Delft Nr. 1 Integraal
maart jaar2015 gang
32
Testpiloten TU Vliegen voor veiligheid Jo Coenen
‘Het is een gevecht, ook met mezelf ’
Big data THEMA
Alliantie Leiden Delft Rotterdam
Sprint of marathon?
3
NR1 maart 2015
‘Big Data wordt ook gebruikt om de gedragingen van mensen in kaart te brengen. Voor de cover wilde ik een groep mensen anoniem fotograferen door de foto loodrecht naar beneden te maken. Dat geeft het idee dat ze in de gaten worden gehouden.’ (Foto: Sam Rentmeester)
REDACTIONEEL
Frank Nuijens
18
Big data
Per hoofd van de wereldbevolking is de capaciteit om informatie digitaal op te slaan sinds de jaren tachtig ruwweg elke veertig maanden verdubbeld. In 2012 werd elke dag tweeënhalve exabytes (1018) aan data gecreëerd, meldt Wikipedia. Drie jaar eerder werd geschat dat de hoeveelheid digitaal opgeslagen data wereldwijd vijfhonderd exabytes bedroeg, afkomstig van bijvoorbeeld sociale netwerksites, smartphones, remote sensing apparatuur en overheidssurveillance. Als al die digitale gegevens zou worden afgedrukt in boeken reikten tien stapels van de aarde tot Pluto, becijferde een journalist van The Guardian. Met recht mogen we spreken over big data. Al die data levert kansen op voor nieuwe inzichten in gebieden als economische trends, ziektepreventie en bestrijding van misdaad. Maar het analyseren van al die data vergt expertise.
Kort Delfts 04 Na delft
In 2014 constateerde de Nationale DenkTank een tekort aan data scientists in Nederland. Om bèta-studenten enthousiast te maken voor het vak organiseren twee deelnemers van de DenkTank in maart de eerste workshop data science. Sabine Roeser, voorzitter van de Human Research Ethics Committee van de TU Delft, waarschuwt in Delta dat we de keerzijde van het datamijnen niet uit het oog moeten verliezen: “Daar kamp je gauw met privacygevoelige informatie. En hoe kun je zeker weten dat alle personen van wie de data afkomstig zijn informed consent hebben gegeven? De ethische kanten van het werken met big data vormen voor een groot deel onontgonnen terrein.” In deze Delft Integraal verkennen we hoe de TU big data toepast op maatschappelijke problemen.
Marian Rijk
Interview Jo Coenen ‘Ik wil zowel architect als vakman zijn’
22
Persoonlijk 23 Het Patent 28 Column
Tonie Mudde
29
Hora Est 35
24 Testpiloten TU
Ons onderzoek is niet gevaarlijk
AlumniNieuws 38 Lab
Organische materialen
40
30
18
Leiden Delft Rotterdam
Grotere en kleinere successen
Frank Nuijens, hoofdredacteur
pagina 07 Colofon
Thema Big data
foto: Sam rentmeester
2
Coverfoto Sam Rentmeester Redactie Frank Nuijens (hoofdredacteur), Dorine van Gorp, Katja Wijnands (eindredactie), Saskia Bonger, Tomas van Dijk, Sam Rentmeester (beeldredacteur), Connie van Uffelen, Jos Wassink Telefoon (015) 278 4848, e-mail
[email protected] Medewerkers aan dit nummer Auke Herrema, Kerry Dankers, Desiree Hoving, Tonie Mudde, Robert Visscher, Erik van Rein, Stephan Timmers. Ontwerp Jelle Hoogendam Vormgeving Saskia de Been Druk MediaCenter Rotterdam Abonnementsadministratie
[email protected] Advertentie H&J Uitgevers, (010) 451 5510
30
24
5
NR1 maart 2015
Foto: Sam Rentmeester
Foto: Sam rentmeester
KORT DELFTS
Verende robot Een robotarm afremmen zet beweging om in warmte. Een ingenieus veermechanisme, dat tot 80 procent van de bewegingsenergie kan opslaan, maakt robots energiezuiniger. De bufferende koppeling die ir. Michiel Plooij en collega’s van de faculteit 3mE ontwikkelden is zo groot als een espressokopje. De gepatenteerde vinding bevat in het midden een veer
en aan twee kanten assen van een differentiaalmechanisme. Door op het juiste moment een van de assen vast te zetten, remt de veerkracht de beweging af. Wanneer de robotarm dan weer terug moet – herhaalde bewegingen zijn kenmerkend voor robots – dan zet de gespannen veer de arm weer in beweging waarna de elektromotoren het overnemen. delta.tudelft.nl/29177
Lef
Foto: Royal Concertgebouw orchestra
Communiceren met licht
A
ls het aan technisch informaticus Lennart Klaver ligt, praten auto’s straks via kop- en achterlichten met hun medeweggebruikers. Dat gaat via een soort morsecode, maar dan met zo’n hoge frequentie dat de lichtflikkering voor de mens niet te zien is. De jonge ingenieur studeerde onlangs af bij informatica op een techniek die dit mogelijk moet maken. Klaver: “Bijna alle auto’s hebben tegenwoordig ledverlichting. Daar kun je informatie in stoppen. Met welke snelheid de auto voor hem remt bijvoorbeeld, zodat hij zijn eigen snelheid daar op kan aanpassen. Het handige van licht is namelijk dat je het kunt richten. Dat is een heel positieve eigenschap voor de netwerktechniek, want dat betekent dat je kunt besparen op energie. Het maakt uit of je je licht (dus informatie) richt op één ontvanger, of op de hele omgeving.” delta.tudelft.nl/29161
Dwars door de Sahara naar Dakar rijden met een oud barrel. Daar heb je lef voor nodig. Masterstudenten construction management en engineering Rutger Henseler, Xander van Schie en Terry van Roode doen mee aan de jaarlijkse Amsterdam Dakar Challenge. Als ze hun bestemming bereiken, verkopen ze hun auto. De opbrengst gaat naar een goed doel - Solar Foundation the Gambia – dat klaslokalen wil verlichten. Het drietal vertrok zaterdag 7 februari. teammystery.nl
Cyberconcert
Om meer jongeren naar symfonieconcerten te trekken heeft Cynthia Liem (EWI) iets nieuws bedacht: een app. Op speciale ‘bring your tablet’ evenementen in het Amsterdamse Concertgebouw moeten pop-upberichten informatie geven over de muziek. Dat spreekt jongeren aan, is de hoop. Het programma heet Phenicx, een acroniem voor Performances as Highly Enriched aNd Interactive Concert eXperience. Op de tablet kun je tevens de partituur volgen, die gelijke tred houdt met de uitvoering. Dit technische hoogstandje is ontwikkeld door de Oostenrijkse Johannes Kepler-Universität, een van de partners binnen het project. delta.tudelft.nl/29491
Larvenburger
Ze bevatten veel eiwit, betere vetzuren dan vlees, en mineralen als ijzer en zink, de black soldier flies van industrieel ontwerper Jaco Jansen. Hij wil honden op een insectendieet zetten, wat vijftien procent van hun vleesconsumptie scheelt. “De black soldier fly is één van de beste bio-converters ter wereld.” Jansen ontwierp een compostbak die via internet is te downloaden en 3D is uit te printen. Het bedrijf Protix verschaft de vliegeneitjes, de larven eten zich vol met compost en na een week of twee heb je een voorraad. Even invriezen en vermalen levert een gezond diervoeder. delta.tudelft.nl/29231
Bellen blazen
Foto: Marcel Krijger
4
Onderzoekers bij de windtunnel gebruiken zeepbelletjes om luchtstromingen in beeld te brengen. Twintig jaar geleden probeerden Amerikaanse onderzoekers dat ook, maar ze kwamen tot de conclusie dat de helium gevulde zeepbellen niet precies genoeg de luchtstroom volgden. Sindsdien was de methode afgeschreven. Prof.dr. Fulvio Scarano en dr. Andrea Sciacchitano bij de faculteit L&R maken nu gebruik van heel kleine belletjes (0,1 mm) die wel gevangen blijven in de luchtstroom. Dankzij het laserlicht dat de bellen weerkaatsen is de luchtstroom heel precies in 3D vast te leggen. Tot voor kort was die techniek (particle image velocimetry of PIV) beperkt tot een volume ter grootte van een iPhone. Nu is een volume van een bierkrat behapbaar. delta.tudelft.nl/29503
6
7
NR1 maart 2015
Chemische vingerafdruk
Betaalbaar grafeen
Een vingerafdruk is niet alleen het lijnenpatroon dat je vingertop ergens achterlaat. In de afdruk zitten tal van biochemische stoffen: DNA, vetten, aminozuren. Tezamen vormen deze een chemische vingerafdruk die ook veel kan zeggen over een mogelijke dader op een plaats delict, meent het Nederlands Forensisch instituut. Onderzoekers van het NFI gaan samenwerken met Delftse onderzoekers van de sectie ChemE/Organic Materials and Interfaces (TNW) aan een apparaatje waarmee je deze stoffen ter plekke kunt detecteren. delta.tudelft.nl/29436
Promovendus Shouen Zhu maakt millimeters grafeen van hoge kwaliteit voor een fractie van de huidige prijs. Ontmoet de man die grafeen uit het lab en op de straat wil brengen. Tot nu toe is eindeloos afpellen van potloodstreepjes de meest gebruikte methode om het éénlagige koolstof te produceren. Voordat er iets gerealiseerd kan worden van de huizenhoge beloften die om dit materiaal hangen, moet het eerst een stuk goedkoper worden. “Het kost nu duizend euro voor een stukje. Ik denk dat het over een paar jaar voor één euro kan.” delta.tudelft.nl/29377
big data Big data is de enorme toename van mogelijkheden om data te genereren, delen, combineren en analyseren, die leiden tot nieuwe inzichten en een nieuwe manier van redeneren.
Rook in de computer Foto: jos wassink
Rook afkomstig van bos- en savannebranden in Afrika absorbeert veel meer zonnestraling dan eerder was gedacht. Dat blijkt uit analyses door onderzoekers van het KNMI en de TU van metingen van rook boven de wolken door het satellietinstrument Sciamachy. De wetenschappers publiceerden hun bevindingen onlangs in Geophysical Review Letters. De onderzoeksresultaten zijn een belangrijke stap voorwaarts in het klimaatonderzoek. Het stralingsproces tussen wolken en rook kan nu beter in klimaatmodellen worden meegenomen. Sciamachy is een Duits-Nederlands-Belgisch satellietinstrument aan boord van de Envisat satelliet van ESA. delta.tudelft.nl/29441
Definitie van big data van de Nationale DenkTank
Op 11 juni 1962 ontsnapten drie gevangenen van het zwaarbewaakte gevangeniseiland Alcatraz, ten noorden van San Francisco. Het lot van Clarence Anglin, John Anglin en Frank Morris is nog altijd een groot raadsel: hebben zij hun tocht met hun zelfgeknutselde rubberboot kunnen overleven en zo ja, waar kwamen ze aan land? Dr.ir. Olivier Hoes en ir. Rolf Hut (CiTG) en hydrologisch ingenieur Fedor Baart van Deltares menen het antwoord te hebben gevonden. Ze lieten een stromingsmodel voor de baai van San Francisco los op het mysterie.
Hun simulatie toont aan dat een ontsnapping inderdaad mogelijk was en dat het beste tijdstip om die nacht met een boot te vertrekken vanaf Alcatraz, rond 23:30 uur lag. Volgens dit scenario zouden de boeven net ten noorden van de Golden Gate Bridge aan wal zijn gekomen. delta.tudelft.nl/29398
Foto: Sam Rentmeester
Foto: nasa
Alcatraz-mysterie
NR1 maart 2015
big data
TEKST: Jos Wassink Foto: SAM RENTMEESTER
9
Duizelingwekkende data tonen eiwitten in actie Een nieuwe techniek om biomoleculen af te beelden levert meer data op dan pathologen aankunnen. Dr. Raf van de Plas ontwikkelt bij 3mE algoritmen om zinvolle informatie te destilleren uit terabytes aan gegevens.
O
p het scherm staan wel honderd kleine afbeeldingen van een muis in overlangse doorsnee. Ze lijken op elkaar, maar zijn toch allemaal verschillend. Ieder beeld toont de verspreiding van een bepaald eiwit, en ieder eiwit is gescheiden van elk ander doordat het een iets andere massa heeft. “De set bestaat uit tweeduizend beelden met elk 122 duizend pixels”, legt Raf van de Plas uit. “Ieder beeld toont de distributie van een bepaald molecuul. Hier zie je dat dit molecuul minder in de lever voorkomt, maar meer in de ingewanden. En dit molecuul hier komt niet voor in de hersenen, maar wel in de huid en botten.” De beelden zijn het resultaat van een nieuwe afbeeldingstechniek met de naam Mass Spectrometry
Imaging of MSI. Massaspectrometrie is een veel gebruikte analysemethode die moleculen rangschikt op basis van hun massa. Ze wordt gebruikt voor de identificatie, kwantificatie en profilering van isotopen, moleculen en molecuulcomplexen in zeer kleine hoeveelheden van chemische en biologische mengsels.
Kristallaag
Hoewel de principes van de massaspectrometrie reeds een eeuw bekend zijn, is die techniek pas relatief recent ook toepasbaar geworden op grotere biologische moleculen zoals de vetachtige lipiden en eiwitten. Voorheen was het bezwaar dat het ionisatieproces, dat nodig is om moleculen los te maken uit hun omgeving en ze een lading mee te geven, grote biologische mo-
leculen in stukken brak. In 2002 ontvingen onderzoekers de Nobelprijs voor scheikunde voor hun vinding die het mogelijk maakte om ook biologische macromoleculen met massaspectrometrie intact te onderzoeken. De vinding komt er op neer dat het biologische sample met een kristallaag bedekt wordt die de energie van de UV-laser absorbeert en doorgeeft aan het onderliggende weefsel. “Vergelijk het met een kreukelzone in een auto”, zegt Van de Plas over de techniek die bekend staat als matrix-assisted laser desorption ionisation (Maldi). “Zonder de kreukelzone breekt de schok de botten in je lichaam, maar als de energie verdeeld wordt, kom je er ongeschonden uit.” Dat blijkt ook voor biomoleculen in een sample te gelden. Ze komen los, krijgen een lading mee en worden door een massaspectrometer op massa gesorteerd en geteld.
Petabytes
Het spectrum aan molecuulmassa’s loopt van vijfhonderd tot 30 duizend met een maximale resolutie om de verschillende moleculen uit elkaar te kunnen houden. Voor iedere locatie in het weefsel van tenminste vijf bij vijf micrometer registreert de techniek alle detecteerbare molecuulmassa’s over het hele spectrum. Voor een plakje muizenhersenen van 1 bij 2,5 centimeter betekent dat al snel 1,5 terabyte aan ruwe data - dat is voor één enkel experiment op één sneetje weefsel anderhalf keer meer data dan er op de harde schijf van een iMac past.
Hoewel MSI voorlopig nog vooral een gereedschap is voor onderzoek, zijn er ook al klinische toepassingen En dan begint het spelletje pas, want één meting is geen meting. Dus je moet meerdere opnamen hebben van dezelfde muis (technische replicaten) en meerdere opnamen van verschillende muizen (biologische replicaten) omdat je geen onderzoek kunt doen en conclusies kan trekken op basis van één meting en één muis. Bovendien wil je gezonde en zieke muizen vergelijken. Ook zou het fijn zijn als je niet één 2D doorsnede hebt, maar een 3D volume bestaande uit wel honderd doorsneden. Zo kan het gebeuren dat de datasets van deze techniek een omvang van petabytes (miljoen gigabytes) bereiken.
Machine learning
Van de Plas heeft zijn ingenieursopleiding in Leuven gevolgd en daar tevens een master in kunstmatige intelligentie en een doctoraat behaald. Hij is vervolgens gaan werken bij het Mass Spectrometry Research Center aan de Vanderbilt University in Nashville, Tennessee. Sinds kort is hij als assistent-professor actief binnen de numerics for control and identification groep van het Delft Center for Systems and Control (faculteit 3mE). Hij richt zich daar op het ontwikkelen van algoritmen die zinvolle informatie kunnen ontlenen aan gigantische datasets zoals die van MSI. Een van de wegen die hij daarbij bewandelt is die van de machine learning. De computer interpreteert daarbij bijvoorbeeld de verdeling van eiwitten op basis van een anatomische atlas en kan in medische termen aangeven of de hoeveelheid van bepaalde moleculen in een zeker orgaan toeneemt of juist afneemt. Een andere benadering is die van gecorreleerd gedrag. Als een onderzoeker geïnteresseerd is in toe- of afname van een bepaald eiwit, dan kan Van de Plas laten zien welke andere stoffen er met dat eiwit samenhangen doordat hun concentratie tegelijkertijd toe- of juist afneemt. Hoewel MSI voorlopig nog vooral een gereedschap is voor onderzoek, zijn er ook al klinische toepassingen. Het pathologisch weefselonderzoek bij tumoroperaties is zo’n voorbeeld. Een patholoog beoordeelt een stukje weefsel om na te gaan of naast de tumor alle randen van het verwijderde materiaal uit gezond weefsel bestaan – de tumor is dan effectief verwijderd. Van de Plas: “Maar met MSI zien we soms al chemische veranderingen optreden in weefsel dat op het oog nog gezond is.” De patholoog kan een beter oordeel vellen als hij ook over die biochemische informatie kan beschikken.
Caprioli R.M., Spraggins J., Van de Plas R. (Vanderbilt University)
8
10
NR1 maart 2015
big data
11
Foto’s: SAM RENTMEESTER
Vissen in overheidsdata Een open datalab met alle gegevens over burgers in betrekking tot de overheid. Dat lijkt informaticus Stefan de Konink een mooie proeftuin om fraudes op het spoor te komen.
N
eem de gegevens van Noord-Brabant van de afgelopen vijf jaar: data van de belastingdienst, rijbewijzen, gemeentelijke basisregistratie, UWV, contacten van burgers met politie, kentekenregistraties. Ofwel alle interacties tussen burgers en overheid. Alleen zijn de namen weggehaald en de sofinummers (BSN) versleuteld. De Konink schat dat het in totaal om 1 terabyte aan data gaat voor een provincie. “Dat past precies op een laptop die je in de trein kunt laten liggen.” De dertigjarige informaticus, voorzitter van de Stichting OpenGeo en eigenaar van de eenmanszaak Kinkrsoftware, verkeert in Delft met een gastvrijheidsverklaring vanwege samenwerking op het gebied van verkeersinformatica. “We hebben open datasets zoals Facebook, Twitter en LinkedIn en we hebben gesloten datasets zoals die van de gemeente en andere overheden. Maar er is geen experimenteertuin waar alles aan sociale data bij elkaar komt. Waar
dat wel zo is, praten we over het werk van geheime diensten. Ik denk dat het beter is om dat soort onderzoek in een open academische omgeving plaats te laten vinden met duidelijke vragen over wat je wilt onderzoeken en heldere indicatoren als uitkomst.” De Wet Bescherming Persoonsgegevens staat dat niet toe. De bepaling dat gegevens ‘doelgebonden’ zijn, houdt in dat je geen verbanden mag leggen tussen bijvoorbeeld het hebben van een rijbewijs en kentekenregistraties.
‘Ik zou liever de overheid controleren, dan de overheid helpen om mij te controleren’ De Konink zou graag een lokale ontheffing krijgen van die wet om op een gesloten netwerk naar interessante ‘indicatoren’ te kunnen vissen. Als voorbeelden van zulke indicatoren noemt hij de inschrijving van tientallen kentekens op hetzelfde adres, bestuurders van
stichtingen die een uitkering ontvangen, de koppeling van dozijnen BSN-nummers aan eenzelfde IP-adres of de inschrijving van honderden bedrijven op dezelfde twintig vierkante meter kantoor. In het datalab dat De Konink voorstaat, kunnen informatici op zoek naar verbanden tussen echte gegevens. Ze kunnen algoritmen ontwikkelen om autokatters, uitkeringsfraudeurs en stromannen eruit te filteren. Zo’n verband is geen bewijs - iemand kan echt twaalf auto’s als een uit de hand gelopen hobby in zijn achtertuin hebben staan – maar het kan wel dienen als startpunt voor een opsporingsambtenaar van de Fiod of Belastingdienst. De Konink heeft van het platform Transparant Nederland voor onderzoeksjournalistiek geld gekregen voor het opzetten van zo’n datalab. Ook de Raad voor Journalistiek heeft belangstelling. “Ik zou liever de overheid controleren, dan de overheid helpen om mij te controleren. Daar kan een betere archiefwet bij helpen.” JW
Het KNMI-meetstation voor Rotterdam staat net buiten de stad, waar het altijd iets koeler is dan in de bebouwde omgeving.
Oververhitting voorspellen De temperatuur in huis beïnvloedt de gezondheid van de inwoners. Om meer te weten te komen over de binnentemperatuur, plaatsten wetenschappers tijdelijk duizend sensoren in Rotterdam.
B
ij een hittegolf is het tenminste vijf dagen lang 25 graden, waarvan drie dagen 30 graden Celsius of meer, zegt het KNMI. Om in ons land de temperatuur vast te stellen, heeft het meteorologisch instituut op veel plaatsen meetstations neergezet. Die voor Rotterdam staat net buiten de stad, vlakbij het vliegveld, waar het steevast net iets koeler is dan in de bebouwde omgeving. Er is daarom weinig bekend over de warmte in de havenstad zelf, of die in gebouwen. Die kennis is relevant, bijvoorbeeld omdat bij hogere temperaturen meer 75-plussers overlijden en het geboorte-gewicht van baby’s lager uitvalt. Reden voor Alexander Wandl en Frank van der Hoeven van de afdeling urbanism (Bouwkunde) om preciezer te onderzoeken hoe de gezondheid van de inwoners van Rotterdam beïnvloed wordt door de temperatuur. En te begrijpen waarom het in het ene deel van de stad warmer wordt dan de andere. Ze stuurden studenten de stad in, die achthonderd sensoren in huishoudens wisten te plaatsen en tweehonderd in de openbare ruimte. Nadat elke sensor gedurende twee maanden elke vijf minuten de binnentemperatuur had gemeten - zowel ’s nachts als overdag - konden de wetenschappers de data met elkaar vergelijken. Wandl: “Hetgeen mij het meest
verraste, is dat we ons verslikten in de hoeveelheid data. Ik kreeg maar liefst 18 miljoen gegevens terug. Mijn software kon die in eerste instantie niet verwerken.” Na het analyseren van de big data bleek onder meer dat het ’s nachts in het westen van Rotterdam vijf tot zes graden warmer blijft dan in de rest van de stad. “In de wijk Spangen en Bospolder koelt het ’s nachts niet af”, zegt Van der Hoeven. “Dat komt omdat die wijken erg stenig zijn, daardoor overdag veel warmte opnemen en dat ’s nachts weer afgeven. Zo blijft het ook in de woningen warm.” Wat is daar aan te doen? “Bij het energieefficiënt maken van gebouwen besteden we in Nederland eigenlijk alleen aandacht aan de situatie in de winter, terwijl we er ook voor zouden moeten zorgen dat er in de zomer geen energie nodig is om te koelen. De gemeente kan daarbij helpen door meer water en bomen in de stad te plaatsen.” Om beter te monitoren hoe de energie-efficiency van gebouwen, de warmte in de stad en de gezondheid van jonge en oude mensen samenhangen, zouden de onderzoekers het liefst permanent de temperatuur binnenshuis meten. “Maar dat is toekomstmuziek. Voorlopig doen we een beroep op de vrijwillige medewerking van de menigte via crowd-sensing”, zegt Wandl. DH
In het westen van Rotterdam blijft het ’s nachts vijf tot zes graden warmer dan in de rest van de stad
In een open datalab kunnen informatici algoritmen ontwikkelen om uitkeringsfraudeurs en stromannen eruit te filteren.
12
NR1 maart 2015
big data
TEKST: Jos Wassink Foto’s: SAM RENTMEESTER
13
Verkeer voorspellen Vrijwel al het autoverkeer in Nederland wordt continu geregistreerd. In het computerlab van prof.dr.ir. Hans van Lint gebruiken onderzoekers die big data voor wiskundige modellen die het verkeer beschrijven en voorspellen.
I
‘Sociale media en observatiesystemen in voertuigen kunnen context leveren’
n het DiTT-lab (Delft integrated Traffic & Travel Laboratory) verzamelen we zoveel mogelijk data over verkeer en vervoer om te dienen als basis voor simulatiemodellen op verschillende schalen”, legt de hoogleraar verkeer- en vervoerssimulatie uit. Van Lint verzamelt gegevens van bijvoorbeeld de inductielussen in de weg die meten of er een voertuig rijdt en met welke snelheid. “Een andere bron zijn data uit voertuigen zelf. Steeds meer auto’s hebben loggers aan boord en zenden de gegevens periodiek door. Veel appjes hebben die functionaliteit zoals het populaire Flitsmeister.” Het DiTT-lab wordt daarnaast onderzoekslaboratorium van het NDW, het nationaal databestand wegverkeersgegevens. Daar komen alle data van het Nederlandse wegennet bij elkaar. Niet alleen data van de lussen, maar ook gegevens over wegwerkzaamheden of over waar ongelukken zijn gebeurd. Data over weersomstandigheden en het plaatsvinden van grote evenementen. “Dit moet slimmigheden opleveren waar wegbeheerders, gemeenten, provincies en dienstverleners als de ANWB iets aan hebben.” Als voorbeeld noemt Van Lint een provincie die verkeersveiligheid wil verbeteren. “Die wil eerst weten wat de hotspots zijn qua ongevallen en waar die mee samenhangen. Dat kan een evenement zijn of lokale weersomstandigheden, al dan niet in samenhang met elkaar. Het liefst zou je een kaart hebben met alle data waarin je voor- en achteruit in de tijd kunt spoelen om te kijken hoe zo’n situatie
ontstaat en hoe de omstandigheden veranderen tijdens de situatie. En dat is wat wij gaan bouwen.” Hoe verkeer stroomt en hoe files ontstaan weten de onderzoekers inmiddels wel. Maar automobilisten snappen ze een stuk minder. “Sociale media, maar ook observatiesystemen in voertuigen, kunnen context leveren. Zulke systemen leggen acceleratie en remgedrag vast, stuurgedrag en ze filmen waar de bestuurder naar kijkt. Die gegevens kunnen helpen om voorspellende microscopische verkeersmodellen te maken. De combinatie daarvan met studies van gedrag in een rijsimulator gaat helpen om betere theorieën en modellen te maken over rij- en reisgedrag.” Het DiTT-lab krijgt ondersteuning van ict-bedrijf CGI, dat de goede hardware en software levert en inregelt. “We hebben hier een aantal rekken met servers staan”, zegt Van Lint. “De server waar we volgend jaar mee gaan werken, staat bij CGI in een koelkast. Dat is een IBM Netezza, een beest van een machine met 256 processoren gekoppeld aan dedicated harde schijven. Dat ding is zo snel dat je experimenten kunt doen met alle data van een jaar op het Nederlandse wegennetwerk waar je bijstaat.” Van Lint heeft een beurs aangevraagd bij de European Research Council (ERC). “Het zou geweldig zijn als ik die subsidie krijg. Dan kunnen we twee rijsimulatoren aan het systeem koppelen en heb ik geld voor extra promovendi.” JW
Slimme steden De stad van de toekomst lost problemen op door op veel verschillende manieren data te verzamelen. Het net opgerichte Amsterdam Institute of Advanced Metropolitan Solutions (AMS) houdt zich hiermee bezig.
D
e TU Delft werkt in dit instituut samen met onder meer Wageningen UR en het Massachusetts Institute of Technology (MIT). De deelnemende partijen gaan zowel onderwijs aan studenten verzorgen als multidisciplinair onderzoek doen. Gegevens om wateroverlast te bestrijden bijvoorbeeld, haal je niet alleen uit klassieke weerstations, maar ook via sensoren op lantarenpalen en paraplu’s en gegevens die bewoners verzamelen. Door al die gegevens slim te verwerken kun je beter ingrijpen. En zo zijn er nog veel meer interessante onderzoeksvelden te bedenken. Neem afvalbedrijven die benieuwd zijn waar rommel terechtkomt. In de Verenigde Staten werd daar al naar gekeken, door met RFID-tags de route van afval te traceren. Daarover vertelde onderzoeker Carlo Ratti (MIT) recent tijdens de opening van AMS. Ook het meten van de luchtkwali-
teit en het tegengaan van verkeersopstoppingen spelen een grote rol. “Big data is bij al deze onderwerpen heel belangrijk. We verzamelen veel gegevens om onderzoek te doen, de stad in beeld te krijgen en de gevolgen te tonen”, zegt Paul Althuis,
Amsterdam is groot genoeg om veel gegevens te verzamelen en klein genoeg om overzichtelijk te blijven boardmember van AMS en directeur van het Valorisation Centre van de TU Delft. AMS verzorgt vanaf 2017 ook onderwijs. “Dan start een zelfstandige master in Amsterdam”, aldus Althuis. “We willen zowel Nederlandse als internationale studenten aantrekken. We hopen dat ze na hun studie in de hoofdstad blijven om een bedrijf te starten met een
innovatie voor slimme steden. Zodat er interessante toepassingen ontstaan.” Amsterdam is volgens Althuis bij uitstek een goede plek om te kijken naar mogelijkheden om big data in te zetten voor slimme steden. De stad is groot genoeg om veel gegevens te verzamelen en klein genoeg om overzichtelijk te blijven. Het onderzoek in Amsterdam moet een springplank vormen. “Wat daar werkt, kunnen we ook in grotere steden als Rio de Janeiro of Shanghai toepassen.” AMS kwam tot stand dankzij een bijdrage van de gemeente Amsterdam. Zij investeren de komende tien jaar vijftig miljoen euro. Althuis: “De universiteiten van Wageningen en Delft beloven contractueel tweehonderd miljoen aan publiek en private investeringen aan te trekken. We werken ook nauw samen met bedrijven, zoals Shell, KPN en IBM.” RV
14
NR1 maart 2015
big data
15
Foto’s: SAM RENTMEESTER
Puntenwolken Puntenwolken leveren veel en zeer gedetailleerde informatie op. Bijvoorbeeld in het tweede Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN2), dat zo nauwkeurig is dat je duidelijk huizen en lantarenpalen ziet. Deze gedetailleerdheid vergt veel opslag en rekenwerk. Delftse onderzoekers werken daarom aan meerdere oplossingen via efficiënt datamanagement.
Foto: Fugro
De omvang van AHN2 is gigantisch; in totaal gaat het om maar liefst 640 miljard punten. “In de toekomst komen er datasets met tientallen triljarden punten”, zegt hoogleraar GIS-technologie Peter van Oosterom. Hij laat een afbeelding zien van een rotonde, die gelijkenis toont met Street View van Google Maps. “Het zijn zoveel losse puntjes, dat het haast een foto is. De puntenwolken zijn niet eenvoudig in databases op te slaan vanwege hun omvang. En het zou juist handig zijn om gegevens te combineren. Bijvoorbeeld door in AHN2 ook te laten zien wie de eigenaar is van een gebouw of de hoogtepunten binnen een tracé van een spoorlijn te selecteren.” Van Oosterom en collega Oscar Martinez Rubi, gedetacheerd door het Nederlandse eScience Center, onderzoeken verschillende oplossingen om de toegankelijkheid te verbeteren. “Bijvoorbeeld door data ruimtelijk te clusteren via de zogeheten Morton- of Hilbertcode. Dan gebruiken we een code met een waarde dichtbij een andere
code, wat betekent dat bijbehorende punten ook dichtbij elkaar liggen. Dat is een slim wiskundig trucje. Daardoor gaat het sneller om bijvoorbeeld puntenwolken op te vragen van de Delftse campus.” Ook het versturen van data kan beter, weten de onderzoekers, door de meest karakteristieke punten als eerste door te sturen. “Bijvoorbeeld van de hoogste en laagste punten, zodat minder overbodige gegevens worden verzonden en de ontvanger alvast een beeld van de omgeving krijgt.” Van Oosterom en Martinez Rubi bekijken ook het gewenste en effectieve niveau van de detaillering. Iemand die informatie opvraagt uit AHN2, ziet dan in 3D alles heel gedetailleerd wat dichtbij is en veel vager wat veraf is. Van Oosterom onderzoekt of het handig is om bestanden te classificeren met hun relatieve belangrijkheid. Bijvoorbeeld hoogste en laagste punten maakt hij dan belangrijker. “Met onder meer deze aanpassingen, hopen we de data veel toegankelijker te maken.” RV pointclouds.nl
Buienradar op straatniveau Hevige regelval leidt tot wateroverlast in steden. Om schade te kunnen voorkomen, is het nodig te weten hoeveel regen waar neerkomt. Dr.ir. Marie-Claire ten Veldhuis onderzoekt hoe betrouwbare data daarover te verzamelen is.
S
teeds meer stenen, steeds minder groen en open water; dat is de Nederlandse stad. Als er een fikse onweersbui uitbreekt, kan iedereen zien waartoe dat leidt: de riolering kan de enorme hoeveelheid water niet verwerken, putten stromen over, straten en kelders komen blank te staan. De verwachting is dat Nederland door een opwarmende Noordzee steeds vaker te maken krijgt met stortbuien. Tijd voor oplossingen voor dit soort
piekbelasting. Maar dan moet eerst duidelijk zijn op welke plekken die oplossingen moeten komen en dus waar de regen daadwerkelijk de grond raakt en hoeveel dat dan is. “Daarover is nu niet genoeg informatie”, vertelt universitair docent stedelijke watersystemen Marie-Claire ten Veldhuis van de afdeling watermanagement (Civiele Techniek en Geowetenschappen). Weerstations, een regenradar en een mobiele app moeten daarin verandering brengen. Momenteel test Ten Veldhuis twintig weerstations op de Delftse campus. Dit soort stations staat nooit in steden, omdat ze daar volgens regels van de World Meteorological Organisation te dicht op de bebouwing staan. “Voor stedelijk waterbeheer moeten ze wel in de stad gebouwd worden. Wij on-
derzoeken hoeveel weerstations er nodig zijn om een representatief beeld te krijgen.” Ook een aantal Delftse basisscholen doet mee aan dat project. Na de testfase komen ook weerstations
Ten Veldhuis wil mensen inzetten als regenmeters in Rotterdam en Amsterdam te staan. Ten Veldhuis gaat de data die de stations in Rotterdam genereren combineren met die van de geavanceerde regenradar, die de stad Rotterdam in samenwerking met de vakgroep van radarexpert Herman Russchenberg dit jaar plaatst op het gebouw van Nationale Nederlanden. Die kan per straat regenmetingen doen, op een hoogte van 150 meter boven de grond.
Daarmee is nog niet geheel zeker waar de meeste druppels de grond raken. De wind heeft daarop een lastig te voorspellen invloed, omdat gebouwen de wind beïnvloeden. Daarom wil Ten Veldhuis in Amsterdam mensen inzetten als regenmeters, zij noemt het citizen sensing. Zij krijgen een app waarmee ze kunnen doorgeven hoeveel regen er in hun straat valt of is gevallen. Die app ontwikkelt Ten Veldhuis samen met de groep intelligent systems (Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica). Haar bachelorstudenten gaan hem testen. “Zo hopen we heel veel informatie te combineren, om vervolgens te kunnen modelleren.” Om uiteindelijk te komen tot iets waar we allemaal iets aan kunnen hebben: een buienradar op straatniveau. SB
16
NR1 maart 2015
big data
17
Foto’s SAM RENTMEESTER
Einde van het houtje-touwtje-onderzoek
Visie
Niet alleen publicaties moeten voor iedereen toegankelijk zijn, ook de onderliggende data, vindt NWO. Waar ga je onderzoeksdata opslaan, hoe maak je ze vindbaar en geschikt voor hergebruik? Op die drie vragen moeten wetenschappers antwoord geven als ze in aanmerking willen komen voor een subsidie van anderhalf miljoen euro van NWO, de zogenaamde Vici-subsidie.
A
tmosfeeronderzoeker prof.dr.ir. Herman Russchenberg (CiTG) vindt de filosofie van NWO goed. “Maar het kost tijd om data toegankelijk te maken. Data zijn alleen bruikbaar voor anderen als ze voorzien zijn van goede metadata. Bij Cabauw in Lopik doen wij onderzoek naar de atmosfeer. De context waarin we metingen verrichten, zoals de windrichting en de instelling van de instrumenten, moeten we goed noteren. Dat is best ingewikkeld. Als je een meetcampagne hebt van twintig jaar, dan kun je goede afspraken met elkaar maken”, vervolgt hij. “Maar als een individuele onderzoeker een nieuwe meettechniek ontwikkelt, wordt het allemaal al snel meer houtje-touwtje. Je moet dan zelf bedenken hoe je de data bruikbaar maakt voor anderen. daarnaast zullen we veel meer moeten gaan nadenken over de bestandstypen. Niemand werkt nog met floppy disks.” Prof.dr. Alan Hanjalic (EWI) voorziet problemen. Hij ontwikkelt algoritmes om videobestanden doorzoekbaar te maken. “Wij hebben enorme bergen aan
videobestanden nodig om onze algoritmes op te testen. Daarvoor zijn we afhankelijk van bedrijven als Google en Yahoo. Zij stellen data aan ons beschikbaar als wij ze kunnen helpen. De algoritmes die wij vervolgens ontwikkelen, kunnen we openbaar maken, maar niet de onderliggende data, want die zijn eigendom van de bedrijven.” Dr.ir. Johan Molenbroek, ergonoom bij Industrieel Ontwerpen, is helemaal voor open data. Hij won vorig jaar de dataprijs van stichting Research Data Netherlands voor het oprichten van Dined, een database voor ontwerpers over de variatie van menselijke maten van Nederlanders. Een heikel punt is privacy. “Hoe voorkom je dat de mensen die in beeld zijn gebracht herkenbaar zijn? Het zijn driedimensionale foto’s, die kun je niet zomaar op internet zetten. Ik heb de mensen onherkenbaar gemaakt door met Photoshop bepaalde laagjes uit de foto’s te verwijderen zonder dat daardoor de bruikbaarheid van de foto’s werd aangetast.” TvD
Delftse data scientists komen er aan Nederland heeft een tekort aan data scientists, constateerde de Nationale Denktank. Hoogleraar web information systems prof.dr.ir. Geert-Jan Houben merkt dat: hij krijgt bijna dagelijks telefoontjes van bedrijven die kennis en talent van de TU willen afnemen.
D
e universiteit speelt daar op in met het Delft Data Science onderzoeksprogramma en door per september te beginnen met een nieuwe mastertrack: data science & technology. Deze track binnen de masteropleiding computer science is gericht op de analyse en het gebruik van de enorme hoeveelheden data die we genereren. Een data scientist doet in feite niets anders dan die data groeperen, in een ander format zetten en een methode maken om ze te analyseren. Studenten die de mastertrack wil-
len volgen, hebben veel keuze: tien onderzoeksgroepen bieden elk een basisvak aan, waaruit studenten er vijf kunnen kiezen. Het vak patroonherkenning bijvoorbeeld, of cyber security analyse, software architectuur, data visualisatie, multi-
‘Een data scientist doet in feite niets anders dan data groeperen, in een ander format zetten en een methode maken om ze te analyseren’ media computing of web science. Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica werkt samen met andere
faculteiten. De Delftse data scientists komen er dus aan. Waar ze na hun master allemaal aan de slag kunnen? “Waar niet, zou ik zeggen: ze kunnen naar verzekeringsmaatschappijen, onderwijsinstellingen, ziekenhuizen, transportfirma’s, energiemaatschappijen, overheid en natuurlijke vele onderzoeksgebieden”, zegt Houben. CvU
‘Als iets gratis is op internet, betaal je met je persoonsgegevens’, aldus hoogleraar filosofie prof.dr. Jeroen van den Hoven. Hij zit in een commissie die de KNAW adviseert over ethische en juridische aspecten van informaticaonderzoek.
U
it constante stromen van data zijn de meest fantastische patronen te halen. Hoe besmettelijke ziektes zich verspreiden bijvoorbeeld. Of hoe groot het vertrouwen is in de economie, kijk maar naar hoeveel mensen er op dit moment geld pinnen. De big data-revolutie gaat ons helpen de samenleving te snappen, wil hoogleraar Jeroen van den Hoven er maar mee zeggen. Toch zijn er niet alleen voordelen, vindt Van den Hoven. Privacy wordt een enorm probleem en de huidige Europese wetten volstaan niet. Een van de kernprincipes is dat je telkens om toestemming moet vragen om data te gebruiken. “Dat is dweilen met de kraan open. Bedrijven willen alles van je weten. De regel is: als iets gratis is op internet, betaal je met je persoonsgegevens.” We doen daar zelf even hard aan mee door apps toestemming te geven voor van alles. Van den Hoven verwacht daarom nog wel een paar Snowden-momenten. “Amerika heeft een groot deel van zijn cloudmarkt verloren na Snowden. Deze datawereld zal ook zijn Tsjernobyls en Fukushima’s krijgen. Naar aanleiding van Fukushima zei Duitsland te stoppen met nucleaire energie.” Een andere bedreiging ziet Van den Hoven op het vlak van veiligheid. Als je kunt zien hoe je een virus het handigste de kop kunt indrukken, kun je misschien ook uitzoeken hoe het de dodelijkste route kan bewandelen. En als
data zo waardevol zijn, wie mogen er dan allemaal van profiteren? “Voor zover het nuttige informatie oplevert die het gemeenschappelijke belang betreft , zou die in principe open moeten zijn”, zegt Van den Hoven. De KNAW wil richtlijnen voor onderzoek in dit hoogtechnologische domein met apps, internet, Facebook, Twitter en software voor bijvoorbeeld gezichtsherkenning en emotiedetectie. Gaan we in de toekomst naar een beperking op het genereren van al die data? Van den Hoven denkt van wel. “Je kunt een kritische club laten kijken naar wat je van plan bent met je onderzoek. Zijn die risico’s te groot dan moet je het anders doen.” Een strengere beoordeling bij NWO en universiteiten zelf dus, of slimmere oplossingen als dataminimalisatie, anonimisering of pseudonimisering. “Je hoeft niet te weten wie wie was en wie waar was om patronen in gedrag te kunnen bestuderen. Maak technologie zodanig dat die zelf al helpt om problemen te voorkomen, bijvoorbeeld met wachtwoorden, autorisatie, het wissen van gegevens na bepaalde tijd en het bijhouden van inloggegevens. Het grappige is dat informatietechnologie ook vaker wordt gebruikt om te kijken of big data worden misbruikt, zo is te zien of in bepaalde postcodegebieden geen leningen worden verstrekt. Sousveillance: in de gaten houden van degenen die ons in de gaten houden.” CvU
18
19
NR1 maart 2015
‘Een gevecht, ook met mezelf’ Met zijn talent en zijn soms frontaal met de tijdgeest botsende visie drukte Jo Coenen een stempel op de architectuur. Ook als gedreven hoogleraar op de faculteit Bouwkunde wist hij met zijn ideeën veel in gang te zetten. tekst Joost Panhuijsen foto’s Sam rentmeester
20
21
NR1 maart 2015
CV Prof.dr.ir. Jo Coenen (Heerlen, 1949) studeerde architectuur en stedenbouw aan de TU Eindhoven. In 1980 richtte hij een eigen architectenbureau op. Als hoogleraar is Coenen onder meer verbonden aan de Technische Universiteit van Karlsruhe. In 2001 werd hij hoogleraar public buildings in Delft. Enkele jaren later zou hij daar een invloedrijke onderzoeksgroep oprichten: modificatie, interventie en transformatie. Coenen verwierf ook faam als een vernieuwende Rijksbouwmeester. Zijn architectenbureau in Maastricht opende studio’s in Berlijn (1999), Amsterdam (2002), Milaan (2007) en Bern (2012). Sinds 2014 is hij directeur en curator van de IBA Parkstad, die met duurzame projecten een impuls wil geven aan Coenens geboortestreek.
“Sommige gebouwen in mijn omgeving intrigeerden me. In de jaren vijftig namen mijn ouders me mee om kleren te kopen in het Glaspaleis, een warenhuis in Heerlen. Met Wiel Arets heb ik dat meesterlijke gebouw zo’n veertig jaar later - toen het door rampzalige renovaties al hopeloos verminkt was - gerestaureerd en getransformeerd tot een cultureel centrum. Als 8-jarige jongen was ik diep onder de indruk van de entreehal. Natuurlijk besefte ik toen nog niet wat architectuur inhoudt. Dat kwam geleidelijk. Ik heb later ook wel eens gedacht: waar ben ik ooit aan begonnen?” (lacht)
Spijt van uw beslissing om architect te worden? Dat zal veel mensen verbazen.
“Het is wel een gevecht geweest, tot nu toe. Ook met mezelf, natuurlijk. Maar de conflicten kwamen vooral voort uit het feit dat ik als architect ook vakman wilde zijn. Je schept als architect tenslotte voorwaarden voor het welbevinden van mensen, en dat brengt verantwoordelijkheden met zich mee. Een heel eenvoudig uitgangspunt, maar als je vasthoudt aan dat principe levert dat ook moeilijkheden op.”
Moeilijkheden?
“Ik kan dat met een praktisch voorbeeld illustreren. Als je ontdekt dat jouw ontwerp voor een appartementengebouw zo dreigt te worden uitgevoerd dat er in de ontvangsthal nog geen sprietje daglicht valt, dan ga je hemel en aarde bewegen om een raam terug op die plek te krijgen. Maar als je in bouwvergaderingen praat over humane architectuur en het belang van daglicht in een gebouw, dan vinden sommige gesprekspartners dat ideologisch gedram. En de derde keer dat je er over begint, wordt je te kennen gegeven dat je die plattegrond maar beter snel weer kan aanpassen – geen raam, dus – en dat weigeren betekent dat je misschien niet betaald krijgt. Ik heb tijdens zulke discussies veel leergeld betaald. Letterlijk. Als je deze opvatting over architectuur huldigt, zul je niet snel rijk worden.”
Waarom? Omdat je dan een ‘moeilijke’ reputatie krijgt die opdrachtgevers afschrikt?
“Dat speelt een rol. Maar vooral omdat je tijdens het bouwproces steeds opnieuw probeert dat raam in de plattegrond te duwen, op een manier
die voor alle partijen aanvaardbaar is. Dat betekent dat je wekenlang aan het puzzelen bent. En een opdrachtgever kan dan achteraf zeggen: daar heb ik nooit om gevraagd, voor die uren betaal ik je niet! Over die praktijk van alledag wilde ik studenten vertellen. Omdat ik weet dat jonge architecten soms denken: ik word beroemd, en mij overkomt zoiets dan niet. Maar dat is vaak een illusie.”
De mening van een gerenommeerde architect legt geen gewicht in de schaal?
“Niet overal. Je krijgt ook te horen: wij moeten met dat product van jou geld verdienen. Het is plattegronden van architecten verkopen alsof het closetrollen zijn. Zo platvloers heb ik het tegenover studenten geformuleerd. Om ze duidelijk te maken met wat voor soort opdrachtgever ze straks ook te maken kunnen krijgen.”
Verschilt Nederland daar van het buitenland?
“Ja. In landen als Duitsland, Zwitserland, Spanje en zelfs België is het respect dat ik als architect krijg malen groter dan in Nederland. Als je zoiets in een Nederlandse bouwvergadering vertelt, maak je je niet geliefd. Dan ben je arrogant.”
Zou u in deze tijd nog voor de architectuur hebben gekozen? “Nee.” Coenen valt even stil. “Of laten we zeggen: misschien. En ik zou wel getwijfeld hebben.”
U heeft naast gebouwen ook stadswijken ontworpen, zoals Céramique in Maastricht en Wilhelmsburg Mitte in Hamburg. Hoe was het om gevraagd te worden een complete stad te ontwerpen?
“Die stad – een satelliet van de Indiase metropool Bangalore - is uiteindelijk niet gebouwd. Er ontstonden problemen rond grondspeculatie en de onteigening van boeren, en de premier die de drijvende kracht was achter het project kwam politiek ten val. Maar het was een interessante oefening om op die schaal te denken. Mijn ontwerp, geïnspireerd door het gevarieerde stadsbeeld van Amsterdam, was rudimentair. Het ging om een gigantisch project: in vijf jaar moest een stad met één miljoen inwoners uit de grond worden gestampt. Aan die deadline viel niet te tornen. En zo kwam ik in conflict met mezelf, want mijn ontwerp dreigde door die tijdsdruk een in beton gegoten blauwdruk te worden, zonder ruimte voor aanpassingen en nieuwe inzichten.”
U vertelde in uw afscheidsrede dat u hebt besloten om als architect uiteindelijk niet in landen als China en India te werken, omdat u als Europeaan die culturen onvoldoende doorgrondt. Zijn niet juist Aziatische megasteden gebaat bij de stedenbouwkundige visie van een buitenstaander?
“Ik heb de deur naar Azië niet met een klap dichtgegooid. Ze zouden daar onze kennis en ervaring goed kunnen gebruiken, en voor ons zou een bureau in Azië interessant zijn. Maar als we daar ooit gaan werken, moet dat in nauwe samenwerking met lokale partners gebeuren: architecten, stedenbouwkundigen, hoogleraren op bouwkundefaculteiten. Die begrijpen de context veel beter.”
Als hoogleraar vond u lesgeven aan de individuele student het mooiste aspect van uw werk. Waarom?
“Met boeken, readers, hoorcolleges, enzovoorts kun je niet alle aspecten van het vak overbrengen. Ontwerpen draait niet louter om techniek, het is ook een kwestie van attitude. Als ontwerper moet je voortdurend afwegingen en keuzes maken. Daar worstelt elke student mee. Elke ontwerper, durf ik zelfs te zeggen. Het is belangrijk dat de student mentale ondersteuning krijgt bij die zoektocht. Op bepaalde cruciale beslismomenten in het ontwerpproces moet de student over een ravijn springen. En dan heb je een mentor nodig die dat proces begrijpt en zegt: jij gaat niet vallen. Ik help je. Dat is de essentie van onderwijs, van didactiek. Dat heb ik van mijn vader geleerd.”
U noemde uw vader in uw afscheidsrede: ‘een politiek en sociaal-maatschappelijk geëngageerde leraar didactiek’. Waar gaf hij les?
“Mijn vader gaf les op wat in mijn jeugd de kweekschool heette. Hij onderwees dus mensen die later zelf leerlingen moesten onderwijzen. Dan ging hij achterin de klas zitten als een studente – het was een dameskweekschool – les moest geven. Om te beoordelen hoe ze omging met de kinderen, of de kinderen rustig bleven, hoe ze kennis overdroeg, of ze het tempo er in hield… Het didactische handwerk dat ik van thuis heb meegekregen. Zelf had mijn vader gestudeerd aan de Katholieke Leergangen in Tilburg – daar kreeg je les van hoogleraren, uit lijvige boeken. Filosofie, godsdienstonderwijs,, pedagogiek – en alles met een sterk sociaal-maatschappelijk engagement. Ik bestudeer nu zijn afstudeerscriptie. Een studie naar Limburgse
mijnwerkersgezinnen en de gevaren van armoede, ook geestelijke armoede. Hij wilde uitzoeken met welke methodes je die armoede het beste te lijf kon gaan.”
Een geëngageerd milieu dus – en u hoorde als jongen de verhitte discussies?
“Natuurlijk, heel vaak. Ik denk dat bij ons thuis op een avond belangrijke kiemen zijn gelegd voor de Politieke partij Radicalen (PPR), een afscheiding van de KVP die later is opgegaan in GroenLinks. Ik wil niet sentimenteel doen, maar ik ben opgegroeid in een heel kleine woning in een Limburgse mijnwerkerskolonie. Voor onze deur was een mijnspoor, en elke tien minuten kon je een lading kolen uit de Staatsmijn Emma langs horen donderen. Echt donderen, keihard.”
‘Ontwerpen draait niet louter om techniek, het is ook een kwestie van attitude’ Schetsen maken is voor u een essentieel onderdeel van het ontwerpproces. Kon uw vader ook goed tekenen?
“Hij kon meeslepend vertellen en kalkte dan met verschillende kleuren krijt de prachtigste illustraties op het schoolbord. Dat ben ik op een gegeven moment ook gaan doen, tekenen op het bord. Mijn vader heeft me trouwens jarenlang ondersteunende lessen didactiek gegeven toen ik begon met doceren. Hij leerde me dat je goed in de gaten moet hebben wie voor je neus zit. Kan die toehoorder het lesniveau aan? En hij hamerde op respect voor mensen die misschien niet alle werkwoorden correct kunnen vervoegen, maar wel geboren vakmensen zijn, met een praktische intelligentie. Een mens is een vat vol onvermoede talenten en mogelijkheden, en het is jouw taak die talenten aan te wakkeren! Zo zag hij dat.”
>>
Was u al op jonge leeftijd geïnteresseerd in bouwkunst?
22
newenergy.tuwien.ac.at
‘Het is dertien jaar geleden dat hij op de faculteit is geweest. Het pand is afgebrand, een nieuw gebouw is ingericht en de professor is geschorst. Een nieuwe start.’
T
ijdens haar studie industrieel ontwerpen hield Rijk zich nooit bezig met schrijven. Dat doet ze pas sinds een jaar of zes. Als hobby. “Op terrasjes had ik de neiging om mensen verhalen toe te dichten, intriges te verzinnen. Iemand zei: wat heb je toch een rijke fantasie, schrijf dat eens op!” Ze volgde een schrijfcursus bij Scriptplus in Amsterdam en vond een uitgever voor haar eerste boek ‘Dieptepunt’ onder haar schrijversnaam Marian Rijk. Ze kreeg het label ‘literaire thrillerschrijver’ opgeplakt, maar moest van haar uitgever elk jaar een boek schrijven. Dat viel niet mee. Daarom besloot ze haar tweede thriller, over een meisje dat op zoek naar haar biologische vader groot gevaar loopt, zelf uit te geven. ‘Blauwdruk’ verscheen in oktober na ‘flink wat weeën en paniekaanvallen’, zoals ze op haar blog schrijft. In het dagelijks leven ontwikkelt Rijk al zo’n tien jaar producten voor online leren, bij achtereenvolgens ThiemeMeulenhoff, Bright Alley, Noordhoff en Vilans. Gebruiksvriendelijkheid staat bij haar voorop. “Ik ben altijd al bezig geweest met knopjes en schermen. Begrijpen mensen
PERSOONLIJK Detective, wilde Marian Rijk als klein meisje worden. Ze verslond Agatha Christies want puzzels oplossen vond ze heerlijk. Nu zet ze die zelf uit in haar eigen thrillers. Vorig jaar kwam haar tweede uit: ‘Blauwdruk’, met Delft en de faculteit Bouwkunde als decor.
Foto: sam rentmeester
Na Delft
CONTINUING EDUCATION CENTER
Naam: Woonplaats: Burgerlijke Staat: Opleiding: Vereniging:
Negen vrouwelijke onderzoekers gaan bij de TU aan de slag binnen het Delft Technology Fellowship. Zij moeten het aantal vrouwen aan de universiteit verder vergroten. Het vijf jaar durende fellowship geeft de onderzoeksters de kans sneller carrière te maken. Twee van hen zijn aangesteld aan universitair hoofddocent (UHD), de rest als universitair docent (UD). Ze krijgen een opstartsubsidie van 200 duizend euro voor een UHD en 100 duizend euro voor een UD om hun onderzoek op te zetten. Van hen wordt verder verwacht dat ze dertig procent van hun tijd in onderwijs steken. De wetenschappers zijn: Darinka Czischke, Bouwkunde; Nancy Bocken, Industrieel Ontwerpen; Yuemei Lin, TNW; Liedewij Laan, TNW; Yaiza Gonzalez Garcia, 3mE; Queena Qian, Bouwkunde; Sofia Teixeira de Freitas, Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek; Helle Hansen, TBM; Caroline Katsman, Civiele Techniek en Geowetenschappen. DelftChemTech-onderzoeker dr. Ferdinand Grozema en microscoopexpert dr. Bernd Rieger van de sectie quantative imaging (TNW) hebben ieder 1,9 miljoen euro gekregen van de European Research Council (ECR) om hun onderzoeksactiviteiten uit te breiden.
Marian Rijk Leersum Getrouwd, drie kinderen Industrieel ontwerpen Geen
wat ze moeten doen? Dat was de rode draad in mijn studie.” Het is dan ook niet verwonderlijk dat ze in 1998 bij Philips afstudeerde op een systeem waarbij ouders hun tv zo kunnen instellen dat hun kinderen alleen programma’s zonder geweld kunnen kiezen. Daarna ontwikkelde Rijk bij Centric websites, onder andere voor Neckermann. Die wilde mensen op een gebruiksvriendelijke manier met duidelijke knoppen reizen laten boeken op zijn website. Helemaal op het lijf geschreven voor Rijk. Bij Bright Alley werd ze projectmanager en maakte ze digitale opleidingen. Zo leerde ze stewardessen in een
Vrouwelijk talent
Prof.dr.ir. Marcel Stive (CiTG) is benoemd tot waterbouwkundige van 2015. De American Society of Civil Engineers (ASCE) geeft hem de International Coastal Engineering award. simulatie hoe ze een nieuw oventje moeten gebruiken en Hema-medewerkers hoe ze hun kassa moeten bedienen. In haar huidige baan bij Vilans, een kenniscentrum voor langdurige zorg, werkt ze aan e-learningoplossingen voor zorgprofessionals. Haar vrije uurtjes vult ze nog steeds met schrijven. Ze is bezig aan haar derde boek, een historische roman die in maart af moet zijn. En samen met een ander schrijft ze aan een script voor een moorddiner. Toch weer die puzzels. CvU
Alumnus Duco Drenth zamelde geld in bij andere alumni om een deeltijdhoogleraar geothermie te financieren. Professor David Bruhn zal een week per maand in Delft verblijven. De rest van de tijd is hij verbonden aan het Geo Forschungs Zentrum in Potsdam. NYU-onderzoeker Anthony Townsend kreeg een eredoctoraat van de TU Delft voor zijn pionierende onderzoek naar Smart Cities. Zijn Dies-rede is te lezen op tudelft.nl. Biotechnologen dr. Pascale Daran-Lapujade en dr. Frank Hollmann krijgen van de ERC de Consolidator Grant; de komende vijf jaar ontvangen zij elk ongeveer twee miljoen euro. Hollmann ontvangt ook een Vici-beurs van anderhalf miljoen euro van NWO.
Postgraduate MSc Program Renewable Energy in Central & Eastern Europe
Success Story for 10 Years Executive Education for Renewables CONTENTS • Comprehensive Technical Knowledge in the area of Alternative Energy Production • Efficient Use of Energy • Integration of Renewable Energy Sources into the Energy System • Legal and Economical Frameworks MODALITIES 4 semesters, part-time, presented in modules, in English, Lectures and excursions in Austria and selected CEE/SEE countries. ADMISSION REQUIREMENTS Academic degree and a minimum of 2 years of professional experience NEXT PROGRAM START October 15, 2015 INFO-SESSIONS March 9, 2015 • 6 p.m. • TU Vienna May 12, 2015 • 6 p.m. • TU Vienna APPLICATION DEADLINE June 26, 2015
Technische Universität Wien Continuing Education Center Operngasse 11 • A-1040 Wien T +43/(0)1/58801-41701
[email protected]
Apply now!
24
25
NR1 maart 2015
Vliegen voor veiligheid
E
Vliegen door aswolken, met een ontplofte motor, of een kapot richtingsroer; niets is te gek voor TU-piloten Hans Mulder en Alexander in ‘t Veld. Door vliegincidenten na te bootsen met de Cessna Citation van de TU dragen zij bij aan een veiliger luchtvaart. tekst: Tomas van dijk foto’s: Sam rentmeester
Alexander in ‘t Veld
r is geen vuiltje aan de lucht wanneer TU-piloten ir. Hans Mulder en dr.ir. Alexander in ’t Veld op een ochtend in oktober 2013 hun landingsmanoeuvre inzetten. In de verte doemen de contouren op van militair vliegveld Woensdrecht. Het toestel zakt gestaag en herkent al snel de signalen die de bakens van het vliegveld uitzenden. Aan de hand van deze radiosignalen, het zogenaamde Instrument Landing System (ILS), moet de autopiloot het vliegtuig langs een veilig glijpad aan de grond zetten. Maar het loopt anders. Op nog geen honderd meter hoogte slaat de autopiloot op tilt en schiet de neus van het toestel omhoog. Het primary flight display, het belangrijkste schermpje waar piloten op kijken tijdens de landing, biedt geen houvast meer. Deze console geeft aan hoe goed het vliegtuig op koers ligt. De middenlijn, die de juiste verticale koers aangeeft, verdwijnt compleet van het scherm. Mulder schakelt de autopilot uit, laat het vliegtuig naar beneden duiken en geeft extra gas. Er ontstaat weer lift. De piloten maken een grote bocht en landen
Hans Mulder
even later probleemloos. Erg geschrokken van het incident zijn de twee piloten niet. Ze waren gewaarschuwd. Sterker nog, ze voerden deze luchtcapriool met opzet uit in opdracht van de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Ze bootsten de landing na van een Boeing 737 van Ryanair (vlucht FR3531) die op 31 mei 2013 van Palma de Mallorca naar Eindhoven vloog. Het vliegtuig vloog net iets te hoog toen de autopiloot contact maakte met het ILS-systeem. Daardoor raakte het een false glide slope; een glijpad dat te steil loopt. Op het moment dat de autopiloot zich hieraan koppelt, raakt het totaal van slag. Mulder: “De piloten en passagiers moeten zich een ongeluk geschrokken zijn.”
Waarschuwing
Mulder en In ’t Veld ontdekten de fout in het ILS-systeem. Dankzij hun werk en dat van de Onderzoeksraad voor Veiligheid werd enkele maanden later een wereldwijde waarschuwing uitgezonden naar vliegmaatschappijen. In een hangar op Schiphol toont Mulder de Cessna Citation waarmee hij, In ‘t Veld en vier andere collega’s,
>>
27
NR1 maart 2015
Vliegen op synthetische kerosine tal van experimenten uitvoeren die het luchtruim veiliger moeten maken. De zes vormen een pilotenpool die zowel voor de TU als voor het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) vliegt. Het NLR is mede-eigenaar van het toestel. Mulder, die ook vliegles geeft in twee- en vierpersoons vliegtuigjes, doet dit werk als ingenieurvliegenier nu zeven jaar. In ‘t Veld doet het al tien jaar. Hij is daarnaast aerobatics-vlieger. Gedurende deze jaren hebben de twee mannen diverse vluchten uitgevoerd die nauwelijks onderdoen voor het kunstvliegen dat In ‘t Veld in zijn vrije tijd doet. Zo koos het tweetal in 2011 het luchtruim terwijl dat voor het vliegverkeer gesloten was in verband met de aswolken van de IJslandse
‘ Het vliegtuig neemt alles over van de piloot. Totdat er iets goed misgaat’
experimenten uitvoeren die gewichtloosheid vereisen, zoals tests met opstellingen die later in de ruimtevaart gebruikt worden. “Is ons onderzoek gevaarlijk? Nee”, zegt Mulder. “We maken met ons hele team een complete safety analysis voordat we een speciale vlucht maken. We stippelen alles uit en bedenken wat er mis zou kunnen gaan.” “Het vliegtuig is ook niet te vergelijken met andere toestellen”, vervolgt Mulder terwijl hij naar het gevaarte wijst. “Overal zitten sensoren, bij het rolroer, de trimvlakjes… De hele configuratie van het vliegtuig is bij ons bekend tijdens de vlucht. Als we een bocht maken, weten we exact met hoeveel graden per seconde we rollen. Dat soort dingen weten piloten normaal niet. Zij zorgen er gewoon voor dat een bocht fijn aanvoelt voor de passagiers.”
Vliegtuigmaatschappijen mogen hun brandstof voor de helft bijmengen met de synthetische kerosine gemaakt uit aardgas. Daardoor stoten ze minder vervuilende zwavelhoudende koolwaterstoffen uit. Meer dan dat percentage bijmengen mag niet, omdat vliegtuigmotoren soepeler draaien als er wat viezigheid in de brandstof aanwezig is. Dat was althans lange tijd de aanname. Tests van Delftse wetenschappers wezen uit
dat motoren het ook prima doen op 95 procent synthetische kerosine. Maar is dat brandstofmengsel ook veilig als je hoog in de lucht vliegt waar de druk en temperatuur laag zijn en de lucht ijl? Mulder en In ‘t Veld zochten het uit. Een van de motoren van de Cessna werd daarvoor voorzien van speciale brandstofpompen en filters. Mulder: “De brandstof is vluchtiger dan gewone kerosine. De vraag is dus of
Het toestel is onlangs uitgerust met fly by wire. Dat betekent dat je een computer aan boord van het vliegtuig kunt meenemen en die de besturing kunt laten overnemen. Experimenten die tot nu toe alleen in vliegsimulators konden, kunnen daardoor nu ook in de lucht. De Bijlmerramp uit 1992 is een goed voorbeeld. Het El Al-toestel dat crashte, had kort tevoren twee motoren verloren. In de vliegsimulator Simona van Luchtvaarten Ruimtevaarttechniek hebben de onderzoekers de vlucht nagebootst en zijn ze erin geslaagd veilig te landen. Straks gaan ze hetzelfde doen met de Cessna. “Natuurlijk breken er in het echt geen motoren af”,
zegt In ’t Veld. “Maar de software die het toestel aanstuurt, denkt van wel. Achter ons zit een medewerker die dat programmeert.” “We gaan onder meer onderzoeken of we het besturingssysteem van het toestel kunnen laten inspelen op de nieuwe situatie, zodanig dat het toestel met zijn manco toch nog veilig kan landen”, vult Mulder aan. “Stel dat een richtingsroer het niet doet, dan kun je toch nog sturen door met de ene motor meer gas te geven dan met de andere. De software moet zich dus
smelt het en als het vervolgens weer afkoelt, vormt het een soort glas op de turbinebladen. De Delftenaren voerden meerdere vluchten uit. Bij elke vlucht gingen ze weer iets dieper de aswolk in. Tussendoor werden de motoren met een boroscoop geïnspecteerd, een soort endoscoop voor motoren. Het viel uiteindelijk
mee. De concentraties waren niet zo hoog dat er schade aan de motoren ontstond. “In de verte zie je die roze-bruine gloed van de as”, zegt Mulder. “In die wolk begeef je je steeds dieper. We waren de enige gekke henkies die het luchtruim kozen. Dat zette mij op dat moment wel te denken.”
Foto: NASA
Door de aswolk om uit te zoeken wat het effect is van asdeeltjes op de motoren en om modellen over de verspreiding van de aswolk te valideren. Het toestel kreeg van het KNMI een speciaal snuffelpijpje mee dat deeltjes telt. As is vlijmscherp. Het kan de motor zandstralen en ernstig beschadigen. Als het heet wordt in de motor
len van brandstof kon in ons geval niet omdat we met twee verschillende soorten brandstof vlogen. We moesten daarom bij vertrek al een verschil in brandstofpijl hebben tussen beide vleugels om voor dit potentiële probleem te compenseren en dan nog zouden we maximaal één uur op één motor kunnen vliegen voordat het zwaartepunt teveel zou zijn verschoven. Dit experiment vergde extreem een goed uitgedacht plan.”
Vliegmodel
vulkaan Eyjafjallajökull (zie kader ‘Door de aswolk’) Het jaar erna vlogen ze als allereersten met een alternatieve brandstof, dat voor 95 procent uit synthetische kerosine bestaat om de veiligheid van dit mengsel te testen. En ze doen geregeld vluchten waarbij ze gewichtloosheid nabootsen, de zogenaamde paraboolvluchten. Van grote hoogte duiken ze naar beneden. Achter hen aan boord zitten dan wetenschappers die
Vlak na de uitbarsting van de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull in 2012 kozen Mulder en In ’t Veld het luchtruim. Als enigen. Vliegen door de aswolken was verboden. “We hebben speciale toestemming gekregen van de minister”, zegt Mulder. “En we hebben even met de verzekering moeten babbelen.” Doel van de exercitie was
je de motor weer aan krijgt als hij op grote hoogte uitvalt. Op twaalf kilometer hoogte hebben we een van de motoren uitgezet en weer herstart.” In ‘t Veld: “Als een van de motoren het begeeft, vlieg je normaal gesproken verder op de andere. Brandstof wordt dan van de ene vleugel naar de andere overgeheveld om te voorkomen dat je scheef komt te hangen door een te groot verschil in gewicht. Maar dit overheve-
voegen naar een nieuw soort vliegmodel.” Bijkomend probleem is dat je in zulke situaties niet weet wat de limieten zijn van de nieuwe toestelconfiguratie. Wat is bijvoorbeeld de maximale rolhoek die je kunt maken met zo’n gehavend toestel? Mulder: “Het voorspellen van het vlieggedrag – enveloppe prediction in jargon – is serious business.” Ook Air France-vlucht AF447 die op 1 juni 2009 in de Atlantische Oceaan voor de kust van Brazilië eindigde, staat op de rol. De snelheidsmeter van het vliegtuig was stuk. Zonder het te weten vlogen de piloten te langzaam en raakten in overtrek. Van tien kilometer hoogte vielen ze pardoes in zee. Een ander deel van het vliegersonderzoek spitst zich toe op de informatievoorziening aan piloten. Bij bovengenoemde rampen gebeurde er telkens iets met het toestel waar de piloten geen weet van hadden. Er zitten tal van sensoren in een vliegtuig, mankementen worden door het toestel dus wel opgemerkt. Maar de informatie komt niet bij de piloten terecht. In ’t Veld: “Dat is hoe het nu gaat. Het vliegtuig neemt alles over van de piloot. Totdat er iets goed misgaat. Dan zegt het toestel, oké, regel jij het nu maar verder. Maar in die situaties weet een piloot vaak echt niet wat hij moet doen. We moeten ervoor zorgen dat piloten veel meer informatie tot zich krijgen. Niet zozeer over wat er precies mis is, maar hoe het probleem op te lossen is.”
>>
26
28
NR1 NR5 maart 2015
‘ Gasdebietmeter met druksensor
PATENT
Uitvinder: Ir. Guido Kooijman
W
at een cool idee’, dacht Guido Kooijman toen hij bedacht hoe zijn ideale gasmeter eruit zou zien. Stapels papers zijn erover vol geschreven en vele soorten gasmeters hebben het levenslicht gezien, maar de promovendus aan de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen denkt dat de zijne beter is dan alle andere. Groot voordeel: er zitten geen bewegende delen in. Daarmee neemt de kans af dat er iets kapot gaat. Bovendien, zegt Kooijman, is zijn meter preciezer en goedkoper is dan de rest en nauwkeuriger. “Hij heeft een grotere range in flows die hij kan meten.” Daar komt het voordeel bij dat Kooijmans gasmeter automatisch corrigeert voor luchtdruk en temperatuur. Die twee hebben namelijk invloed op het volume van gas. Met zijn bedrijfje Smart Process Instruments heeft de promovendus inmiddels zes prototypes verkocht voor proefondervindelijk onderzoek. Afnemers zijn onderzoeksinstellingen als universiteiten en TNO en bedrijven die waterzuiveringen maken. Zij willen kunnen meten hoeveel gas biovergisters leveren bij verschillende soorten behandelingen en soorten afval die erin gaan. Inmiddels werkt Kooijman aan een verbeterde versie van zijn gasflowmeter. Die krijgt een afleesscherm, terwijl de huidige daarvoor moet worden aangesloten op een computer. Ook krijgt de volgende versie een methaansensor, zodat er geen aparte analyse van de samenstelling van het biogas nodig is. De promovendus ziet het werken aan zijn ontwerp als ‘een leuke bijbaan’. Die staat los van zijn promotieonderzoek, al hebben de twee veel met elkaar te maken. In het najaar hoopt Kooijman te promoveren op biogasproductie in de waterzuivering. SB
COLUMN
Groningen Begin nooit een column met een anekdote over je oma, zei mijn schrijfdocent ooit, maar goed, daar ga ik. Mijn oma (1914-2015) kwam uit Groningen en daar zijn ze zo taai als klei. In haar straat stopte eens een auto waarvan je de geluidsinstallatie tot ver in de omgeving kon horen. Voor het stoplicht draaide de bestuurder – type kaalhoofd met trainingsjack zijn raam open en leegde zijn asbak op het trottoir. Mijn oma had daar gewoon met een boogje omheen kunnen lopen, maar dat deed ze niet. Ze bukte voorover en schoof de as met haar ene hand op de andere. Vervolgens klopte ze op het raampje van de bestuurder. Tok-tok. Verbaasd draaide de man zijn raam weer open, turend naar het oude besje naast zijn auto. ‘U bent wat vergeten’, zei mijn oma en – hupsakee – kieperde de as bij de man op schoot. Via mijn oma kreeg ik iets mee van de Groningse trots, én de Groningse pijn. De bodem die wordt leeggepompt voor ons aardgas, de aardbevingen en gescheurde gevels die de Groningers daarvoor terugkrijgen, de matige economische vooruitzichten, de leegloop naar de Randstad. Wat ik me als oudDelftenaar afvraag: wat kunnen ingenieurs betekenen voor de Groningers? Ik las daarover een inspirerend artikel van
29
natuurjournalist René Didde: het dijktracé tussen Eemshaven en Delfzijl ligt in het aardbevingsrisicogebied en krijgt daarom een opknapbeurt. Lokale bestuurders grijpen samen met ingenieurs van Alterra Wageningen UR de kans aan om te innoveren. Er komt een proef met een zogeheten ‘slibmotor’. Tussen een dubbele dijk heeft eb en vloed vrij spel en laat daar slib achter die geschikt is om het land op te hogen. Dat is een stuk slimmer dan klei inkopen uit Litouwen en Estland, zoals Nederland nu doet voor dijkversteviging. Het slibarme water stroomt daarna door naar zilte landbouwgrond, waar algen en zeekraal groeien. Aan de natuur is ook gedacht, met scharrelpoeltjes voor vissen en foerageerplekken voor vogels. Fiets- en wandelpaden voor natuurliefhebbers maken het helemaal af. Op een kaart van het gebied zie ik dat het proefproject plaatsvindt op letterlijk een steenworp afstand van een gaswinningslocatie. Daar kun je cynisch over worden. Maar laten we het voor de verandering eens positief bekijken: misschien kan het toch wél, al die tegenstrijdige belangen tot een goed einde brengen. Zijn er al plannen voor een Delfts-Groningse onderzoeksgroep ‘innovatief bouwen in aardbevingsgebied’? Ik zou het toejuichen.
Tonie Mudde is chef wetenschap bij de Volkskrant. Hij studeerde van 1996 tot 2003 luchtvaart- en ruimtevaarttechniek in Delft.
30
31
NR1 maart 2015
LDE-centres: sprint of marathon De ‘strategische alliantie Leiden-Delft-Erasmus’ die de drie ZuidHollandse universiteiten in 2012 aangingen, moest onderzoek en onderwijs verbeteren en de concurrentiekracht vergroten. Ideeën voor concrete projecten moesten van onderop ontstaan, wat in 2013 uitmondde in de oprichting van acht gezamenlijke centra. Een rondgang leert dat tijdgebrek hun grootste vijand is. tekst Saskia Bonger, Erik van Rein foto’s Sam rentmeester
N
eem een maatschappelijk vraagstuk, zoek daarbij onderzoekers die daar vanuit verschillende expertisegebieden tegenaan kijken, zet hen bij elkaar en voilà: de onderzoeksprojecten schieten als paddenstoelen uit de grond. Mét in hun kielzog nationale en Europese subsidies. Dat is in simpele bewoordingen het idee achter de acht onderzoekscentra die de universiteiten van Leiden, Delft en Rotterdam in 2013 oprichtten. Dat zijn ‘Education and Learning’, ‘Metropolis and Mainport’, ‘Global Heritage and Development’, ‘European Research Centre for Economic and Financial Governance’, ‘Governance’, ‘Sustainability’, ‘Safety and Security’ en ‘Frugal Innovations’. Achter deze centra gaan honderden onderzoekers schuil, ondersteund door ‘trekkers’ met een minimale ambtelijke staf en een paar ton euro aan seed money vanuit de drie universiteiten. Hoe vergaat het hen en welke lessen hebben zij tot nu toe geleerd?
Enthousiasme en inspiratie Onderzoekers binnen de meeste centra hebben inmiddels ervaren hoe inspirerend het is om met collega’s uit andere vakgebieden naar hetzelfde onderwerp te kijken. Neem Global Heritage. Het kostte meer dan vijftig gesprekken met onderzoekers van allerlei pluimage, maar nu is duidelijk hoe veelomvattend het centrum is. Historici, economen, bouwkundigen, civiel ingenieurs en vele anderen hebben zich verdeeld over vijf onderzoeksthema’s. De betrokkenen blijken elkaar aan te vullen, wat enthousiasmerend werkt. Of kijk naar Education and Learning. Dat centrum heeft mensen bijeen gebracht die elkaar nauwelijks kenden. De focus van kabinet en universiteiten op studiesucces en online onderwijs geeft onderzoek naar universitair onderwijs de wind in de rug, maar het onderling contact blijkt weldadig. Een ander voorbeeld is het ‘European
Research Centre for Economic and Financial Governance’. Daarbinnen is iedereen ervan doordrongen dat structurele oplossingen voor de economische en financiële crisis niet kunnen komen van individuele onderzoeksgebieden. Integrale oplossingen zijn de formule. De centra hebben hun eigen strategie en tempo. Zoals een trekker zegt: de één trekt vele sprintjes, de ander loopt de marathon. Vrijwel allemaal kunnen de centra grotere en kleinere successen op hun naam schrijven. De meeste hebben sinds kort een website, er zijn netwerken gebouwd, subthema’s geformuleerd, ondersteunende medewerkers aangesteld, workshops en bijeenkomsten gehouden, congressen georganiseerd, onderwijsprogramma´s opgesteld en onderzoeksvoorstellen ingediend.
De verschillen in academische jaarindeling zijn een probleem Binnen ‘Safety and Security’ zijn bijvoorbeeld twee NWO-voorstellen gehonoreerd, over cyber security en flood security. En op 6 november was er in Rotterdam een conferentie over cyber crime. Ook binnen Metropolis and Mainport wordt gewerkt aan voorstellen richting NWO en de Europese Unie. Er zijn subthema’s gekozen als bereikbaarheid en synergie tussen haven en stad. Per thema komen er inhoudelijke ‘roadmaps’, die voor de komende jaren de richting aangeven. Met de sponsoring van een posterprijs en het geven van workshops werkt het centre aan naamsbekendheid. Het Centre for Sustainability heeft na een moeilijke start richting gevonden binnen een breed gebied als duurzaamheid. Het centre zet in op een relatief nieuw gebied, het beheersen van materialenstromen. Het mocht op 4 november meteen een side event organiseren naast de bijeenkomst van het prestigieuze UNEP International
Resource Panel in Rotterdam.
Cultuurverschillen Hoe inspirerend de samenwerking ook is, gemakkelijk is ze niet altijd. Onderzoekers spreken soms letterlijk elkaars taal niet. Daar komt bij dat de definitie van succes nogal eens verschilt. Waar de één zo snel mogelijk wil publiceren in een vooraanstaand internationaal vakblad, ziet de ander een nationaal blad als geschikter podium. Waar voor de één samenwerken met bedrijven natuurlijk is, is het voor de ander nieuw terrein. Er is geen handleiding ‘omgaan met Leidenaren’ nodig, grapt één van de geïnterviewden. Maar onderzoekers moeten de verschillen respecteren en elkaar successen gunnen. Alleen dan kunnen ze samen verder. Wat daarbij helpt, zo is de ervaring, is dat onderzoekers echt uit andere gebieden komen. Overlap leidt niet zelden tot onenigheid over wie wat mag doen. De marketingafdelingen van de universiteiten waken intussen over de imago’s van hun instellingen. Dat heeft erin geresulteerd dat de naam LDE (voor Leiden, Delft, Erasmus) niet meer mag worden gebruikt. Hoewel niet iedereen die regel even strikt naleeft, is het zo voor de centra omslachtig zichzelf te verkopen. Steeds moeten ze de alliantie erbij noemen, met de volledige namen van de universiteiten erbij. Een huisstijl is er niet, al hebben de websites wel één uitstraling. Eentje die bewust in niets lijkt op die van de drie instellingen. Zo zijn er meer organisatorische obstakels. Tegen sommige – andere ondersteunende systemen, verschillen in regels en procedures – loopt ieder centre op. Ook de verschillen in academische jaarindeling zijn een probleem. Dat maakt dat veel onderzoekers ervoor terugdeinzen om bijvoorbeeld samen een minor op te zetten. De minor responsible innovation, de eerste in LDE-verband, heeft dat probleem opgelost door Rotterdamse studenten één kwartaal te laten volgen
>>
33
NR1 maart 2015
waar Leidse en Delftse studenten het volledige programma van twee kwartalen doen. Niet ideaal. Er zijn ook obstakels waar niet iedereen tegenaan zal lopen. Governance wil een gezamenlijke master. Dat moet een tweejarige multidisciplinaire topopleiding worden met de beste onderzoekers van de drie instellingen, ingangseisen aan studenten, een eigen locatie en stages in het buitenland. Alleen, momenteel mogen Leiden en Rotterdam wettelijk geen tweejarige master aanbieden. Er wordt gezocht naar een oplossing, in de tussentijd bestaat het centre feitelijk niet. Geza-
menlijk onderzoek is er al langer, zo redeneren de onderzoekers, daar hebben ze (voorlopig) geen centre voor nodig. Werk genoeg.
Tijdgebrek Een gebrek aan tijd heeft bijna iedereen. Zelfs als het aanvankelijke enthousiasme groot is en de ideeën voor onderzoek en onderwijs talrijk, dan nog is het lastig tijd te vinden. Natuurlijk past het onderzoek voor het centre binnen het werk dat een wetenschapper al doet, maar in de praktijk komen er taken bij terwijl de aanstelling gelijk blijft.
De trekkers waken ervoor dat mensen niet omvallen. Ze houden administratieve rompslomp als websites bouwen, bijeenkomsten organiseren en toekomstvisies schrijven weg bij de inhoudelijke mensen. Want die laatste moeten hun werk zo soepel mogelijk kunnen doen en zo weinig mogelijk gedoe aan hun hoofd hebben. Want anders, het is al gebeurd, haken ze af. En dan komt de toekomst van een centre, die zwaar leunt op de ideeën van onderzoekers, snel op losse schroeven te staan.
De zaak Voor zijn afstuderen ontwikkelde Stefan Roest een zonnepaneel. Toen hij wilde testen, was de zon echter nergens te bekennen. Een kunstzon was niet te koop, dus bouwde hij er zelf één. Een gat in de markt, bewijst het succes van Roests bedrijf Eternal Sun.
>>
32
R
Iva Peša struint in Zambia initiatieven af voor het Centre for Frugal Innovation in Africa (CFIA). De postdoc is de eerste onderzoeker die fulltime verbonden is aan het centrum. Peša kijkt welke duurzame ontwikkelingen goed zijn voor Afrikaanse maatschappijen. “Die nieuwe producten moeten niet alleen goedkoop zijn, maar ook worden geaccepteerd door de bevolking.” Dat is het doel van Frugal Innovation, een fonkelnieuwe wetenschapstak. Frugal is een synoniem voor spaarzaam en de wetenschapssector moet ervoor zorgen dat bedrijven slimme apparaten en diensten kunnen ontwikkelen die geld opleveren en de inwoners van ontwikkelingslanden écht vooruit helpen op bijvoorbeeld het gebied van armoedebestrijding of gezondheid. Peter Knorringa, hoogleraar Private Sector
& Development (Erasmus Universiteit) is een van de oprichters. Hij was samen met hoogleraar Management van Technische Innovaties Cees van Beers uit Delft en André Leliveld (African Studies Centre in Leiden), al langer bezig met frugal innovations. “Toen wij hoorden over de strategische alliantie viel het kwartje en zijn we om tafel gegaan. Achteraf gezien vraag ik me af waarom we dit niet eerder hebben gedaan.” Dat er ‘een klik’ en ‘chemie’ is tussen de ongeveer vijftien betrokken onderzoekers bij het relatief kleinschalige CFIA wordt vaak aangehaald als belangrijk instrument voor de goede samenwerking. Interdisciplinair onderzoek vereist namelijk een tolerante houding ten opzichte van andere wetenschapsdisciplines. Ideeën worden een paar keer per jaar uitgewisseld tijdens brainstorm-
sessies. Er zijn al concrete resultaten. Zo werd er een frugal voorhoofdthermometer ontwikkeld door medisch antropologen van het LUMC en industrieel ontwerpers uit Delft, die ervoor zorgt dat ook analfabeten kunnen zien wanneer iemand koorts heeft. Ook kon er al een student naar Ghana om de verkoopmogelijkheden voor een in Delft ontworpen frugal weerstation te verkennen. Dit soort deelprojecten loopt goed, maar uiteindelijk kan het centrum alleen voortbestaan met subsidies. Tot eind 2015 steunt het CFIA op seed money van de stuurgroep, daarna moet het zichzelf bedruipen. Inmiddels liggen er twee concrete onderzoeksvoorstellen te wachten op honorering, waarvan één bij wetenschapsfinancier NWO. Bij die aanvraag bleek dat het moeilijk is om formeel als centrum te han-
delen. NWO verwacht namelijk één hoofdaanvrager. Dat betekent dat de subsidie wordt toegekend aan één universiteit, terwijl het onderzoek daadwerkelijk steunt op drie universiteiten. Niet alleen Nederland moet wennen aan de nieuwe samenwerking, ook op Europees gebied is er werk aan de winkel wat betreft naamsbekendheid van het centrum en de nieuwe wetenschapstak Frugal Innovation in het algemeen. Lukt dat niet, dan is de kans op het grote geld uit het financieringsproject Horizon 2020 klein. De eerste aanvraagronde is geweest, maar die heeft het centrum bewust laten schieten. Leliveld: “Dat kwam simpelweg te vroeg. Je vergroot je kans op succes in Europa door succes aan te tonen, daarom kiezen wij eerst voor aanvragen in Nederland. Vanuit daar bouwen we verder.” EvR
FOTO: Sam Rentmeester
Centre for Frugal Innovation in Africa
oest ziet zichzelf nog lopen op de parkeerplaats achter de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica, in 2010. Zoekend naar zonlicht, met achter zich aan een karretje met zijn zelf ontworpen zonnepaneel en allerlei meetapparatuur. De student weet zeker dat hij iets goeds in handen heeft: een zonnepaneel dat elektriciteit én warm water kan maken. Hij moet het alleen bewijzen. Maar ja, het is net herfst en bewolkt. “Er was één goede dag en toen stond er een bouwkraan voor de zon. Hoe kon ik ooit aan goede testresultaten komen?” “Ik moest een kunstzon hebben”, beantwoordt Roest zijn eigen vraag. Nu, dik vier jaar later, vertelt hij erover staande naast zo’n simulator. Een gevaarte van drie bij twee meter dat het zonlicht 98 procent nauwkeurig nabootst. In 2014 had Eternal Sun een jaaromzet van ongeveer één miljoen euro en de ambities zijn groot. En waarom niet? De zonne-energiemarkt is booming en nieuwe producten moeten getest. De kunstzon blijkt al tijdens Roests afstuderen een gat in de markt. Terwijl hij bouwt, klopt er iemand van TNO op zijn deur. Of hij zo’n simulator kan krijgen. Met een vriend van studentenvereniging Virgiel, student technische
derland.” Het afgelopen jaar had het bedrijf moeite de hoeveelheid aanvragen te behappen. Vandaar dat Roest en Mousaoui op zoek gingen naar een investeerder. Met de twee miljoen euro die daaruit voortkwam, kan Eternal Sun personeel aannemen, verhuizen naar een grotere locatie en het product vernieuwen. “Ieder apparaat dat wij bouwen, is een slag beter. Dat raad ik iedereen aan: wacht niet tot je product is uitontwikkeld. Probeer altijd te leveren, al is het een prototype. Daarmee is een klant vaak al blij. En: praat steeds met klanten over wat zij nodig hebben. Zij zijn je bestaansrecht.” SB bestuurskunde Chokri Mousaoui, knutselt hij een offerte in elkaar en richt hij snel een bedrijfje op. Met recht. “Binnen no time hadden we er twee klanten bij. We zijn bij YesDelft gegaan (de Delftse incubator voor startups, red.) en hebben twee mensen aangenomen.” Ook daarna ging het snel. “We kregen een bestelling uit Zuid-Korea voor drie apparaten. Met negen mensen hebben we ze in acht maanden gebouwd.” Daarna werd het stil. “We hadden te weinig aandacht gegeven aan de verkoop. Het was even heel spannend. Gelukkig kwamen er snel nieuwe projecten bij in Turkije, India en Ne-
Naam: Studie: Bedrijf: Opgericht in: Product: Missie:
Stefan Roest (30) sustainable energy technology Eternal Sun 2011 Zonnesimulatoren Bijdragen aan duurzame energie en producten Omzet: Ongeveer 1 miljoen euro in 2014 Over vijf jaar: “Is Eternal Sun minstens een factor tien groter dan nu.”
35
Postcode Lottery Green Challenge zoekt groene ondernemers
“Eén slim en creatief idee kan het verschil maken”
35
NR3
HORA EST ‘De mensheid zou een systeem moeten creëren voor het opstarten van leven op andere planeten (panspermia) met behulp van extremofielen, als een verzekeringspolis voor een eventuele gebeurtenis die tot complete uitsterving zou leiden.’ Calin Plesa, bionanowetenschapper
Arthur Kay (24) uit het Verenigd Koninkrijk won vorig jaar de Postcode Lottery Green Challenge. Arthur overtuigde de jury met zijn bedrijf Biobean dat biobrandstoffen wint uit koffiedik. Deze biobrandstoffen worden gebruikt voor de energievoorziening van gebouwen en transportsystemen.
Bio-bean speelt in op de behoefte aan schone, goedkope, lokale energie en een verantwoorde inzameling en verwerking van afvalstoffen. Arthur: “Dankzij het prijzengeld kunnen we zowel de productie opschalen naar andere locaties in het Verenigd Koninkrijk, als internationaal uitbreiden. Ook geeft deze prijs ons de kans nieuwe producten en technologieën te ontwikkelen en zo onze marktpositie te verstevigen.” Groot publiek Briljante, groene ideeën blijven vaak op de plank liggen. De Postcode Lottery Green Challenge maakt het mogelijk dat juist deze ondernemersplannen een groot publiek bereiken. De wedstrijd moedigt mensen aan op
een creatieve manier na te denken over het tegengaan van klimaatveranderingen. Volgens Marieke van Schaik, Managing Director van de Nationale Postcode Loterij, is dat belangrijk. Van Schaik: “Door de klimaatverandering staan we voor de uitdaging een nieuwe, groene leefstijl te omarmen. Eén slim en creatief idee kan een groot verschil maken. Met de Postcode Lottery Green Challenge willen we ervoor zorgen dat baanbrekende duurzame oplossingen daadwerkelijk ontwikkeld worden en op de markt komen. Voorwaarde is dat de producten en diensten de CO2-uitstoot verminderen en hoog scoren op design, gebruiksvriendelijkheid en kwaliteit. Het plan moet binnen twee jaar te realiseren zijn.” Inschrijven De inschrijving voor de negende editie van de Postcode Lottery Green Challenge start op 11 maart. Tot en met 1 juni 2015 kunnen duurzame ondernemersplannen ingezonden worden via www.greenchallenge.info. Daarna kiest de prejury vijf finalisten. Op 10 september presenteren de finalisten in Amsterdam hun plannen voor de internationale jury en genodigden en wordt bekendgemaakt wie er met de hoofdprijs van 500.000 euro en runner-up prijs van 200.000 euro naar huis gaan. Voor meer informatie: www.greenchallenge.info
digheden kunnen leven, zoals bacteriën die op de bodem van de oceaan voorkomen, naar andere planeten te sturen. We vergroten daarmee de kans dat leven blijft bestaan. Het is maar een kleine investering. En wie weet ontwikkelen die organismen zich in miljarden jaren tijd tot intelligente levensvormen.” TvD
“Tal van kosmische gebeurtenissen zijn denkbaar die een eind kunnen maken aan het leven op aarde. Idealiter moet de mensheid daarom ook andere planeten bewonen. Maar de technologie is hiervoor nog niet ver genoeg ontwikkeld. In de tussentijd is het misschien verstandig om simpele levensvormen, die onder extreme omstan-
Papers van moedertaalsprekers van de Engelse taal worden gemakkelijker geaccepteerd door wetenschappelijke tijdschriften dan die van anderen. Ruihua Lu, ingenieur transport&infrastructuur
Wetenschap verruimt ons menselijk kunnen, religie geeft richting aan hoe we hier mee om kunnen gaan. Pieter Cornelis Jenze Jan Coumou, natuurkundig ingenieur
Een goede onderzoeker volgt alleen het onderzoeksplan tot een beter idee langs komt. Lu Zhang, informatica ingenieur
Technologische vooruitgang wordt gedreven door vooruitgang in de materiaalkunde en door bijna niets anders.
Een tijdshorizon van meer dan honderd jaar gaat ons voorstellingsMen is beter vermogen te boven.
af met gelukkig zijn dan met gelijk hebben.
Maria Johanna Ruijter, wiskundig ingenieur
Giselle de Moraes Ramos, ingenieur transport&planning
Venkata Girish Kotner, materiaalkundig ingenieur
Ontwikkelingshulp is ineffectief zolang we geen halt toeroepen aan neokolonialisme. Pieter Cornelis Jenze Jan Coumou, natuurkundig ingenieur
Illustratie: Auke Herrema
Voor het negende jaar op rij roept de Nationale Postcode Loterij mensen overal ter wereld op een duurzaam, creatief en innovatief ondernemersplan te ontwikkelen. De winnaar van de Postcode Lottery Green Challenge krijgt 500.000 euro om zijn of haar plan te realiseren. Daarnaast is 200.000 euro beschikbaar voor één of twee andere veelbelovende groene plannen.
36
37
NR1 maart 2015
Een greep uit het programma: Alumnus van het Jaar 2015
Van wormenworkshop tot big data
Donderdagmiddag 4 juni maakt het Universiteitsfonds Delft de Alumnus van het Jaar 2015 bekend. Hij of zij krijgt een plekje op de Walk of Fame in het Mekelpark. U kunt iemand voordragen voor deze prijs via universiteitsfondsdelft.nl.
Grootouder-kleinkinddag
2 t/m 5 juni in Delft ifot-delft.com
Tijdens het International Festival of Technology toont Delft waar studenten, onderzoekers, wetenschappers, docenten en ondernemers goed in zijn en waar de stad voor staat: technologie & innovatie. Laat u verrassen door bijzondere ontmoetingen, inspireer een ander en creeer met elkaar. De TU Delft, de Haagse Hogeschool, Inholland, de gemeente Delft en het bedrijfsleven bundelen hun krachten en tonen van dinsdag 2 tot en met vrijdag 5 juni de meest actuele ontwikkelingen. Van workshops voor kinderen tot en met masterclasses voor professionals: de hele week bruist het op de campus en in de stad van activiteiten. Op vrijdag sluit het festival feestelijk af met ‘A Day of Wonder’, een groot evenement met grote namen uit de technologie en muziek. Houd de website in de gaten voor meer informatie en het uitgebreide programma.
Op woensdag 3 juni is er een speciale grootouder-kleinkinddag in het Science Centre en bij de TU Delft. Alumni en hun kleinkinderen (richtleeftijd tussen de 8 en 14 jaar) hebben gratis toegang. Voor een kleine versnapering wordt gezorgd.
Workshops die zelfs voor vijfjarigen interessant zijn, maar ook een masterclass over big data waarvoor die wel wat technische en wiskundige kennis vergt.
Prinsenkwartier Broodje plus: lunchlezingen
Geniet op dinsdag, woensdag en donderdag tijdens de lunch van een uur vol inspiratie, kennis of debat. Studium Generale organiseert de hele week nog meer spraakmakende activiteiten.
Het Prinsenkwartier vertegenwoordigt het technische, eigenwijze en vernieuwende karakter van Delft. Hier worden kunst, design, cultuur en techniek zichtbaar, bereikbaar en toegankelijk. Op woensdagavond 3 juni organiseert TOP een interactieve lezing over kunst en techniek.
Live radio vanaf de campus
Studenten van Inholland maken dagelijks live radio vanuit De Groene Studentenbus, een team van reporters doet verslag van alle festivalactiviteiten en bandjes en DJ’s maken live muziek.
Kom netwerken en borrelen bij Kivi
Op het festivalterrein zal een Special edition van de maandelijkse Friday Network Drinks van Kivi plaatsvinden.
Open labs faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen
Ga mee met (een van) de rondleidingen bij het Bouwlab, het Waterlab of het Geolab van de TU Delft en bekijk de diverse onderzoeksopstellingen en demonstraties. Tijdens het festival vindt ook de spaghettibruggenbouwwedstrijd plaats en zal studievereniging ‘Gezelschap Practische Studie’ proberen de wereldrecordpoging Krattenbrug te heroveren.
Art Walk on Campus
Op de campus van de TU Delft staan bijzondere en interessante kunstwerken. Sommige verscholen in een gebouw, andere in het hart van de campus. Tijdens een begeleide Art Walk hoort u de verhalen achter deze kunstwerken.
A Day of Wonder
Professoren op het podium
In Theater de Veste ontmoeten topwetenschappers elkaar. Ze presenteren uiteenlopende vakgebieden in een prikkelende mix van mini-colleges en interviews, aangevuld met film- en muziekfragmenten. De wetenschappers nemen het publiek mee in hun onderzoekavonturen, toekomstscenario’s en morele dilemma’s.
Op vrijdag 5 juni sluit het International Festival of Technology af met een groot evenement: A Day of Wonder. Een mix van technologie en innovatie met muziek, kunst, spoken word en een bijzondere food line-up. Stap in een racewagen, ontdek hoe u kleding maakt met een 3D-printer, laat u bijpraten door (inter)nationale sprekers over de trends in technologie of woon een optreden bij van Jett Rebel, Typhoon & Friends of Jacqueline Goveart. A Day of Wonder is als een tijdreis, met verwondermomenten op elke hoek van het festivalterrein. Locatie: rond de Aula, van 16.00 tot 23.00 uur.
38
39
NR1 maart 2015
Alumninieuws
Dutch Engineers Alumni tour Scandinavië (‘The Nordics’)
‘Na vijftig jaar wilde ik graag wat terug doen’
I
n 1960 ontving ir. Bob de Lange een beurs van het toenmalige Hoogeschoolfonds voor zijn afstuderen in de kristallografie. Vijftig jaar later besloot hij iets terug te doen. De Lange deed eenmalig een financiële donatie aan het Universiteitsfonds, genoeg om weer een huidige afstudeerder te steunen in de laatste fase van zijn of haar studie. “Ik ben niet jaloers op de studenten en het studieklimaat nu”, zegt hij. Met zestien jaar kwam de Lange al van de HBS. In 1950 besloot hij chemische technologie te studeren aan de Technische Hogeschool te Delft. Tien jaar lang fietste hij op en neer tussen Delft en Den Haag. Een ‘fietsstudent’ noemt hij zichzelf; er waren er in die tijd veel van. In 1960 studeerde hij af bij professor W.G. Burgers. “Ik ben met lof afgestudeerd in de kristallografie, een vak waarvoor ik tijdens mijn propedeuse vijf keer ben gezakt”, lacht de Lange. “Professor Burgers vroeg voor mij de beurs van het Hoogeschoolfonds aan, een persoonlijke financiële ondersteuning. Zelf had ik er nog nooit van gehoord. Hij had vast en
zeker wel door dat ik het niet breed had toentertijd. De beurs zorgde ervoor dat ik minder hoefde te werken en meer tijd in mijn afstuderen kon stoppen.” De Lange heeft zijn hele leven gewerkt bij TNO, waar hij onderzoek deed en managementfuncties bekleedde. Inmiddels is hij gepensioneerd. “Ik wilde graag wat terugdoen voor het fonds.
‘Vroeger was het ook niet makkelijk om financieel rond te komen, maar er was meer vrijheid’
Alumni activiteiten 21 maart: Kick off alumni chapter Beijing
IO-masterclasses
22 maart Kick off alumni chapter Shanghai 23 maart Young alumni career week – Haal meer uit je huidige baan (NL) 24 maart Young alumni career week – Netwerken voor je loopbaan (NL)
De schenking is voor mij een grote uitgave, maar de beurs was destijds zeer welkom en daar ben ik nog steeds dankbaar voor.” De Lange is niet jaloers op de huidige generatie studenten en het studieklimaat waarin zij zitten. “Vroeger was het ook niet makkelijk, bijvoorbeeld om financieel rond te komen, maar er was meer vrijheid. Een bepaalde tijdsdruk was er niet.” Een fonds hoeft niet alleen maar mogelijk te maken dat arme mensen kunnen studeren, vindt de Lange. “Het is een goede zaak dat het huidige Universiteitsfonds op uiteenlopende manieren de studenten een steuntje in de rug biedt. Destijds hebben ze dat bij mij gedaan, en ik maak graag mogelijk dat ze dat blijven doen.”
26 maart Young alumni career week – How to apply to land the job (ENG)
Wilt u ook iets terugdoen? Word Vriend van de TU Delft en steun zo talent. universiteitsfondsdelft.nl
28 en 29 mei Oriënterende Open Dagen TU Delft Bacheloropleidingen
22-23 April Masterclass IO – Contextmapping 16-20 mei Dutch Engineers ’The Nordics’ tour (Oslo, Kopenhagen, Stockholm en Helsinki) 19 mei Congress ‘I am innovation’ – Technologisch Gezelschap 20-21 Mei Masterclass IO – New Product Marketing
24-25 juni Masterclass IO - Design for Healthcare
Bent u klaar voor een nieuwe, inspirerende fase in uw carrière? Wilt u uw kennis over ontwerpen verder uitdiepen? De nieuwe serie IO-masterclasses bestaat uit intensieve tweedaagse masterclasses voor professionele ontwerpers, geleid door de beste docenten van de faculteit Industrieel Ontwerpen (IO) van de TU Delft. In kleine groepen van 12 tot 16 deelnemers verdiept u zich in de methodes en tools waarmee de nieuwe generatie ontwerpers leert werken. De eerste editie masterclasses werd door vertegenwoordigers van ruim 80 bedrijven bezocht. De editie van 2015 bouwt verder op dit succes en is uitgebreid met drie nieuwe masterclasses: 22-23 april Contextmapping, door Pieter Jan Stappers 20-21 mei New Product Marketing, door Erik Jan Hultink 24-25 juni Design for Healthcare, door Richard Goossens (nieuw) 23-24 september Service Design, door Froukje Sleeswijk Visser 14-15 oktober Managing User-centred Design, door Jasper van Kuijk 25-26 november Strategic Value of Design, door Giulia Calabretta (nieuw) 27-28 januari ’16 Persuasive Game Design, door Valentijn Visch (nieuw)
Elke masterclass biedt een combinatie van theorie, interactieve opdrachten en casussen die in groepsverband worden behandeld, zodat u het geleerde meteen in de praktijk kunt brengen. Dit is een mooie gelegenheid om kennis te maken en samen te werken met andere ervaren ontwerpers, uw netwerk uit te breiden en nieuwe mogelijkheden te scheppen. Het programma is speciaal gericht op ontwerpers die zich professioneel verder willen ontwikkelen, bijvoorbeeld door hun vaardigheden aan te scherpen, hun ambitie te focussen of gewoon door hun horizon te verbreden en inspiratie op te doen. io.tudelft.nl/masterclasses
Na een succesvolle pilot in de Verenigde Staten zullen de drie technische universiteiten wederom een alumni tour maken. Tussen zaterdag 16 en donderdag 21 mei worden de Dutch engineers alumni in Scandinavië opgezocht. In de Scandinavische landen wonen en werken zo’n 2100 Nederlandse ingenieurs. Bent u een van hen, dan nodigen wij u graag uit voor een event in Kopenhagen, Trondheim, Oslo, Stockholm en Helsinki om een lezing bij te wonen en te netwerken. De alumni officers van TU Delft, Universiteit Twente en TU Eindhoven zullen ook een aantal bedrijven bezoeken en praten met collega’s van Scandinavische universiteiten. Werkt u samen met meerdere Nederlandse ingenieurs bij een bedrijf of instantie, neem dan contact gerust op. Wellicht is er een mogelijkheid om een bezoek of klein evenement in de agenda te passen. Bijwonen? Alumni worden op basis van de gegevens in de alumni database uitgenodigd voor de events. Wilt u uw gegevens aanpassen, ga dan naar alumniportal.tudelft.nl. U kunt ons mailen op
[email protected].
Contact Linkedin
Hebt uw tips, ideeën, vragen of opmerkingen voor het alumnibureau? Stuur een e-mail naar:
[email protected] of bel met 015-2789111
Wilt u contact leggen met mede-alumni? Sluit u aan bij de ‘Delft University of Technology – Alumni Linkedin’ groep
Wilt u uw (alumni) gegevens, communicatievoorkeuren wijzigen of aanmelden voor alumni evenementen? Dat kan via de alumniportal www.alumniportal.tudelft.nl
TU Delft’ en steun Talent, Techniek en de TU Delft met uw bijdrage. IBAN Rekening nummer NL19FVLB0226850471, stichting UfD, inzake ‘vrienden’. universiteitsfonds.tudelft.nl
UfD Vriendenfonds Alumniportal Word ‘Vriend van de
40
NR1 maart 2015
Het lab van... Organic Materials and Interfaces
Foto: sam rentmeester
Alles in het OMI-lab draait om organische chemie en nanobiosensoren. Promovenda Anping Cao gebruikt nanodraden die gefabriceerd zijn als gassensoren. Elke draad kan een ander soort gas of damp detecteren. “Door ze te bundelen, functioneren ze als een echte neus.” “De ingenieurs om ons heen maken dingen,
wij gebruiken die”, zegt promovendus Aldo Brinkman. Zijn onderzoek op het gebied van silicium nanodraden in vloeistof kan van nut zijn voor de productie van levensechte protheses, waarbij de nanodraden een bio-elektrische koppeling vormen tussen het lichaam en de prothese. KD