waarvan overige bedrijfsopbrengsten
1.505.626
Tabel 2: Kerngegevens per 31 december 2010
2.3.3 Werkgebieden Het werkgebied van de SBWU bevindt zich in de zorgkantoorregio Utrecht en omvat de gemeenten Utrecht, Nieuwegein, Houten, IJsselstein, Vianen en Lopik. In het gehele gebied wordt ambulante woonbegeleiding geboden. De beschermende woonvormen voor de cliënten uit de psychiatrie bevinden zich in Utrecht, Nieuwegein en Houten. De hostels voor de cliënten uit de OGGz staan in Utrecht. In IJsselstein en Utrecht wordt aan (steeds meer) cliënten volledig pakket thuis aangeboden.
Figuur 2: Werkgebied SBWU
Pagina 8
2.4 Samenwerkingsrelaties Samenwerking met andere organisaties op cliëntniveau, locatieniveau en organisatieniveau is voor de SBWU al jarenlang vanzelfsprekend. De SBWU kan haar cliënten alleen goede zorg leveren als zij nauw samenwerkt met andere zorgaanbieders en woningcorporaties. Dat zijn dan ook onze voornaamste keten- en samenwerkingspartners. De inhoud van die samenwerking, die dikwijls intensief en langdurig is, is veelal in een convenant of samenwerkingsovereenkomst vastgelegd. De relaties met onderaannemers zijn contractueel vastgelegd in raamovereenkomsten, waarna op cliëntniveau de individuele zorgafspraken verder worden bekrachtigd. Met volgende organisaties heeft de SBWU een samenwerkingsovereenkomst: Abrona, Atelier Totum, Altrecht, Aveant/Careyn, Bosactiviteiten, Buurtzorg Nederland, Centrum Maliebaan, Mitros Nieuwegein, Stichting De Loods Vof, Gids, Reinaerde, Samen voor Nieuwegei (SVN), Stichting Lapso, Steunpunt GGZ, Vitras, Tussenvoorziening, Veld 42, Vitras/CMD, VOF Amelis’hof Bunnik, Werkpad BV, Wijkcentrum Lunnetten, Woonoverlast Nieuwegein. Zorgboerderij De Achterhof, Zorgboederij Nieuw Bureveld, Zorgspectrum, Zuwe. In de ‘Beleidsnotitie Keten- en samenwerkingspartners van de SBWU’ worden de samenwerkingspartners opgesomd en wordt een overzicht gegeven van de documenten waaruit blijkt dat de SBWU voldoet aan de HKZ-normen voor ketenpartners.
2.4.1 Keten- en samenwerkingspartners Met Altrecht wordt veel overleg gevoerd op divisieniveau. Met de divisie Willem Arntsz is de samenwerking het meest intensief. Op het niveau van de Raad van Bestuur en van de divisiedirectie Willem Arntsz is het in 2009 op gang gekomen overleg over de cliënten die langdurig verblijven binnen Altrecht voortgezet. De Raad van Bestuur van de SBWU heeft in 2009 de ambitie uitgesproken dat over tien jaar geen cliënten meer op het terrein van Altrecht verblijven die dat niet strikt nodig hebben. Die ambitie is bij de top van Altrecht in goede aarde gevallen. In 2010 is een gezamenlijk project gestart om stappen in die richting te zetten. In 2011 heeft de SBWU een voorziening van Altrecht in Nieuwegein overgenomen. De SBWU heeft 36 begeleidingsplekken van Altrecht omgebouwd tot 22 begeleidingsplekken. De doelgroep betreft cliënten met psychiatrische problemen die na een (langdurige) opname of verblijf gestabiliseerd zijn waarbij intensieve begeleiding wordt aangeboden in een beschermende woonvorm (ZZP 3, 4, 5). Daarnaast zijn in deze vestiging zes plaatsen voor cliënten met een eetstoornis. Deze cliënten worden begeleid in nauwe samenwerking met het centrum Rintveld van Altrecht. Ook het Zorgkantoor is partner in deze gezamenlijke ambitie. In 2011 is het Zorgkantoor samen met de gemeente Utrecht opnieuw sturende geweest in de zorg voor mensen met een psychiatrische- en/of verslavingsproblemen. De SBWU als aanbieder van zorg die nu en in de toekomst mee kan helpen aan oplossingen, is bij beide financiers goed bekend. We hebben in 2011 dan ook een betrouwbare, bereikbare en meedenkende partner in het Zorgkantoor gehad. De goede samenwerking met een aantal woningcorporaties is in 2011 voortgezet. Daardoor konden de nieuwe vestigingen in Houten, Utrecht (Leidsche rijn) en IJsselstein gerealiseerd worden. Tot slot is het voor de Raad van Bestuur belangrijk te blijven investeren in de Stuurgroep OGGz en het directieoverleg met Centrum Maliebaan, Tussenvoorziening en Altrecht gezien de ketenzorg die de cliënten van de hostels nodig hebben en het belang dat de Raad van Bestuur hecht aan de participatie van de SBWU in de Utrechtse aanpak ten behoeve van dakloze verslaafden. Het belang en daarmee de intensiteit van deze samenwerking is in 2011 toegenomen met de transitie van AWBZ zorg naar de WMO die de komende jaren zal plaatsvinden.
Pagina 9
Door kennis en expertise van de verschillende instellingen samen te brengen en strategische belangen op elkaar af te stemmen vormen de SBWU en de ketenpartners een belangrijke gesprekspartner voor de gemeente bij het vormgeven van de transitie.
2.4.2 RIBW Alliantie De SBWU investeert intensief in de RIBW Alliantie, de vereniging van (zelfstandige) RIBW’s. Een van de bestuurders is lid van het bestuur van de Vereniging RIBW Alliantie. Ook is deze bestuurder lid van de Commissie Financiering en Bekostiging van GGZ Nederland. De Alliantie streeft naar een goede positie voor cliënten in de langdurige GGZ. De belangenbehartiging spitst zich toe op behoud van de AWBZ voor kwetsbare cliënten met psychiatrische en/of verslavingsproblematiek, omdat zij recht hebben op specifieke zorg terwijl deze onverzekerbaar is. Naast deze meer strategische gezamenlijke positionering maakt de Alliantie zich ook sterk voor de kwaliteit van zorg binnen RIBW’s. De partners van de RIBW Alliantie werken met elkaar standaarden in werkwijzen uit en delen hun expertise. Dat maakt een deelnemende RIBW een zeer geschikte organisatie voor cliënten in de langdurige GGZ, die hen ondersteunt in hun herstelproces en op hun weg naar gelijkwaardig burgerschap. Onverminderd hanteert de Alliantie de lijn om zoveel mogelijk samen met GGZ Nederland op te trekken. De relaties met de medewerkers van het bureau van GGZ Nederland zijn constructief en de lijnen zijn kort. De Alliantie is met de voorzitter Jaap Fransman vertegenwoordigd in het bestuur van GGZ Nederland.
2.4.3 Stakeholderonderzoek De SBWU houdt eens in de vier jaar een stakeholderonderzoek. Het laatste onderzoek vond plaats in 2009. Uit dat stakeholderonderzoek blijkt veel waardering voor het werk dat de SBWU doet en voor de opstelling als ketenpartner. De laagdrempelige en snelle bereikbaarheid van de Raad van Bestuur wordt op prijs gesteld. Opgemerkt wordt dat de Raad van Bestuur weet wat er speelt op de locaties van de SBWU. De SBWU heeft volgens de onderzoekers een prima reputatie. De Raad van Bestuur scoort opvallend hoog op de aspecten visie en leiderschap, zorg en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Ook door de belangenbehartigers van cliënten wordt veel waardering geuit. Mede naar aanleiding van het stakeholderonderzoek is in 2011 een vervolg gegeven aan het versterken van en meer transparant maken van het tactisch management naar de ketenpartners. Zo hebben eind 2011 meerdere hoofden de opdracht gekregen de samenwerking in de keten en met maatschappelijke partners te versterken binnen zorgprogramma’s en geografische gebieden. In het nieuwe Meerjarenbeleidplan is de ambitie geformuleerd dat de SBWU in 2015 vanuit een heldere communicatie en profilering zijn positie en meerwaarde binnen de wijknetwerken en ten opzichte van ketenpartners duidelijk maakt.
Pagina 10
3. Bestuur, toezicht, bedrijfsvoering en medezeggenschap 3.1 Normen voor goed bestuur De principes van de Zorgbrede Governancecode worden door de SBWU toegepast en zijn verankerd in de statuten van de SBWU, het Reglement voor de Raad van Toezicht en het Reglement Raad van Bestuur. In 2010 is een start gemaakt met de uitwerking van enkele aanpassingen die zijn opgenomen in de Zorgbrede Governancecode die op 1 januari 2010 van kracht is geworden. De aanpassingen betroffen beleid voor de dialoog met belanghebbenden, een klokkenluidersregeling en het houden van een jaarlijkse bespreking met de Raad van Toezicht over de risicobeheersing- en controle systemen. In 2011 zijn deze uitwerkingen als volgt afgerond. In het Meerjarenbeleidplan 2012 – 2015 wordt integraal aandacht besteed aan ‘de dialoog met belanghebbenden’. Integraal omdat de dialoog met belanghebbenden voor de SBWU geen op zichzelf staand onderwerp is dat op een bepaald moment wordt gedaan. Het maakt onderdeel uit van het dagelijks werk van Raad van Bestuur, locatiehoofden en stafhoofden. Op basis van het model van de Brancheorganisaties Zorg is een Klokkenluidersregeling opgesteld, die na instemming van de Ondernemingsraad in 2011 is vastgesteld. Eveneens in het Meerjarenbeleidplan 2012 – 2015 is de visie van de SBWU op risicomanagement opgenomen en als zodanig met de Raad van Toezicht besproken. Tevens zijn de belangrijkste strategische risico’s vastgesteld in een bijeenkomst van de Raad van Toezicht, de Raad van Bestuur en het managementoverleg. In 2010 is vanuit het ministerie van VWS de ‘bestuursmethodiek brandveiligheid’ opgesteld. Hierin staan aanbevelingen over het verhogen van de toezicht door de Raad van Toezicht op de Raad van Bestuur. Deze aanbevelingen zijn vertaald naar beleid voor de SBWU. Vastgesteld is dat de Raad van Toezicht minimaal 1 keer per jaar inzage krijgt in de effectiviteit van de brandveiligheidsorganisatie. Najaar 2011 heeft de Raad van Toezicht voor het eerst rapportages ontvangen ten aanzien van brandveiligheid van de 24-uurs locaties.
3.2 Raad van Bestuur De samenstelling van de Raad van Bestuur is in 2011 niet gewijzigd. Deze werd gevormd door: • De heer J.L.D.J. (Jan) Berndsen (voorzitter) • Mevrouw M.L. (Marlies) van Loon De leden van de Raad van Bestuur hadden in 2011 de volgende nevenfuncties: De heer J.L.D.J. Berndsen • bestuurslid Stichting DJOIN (organisatie voor jongerenwerk Den Dolder) • vicevoorzitter Vereniging de Dolderse Torteltuin Mevrouw M.L. van Loon • lid Commissie van Toezicht Pieter Baan Centrum te Utrecht • bestuurslid Vereniging RIBW Alliantie
Pagina 11
De leden van de Raad van Bestuur zijn collegiaal en individueel integraal verantwoordelijk. Dit betekent dat zij beiden aanspreekbaar zijn op alle facetten van de organisatie. Ieder lid van de Raad van Bestuur geeft direct leiding aan een deel van de locatiehoofden en aan een deel van de hoofden van de stafafdelingen. Daarmee blijft een belangrijk kenmerk van de SBWU, de platte organisatie, ondanks de groei, behouden. De portefeuilleverdeling tussen de leden van de Raad van Bestuur is als volgt: Jan Berndsen • Zorg • Vastgoed • Stedelijk netwerk • Leidinggevende deel locatiehoofden • Leidinggevende stafhoofden Kwaliteit & Zorgbeleid en Voordeur • Leidinggevende bestuurssecretaris
Marlies van Loon • Financiën • Personeel • Kwaliteitsbeleid • Landelijk netwerk • Leidinggevende deel locatiehoofden •
Leidinggevende stafhoofden Personeel & organisatie en Bedrijfsbureau
De honorering van de leden van de Raad van Bestuur valt ruim binnen de kaders van de Beloningscode Bestuurders Zorg. Mogelijke belangenverstrengeling en de schijn daarvan worden vermeden door naleving van de normen die daarover in de Zorgbrede Governancecode staan. In het Reglement Raad van Bestuur SBWU is vastgelegd dat de Raad van Bestuur de Zorgbrede Governancecode in acht neemt. Met de Raad van Toezicht zijn afspraken gemaakt over de informatievoorziening door de Raad van Bestuur aan de Raad van Toezicht. In dit Informatieplan Raad van Toezicht/ Auditcommissie staan een twintigtal documenten opgesomd die naar de Raad van Toezicht en/of de Auditcommissie worden gezonden met daarbij de frequentie van de rapportages. Die loopt uiteen van vier keer per jaar voor de ziekteverzuimcijfers tot eens per vijf jaar voor het strategisch huisvestingsplan. De onderwerpen betreffen alle aspecten van het beleid, zoals kwaliteit en veiligheid, financiën, personeel en tevredenheidonderzoeken.
3.3 Toezichthouders Jaarverslag 2011 Raad van Toezicht SBWU Samenstelling De samenstelling van de Raad van Toezicht was op 31 december 2011 als volgt. Naam
Datum aantreden
Datum aftreden
Periode
Dhr. M.L. de Haan
10-12-2009
10-12-2013
1
Dhr. H.W.J. Henselmans (voorzitter)
18-12-2008
18-12-2012
1
Dhr. R.J. Mascini
10-12-2009
10-12-2013
1
Dhr. A.A. de Mol
19-05-2005
19-05-2013
2
Mw. G. Veltkamp
13-03-2008
13-03-2012
1
Pagina 12
De nevenfuncties van de toezichthouders in 2011 worden aan het eind van dit jaarverslag van de Raad van Toezicht vermeld. In december 2011 hebben de leden Mw. G.H. van der Nat en Mw. S.A. de Jager, aan het eind van hun termijn, hun functie als lid van de Raad van Toezicht beëindigd. Daar zij het merendeel van het verantwoordingsjaar zitting hadden in de Raad van Toezicht zijn hun nevenactiviteiten hieronder wel opgenomen. Visie op toezicht De Raad van Toezicht werkt overeenkomstig de normen in de Zorgbrede Governancecode. De visie op toezicht die de Raad van Toezicht hanteert laat zich als volgt samenvatten. De zorginhoud en de kwaliteit van zorg staan voorop. De Raad van Toezicht ondersteunt van harte de ambitie van de Raad van Bestuur om van de SBWU een herstelondersteunende organisatie te maken. Gezonde financiën, kwaliteitsbeleid, goed personeelsbeleid met veel aandacht voor scholing en een adequate bedrijfsvoering zijn cruciaal voor het waarmaken van die ambitie. De Raad van Toezicht zorgt zowel wat deskundigheid van de leden betreft als in de agendering van de vergaderingen voor evenwicht in de aandacht voor bovengenoemde aspecten. De Raad van Toezicht vindt het belangrijk dat de toezichthoudende (controlerende) taak en de rol van adviseur van de Raad van Bestuur beide voldoende aandacht krijgen en op een kwalitatief hoog niveau worden uitgeoefend. De onafhankelijkheid van de leden is geborgd in de statuten van de SBWU. Informatievoorziening De Raad van Toezicht heeft met de Raad van Bestuur in een informatieplan vastgelegd over welke onderwerpen en hoe vaak de Raad van Toezicht en de Auditcommissie worden geïnformeerd. Het Meerjarenbeleid 2009 - 2011 (en het eind 2011 goed gekeurde Meerjarenbeleidplan 2012-2015) en de in 2010 opgestelde SBWU Strategie voor vastgoed vormen belangrijke toetsingskaders voor het beleid van de Raad van Bestuur. Door middel van schriftelijke bedrijfsinformatie in iedere vergadering van de Raad van Toezicht, verslagen van interne controles AO/IC, die in de Auditcommissie worden besproken, rapportages over de interne risicobeheersing- en controle managementsysteem voor brandveiligheid, en een rapportage over de realisatie van de doelstellingen uit de jaarlijkse kaderbrief wordt de Raad van Toezicht voldoende geïnformeerd over de uitvoering van het vastgestelde beleid. De financiële stand van zaken wordt op de voet gevolgd middels kwartaalrapportages, die met name in de Auditcommissie uitgebreid besproken worden. Het leeuwendeel van de informatie die de Raad van Toezicht krijgt is afkomstig van de Raad van Bestuur. Daarnaast heeft de Raad van Toezicht als informatiebronnen de externe accountant, de Cliëntenraad, de Ondernemingsraad, werkbezoeken aan locaties en de ontmoeting met de leden van het breed managementoverleg. Een delegatie van de Raad van Toezicht is eenmaal per jaar aanwezig bij een overlegvergadering van de Raad van Bestuur met de Cliëntenraad en tweemaal per jaar bij een overlegvergadering van de Raad van Bestuur met de Ondernemingsraad. Vergaderingen In 2011 heeft de Raad van Toezicht als gebruikelijk vier reguliere vergaderingen gehouden. De Raad van Bestuur is als regel bij de vergaderingen aanwezig. Bij bepaalde agendapunten verlaat de Raad van Bestuur de vergadering. Dit jaar was dat tweemaal het geval, bij de terugkoppeling uit de bijeenkomst van de Remuneratiecommissie in mei en bij de bespreking van de samenstelling van de Raad van Toezicht in september. De accountant is zowel bij Auditcommissie als bij Raad van Toezicht geweest bij de bespreking van het Jaardocument 2010. In 2011 heeft de Raad van Toezicht overeenkomstig de statutaire bevoegdheden de besluiten van de Raad van Bestuur goedgekeurd tot vaststelling van de volgende stukken: Jaardocument 2010 Begroting 2012
Pagina 13
Treasurystatuut Regeling aankoop onroerend goed Meerjarenbeleidplan 2012-2015 De Raad van Toezicht heeft tevens: de heer de Haan benoemd tot vice-voorzitter van de Raad van Toezicht; besluiten genomen over de honorering van de leden (zie verderop in dit jaarverslag) de accountant een nieuwe opdracht gegeven Verder hebben in de Raad van Toezicht de volgende onderwerpen op de agenda gestaan: Jaarverslag 2010 Raad van Toezicht Voorbereiding zelfevaluatie Raad van Toezicht Eindrapportage Kaderbrief 2010 Voorbereiding jaargesprek Remuneratiecommissie met Raad van Bestuur Kaderbrief 2012 Managementrapportages Brandveiligheid Naast de vier reguliere vergaderingen zijn twee extra bijeenkomsten gehouden: een themamiddag met de leden van het breed managementoverleg over risicomanagement en een middag waarin de leden van het breed managementoverleg de Raad informeerde over de versterking van het tactisch management in de SBWU. De visie op risicomanagement is door de Raad van Toezicht besproken bij de goedkeuring van het Meerjarenbeleidplan. Commissies De Raad van Toezicht heeft twee permanente commissies, de Auditcommissie en de Remuneratiecommissie. De Auditcommissie bestond in 2011 uit mevrouw De Jager en de heren De Haan en Mascini. De Auditcommissie is in 2011 vier keer bijeen geweest. De Remuneratiecommissie, bestaande uit de heer Henselmans en mevrouw Van der Nat en mevrouw Veltkamp is één keer bijeen geweest te voorbereiding op de beoordelingsgesprekken met de bestuurders SBWU. Beoordeling Raad van Bestuur De Raad van Toezicht beoordeelt het functioneren van de Raad van Bestuur als goed. Zowel de bedrijfsmatige als de zorginhoudelijke resultaten van de SBWU zijn goed. Daarnaast worden hoge scores gerealiseerd met betrekking tot de tevredenheid en betrokkenheid van het personeel. De opvattingen van de stakeholders over SBWU over de Raad van Bestuur zijn ook positief. De aankomende jaren zal de Raad van Toezicht de wijze waarop de Raad van Bestuur de organisatie heeft aangepast aan de gerealiseerde groei volgen. Bezoldiging Voor de bezoldiging van de leden de Raad van Toezicht is in 2010 een nieuwe richtlijn van de NVTZ (Nederlandse Vereniging van Toezichthouders in Zorginstellingen) van kracht geworden, die voor relatief kleine organisaties een grote opwaardering van de financiële vergoeding betekent. De Raad van Toezicht heeft in 2010 besloten om voor 2011 een verhoging tot 75% van de norm aan te houden en de toeslag voor commissieleden vanaf 2010 alleen te laten gelden voor de leden van de Auditcommissie. Begin 2012 wordt de honorering opnieuw aan de orde gesteld. Nevenactiviteiten De toezichthouders hadden in 2011 de volgende nevenactiviteiten: Dhr. M.L. de Haan - directeur/eigenaar Procore Group BV en Procore huisvesting- en facilitymanagement BV - voorzitter Stichting Kind aan Huis
Pagina 14
Dhr. H.W.J. Henselmans - Raad van Bestuur Sinai Centrum te Amstelveen (vanaf 1 augustus 2010) - bestuurslid stichting Interactie Mw. S.A. de Jager - interim-bestuurder in de zorg- en welzijnssector - lid Raad van Toezicht Humanitas DHM - lid Raad van Toezicht ziekenhuis DZ te Deventer - voorzitter bestuur Mezzo Forte Piano Dhr. R.J. Mascini - directeur-bestuurder Woonpartners Midden-Holland - voorzitter Bouwsociëteit Midden-Holland - voorzitter Stichting Woonomgeving Souburg Waddinxveen - voorzitter Stichting Goudse Weekendschool - voorzitter externe begeleidingscommissie gemeente Zoetermeer inzake bouw moskee Roggeakker Dhr. A.A. de Mol - hoofd pvp-en bij de Stichting PVP (vertrouwenspersonen in de zorg) Mw. G.H. van der Nat - lid Raad van Toezicht Axion-Continugroep - lid Raad van Toezicht Preventicon - voorzitter Raad van Toezicht de Boogh - voorzitter Raad van Toezicht Kind en Co - voorzitter Raad van Toezicht Alleato - lid algemeen bestuur Hoogheemraadschap - lid bestuur stichting Balans - voorzitter bestuur stichting Leergeld Nieuwegein - lid bestuur stichting Hospice Nieuwegein - voorzitter adviesraad IVN (vereniging voor natuur- en milieueducatie) - voorzitter Raad van Toezicht Bibliotheek Nieuwegein Mw. G. Veltkamp - eigen bureau voor interim- en projectmanagement, coaching en conflictbemiddeling: Veltkamp & Partners - lid Raad van Toezicht Ravelijn (vrijwilligers en mantelzorg) - lid ledenraad FNV zelfstandigen - plaatsvervangend secretaris klachtencommissie Zuwe Hofpoort ziekenhuis Woerden - lid Raad van Toezicht LSR (bevordering (mede)zeggenschap van cliënten in de zorg) - lid Raad van Toezicht Fokus, wonen met assistentie voor mensen met een fysieke handicap Dit Jaarverslag is vastgesteld door de Raad van Toezicht op 22 maart 2012. H.W.J. Henselmans Voorzitter Raad van Toezicht
Pagina 15
3.4 Bedrijfsvoering Voor de SBWU zijn de belangrijkste risico’s gelegen in de financiering van de productie en de daaraan verbonden kwaliteits- en verantwoordingseisen vanuit het zorgkantoor. Maandelijks wordt per locatie de productie nauwlettend gevolgd in relatie tot de gemaakte afspraken met het zorgkantoor. In 2010 heeft in een gezamenlijke bijeenkomst van de Raad van Toezicht, de Raad van Bestuur en het breed management overleg een inventarisatie van de gemeenschappelijk gesignaleerde risico’s plaatsgevonden. In 2011 is het risicomanagement gestructureerd opgepakt. Een eerste uitwerking van de strategische risico's is gemaakt. Hoewel nog te prematuur voor deze jaarrekening wordt binnen de SBWU gewerkt aan een visie op risicomanagement en weerstandscapaciteit. Doel van de beleidsnotitie is om naar de toekomst eenduidig en transparant verantwoording te kunnen afleggen omtrent hoogte en samenstelling van het vermogen. Ultimo 2011 is het meerjarenbeleid hernieuwd. Eén van de aspecten van het meerjarenbeleid is om eenduidiger de speerpunten van het beleid tot en met 2015 te benoemen. In de organisatie wordt gewerkt aan een methodiek om meer op prestatieindicatoren te kunnen gaan sturen. Wij vinden het belangrijk dat de opzet van het sturen met prestatie-indicatoren het herstelondersteunende proces ondersteund. De SBWU wil daarmee op termijn met een ‘schoolcijfer’ de kwaliteit van de zorg en de zorgprocessen tot uitdrukking kunnen brengen. De SBWU verwacht dat de uitvoering van de WMO een beperkt effect zal gaan hebben op de financiering van de organisatie. De SBWU bereidt zich zo goed als mogelijk voor op de komst van en de overgang naar de WMO voor een deel van haar productie. Belangrijkste zorg voor de SBWU vanuit de bedrijfsvoering zijn de mogelijk verschillende (verantwoordings)eisen van de diverse gemeentes waarin de SBWU haar dienstverlening aanbiedt. Het ontbreken van een regionale regie op de aanbestedingseisen maakt het voor aanbiedende organisaties lastig de back-office op in te richten zonder een veel zwaardere overhead te creëren. Om dit alles te ondersteunen is in 2011 een informatiebeleidsplan vastgesteld. De SBWU is de afgelopen jaren hard gegroeid, maar in de geautomatiseerde ondersteuning zijn nog belangrijke slagen te maken. In het eerste informatiebeleidsplan is de zorg (en daarmee het ECD) centraal gesteld. De aanpalende informatiedomeinen zijn financiën, personeel, documentbeheer en kwaliteit/veiligheid. Belangrijkste uitgangspunten van het informatiebeleid zijn eenmalige gegevensopslag en onderlinge gegevensuitwisseling op basis van open standaarden. Eind 2011 is gestart met een eerste pilot / proof of concept voor een nieuw ECD. Naast het ECD zijn ook in het financiële domein de eerste voorbereidingen voor een proof of concept gestart. Ook in 2011 zijn weer enkele nieuwe wooncomplexen geopend met moderne hedendaagse voorzieningen voor de (specifieke) doelgroepen van de SBWU. De nieuwe voorzieningen in Houten, Nieuwegein en Utrecht zijn na de opening snel volgestroomd met cliënten. De SBWU merkt dat in de toekomst het starten van nieuwe projecten lastiger wordt. De kredietcrisis heeft haar weerslag op diverse regionale projecten. De onduidelijkheid over doorgang dan wel het starten van projecten wordt met enige regelmaat groter. Op dit moment voorzien wij nog geen grote gevolgen voor de uitvoering van het strategisch vastgoedplan uit 2010. De ontwikkelingen nopen ons wel tot adequate bewaking van de ontwikkelingen en het periodiek bepalen van de effecten op het (kunnen) realiseren van dit plan. De groei van de SBWU had ook zijn weerslag op andere ondersteunende processen.
Pagina 16
In deze context is het van belang te melden, dat de SBWU heeft besloten om het (groot) onderhoud niet meer middels een voorziening te egaliseren, maar het onderhoud vanuit de gedachte van een ideaalcomplex te benaderen. Ervan uitgaande dat investeringen in gelijksoortige objecten zijn gespreid over een langere periode en de activa aan het eind van de afschrijvingstermijn worden vervangen, ontstaat een zogenaamd ideaalcomplex. De voorziening voor groot onderhoud is om deze reden vrijgevallen ten gunste van het vermogen. Met ingang van 2012 gaan de periodieke kosten via de resultatenrekening. De SBWU heeft in het kader van de discussie met betrekking tot de NHC een nadere analyse uitgevoerd op haar vastgoedportefeuille. De huisvesting voor de cliënten wordt voor het overgrote deel (90%) gehuurd. De analyse heeft aangetoond, dat de SBWU op haar vastgoedportefeuille geen risico's loopt met betrekking tot de wijzigingen in de financiering. De analyse toont aan dat met de nu bekende informatie ook een traject van scheiden wonen – zorg met vertrouwen tegemoet wordt gezien vanuit het perspectief van de bedrijfsvoering. Door proactief te reageren op verwacht beleid, met flexibilisering in vastgoed en medewerkers kunnen de bedrijfsrisico’s goed worden beheerst. Voor wat betreft de effecten van scheiden van zorg en wonen op de cliënten met de hogere ZZP’s maakt de SBWU zich wel zorgen. De mate waarin cliënten in (financiële) problemen kunnen komen hangt echter af van de nadere uitwerking welke door de landelijke politiek vorm moet worden gegeven. De afdeling AO/IC controleert middels deelwaarnemingen –waarvan de omvang en diepgang is afgestemd met de externe accountant- de kwaliteit van de zorgdossiers en de productieverantwoordingen. De rapportages worden ter kennisname gebracht van de verantwoordelijke leidinggevenden. Positief is dat de kwaliteit van de verantwoordingsprocessen en de kwaliteit van de registraties een stijgende lijn vertonen. De aanbevelingen geven aan hoe verbeteringen richting de ‘ideale situatie’ gerealiseerd kunnen worden. De gesignaleerde tendens wordt bevestigd in de rapportages van de externe accountant. In 2011 heeft de SBWU een Treasury statuut opgesteld. Hiermee kunnen de financiële posities, de geldstromen en de aan deze positie en geldstromen gerelateerde risico’s beter worden bestuurd, beheerd en bewaakt. De implementatie en uitvoering van het statuut wordt bewaakt door een vaste commissie, waarin ook een extern adviseur is opgenomen.
3.5 Cliëntenraad Binnen de SBWU bestaat al vele jaren een Cliëntenraad. Deze raad functioneert op basis van de WMCZ (Wet Medezeggenschap Cliënten Zorginstellingen). Er is een samenwerkingsovereenkomst van Cliëntenraad en Raad van Bestuur, die dit jaar vernieuwd is. Daarin zijn zaken geregeld als samenstelling, benoeming en het verstrekken van inlichtingen en gegevens. De SBWU is aangesloten bij de Landelijke Commissie van Vertrouwenslieden. De Cliëntenraad is een belangrijke gesprekspartner voor de Raad van Bestuur. De Raad van Bestuur neemt dan ook graag kennis van de mening van de Cliëntenraad en hoopt daarnaast vanuit de raad signalen te krijgen die mogelijk niet op een andere manier bij hen terechtkomen. De Cliëntenraad ontvangt sinds 2011 vier keer per jaar de bedrijfsinformatie die de Raad van Bestuur ten behoeve van de Raad van Toezicht schrijft. De Cliëntenraad beschikt over een eigen budget en heeft twee betaalde ondersteuners, één voor 26 en één voor 24 uur per week. Dit is inclusief de uren voor de taken van cliëntconsulent. (zie hieronder) De raad bestaat uit vertegenwoordigers van alle doelgroepen van de SBWU.
Pagina 17
In 2011 heeft de Cliëntenraad over de volgende onderwerpen advies uitgebracht aan de Raad van Bestuur: • Klachtenreglement cliënten SBWU • SBWU Strategie voor vastgoed • Meerjarenbeleidplan 2012-2015 • Functiebeschrijving Cliëntconsulent In het advies over de Strategie voor vastgoed benadrukt de Cliëntenraad de noodzaak van goede nazorg voor ZZP1-cliënten die uitstromen bij ambulante begeleiding. Medio 2012 zal de RvB een besluit nemen over beleid ten aanzien van nazorg. In het advies over het Meerjarenbeleidplan vraagt de Cliëntenraad de Raad van Bestuur om bij het benadrukken van de mogelijkheden van cliënten de kwetsbaarheid van de cliënten niet uit het oog te verliezen. De raad adviseert de Raad van Bestuur tevens om in het beleid voor naastbetrokkenen de eigen regie van cliënten te blijven respecteren. Op basis van een evaluatie van het functioneren van de cliëntvertrouwenspersoon is in overleg met de Cliëntenraad besloten om met ingang van 1 juni 2011 een interne functie Cliëntconsulent in het leven te roepen en geen gebruik meer te maken van een externe cliëntvertrouwenspersoon. In de nieuwe functie is nadrukkelijk ook de taak van mediation opgenomen. De functie van cliëntconsulent wordt uitgeoefend door de ondersteuners van de Cliëntenraad. Vanwege zijn specifieke betrokkenheid van de Cliëntenraad bij deze functie heeft de Raad van Bestuur de functieomschrijving voor advies voor gelegd aan de Cliëntenraad. De Raad van Bestuur hecht er aan dat de onafhankelijke positie van de Cliëntconsulent gewaarborgd is, met name omdat de functie door medewerkers van de SBWU uitgevoerd wordt. Met het oog op de nieuwe aspecten van de functie zal de functie na een jaar worden geëvalueerd. (zie ook paragraaf 4.4.2.2) De Cliëntenraad heeft over alle vier de onderwerpen positief geadviseerd. De opmerkingen die de Cliëntenraad bij de adviesaanvragen gemaakt heeft, hebben geleid tot een aanpassing van de tekst of een toezegging door de Raad van Bestuur dat de opmerkingen worden meegenomen bij de implementatie van het beleid. Zoals gebruikelijk is een delegatie van de Raad van Toezicht een keer aanwezig geweest bij een overlegvergadering van de Cliëntenraad met de Raad van Bestuur. De Cliëntenraad is met meer zaken bezig geweest dan de adviesaanvragen door de Raad van Bestuur. In de vier overlegvergaderingen van de Raad van Bestuur met de Cliëntenraad zijn o.a. de volgende onderwerpen besproken: • Financieel jaarverslag 2010 Cliëntenraad • Jaardocument 2010 • Jaarrapport 2010 cliëntvertrouwenspersoon • Jaarverslag 2010 Klachtencommissie Cliënten SBWU • Melding en incidenten jaarverslag 2010 • Cliënttevredenheidsonderzoek 2011 (voorbereiding) • Kwartaalrapportage cliëntvertrouwenspersoon • Kaderbrief 2012 • Ontwikkeling van de SBWU-organisatie Over het jaarverslag van de Klachtencommissie heeft een apart overleg plaatsgevonden van een delegatie van de Cliëntenraad, een delegatie van de Klachtencommissie en een lid van de Raad van Bestuur. In dat overleg heeft de Cliëntenraad zijn tevredenheid uitgesproken over het jaarverslag van de Klachtencommissie.
Pagina 18
3.6 Ondernemingsraad Binnen de SBWU functioneert een Ondernemingsraad conform de Wet op de Ondernemingsraden. De Ondernemingsraad heeft in 2011 over de volgende onderwerpen advies uitgebracht of instemming gegeven: • • • • • • • •
Informeren medewerkers inzake proces 5B’s Drie nieuwe teams: Castellum, Paulus Potterhage, Grauwaart RI&E Galecop, Het Blauwe Huis Herziening Klachtenreglement cliënten Functieprofiel Persoonlijk Begeleider complexe zorg Klokkenluidersregeling Protocol werving en selectie Meerjarenbeleidplan 2012-2015
Advies in later stadium • SBWU Strategie voor vastgoed Eind 2011 lagen de volgende advies- en instemmingverzoeken nog bij de Ondernemingsraad: • Nieuwe locatie IJsselstein • RI&E Utrecht West, RI&E Rivierenwijk, RI&E Noordzeestraat De Ondernemingsraad heeft in januari 2012 haar advies uitgebracht over deze vier voorgenomen besluiten. In de overlegvergaderingen, die in 2011 zeven keer zijn gehouden, zijn alle advies- en instemmingaanvragen besproken. Dat heeft in een aantal gevallen geleid tot aanpassing van de onderhavige documenten. Ten aanzien van de adviesaanvraag voor SBWU Strategie voor vastgoed heeft de Ondernemingsraad afgezien van advies en de informatie van de Raad van Bestuur over de strategie ter kennisname aangenomen. Naast de advies- en instemmingverzoeken hebben ook andere onderwerpen op de agenda van de overlegvergaderingen van de Raad van Bestuur met de Ondernemingsraad gestaan. De voornaamste daarvan waren: • Voortgang en evaluatie invoering avond-, nacht- en weekenddiensten • Verzuimcijfers • Eindrapportage Kaderbrief 2011 • Managementrapportages per kwartaal • Jaardocument 2010 • Arbo jaarverslag 2010 en actieplan 2011 • Jaarverslag Stuurgroep Veiligheid • Kaderbrief 2012 • Begroting 2012 • Ontwikkeling van de SBWU organisatie: Inrichting en besturing • Algemene gang van zaken Apart overleg heeft plaatsgevonden over: • Begroting 2011 Een delegatie van de Raad van Toezicht is in 2011 één keer bij een overlegvergadering aanwezig geweest.
Pagina 19
3.7 Meldingscommissie Incidenten Cliëntenzorg Iedere zorginstelling dient de kwaliteit van zorg te managen en te monitoren. Cliëntveiligheid is een integraal onderdeel van kwaliteit. Dit betekent dat een instelling zicht moet hebben op fouten en (bijna) ongelukken binnen de instelling en de afhandeling hiervan. Binnen de SBWU worden incidenten met betrekking tot de cliëntenzorg gemeld bij en afgehandeld door de MIC (Meldingscommissie Incidenten Cliëntenzorg). De MIC is in 1996 opgericht. De doelstelling van de MIC is het bevorderen en bewaken van de kwaliteit van de cliëntenzorg door het bespreken en evalueren van gemelde incidenten, om deze in het vervolg zoveel mogelijk te kunnen voorkomen. Medewerkers zijn verplicht incidenten te melden. Cliënten kunnen op eigen initiatief incidenten melden. Vanwege het belang dat de Raad van Bestuur aan de MIC toekent als onderdeel van het kwaliteitsbeleid heeft zij ervoor gekozen daarover in het jaardocument ook verantwoording af te leggen. In 2011 is een pilot gehouden om ervaring op te doen met digitaal melden. Met ingang van 1 januari 2012 kan er door medewerkers uitsluitend digitaal gemeld worden en zijn locatiehoofden verantwoordelijk voor de afhandeling van meldingen van incidenten. Op deze manier is de verantwoordelijkheid voor de oplossing van knelpunten dicht bij de plek gelegd waar het probleem is ontstaan. Cliënten doen hun meldingen nog via een hardcopy formulier. In de toekomst zal onderzocht worden of zij ook over gaan naar het digitale melden. Er zijn in 2011 169 meldingen gedaan. 36 daarvan zijn in 2012 in de MIC behandeld. Dit betekent een forse stijging t.o.v. voorgaande jaren (2009 en 2010) waarin respectievelijk 92 en 80 MIC-meldingen zijn gedaan. Opvallend blijft het relatief hoge aantal meldingen van medicijnen-incidenten (101). Geweld, bedreiging en vernieling scoren samen (23). De adviezen die de MIC naar aanleiding van de meldingen heeft uitgebracht naar de Raad van Bestuur hebben allen betrekking op het medicatiebeleid. De MIC adviseert de Raad het protocol te verbeteren, de scholing te intensiveren en de implementatie van het nieuwe protocol goed te organiseren. Het medicatieprotocol is in 2011 geactualiseerd en opnieuw onder de aandacht gebracht van de locatiehoofden. Tevens heeft de Raad van Bestuur de uitvoering van het medicatieprotocol onderwerp gemaakt van de interne audit in 2012.
Pagina 20
4. Beleid, inspanningen en prestaties 4.1 Meerjarenbeleid In 2011 is verder uitvoering gegeven aan het Meerjarenbeleidplan 2009-2011. Als gebruikelijk is ook voor 2011 een kaderbrief opgesteld onder andere op basis van dat meerjarenbeleid. De voortgang van de acties, doelen en prestatie-indicatoren uit de kaderbrief wordt gemonitord via voortgangsgesprekken die driemaal per jaar worden gevoerd door de Raad van Bestuur met ieder van de locatie- en stafhoofden. Zij schrijven daaraan voorafgaand een voortgangsrapportage. Na afloop van het jaar schrijft de Raad van Bestuur een samenvatting van de voortgangsrapportages. Hiermee wordt verantwoording afgelegd betreffende de stand van zaken binnen de organisatie o.a. aan de Raad van Toezicht. Deze samenvatting geeft een beeld welke ambities in dat jaar zijn aangepakt en wat het resultaat daarvan is geweest. In het Meerjarenbeleid 2009 - 2011 staan de volgende ambities: Zorginhoudelijk • •
•
• • •
De SBWU levert aantoonbaar goede zorg. De SBWU blijft de komende jaren een breed scala aan cliënten een passend woon- en begeleidingsaanbod bieden, waarbij ook aandacht is voor de toename aan specialistische doelgroepen en de vergrijzing van onze cliëntenpopulatie. De SBWU wordt een herstelondersteunende organisatie, waarbij we zowel de doelen als het tempo waarin het herstel plaatsvindt afstemmen op onze diverse (sub)doelgroepen en de individuele wensen en mogelijkheden van iedere cliënt. De SBWU is en blijft een innovatieve zorginstelling. We zijn voornemens om de door ons opgedane kennis en ervaring te delen, waarbij vermarkten niet uitgesloten wordt. De SBWU streeft naar een steeds gedifferentieerder woningaanbod dat afgestemd is op de wensen en mogelijkheden van onze diverse (sub)doelgroepen. De SBWU zet zich in om de veiligheid van cliënten en medewerkers te vergroten en risico’s te beperken.
Organisatie en bedrijfsvoering •
• •
• •
•
De SBWU is een organisatie met veel bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie (integraal management voor locatiehoofden). Om dit goed te laten functioneren wordt geïnvesteerd in een professionele staf en zal het Bedrijfsbureau de komende jaren een ingrijpende professionaliseringsslag maken. De SBWU zet de komende jaren sterk in om de zorg voor cliënten in de hogere ZZP’s kostendekkend uit te voeren. De SBWU richt zich vooralsnog op verbreding en verdieping van ons aanbod binnen het huidige werkgebied, maar projecten in omliggende gebieden worden niet uitgesloten. De SBWU blijft primair een AWBZ-instelling in de geestelijke gezondheidszorg en heeft niet de ambitie om uitgebreide WMO-taken op zich te nemen. De SBWU voelt vooralsnog niet de noodzaak om te fuseren met andere instellingen, maar heeft wel behoefte aan intensievere samenwerking met de ketenpartners. Ook wordt de mogelijkheid onderzocht om op het gebied van bedrijfsvoering via een inkooporganisatie zaken te doen. De SBWU zal de komende jaren verder groeien tot naar verwachting 750 plaatsen verblijf en 1000 ambulante cliënten, uiteraard afhankelijk van de toename van de zorgvraag.
Pagina 21
Maatschappelijke omgeving • • •
De SBWU zet de komende jaren in op vermindering van stigmatisering, sociaal isolement en participatietekort. De SBWU ondersteunt cliënten bij het vinden en behouden van dagbesteding, omdat dit in belangrijke mate bijdraagt aan de kwaliteit van hun leven;. De SBWU gaat zich de komende jaren meer ontwikkelen als netwerkorganisatie, met een proactieve houding binnen het werkveld en de samenleving.
Medewerkers •
•
• •
• •
De 5 B’s: Betrouwbaar, Betrokken, Bekwaam, Bewust en Betekenisgevend uit de Richtlijn voor goede zorg vormen de basisattitude van de begeleider. Deze 5 B’s worden integraal onderdeel van het personeelsbeleid. De SBWU heeft als ambitie om bij het volgende medewerkerstevredenheidsonderzoek een nog hogere tevredenheidscore te behalen (score 2009: 7.5, score 2010: 8,0). Daarom zal de SBWU inspanningen blijven verrichten om het werken bij de SBWU leuk en boeiend te houden. We willen betrokken medewerkers die graag bij de SBWU werken. De SBWU investeert de komende jaren in uitwerking van het levensfasepersoneelsbeleid, goed leiderschap en doorgroeimogelijkheden. De SBWU stimuleert de inzet van ervaringsdeskundigheid. Niet alleen om de kwaliteit van onze zorg te verbeteren, maar ook om cliënten de mogelijkheid te bieden hun ervaringsdeskundigheid te professionaliseren en met deze deskundigheid te participeren op de arbeidsmarkt. In 2011 heeft iedere locatie een ervaringsdeskundige in dienst. In 2009, 2010 en 2011 is het streven dat 5 SBWU-cliënten starten met de BGEopleiding. De SBWU zet zich de komende jaren in om werk/leercombinaties binnen de organisatie mogelijk te maken.
In 2010 zijn de voorbereidingen gestart voor de ontwikkeling van een nieuw meerjarenbeleidplan voor de periode 2012-2015. Na een proces van consultatie van Raad van Toezicht, Bureau Herstel, Ondernemingsraad en Cliëntenraad is in december 2011 het nieuwe meerjarenbeleidplan vastgesteld.
4.2 Algemeen beleid Als zorginstelling in de langdurende GGZ heeft de SBWU de taak cliënten met een langdurige psychiatrische aandoening op adequate wijze hulp te verlenen. Het betreft daarbij zorg die voor 98% uit de AWBZ wordt gefinancierd. Als erkende WTZi-instelling voldoet de SBWU aan alle verplichtingen die aan deze erkenning verbonden zijn. De SBWU ziet zichzelf als een professionele organisatie die op deskundige wijze verantwoorde zorg levert, ondersteund door professionele stafafdelingen op het gebied van kwaliteit- en personeelsbeleid, administratie en beheer. In het verslagjaar is met bijzondere inzet en aandacht gewerkt aan de verdere professionalisering van de organisatie. Zo is de afdeling Zorgtoewijzing en Expertise versterkt met de komst van drie SPV-en en één psycholoog. Zij ondersteunen de teams en individuele medewerkers bij hun werk. De komst van cliënten met complexere problematiek vraagt andere kennis en vaardigheden van medewerkers dan voorheen. Daarnaast vraagt onze herstelondersteunende zorg om een meer verfijnde aanpak van begeleiden. Cliënten krijgen de kans en ruimte hun wensen en dromen waar te maken. Dat gaat met vallen en opstaan.
Pagina 22
Met name de begeleiding van moeilijke momenten in het herstelproces zijn cruciaal. Om er dan ook te zijn vraagt betrokkenheid en betrouwbaarheid van de begeleiders. Het invoeren van avond-, nacht- en weekendhoofden in 2010 was mede ingegeven om de bereikbaarheid van begeleiders op momenten dat een cliënt het moeilijk heeft te vergroten. In 2011 is deze nieuwe functie positief geëvalueerd. De bereikbaarheid voor cliënten en medewerkers is vergroot. Medewerkers ervaren het als een steun om in lastige situaties een beroep te kunnen doen op een ANW-hoofd. De SBWU kent een platte organisatiestructuur waar de Raad van Bestuur leiding geeft aan locatiehoofden en hoofden van de verschillende stafafdelingen. De locatiehoofden zijn vervolgens integraal verantwoordelijk voor hun eigen locatie en worden daarbij ondersteund door een of meer coördinatoren zorg. De stafafdelingen zijn de interne dienstverleners die periodiek overleg voeren met de locaties. Belangrijk uitgangspunt hierbij is dat de SBWU op een zo laag mogelijk niveau een kwalitatief zo hoog mogelijk besluit wil nemen. In 2011 is de SBWU verder gegaan met een in 2010 gestart management development traject. Het huidige organisatiemodel functioneert vanaf 2007. De doorgemaakte groei sinds 2007 (o.a. van 300 naar 600 medewerkers) en de verdere professionalisering gaven aanleiding niet alleen de organisatiestructuur maar ook de werkwijzen en onderlinge samenwerking tegen het licht te houden. Uit het in 2009 gehouden stakeholdersonderzoek bleek dat de SBWU op tactisch niveau niet altijd even herkenbaar in beeld was. Maar ook uit interne discussies bleken er op dit niveau verbeteringen haalbaar. Daarnaast was er ook de behoefte meer resultaat gericht te gaan werken. Het traject is in 2011 afgesloten waarbij de organisatiestructuur gelijk is gebleven maar locatie- en stafhoofden (formele) tactische rollen hebben gekregen. Zo zijn een viertal hoofden manager van een zorgprogramma (ASS, Forensische Zorg, OGGz en Jeugd) geworden. Een aantal hoofden is coördinator van een gebiedsoverleg (Utrecht en Nieuwegein) geworden en tot slot hebben we een aantal hoofden kunnen benoemen als voorzitter van een beleidsplatform (o.a zorg, HRM, WMO-strategie). Deze tactische leiders geven op hun specifieke taakgebied leiding aan hun neven-geschikte collega locatie/stafhoofden. Zij zijn in feite Leidinggevende Onder Gelijken (LOG). Daarmee is het fenomeen LOGGEN binnen de SBWU ingevoerd. De tactische managers hebben in 2011 een formele opdracht van de Raad van Bestuur gekregen waarmee zij vanaf 1 januari 2012 aan de slag zijn gegaan.
4.2.1 Dagbesteding Een belangrijk beleidsthema in 2011 was dagbesteding. Binnen de locaties worden steeds meer initiatieven ontplooid om overeenkomstig de wens van de cliënten de mogelijkheden voor dagbesteding uit te breiden. Voor cliënten met 24-uursbegeleiding kan het toeleiden naar dagactiviteiten soms het best beginnen bij deelname aan een intern aanbod van activiteiten. Binnen de ZZP financiering is het mogelijk een extra tarief voor dagbesteding aan te vragen. Deze middelen zijn vanaf 2010 op grote schaal beschikbaar gekomen en in 2011 verder aan dit doel besteed. Ook wordt steeds meer aandacht geschonken aan het vinden van werk, al dan niet betaald. In de stad Utrecht is in 2010 op initiatief van de beleidsmedewerkers dagbesteding van de samenwerkende instellingen en de gemeente Utrecht ‘Aan De Slag in Utrecht’ ontstaan (ADSU). De bestuurders hebben dit initiatief omarmd en hebben hiertoe een Taskforce opgericht om de gestelde ambities aan te pakken. De SBWU steunt deze ontwikkeling van harte, heeft het voorzitterschap opgepakt en zorgt voor de ambtelijke ondersteuning. Zo is door ADSU de participatieladder geïntroduceerd. Via een activeringsassessment wordt bepaald op welke trede de cliënt op deze ladder geplaatst kan worden. Cliënten worden daarna uitgenodigd om in overleg te werken aan een verbetering van hun maatschappelijke positie of in het geval er geen aanleiding voor verandering is aan het handhaven van hun maatschappelijke positie.
Pagina 23
Cliënten en begeleiders worden via de, door de ADSU ontwikkelde, website ‘Je Kunt Meer.nl’ voorzien van een uitgebreid overzicht van werk- en dagbestedingsmogelijkheden in ons werkgebied. In 2011 is bij 3000 cliënten van de samenwerkende partijen de trede op de ladder bepaald en is gestart met het verwezenlijken van de gewenste stap naar een hogere trede. In 2012 zal een volgende meting plaatsvinden. Ook is het ’50-banenplan’ geïntroduceerd. Middels dit plan proberen de samenwerkende zorgaanbieders binnen de eigen organisaties totaal 50 banen te creëren voor cliënten.
4.2.2 Kwaliteit van zorg De zorgvraag van onze cliënten wordt over het algemeen ingewikkelder. Bij de ambitie van de SBWU om cliënten met een zwaardere zorgvraag een zo normaal mogelijk leven in de samenleving te bieden hoort ook een bijpassende deskundigheid. Ondanks de goede resultaten van een cliënttevredenheidsonderzoek in 2010 heeft de SBWU gemeend om het niveau van de persoonlijke begeleider voor cliënten met een complexe zorgvraag meer inhoud te geven. In 2011 is de functie persoonlijk begeleider complexe zorg binnen de SBWU geïntroduceerd. Naar verwachting zal op termijn 30 tot 40% van de functie persoonlijk begeleider op dit niveau worden uitgevoerd. Eind 2011 is opnieuw CQ index afgenomen onder cliënten. De resultaten hiervan komen in 2012 beschikbaar.
4.2.3 Herstelondersteunende zorg Zorginhoudelijk heeft de SBWU zich ten doel gesteld een herstelondersteunende organisatie te worden. Daarmee geeft de SBWU aan dat zij het tot haar taak ziet het herstelproces van de cliënt te ondersteunen. Niet de SBWU doet de cliënt herstellen; de cliënt heeft zijn eigen herstelproces, dat door de SBWU kan worden ondersteund. Steeds meer zal daarmee de focus van de begeleiding bij de cliënt zelf komen te liggen. Voorkomen moet worden dat de cliënt binnen de SBWU hospitaliseert. Vanzelfsprekend wordt alle noodzakelijk zorg geleverd, maar wel steeds meer op initiatief van de cliënt. In samenspraak tussen cliënt en begeleider wordt afgesproken hoe beide partijen met elkaar samenwerken. Met elke cliënt wordt getracht een ‘herstelplan’ op te stellen. Daarin staat, zoals gezegd, de eigen inbreng en activiteit van de cliënt voorop. Er worden afspraken gemaakt wanneer taken en verantwoordelijkheden van de cliënt worden overgenomen. In 2011 is de SBWU verder gegaan op weg naar een herstelondersteunende zorgorganisatie. Zo werden de activiteiten van Bureau Herstel uitgebreid en heeft de SBWU veel tijd en aandacht gegeven aan de ontwikkeling van een landelijk initiatief rond herstelondersteuning. Samen met een drietal collega RIBW-en, Kenniscentrum Phrenos en GGZ Nederland is vorm gegeven aan ‘Herstelondersteuning. Van kans naar realiteit in 2020’. Dit initiatief, ontwikkeld vanuit de HEE-gedachte (Herstel, Ervaringsdeskundigheid en Empowerment), zal naar verwachting leiden tot een landelijke standaard herstelondersteuning. Doel is om in 2020 daadwerkelijk de positie van cliënt en hulpverlener in de GGZ zodanig aangepast te hebben dat sprake kan zijn van een optimaal herstel voor de doelgroep. Om deze ontwikkeling te ondersteunen zijn in 2011 voorbereidingen getroffen om te komen tot een Werkplaats Herstelondersteuning. Negen zorgaanbieders uit het hele land willen praktijkervaringen uitwisselen die uiteindelijk moeten leiden tot de genoemde landelijke standaard Herstelondersteuning.
Pagina 24
4.2.4 Intensieve en langdurende zorg De SBWU verleent, in vergelijking met andere RIBW-en in het land, relatief zware zorg. Ongeveer 50 % van de cliënten beschikt over een ZZP indicatie 4, 5 en 6. Dat vraagt ook veel van de deskundigheid van de medewerkers. Er is in 2009 een start gemaakt met onderzoek om te komen tot een betere match tussen de teams en de te leveren cliëntenzorg. Hierbij wordt gesteld dat de gevraagde cliëntenzorg uitgangspunt is en dat voor de zorg die geleverd moet worden de juiste medewerkers dienen te worden ingezet. Om de beste match te bereiken wordt sinds 2011 van alle nieuwe medewerkers van de SBWU voorafgaande hun indiensttreding een assessment afgenomen. Aan de ene kant vormt het assessment een selectiecriterium voor indiensttreding, aan de andere kant levert het ook een ontwikkelplan op voor het eerste dienstjaar. De resultaten zijn goed. Bij nieuw opgezette teams zien wij beduidend minder uitval en is er sprake van een betere match tussen de te leveren cliëntenzorg en de kennis en vaardigheden van de medewerkers. Ook zijn een aantal bestaande teams op deze wijze onder een vergrootglas gelegd. Ook in die gevallen heeft deze aanpak een betere match opgeleverd. In 2009 is op initiatief van de Raad van Bestuur van de SBWU een start gemaakt met een overleg met de Raad van Bestuur van Altrecht over de toekomst van de langdurende zorg binnen de regio. De SBWU heeft een ambitie neergelegd waarin wordt gesteld dat binnen vijf tot tien jaar niemand meer verblijft op het terrein van het psychiatrisch ziekenhuis die dat niet strikt noodzakelijk behoeft. Altrecht ondersteunt deze ambitie van harte en heeft eind 2009 aangegeven met de SBWU in gesprek te willen over mogelijke overname van de zorg voor 250 cliënten die nu nog verblijven binnen de klinische woonvoorzieningen van Altrecht. De samenwerking met Altrecht heeft in 2011 een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Zo is er een werkgroep met medewerkers van de SBWU en Altrecht ontstaan die het transmuralisatieproces ondersteunt. Ook op directieniveau is er geregeld contact. Incidenteel is er overleg met de Raad van Bestuur van Altrecht om op hoofdlijnen het beleid af te stemmen. De huidige koers van Altrecht waarbij herstelprocessen van cliënten in de langdurige zorg centraal staan, sluit goed aan bij het beleid dat de SBWU de laatste jaren voert. In 2010 en 2011 zijn dan ook de successen geboekt. Naar verwachting kan in 2013 het proces worden afgerond. Met de Van der Hoevenkliniek is de samenwerking als vanouds goed. Deze heeft in 2011 een verdere impuls gekregen door intensief samen te werken in de zorg voor cliënten van hun afdeling KIB (Klinisch Intensieve Behandeling). Naast dat er door de SBWU 11 tbs-gestelden werden begeleid is er sprake van een groeiend aantal KIB-cliënten die bij de SBWU een goede woonplek en begeleiding krijgen.
4.3
Algemeen kwaliteitsbeleid
Veiligheid Op basis van de vijf SBWU-brede speerpunten van de veiligheidsenquête die in 20092010 is gehouden binnen de SBWU, is er in 2011 gewerkt aan de volgende aspecten: - het implementeren van een nieuw meldsysteem waarbij incidenten digitaal gemeld kunnen worden; - de locaties en stafafdelingen binnen de SBWU zijn verantwoordelijk gemaakt voor het afhandelen van incidenten en de analyse daarvan; - de centrale commissies houden zich bezig met de trendanalyses voor de gehele organisatie; - het ontwikkelen van instructies met betrekking tot de brandveiligheid zowel voor de cliënten als voor de medewerkers;
Pagina 25
-
het ontwikkelen van samenwerkingsafspraken met de crisisdienst van Altrecht (biedt behandeling aan mensen met psychische problemen) het geven van veiligheidsinstructies op locaties en stafafdelingen.
Naast deze bovengenoemde punten is er in 2011 ook aandacht geweest voor andere veiligheidsaspecten: - het inventariseren van risico’s op cliëntniveau; - het inventariseren van risico’s op procesniveau. Al deze aspecten vormen een onderdeel van het veiligheidsmanagementsysteem. Dit is een systeem waarmee continue risico’s gesignaleerd worden, voorgenomen verbetermaatregelen worden vastgelegd en evaluatie daarvan plaatsvinden. Hiermee kunnen risico’s voor cliënten en medewerkers worden beheerst en (onbedoelde) schade worden verminderd. Inmiddels zit veiligheid door het HKZ-certificatieschema voor de GGZ-instellingen heen gevlochten. Daarmee wordt het veiligheidsmanagementsysteem een integraal onderdeel van het kwaliteitssysteem. Zo hebben alle locaties het onderwerp veiligheid verwerkt in hun jaarplan over 2011. Gemeenschappelijke thema’s die hierin terugkomen zijn: - Melden van incidenten en de vervolgacties hierop. - Het volgen van de training “veiligheid en agressie”. - De uitvoering van de acties die volgen op de vragenlijst veiligheid (2010). - Het onderwerp veiligheid op de agenda van het teamoverleg en het maken van onderlinge afspraken. - Het instrueren en informeren van cliënten en medewerkers over brandveiligheid. Interne audits Afgelopen jaren zijn er interne integrale audits uitgevoerd op alle locaties van de SBWU. Het interne auditeren moet geen vaste routine worden en daarom is hier in 2011 afgeweken. In 2011 en 2012 vinden thematische audits plaats en de volgende thema’s staan hierbij centraal: veiligheid, het proces rondom het opstellen van begeleidingsplannen en dagbesteding. Kwaliteitsdocumenten Met de komst van het nieuw intranet binnen de SBWU heeft het digitaal handboek kwaliteit een centrale plek gekregen. Bovendien is de zoekfunctie van intranet verbeterd waardoor de kwaliteitsdocumenten nog beter terug te vinden zijn. Daarnaast is de leesbaarheid van deze documenten vergroot. Zorgmonitor In 2011 heeft de SBWU een onderscheiding van het landelijk platform GGZ gekregen voor de ‘ Beste RIBW’. De onderscheiding is uitgereikt op basis van onze kwaliteitsgegevens en hoe we deze inzichtelijk maken. Dit wordt waarschijnlijk voor een deel verklaard door de ROM-ontwikkeling, waar wij als één van de weinige RIBW’s al mee werken. In 2012 wordt de afname van de zorgmonitor geïntensiveerd. Prestatie-indicatoren In 2011 is een projectgroep gestart om de voornaamste prestatie-indicatoren vast te stellen van en voor de gehele organisatie. Hierbij wordt getracht om de bestaande prestatie-indicatoren te bundelen. Deze indicatoren zullen in een logische samenhang worden gemonitord en bijgestuurd via de kwaliteitscyclus: jaarlijkse kaderbrief, jaarplannen, de voortganggesprekken en managementreview. In 2012 start de implementatie van het werken met prestatie-indicatoren.
Pagina 26
4.4
Kwaliteitsbeleid ten aanzien van cliënten
Vanaf 2010 is binnen SBWU geëvalueerd hoe het met cliëntenparticipatie gesteld is.
De term cliëntenparticipatie is een algemeen gebruikte term, maar geeft ook verwarring over wat er mee bedoeld wordt en legt bovendien de nadruk op het meedoen van cliënten. Alsof het een gunst is dat cliënten kunnen meedoen in hun eigen begeleiding of meedenken binnen de organisatie. In 2011 hebben de werkgroep die cliëntenparticipatie evalueert en de brainstormgroep die het concept cliëntleiderschap verder inhoud geeft voor de SBWU, samen de notitie Cliënteninvloed geproduceerd. Locatiehoofden uit de verschillende clusters, Cliëntenraad, Bureau Herstel en de Raad van Bestuur waren hierbij vertegenwoordigd. De SBWU kiest voor het gebruik van het neutralere woord “cliënteninvloed”. Onder cliënteninvloed zijn drie rollen voor de cliënt te onderscheiden: A. die van regisseur met betrekking tot de eigen begeleiding en woonomgeving; B. die van adviseur op organisatieniveau of op onderdelen ervan; en C. die van regisseur op organisatieniveau. In 2012 wordt het geactualiseerde beleid ten aanzien van cliënteninvloed geïmplementeerd.
4.4.1 Kwaliteit van zorg In 2010 is binnen de SBWU een nieuw herstelondersteunend begeleidingsplan geïntroduceerd. Het herstelondersteunende plan bevat vier onderdelen waarin belangrijke elementen van herstel terugkomen: • het levensverhaal, • een krachten- en stressorenanalyse, • de ik-vorm en meer zelfregie, • de keuze uit twaalf levensgebieden waaronder 3 nieuwe levensgebieden zingeving, relaties, intimiteit&seksualiteit en opvoeding&kinderen. In 2011 werd bij de evaluatie geconstateerd dat er bijsturing op de kwaliteit van de plannen nodig was. Daar kwam bij dat al enige tijd binnen de SBWU geconstateerd was dat medewerkers nog niet voldoende in staat zijn (of worden gesteld) de SBWU-visie om te zetten in professioneel bewust handelen. Ook stoeien medewerkers met herstel: wat is het nu precies en hoe doe je dat dan? Op basis van deze en vergelijkbare signalen uit de organisatie is besloten de methodische handvatten onder de loep te nemen. Methodisch werken is logischerwijs geen doel op zich. Methodische handvatten moeten begeleiders in staat stellen de hulpverlening professioneel en adequaat vorm te geven. Begeleiders en teams voelen hier een gemis: ze hebben behoefte aan een goed raamwerk en methodische uitwerking van onze zorgvisie en van de bijpassende professionele handvatten. Vandaar dat in 2011 de opdracht is gegeven tot een groot project m.b.t. het methodische handelen, dat in 2012 verder wordt uitgevoerd.
4.4.2 Klachten In de brochure ‘Welkom bij de SBWU’, die iedere cliënt bij de intake ontvangt, worden cliënten geïnformeerd over de mogelijkheden die de SBWU biedt in het geval zich een klacht voordoet. Ook de website www.sbwu.nl geeft hierover informatie. Op die website kunnen cliënten het klachtenreglement vinden. Ook kunnen zij op hun locatie naar een exemplaar vragen. In de brochure wordt tevens de functie van de cliëntconsulent uitgelegd.
Pagina 27
Ook de cliëntconsulenten wijzen cliënten op de mogelijkheden van de klachtenregeling en bieden desgewenst ondersteuning bij het indienen van een klacht. Bij vragen of klachten van familieleden of naastbetrokkenen verwijst de SBWU naar de onafhankelijke familievertrouwenspersoon waarmee de SBWU een samenwerkingsrelatie heeft. Ook is er een folder voor familie en naastbetrokkenen waarin zij over contactmogelijkheden bij vragen of klachten worden geïnformeerd.
4.4.2.1 Klachtencommissie Cliënten SBWU Op basis van de Wet Klachtrecht Cliënten Zorgsector fungeert binnen de SBWU een onafhankelijke Klachtencommissie Cliënten SBWU, kortweg Klachtencommissie genoemd. Eind 2011 bestond de Klachtencommissie uit de volgende personen: • Mevrouw mr. A.M.A.H. Goes, voorzitter • Mevrouw M.M. van der Burg, plaatsvervangend voorzitter • Mevrouw B.M.Ch. Bruns, plaatsvervangend lid, voorgedragen door Cliëntenraad • Mevrouw M.C.M.E. Hooijer, lid, voorgedragen door de Ondernemingsraad • Mevrouw E. van Kooij-Middeldorp, lid, voorgedragen door Cliëntenraad • De heer W.D. Penninga, plaatsvervangend lid, voorgedragen door de Ondernemingsraad Bij de Klachtencommissie zijn in 2011 veertien klachten ingediend. Er hebben twee hoorzittingen plaatsgevonden waarna de commissie uitspraak heeft gedaan. Bij de overige klachten is het om diverse redenen niet tot een hoorzitting gekomen. De klacht werd ingetrokken of op een andere manier opgelost al dan niet via bemiddeling door een cliëntconsulent. Twee van de veertien ingediende klachten heeft de commissie niet in behandeling kunnen nemen. Zij vielen buiten de bevoegdheid van de Klachtencommissie, omdat de klager geen cliënt van de SBWU was of een naastbetrokkene van een SBWU-cliënt was. Deze twee klachten zijn niet ontvankelijk verklaard. Een van de klachten is nog in behandeling. Bij de twee klachten waarover de Klachtencommissie een uitspraak heeft gedaan betrof het de onderwerpen: • Onvoldoende ondersteuning in stressvolle situaties • Gebrek aan kennis en regie bij het personeel aangaande schorsingsperiode Beide klachten zijn ongegrond verklaard door de Klachtencommissie, maar hebben wel geleid tot een advies aan de Raad van Bestuur. De adviezen zijn door de Raad van Bestuur overgenomen.
4.4.2.2 Cliëntvertrouwenspersoon De SBWU heeft in 2011, op verzoek van de Cliëntenraad, besloten een nieuwe invulling aan de functie Cliëntvertrouwenspersoon te geven, waarbij meer ruimte is gekomen voor een bemiddelende rol tussen cliënt en medewerker of organisatie als de situatie van de cliënt daar om vraagt. De Stichting PvP, waar de SBWU sinds 2007 een beroep deed op de Cliëntvertrouwenspersoon, gaf aan deze meer bemiddelende functie niet aan te bieden. Daarom zijn vanaf juni 2011 twee Cliëntconsulenten aangesteld door de SBWU. Het is de bedoeling om na een jaar te evalueren of het met Cliëntconsulenten die in dienst zijn van de SBWU mogelijk is een voldoende onafhankelijke rol naar cliënten te kunnen vervullen. Overigens worden cliënten die aangeven geen prijs te stellen op ondersteuning bij onvrede of conflicten door een interne functionaris verwezen naar een externe vertrouwenspersoon. In de periode tot 1 juni 2011 heeft de cliëntvertrouwenspersoon van de Stichting PvP 29 klachten en/of vragen van cliënten binnen gekregen. Het betrof hier met name vragen en klachten in de categorieën “Begeleiding”, “Bejegening” en “Hotelfunctie”.
Pagina 28
De vertrouwenspersoon van de PvP heeft geen cliënten ondersteund bij een formele klachtenprocedure. Per 1 juni 2011 zijn de Cliëntenconsulten met hun werk gestart. Er is ten behoeve van hun naamsbekendheid de nodige aandacht besteed aan het informeren van cliënten en medewerkers over de nieuwe functie. Deze informatieverstrekking zal in 2012 worden voortgezet. In de periode van 1 juni 2011 tot 1 januari 2012 hebben 15 cliënten contact gezocht met een Cliëntconsulent. In de rapportageperiode is één cliënt ondersteund bij een procedure bij de Klachtencommissie. De ondersteuning bij de overige consulten bestond uit bemiddeling (3), advies (4), luisterend oor (5) en informatie (2). Uit een consult met één cliënt kwam naar voren dat er onder meerdere cliënten van de locatie onvrede heerste over de gang van zaken. In samenwerking met de Cliëntenraad hebben de Cliëntconsulenten vervolgens een bemiddelingsgesprek georganiseerd met meerdere cliënten en het hoofd van de betreffende locatie. Het komend jaar zal ook worden geregistreerd op welke inhoudelijke categorieën de consulten betrekking hebben.
4.5 Kwaliteitsbeleid ten aanzien van medewerkers 4.5.1 Personeelsbeleid De stafafdeling P&O draagt zorg voor het personeel en organisatiebeleid, de veiligheid en arbeidsomstandigheden en de opleiding en ontwikkeling van medewerkers. Veel draait om de vraag hoe de kwaliteit van medewerkers op het gewenste niveau te houden of te krijgen. Dit gewenste niveau loopt geleidelijk op door de toegenomen complexiteit van de zorgvragen en de ambitieuzere zorgdoelen (bijv. ontwikkelingsgericht werken).
4.5.1.1 Personele bezetting Het personeelsbestand, exclusief vrijwilligers en stagiaires, bestond op 31-12-2010 uit 529 medewerkers in totaal en 420,28 FTE. Op 31-12-2011 betrof dit 629 medewerkers en 493,75 FTE. Het aantal medewerkers is hiermee in een jaar tijd met 18,9% gegroeid. De toename was het gevolg van de start van de sublocaties Houten/Castellum, Het Zand/Grauwaart en Galecop/Paulus Potterhage. Daarnaast was er ook sprake van enige autonome groei van de meeste overige locaties en ook enige groei van het Centraal Bureau. De vacatures binnen de SBWU werden doorgaans binnen een redelijke termijn vervuld, op een paar uitzonderingen na. Dat betrof voornamelijk vacatures voor de nieuwe functie Persoonlijk Begeleider Complexe Zorg en enkele ondersteunende functies. De SBWU staat in de omgeving bekend als een goed werkgever. Kijkend naar de leeftijdsopbouw van het personeelsbestand neemt de SBWU een uitzonderingspositie in; alle zorginstellingen kennen een vergrijzing in het bestand, terwijl de SBWU jong blijft. De grootste groep personeelsleden zit in de categorie tussen de 25 en de 34 jaar gevolgd door de categorie tussen de 35 en 44 jaar. De gemiddelde leeftijd is 37, 8 jaar.
Pagina 29
4.5.1.2 Niveau medewerkers De SBWU is zich bewust van het belang van de kwaliteit van haar medewerkers. Zij zijn het hart van de organisatie. Als medewerkers bekwaam, vaardig en gezond zijn, dan zijn er belangrijke randvoorwaarden vervuld om goede herstelondersteunende zorg te bieden. Dit moet gezien worden tegen de achtergrond van het complexer worden van de gevraagde zorg. De medewerker zal hierin moeten meegroeien. Door verschillende inspanningen is in 2011 voorzien in deze kwaliteitsverbetering: Beter selecteren In het kader van het project Beter Selecteren is in 2011 het Protocol Werving & Selectie aangepast. De aanleiding hiervoor was de constatering dat het selectieproces voor verbetering vatbaar was, omdat het te vaak voorkwam dat nieuw geselecteerde medewerkers, wanneer eenmaal aan het werk, niet (volledig) geschikt bleken. Beter selecteren bij binnenkomst zou moeten leiden tot een betere match tussen (kandidaat)medewerker en functie. Een assessment na de eerste gespreksronde maakt nu standaard deel uit van iedere selectie. Dit geldt ook voor het opvragen en benaderen van referenties en het opvragen van een Verklaring Omtrent Gedrag. Door deze maatregelen wordt beoogd de voorspellende waarde van het selectieproces te doen stijgen en een betere match tot stand te brengen. In 2012 zal deze opzet worden geëvalueerd. Scholing (nieuwe) medewerkers In 2011 is gestart met de uitrol van de Leergang Nieuwe Medewerker. Deze interne leergang is bedoeld voor nieuwe medewerkers in het primaire proces. Voor diverse functies zijn aparte leergangen en deelname is verplicht. De cursussen en trainingen zijn met name gericht op de ontwikkeling van specifieke kennis, vaardigheden en attitude, waar de werkzaamheden binnen SBWU om vragen. Het aanbod is vooral gericht op de actuele werkzaamheden op locatie. Binnen de leergang is onderscheid gemaakt tussen GGz en OGGz. De cursussen worden verzorgd door zowel interne als externe docenten of opleidingsinstituten. Het gaat per medewerker om tien tot twaalf trainingen of cursussen in totaal, die in een (doorloop)tijdsbestek van 1 tot 1,5 jaar worden gevolgd. Ook zittende medewerkers hebben in 2011 een greep kunnen doen uit het brede aanbod van 21 interne trainingen en cursussen of externe opleidingen of cursussen kunnen volgen. In 2011 heeft de SBWU ruim 3% van de bruto loonsom besteed aan scholing, inclusief supervisie en intervisie. Leerling Verpleegkundigen De SBWU is in 2011 begonnen met leerling verpleegkundigen GGz op te leiden, via de zogenaamde beroepsbegeleide leerweg (BBL), om daarna als verpleegkundige niveau 4 (MBO) aan de slag te kunnen binnen de SBWU. Sinds september 2011 volgen tien leerling verpleegkundigen hun opleiding via de SBWU. Tevens wordt hiermee carrièreperspectief geboden aan medewerkers die zich verder willen ontwikkelen in de psychiatrische zorg. Persoonlijk Begeleider Complexe Zorg; aangepaste selectieprocedure In 2011 is gestart met de nieuwe functie Persoonlijk Begeleider Complexe Zorg (PB CZ). Met deze functie wordt voorzien in de behoefte aan meer expertise in de begeleidingsfunctie. Het is tevens een doorgroeimogelijkheid voor de Persoonlijk Begeleider, ook in arbeidsvoorwaardelijke zin (FWG 50). Deze functionaris werkt nauw samen met de Coördinator Zorg en heeft een adviserende rol naar andere (Persoonlijk) Begeleiders in het team met betrekking tot complexe zorgvragen. Aan het eind van 2011 zijn er zes PBs CZ bij SBWU werkzaam. Er is voor gekozen voor de selectie van de PB CZ de selectieprocedure aan te passen. Afwijkend is met name de samenstelling van de selectiecommissie, die het eerste gesprek met de kandidaten voert.
Pagina 30
Bij interne kandidaten is er voor gekozen de commissie te laten bestaan uit een locatiehoofd, een coördinator zorg en een P&O adviseur, die niet van de locatie van de vacature zijn. Bij externe kandidaten is weliswaar de vacaturehouder voorzitter, maar bestaat de commissie verder uit een locatiehoofd en een P&O adviseur van een andere locatie. Hiermee is beoogd te komen tot een meer objectieve beoordeling of een kandidaat het niveau van de functie aankan. De aanname was dat een objectieve beoordeling vertroebeld kan raken als de leden van de selectiecommissie allen afkomstig zijn van de locatie van de vacature. Met name bij een interne kandidaat, een Persoonlijk Begeleider, zou dan de kans bestaan dat zijn reputatie als goed functionerende (gewone) PB de beoordeling of hij de zwaardere functie PB CZ aankan, bemoeilijkt. De leden van de selectiecommissies hebben ter voorbereiding aan een workshop deelgenomen. Hier werd ingezoomd op selectievragen over kenmerken waarin de PB CZfunctie zich naar zwaarte onderscheidt van de PB-functie. Er is tevens een werkdocument met dergelijke vragen opgesteld. Begin 2012 wordt deze selectieprocedure geëvalueerd. Loopbaan- en doorstroombeleid De doelstelling van doorstroombeleid is het benutten van de capaciteiten van medewerkers op de juiste plek(ken) en op zoveel mogelijk plekken. Doordat medewerkers hun mogelijkheden zoveel mogelijk kunnen ontplooien wordt ook de ontwikkeling van de organisatie bevorderd. Eind 2010 is in het kader van doorstroombeleid De Talentenbank geïntroduceerd. De werking van de Talentenbank bleef echter achter bij de verwachtingen. In 2012 zal het doorstroombeleid en de implementatie hiervan daarom opnieuw worden vormgegeven. Management Leadership Development traject In het kader van het management development traject (zie par. 4.2) is gewerkt aan de voorbereiding van een Management Leadership Development programma. Dit richt zich op het bevorderen van de gewenste (collectieve) gedragsverandering en (individuele) professionalisering van het management en faciliteert bij de implementatie van de nieuwe rollen, instrumenten, formats e.d.. Dit programma zal in 2012 worden uitgerold. Herstelintervisie Er zijn meer locaties gestart met begeleide herstelintervisie, de gespreksvorm waarbij dilemma’s rondom het verlenen van herstelondersteunende zorg besproken worden. Begin 2011 is er een tussenevaluatie geweest met alle deelnemers van de groepen. Een uitkomst is dat er merkbare veranderingen zijn in het gedrag van medewerkers. Ze ervaren het als zinvol om met elkaar te onderzoeken wat herstelondersteunende begeleiding inhoudt en hoe je dat vorm geeft. Een aantal teams is ermee gestart eigen medewerkers de leiding van de intervisiegesprekken, bij toerbeurt, op zich te laten nemen. Daarnaast wordt ook de rol van een externe begeleider gewaardeerd, mede omdat deze buiten het groepsproces blijft. Er is een wisseling geweest in de groep externe begeleiders. De duur van het project is verlengd met een jaar waarna een organisatiebrede evaluatie zal plaatsvinden.
4.5.1.3 Ziekteverzuim Het ziekteverzuim over 2011 bedraagt 5,84%, een lichte stijging ten opzichte van het voorafgaande jaar (5,52%, maar nog steeds een goede score ten opzichte van 2009 (7,87%). Hierop zal ook in 2011 het beschikbaar stellen door locaties van reintegratieplaatsen van positieve invloed zijn geweest. Toch is een verzuim van tegen de 6% aan de hoge kant en voldoende aanleiding om (gezondheids)beleid te ontwikkelen waarmee met name wordt ingestoken op preventie. Dit zal in 2012 worden opgepakt.
Pagina 31
4.5.2 Kwaliteit van het werk
4.5.2.1 Medewerkeroordeel Op basis van het medewerkerstevredenheidsonderzoek van 2010 is de SBWU in 2011 in een landelijk werkgeversonderzoek uitgeroepen tot 14de beste werkgever van organisaties met minder dan 1000 medewerkers. DE SBWU was in dit onderzoek de beste RIBW. In 2012 wordt er een nieuw medewerkerstevredenheidsonderzoek gehouden.
4.5.2.2 Arbeidsomstandigheden In 2011 is de Risico inventarisatie & evaluatie (Ri&e) van locatie Utrecht West afgerond. Tevens zijn er Ri&e’s uitgevoerd op de locaties Noordzeestraat, Houten Noord en Hostel Hogelanden. De betrokkenheid van medewerkers is verder vergroot. Op de locatie Utrecht West is een workshop gehouden, waar alle medewerkers aan deelnamen. Op de locaties Noordzeestraat, Houten en Hostel Hogelanden zijn groepsinterviews afgenomen, waar groepen van 8 tot 14 medewerkers bij betrokken waren. Op alle locaties waar geen Ri&e is uitgevoerd hebben voortgangsrapportagegesprekken plaatsgevonden. Overstijgende risico’s liggen voornamelijk op het terrein van agressie en veiligheid, solistisch werken, infectiepreventie en het binnenklimaat.
4.5.2.3 Veiligheid Het Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) heeft vorm gekregen en is deels geïmplementeerd. Onderdelen hiervan zijn: het digitaal melden, het onderzoeken van risico’s binnen zorgprocessen, het inventariseren van risico’s op cliëntniveau en brandveiligheid. Het VMS is een onderdeel van de PDCA-kwaliteitscyclus. Het is een systeem waarmee, mede op basis van ingevoerde meldingen van incidenten, continu risico’s worden gesignaleerd, verbeteringen doorgevoerd en beleid vastgelegd, geëvalueerd en aangepast wordt. Hiermee wordt beoogd om incidenten te voorkómen en een veilige omgeving te creëren voor cliënten en medewerkers. Voor het opzetten van het nieuwe digitale meldformulier en het achterliggende systeem is er een pilot geweest op meerdere locaties en is het formulier uitgebreid getest. Leidinggevenden en Coördinatoren Zorg hebben instructies gehad over de afhandeling van meldingen. Vanaf begin 2012 het digitaal melden van incidenten rond cliënten en medewerkers operationeel.
4.5.2.4 Brandveiligheid Brandveiligheid heeft in 2011 veel aandacht gehad. Er zijn normen en een actielijst ontwikkeld voor de brandveiligheid van 24-uurs locaties, met daarin acties rond het bedrijfsnoodplan, tekeningen, oefeningen en controles. De normen zijn verwerkt in een instrument dat rapportages genereert en overzicht biedt. Dit instrument zal tevens dienen als controlerend instrument naar de locaties. In 2012 zal dit instrument zijn geïmplementeerd. Tevens is voorlichtingsmateriaal brandveiligheid ontwikkeld, voor medewerkers en cliënten en is een calamiteitenplan gemaakt, als aanvulling op het bedrijfsnoodplan
Pagina 32
De Raad van Toezicht heeft inzicht gekregen in de organisatie van de brandveiligheid binnen de SBWU en heeft, in de vorm van een bestuursmethodiek, handvatten gekregen bij de uitoefening van haar taken en verantwoordelijkheden ter zake. Daarnaast is er een methodiek ontwikkeld waarmee direct overzicht verkregen kan worden van de brandveiligheidssituatie op de diverse locaties.
4.5.2.5 Vaccinaties Hepatitis-B In 2011 is een inhaalslag gemaakt inzake infectiepreventie, cq. de vaccinaties Hepatitis B. Het percentage Hepatitis B vaccinaties lag op ongeveer 15%, op grond van bekende informatie betreffende de vaccinatiestatus. De OGGz-locaties zijn verplicht gesteld alle medewerkers te laten vaccineren. Deze inhaalslag is thans zo goed als afgerond. Inmiddels zijn er enkele locaties met een vaccinatiegraad van 100%. Bij de overige locaties worden de infectierisico’s meegenomen in de Ri&e’s, zodat het locatiehoofd op grond van de uitkomsten kan beslissen of vaccineren in de rede ligt. De locaties Galecop, Rivierenwijk en Houten Noord hebben inmiddels besloten vaccinatie aan te bieden.
4.5.3. Melding Incidenten Medewerkers (MIM) De medewerkers van de SBWU zijn ook in het jaar 2011 dringend uitgenodigd om alle incidenten tijdens en buiten werktijd met betrekking tot het werk te melden. Een incident wordt gedefinieerd als een gebeurtenis waarbij een medewerker lichamelijk dan wel psychisch schade heeft geleden of had kunnen lijden, al dan niet veroorzaakt door handelingen (of het nalaten daarvan) van medewerkers, cliënten, familie van cliënten of andere personen, die op welke wijze dan ook een connectie hebben met de SBWU. Een arbeidsongeval, een bijna ongeval of een dreigende situatie vallen ook onder dit begrip. In 2011 heeft de meldingscommissie 127 meldingen ontvangen. Dit waren er 26 meer dan het jaar daarvoor. De aard van de incidenten was ook dit jaar voornamelijk verbale agressie, terwijl meerdere keren ook sprake was van een combinatie van verbale en fysieke agressie. De verwachting is dat het aantal meldingen in 2012 fors zal toenemen, vanwege de lage drempel die is gelegd met het digitale meldingssysteem.
4.6 Samenleving en belanghebbenden De SBWU stelt zich al jaren ten doel zo maatschappelijk mogelijke zorg te bieden aan haar cliënten. Vanzelfsprekend dient de SBWU in de uitvoering van deze ambitie zelf het contact aan te gaan met allerlei maatschappelijke partners. In overleg met woningcorporaties, wijkwelzijnsorganisaties, gemeenten, politie en zorgpartners is in 2011 wederom fors geïnvesteerd. In deze overleggen wordt in het belang van de cliënt de rol van de maatschappelijke partners verduidelijkt, zodat cliënten zoveel mogelijk aansluiting vinden in de samenleving. Zo is de SBWU in 2011 gestart met het project Wijkkracht 8. Ondersteund door organisatieadviesbureau Twynstra Gudde proberen we in de wijk Rivierenwijk zicht te krijgen op de onderlinge werkstructuren tussen de verschillende aanbieders van zorg en welzijn in de wijk. De eerste resultaten van het onderzoek wijzen uit dat er relatief weinig écht wordt samengewerkt. Partijen werken dikwijls langs elkaar heen en voor de gemiddelde zorgvrager is het moeilijk overzicht te houden over de aangeboden zorg. In 2012, maar ook in de jaren daarna, zal de wijkgericht aanpak erg belangrijk worden. De veranderingen in de financiering, waarbij er sprake zal zijn van budgetoverdracht van AWBZ zorg naar gemeentelijk gefinancierde WMO zorg, zullen ingrijpend zijn voor de SBWU.
Pagina 33
Budget- en de daarmee gepaard gaande regieoverdracht is voor de relatief eenvoudige zorgvraag een goede zaak. Gemeenten dienen weet te hebben van de zorgvraag die haar inwoners hebben op ons vlak. Dit zal een verdere aansluiting van cliënten met de samenleving kunnen bevorderen. De complexe zorgvraag dient volgens de SBWU vooralsnog in de AWBZ te blijven. Deze specialistische langdurige zorg vraagt een inbedding in de GGZ als domein en derhalve een strikte verbondenheid met financieringstromen in de geestelijke gezondheidszorg.
4.7 Financieel beleid In 2011 heeft de SBWU een groei laten zien die ook zijn weerslag heeft op de financiën. Een groei van de omzet met 9,5% met een optisch hoger effect op de kosten. Wanneer echter de eenmalige kosten worden geëlimineerd dan komt de kostenstijging uit op 12,7%. Het rendement is uitgekomen op 5,2%. Het weerstandsvermogen is van een dusdanige omvang dat de toekomst met enig vertrouwen tegemoet gezien kan worden. De solvabiliteit- en liquiditeitsratio’s ultimo 2011 zijn gezond te noemen.
4.7.1 Exploitatie
4.7.1.1 Bedrijfsopbrengsten De totale bedrijfsopbrengst is met 9,5% gestegen van € 38,7 miljoen in 2010 naar € 42,4 miljoen in 2011. De stijging komt voornamelijk door de toename van het wettelijk budget voor aanvaardbare kosten. De intramurale opbrengsten stegen als gevolg van een toename van het aantal erkende plaatsen. Gezien de visie van de SBWU vindt uitbreiding van plaatsen in principe alleen plaats voor de zwaardere doelgroep. De ambulante activiteiten zijn in 2011 in omzet gestabiliseerd. De niet in de AWBZ gebudgetteerde zorgprestaties zijn in 2011 gestegen, omdat met name het aantal cliënten met een justitiële maatregel toenam. De financiële omvang van deze zorgactiviteiten blijven in de totale omzet een bescheiden omvang houden. De overige opbrengsten zijn in 2011 op een vergelijkbaar niveau gebleven.
4.7.1.2. Bedrijfslasten Als gevolg van de toegenomen bedrijfsactiviteiten nam de som van de totale bedrijfslasten toe met 18,3% (€ 5,4 miljoen) van € 34,8 in 2011 naar € 40,1 miljoen in 2011. De personeelskosten, de belangrijkste bedrijfslasten, stegen met 9,9% (€ 2,5 miljoen) van € 25,2 (in 2010) naar € 27,6 miljoen. De toename is te verklaren uit de groei van het personeelsbestand met gemiddeld 74 fte. Kijkend naar de gemiddelde loonkosten per werknemer dan zijn deze in 2011 -gecorrigeerd voor de eerste toepassing van het persoonlijk levensfasebudget in 2010- gedaald van € 56.291 naar € 55.958 in 2011. De afschrijvingskosten zijn in 2011 hoger dan in 2010, als gevolg van investeringen die samenhangen met de groei van locaties en medewerkersbestand. De stijging van de overige bedrijfskosten zijn in 2011 verklaarbaar vanuit het verhoogde activiteitenniveau. Met name in de huren en onderhoud – energie is dit zichtbaar geworden. Naast de huurkosten voor de nieuwe locaties is de stijging verklaarbaar uit de eenmalige niet geactiveerde inrichtingskosten.
Pagina 34
De stijging van de overige kosten is verklaarbaar vanuit het hebben voorzien van een onzekerheid in de vergoeding voor de kapitaallasten, een update van de licentiecontracten voor de kantoorautomatisering. De financiële lasten zijn fors gedaald als gevolg van een scherp liquiditeitenbeheer waarbij boetevrij vervroegd is afgelost op lang vreemd vermogen en de overtollige liquiditeiten op een spaarrekening zijn gezet. De rentabiliteit, gedefinieerd als resultaat gedeeld door de bedrijfsopbrengsten, komt voor 2011 uit op 5,2%.
4.7.2. Balans
4.7.2.1. Activa Het totale balanstotaal is als gevolg van een stijging van de vlottende activa toegenomen. Materiële vaste activa De materiële vaste activa zijn per saldo met € 801.000 gestegen als gevolg van de aanschaf van een gebouw en investeringen in drie nieuwe locaties (resp. +€ 234.000 en +€ 583.000 ten opzichte van 2010). Met de komst van een part-time wagenparkbeheerder zijn de vervoermiddelen kritisch op diverse aspecten herbeoordeeld en heeft dit geleidt tot vervangingsinvesteringen ter grootte van bijna € 200.000. De materiële vaste activa zijn ultimo 2011 volledig met lang vermogen gefinancierd, waarvan circa driekwart met eigen vermogen. Vlottende activa De vlottende activa ultimo 2011 zijn toegenomen als gevolg van de toename van de vordering op het zorgkantoor. De vordering uit hoofde van het financieringstekort neemt toe als gevolg van de uit de nacalculatie naar voren komende vordering. Deze vordering van € 5,4 miljoen is in 2012 ontvangen.
4.7.2.2 Passiva De solvabiliteit (eigen vermogen gedeeld door de totale passiva maal 100%) bedraagt ultimo 2011 64,7% en is daarmee verbeterd ten opzichte van ultimo 2010 toen dit percentage nog 62,3% bedroeg. Eigen vermogen Het collectief gefinancierd gebonden vermogen is toegenomen door toevoeging van het resultaat over 2011 aan het eigen vermogen. De SBWU vormt bestemmingsreserves, omdat vanuit overheidswege en andere instanties en belangengroeperingen veel wordt verwacht, maar verschillende noodzakelijke ontwikkelingen niet altijd rechtstreeks vanuit de ZZP tarieven kunnen worden gedekt. De aard en de omvang van de bestemmingsreserves zijn toegelicht in noot 5 van de toelichting op de balans in paragraaf 5.1.5. Voorzieningen De voorzieningen namen in 2011 onder meer toe vanwege de in 2010 gewijzigde wet- en regelgeving. Met name de voorziening voor het persoonlijk levensfasebudget is gestegen als gevolg van de groei van de organisatie.
Pagina 35
Langlopende schulden Van de langlopende schulden zijn de aflossingsverplichtingen voor 2012 opgenomen onder de kortlopende schulden. In 2011 is gebruik gemaakt van de mogelijkheid (versneld) boetevrij af te lossen.
Kortlopende schulden De kortlopende schulden zijn met circa € 0,5 miljoen toegenomen. Met name de verplichtingen uit hoofde van overlopende personele kosten (belasting, reservering vakantiegeld en -dagen) als gevolg van een toenemend personeelsbestand zijn hiervan de oorzaak.
4.7.3 Weerstandsvermogen De Raad van Bestuur is van mening dat de risico’s van de bedrijfsactiviteiten toenemen als gevolg van mogelijke veranderingen in AWBZ, WMO en Zorgverzekeringswet. Verwacht wordt dat de impact van de overheidsmaatregelen ook (versterkt) in de GGZ branche voelbaar gaan worden. De SBWU heeft geanticipeerd op de veranderende toenemende bedrijfsrisico’s en heeft in 2011 een weerstandsvermogen van 37,9% opgebouwd ten opzichte van 35,7% in 2010. Het weerstandsvermogen percentage is gedefinieerd als het totaal eigen vermogen gedeeld door de som van de bedrijfsopbrengsten vermenigvuldigd met 100%.
4.7.4 Kasstroomoverzicht De liquide middelen zijn afgenomen naar € 7,8 miljoen positief ultimo 2011. In de operationele kasstroom valt op dat het resultaat lager was dan in 2010 en dat verhoudingsgewijs een fors hoger bedrag (+ € 2,9 miljoen) nog te ontvangen was van het zorgkantoor. De vordering van € 5,4 miljoen is in 2012 ontvangen. De invloed van de mutaties van de voorzieningen was lager dan in 2010, aangezien in dat jaar voor het eerst rekening moest worden gehouden met de voorziening levensfase budget. Per saldo leidt dit tot een kasstroom uit operationele activiteiten die bijna € 4,6 lager is dan in 2010. De kasstroom uit financieringsactiviteiten zijn vergelijkbaar met 2010. De opening van drie nieuwe locaties heeft ten opzichte van 2010 geleidt tot een investeringskasstroom die bijna € 1.000.000 groter is dan 2010.
4.7.5 Vooruitzichten Uit de risicoanalyses is gebleken dat overheidsmaatregelen (bijv. als gevolg van de WMO) alsnog een belangrijke invloed op het resultaat 2012 kunnen hebben. De aard en omvang van de overheidsmaatregelen zijn moeilijk in te schatten, maar op dit moment wordt verwacht dat de exploitatieresultaten voor 2012 positief afgesloten kunnen worden. De SBWU is in gesprek met collega instelling Centrum Vaartserijn over een mogelijke fusie. Wanneer deze fusie daadwerkelijk geëffectueerd wordt, heeft de SBWU een nog bredere basis in de ambulante zorg. Punt van aandacht blijft de huisvesting voor cliënten. Het ontbreken van doorstroming in de woningmarkt gaat haar effecten op de mogelijkheden van huisvesting voor (nieuwe) cliënten. Verwachte effecten van mogelijk politieke besluitvorming rondom scheiden wonen en zorg maken dit vraagstuk er niet eenvoudiger op.
Pagina 36
Ondertekening
Dit Maatschappelijk Verslag (onderdeel van het Jaardocument Maatschappelijke verantwoording over het jaar 2011) werd vastgesteld door de Raad van Bestuur van de SBWU op 17 april 2012 te Utrecht,
W.G. J.L.D.J. Berndsen Voorzitter Raad van Bestuur
W.G. M.L. van Loon Lid Raad van Bestuur
Dit verslag werd goedgekeurd door de Raad van Toezicht van de SBWU op 24 mei 2012 te Utrecht,
W.G. H.W.J. Henselmans Voorzitter Raad van Toezicht
Pagina 37
Pagina 38
Jaarrekening 2011 Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht
Pagina 39
5.1 Jaarrekening 5.1.1 Balans per 31 december 2011 (na resultaatbestemming)
Ref. *
31-dec-11 €
31-dec-10 €
1
10.803.474 10.803.474
10.002.491 10.002.491
2 3 4
776.412 5.469.591 7.761.851 14.007.855
558.842 2.614.965 9.064.059 12.237.866
24.811.329
22.240.357
31-dec-11 €
31-dec-10 €
16.043.002
13.847.306
16.043.002
13.847.306
ACTIVA
Vaste activa Materiële vaste activa Totaal vaste activa Vlottende activa Vorderingen en overlopende activa Vorderingen uit hoofde van financieringstekort Liquide middelen Totaal vlottende activa Totaal activa
Ref. PASSIVA
Eigen vermogen Collectief gefinancierd gebonden vermogen
5
Totaal eigen vermogen Voorzieningen
6
2.014.956
1.763.232
Langlopende schulden
7
2.222.642
2.623.786
Kortlopende schulden Kortlopende schulden en overlopende passiva
8
4.530.729
4.006.033
24.811.329
22.240.357
Totaal passiva
1
* de referenties verwijzen naar de toelichting op de balans in paragraaf 5.1.5
Pagina 40
5.1.2 Resultatenrekening over 2011 Ref.
2011 €
2010 €
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten (uit AWBZ/Zvw-zorg, exclusief subsidies)
10
40.865.892
37.558.705
Niet-gebudgetteerde zorgprestaties
11
1.155.725
787.692
Subsidies
12
318.504
228.380
Overige bedrijfsopbrengsten
13
31.397
105.766
42.371.518
38.680.543
BEDRIJFSOPBRENGSTEN:
Som der bedrijfsopbrengsten
BEDRIJFSLASTEN: Personeelskosten
14
27.643.456
25.155.248
Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa
15
907.096
839.371
Overige bedrijfskosten
16
11.594.500
8.767.305
40.145.052
34.761.924
2.226.466
3.918.619
-30.770
-49.031
2.195.696
3.869.588
2011 €
2010 €
2.389.852 33.609 -36.488 0 -191.277 0 0 2.195.696
3.745.533 -33.609 -93.422 -34.249 100.000 -64.665 250.000 3.869.588
Som der bedrijfslasten BEDRIJFSRESULTAAT Financiële baten en lasten
17
RESULTAAT BOEKJAAR
RESULTAATBESTEMMING Het resultaat is als volgt verdeeld:
Toevoeging/(onttrekking): Reserve aanvaardbare kosten Nieuw EPD Zorgvernieuwing (Herstel visie) Kwaliteitsverbetering vastgoed Ontwikkelkosten Registratieve lastenverzwaring ICT-ontwikkelingen
Pagina 41
5.1.3 Kasstroomoverzicht Ref. €
2011 €
€
2010 €
Kasstroom uit operationele activiteiten Bedrijfsresultaat
2.226.466
Aanpassingen voor: - afschrijvingen - mutaties voorzieningen
907.096 251.724
3.918.619
839.371 2.465.000 1.158.820
Veranderingen in vlottende middelen: - vorderingen - vorderingen/schulden uit hoofde van financieringstekort respectievelijk -overschot - kortlopende schulden (excl. schulden aan kredietinstellingen)
3.304.371
-217.571
-105.639
-2.854.626
-1.075.739
524.696
Kasstroom uit bedrijfsoperaties
-638.737 -2.547.501
-1.820.115
837.785
5.402.875
101.103 -131.873
Ontvangen interest Betaalde interest
Totaal kasstroom uit operationele activiteiten
98.501 -147.532 -30.770
-49.031
807.015
5.353.844
Kasstroom uit investeringsactiviteiten -1.708.410 331
Investeringen materiële vaste activa Desinvesteringen materiële vaste activa
-721.541 0 -1.708.079
Totaal kasstroom uit
-721.541
Kasstroom uit financieringsactiviteiten -401.144
Aflossing langlopende schulden Totaal kasstroom uit financieringsactiviteiten Mutatie geldmiddelen
Er is gebruik gemaakt van de indirecte methode.
Pagina 42
-401.152 -401.144
-401.152
-1.302.208
4.231.151
5.1.4 Grondslagen van waardering en resultaatbepaling
5.1.4.1 Algemeen De stichting is gevestigd te Utrecht, Furkaplateau 15 en heeft ten doel: a. het mensen met een psychiatrische achtergrond, met verslavingsproblematiek of met een andere psychosociale aandoening mogelijk te maken om zo zelfstandig mogelijk en op hun eigen manier in de samenleving te wonen, de dag zinvol te besteden en relaties te hebben; b. het bieden van maatschappelijk georiënteerde zorg met een breed scala aan keuzemogelijkheden in huisvesting, dagactiviteiten en professionele ondersteuning; c. het bevorderen van een gedifferentieerd aanbod van begeleiding, ondersteuning, huisvesting, verzorging, verpleging, alsmede eventueel behandeling ten behoeve van onder a. genoemde mensen. Deze jaarrekening is opgesteld uitgaande van de continuïteitsveronderstelling. Grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening. De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de Regeling verslaggeving WTZi en de relevante stellige uitspraken van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, uitgegeven door de Raad voor de Jaarverslaggeving. Vergelijking met voorgaand jaar Voor de verwerking van de kosten voor groot onderhoud van materiële vaste activa heeft de SBWU een stelselwijziging doorgevoerd. Deze kosten werden tot en met het boekjaar 2010 verwerkt via een onderhoudsvoorziening. Met ingang van het boekjaar 2011 worden die kosten verwerkt in de winst- en verliesrekening. SBWU heeft een groot aantal panden waarvoor periodiek onderhoud moet worden gepleegd; dit leidt er toe dat de toerekening van die kosten aan de verslagjaren door middel van de vorming van een onderhoudsvoorziening niet wezenlijk bijdraagt aan het inzicht dat de jaarrekening moet bieden. Daartegenover is het vormen van die onderhoudsvoorziening erg bewerkelijk; derhalve is besloten om af te zien van het vormen van die voorziening en voortaan de werkelijke kosten ten laste van het resultaat te brengen. De vergelijkende cijfers van het boekjaar 2010 zijn op de volgende wijze aangepast.
Pagina 43
Het collectief gefinancierd gebonden vermogen was ultimo 2010 toevoeging van de voorziening groot onderhoud per ultimo 2010
€ 10.237.526 3.609.780
Collectief gefinancierd gebonden vermogen herrekend
13.847.306
De voorzieningen waren ultimo 2010 voorziening groot onderhoud naar het collectief gefinancierd gebonden vermogen
5.373.012 -3.609.780
Voorzieningen herrekend
1.763.232
Onderhoud en energiekosten was in jaarrekening 2010 bij: werkelijke onderhoudskosten in 2010
1.718.073 286.576
Onderhoud en energiekosten herrekend
2.004.649
Tot slot: de post "Dotaties en vrijval voorzieningen" in de winst- en verliesrekening 2010 is vervallen (een last van € 1.227.668). De invloed op het resultaat van 2010 is als volgt: Het resultaat boekjaar 2010 was af: werkelijke onderhoudskosten bij: vervallen dotatie voorziening groot onderhoud
2.928.496 -286.576 1.227.668
Herrekend resultaat boekjaar 2010
3.869.588
Indien in het jaar 2011 het oude stelsel was toegepast, zou het resultaat boekjaar circa 1 miljoen euro hoger zijn geweest. Ook het collectief gefinancierd gebonden vermogen zou dan circa 1 miljoen euro hoger zijn geweest.
Pagina 44
5.1.4.2 Grondslagen van waardering van activa en passiva Activa en passiva Activa en passiva worden in het algemeen gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs of de actuele waarde. Indien geen specifieke waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. Toelichtingen op posten in de balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht zijn in de jaarrekening genummerd. Financiële instrumenten omvatten handels- en overige vorderingen, geldmiddelen, leningen en overige financieringsverplichtingen, handelsschulden en overige te betalen posten. Financiële instrumenten worden bij eerste opname verwerkt tegen reële waarde. Indien instrumenten niet zijn gewaardeerd tegen reële waarde met verwerking van waardeveranderingen in de resultatenrekening, maken eventuele direct toerekenbare transactiekosten deel uit van de eerste waardering. Gebruik van schattingen De opstelling van de jaarrekening vereist dat het management oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Immateriële en materiële vaste activa De immateriële en materiële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs onder aftrek van cumulatieve afschrijvingen en cumulatieve bijzondere waardeverminderingen. De afschrijvingstermijnen van immateriële en materiële vaste activa zijn gebaseerd op de verwachte gebruiksduur van het vast actief. Als gevolg van de gewijzigde bekostigingsstructuur heeft de organisatie een inschatting gemaakt van de verwachte gebruiksduur. Deze analyse leidt niet tot aanpassing van eerdere aannames en/of afschrijvingen. Vorderingen Vorderingen worden opgenomen voor de geamortiseerde kostprijs (nominale waarde). Liquide middelen Liquide middelen bestaan uit kas, banktegoeden en deposito’s met een looptijd korter dan twaalf maanden. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Voorzieningen Voorzieningen worden gevormd voor in rechte afdwingbare of feitelijke verplichtingen die op de balansdatum bestaan waarbij het waarschijnlijk is dat een uitstroom van middelen noodzakelijk is en waarvan de omvang op betrouwbare wijze is te schatten. De voorzieningen worden gewaardeerd tegen de beste schatting van de bedragen die noodzakelijk zijn om de verplichtingen per balansdatum af te wikkelen. De langlopende voorzieningen worden gewaardeerd tegen de contante waarde van de uitgaven die naar verwachting noodzakelijk zijn om de verplichtingen af te wikkelen. Wanneer verplichtingen naar verwachting door een derde zullen worden vergoed, wordt deze vergoeding als een actief in de balans opgenomen indien het waarschijnlijk is dat deze vergoeding zal worden ontvangen bij de afwikkeling van de verplichting.
Pagina 45
Voorziening persoonlijk levensfase budget De voorziening persoonlijk levensfase budget (PBL) betreft een voorziening uit hoofde van een CAO verplichting in het kader van de overgangsregeling 45+. Het persoonlijk levensfase budget kwalificeert als een beloning met opbouw van rechten. De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst eenmalig uit te keren PBL-uren. De berekening is gebaseerd op de CAO-bepalingen, blijfkans, leeftijd en resterende dienstjaren tot het bereiken van de 55-jarige leeftijd. Voorziening voor jubileumgratificaties De jubileumvoorziening betreft een voorziening voor toekomstige jubileumuitkeringen. De voorziening betreft de contante waarde van de in de toekomst uit te keren jubileumuitkeringen. De berekening is gebaseerd op gedane toezeggingen, blijfkans en leeftijd. Schulden Schulden worden opgenomen voor de geamortiseerde kostprijs (nominale waarde).
5.1.4.3 Grondslagen van resultaatbepaling Algemeen Het resultaat wordt bepaald als het verschil tussen de baten en de lasten over het verslagjaar, met inachtneming van de hiervoor reeds vermelde waarderingsgrondslagen. De baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben, uitgaande van historische kosten. Verliezen worden verantwoord als deze voorzienbaar zijn; baten worden verantwoord als deze gerealiseerd zijn. Baten (waaronder nagekomen budgetaanpassingen) en lasten uit voorgaande jaren die in dit boekjaar zijn geconstateerd, worden aan dit boekjaar toegerekend. Pensioenen De SBWU heeft voor haar werknemers een pensioenregeling ondergebracht bij het Pensioenfonds Zorg en Welzijn. Hiervoor in aanmerking komende werknemers hebben op de pensioengerechtigde leeftijd recht op een pensioen dat afhankelijk is van leeftijd, salaris en dienstjaren. De SBWU heeft geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen in geval van een tekort bij Pensioenfonds Zorg en Welzijn, anders dan het effect van hogere toekomstige premies. De SBWU heeft daarom alleen de verschuldigde premies tot en met het einde van het boekjaar in de jaarrekening verantwoord. Naar de stand van ultimo januari 2012 is de dekkingsgraad van het pensioenfonds 98%. In 2014 dient het pensioenfonds een dekkingsgraad van tenminste 105% te hebben. Het pensioenfonds verwacht hieraan te kunnen voldoen en voorziet geen noodzaak voor de aangesloten zorginstellingen om extra stortingen te verrichten of om bijzondere premieverhogingen door te voeren.
Pagina 46
5.1.5 Toelichting op de balans ACTIVA 5.1.5 TOELICHTING OP DE BALANS ACTIVA
1. Materiële vaste activa De specificatie is als volgt:
31-dec-11 €
31-dec-10 €
5.867.996 4.935.478
5.804.955 4.197.536
10.803.474
10.002.491
2011 €
2010 €
Boekwaarde per 1 januari Bij: investeringen Af: afschrijvingen Af: desinvesteringen
10.002.491 1.708.410 907.096 331
10.120.321 721.541 839.371 0
Boekwaarde per 31 december
10.803.474
10.002.491
Aanschafwaarde Cumulatieve afschrijvingen
16.644.337 5.840.863
15.004.490 5.001.999
Bedrijfsgebouwen en terreinen Andere vaste bedrijfsmiddelen, technische en administratieve uitrusting Totaal materiële vaste activa Het verloop van de materiële activa in het verslagjaar is als volgt weer te geven:
Toelichting: Voor een nadere specificatie van het verloop van de vaste activa per activagroep wordt verwezen naar het mutatieoverzicht onder 5.1.6. De investeringen in 2011 hebben betrekking op de nieuw geopende locaties. 2. Vorderingen en overlopende activa De specificatie is als volgt:
31-dec-11 €
31-dec-10 €
Vorderingen op debiteuren Overige vorderingen Ministerie van Justitie (forensische zorg) Vooruitbetaalde bedragen Nog te ontvangen bedragen
161.616 175.123 31.706 109.343 298.624
106.501 133.694 0 311.264 7.383
Totaal vorderingen en overlopende activa
776.412
558.842
Toelichting: Er is in 2011 geen voorziening in aftrek op de vorderingen gebracht. In de nog te ontvangen bedragen zit een vordering van € 195.000 op de gemeente Utrecht inzake frictiekosten van Hostel Overvecht waarvoor de beschikking in 2011 reeds was ontvangen.
Pagina 47
3. Vorderingen uit hoofde van financieringstekort en/of schulden uit hoofde van financieringsoverschot t/m 2008 €
2009 €
2010 €
2011 €
Saldo per 1 januari
0
-792.965
3.407.930
Financieringsverschil boekjaar Correcties voorgaande jaren Betalingen/ontvangsten Subtotaal mutatie boekjaar
0 0 0
0 792.965 792.965
216.091 -3.624.021 -3.407.930
5.469.591
5.469.591 216.091 -2.831.056 2.854.626
Saldo per 31 december
0
0
0
5.469.591
5.469.591
c
c
a
2.614.965 5.469.591
Stadium van vaststelling
totaal €
a= interne berekening b= overeenstemming met zorgverzekeraars c= definitieve vaststelling NZa Specificatie financieringsverschil in het boekjaar
Wettelijk budget aanvaardbare kosten Af: ontvangen voorschotten Af: onzekere budgetposten Totaal financieringsverschil
2011 €
2010 €
40.649.801 34.676.380 503.830
37.223.581 33.815.651 0
5.469.591
3.407.930
Toelichting: Het financieringsverschil over 2009 en 2010 is vastgesteld door de Nza. De correctie voorgaand jaar (2010) betreft nagekomen kapitaallasten over uitbreiding van plaatsen. De onzekere budgetpost in 2011 betreft het deel van onzekere kapitaallasten in verband met leegstand. 4. Liquide middelen De specificatie is als volgt:
31-dec-11 €
31-dec-10 €
Bankrekeningen Kassen
7.723.905 37.946
9.029.991 34.068
Totaal liquide middelen
7.761.851
9.064.059
Toelichting: De liquide middelen staan hoofdzakelijk op bank- en spaarrekeningen. Een bedrag van € 47.000 is geblokkeerd in verband met afgegeven bankgaranties.
Pagina 48
PASSIVA 5. Eigen vermogen Het eigen vermogen bestaat uit de volgende componenten:
31-dec-11 €
31-dec-10 €
Kapitaal Collectief gefinancierd gebonden vermogen
0 16.043.002
0 13.847.306
Totaal eigen vermogen
16.043.002
13.847.306
Collectief gefinancierd gebonden vermogen Het verloop is als volgt weer te geven:
Reserve aanvaardbare kosten Bestemmingsreserves: Transitie langdurige zorg Nieuw EPD Zorgvernieuwing (Herstel visie) Kwaliteitsverbetering vastgoed Ontwikkelkosten Registratieve lastenverzwaring ICT-ontwikkelingen
Totaal collectief gefinancierd gebonden vermogen
Saldo per 1-jan-2011 €
Resultaatbestemming €
Overige Saldo per mutaties 31-dec-2011 € €
11.223.251
2.389.852
0
13.613.103
300.000 466.391 406.578 665.751 300.000 235.335 250.000
0 33.609 -36.488 0 -191.277 0 0
0 0 0 0 0 0 0
300.000 500.000 370.090 665.751 108.723 235.335 250.000 0
13.847.306
2.195.696
0
16.043.002
Transitie langdurige zorg € 300.000 Samen met ketenpartner Altrecht is de ambitie uitgesproken de cliënten in de langdurige ggz nieuw perspectief te bieden. In onze gezamenlijke regio willen we cliënten niet onnodig laten wonen op het terrein van Altrecht, maar kiezen we voor wonen als elke burger in de maatschappij met goede behandelzorg dichtbij beschikbaar. Deze verstrekkende visie vraagt om veel ingrijpende maatregelen in de organisaties die beide vormen van zorg aanbieden. Voor de komende jaren is een projectorganisatie gestart die deze veranderingen moet gaan begeleiden. Voor 2012 betekent dit dat naar alle waarschijnlijkheid een nieuwe voorziening wordt gestart in de directe nabijheid van een voorziening van Altrecht. Het is de verwachting dat (een deel van) de investeringskosten ten laste van deze bestemmingsreserve worden gebracht. Nieuw EPD € 500.000 Door de instellingen, verenigd in GGZ Nederland, is een aanbestedingstraject gestart dat aanbieders van softwarepakketten voor electronische cliëntendossiers vraagt om nieuwe software te ontwikkelen conform de normen zoals die in het referentiemodel Electronisch Patiënten Dossier zijn vastgelegd. Het aanbestedingstraject en het daaropvolgend implementatietraject van een electronisch dossier vraagt veel investeringen in software, hardware en menskracht. De SBWU is gestart met het vooronderzoek voor een mogelijke vervanging. In 2010 en 2011 zijn hiertoe de eerste kosten gemaakt. De projectorganisatie loopt en wordt ondersteund met externe begeleiding. Inzet is in 2012 een "proof of concept" te realiseren, waarna een besluit genomen kan worden voor organisatiebrede implementatie. De hoogte van de bestemmingsreserve is, na onttrekking van de reeds gemaakte kosten, aangepast naar de verwachte nog te maken projectkosten.
Pagina 49
Zorgvernieuwing (Herstel visie) € 370.090 De verwachting is dat de komende jaren de AWBZ financiering onder druk komt te staan. Dit maakt dat we kiezen voor een zwaardere doelgroep en het verder ombouwen van onze zorg naar een ambulant product. Dit vraagt veel van organisatie en personeel en kan alleen als innovatief over de zorg wordt nagedacht en er veel experimenten worden geïnitieerd. In 2010 is een managementbreed ontwikkelingstraject ingezet en zijn diverse projecten gestart. In 2012 zijn de eerste aspecten rondom een Herstelhuis uitgewerkt. Met in aanvang een variant op ambulante begeleiding, wordt gekeken naar de mogelijke (herstel)ontwikkeling van cliënten vanuit een Herstelhuis als terugvaloptie. De kosten die met de initiële start samenhangen worden ten laste van deze bestemmingsreserve gebracht. Kwaliteitsverbetering vastgoed € 665.751 De SBWU is voortdurend aan het kijken op welke wijze zij het beste invulling kan geven aan haar doelstelling. Hiertoe worden (vastgoed)initiatieven op hun merites beoordeeld en mogelijk ontwikkeld voorafgaand aan het definitief bekend zijn of de hiermee beschikbaar komende plaatsen erkend worden door de Nza. Om de kosten van de hiermee samenhangende risico's en de mogelijk nadelige effecten die samenhangen met migratie/afbouw van erkende plaatsen naar nieuw ontwikkelde locatie(s) te kunnen opvangen, is een reservering getroffen. Voor 2012 betekent dit dat naar alle waarschijnlijkheid een nieuwe voorziening wordt gestart in de directe nabijheid van een voorziening van Altrecht. Het is de verwachting dat (een deel van) de investeringskosten ten laste van deze bestemmingsreserve wordt gebracht. Ontwikkelkosten € 108.723 De SBWU is binnen de RIBW Alliantie trekker van het zorgvernieuwingsproces rond het thema Herstel. In dit kader zullen de komende periode projecten worden uitgevoerd die niet alleen maar in het teken staan van de verbetering van de kwaliteit van zorg, maar veel meer gericht zullen zijn op empowerment van cliënten. Daarbij zal aandacht zijn voor het hospitaliserende effect van de intramurale zorg, zoals die zich ook voordoet bij de RIBW's. De SBWU zet zich ook in om in samenwerking met Kenniscentrum Phrenos te komen tot een landelijke conferentie "Langdurende Zorg in de GGZ", volgens het Future Search model. Daar moet een meerjaren-actieplan uit voortkomen waarbij samenwerken met veel maatschappelijke actoren een belangrijke basis is. Registratieve lastenverzwaring € 235.335 Het voldoen aan publieke verantwoording over de besteding van publieke middelen vraagt veel van de transparantie van een instelling. In de komende periode staat het aantonen van meerwaarde en resultaat van de begeleiding en zorg bovenaan de agenda, maar nog in de kinderschoenen wat betreft realisatie. Ook zal een eventuele overheveling van AWBZ-middelen naar andere financieringsstelsels (WMO, Zvw) nieuwe administratieve verplichtingen met zich meebrengen. ICT-ontwikkelingen € 250.000 De SBWU ziet zich het komend jaar voor een aantal uitdagingen geplaatst met betrekking tot vernieuwing en uitbreiding van de technische en applicatie-infrastructuur. De migratie naar (ver)nieuw(d)e omgevingen en/of applicaties vergt een zorgvuldige planning, voorbereiding en begeleiding naar de medewerkers. Het jaar 2012 wordt gebruikt voor onderzoek op een aantal terreinen met betrekking tot migratietrajecten en de impact hiervan op het werk van de medewerkers.
Pagina 50
6. Voorzieningen Saldo per 1-jan-2011 €
Dotatie
Voorziening voor jubileumgratificaties Voorziening voor langdurig ziekteverzuim Voorziening persoonlijk levensfase budget
232.836 17.396 1.513.000
66.020 9.837 200.000
6.738 17.396 0
292.118 9.838 1.713.000
Totaal voorzieningen
1.763.232
275.857
24.134
2.014.956
Het verloop is als volgt weer te geven:
Onttrekking
Saldo per 31-dec-2011 € €
€
Toelichting in welke mate (het totaal van) de voorzieningen als langlopend moeten worden beschouwd: 31-dec-2011 Kortlopend deel van de voorzieningen (< 1 jr.) Langlopend deel van de voorzieningen (> 1 jr.) Hiervan langlopend (> 5 jaar)
309.926 1.705.030 897.247
Voorziening voor jubileumgratificaties Deze voorziening is gevormd op basis van het personeelsbestand ultimo 2011. Voorziening voor langdurig ziekteverzuim De voorziening is berekend op basis van het verwachte aantal langdurig zieken, een en ander volgens de daarvoor geldende richtlijnen. Voorziening persoonlijk levensfase budget De SBWU heeft op basis van de geldende richtlijnen een schatting gemaakt van de te verwachten kosten voor het persoonlijk levensfase budget. Hierbij is op basis van het aanwezige bestand medewerkers, de actuele saldi en de actuele loonkosten, een inschatting gemaakt van de blijfkansen en de salarisontwikkeling. Er is rekening gehouden met de termijn waarbinnen een medewerker actief is en valt onder het Pensioenfonds voor Zorg en Welzijn. Daar waar een medewerker niet op grond van het dienstverband-criterium bij de SBWU voor deze regeling in aanmerking komt, is gekeken naar leeftijd en functie(achtergrond) om een zo goed mogelijke inschatting te maken van de in aanmerking te nemen actieve periode. De SBWU heeft geopteerd voor de volledige voorziening, rekening houdend met de blijfkansen van de medewerkers. 7. Langlopende schulden De specificatie is als volgt:
31-dec-11 €
31-dec-10 €
Schulden aan kredietinstellingen Overige langlopende schulden
2.160.946 61.696
2.535.649 88.137
Totaal langlopende schulden
2.222.642
2.623.786
Het verloop van de schulden aan kredietinstellingen en de mate van de schulden welke als langlopend moeten worden beschouwd is als volgt weer te geven:
Pagina 51
2011 €
2010 €
Stand per 1 januari Af: aflossingen
2.655.907 374.703
3.030.610 374.703
Stand per 31 december
2.281.204
2.655.907
120.258
120.258
Stand schulden aan kredietinstellingen per 31 december
2.160.946
2.535.649
Kortlopend deel (< 1 jr.) Langlopend deel (> 1 jr.) Hiervan langlopend (> 5 jaar)
120.258 2.160.946 1.679.910
120.258 2.535.649 2.054.619
Af: aflossingsverplichting komend boekjaar
Voor een nadere toelichting op de langlopende schulden wordt verwezen naar de bijlage overzicht langlopende schulden. De aflossingsverplichtingen zijn verantwoord onder de kortlopende schulden. Toelichting: Evenals voorgaande jaren is in 2011 vervroegd afgelost op de schulden aan kredietinstellingen; er was geen boeterente verschuldigd. Het bedrag van de vervroegde aflossing bedroeg € 254.445. Met de verhuurder van het pand Furkaplateau 15 te Utrecht is een huurvrije periode overeengekomen. Het hieruit voortvloeiende voordeel wordt toegerekend aan de contractduur. 8. Kortlopende schulden en overlopende passiva De specificatie is als volgt:
31-dec-11 €
31-dec-10 €
Crediteuren Aflossingsverplichtingen langlopende leningen Belastingen en sociale premies Schulden terzake pensioenen Nog te betalen salarissen Vakantiegeld Vakantiedagen Overige schulden: -personeelsvereniging -Steunstichting SBWU -forensische samenwerking Nog te betalen kosten Ministerie van Justitie (forensische zorg) Vooruitontvangen bedragen Loondoorbetalingen en kosten outplacement
1.489.112 120.258 1.216.636 185.021 956 705.830 446.615
1.421.436 120.258 1.014.220 149.629 13.453 604.555 329.571
37.351 0 0 135.872 23.329 26.380 143.369
20.405 23.427 84 243.695 0 65.300 0
Totaal kortlopende schulden en overlopende passiva
4.530.729
4.006.033
Toelichting: Voor werknemers waarmee de arbeidsovereenkomst is beëindigd door middel van een vaststellingsovereenkomst, is de verplichting voor loondoorbetaling met vrijstelling van werk, per ultimo 2011 als verplichting opgenomen. Tevens is rekening gehouden met de overeen gekomen vergoeding voor de kosten van outplacement.
Pagina 52
9. Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Bankgarantie Er zijn 3 bankgaranties verleend van in totaal circa € 69.000 in verband met gehuurde panden. Huurcontracten Er zijn diverse huurcontracten gesloten ten behoeve van huisvesting van cliënten. Het merendeel van de contracten zijn voor onbepaalde tijd en met een opzegtermijn van één of enkele maanden. Voor zes contracten is sprake van een tijdelijke huurperiode. Er zijn vijf huurcontracten met een looptijd variërend van 5 tot 20 jaar. De jaarlijkse huursom voor de contracten met een tijdelijke huurperiode bedraagt € 1.196.608, waarvan voor € 567.667 de contracttermijn doorloopt tot na 2017.
Pagina 53
5.1.6 Mutatieoverzicht materiële vaste activa/financiële vaste activa op grond van art. 5a Regeling verslaggeving WTZi 5.1.6.4 Kleinschalige Woonvoorzieningen
Grond €
Gebouwen €
Verbouwingen €
Instandhouding €
Inventaris €
Vervoermiddelen €
Automatisering €
Totaal €
Stand per 1 januari 2011 - aanschafwaarde - cumulatieve afschrijvingen
244.162 0
6.858.188 1.297.395
4.817.488 1.764.853
349.952 207.448
1.902.105 1.130.027
414.257 267.704
418.338 334.572
15.004.490 5.001.999
Boekwaarde per 1 januari 2011
244.162
5.560.793
3.052.635
142.504
772.078
146.553
83.766
10.002.491
Mutaties in het boekjaar - investeringen - afschrijvingen - aanschafwaarde desinvesteringen - cumulatieve afschrijving desinvesteringen
0 0 0 0
234.496 171.455 0 0
1.010.543 461.131 0 0
80.920 29.705 0 0
106.731 147.730 941 941
196.346 52.036 67.622 67.291
79.374 45.039 0 0
1.708.410 907.096 68.563 68.232
Mutaties in boekwaarde (per saldo)
0
63.041
549.412
51.215
-40.999
143.979
34.335
800.983
Stand per 31 december 2011 - aanschafwaarde - cumulatieve afschrijvingen
244.162 0
7.092.684 1.468.850
5.828.031 2.225.984
430.872 237.153
2.007.895 1.276.816
542.981 252.449
497.712 379.611
16.644.337 5.840.863
Boekwaarde per 31 december 2011
244.162
5.623.834
3.602.047
193.719
731.079
290.532
118.101
10.803.474
0,0%
2,5%
5-10%
10,0%
5-10%
20,0%
25,0%
Afschrijvingspercentage
Pagina 54
5.1.7 Overzicht langlopende schulden ultimo 2011
Leninggever
Datum
Hoofdsom
Restschuld Restschuld Totale WerkeNieuwe 31 Aflossing 31 loop- Soort lening lijkeleningen december in 2011 december tijd rente in 2011 2010 2011
€ BNG Bank BNG Bank BNG Bank Totaal
1-feb-97 1-sep-98 1-apr-07
336.081 1.134.451 2.500.000
% 40 40 30
Hypothecair Hypothecair Hypothecair
4,75% 5,19% 4,75%
€ 158.271 560.135 1.937.501 2.655.907
€ 0 0 0 0
€
€
Restschuld over 5 jaar
Resterend e looptijd in jaren eind 2011 €
133.708 90.888 24.563 418.329 276.522 141.806 1.729.167 1.312.500 208.334 374.703 2.281.204 1.679.910
Pagina 55
Aflossingswijze
Aflossing 2012
Gestelde zekerheden
€ 16 15 21
Lineair Lineair Lineair
8.564 Recht van Hypotheek 28.361 Recht van Hypotheek 83.333 Recht van Hypotheek 120.258
5.1.8 Toelichting op de resultatenrekening 10. Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten (uit AWBZ/Zvw-zorg, exclusief subsidies) 2011 €
€
2010 €
€
Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten voorgaand jaar
37.223.581
31.845.599
Productieafspraken verslagjaar
-5.515.317
-1.336.564
Uitbreiding erkenning en toelating: - loonkosten - normatieve kapitaalslasten
8.282.883 1.121.140
7.469.844 304.233 9.404.023
Overige mutaties: Bonus malus regeling Nacalculatie productie
0 -462.486
Subtotaal wettelijk budget boekjaar Correcties voorgaande jaren Wettelijk budget voor aanvaardbare kosten
7.774.077 133.033 -1.192.564
-462.486
-1.059.531
40.649.801
37.223.581
216.091
335.124
40.865.892
37.558.705
Toelichting: De groei van het wettelijk budget is het gevolg van uitbreidingen van nieuwe locaties.
BATEN 11. Niet-gebudgetteerde zorgprestaties De specificatie is als volgt:
Zorgprestaties tussen instellingen Overige niet-gebudgetteerde zorgprestaties - Forensische samenwerking Justitie Overige niet-gebudgetteerde zorgprestaties - Forensische samenwerking Van der Hoeven Niet gehonoreerde productie voorgaande jaren Justitie Opbrengst voorgaande jaren justitie (via kapitaallasten AWBZ) Persoonsgebonden budget Totaal
2011 €
2010 €
137.019 388.246 553.013 72.105 0 5.342
50.802 236.459 524.266 -29.148 5.313 0
1.155.725
787.692
Te declaren productie € 321.185 49.205 17.856
Onzekere budgetposten € 27.760
Toelichting: Zorginkoop Ministerie van Justitie
Intramurale productie Extramurale productie, gespecialiseerde begeleiding Extramurale productie, dagbesteding
Werkelijke productie € 349.387 49.205 17.856
Afspraak € 321.627 53.364 36.584
416.448
411.575
Pagina 56
388.246
27.760
12. Subsidies De specificatie is als volgt:
2011 €
2010 €
Gemeente Utrecht SAWA Ervaringsdeskundigheid Symposium Stagefonds UWV inzake brugbanen
252.136 0 20.000 3.500 33.807 9.061
144.503 34.000 0 0 32.857 17.020
Totaal
318.504
228.380
Toelichting: Er is in 2011 een subsidie toegekend door de Gemeente Utrecht voor de frictiekosten van de sluiting van Hostel Overvecht à € 195.477. Tevens is er een subsidie toegekend voor exploitatiekosten van de Okkernootstraat 17 te Utrecht voor € 15.000 en € 31.874 voor het project 'Zingeving'.
13. Overige bedrijfsopbrengsten De specificatie is als volgt:
Teruggave sociale lasten voorgaande jaren Diversen
2011 €
2010 €
0 31.397
105.146 620
31.397
105.766
LASTEN 14. Personeelskosten De specificatie is als volgt:
Lonen en salarissen Sociale lasten Pensioenpremies Andere personeelskosten Subtotaal Personeel niet in loondienst Totaal personeelskosten
Gemiddeld aantal personeelsleden (in FTE's)
2011 €
2011 €
17.756.450 2.625.367 1.496.931 2.414.928 24.293.676
15.362.955 2.333.397 1.273.845 3.140.077 22.110.274
3.349.780
3.044.974
27.643.456
25.155.248
494
420
Toelichting: De personeelskosten zijn gestegen in 2011 als gevolg van uitbreidingen van nieuwe locaties.
Pagina 57
15. Afschrijvingen op immateriële en materiële vaste activa De specificatie is als volgt:
2011 €
2010 €
Nacalculeerbare afschrijvingen: - materiële vaste activa
907.096
839.371
Totaal afschrijvingen
907.096
839.371
Aansluiting afschrijvingen resultatenrekening - vergoeding nacalculeerbare afschrijvingslasten 2011 € 907.096 907.096 0
Totaal afschrijvingslasten resultatenrekening waarvan nacalculeerbare afschrijvingen
In het externe budget verwerkte vergoeding voor nacalculeerbare afschrijvingslasten: - Kleinschalige Woonvoorzieningen Totaal vergoeding nacalculeerbare afschrijvingslasten
907.096 907.096
Aanschafwaarde desbetreffende vaste activa Cumulatieve afschrijvingslasten desbetreffende vaste activa
16.644.337 5.840.863
16. Overige bedrijfskosten De specificatie is als volgt:
Voedingsmiddelen en hotelmatige kosten Algemene kosten Patiënt- en bewonersgebonden kosten Onderhoud en energiekosten Huur en leasing Totaal overige bedrijfskosten
2011 €
2010 €
1.602.284 3.651.361 387.968 2.884.358 3.068.529
1.423.972 2.392.537 237.306 2.004.649 2.708.841
11.594.500
8.767.305
Toelichting: In de algemene kosten van het jaar 2011 is opgenomen de correctie van de onzekere budgetpost AWBZ à € 503.830.
17. Financiële baten en lasten De specificatie is als volgt:
2011 €
2010 €
Rentebaten Subtotaal financiële baten
101.103 101.103
98.501 98.501
Rentelasten Subtotaal financiële lasten
-131.873 -131.873
-147.532 -147.532
-30.770
-49.031
Totaal financiële baten en lasten
Pagina 58
18. Bezoldiging bestuurders en toezichthouders
Welk bestuursmodel is van toepassing op uw organisatie? Wat is de samenstelling van het bestuur of de directie?
Eindverantwoordelijke Raad van Bestuur met Raad van Toezicht Tweehoofdig met voorzitter
De bezoldiging van de bestuurders en gewezen bestuurders van de zorginstelling over het jaar 2011 is als volgt: Naam
J.L.D.J. Berndsen
1 Vanaf welke datum is de persoon als bestuurder werkzaam in uw organisatie? 2 Maakt de persoon op dit moment nog steeds deel uit van het bestuur? 3 Tot welke datum was de persoon als bestuurder werkzaam in uw organisatie? 4 Is de persoon in het verslagjaar voorzitter van het bestuur geweest? 5 Zo ja: hoeveel maanden is de persoon voorzitter geweest in het verslagjaar? 6 Wat is de aard van de (arbeids)overeenkomst? 7 Welke salarisregeling is toegepast? 8 Wat is de deeltijdfactor? (percentage) 9 Bruto-inkomen, incl. vakantiegeld, eindejaarsuitkering, salaris en andere vaste toelagen a. Waarvan: verkoop verlofuren b. Waarvan: nabetalingen voorgaande jaren 10 Bruto-onkostenvergoeding 11 Werkgeversbijdrage sociale lasten 12 Werkgeversbijdrage pensioen, VUT, FPU 13 Ontslagvergoeding 14 Bonussen 15 Totaal inkomen (9 t/m 14, excl. 9a en b) 16 Cataloguswaarde auto van de zaak 17 Eigen bijdrage auto van de zaak
M.L. van Loon
23-11-2006
23-11-2006
ja
ja
ja
nee
12
0
1 1 100% € 122.329
1 1 100% € 122.329
0 0 0 7.425 13.272 0 0 143.026 37.400 3.458
0 0 0 7.425 13.272 0 0 143.026 37.400 3.740
De bezoldiging van de leden van de Raad van Toezicht van de zorginstelling over het jaar 2011 is als volgt:
Naam
Functie
Bezoldiging €
H.W.J. Henselmans G.H. v.d. Nat S.A. de Jager G. Veltkamp A.A. de Mol M.L. de Haan R.J. Mascini
Voorzitter Raad van Toezicht lid Raad van Toezicht lid Raad van Toezicht / Auditcommissie lid Raad van Toezicht lid Raad van Toezicht lid Raad van Toezicht / Auditcommissie lid Raad van Toezicht / Auditcommissie
9.000 6.000 7.500 6.000 6.000 7.500 7.500
Er zijn geen medewerkers die een beloning ontvangen welke de WOPT-norm overschrijden. 19. Honoraria accountant
2011 €
2010 €
45.000 5.629 0 10.067
34.400 6.395 0 0
60.696
40.795
De honoraria van de accountant over 2011 zijn als volgt: 1 2 3 4
Controle van de jaarrekening Overige controlewerkzaamheden (w.o. Regeling AO/IC en Nacalculatie) Fiscale advisering Niet-controlediensten
Totaal honoraria accountant
Pagina 59
20. Transacties met verbonden partijen
Van transacties met verbonden partijen is sprake wanneer een relatie bestaat tussen de instelling, haar deelnemingen en hun bestuurders en leidinggevende functionarissen. Er hebben zich geen transacties met verbonden partijen voorgedaan met niet-zakelijke grondslag.
Pagina 60
5.1.9 Ondertekening door bestuurders en toezichthouders
Raad van Bestuur
Voorzitter Raad van Toezicht
W.G. J.L.D.J. Berndsen
W.G. H.W.J. Henselmans
W.G. M.L. van Loon
W.G. M.L. de Haan
W.G. R.J. Mascini
W.G. G. Veltkamp
W.G. A.A. de Mol
Pagina 61
5.2 Overige gegevens
5.2.1 Vaststelling en goedkeuring jaarrekening De Raad van Bestuur van Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht heeft de jaarrekening 2011 vastgesteld in de vergadering 17 april 2012. De Raad van Toezicht van de Stichting Beschermende Woonvormen Utrecht heeft de jaarrekening 2011 goedgekeurd in de vergadering 24 mei 2012.
5.2.2 Statutaire regeling resultaatbestemming In de statuten is bepaald dat de jaarrekening, conform artikel 8, aan de goedkeuring van de Raad van Toezicht is onderworpen. Er is geen statutaire regeling omtrent de bestemming van de winst, anders dan het aanwenden voor de doelstelling waarvoor de stichting is opgericht.
5.2.3 Resultaatbestemming Het resultaat wordt verdeeld volgens de resultaatverdeling in paragraaf 5.1.2.
5.2.4 Gebeurtenissen na balansdatum Op 29 maart 2012 heeft de SBWU een intentieverklaring getekend met betrekking tot een mogelijke fusie met Centrum Vaartserijn (CVR). Het terugdringen van het aantal opvangplaatsen in Utrecht leidt tot sluiting van de 24uursopvang van CVR. Omdat de stabiliteit van de overige zorgverlening daardoor in het gedrang komt, zijn CVR en de SBWU voornemens te fuseren. De komende periode gaan beide organisaties de mogelijkheden voor een fusie verkennen. Zij verwachten samen de kansen voor sociaal kwetsbare groepen fors te vergroten. Het voorgenomen besluit zal in september ter goedkeuring worden aangeboden aan de Raad van Toezicht. De fusie zal bij positief besluit in 2013 vorm krijgen. De SBWU heeft de intentie uitgesproken om met twee andere partners, Altrecht en Stichting GIDS, de Stichting Stadsburg op te richten. De beoogde samenwerking heeft met name tot doel het vanuit een afzonderlijke entiteit voorzien in gezamenlijke facilitaire voorzieningen voor sociaal kwetsbare doelgroepen in de regio Utrecht, teneinde van daar uit (nieuwe) vormen van werk- en dienstverlening voor die doelgroep te organiseren. Door de samenwerking vorm te geven binnen een samenwerkingsstichting wordt een situatie bereikt waarin de deelnemende rechtspersonen hun gezamenlijke hiervoor omschreven activiteit in een afzonderlijke rechtspersoon kunnen bundelen en uitoefenen, zonder dat dit de autonomie en identiteit van de afzonderlijke deelnemende rechtspersonen aantast. De SBWU is voornemens in 2012 een vijftal woningen van Altrecht te kopen met als doel een locatie voor beschermd wonen te openen grenzend aan één van de locaties van Altrecht. De vorderingen van materiële omvang zijn in 2012 ontvangen.
Pagina 62
5.2.5 Controleverklaring De controleverklaring is opgenomen op de volgende pagina.
Pagina 63
Pagina 64
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Pagina 65