3D-MAGAZINE
2
3D magazine / 2014 December
Inhoud Voorwoord 06 09
19 28
H
et is net of de reeds gelopen marathon slechts een warming-up was voor de nieuwe taken van gemeenten. Door overgangsrechten en transitie-budgetten zal het komende jaar evenwel minder spannend worden dan 2016. Die o zo gewenste transformatie is een proces van lange adem. Er is nog veel te doen de komende jaren, wat ook niet gek is gezien we te maken hebben met de allergrootste overheveling van taken naar de lokale overheid. Waar het om gaat? Inkoop, prestatieafspraken, contractmanagement. Zakelijke onderwerpen. Tegelijkertijd gaat het om burgerparticipatie, keukentafels en de hulp voor ouderen die voorheen nog in een bejaardenhuis woonden, om maar een paar voorbeelden te noemen.
04 | Transitietaal voor dummies 06 | Inwoners hoeven niet te participeren 08 | Het wonder van de wijkteams 09 | De Zaanse transitie van het Sociaal Domein 12 | De Blok: Wijkteams maken het ingewikkeld 13 | Regie begint met een nul meting 16 | Nieuwe leider geeft regisseurs de ruimte 17 | Participatie op maat? 19 | Top 5: Misverstanden privacy sociaal domein 21 | ‘Werk aan prestatiecontracten decentralisaties’ 22 | ‘Participatiewet maakt gemeente werkloosheidsvrij’ 23 | Over SW-bedrijven als private ondernemingen 25 | Welke re-integratiemiddelen krijgen gemeenten onder de Participatiewet? 28 | Bijna alle gemeenten vragen tegenprestatie 29 | Participeren in probleemwijk 30 | 1 januari; en dan?
Krijgt de lokale overheid de re-integratie van werklozen wel op gang? Hoe zit het dan met social return, wat kan zorgen voor verdringing op de arbeidsmarkt? Dit soort vragen, maar ook de mogelijke antwoorden komen aan bod in dit e-Magazine van Gemeente.nu. Wij houden ook volgend jaar onze oren open voor adviezen, valkuilen en voorbeelden, zoals die tot op heden hier verzameld zijn. Via links in de tekst is dit magazine ook als doorgeefluik van elders gevonden kennis te gebruiken. Als redactie wensen wij alle gemeenten veel succes (en sterkte) tijdens de komende transitiejaren. Nico van Wijk en Joost Valkhoff. Gemeente.nu
Tekst & redactie: Nico van Wijk
Vormgeving: Pim Veenhuizen
Hoofdredactie: Joost Valkhoff
Snel en efficiënt het juiste antwoord Met de Kennisbanken van Reed Business Media Snel het juiste antwoord Met de Kennisbanken van Reed Business Media krijgt u snel en efficiënt het juiste antwoord op vragen uit uw dagelijkse praktijk. U vindt er actuele wet- en regelgeving, relevante jurisprudentie en vele praktische tools. Met de gebruiksvriendelijke zoekmachine vindt u snel wat u zoekt. Zo bespaart u kostbare tijd en voorkomt u dure fouten.
De voordelen op een rij:
✔ Alle relevante vakinformatie op één plek ✔ Tijd besparen met praktische tools ✔ Snel en efficiënt procedures doorlopen ✔ Dure fouten voorkomen
Relevante vakinformatie De gerenommeerde redactie van experts uit de praktijk zorgt ervoor dat de Kennisbanken altijd compleet en actueel zijn. Top advocatenkantoren als Stibbe en Loyens & Loeff selecteren relevante uitspraken en voorzien deze van samenvattingen. Met onze nieuwsbrieven, trainingen en gebruikersdagen blijft u altijd op de hoogte van relevante vakinformatie.
Met Kennispoort Overheid zoekt u trefzeker binnen alle Reed Business Media Kennisbanken. U vindt met één klik alle relevante vakinformatie. En doorziet eenvoudig dwarsverbanden tussen verschillende kennisbanken. Zoek nu zelf op www.kennispoortoverheid.nl
Ruim 90% van de Nederlandse gemeenten vertrouwt op de Kennisbanken van Reed Business Media.
TRANSITIETAAL VOOR
DUMMIES
De decentralisatie, transitie en transformatie gaan gepaard met een hausse aan nieuwe begrippen, termen, wensgedachten en werkwoorden. Ze begrijpen is een must. Het Instituut voor Publieke Waarden, zet de veertig belangrijkste op een rij, met eigen definitie.
Auteurs: Eelke Blokker, Harry Kruiter en Albert Jan Kruiter
1. Decentralisatie Term die uitdrukt dat gemeenten verantwoordelijk worden voor wat het Rijk jarenlang niet lukte: goedkopere en betere zorg leveren. 2. Transitie Feitelijke overdracht van geld, data en gegevens van provincie (jeugdzorg) en rijk richting gemeenten die alles behalve feitelijk plaatsvindt. 3. Transformatie Door sommigen gezien als het ultieme doel van de decentralisaties: gemeen ten en professionals moeten ‘anders’ gaan werken. Verdwijnt steeds verder uit zicht naarmate 1 januari 2015 dichterbij komt. 4. Recentralisatie Beweging die uitdrukt dat er op rijksniveau een controlestaat ontstaat die de lokale verzorgingsstaat controleert. 5. Parlementaire deflatie Begrip dat uitdrukt dat de Tweede Kamer verzuimt te debatteren over de rol van een centrale Tweede Kamer in een gedecentraliseerde wereld. 6. Wijkteams Teams van generalisten die op wijkniveau functioneren en waar gemeenten hun verantwoordelijkheden naar door-
decentraliseren.
Feitelijk een centralisatie- instrument.
7. Professional Schim uit het verleden die in toenemende mate verzocht wordt om huidige mentaliteit te veranderen en werkwijze permanent te wijzigen. Dient zich steeds vaker als zodanig te registreren.
12. Overgangsrecht Recht dat moet garanderen dat mensen tijdens het eerste jaar van de decentralisaties dezelfde zorgverle- ner kunnen behouden. Hoe dat recht verwezenlijkt kan worden als de zorg- verlener failliet gaat, is niet geheel duidelijk.
8. Keukentafel De plek waar het allemaal moet gebeuren. Voorheen beter bekend als Wmo-loket. In naam bewust verbonden met ‘achter-de-voordeur’, doch vaak gesitueerd in het gemeentehuis. 9. Toegang Welhaast sacrale plaats die verschil tussen in- en uitsluiting gaat bepalen. 10. Efficiencykorting Budgetkorting die reeds is ingeboekt omdat de rijksoverheid denkt dat gemeenten efficiënter kunnen werken dan het Rijk zelf ooit heeft gedaan. Voornaamste reden van de decentralisaties. Of de gemeenten dat echt kunnen, zal moeten blijken. (Zie ook artikel 12) 11. Artikel 12 Artikel dat het voor de rijksoverheid mogelijk maakt om gemeenten onder curatele te stellen op het moment dat ze de verwachte en reeds ingeboekte efficiencykorting niet waar kunnen maken.
13. Mantelzorger Spil van de participatiesamenleving. Steunpilaar van de terugtredende overheid. Modelburger. Reddingsboei in de woelige baren der transitie. Vooruitgeschoven post der transfor- matie. Verzorgingsstaatprothese (zie ook mantelzorgerszorg). 14. Mantelzorgerszorg Nieuw fenomeen dat uitdrukt dat de noden van de mantelzorger centraal staan in het keukentafelgesprek. 15. Vraagverheldering Standaard decentralisatiewerkwijze die aanduidt dat burgers over het algemeen niet de vraag stellen waar professionals een direct antwoord op hebben. 16. Transitieautoriteit Autoriteit in naam die er voor moet zorgen dat de transitie gaat lukken als blijkt dat de gemeenten niet kunnen wat het Rijk verwacht.
17. Eén gezin, één plan Concept dat niet werkt zonder een regisseur en een budget. In die combinatie vrijwel nergens gerealiseerd. 18. Privacy Noodzakelijke voorwaarde voor maatwerk die door veel partijen die maatwerk eisen, wordt afgeschermd. 19. Achter de voordeur Plek die we vóór de decentralisaties tot het privédomein van de burger rekenden. 20. Compensatieplicht Gemeentelijke plicht om mensen te compenseren voor ongemakken die vroeger vielen onder zoiets als het recht op zorg. 21. Lokale verschillen Schrikbeeld voor mensen die niet weten dat verschillen nu ook al bestaan.
22. Zorgaanbieders Zorginstellingen die ondanks hun naam massaal zeggen bezig te zijn met vraaggericht werken. 23. Complexiteit Containerbegrip voor beleidsmakers, bestuurders, professionals en politici die het overzicht kwijt zijn. 24. Op je handen zitten Metafoor die professionals moet overtuigen om niets te doen. Ook als ze problemen zien waarvoor ze opgeleid zijn om op te lossen. 25. Populatiebekostiging Bekostigingssystematiek die p X q per individu vervangt door prestatiebekostiging per wijk. Vooral bedoeld om ruimte te creëren, maar verwachting is dat verantwoordingssystematiek weer met veel regels gepaard zal gaan. 26. Maatwerkcompensatie
Financiële vergoeding die er blijk van geeft dat in tegenstelling tot de verwachting, maatwerk toch geen geld oplevert. Niet te verwarren met compensatieplicht.
35. Overheidsparticipatie Zelfstandig werkwoord dat uitdrukt dat de overheid zich niet kan voorstellen dat burgers ook iets kunnen organiseren zonder de overheid.
27. Transitievolgsysteem (TVS) Monitor die bijhoudt in welke mate standaardprotocollen in lokaal beleid zijn opgenomen.
36. Kostendelersnorm Norm die uitdrukt dat mensen kosten delen en daardoor minder overheidssteun nodig hebben. Zal vanwege negatieve kritiek onder andere noemer weer opduiken.
28. Faciliteren Zo heet het als gemeenten op hun handen gaan zitten, wanneer bewonersinitiatieven met een mooi plan komen. 29. Maatwerkvoorziening Voorziening waar burgers alleen toegang toe kr-ijgen als de aangeboden ondersteuning precies op de persoonlijke beperking aansluit. 30. Algemene voorziening Instrument van gemeenten om het probleem van de toenemende zorgvraag te verleggen naar zorgaanbieders. 31. Zelfredzaam Begrip dat uitdrukt dat mensen de overheid niet nodig hebben, maar wordt vooral geprojecteerd op mensen die de overheid wel nodig hebben. 32. Samenredzaam Begrip dat uitdrukt dat mensen de overheid niet nodig hebben als ze het zelf niet kunnen omdat er ook nog anderen zijn dan de overheid. 33. Besparingsverlies Verlies dat uitdrukt dat de voorgenomen besparing niet gerealiseerd zal worden. 34. Frictiekosten Begrip dat uitdrukt dat het ontslaan van mensen niet alleen geld oplevert, maar vooral ook geld kost.
37. Familiegroepplan Plan dat uitdrukt dat je problemen ook binnen je familie kan oplossen. Anno 2014 is dat blijkbaar zo uitzon- derlijk dat het wettelijk is vastgelegd. 38. Ongelijkheidsbeginsel Beginsel dat er van uit gaat dat het ongelijk behandelen van gevallen naarmate ze verschillen meer sociale rechtvaardigheid produceert dan het gelijk behandelen van ongelijke gevallen. 39. Mentaliteitsverandering Verandering die ervan uitgaat dat de decentralisaties een peulenschil zijn op het moment dat bestuurders, politici, raadsleden, ambtenaren, hulpverleners en burgers hun ‘menta- liteit’ veranderen. 40. Maatwerkprotocol Paradoxaal hulpverleningsinstrument dat in 2015 ongetwijfeld de kop op zal steken. Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Zorg en Welzijn december 2014. EELKE BLOKKER, HARRY KRUITER EN ALBERT JAN KRUITER zijn het Instituut voor Publieke Waarden. IPW realiseert oplossingen voor een betere en goedkopere publieke zaak. Meer info op www.publiekewaarden.nl.
6
3D magazine / 2014 December
Inwoners
Hoeven niet te
participeren Inwoners zullen niet zomaar doen wat de overheid zegt, alle aansporingen op posters ten spijt. Drie valkuilen bij het denken over participatie, met adviezen voor betere communicatie. Column: Fia Sanders
Uit alle onderzoeken blijkt immers dat mensen elkaar graag helpen en dat het vrijwilligerswerk in Nederland floreert.
I
nwoners moeten zich meer gaan inspannen voor hun zorgbehoevende ‘buren’. Zij moeten immers het gat vullen dat valt door de bezuinigingen in de zorg. ‘Er moet meer burenhulp komen, mensen moeten meer participeren. Deze boodschap moet zo snel mogelijk gecommuniceerd worden naar de burgers,’ roepen politici en Wmo-beleidsmedewerkers daarom in koor. Maar burgers moeten helemaal niks! Ze zullen ook niet zomaar doen wat de overheid zegt, alle aansporingen op posters ten spijt. Valkuil nr. 1 Zou jíj het gras van de buurman maaien omdat de gemeente zegt dat het moet? Of omdat de overheid vindt dat wij naar een participatiesamenleving toe moeten? Een retorische vraag. Er zijn betere varianten van deze poster te bedenken. Ga bij jezelf te rade en er komen vele argumenten op die pleiten voor het helpen van je buurman. Je zou het gras kunnen maaien omdat je graag
wilt helpen. Of omdat je het koffiedrinken met de buurman erg gezellig vindt. Of misschien wel omdat je zelf geen tuin hebt en graag buiten bezig bent. Intrinsieke motivatie schept in ieder geval meer mogelijkheden. Valkuil nr. 2 De buurman helpen is gewoon leuk. Je zal zien dat een dergelijke slogan weinig zoden aan de dijk zet. Mensen zijn namelijk heel goed in redenen bedenken voor hun gedrag. Achteraf! Zo blijven mensen altijd in het reine met zichzelf. Veel gedrag laat zich echter helemaal niet sturen door argumenten of rationele motivaties. Meestal denken we niet zo goed na voordat we iets doen. Triggers in plaats van rationele redenen Wat zet mensen wél aan de buurman te helpen? Mensen handelen vaak impulsief als het makkelijk is, dichtbij en bekend. Bovendien willen mensen consistent zijn en deel uitmaken van de gemeenschap. Dit zijn de belangrijkste triggers voor gedrag. Mensen worden dus getriggerd om de buurman te
3D Magazine / 2014 December
helpen doordat:
Veel gedrag laat zich echter helemaal niet sturen door argumenten of rationele motivaties.
• Hun beste vriend ook zijn oudere buurman met zijn tuin helpt • De buurman hen aan een adres heeft geholpen van een goede notaris • Op Facebook een verhaal stond over burenhulp en zij dit hebben geliked; • Ze zich hebben aangemeld op een site voor burenhulp. (omdat klikken een kleine moeite is) • Ze nu eenmaal ja hebben gezegd, en de buurman steeds zulke lekkere appeltaarten bakt voor de hele familie. Mensen zijn zeer sociale wezens en daarom is een van de belangrijkste triggers van gedrag ‘de sociale omgeving’, wat de ander doet of vindt. Burenhulp zet je het beste in gang door vrienden het verhaal te laten doen. Laat mensen elkaar beïnvloeden. De gemeente of de welzijnsorganisatie kan beter op de achtergrond blijven. Organiseer een evenement waar je het sociale netwerk een rol in laat spelen, organiseer een actie op Facebook door mensen die al vrijwilliger zijn, laat zien dat vele
mensen elkaar al helpen. Uit alle onderzoeken blijkt immers dat mensen elkaar graag helpen en dat het vrijwilligerswerk in Nederland floreert. Maak het gedrag bovendien makkelijk. Online de aanmeldknop aanklikken is een goede eerste stap en is een veel makkelijker handeling dan aanbellen bij de buurman met de vraag of hij hulp nodig heeft. Voor dat laatste moeten mensen wel een hele grote drempel over. Valkuil nr. 3 En die poster? Posters helpen goed om gedrag te bevestigen, niet om nieuw gedrag in gang te zetten. Een prima ondersteuning dus van de rest van de acties, meer niet. Mits natuurlijk met een boodschap die aansluit bij de belevingswereld van de helpende burger.
7
8
3D magazine / 2014 December
Het wonder van de
Wijkteams
Wijkteams brengen vrede op aarde, lijkt het wel. Toch klinkt ook kritiek op de veel geprezen teams. Stop alsjeblieft met het blind kopiëren van deze “modegril”, waarschuwt cultureel antropoloog Willem Bertels bijvoorbeeld in Sociaal Bestek. Al drie decennia sieren de motto’s die horen bij wijkteams de sociale beleidsagenda. De goede bedoelingen zoals dichtbij de burger, preventieversterking en ontschotting, dreigen ook nu weer ondergesneeuwd te raken.
Opinie: Willem Bertels
M
ensen hebben de neiging vast te houden aan ingesleten gebruiken en gewoonten. Het is daarom beter niet te focussen op (verandering van) de structuur van hun organisatie, maar op (verandering van) hun gedrag. Graag geef ik hiervoor een aantal suggesties, waarvoor ik inspiratie put uit mijn ervaring als manager van diverse Wmo-loketten. Neem als gemeente niet het voortouw in het optuigen van een SWT en ga er zeker niet in zitten. Welzijnswerkers, maatschappelijk werkers, inkomens- en Wmo-consulenten van de gemeente en hulpverleners hebben elk hun eigen vak en hun eigen verantwoordelijkheid. Als je al deze disciplines in één team onderbrengt vraag je om moeilijkheden. In het begin is het nieuwe team inspirerend, maar al snel vervalt het in oeverloos vergaderen over individuele casussen. Veel beter is het de schoenmakers bij hun respectievelijke leesten te houden en ze te helpen steeds beter te worden in waar ze goed in zijn. Kort door de bocht. Gesubsidieerde instellingen bieden algemene (preventieve, informatieve, recreatieve en vormende) voorzieningen. Zorg- en hulpverleningsorganisaties leveren door de gemeente geïndiceerde en betaalde individuele voorzieningen (hulp en zorg). De gemeente heeft drie kerntaken: 1. Het subsidiëren van algemene voorzieningen
2. Het toeleiden van mensen naar individuele voorzieningen 3. En het bieden van inkomensondersteuning. De consulent van de gemeente komt dan ook pas in actie als algemene voorzieningen écht geen soelaas meer bieden. Hij onderzoekt wat het probleem is en beoordeelt daarbij vooral ook of de professional van de algemene voorziening niet alsnog aan de bak moet. De consulent van de gemeente moet kunnen zeggen: “Sorry, probeer het nog maar een keer.” En als het dan nog niet lukt, moet hij dit signaal kunnen neerleggen bij zijn collega die over de subsidie gaat. Loket sociaal domein Wat je als gemeente wel moet doen is zorg- en hulpverleners laten ervaren dat het uitstekend kersen eten is met de consulenten van het gemeentelijk loket sociaal domein (de toegangspoort tot individuele voorzieningen en de regie op complexe individuele gevallen). De gemeente kan dit faciliteren door de consulenten van het loket een werkgebied toe te delen (in niet al te grote gemeenten is dat natuurlijk de hele gemeente!). Dan weet bijvoorbeeld de huisarts bij wie hij moet zijn om even wat af te stemmen over een patiënt. Als die huisarts dan ook ervaart dat de consulent afspraken nakomt, is de kans groot dat hij zich bij een volgende patiënt weer tot deze consulent richt.
Er moet dus worden geïnvesteerd in het gedrag van de consulent. Op die manier maak je het mogelijk dat rond individuele burgers effectieve netwerken ontstaan tussen professionals in het veld en de consulent van de gemeente als de persoon die het mogelijk maakt. Dit betekent natuurlijk wel dat je uitstekende consulenten moet hebben. Beslisbomen Al breng je professionals van alle disciplines samen, al sloop je alle schotten tussen verschillende begrotingsposten, ingesleten gebruiken van professionals blijken vaak een belemmering om vastzittende complexe casussen vlot te trekken. Gewend als ze zijn om ja-nee beslisbomen in te vullen, verliezen ze het resultaat uit het oog: wat is nodig om déze persoon of dít gezin zo zelfstandig en probleemloos mogelijk te laten deelnemen aan de samenleving? Er moet dus worden geïnvesteerd in het gedrag van de consulent. Interdisciplinaire samenwerking dient niet top down te worden opgelegd, maar moet gestalte krijgen rond de individuele burger die ondersteuning nodig heeft: op de werkvloer.
3D Magazine / 2014 December
9
De Zaanse transitie van het Sociaal Domein De grote veranderingen in het sociale domein betekenen niet alleen een transitie, maar ook een transformatie van medewerkers, processen en informatievoorziening binnen het sociaal domein. De gemeente Zaanstad zet ‘Missing Links’ in om het veranderproces in goede banen te leiden. Auteur: Diana Alblas
I
n januari 2013 startten de eerste twee pilot-wijkteams in Zaanstad; inmiddels zijn, tien van deze teams actief. De Sociale Wijkteams ondersteunen bewoners met (hulp)vragen uit de wijk op het gebied van welzijn, zorg, werk en inkomen, en wonen. De visie van de gemeente Zaanstad voor deze nieuwe werkwijze is gebaseerd op vier pijlers; integrale ondersteuning, eigen verantwoordelijkheid, preventie, en het bieden van een vangnet voor de meest kwetsbare inwoners. De laatste pijler is het uit- gangspunt; namelijk dat alle inwoners ondanks de forse bezuinigen de hulp en zorg krijgen die zij nodig hebben.
Bottom-up De pijlers betekenen verandering voor de bewoners, maar ook voor de medewerkers van de teams. “We geloven dat je het beste leert door te doen”, stelt 3D programmamanager Annemiek Hoogland. “Daarom kiest Zaanstad voor een bottom-up aanpak, waarbij de medewerkers actief worden betrokken bij het inrichten van het nieuwe werkproces en de daarbij behorende informatievoorziening. Om te komen tot een visie op het sociaal domein doken onderzoekers de praktijk in door middel van een actieonderzoek.1 Zij voerden keukentafelgesprekken met tien huishoudens met meervoudige problematiek en brachten zo hun problemen, plannen en perspectieven in kaart. Afwegingsruimte Uit dit onderzoek blijkt dat mensen graag regie voeren over hun eigen leven, inclusief problemen. “Echter, het ontbreekt deze mensen vaak aan overzicht over hun problemen en de aanleiding ervan’, vertelt procesman-
ager maatschappelijk domein Saskia de Man. “Het Sociaal Wijkteam helpt de huishoudens inzicht te krijgen in hun problemen. Op die manier ontstaat uitzicht, een perspectief op waar men wil komen en wat daar voor nodig is, waar nodig met korte interventie of langduriger ondersteuning. De professional krijgt hierin meer afwegingsruimte om maatwerk te kunnen bieden. “De gemeente probeert minder in te kaderen in weten regelgeving. Zo sluit de zorg beter aan bij de behoeften van de burger en wordt deze zoveel mogelijk gestimuleerd om zijn leven weer in eigen hand te nemen.” Dit onderzoek dient als belangrijke input voor de transformatie van het sociaal domein in de gemeente. Gewoon doen Nu de transformatie van het sociaal domein in gang is gezet, hanteert Zaanstad dezelfde bottom-up aanpak. “Inputvoor het vormgeven van de nieuwe werkprocessen en ondersteunende informatievoorziening halen we actief bij de wijkteams op, stelt Mark Smit, afdelingshoofd informatievoorziening & processen/ maatschappelijk domein. Procesexperts en informatieadviseurs gaan in speciale projectgroepen met de wijkteams om tafel om te kijken hoe processen het beste kunnen worden heringericht. Door het gebruik van de gerealiseerde processen en functionaliteiten leert de gemeente wat er precies nodig is. Op basis van deze bevindingen worden de applicaties verder (her) ingericht. Om dit leerproces vorm te geven ondersteunt de gemeente sinds januari 2014 tien Sociale Wijkteams met informatievoorziening (het regiesysteem Mens Centraal).
Geautoriseerd Binnen Mens Centraal stellen Sociaal Wijkteam medewerkers hun gezinsplan op. Zij werken samen met elkaar, de inwoners, vrijwilligers en organisaties binnen hun netwerk. De toepassing maakt het mogelijk om acties uit te zetten naar instanties buiten de wijkteams en de doorlooptijd hiervan te monitoren. De voortgang in de keten kan door elke betrokkene gevolgd worden. Het streven is dat geautoriseerde medewerkers per wettelijke taak de informatie zien die zij nodig hebben voor hun dienstverleningsaanpak. Mens Centraal vormt het centrale punt waar informatie wordt vastgelegd en gedeeld wordt met anderen. Aanbesteding Eén hoofdaannemer, een welzijnsorganisatie of zorginstelling, is per wijk eindverantwoordelijk voor de ondersteuning en fungeert als herkenbaar aanspreekpunt. De aanpak in de wijk ontwikkelen de hoofdaannemers zelf, vanuit de gedachte dat zij het beste weten wat wel en niet werkt en daardoor maatwerk kunnen bieden. De gemeente volgt en stuurt vanuit vier uitgangspunten; huisvesting, ICT, het beeldmerk en het leerproces. Van deze zaken blijft de gemeente de
10
3D magazine / 2014 December
eigenaar. Belangrijk in het leerproces is dat teams van elkaar moeten kunnen leren. De komende twee jaar staan leren van elkaar en het doorwikkelen van de informatievoorziening centraal. Vinden Gewoon doen gaat niet vanzelf. Tijdens het opstarten van de wijkteams kwam Zaanstad de nodige obstakels tegen. Eén daarvan is onduidelijkheid over hoe de nieuwe werkprocessen binnen het sociaal domein er exact komen uit te zien en hoe de informatievoorziening hier op kan aansluiten. Hoe ziet bijvoorbeeld een schulddienstverleningsproces of Wmo-proces eruit op het moment dat een aanzienlijk gedeelte van het proces wordt ondergebracht bij het Sociaal Wijkteam? Over welke informatie moet een Sociaal Wijkteam medewerker dan beschikken en welke regels gelden daarvoor vanuit de privacy wetgeving? En welke informatie heeft de gemeente nodig van het Sociaal Wijkteam om de aanvraag te kunnen afhandelen? Hoe communiceren wijkteam en gemeente met elkaar? Om te komen tot een gestroomlijnd proces en aansluitende informatievoorziening is het van belang dat procesexperts, informatieadviseurs en wijkteamleden elkaar weten te vinden. Kennis Als tweede speelt ook het menselijke aspect aan de verandering een grote rol. Het creëren van integraliteit was een struikelblok; hoe zorg je dat medewerkers met diverse achtergronden en verschillende moederorganisaties binnen het Sociaal
Wijkteam samenwerken? Hoe ga je om met ingesleten gewoonten waardoor het aanleren van een nieuwe werkwijze soms moeizaam gaat? Het generalistisch denken en uitgaan van eigen kracht vraagt niet alleen een omslag in het denken van de huishoudens maar ook in dat van de wijkteammedewerkers. In de praktijk ontstaat een spanningsveld tussen eigen verantwoordelijkheid en behoefte aan standaardisering en gestructureerde werkprocessen. Wijkteams hebben tijd nodig om te leren gebruik te maken van de afwegingsruimte die de nieuwe werkwijze hen biedt. Om generalistisch te kunnen werken is aanvullende kennis nodig. Die doen wijkteammedewerkers op door te leren van hun collega’s en door deel te nemen aan verschillende modules die Zaanstad aanbiedt. Helpdesk De inzet van zogenaamde ‘Missing Links’ heeft afgelopen maanden een belangrijke rol gespeeld bij het in goede banen leiden van het veranderproces. De tien Sociale Wijkteams
De gemeente probeert minder in te kaderen waren verdeeld over vier trainees. Zij fungeerden als schakel tussen de gemeente en de wijkteams. De Missing Links zijn een aantal dagdelen per
week fysiek aanwezig bij de Sociale Wijkteams en het directe aanspreekpunt voor vragen of andere zaken waar de wijkteams tegen aanlopen. Binnen een projectteam ondersteunen zij bij de implementatie van het regiesysteem Mens Centraal. Niet voor iedereen is het even makkelijk om te leren werken met het nieuwe regiesysteem; de Missing Links helpen de wijkteam medewerkers waar nodig en beantwoorden vragen over het nieuwe systeem. Doorvragen Naast ondersteuning bij het gebruik van Mens Centraal hebben de Mis-sing Links zich ook bezig gehouden met doorontwikkeling van de applicatie. Bij de start van de tien wijkteams stond er een basisversie van Mens Centraal die nog niet voldeed aan alle wensen en behoeften van de betrokkenen. Volgens de Zaanse visie ‘Gewoon doen’ moest uit de praktijk blijken welke informatievoor- ziening de wijkteams nodig hebben om hun werkproces te ondersteunen. Rol van de Missing Link is om deze informatie actief op te halen. Te signaleren en uit te vragen waar wijkteamleden tegenaan lopen tijdens het gebruik van het programma en dit vervolgens te vertalen in technische functionaliteiten richting de leverancier van het programma. De Missing Links inventariseren of een probleem of wens in meerdere wijkteams voorkomt. Daarna besluit het projectteam in overleg met de software leverancier of het wenselijk is hiervoor een aanpassing te realiseren of een nieuwe functionaliteit te ontwikkelen. Het ontwikkelen vindt vervolgens plaats in gezamenlijke sessies met de
3D Magazine / 2014 December
leverancier. Eerst beschrijft het projectteam de aanpas-sing of nieuwe wens uitgebreid vanuit de gemeente. De rol van de leverancier is het geven van een technische vertaling. Op die manier ontwikkelt zich een systeem dat steeds beter aansluit bij de dagelijkse werkpraktijk in de Sociale Wijkteams. Hiermee is het eerste obstakel, onduidelijkheid over de nieuwe werkprocessen en bijbehorende informatievoorziening, getackeld. Uitleggen De Missing Links spelen dus een belangrijke rol bij de ondersteuning en doorontwikkeling van het regiesysteem. Daarnaast zijn zij door hun fysieke aanwezigheid bij de Sociale Wijkteams als het ware de ogen en oren van de gemeente in de wijk. De wijkteams zijn nog sterk zoekende in hun nieuwe rol en hebben behoefte aan een plek om hun vragen kwijt te kunnen. De Missing Link is dan het eerste aanspreekpunt. Vragen gaan bijvoorbeeld over behoefte aan scholing over een bepaald onderwerp of onduidelijkheid over het nieuwe werkproces. Op sommige vragen kan de Missing Link zelf antwoord geven, voor andere vragen haalt hij informatie op en koppelt deze terug aan de wijkteam medewerker. Of de Missing Link verwijst de vraagsteller naar de juiste persoon binnen de gemeente. Zo weet de gemeente wat er speelt in de wijkteams en kan zij daarop reageren. Tegelijkertijd legt de Missing Link beleidsmatige keuzes van de gemeente uit aan de wijkteams. Als fysiek aanspreekpunt draagt de Missing Link daarmee bij aan het overwinnen van het tweede obstakel; het creëren van integraliteit en een generalistische werkwijze. Kennisdeling
Als laatste faciliteert de Missing Link kennisdeling. Dit sluit aan bij de beleidsmatige keuze dat Zaanstad verantwoordelijk blijft voor het leerproces van de Sociale Wijkteams. De Missing Links zijn allemaal verantwoordelijk voor meerdere wijkteams, wat uitwisseling van kennis tussen de wijkteams stimuleert. Waar wijkteam A tegen een probleem aanloopt, kan de Missing Link een oplossing uit wijkteam B aandragen. Kennisuitwisseling ontstaat ook door onderling contact tussen de Missing Links. Door deze kennisuitwisseling kunnen succesfactoren worden gedeeld en toegepast tussen de wijkteams. Ultiem “Het ultieme doel van de Missing Link is in feite zichzelf overbodig te maken”, stelt Mark Smit. In de opstartfase van Sociale Wijkteams heb je te maken met een orkaan aan nieuwe werkprocessen en nieuwe collega’s. De rol van de Missing Link is dan cruciaal om communicatie tussen gemeente en wijkteams onderling te stimuleren en het belang van kennisdeling duidelijk te maken. Uiteindelijk is de bedoeling dat wijkteams dat zelf gaan overnemen. Gebruik gaan maken van elkaars kennis en elkaar weten te vinden. Niet rennen Bij de Zaanse aanpak van bottom-up beleidsontwikkeling, hoort evaluatie. Wat ging er goed en waaraan is het raadzaam als gemeente extra aandacht te besteden? De ‘leren door te doen’ aanpak levert resultaten op. Zaanstad hergebruikt bestaande informatievoorziening en werkt samen met andere gemeenten om op die manier van elkaar te leren. De Missing Link is, als schakel tussen gemeente en wijkteams, nauw be-
trokken bij de ontwikkeling van de informatievoorziening. De Missing Link ondersteunt de wijkteams en haalt input op voor het bepalen van de focus voor de doorontwikkeling van de informatievoorziening. Ook stimuleert de Missing Link kennisdeling en is de ogen en oren van de gemeente in de wijk. Aandachtspunt is een zorgvuldige implementatie van de nieuwe werkwijze. Niet rennen, maar draagvlak creëren. In de wijkteams, maar zeker ook in de gemeentelijke organisatie. Niet alleen voor de Sociaal Wijkteam medewerkers is sprake van een kanteling, maar ook voor de ambtenaren op het stadhuis. De impact van de nieuwe werkwijze op de gemeentelijke organisatie blijkt makkelijk te onderschatten. Raadzaam is zowel de Sociaal Wijkteam medewerkers als de gemeentelijke organisatie zorgvuldig te betrekken in het veranderproces. Antwoord te geven op vragen als: Waarom deze verandering? Wat betekent deze verandering voor mij? Hoe ziet mijn nieuwe werkwijze eruit? Ga als gemeente niet in je eentje de nieuwe werkwijze en informatievoorziening uitdenken maar betrek de Sociaal Wijkteams in het veranderproces. Maak hen mede eigenaar en ontwikkel samen. Voorkom ‘wij-zij-denken’. Diana Alblas is junior adviseur proces- en informatiemanagement bij de gemeente Zaanstad.
[email protected] | www.4Dmissinglink.nl Met dank aan: Annemiek Hoogland, 3D programmamanager Saskia de Man, Procesmanager Maatschappelijk Domein Mark Smit, Afdelingshoofd Informatievoorziening & Processen / Maatschappelijk Domein Noot 1. Hemelse Modder, Eelke Blokker en Saskia de Man, maart 2013. Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Sociaal Bestek december 2014.
11
12
3D magazine / 2014 December
DE Blok: Wijkteams
maken het ingewikkeld Wijkteams zijn een zwaar en duur middel dat in 95 procent van de gevallen wordt ingezet waar het niet nodig is, ziet directeur Jos de Blok van Buurtzorg Nederland als één van de problemen voor de komende jaren. Auteur: Nico van Wijk
D
De vroegere wijkverpleegkundige, nu al jaren directeur van het veelgeprezen Buurtzorg Nederland, verbaast zich niet enorm over het “AWBZ-denken” van gemeenten. De ervaring met de Wet maatschappelijk ondersteuning leert dat er al die jaren “nul komma nul aan vakinhoudelijke kennis is bijgekomen”, zegt De Blok. Maar laten we positief beginnen. “Het is goed dat je als gemeente door het overhevelen van zorgtaken kan nadenken over praktische oplossingen in de wijken”, stelt de zorgdirecteur. Gebeurt dat ook? “Nee. Veel te weinig. Ik zie weinig creatieve oplossingen. Het productdenken overheerst.” Ga met kennis van zaken op zoek naar oplossingen voor zorgvragers, herhaalt De Blok waar mogelijk. “Juist met uren tellen nodig je zorgaanbieders uit volume te maken. Stoppen met overbodige zorgverlening is altijd een optie, maar er zijn genoeg zorgaanbieders die daar niet voor keuzen omdat het systeem daar niet toe uitnodigt. Dit terwijl je uiteraard het werk moet doen dat nodig is; niet dat wat mogelijk is.” Droombeeld Het droombeeld is ‘s ochtends als verpleegkundige de wijken in en ‘s middags preventief werk doen. Door verdelen van werk in financiële hokjes is dat wel heel erg lastig geworden. Al die stukjes – ze maken het werk niet beter. Daarom werkt De Blok en consorten aan een onderzoek om te bewijzen dat hun werkwijze ook bedrijfseconomisch de betere keuze is. “Er gebeurt al te veel op basis van aannames; niet vanuit de vakinhoudelijke praktijk.”
Als er veel geld in om gaat, krijg je ego-gedrag. Eenvoudige taken Laat de wijkverpleegkundige om tafel gaan met iemand die zorg nodig heeft, is het advies. Als je kijkt naar de drie categorieën (lichamelijk, psychisch, jeugdhulp) van inwoners die zorg nodig hebben, gaat het grotendeels om eenvoudige taken. Toch moet er dan een heel wijkteam gaan praten over deze cases. “Vanuit hun eigen achtergrond gaan de teamleden dan iedere hun eigen problemen bedenken. Als je toch wilt bezuinigen, moet je daar niet voor kiezen. Per keukentafelgesprek zal dit in Apeldoorn naar schatting 500 euro kosten. Een wijkverpleegkundige voert dit gesprek voor ongeveer 60 euro.” Waarom de VNG niet wat terughoudender is met haar communicatie dat het allemaal wel goed komt? “De transities hebben ook met status te maken. Als er veel geld in om gaat, krijg je egogedrag. Dat zie je ook bij zorgverzekeraars. En de politiek is vluchtig. Als het over een paar jaar slecht blijkt te gaan, is de verantwoordelijke wethouder vaak alweer vertrokken.” De conclusie van de vaak op het schild gehesen zorgbaas is dat er nog veel moet gebeuren de komende jaren. Mooie slogans leiden af van de inhoud. De praktijk zal weerbarstig blijken.
3D Magazine / 2014 December
13
Regie begint met een nul meting
Hoe kan je beleid maken als je niet beschikt over alle gegevens? Het is één van de grote vragen bij de decentralisaties. Meer dan globale cijfers krijgen gemeenten niet en financiële sturing is daardoor zo goed als mogelijk. Auteur: Joost Valkhoff
“T
erwijl dat nou juist zo belangrijk is om het besef te kweken waar we mee bezig zijn”, zegt Myra Zeldenrust projectmanager bij de gemeente Zwijndrecht. Samen met de buurgemeente Hendrik Ido Ambacht is een pilot nulmeting gestart. Dit om niet meer afhankelijk te zijn van cijfers die toch niet komen. De verhalen zingen overal rond. De helft van al het jeugdzorgggeld gaat naar zo’n 3 procent van de gezinnen. Een leger aan hulpverleners en instanties komt bij zo’n gezin over de vloer, weet dat nauwelijks van elkaar en al helemaal niet die hulp bij elkaar nou eigenlijk kost. In Zwijndrecht en Ambacht was dat niet anders, maar besloot men om dat zelf aan te pakken, als pilot voor de grotere regio Zuid Holland Zuid. “Wat we bereiken is dat voor iedereen duidelijk wordt hoeveel het kost, dat kweekt op zich al een soort van urgen-
tie. Want iedereen schrikt als duidelijk wordt dat er aan een gezin meer dan 500.000 euro wordt uitgegeven. Hulpverleners, maar ook het gezin zelf.” Inzicht bij alle partijen is het eerste winstpunt. “Dit is een eerste impuls om het echt aan te pakken.” “Voor zo’n bedrag is bij iedereen toch de eerste reactie ‘dan had je me net zo goed een jaar naar een tropisch eiland kunnen sturen’”, schets projectleider Peter Cuijvers het probleem. “Het besef van die bedragen zorgt dat iedereen bereid is om tafel te gaan zitten om iets te veranderen.” Zeldenrust beaamt dat, maar nuanceert ook: “We kunnen echt niet alle problemen binnen die gezinnen weg nemen, dat is niet realistisch. Het gaat ook vaak om hele complexe en vaak pijnlijke problemen.” Wat de gemeenten wel willen is het effectiever organiseren zodat hulp in zo’n gezin ook echt naar de problemen gaat waar het om draait. Om zo uiteindelijk ook de kosten te drukken. Logisch verhaal dat uitmondde in een
tool die ook visueel zeer aantrekkelijk is. Tot op straatniveau kan de gemeente zien waar hoeveel hulp heen gaat en uit wat voor soort hulp dat bedrag is opgebouwd. “En als je dat weet dan kan je daarop sturen en straks over een jaar of twee bij een volgende meting ook zeggen of het beleid en de interventie ook echt zin hebben gehad. De voortekenen zijn goed. Maar zo overzichtelijk als het er uit ziet, zo moeilijk is de organisatie achter het model. “Hoe we dat precies gedaan hebben is het geheim van de smid”, aldus Cuijvers die het model bedacht. “Waar je eigenlijk naar op zoek bent is hoeveel zorgeuro’s er per Burger Service Nummer besteed worden.” Maar het probleem is dat een gemeente dat helemaal niet mag weten terwijl een hulpverlener die bij het huis aan klopt dat uiteindelijk wel moet weten. Jelmer van de Boogaart ambtenaar van Hendrik Ido Ambacht “Het hele issue rond de privacy riep in het begin
14
3D magazine / 2014 December
wel de meeste weerstand op, dat ligt terecht gevoelig en dat moesten we op orde hebben.” Met de technische oplossing die tot op straatniveau alle gegevens volledig anonimiseert kwam dat vertrouwen zowel bij de politiek, de gezinnen als de zorgaanbieders. “Dat zowel de gezinnen als de zorgaanbieders meewerken is essentieel voor het slagen van deze pilot.” Zorgaanbieders zouden hun hakken in het zand kunnen zetten door zich te verschuilen achter de privacydiscussie. Het is immers bij hun dat de overheid de 1 procent bezuiniging gaat ophalen. “Maar dat speelt in onze regio helemaal niet, die samenwerking loopt juist heel goed”, benadrukt Zeldenrust. “Bovendien is het ook in hun belang om de zorg zo goed mogelijk te organiseren.”
‘Voor zo’n bedrag had je me net zo goed een jaar naar een tropisch eiland kunnen sturen.’
Bij gezinnen speelt dat die niet willen dat de overheid achter de voorkeur meekijkt. “Om hun medewerking te krijgen is de rol van de professional essentieel, die moet het vertrouwen krijgen”, weet Van de Boogaard. En ook dat vertrouwen kreeg het project. Na de succesvolle nulmetingen in deze pilot kon de gemeente zeer snel en effectief te starten met 1Gezin1Plan-
1Budget. En de resultaten bij de eerste gezinnen laten meteen zien dat effectievere hulp niet alleen het gezin helpt, maar ook de kosten bewijsbaar drukt. Naast de grootverbruikers legt de pilot dus ook bloot in welke wijken en straten de zorguitgaven nou eigenlijk zitten. Het projectteam vroeg met een duidelijke en korte vraag bij de zorgaanbieders naar de feitelijk geleverde diensten. Cluijvers “Dat de uitvraag zo simpel was, nam ook bij de aanbieders veel weerstand weg. Die schrikken als de overheid met uitvragen komt aanzetten, meestal betekent dat een heleboel extra werk. Nu niet.” Het is het begin de van de ontwikkeling naar een vraaggestuurd stelsel, waarbij de feitelijk aan de inwoners geleverde diensten het uitgangspunt voor registratie en meting vormt. Zeldenrust: “Het unieke van de methodiek van de Nulmeting (als basis voor een integrale Gemeentelijke Kosten Baten Analyse, de beoogde GKBA-Monitor) is dat het gaat om een zo privacygevoelig stelsel van diensten dat de gemeente maar zeer beperkt over inhoudelijke gegevens kan beschikken en dat zelfs financiële gegevens zoals bijvoorbeeld GGZ-kosten vaak vertrouwelijk moeten blijven. Daarom zijn in dit systeem ook ‘niveaus van rapportage’ opgenomen, waardoor de gemeente alleen kan beschikken over cumulatieve cijfers, maar geautoriseerde hulpverleners wel financiële en inhoudelijke gegevens kunnen combineren.” • De macrokaart is ook voor de gemeente beschikbaar geeft een overzicht van alle kosten op het niveau van CBS-buurten, per zorgsoort of geldstroom. • De mesokaart (ook voor gemeenten) geeft een overzicht van de totale be-
dragen voor een buurt, straat of deel daarvan (postcode6). Deze gegevens zijn belangrijk omdat ze nu voor het eerst ontschot gebiedsgericht ingezet kunnen worden. • De microkaart geeft zeer specifiek aan wat de cumulatie in het sociale domein is op een enkel huishouden. Dit is eigenlijk het kloppende hart van het hele systeem. Deze wordt alleen benut mag als onderdeel van het ‘Dashboard’, waarin autorisatiemodules zijn opgenomen voor de hulpverleners die werken met de gezinnen zelf. Dit Dashboard wordt ook benut als interactie-instrument met de (leden van) de gezinnen zelf, die inzage krijgen in hun eigen gegevens en feedback kunnen geven over de geleverde zorg en steun. De gemeente ziet deze niet. Een succesvolle pilot die op een innovatieve manier een vraag oplost die andere, op het eerste oog meer voor de hand liggende overheden, niet voor individuele gemeenten kan oplossen. En één die, zou je denken, in ieder geval in de eigen regio navolging zal krijgen. Maar dat moet nog blijken. In de regio zitten 15 andere gemeenten die daar allemaal iets over gaan vinden. Gevraagd naar een vervolg, valt al snel de term bestuurlijke route. “Ik zal ze het niet afraden”, zegt wethouder Michiel van der Vlies van Hendrik Ido Ambacht. Hij steunt ook de uitspraak van zijn collega in Zwijndrecht Jolanda de Witter. “De twee pilotgemeenten zullen dit doorzetten.”
4-daagse praktijkreeks
BOUWEN AAN EEN
KRACHTIG SOCIAAL WIJKTEAM 17, 31 maart en 9 en 23 april 2015 | Zuiver Gastvrij in Utrecht
Maak het verschil met uw wijkteam Deskundige sprekers 4 ochtenden
De urgentie voor het slagen van wijkteams is groot U zult moeten investeren in de transformatie van uw team wil de transitie slagen. Het sociaal wijkteam wordt gezien als de sleutel voor succesvolle transities. Veel gemeenten hebben wijkteams opgezet maar worstelen met de invulling van de taken en verantwoordelijkheden. Er is nog veel onduidelijk en onzeker, terwijl de verwachtingen erg hoog zijn. Er bestaat geen blauwdruk voor een succesvol wijkteam, maar wanneer heeft uw team het dan goed gedaan als wijkteam? In deze 4-daagse praktijkreeks krijgt u in vier ochtenden dé ingrediënten om te bouwen aan teams die het verschil gaan maken.
Waarom u de 4-daagse praktijkreeks niet mag missen: t-FFSWBOVXXJKLUFBNFFOFDIU)JHI1FSGPSNBODF5FBNUFNBLFO t6LSJKHUEÏJOHSFEJÑOUFOPNFFOLSBDIUJHXJKLUFBNUFWPSNFO t-FFSFGGFDUJFWFTBNFOXFSLJOHUFTUJNVMFSFOCJOOFOIFUUFBNFONFUQBSUOFST t0OUEFLIPFVFSWPPS[PSHUEBUVXQSPGFTTJPOBMTPWFSNBOEBBU EFTLVOEJHIFJEFOEFKVJTUF competenties beschikken om te voldoen aan de complexe hulpvragen van de cliënten
Investeer nu in gemotiveerde teams en betekenisvolle samenwerkingsverbanden
www.zorgwelzijncongressen.nl/reekswijkteams 1PXFSECZ
16
3D magazine / 2014 December
Nieuwe leider geeft regisseurs de ruimte Het succes bij het uitvoeren van de nieuwe taken is afhankelijk van de regisserende rol van gemeenten. Vooral de chef die gewend is om managementlakens uit te delen zal hieraan moeten wennen.
Column: Piet van Mourik
D
e nieuwe Wmo, de Jeugdzorg en de Participatiewet. Aan de horizon verschijnt dan ook nog de Omgevingswet. Het succes ervan is uitsluitend afhankelijk van hoe gemeenten hun regisserende rol invullen. Van beleid voorbereiden tot samenwerken met professionele non-profit organisaties en uitbesteden aan commerciële bedrijven toe, alles draait om zelfbewuste regisseurs. Nieuwe leiders die midden in het maatschappelijke krachtenveld staan. Zij zijn de schakel tussen te bereiken politiek-bestuurlijke doelen en maatschappelijke netwerkpartners. En of het nu woningcorporaties, winkeliersverenigingen, verzekeringsmaatschappijen, politie, scholen of buurtverenigingen zijn, maakt weinig uit. Gaat dit van zelf? Nee. De professionele gemeentelijke regisseur schakelt voortdurend tussen vier rollen. Sturend bij het ontplooien van initiatieven, coördinerend bij afstemming van activiteiten, zorgvuldigheid bewakend en verantwoording afleggend over wat gedaan is. Deze verantwoordelijkheden kunnen niet zonder verstrekkende bevoegdheden. Daar de organisatie in de meeste gevallen niet is aangepast aan de nieuwe werkelijkheid schuurt dit de opvattingen van de directe chef. Deze is minstens van gedachte er ook iets van te moeten vinden, laat staan te peinzen over afdragen van bevoegdheden.
Desastreus wordt het als de chef zich bemoeit met de agenda van de regisseur. Helaas is dit nog te vaak dagelijkse praktijk. Kan de chef daar wat aan doen? Weinig zolang de eerste stap tot veranderen niet wordt gemaakt. De stap tot bewustzijn en daarmee veranderen van de mindset. Daarvoor moet menig chef eerst diep in zijn innerlijke theater graven. Vooral is het wennen voor de chef die gewend is het toneelstukje “managementlakens uitdelen” te spelen. Laten we wel wezen. Dit is ook veel makkelijker dan voortdurend bezig te zijn met je team. Steeds maar gericht zijn op je mensen bij het helpen begrijpen wat de doelstellingen zijn, betrokkenheid te creëren, openheid te bevorderen, creativiteit te ontplooien en te verbeelden wat er gebeurt. Voor velen een vermoeiende omslag van baas spelen naar meedenkende “co-piloot”. Toch is dit nodig om overtuigd bevoegdheden over te dragen aan de regisseurs. Geitenwollensokken-baas? Nee. Emotionele intelligentie, intuïtie en reflectie met respect voor de ander, dat wel. Maar altijd vriendelijk lachen is niet zinvol. De leidinggevende wordt zeker niet wattig. De zorg voor het leveren van de gemeentelijke prestaties blijft voorop staan. Een gedrag van tonen van commitment, dragen van verantwoordelijkheid en vooral een visie hebben gaat uitstekend samen met resultaatgericht werken. Van hieruit worden
De gemeente kent een in beton gegoten cultuur. afspraken gemaakt tussen leidingge-vende en regisseurs over de invulling van de vier hierboven genoemde rollen. Bij eerlijk en authentiek zijn hoort duidelijke boodschappen vertellen die de medewerker liever niet wil horen. Kan de leidinggevende dat zelf? Soms wel maar meestal niet. Vergeet niet dat een gemeente een in beton gegoten cultuur kent. De 20e eeuwse cultuur van overheidsgezag en autoriteit is overgegaan in de 21e eeuwse cultuur van interactie. Dit vraagt binnenshuis om nieuwe omgangsregels. Zolang bestuurders denken dat ze het middelpunt van de wereld zijn lukt het niet. Zolang de secretaris vindt dat afdelingshoofd of bureauchef op de inhoud aanspreekbaar is lukt het niet. Dan wordt het wachten tot de wal het schip keert. Wat nu? Actie is geboden. Nu steeds meer regisseurs direct met hun poten in de modder staan is het meer dan nodig de werkorganisatie over de hele linie aan de principes van een regisserende gemeente door te voeren.
3D Magazine / 2014 December
Participatie Op maat? Op 1 januari 2015 is het dan zo ver. De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) treedt volledig in werking. Het is een wet waarin veel ambitie besloten ligt. Waarin is die gelegen? Column: Ingeborg Lunenburg
I
n het uitgangspunt van de participatiesamenleving: burgers zijn primair verantwoordelijk om zelf of met hulp van anderen te zorgen dat zij kunnen meedoen. Lukt dat niet, pas dan is de gemeente aan zet om ondersteuning te bieden. Het uitgangspunt moet ook de ingeboekte bezuinigingen van het Rijk realiseren: verzekerbare zorg wordt deels gedecentraliseerd. Waar liggen de grenzen? Begeleiding is opgenomen in de Wmo 2015. De verpleging en/of persoonlijke verzorging wordt in 2015 geboden door de wijkverpleegkundige op grond van de Zorgverzekeringswet. En als wonen in de eigen leefomgeving echt niet meer kan, dan is er toegang tot de Wet langdurige zorg. Die wet vervangt in 2015 de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Waar gaat het over? Kernbegrippen in de Wmo 2015 zijn zelfredzaamheid en participatie die de meetlat vormen voor het kunnen meedoen in de samenleving. Dit met het oog op zo lang mogelijk in de eigen omgeving te kunnen blijven wonen. Gelden er wettelijke normen voor de meetlat? Zijn anderen verplicht om te helpen? Als het niet lukt, kan dan een aanvraag worden gedaan? Hoe zit het met bestaande rechten? Dit artikel gaat in op deze vragen. Beschermd wonen
en opvang blijven buiten het kader van dit artikel. Melding en onderzoek In de Wmo 2015 kan niet direct een aanvraag om ondersteuning worden gedaan. Burgers melden zich bij bijvoorbeeld een wijkteam. Daar wordt ook gewezen op de mogelijkheid van onafhankelijke cliëntondersteuning welke volledig in het teken staat van het belang van degene die zich meldt. Ook het kunnen indienen van een persoonlijk plan behoort tot de informatieplicht. Daar komt in te staan hoe iemand zelf zijn participatie voor zich ziet. De melding wordt opgevolgd door een onderzoek, beter bekend als het ‘keukentafelgesprek’. De onderwerpen die daarbij aan bod moeten komen staan in de wet zelf. Daar zijn de gemeente als ook degene die zich meldt aan gebonden. Het gesprek gaat in ieder geval over wat iemand zelf, met hulp van huisgenoten, mantelzorg of andere personen uit zijn/ haar sociale netwerk kan doen om mee te kunnen doen in de samenleving. Ook wordt gekeken naar het gebruik kunnen maken van algemene voorzieningen. Die zijn ‘vrij’ toegankelijk. Denk bijvoorbeeld aan een zinvolle besteding van de dag in het buurthuis of de maaltijdservice. Na uiterlijk zes weken moet het proces van de melding zijn afgerond
met de schriftelijke uitkomsten van het keukentafelgesprek. Daarmee kan iemand zich beraden of er wel of geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt gedaan. De regels van de Algemene wet bestuursrecht zijn indirect van toepassing op het onderzoek. Het moet zorgvuldig worden gedaan. De rechtsbescherming is wel gewaarborgd. Zes weken na de melding mag altijd een aanvraag worden ingediend. Daarop volgt een besluit waartegen zonodig bezwaar kan worden gemaakt. Hulp van anderen verplicht? Onder de eigen verantwoordelijkheid voor de manier waarop burgers hun leven inrichten en deelnemen aan de samenleving behoort ook dat eerst een beroep wordt gedaan op het eigen sociale netwerk alvorens bij de gemeente aan te kloppen voor hulp. Het is immers heel normaal dat mensen iets doen voor iemand als die niet geheel op eigen kracht kan deelnemen aan de samenleving. Het gaat echter niet zo ver dat het sociaal netwerk verplicht is om ondersteuning te bieden. Ook mantelzorg of hulp door vrijwilligers kan niet verplicht worden gesteld. Wat kan wel verplicht zijn? Het bieden van gebruikelijke hulp aan huisgenoten. Daarbij gaat het over personen die gezamenlijk een woning bewonen. Die hulp kan variëren
17
18
3D magazine / 2014 December
van het overnemen van huishoudelijke taken of de administratie tot het bieden van hulp bij de normale dingen van het leven zoals zelfzorg of familiebezoek. Ik neem aan dat wat verplicht is ook afhankelijk is van de relatie die huisgenoten hebben tot elkaar. Denk aan echtgenoten ten opzichte van elkaar of meerderjarige kinderen ten opzichte van hun ouder(s). Overgangsrecht Voor de AWBZ geldt kort gezegd dat indicaties blijven bestaan tot uiterlijk eind 2015, tenzij deze al eerder afloopt. De gemeente moet altijd zelf een onderzoek opstarten dus zonder dat de personen zich hoeven te melden. Voor besluiten op basis van de huidige Wmo geldt dat deze blijven bestaan, tot het moment dat de gemeente het besluit intrekt. Mogelijk dat hiervoor een nieuw besluit in de plaats komt. Maar dat hoeft niet als het nieuwe beleid niet meer voorziet in dat wat onder de huidige Wmo werd verleend. Denk bijvoorbeeld aan huishoudelijke hulp (eenvoudig schoonmaakwerk). Recent verscheen een Fries echtpaar bij de voorzieningenrechter omdat de gemeente al op 1 januari 2015 met de huishoudelijke hulp wilde stoppen. Dat was op die manier niet toegestaan omdat het ging om het intrekken van een bestaande aanspraak. Dan moet een overgangstermijn worden geboden. Hoe lang? Dat is afhankelijk van het individuele geval en moet door de gemeente deugdelijk worden gemotiveerd. Twee belangrijke kernbegrippen Zoals gezegd gaat het in de Wmo 2015 om zelfredzaamheid en participatie. Wat houden die begrippen in? Bij zel-
fredzaamheid gaat om twee elementen. Als eerste in hoeverre iemand in staat is tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen. Het gaat om de normale dingen van het leven. Denk aan in en uit bed komen, medicijnen innemen of sociale contacten. Ten tweede gaat het om de vraag of iemand in staat is tot het voeren van een gestructureerd huishouden. Denk aan het zelfstandig kunnen wonen of het kunnen omgaan met geld. Huishoudelijke hulp wordt daarbij overigens niet genoemd. Bij participatie gaat het over de vraag in hoeverre iemand, op gelijke voet met anderen, kan deelnemen aan de samenleving. Daaronder valt ook het zich kunnen verplaatsen in de leefomgeving met het Openbaar Vervoer of een scootmobiel. Wat is de norm? De wet schrijft geen normen voor, het gaat immers om maatwerk. De mate waarin iemand zelfredzaam is en kan participeren zal wel volgens een objectieve maatstaf gemeten moeten worden. Het beleid kan evenwel leiden tot verschillen. Net als onder de Wmo 2007 is de manier waarop gemeenten invulling geven aan de Wmo 2015 onderling (sterk) verschillend. De regering meent ook dat dit nodig is om de ondersteuning af te kunnen stemmen op de lokale omstandigheden. Tot slot Het jaar 2015 wordt een spannend jaar voor alle betrokken partijen. De verplichting om maatwerk te leveren, is in de Wmo 2015 in ieder geval ruimer geformuleerd dan de compensatieplicht in de Wmo 2007. Dat neemt niet weg dat de gemeente verplicht is om een maat-
werkvoorziening te verlenen. Er kunnen namelijk meer wegen naar Rome leiden. Uit het beleid kan echter niet altijd worden afgelezen onder welke voorwaarden aanspraak kan bestaan op ondersteuning. Vaak is, zo blijkt uit voorbeelden, het niet meer dan een lege huls. Dat baart mij zorgen in het kader van de rechtszekerheid. Hoe het ook zij, uit het onderzoek kan blijken dat iemand aangewezen is op een maatwerkvoorziening. Die moet in elk geval een passende bijdrage bieden aan het in staat zijn tot zelfredzaamheid of participatie. Wat is een passende bijdrage? Dat is afhankelijk van het individuele geval.
3D Magazine / 2014 December
19
Top 5: Misverstanden privacy sociaal domein
Hoe borg je betrouwbare gegevens? Deze vijf misverstanden leiden slechts af van het praktische werk dat gedaan moet worden, is de conclusie. Auteurs: Sabine van Eck en Carijn Tulp
1. Vanaf 2015 gelden er strengere en andere regels voor privacy Discussies over privacy in relatie tot de decentralisatie van taken naar gemeenten roepen bij velen het beeld op dat er op 1 januari 2015 een geheel nieuwe situatie ontstaat, maar voor het verwerken van persoonsgegevens gelden nu al regels en wetgeving. In de nieuwe Jeugdwet, Participatiewet en de Wmo staat beschreven hoe met persoonsgegevens moet worden omgegaan. Echt spannend wordt het bij het inrichten van domeinoverstijgende dienstverlening, bijvoorbeeld rondom multiprobleemgezinnen. In die gevallen geldt de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP). Die geldt nu al voor het verwerken van persoonsgegevens en daar verandert per 1 januari niets aan. In de praktijk zien wij trouwens dat veel gemeenten kiezen voor het transitie-proof inrichten van het sociaal domein. Dat betekent dat in eerste instantie nog vanuit de verschillende domeinen wordt gewerkt. De echte doorontwikkeling naar integrale dienstverlening wordt later ingericht.
2. Privacy is een kwestie voor juristen/ een juridisch vraagstuk Wij hebben ervaren dat het ‘overlaten’ van de discussie over privacy aan juristen een gemiste kans is voor het praktisch oplossen van het probleem in de gemeentelijke praktijk. Allereerst verschillen juristen van mening en zijn er verschillende ‘scholen’ met betrekking tot de interpretatie van privacywetgeving. Dat is een interessante academische discussie, maar wel eentje die verstorend werkt in de praktijk. In een samenwerkingsverband werken partners vanuit diverse juridische kaders samen. Voor huisartsen of jeugdzorgmedewerkers gelden andere privacykaders dan voor gemeente, onderwijs of politie. De discussie moet dus niet gaan over wie juridisch gelijk heeft (welke interpretatie van welk kader) maar hoe je vanuit die verschillende kaders rondom een gezamenlijk doel samen kunt werken. Ten tweede, en dat sluit hier direct op aan, is privacy, naast een juridische kwestie, ook en zelfs vooral een kwes-
tie van organisatie, gedrag en cultuur. Om een goede en zorgvuldige gegevensdeling in het sociaal domein te borgen is een aanpak nodig op meerdere gebieden. Dat begint al met een visie die beschreven is in het privacybeleid. Dat moet (al dan niet in samenwerking met partners) vervolgens ook worden belegd in de organisatie, uitgewerkt in de werkprocessen en de systemen, gecommuniceerd naar de burgers, maar vooral ook begrepen en uitgevoerd worden door de professionals die met persoonsgegevens werken. De samenhang tussen al die onderdelen (beleid, governance, werkprocessen, training & communicatie en opslaan en beheer gegevens) zorgt voor geïmplementeerd privacybeleid. Het inrichten en implementeren van privacybeleid is uiteindelijk maatwerk. Iedere gemeente kan eigen keuzes maken. Aan de hand van de WBP moet de professional bij elke vraag/casus op basis van drie kernvragen een afweging maken over het delen van gegevens: Wat is het doel voor het delen van ge-
20
3D magazine / 2014 December
gevens? Is het proportioneel? En zijn er andere opties die minder ingrijpend zijn? (subsidiariteit). De juridische uitwerking is eigenlijk het sluitstuk van het privacybeleid: het moment waarop de gemaakte keuzes en afspraken moeten worden vastgelegd. Maar goed en zorgvuldig gegevens delen vraagt een aanpak op meerdere gebieden: Van het opstellen van beleid tot het opleiden en trainen van medewerkers. 3. Privacywetgeving maakt het onmogelijk om integraal te werken in het sociaal domein In de discussie rondom privacy wordt het of/of argument graag en veel toegepast. Een gemeente kiest voor integraal werken óf de gemeenten houdt zich aan de privacywetgeving. Deze tegenstelling zat de discussie meteen op scherp. In de praktijk wordt natuurlijk al op veel plaatsen, en ook door gemeenten, integraal gewerkt. Een goed voorbeeld hiervan zijn de Veiligheidshuizen waar strafen zorgpartners onder gemeentelijke regie multi-probleem casuïstiek behandelen. Integraal werken dus over de domeinen heen en dit kan ook terwijl er zorgvuldig met persoonsgegevens omgegaan wordt. Een praktische vuistregel is: hoe integraler je werkt, hoe meer borging er in de processen nodig is met betrekking tot privacy. Professionals in bijvoorbeeld een sociaal team zullen moeten afwegen wanneer welke persoonsgegevens nodig zijn voor de dienst of hulpverlening en aan de burger transparant moeten zijn over die gegevens. Het is dus
een belangrijk onderwerp om mee te nemen in de scholing van die professionals en hen bewust te maken van de balans tussen noodzakelijke gegevensverwerking vanuit maatschappelijke opgave sociaal domein én borging van de privacy. Het is, tot slot, belangrijk om goede samenwerkingsafspraken tussen partijen vastgelegd in een privacyconvenant en uitgewerkt in een privacyprotocol. Zo weten de betrokken professionals welke afspraken er zijn gemaakt als het gaat om integraal werken en het borgen van de privacy. 4. Vanaf 2015 kunnen gemeenten zomaar (medische) dossiers inzien, bijvoorbeeld in het kader van Jeugdzorg Het vierde misverstand is een klein, maar hardnekkig misverstand. En ook heel aansprekend! Gemeenten zouden per 1 januari zomaar gegevens kunnen inzien van bijvoorbeeld cliënten in de Jeugdzorg. Het antwoord hierop is heel simpel: dat mag niet en de wetgeving staat dit ook niet toe. Dit misverstand komt nog voort uit de beginperiode lang geleden toen gesproken werd over één dossier. Gelukkig is dit verhaal onder de betrokkenen nu wel bekend. Het gaat niet om één dossier, maar om één plan van aanpak rondom multicomplexe gevallen waarin samenwerking vereist is. De inhoudelijke (medische) informatie is en blijft altijd alleen bij de betrokken (medische) professional. 5. Het inrichten van privacybeleid is heel veel extra werk
Dat zou het eigenlijk niet moeten zijn. Gemeenten zijn nu al verantwoordelijk voor het zorgvuldig omgaan met gegevens van burgers. Eerlijk is eerlijk, voor sommigen gemeenten is het evenwel veel werk. Het belangrijkste advies aan gemeenten die nu nog moeten beginnen met het inrichten en implementeren van privacybeleid is: “Maak het klein”. Het kan verleidelijk zijn en logisch lijken om eerst de hele informatiehuishouding van je gemeente in kaart te brengen, of juridische convenanten op te tuigen en te redeneren vanuit worst case scenario’s. Om het praktisch en behapbaar te maken is het belangrijk om te werken vanuit de praktijk. Ga uit van wat er praktisch gebeurt en beschrijf die werkprocessen. Analyseer dan welke informatie nodig is, voor wie en waarom. Voorafgaand aan het kunnen beschrijven van die processen ligt trouwens de (politieke) visie van de gemeente op het sociaal domein. Wat voor gemeente wil je zijn? Hoe is de toegang geregeld voor burgers? Welke vragen moeten waar terechtkomen? Op basis van deze visie wordt de inrichting van het sociaal domein bepaald: de manier waarop de toegang wordt geregeld en waar de vragen van burgers worden afgehandeld. Een cruciaal onderscheid daarbij is dat wat simpel afgehandeld kan worden, simpel afgehandeld moet worden.
3D Magazine / 2014 December
21
‘Werk aan
prestatiecontracten
decentralisaties’ Het gesteggel om budgetten zou nog maar een voorbode zijn van de problemen die na het transitiejaar aan de oppervlakte komen als de meerderheid van gemeenten slechts blijft kijken naar uren. Auteurs: Nico van Wijk
D
e hoogleraar Inkoopmanagement voor de publieke sector maakte zich eind 2014, toen wij hem spraken, niet zo druk om deadlines en dergelijke. “We kunnen wel lawaai maken, maar voor 90 tot 95 procent van de huidige zorgvragers verandert niets volgend jaar”, zegt Jan Telgen. “Het gaat om mensen die vandaag en waarschijnlijk ook volgend jaar weer de zorg nodig hebben.” Dan 2016. “Dat is een spannender affaire”, aldus Telgen. Door qua budgettering aan de voorzichtige kant te zitten, staan zorgaanbieders op scherp. “Het hakt erin bij de aanbieders”, zegt de hoogleraar, maar hij maakt zich grotere zorgen om de inhoud van de contracten met deze organisaties. “De meeste gemeenten spelen AWBZ’tje”, is de conclusie. Telgen inventariseert dat in ruim 75 procent van de contracten geen prestatieafspraken zijn opgenomen. “In drie op de vier gevallen worden slechts afspraken gemaakt op basis van de gewerkte uren. De huidige contracten belemmeren de nodige efficiency.”
indruk dat het zo gaat”, laat de hoogleraar weten.
Welke rol de gemeente heeft ten opzichte van zorgaanbieders. Wijkteams Alleen de opmars van wijkteams is nieuw, stelt Telgen. Of die wijkteams zorgen voor de nodige efficiencywinst, staat hoe dan ook ter discussie. Gaan de gemeenten het echt anders regelen, of “gaan ze ook in 2016 een beetje knijpen?” is de vraag. Het advies is goed te kijken naar de verschillende inkoopmodellen en vooral prestatieafspraken te maken. In de kern gaat het om de vraag welke rol de gemeente heeft ten opzichte van zorgaanbieders. De keuze voor het ene of andere model heeft belangrijke consequenties. Het is de bedoeling dat regio’s en gemeenten alle voor- en nadelen van de verschillende modellen op een rij zetten en vervolgens een bewuste keuze maken. “Ik krijg niet de
Wie dit wel gaat doen, wordt aangeraden vandaag nog te beginnen. Na de keuze voor het ene of andere opdrachtgeversmodel zal het zo weer drie maanden duren voor de contracten zijn gesloten en het zal tijdens de vakantieperiode lastiger zijn om hiervoor geregeld om de tafel te gaan. Het schrikbeeld is de situatie rond de Wmo in 2007 en 2008. Ook toen wist de gemeente als kopende partij volgens Telgen niet goed waar ze eigenlijk mee te maken had. Datzelfde gold voor de verkopende partijen: de zorgaanbieders. Als het gaat om de Jeugdzorg hangen er nog meer donkere wolken boven het decentraliseren van de taak. De zorg is dit keer veel gecompliceerder en er wordt veel meer bezuinigd dan het geval was bij de overheveling van de Wmo, wat ook met trammelant gepaard ging. “Dus ja, ik houd mijn hart vast.”
Transitie Wmo bracht geen efficiencywinst
D
e decentralisatie van de Wmo in 2007 heeft niet geleid tot minder kosten voor gemeenten. Wel tot grote verschillen.
gemeenten. Helaas, het gaat niet op, blijkt uit onderzoek naar de effecten van de grote decentralisatie van de Wmo in 2007. De hoogleraren van het Coelo deden het onderzoek om lessen te trekken uit het verleden.
Dat voorspelt weinig goeds voor de drie decentralisaties op 1 januari 2015, volgens hoogleraren Maarten Allers en Hans de Groot van het Centrum voor Onderzoek van de Economie van de Lagere Overheden (Coelo).
“De decentralisatie heeft geleid tot verschillen in zorg aan burgers”, is de conclusie. “Het is de vraag of dergelijke verschillen maatschappelijk geaccepteerd worden.”
Goedkoper, meer maatwerk voor de burger en betere democratische controle. Dat zijn de voordelen van de decentralisatie van sociale regelingen naar
Beleid Wie hulp nodig heeft, hoeft het nog niet te krijgen van de gemeenten na de drie decentralisaties vanaf 2015. Ho-
eveel mensen daadwerkelijk worden geholpen, hangt niet af van het aantal hulpbehoevenden in een gemeente, maar van het beleid van de gemeente. “Opvallend zijn de grote verschillen tussen gemeenten in het aantal cliënten dat huishoudelijke hulp ontvangt”, schrijven de hoogleraren in een artikel in Economisch-Sociale Berichten. Grote invloed op het aantal mensen dat hulp krijgt, blijken de inhoud én de uitvoering van het beleid te zijn, dat de gemeenten heeft opgesteld. Een ander probleem blijkt de verdeling van het geld naar gemeenten te zijn, aldus de hoogleraren. Door de systema-
tiek krijgen gemeenten die royaal zijn in de uitkeringen aan burgers, relatief meer geld. De verdeling van het geld door de overheid is dus niet gebaseerd op het beleid, zoals dat door gemeenten wordt uitgevoerd. Ook de veronderstelde schaalvoordelen bij de uitvoering van de Wmo 2007 blijken er niet te zijn. Er is wel een minimaal procentueel voordeel in de kosten bij gemeentelijke indicatie, advies en beleidsvoering.
22
3D magazine / 2014 December
‘Participatiewet maakt gemeente werkloosheidsvrij’ Burgemeester Jan Hamming van de gemeente Heusden zag anderhalf jaar geleden nog pikzwarte wolken boven de Participatiewet hangen. Momenteel heeft Hamming nieuwe hoop gevonden. Auteur: Nico van Wijk
H
amming, ook voorzitter van de commissie Werk en Inkomen van de VNG, trok een jaar geleden ten strijde met een resolutie die het toenmalige sociaal akkoord fundamenteel moest wijzigen. De kern van de kritiek was dat gemeenten te weinig budget en beleidsruimte kregen. Die Participatiewet zal veel gemeenten het water aan de lippen brengen, waarschuwde hij.
Toch moet er simpelweg werk te doen zijn. “Uiteraard. Wat dat betreft is het fijn dat het economisch tij een beetje meezit.”
Het vervolg is vrij bekend. Na vele uren om de onderhandelingstafel kreeg de wet geleidelijk aan meer handen op elkaar. Hoe ziet de burgemeester deze opgave momenteel? “Het blijft echt pittig”, antwoordt Hamming. “We hebben het over een zware operatie die van gemeenten veel kracht vraagt.”
Klinkt goed. “Het doel is zelfs een werkloosheidsvrije gemeente te worden. Dit door ons Talent2Work-project, wat we later nog willen uitrollen in de regio.”
Wat als het mis gaat? “Dan springt het Rijk bij. Dat is een van de afspraken waardoor ik meer vertrouwen heb gekregen in deze transitie.” Wat is het grootste pluspunt van de Participatiewet? “Werkgevers voelen hierdoor veel meer verantwoordelijkheid om mensen aan een baan te helpen.” Waarom is dat nu dan meer het geval? “De verbinding tussen vraag en antwoord op de arbeidsmarkt is veel sterker, al sinds het het sociaal akkoord. Er zitten veel minder regelingen en hinderlijke wetgeving tussen. De Wsw, Idee- en Melkertbanen. Het was goed bedoeld van de overheid, maar directer contact tussen werkgevers en -nemers levert veel meer op.”
Hoe gaat het eigenlijk in Heusden? “Bij ons is voldoende werk te doen. Vooral in de metaal, aan de lopende band en in de tuinbouw staan vacatures open. Ook laaggekwalificeerd werk dus. Zo kunnen we mensen uit een regeling halen en aan regulier werk helpen.”
Mocht het toch niet lukken, vragen jullie dan om een tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering? “Ja, dat zit nog in de wet. Eigenlijk was dit al mogelijk, overigens. Hoe dan ook is maatwerk hier van groot belang. Voor wat, hoort wat is geen slecht principe, maar we willen onze inwoners wel motiveren.” In hoeverre is het krappe budget nog een probleem? “Dat blijft zorgwekkend. Er is nu eenmaal begeleiding nodig om werkgevers te ontzorgen. Ook een landelijk no riskpolis is hiervan een voorbeeld. Mocht het budget te kort schieten, dan zal het kabinet zijn knopen wel tellen. Het is toch geven en nemen als we onze ambities waar willen maken.” Moet het geld regionaal worden verdeeld, zoals staatssecretaris Klijnsma wil? “Dat vind ik een heel goed idee. Juist
omdat we dit soort taken regionaal organiseren. Met de werkkamer van de VNG hebben we ook een ronde langs verschillende regio’s gedaan. Zeker tijdens banenmarkten merk je dat werkgevers kansen zien. Op lokaal niveau wordt de verantwoordelijkheid genomen, in ieder geval.” En het kabinet? Jullie zitten weer samen op één lijn? “Den Haag begrijpt onze zorgen. Ook als het gaat om de gevreesde bureaucratie rond de wet. Verder blijft de Wajong bij het UWV. Dat is niet zo erg. Zo krijgen we niet alle mensen in één keer aan het loket van de lokale overheid.” Is het een goed idee dit najaar te kijken of het allemaal wel gaat lukken, zoals de Algemene Rekenkamer onlangs adviseerde? “Ja, dat is een goede zaak. We hebben de verkiezingen net achter de rug, en het duurt wel even voor je begrijpt wat er op dit gebied gaande is. Daarbij zou het kunnen dat de optelsom qua budget toch negatief uitpakt. Een vinger aan de pols kan dus absoluut geen kwaad.” Zou uitstel een probleem zijn? “Ik denk dat het verstandiger is vast te houden aan de invoeringsdatum en waar nodig snel te schakelen bij knelpunten.” Hoe ziet u de kritiek op de Quotumwet? “Het is maar de vraag of deze wet nodig is. Als bedrijven geen plaats bieden aan mensen met een arbeidsbeperking geldt de Quotumwet pas. Het beste nieuws zou dus zijn dat ze nooit wordt ingevoerd.”
3D Magazine / 2014 December
23
Over SW-bedrijven als private ondernemingen Ook sociale werkplaatsen staan ter discussie. De onlangs overleden schrijver en journalist Will Tinnemans zag een toekomst voor de SW-bedrijven. Auteur: Will Tinnemans
O
p 1 januari 2015 treedt de Participatiewet in werking. Dat is het begin van het einde van de ruim 90 sociale werkplaatsen die Nederland telt. Van de nu 100.000 mensen die met een WSW-indicatie in een sociale werkplaats werken, komen er in de toekomst zo’n 30.000 in aanmerking voor beschut werk. De rest moet op termijn aan het werk bij een reguliere werkgever. Is het wel slim om de sociale werkplaatsen bij het grofvuil te zetten? Kunnen we ze niet beter ombouwen tot sociale bedrijven die tegen marktprijzen mensen met een beperking aan het werk houden? Na negen jaar aan het hoofd te hebben gestaan van UW Reïntegratie in Utrecht, werd Rutger van Krimpen in 2013 naar Amsterdam gehaald om een nieuwe bedrijfscultuur en strategie voor de sociale werkvoorziening te ontwikkelen. Met zijn wijde vertakking aan werkbedrijven is Pantar een begrip in de hoofdstad en de verre omgeving. Het conglomeraat met 350 medewerkers en 3000 ‘klanten’ in Amsterdam en Diemen beheert onder veel meer een naaiatelier, een transportbedrijf, een werkplaats voor montagewerk, een groenafdeling, een timmerfabriek en een vergadercentrum met brasserie. Pantar heeft vaak onder vuur gelegen omdat het tegen dumpprijzen werk aannam. Daardoor hadden particuliere bedrijven – die ook veelal laagopgeleide kansarmen aan het werk houden – het nakijken. “Zonder concurrentie van de sociale werkvoorziening zou ik werk genoeg hebben”, zegt Coen Eertink bijvoorbeeld. Hij was tot eind 2014 directeur van SociCom, een sociale onderneming in Enkhuizen die sinds 2010 enkele tientallen mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt op commerciële basis aan het werk
houdt. De montage-, constructie- en inpakwerkzaamheden waar SociCom in gespecialiseerd is, lijden onder de concurrentie van sociale werkplaatsen. “Ze zijn spotgoedkoop”, zegt Eertink. “Ze zakken daar wel tot twee euro per uur, terwijl het personeel cao-lonen tot 130 procent van het minimumloon betaald krijgt. Dat is commercieel natuurlijk onmogelijk. Ik moet minstens negen euro per uur rekenen en dat is aan de lage kant.” SociCom is niet het enige bedrijf dat last heeft van zwaar gesubsidieerde sociale werkbedrijven. In tal van plaatsen en regio’s zijn sociale werkplaatsen een geduchte concurrent van zelfstandige hoveniersbedrijven, koeriers, cateraars, schilders- en klusbedrijven die met moeite het hoofd boven water proberen te houden. Kapitaal “We pompen in Nederland al jaren en jaren gigantisch veel kapitaal in de sociale werkvoorziening, zonder dat we er grondig over nadenken of dit wel de juiste manier is om arbeidsgehandicapten aan het werk te zetten”, vindt Eertink. “Bedrijven die opdrachten onderbrengen bij de sociale werkvoorziening worden in feite door de gemeenschap gesubsidieerd.” Klanten van Eertinks SociCom stapten soms over naar de spotgoedkope sociale werkplaatsen, terwijl de overheid juist wil dat mensen met een WSW-indicatie in reguliere bedrijven als SociCom aan het werk gaan. Dat kan zo dus niet langer, vindt ook Pantar-directeur Van Krimpen. Sociale werkplaatsen halen gemiddeld dertig procent van hun uitgaven terug uit diensten en producten, de overige inkomsten bestaan uit overheidssubisidies.
“De gemeente vulde altijd alle tekorten aan”, geeft Van Krimpen toe. “Maar de gemeente heeft dat geld niet meer. We hebben daarom een grote reorganisatie op stapel staan. Dit wordt een totáál andere organisatie. De vraag wordt: wat doen we in de toekomst nog wel en wat niet meer?” Gratis of voor één of twee euro per uur werken voor particuliere ondernemingen is verleden tijd, als het aan de nieuwe directeur van Pantar ligt. “Wie werkt, moet betaald worden naar vermogen. Als iemand zijn inkomen volledig zelfstandig kan verdienen, zit je op zestien tot twintig euro per uur. Daarvan krijgt de werknemer tien à elf euro. Daar moeten we naartoe.” Samenwerking Van Krimpen stond in Utrecht aan de wieg van de samenwerking met PostNL. Hij kopieerde dat succes in Amsterdam. ‘Zijn’ medewerkers lopen in de hoofdstad enkele tientallen routes voor PostNL tegen een uurloon van vijftien à zestien euro. Hetzelfde deed hij met WSW’ers die vakkenvullen voor supermarktketen Jumbo: in Utrecht uitgeprobeerd, in Amsterdam inmiddels in enkele Jumbo-winkels gekopieerd. “We moeten de prijzen met z’n allen op het minimumniveau houden. Geen SW-
24
3D magazine / 2014 December
bedrijf zou nog onder de vijf euro per uur moeten werken. Dat is de basis voor mensen die een kwart van hun inkomen zelfstandig kunnen verdienen.” Van Krimpens opvolger in Utrecht, Talitha van den Elst, sluit niet uit dat aanzienlijke aantallen mensen uit de WSW en de Wajong straks buiten de boot vallen. De huidige directeur van UW Reïntegratie: “Er is een grote groep mensen die 20 tot 80 procent van het inkomen zelfstandig kunnen verdienen. Ze hebben vaak een beperking die verergert naarmate ze ouder worden. Op een dag kunnen ze niet meer mee in bijvoorbeeld de groenvoorziening. Nu ontvangen ze in dergelijke gevallen een loon via SW-bedrijven. Maar dat is straks voor het grootste deel van die mensen afgelopen. Als ze niet meer mee kunnen
We zitten hier nooit onder de gangbare tarieven, zeker weten.
bij een bedrijf of instelling, verdwijnen ze regelrecht in de WW en daarna in de bijstand. Ik vind dat we voor die mensen dus iets moeten zoeken wat ze wél kunnen. Laat ze nooit terugvallen in die bak bij het UWV of de gemeente, want dan is de kans groot dat ze vervolgens via de draaideurtrajecten in het niets verdwijnen.” Er is volgens Van den Elst werk genoeg, maar we moeten bereid zijn eer een inkomen voor neer te tellen. “We moeten toe naar een systeem waarin je een betaalde baan hebt óf een maatschappelijke baan óf je gaat naar een dagbesteding. In the end ben je waarschijn-
lijk goedkoper uit.” Wat voor Van Krimpen en Van den Elst nog een beleidsvoornemen is, is al een feit bij Inclusief, de sociale werkvoorziening op de noordwestelijke Veluwe: een winstgevende sociale werkvoorziening voor mensen met een beperking, inclusief intensieve begeleiding en scholing. Bouw de gezonde, winstgevende sociale werkplaatsen om tot particuliere bedrijven op commerciële basis en een groot aantal mensen kan volwaardig aan het werk blijven, is de gedachte van Inclusief-directeur Marjo Gruisen. Het is een nobel streven van het kabinet om arbeidsgehandicapten in het reguliere bedrijfsleven aan werk te helpen, maar dat gaat volgens haar nooit lukken. Aan de onderkant van de arbeidsmarkt is nu al volop sprake van verdringing van laag- door hogeropgeleiden. De Participatiewet zal bovendien leiden tot list en bedrog, vreest Gruisen. “Wat je gaat krijgen, is vervalste getallen: de productiviteit van arbeidsgehandicapten zal lager worden ingeschat dan ze in werkelijkheid is. Je zegt: deze werknemer heeft 45 procent loonwaarde, terwijl dat in werkelijkheid 60 procent is. Gemeenten zullen gaan beseffen dat ze iemand beter een goede baan kunnen bezorgen dan vechten om die 15 procent meer of minder. Bedenk wel: werkgevers nemen arbeidsgehandicapten alleen in dienst als ze er op verdienen.” Quotum? Ze gelooft ook niet in de quotumregeling die staatssecretaris Jetta Klijnsma in het vooruitzicht heeft gesteld als het bedrijfsleven niet over de brug komt met de beloofde banen voor mensen met een beperking. Die regeling geldt alleen voor bedrijven met minder dan 25 werknemers, terwijl de gemiddelde bedrijfsgrootte op de Veluwe zeven werknemers is. Gruisen ziet meer in het serieus belonen van werkgevers die
arbeidsgehandicapten aan het werk hebben, door ze minder premie te laten betalen. Nog meer heil ziet ze in de verzelfstandigde sociale werkvoorziening. “We maken hier winst en hebben geen gemeentelijke bijdragen nodig”, zegt directeur Gruisen van Inclusief met gepaste trots. “Een sociale onderneming hoeft niet in publieke handen te zijn.” Het moet volgens Gruisen kunnen: een gezonde sociale werkvoorziening, zonder het particuliere bedrijfsleven oneerlijke concurrentie aan te doen en zonder verdringing van andere laaggeschoolden aan de onderkant van de arbeidsmarkt. “Wat ik hier overeind probeer te houden, is dat ik iedere ondernemer recht in de ogen kan kijken. Ik wil geen valse concurrentie en geen verdringing. We zitten hier nooit onder de gangbare tarieven, zeker weten. We houden ons aan de gebruikelijke normen en regelingen en soms vinden opdrachtgevers ons zelfs te duur. Schoonmaken, post bestellen, schilderen – dat doen we allemaal tegen commerciële tarieven, met een subsidie van de overheid om de lagere productiviteit van arbeidsgehandicapten te compenseren.” En hoe komen die sociale werkbedrijven in particuliere handen aan werk als ze moeten concurreren met commerciële ondernemingen die dezelfde producten en diensten leveren? Gruisen vertrouwt op wat ze de ‘gunfactor’ noemt. “Als we een moreel beroep doen op werkgevers, komen we ver. Gun ons dat werk, want we doen het eerlijk, arbeidsgehandicapten krijgen van ons een opleiding, werkkleding, we gooien ze er niet uit, ze voelen zich bij ons beschermd. Maar iedereen moet het wel willen en er belang bij hebben: werkgever, werknemer, overheid, collega’s – alle partijen moeten inzien dat het beter is als arbeidsgehandicapten ook kunnen werken.”
3D Magazine / 2014 December
Welke
re-integratiemiddelen
krijgen gemeenten onder de
Participatiewet?
Gemeenten hebben in september van het Rijk te horen gekregen hoeveel budget zij ontvangen voor de re-integratie van mensen onder de Participatiewet. Ook hebben zij te horen gekregen dat de plannen rond het zogenoemde sociaal deelfonds zijn ingetrokken en dat daar een integratie-uitkering voor in de plaats is gekomen. Hoe zit het nu precies? Auteur: Martin Heekelaar
D
e Participatiewet wordt op 1 januari 2015 ingevoerd. Daarin worden de WWB, de Wajong en de Wsw samengevoegd. Gemeenten worden verantwoordelijk voor de uitvoering. Er zijn drie financieringsbronnen (figuur 1): 1. Gemeenten ontvangen via de participatie-uitkering1 budget voor het betalen van de uitkeringen en loonkostensubsidies (landelijk € 5,2 miljard in 2015). 2. Via het gemeentefonds ontvangen ge- meenten geld voor de uitvoering van de Participatiewet en voor de financiering van de bijzondere bijstand (circa € 1,8 miljard). 3. De middelen voor het betalen van de kosten voor het zittend bestand Wsw en de re-integratie van de doelgroep van de Participatiewet (de totale re- integratiemiddelen à € 2,9 miljard in 2015) komen in de integratie-uitkering sociaal domein. We richten ons in dit artikel op de re-integratiemiddelen. We gaan na hoe deze middelen aan gemeenten beschikbaar worden gesteld en hoe die zich verhouden ten opzichte van de andere middelen in het sociaal domein. Ook gaan we na hoe het landelijke budget wordt bepaald en op welke wijze het over de gemeenten wordt verdeeld. Integratie-uitkering Naast de re-integratiemiddelen worden de middelen voor de andere twee decentralisaties (jeugdzorg en Wmo 2015) in de integratie-uitkering sociaal domein geplaatst. Een integratie-uitkering maakt net als de algemene uitkering deel uit van het gemeentefonds2,
Figuur 1. Financiering drie decentralisaties in 2015 (miljard euro). maar heeft een eigen verdeling. Als een toevoeging aan de algemene uitkering in één keer bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten wordt een integratie-uitkering toegepast. Deze uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang van de specifieke uitkeringen naar de algemene uitkering. Integratieuitkeringen zijn net als de algemene uitkering vrij besteedbaar en er vindt geen verantwoording naar het Rijk plaats, zoals bij specifieke uitkeringen (waarbij een bestedingsvoorwaarde geldt). De middelen die voor re-integratie worden verstrekt zullen apart zichtbaar blijven op de gemeentefondsbegroting. Gemeenten weten dus elk jaar precies wat zij via de integratieuitkering aan re-integratiemiddelen ontvangen. Het kabinet wil de middelen vanaf 2018 via de algemene uitkering in het gemeentefonds verstrekken. Slechts als dat om verdeelmodeltechnische redenen niet mogelijk zou blijken, zal worden gekozen voor behoud van de
integratie-uitkering. Uitbesteden? Omdat het budget dat beschikbaar is voor re-integratie vrij besteedbaar is, kan het zowel besteed worden bij externe partijen (uitbesteding/inkoop) als aan de eigen uitvoering (gemeente/sociale dienst/sw-bedrijf ) van re-integratie. Dat is niet anders dan nu. Gemeenten/sociale diensten besteden vaak een belangrijk deel van het participatiebudget dat nu in het kader van de WWB wordt ver- strekt, aan de eigen uitvoering van de re-integratie van WWB’ers. De rijksbijdrage Wsw wordt (samen met de inkomsten die door het sw-bedrijf worden gegene- reerd) ingezet voor het betalen van de uitvoering van de Wsw. Bestedingsvoorwaarde Eerder was het de bedoeling om de middelen voor re-integratie, Wmo 2015 en jeugd in het sociaal deelfonds te plaatsen. Een belangrijk verschil
25
26
3D magazine / 2014 December
2014 Participatiebudget oude stijl
636
Nieuwe doelgroepen
2015
2016
2017
2018
2019
2020
struct
598
558
519
506
506
506
506
24
65
107
143
162
197
670
Wsw zittend bestand
2.361
2.271
2.098
1.928
1.771
1.623
1.553
0
Totaal beschikbare re-integratiemiddelen
2.997
2.894
2.721
2.553
2.420
2.292
2.258
1.175
Tabel 1. Opbouw landelijk beschikbare re-integratiemiddelen (Miljoen €).3 tussen het sociaal deelfonds en de integratie-uitkering is dat er voor het sociaal deelfonds in tegenstelling tot een integratie-uitkering wel een bestedingsvoorwaarde geldt. Deze middelen zouden besteed moeten worden aan specifieke doelen van de Participatiewet, de Wmo 2015 en de jeugdzorg. Met andere woorden, de aanvankelijk door het kabinet gewenste bestedingsvoorwaarde is losgelaten. De bestedingsvoorwaarde is losgelaten op advies van de Algemene Rekenkamer. De Algemene Rekenkamer was van mening dat de bestedingsvoorwaarde slechts schijnzekerheid biedt over de besteding en extra verantwoordingsen controlelasten veroorzaakt. Volgens de Algemene Rekenkamer konden de uitvoeringslasten oplopen tot boven de vijf procent van het te verantwoorden budget. De Algemene Rekenkamer was van mening dat de bestedingsvoorwaar- de niet past bij het uitgangspunt van de komende decentralisaties. Waarborgen Het loslaten van de bestedingsvoorwaarde met het intrekken van het sociaal deelfonds, betekent echter niet dat het kabinet geen controle meer wil op de besteding van de betreffende middelen. Er zijn waarborgen ingebouwd zodat de integratie-uitkering zoveel mogelijk wordt ingezet op het sociaal domein. Het kabinet en de VNG hebben daar afspra- ken over gemaakt. Er is een integrale monitor sociaal domein ontwikkeld, die inzicht biedt in de effecten van het gemeentelijk beleid en de werking van het gekozen stelsel. Daarnaast heeft het kabinet de Transitiecommissie Sociaal Domein ingesteld, met als opdracht om te signaleren of gemeenten de juiste maatregelen nemen en in staat zijn om de decentralisaties in samenhang uit te voeren. Indien nodig kan het kabinet op basis van de adviezen van de transitie- commissie bijsturen. Totalen In de integratie-uitkering sociaal domein worden de volgende re-integratiemiddelen gebundeld: het huidige participatiebudget dat nu beschikbaar is onder de WWB, de huidige middelen voor de Wsw en de re-integratiemiddelen voor de nieuwe doelgroepen die
voorheen van de Wsw of de Wajong gebruik zouden maken, maar die vanaf 2015 zijn aangewezen op de Participatiewet. In tabel 1 staan de verwachte landelijke middelen in het gebundeld re-integratiebudget. De tabel toont hoeveel geld er jaarlijks door de rijksoverheid beschikbaar wordt gesteld aan gemeenten. Het totaalbedrag van 2,9 mld euro in 2015 is ook zichtbaar in de staafdiagram van figuur 1 (onderdeel van de integratieuitkering). Let op dat deze bedragen eenmalig zijn bepaald op basis van de verwachte klantenaantallen en de verwachte trajectkosten. Deze bedragen liggen vast en veranderen in principe alleen door de jaarlijkse loonen prijsbijstellingen. De totale bedragen bewegen dus niet mee met de verwachte aantallen werkzoekenden of de reële re-integratiekosten. In de verdeling en dus in de budgetten op gemeenteniveau kunnen wel reële veranderingen optreden, bijvoorbeeld als er iets verandert in de arbeidsmarktsituatie. Verderop bespreken we de verde- ling. Eerst gaan we in op de vaststelling van het macrobudget en geven we een nadere toelichting op tabel 1.4. * Oude stijl In het Participatiebudget ‘oude stijl’ (regel 1 van tabel 1) zijn de middelen opgenomen die thans in het Participatiebudget zitten voor re-integratie van WWB’ers. De komende jaren gaat het budget verder omlaag vanwege bezuinigingen. In 2014 is per bijstandsgerechtigde 1700 euro per jaar beschikbaar voor re-integratie. Dat bedrag daalt uitgaand van hetzelfde aantal bijstandsgerechtigden (375.000) – tot 1350 euro vanaf 2018. Doelgroepen Gemeenten worden onder de Participatiewet verantwoordelijk voor nieuwe doelgroepen. Het gaat om de mensen die voorheen terecht konden in de Wsw of in de Wajong. Deze mensen hebben een beperkte loonwaarde. Zij kunnen met ondersteuning aan de slag worden geholpen. Ten behoeve daarvan worden er nieuwe re-integratiemiddelen toegevoegd. Een deel van het dalende Wswbudget (zie hierna) wordt terug gesluisd naar de gemeenten voor de nieuwe doelgroepen en er wordt geld
overgeheveld van het UWV naar de gemeenten, omdat een groot deel van de Wajongers voortaan niet meer onder de verantwoordelijkheid van het UWV maar onder de verantwoordelijkheid van de gemeenten valt. Het totale budget voor deze groep wordt elk jaar groter, omdat het gaat om een groeiende groep mensen. De verwachting is dat de nieuwe doelgroep uiteindelijk bestaat uit 226.000 personen. De nieuwe doelgroepen kunnen worden uitgesplitst in drie subgroepen: (1) begeleiding regulier, (2) begeleiding beschut en (3) voormalig Wajong. Voor de groep die met begeleiding bij reguliere werkgevers aan de slag kan, is gemiddeld circa 4000 euro per persoon beschikbaar (de middelen voor de loonkosten- subsidies die voor deze groep kunnen worden ingezet zijn ondergebracht in de participatie-uitkering (voorheen inkomensdeel)). Voor de groep die alleen in een beschutte omgeving aan de slag kan, is voor begeleiding en ondersteuning gemiddeld 8500 euro per persoon beschikbaar. Voor de groep die voorheen in de Wajong zou zijn gestroomd is in de structurele situatie gemiddeld zo’n 900 euro per jaar beschikbaar voor onder- steuning. Wsw zittend Mensen in de Wsw behouden hun rechten. Het totale budget voor de Wsw zittend bestand gaat elk jaar omlaag. De daling wordt veroorzaakt doordat vanaf 2015 geen nieuwe instroom meer plaats- vindt en alleen nog uitstroom en omdat er op de Wsw wordt bezuinigd. Nu zitten er 90.800 mensen in de Wsw. In het macrobudget Wsw zittend bestand zit in 2014 per Wsw’er 26.200 euro. Dat bedrag daalt naar gemiddeld 22.700 euro gemiddeld per Wsw’er per jaar vanaf 2020. Het macrobudget daalt in de structurele situatie naar nul, omdat in de structurele situatie alle Wsw’ers zijn uitgestroomd. Verdeling Voor de verdeling van de re-integratiemiddelen over de gemeenten zijn nieuwe verdeelmodellen gemaakt. Elk onderdeel (participatiebudget oude stijl, nieuwe doelgroepen en zittend bestand Wsw) wordt apart verdeeld. Een belang- rijk uitgangspunt bij de verdeling is dat de verdeling zo goed mogelijk aansluit bij de opgave waar
3D Magazine / 2014 December
gemeenten voor staan. Met andere woorden, er wordt verdeeld naar behoefte. Gemeenten die veel re-integratiegeld nodig hebben om hun Participatiewet-doelen te bereiken krijgen relatief meer geld dan gemeenten die weinig re-integratiegeld nodig hebben. De behoefte aan re-integratiemiddelen wordt bepaald door de gemiddelde prijs van re-integratie en de omvang en samenstelling van de groep mensen die op ondersteuning van de overheid zijn aangewezen. Gemeenten waar mensen bijvoorbeeld lastiger aan de slag komen en waar meer inspanningen nodig zijn, ontvangen een groter aandeel in het budget dan gemeenten waar mensen gemakkelijker aan de slag komen. De nieuw vastgestelde verdeelmodellen gelden in ieder geval voor de periode 2015 tot en met 2017. Daarna is het de bedoeling dat de middelen over- gaan naar de algemene uitkering in het gemeentefonds en wordt de verdeling opnieuw bezien. Participatiebudget oude stijl De verdeling van de middelen voor de klassieke doelgroep vindt plaats op basis van de volgende factoren: • Het aantal bijstandsontvangers (mensen die onder de Participatiewet vallen en een bijstandsuitkering ontvangen) • Aantal lager opgeleiden • Aantal bereikbare banen (aantal banen dat beschikbaar is binnen een acceptabele reistijd als aandeel van de beroepsbevolking) • Gemiddelde re-integratie-uitgaven per inwoner • Omvang van de totale doelgroep • Participatiewet Met name de verdeelfactor bereikbare banen is relatief gunstig voor de gemeenten met een zwakke regionale arbeidsmarkt. Op die manier wordt recht gedaan aan de positie van de gemeenten in zwakke arbeidsmarktregio’s. Voor de verdeling van het participatiebudget oude stijl zal een ingroeiperiode van drie jaar gelden. Er wordt stapsgewijs (vanuit het budgetaandeel 2014) toegewerkt naar de nieuwe verdeling, om de herverdeeleffecten van de invoering van het nieuwe verdeelmodel te beperken. De wijze van verdelen werkt als volgt. Iedere gemeente krijgt eerst een bedrag gelijk aan de gemiddelde re-integratieuitgaven per inwoner van 15 tot en met 64 jaar. Vervolgens wordt per verdeel- maatstaf bepaald of de
gemeente positief of negatief afwijkt van de gemiddelde score op die maatstaf. Als een gemeente bijvoorbeeld meer bijstandsgerechtigden of minder bereikbare banen heeft dan gemiddeld, dan ontvangt deze gemeente extra middelen (en vice versa). Op basis hiervan wordt het budgetaandeel per gemeente bepaald. Door dit aandeel te vermenigvuldigen met het beschikbare participatiebudget oude stijl wordt het gemeentelijk budget bepaald. Budget nieuwe doelgroepen De verdeling van de middelen voor de nieuwe doelgroep zal plaatsvinden op basis van de instroom vanaf 2010 in de wachtlijst Wsw en in de werkregeling Wajong (dat deel van de Wajong met mensen met perspectief op werk, die extra gestimuleerd worden om aan het werk te gaan). De keuze voor deze verdeelmaatstaven is verhoudingsgewijs gunstig voor de gemeenten met veel instroom in de wachtlijst Wsw en in de werkregeling Wajong in de afgelopen jaren. De verwachting is dat als er in een bepaalde gemeente veel mensen in de wachtlijst Wsw en de werkregeling van de Wajong stromen, de omvang van de nieuwe doelgroepen in deze gemeente ook relatief groot zullen zijn. Budget Wsw zittend bestand Bij de verdeling van de middelen voor het Wsw zittend bestand wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de feitelijke situatie in de gemeenten. Het verdeelmodel voor het onderdeel Wsw volgt per gemeente zo goed mogelijk de daling in het aantal Wsw-arbeidsplaatsen. Als uitgangspunt voor de verdeling geldt de realisatie van het aantal arbeidsplaatsen voor Wsw’ers in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar. Het aantal wordt gemaximeerd op de taakstelling 2014. Daarnaast wordt rekening gehouden met de blijfkans van de Wsw’ers. Dus, het gerealiseerde aantal wordt gecorrigeerd voor de verwachte uitstroom in het betreffende begrotingsjaar. Stel dat de verwachting is dat voor enig jaar 0,5 procent van het totaal aantal Wsw’ers woont in gemeente X, dan ontvangt gemeente X 0,5 procent van het totaal beschikbare budget voor het Wsw zittend bestand. De geschatte blijfkansen zullen jaarlijks worden geactualiseerd op basis van de meest recente gegevens over de samenstelling van het zittend bestand Wsw. Er zal daarnaast een dempingmechanisme
worden toepast voor gemeenten met een taakstelling in 2014 kleiner of gelijk aan honderd sw-arbeidsplaatsen (uitgedrukt in standaardeenheden). Voor deze gemeenten zal de voorspelde afbouw van het aantal sw-arbeidsplaatsen met een jaar vertraging doorwerken in de verdeling van de middelen. Als uitgangspunt voor de berekening van de budgetten voor dit onderdeel zal de realisatie van het aantal arbeidsplaatsen uitgedrukt in standaardeenheden bij de start van de Participatiewet dienen. Hierbij zal als maximum de taakstelling 2014 gelden. Tot slot Gemeenten staat met de Participatiewet, naast de andere decentralisaties, een grote operatie te wachten. De omvang en samenstelling van de doelgroep wordt anders. Gemeenten krijgen nieuwe instrumenten en de financieringssystematiek verandert ten opzichte van de huidige systematiek onder de WWB. Gemeenten moeten zich hier goed op voorbereiden. Dit betekent niet dat er alleen veranderingen optreden in het be- leid en de uitvoering. Ook in de interne gemeentelijke verhoudingen zullen er allerlei veranderingen optreden in het overleg over de benodigde en beschik- baar te stellen financiële middelen. Martin Heekelaar is sectorleider Werk en Inkomen bij adviesbureau Berenschot. 06-23152767 |
[email protected]
Noten 1. Onder de Wet Werk en Bijstand wordt dit het inkomensdeel genoemd. 2. Naast integratie-uitkeringen en de algemene uitkering, worden decentralisatie-uitkeringen en aanvullende uitkeringen op grond van artikel 12 van de financiële verhoudingswet via het gemeentefonds verstrekt. 3. De bedragen betreffen een beredeneerde inschatting op basis van de in de rijksbegroting 2015 beschikbaar gestelde middelen voor re-integratie. 4. De bedragen en aantallen die hierna worden genoemd zijn met name afgeleid van de aantallen en bedragen die zijn opgeno- men in de memorie van toelichting bij de Participatiewet. Dit artikel is oorspronkelijk verschenen in Sociaal Bestek december 2014.
27
28
3D magazine / 2014 December
Bijna ALLE gemeenten vragen tegenprestatie Uit een analyse van ruim 30 beleidsplannen voor de Participatiewet door Gemeente.nu blijkt dat er geen gemeente is die het flink bediscussieerde onderdeel van de Participatiewet geen handen en voeten wil geven.
Auteur: Nico van Wijk
D
at het vragen van een tegenprestatie verplicht is, zal een reden zijn om hiervoor beleid te formuleren. Toch is het vragen om een tegenprestatie niet slechts een papieren werkelijkheid. De verplichting geldt vanaf 1 januari, maar er worden al stappen gezet op dit gebied. “In Voorschoten en LeidschendamVoorburg wordt in de vorm van een pilot al ervaring opgedaan met de tegenprestatie (sinds 2013)”, staat in het beleidsplan van de gemeenten. “In Wassenaar is een coach sociale activering actief die vergelijkbare werkzaamheden verricht. Uit een eerste evaluatie blijkt dat zowel de betrokken uitkeringsgerechtigden als de betrokken maatschappelijke organisaties positief zijn over de tegenprestatie in de huidige vorm.” De kandidaten hebben plezier in hun taken, aldus het plan. Dit vooral omdat ze waardering voor hun werk krijgen. “De organisaties beoordelen de taken die de kandidaten uitvoeren ook als nuttig.” Prioriteit? De tegenprestatie heeft niet overal een hoge prioriteit. Uit het beleidsplan van de gemeente Zaanstad blijkt bijvoorbeeld dat het vragen van die prestatie zelfs de laagste prioriteit kent. “Als er een goed plan ligt en de kandidaat komt zijn afspraken na, dan hoeven we de wettelijke tegenprestatie niet in te
zetten”, zo staat in het plan. De tegenprestatie wordt gezien als het sluitstuk van de wet. De prestatie voor inwoners die hun afspraken in de wind slaan, kan tot maximaal zestien uur per week worden opgelegd. Het minimum in Zaanstad is acht uur per week.
Werk genoeg, als het maar niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt. Verplicht Dat gemeenten verplicht zijn ‘iets’ met de tegenprestatie te doen, blijkt niet overal bekend. “Het is niet verplicht om die tegenprestatie in te voeren, maar wij hebben ervoor gekozen om dat wel te doen”, zegt wethouder Thomas Zwiers van de gemeente Moerdijk hier bijvoorbeeld. Moerdijk gaat samen met Etten-Leur, Halderberge, Roosendaal, Rucphen en Zundert in een Werkplein. Wat de inwoners van deze gemeenten kunnen doen? Het bos op de oude vuilstort aan de Dikkendijk in Zevenbergen schreeuwt volgens de wethouder om grondig onderhoud.
Werk genoeg, als het maar niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt. “Bij een welzijnsorganisatie in Leidschendam wordt bijvoorbeeld geholpen met het uitserveren van eten, tafels dekken, het helpen in de keuken en bewoners begeleiden naar een activiteit”, staat in het beleidsplan van de gemeente. “Bij een kinderdagverblijf in Voorburg wordt meegeholpen met knutselen en het doen van spelletjes. Bij het zwembad in Voorschoten worden onderhoudsklusjes verricht en ervoor gezorgd dat de directe omgeving bij het zwembad papiervrij gehouden wordt. In Wassenaar worden kandidaten bemiddeld naar vrijwilligerswerk.” Ook Divosa ziet dat de meeste gemeenten werk maken van de tegenprestatie. De vereniging van managers van sociale diensten stelt dat gemeenten coulant zijn bij het vragen van dit soort prestaties.
3D Magazine / 2014 December
‘Participeren in
probleemwijk’
“Gedwongen participatie werkt en is nodig”, was de titel van een column waar veel mensen boos om werden. Daarom gingen we langs bij de auteur met zijn scherpe pen. Wat bleek? Columnist Juriaan Otto was op kleine schaal heel positief bezig. Auteur: Nico van WIjk
D
e Participatiewet, Jeugdzorg en Wmo lijken soms enorme gebouwen waar tegenop wordt gezien tot ambtenaren en bestuurders van de hoogte duizelig worden. Om die reden is het niet gek nog eens terug te gaan naar probleemwijk Venserpolder in Amsterdam Zuidoost. Juist in een laagdrempelige bijeenkomstruimte in een winkelstraat van de wijk bleek namelijk waar het om gaat als mensen die zich minder kunnen redden toch een nuttige bijdrage leveren aan hun omgeving: aandacht. Ja, aandacht. Mensenwerk. De vraag aan bijstandsontvangers iets te doen met hun tijd lag en ligt gevoelig. Dat er gemeenten waren die werklozen vragen om papier te prikken of sneeuw te ruimen, helpt ook niet echt mee. Toch is het nodig hier bovenop te zitten, zei Otto. “De bijstand kan na verloop van tijd een manier van leven worden, waar mensen op eigen kracht niet meer uit komen. Sommigen weten door hun problemen gewoon even niet meer hoe zij hun leven weer op orde kunnen krijgen. Voor deze groep is de zogenaamde gedwongen participatie nog niet zo’n slecht idee. Een andere manier is er vaak ook niet en dan is dat ene zetje van doorslaggevend belang. “ Het gaat niet om werk met behoud van uitkering of om een tegenprestatie met maatschappelijk nut. In de buurtwerk(huis)kamer is participatie
en persoonlijke groei het sleutelwoord. Er zijn ook geen prestatieafspraken met het Stadsdeel Zuidoost en woningcorporatie Eigen Haard. “Het gaat om activering in brede zin van het woord”, liet de projectleider weten. Waarom ging het zo lekker in Vensterpolder? Er werd echt vanuit de mensen om wie het ging gedacht. Iedereen kende elkaar. De buurtwerkkamer had zelfs letterlijk geen drempel. “Als vrijwilliger ben ik een vrolijker mens”, zie een vrouw die voorheen naar eigen zeggen “niet te harden” was.
@gemeente_nu facebook.com/Gemeente.nu
gemeentenucongressen.nl
29
30
3D magazine / 2014 December
1 januari; en dan?
Alle ogen zijn gericht op 1 januari 2015. Dat is logisch. 1 januari is D-day. Maar welke gemeente durft over die datum heen te kijken? Column: Michiel Louweret
A
lle ogen zijn gericht op 1 januari 2015. Dat is logisch. 1 januari is D-day. Uit gesprekken die ik voer met bestuurders en managers komt duidelijk naar voren hoeveel energie het kost om alle maatregelen en arrangementen voor elkaar te krijgen om op 1 januari lokaal de zorg op orde te hebben. Het is begrijpelijk dat er weinig animo bestaat om ‘door te denken’. Bestuurders en managers proberen nu vooral te overleven. De transities zijn ongeëvenaard in impact en complexiteit. Eigenlijk kan het niet. Iedereen die betrokken is (geweest) bij kleine(re) veranderingen en reorganisaties kent het verschijnsel dat de echte verandering op gang komt nadat de papieren verandering is voltooid. In dit verband spreken we ook wel over de denk- en doe-theorie van organisaties. Op papier wordt een nieuwe denktheorie bedacht over het functioneren van de organisatie of het netwerk. De doetheorie is stevig gebaseerd op patronen uit het verleden en wijkt daar vanaf. Hoe dan ook; na 1 januari zal er nog een boel moeten worden bijgeschaafd, aangepast, herontworpen, bijgestuurd, geëvalueerd en doorontwikkeld. Want zoals het op papier is bedacht, werkt het bijna nooit in het echt. Er ontstaat geen freeze van de verandering. Ook dit keer niet. Wat zijn de consequenties hiervan? Ik kan dit niet helemaal overzien, maar al-
het hier ook over de vaardigheid om dit samen met partners te doen. Dus niet argumenteren en redeneren, maar luisteren, samenwerken en reflecteren!
De kunst is om de gekozen strategie vast te houden. lereerst zullen gemeenten ook in 2015 en 2016 voldoende tijd en energie moeten vrijmaken voor de doorontwikkeling van de 3-D’s. Iedereen die de contracten met tijdelijke verandermanagers e.d. al heeft opgezegd, doet er goed om de continuïteit en beschikbaarheid van expertise te borgen. Verder zullen gemeenten slim gebruik moeten maken van echte praktijkervaringen elders en van de verschillende ervaringen in het eigen netwerk.
Natuurlijk hoeft dit niet op 1 januari a.s. geregeld te zijn. Er is nog wel even tijd voor. Maar ik ben benieuwd welke gemeente al kritisch heeft durven kijken naar het lerend vermogen van het netwerk. En al plannen heeft om dit vermogen in 2015 doelgericht te versterken. Want één ding is zeker, als je niet in staat bent om snel en slim te leren in en van de praktijk, dan ben je ook niet in staat de dienstverlening en samenwerking te verbeteren. En dan kijken we in 2017 terug op implementaties en concluderen we dat we in 2014 te veel hebben vertrouwd op het vermogen alles op papier te regelen.
De kunst is om de gekozen strategie vast te houden en niet telkens opnieuw een plan te maken! Dit doet een groot beroep op het lerend vermogen van de gemeente en zijn partners. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat veel organisaties moeite hebben om te leren uit de praktijk. Tot slot zal een groot appel worden gedaan op leervaardigheden van professionals, zoals waarnemen, reflecteren, plannen, experimenteren en evalueren. Voor de goede orde; ik heb
Gemeente.nu e-Magazine Innovatie is een uitgave van Reed Business bv, Amsterdam oktober 2014
Radarweg 29, Postbus 152, 1000 AD Amsterdam 020 515 9170
[email protected]
www.wintervoordeel.reedbusiness.nl
Actief bezig zijn met je vak!
3
Altijd al eens een vakblad willen proberen? nummers voor slechts
€10,-
Altijd al eens een vakblad willen proberen? Neem nu een introductieabonnement* op je favoriete vakblad en profiteer van de korting. ZORG+WELZIJN
SOCIAAL BESTEK
Zorg + Welzijn is hét vakblad voor de sociale professional in de zorg- en welzijnssector. Zorg + Welzijn is actueel, verdiepend, inspirerend en opiniërend! Het blad biedt informatie die essentieel is voor de professional in het veld, maar ook op managementniveau.
Sociaal Bestek is hét vakblad voor specialisten op het terrein van participatie, sociale zekerheid en maatschappelijke ondersteuning. Sociaal Bestek besteedt aandacht aan veranderingen in wet- en regelgeving en de gevolgen daarvan voor de praktijk.
*Hierna loopt het abonnement verder als een jaarabonnement met 25% korting. Wenst u niet te continueren dan kunt u voor ontvangst van het laatste nummer opzeggen.
Bel 0314-358 358 of bestel online via www.wintervoordeel.reedbusiness.nl