GRIEKS , grammatica uit Pallas deel 2, t/m les 16 : Nieuwe grammatica uit les 16 in blauw. Werkwoord : WERKWOORD PRAESENSSTAM INDICATIVUS PRAESENTIS ACTIVI “ik maak los” (et c.) o.t.t. INFINITIVUS PRAESENTIS ACTIVI “los te maken” (et c.) IMPERATIVUS PRAESENTIS ACTIVI “maak los” (et c.) INDICATIVUS IMPERFECTI ACTIVI “ik maakte los” (et c.) o.v.t.
luvw luluvw luvei~ luvei luvomen luvete luvousi(n) luvein
poievw poiepoiw` poiei`~ poiei~ poiou`men poiei`te poiou`si(n) poiei`n
eijmiv praesens = eijmiv stam + uitgang eij` ejstiv(n) ejsmevn estev eijsiv(n) eij`nai
lu`e luvete
poivei poiei`te
ijvsqi ejvste
ejpoivoun ejpoivei~ ejpoivei ejpoiou`men ejpoiei`te ejpoivoun ajfiknevomai ajfikneajfiknou`mai ajfiknei` ajfiknei`tai ajfikmouvmeqa ajfiknei`sqe ajfiknouvntai ajfiknei`sqai
hj`(n) hj`sqa hjn` hj`men hj`te hj`san duvnamai duvnaduvnamai duvnasai duvnatai dunavmeqa duvnasqe duvnantai duvnasqai
ajfiknou` ajfiknei`sqe
duvnaso duvnasqe
ejvluon ejvlue~ ejvlue ejluvomen ejluvete ejvluon WERKWOORD bouvlomai PRAESENSSTAM bouvlINDICATIVUS bouvlomai PRAESENTIS bouvlei MEDII bouvletai “ik wil” (et c.) boulovmeqa o.t.t. bouvlesqe bouvlontai INFINITIVUS bouvlesqai PRAESENTIS MEDII “te willen” (et c.) IMPERATIVUS bouvlou PRAESENTIS bouvlesqe MEDII “wil” (et c.)
imperfectum = augment + stam + uitgang
praesens = stam + primaire mediumuitgang
INDICATIVUS IMPERFECTI MEDII “ik wilde” (et c.) o.v.t.
•
• •
•
•
• • •
• • • •
ejboulovmhn ejbouvlou ejbouvleto ejboulovmeqa ejbouvlesqe ejbouvlonto
ajfiknou`mhn ajfiknou` ajfiknei`to ajfiknouvmeqa ajfiknei`sqe ajfiknou`nto
ejdunavmhn ejduvnaso ejduvnato ejdunavmeqa ejduvnasqe ejduvnanto
imperfectum = stam + secundaire mediumuitgang
Alle werkwoorden, die in de woordenlijst op –evw eindigen, gaan als poievw; De vorm poievw komt overigens niet in de teksten voor: in een tekst is de 1e persoon e.v. altijd poiw`. Alle andere werkwoorden (die in de woordenlijst alleen op –w eindigen) gaan als luvw. Alle woorden, die in de woordenlijst op –omai eindigen, gaan als bouvlomai; we noemen deze werkwoorden thematische werkwoorden, omdat er tussen de stam en de eigenlijke uitgang –mai een themavocaal (e of o) staat. Alle werkwoorden, die in de woordenlijst op –eomai eindigen, gaan als ajfiknevomai; de vorm ajfiknevomai komt overigens niet in de teksten voor: in een tekst is de 1e persoon e.v. altijd ajfiknou`mai; we noemen deze werkwoorden thematische werkwoorden, omdat er tussen de stam en de eigenlijke uitgang –mai een themavocaal (e of o) staat. Alle werkwoorden,die in de woordenlijst op –(andere letter)mai eindigen, gaan als duvnamai; we noemen deze werkwoorden athematische werkwoorden, omdat er tussen de stam en de uitgang –mai géén themavocaal staat. Bij het medium gebruiken we voor alle tegenwoordige tijden (tot nu toe alleen het praesens) de zgn. primaire medium-uitgangen: -mai, -sai, -tai, -meqa, -sqe, -ntai. Bij het medium gebruiken we voor alle verleden tijden (tot nu toe alleen het imperfectum) de zgn. secundaire medium-uitgangen: -mhn, -so, -to, -meqa, -sqe, -nto. De werkwoorden, die in het Grieks medium zijn (dus alle werkwoorden die in de woordenlijst op –mai eindigen), maar in het Nederlands actief vertaald worden, heten deponéntia (enkelvoud: depónens; in Pallas wordt de term medium tantum gebruikt). Het werkwoord eijmiv is onregelmatig. Als het onderwerp onzijdig meervoud is, staat het werkwoord in het enkelvoud: ta; tevkna luvei. Bij een imperativus is de ontkenning niet ouj, oujk of oujc, maar mhv. Het augment staat altijd vóór de stam van het werkwoord: als een werkwoord dus met een voorzetsel begint (een zgn. samengesteld werkwoord), staat het augment achter dat voorzetsel: eijsbaivnw, impf. wordt eijsevbainon ; als dat voorzetsel op een klinker eindigt, valt die slotklinker weg: katabaivnw, impf. wordt katevbainon , behalve bij de voorzetsels peri- en pro- : peribaivnw, impf. wordt perievbainon ; probaivnw, impf. wordt proujvbainon.
•
Als een werkwoord met een klinker begint, wordt deze klinker met het augment samengevoegd (verlengd) tot : a-, e-, h- (+ e-) wordt h- : ajkouvw, impf. wordt hjvkouon. o-, w- (+ e-) wordt w- : oJmologevw, impf. wordt wJmolovgoun. i- (+ e-) blijft i- : iJketeuvw, impf. wordt iJkevteuon. u- (+ e-) blijft u- : uJbrivzw, impf. wordt uJvbrizon. Een uitzondering is het werkwoord ejvcw: impf. eij`con.
•
In een verhaal, dat zich in het verleden afspeelt, wordt soms een praesens-vorm gebruikt, om het verhaal te verlevendigen. Zo’n praesens-vorm heet dan praesens dramaticum, praesens historicum of “ooggetuige-praesens”; zo’n vorm mag je naar keuze vertalen met een o.t.t. of een o.v.t.
•
Betekenis van het medium : o Wederkerend : louvw = wassen , louvomai = zich wassen o Intransitief : ejgeivrw = wakker maken , ejgeivromai = wakker worden (zonder lijdend voorwerp) ; faivnw = tonen, zichtbaar maken, faivnomai = verschijnen, zichtbaar worden (zonder lijdend voorwerp). N.B. : deze aparte betekenissen hebben alleen de werkwoorden, die ook actief voorkomen; deponentia vertalen we actief: bouvlomai = willen.
Zelfstandig naamwoord : 1e declinatie (=a/h-groep) : N hJ mavch hJ cwvra hJ qavlatta G th`~ mavch~ th`~ cwvra~ th`~ qalavtth~ D th`/ mavch/ th`/ cwvra/ th`/ qalavtth/ A th;n mavchn th;n cwvran th;n qavlattan N G D A
qavlattai qalattw`n qalavttai~ qalavtta~
oiJ tw`n toi`~ tou;~
despovtai despotw`n despovtai~ despovta~
mavcai macw`n mavcai~ mavca~
•
De woorden op –h, waar in de woordenlijst geen genitivus bij staat, zijn vrouwelijk en worden vervoegd als mavch. De woorden op –a, waar in de woordenlijst geen genitivus bij staat, zijn vrouwelijk. De woorden, waarvan de stam (=nom. e.v. minus –a) eindigt op een -e, een –i of een –r, worden vervoegd als cwvra. De woorden, waarvan de stam (=nom. e.v. minus –a) eindigt op een andere letter dan –e, -i of –r, worden vervoegd als qavlatta. Alle woorden op –h~, waar in de woordenlijst geen genitivus bij staat, zijn mannelijk en worden vervoegd als despovth~. Kenmerk van de dativus enkelvoud is de iota subscriptum. Alle genitivi meervoud gaan uit op –wn.
• • • • •
cw`rai cwrw`n cwvrai~ cwvra~
aiJ tw`n tai`~ ta;~
aiJ tw`n tai`~ ta;~
•
aiJ tw`n tai`~ ta;~
oJ despovth~ tou` despovtou tw`/ despovth/ to;n despovthn
Zelfstandig naamwoord : 2e declinatie (=o-groep) : N oJ dou`lo~ oJ nou`~ to; qhrivon G tou` douvlou tou` nou` tou` qhrivou D tw`/ nw`/ tw`/ qhrivw/ tw`/ douvlw/ A to;n dou`lon to;n nou`n to; qhrivon N G D A • •
• • • • • •
ta; qhriva oiJ dou`loi oiJ noi` tw`n douvlwn tw`n nw`n tw`n qhrivwn toi`~ douvloi~ toi`~ noi`~ toi`~ qhrivoi~ tou;~ douvlou~ tou;~ nou`~ ta; qhriva De woorden op –o~, waar in de woordenlijst geen genitivus bij staat, zijn meestal mannelijk en worden vervoegd als dou`lo~. Enkele woorden op –o~, waar in de woordenlijst geen genitivus bij staat, zijn vrouwelijk (parqevno~: meisje, nh`so~: eiland, alle namen van eilanden op –o~, enz.): zij worden ook vervoegd als dou`lo~, maar hebben uiteraard een vrouwelijk lidwoord. De woorden op –ou~, waar in de woordenlijst geen genitivus bij staat, hebben een afwijkende nominativus en accusativus enkelvoud. Alle woorden op –on, waar in de woordenlijst geen genitivus bij staat, zijn onzijdig. Bij onzijdige woorden geldt altijd, dat nominativus = accusativus. Bij onzijdige woorden geldt altijd, dat nominativus en accusativus meervoud uitgaan op een –a. Kenmerk van de dativus enkelvoud is de iota subscriptum. Alle genitivi meervoud gaan uit op –wn.
Zelfstandig naamwoord : 3e declinatie (=medeklinkergroep) : N oJ swth;r to; sw`ma G tou` swth`ro~ tou` swvmato~ D tw`/ swth`ri tw`/ swvmati A to; sw`ma to;n swth`ra N G D A
oiJ tw`n toi`~ tou;~ • • • • •
•
•
•
•
ta; swvmata swth`re~ swthvrwn tw`n swmavtwn swth`rsi(n) toi`~ swvmasi(n) swth`ra~ ta; swvmata Net als bij de 3e declinatie (=medeklinkergroep) in het Latijn, moet je van deze woorden de genitivus e.v. leren; de stam van het woord vind je door -o~ van de genitivus e.v. af te halen: swthr-, swmat-. Mannelijke en vrouwelijke woorden hebben dezelfde verbuiging. Alle woorden op –ma zijn onzijdig, hebben dezelfde stam en worden hetzelfde vervoegd als sw`ma. Ook hier geldt bij onzijdige woorden: nominativus = accusativus èn nom. en acc. m.v. eindigen op –a. Woorden, waarvan de stam op een van de volgende letters eindigt, ondergaan enkele wijzigingen in de dativus meervoud: -b , -p , -f + worden –yi(n) bijv. : *Kuvklwp-si(n) wordt si(n) Kuvklwyi(n) (bij Kuvklwy) -g , -k , -c + - worden – xi(n) bijv. : *gunaik-siv(n) wordt gunaixiv(n) si(n) (bij gunh;) -d , -t , -q + worden –si(n) bijv. : *swvmat-si(n) wordt swvmasi(n) si(n) (bij sw`ma) -n + -si(n) worden –si(n) bijv. : *hJgemovn-si(n) wordt hJgemovsi(n) (bij hJgemwvn) -nt + -si(n) worden –si(n), bijv. : *levont-si(n) wordt levousi(n) maar: (bij levwn) de stam wordt bijv. : *pavnt-si(n) wordt pa`si(n) (bij verlengd! pavnte~) (de verlengde stam is niet te zien, alleen te horen). De woorden pathvr (gen. patrov~), mhvthr (gen. mhtrov~), ajnhvr (gen. ajndrov~) en qugavthr (gen. qugatrov~) hebben een dativus m.v. op –asi(n) : patravsi(n), mhtravsi(n), ajndravsi(n) resp. qugatravsi(n). De zelfstandige naamwoorden, waarvoor in de woordenlijst het lidwoord hJ staat, zijn altijd vrouwelijk (alle woorden op –a en –h van de 1e declinatie, sommige woorden op –o~ van de 2e declinatie en veel woorden van de 3e declinatie). De zelfstandige naamwoorden, waarvoor in de woordenlijst het lidwoord oJ staat, zijn altijd mannelijk (alle woorden op –h~ van de 1e declinatie, de meeste woorden op –o~ (en –ou~) van de 2e declinatie en veel woorden van de 3e declinatie). De zelfstandige naamwoorden, waarvoor in de woordenlijst het lidwoord to; staat, zijn altijd onzijdig (alle woorden op –on van de 2e declinatie en alle woorden op – ma van de 3e declinatie).
Bijvoeglijk naamwoord : 1e/2e declinatie (=-o~, -h/a, -on-groep) : m. v. o. m. v. N deinovn makrov~ makrav deinov~ deinh` G makrou` makra`~ deinou` deinh`~ deinou` D deinw`/ deinh`/ deinw`/ makrw`/ makra`/ A makravn deinovn deinhvn deinovn makrovn N G D A • •
•
o. makrovn makrou` makrw`/ makrovn
makraiv makrav deinoiv deinai` deinav makroiv deinw`n deinw`n makrw`n makrw`n makrw`n deinw`n makroi`~ makrai`~ makroi`~ deinoi`~ deinai`~ deinai`~ deinav~ deinav makrouv~ makrav~ makrav deinouv~ De bijvoeglijke naamwoorden, waarvan de stam (=nom. e.v. minus –o~) eindigt op een –e, een –i of een –r, worden vervoegd als makrov~. (dus: vrouwelijk op –a). De bijvoeglijke naamwoorden, waarvan de stam (= nom. e.v. minus –o~) eindigt op een andere letter dan –e, -i of –r, worden vervoegd als deino`~. (dus: vrouwelijk op –h). Ook ajvllo~ wordt vervoegd als deinov~, maar de nom./acc. e.v. is ajvllo.
Een onregelmatige nom./acc. m. en o. hebben mevga~ (stam megal-) en poluv~ (stam poll-) : m. v. o. m. v. o. N poluv poluv~ pollhv mevga mevga~ megavlh G pollou` pollh`~ pollou` megavlh~ megavlou megavlou D pollw`/ pollw`/ pollh`/ megavlw/ megavlh/ megavlw/ A pollhvn poluv poluvn megavlhn mevga mevgan N G D A •
pollaiv pollav polloiv megavla megavlai megavloi pollw`n pollw`n pollw`n megavlwn megavlwn megavlwn pollai`~ polloi`~ megavloi~ megavlai~ megavloi~ polloi`~ pollav~ pollav megavla pollouv~ megavlou~ megavla~ Alle andere naamvallen dan nom/acc. m. en o. gaan als die van deinov~.
Bijvoeglijk naamwoord : 3e declinatie (=pa`~-groep) : m. v. o. N pa`n pa`~ pa`sa G pantov~ pavsh~ pantov~ D pantiv pantiv pavsh/ A pavnta pa`san pa`n N G D A •
pa`sai pavnta pavnte~ pavntwn pasw`n pavntwn pa`si(n) pavsai~ pa`si(n) pavnta~ pavsa~ pavnta De vrouwelijke vormen van dit bijvoeglijk naamwoord gaan als qavlatta.
• •
Een bijvoeglijk naamwoord staat òf voor òf achter het zelfstandig naamwoord; in het laatste geval word het lidwoord herhaald: oJ deinov~ dou`lo~ = oJ dou`lo~ oJ deinov~. Als een bijvoeglijk naamwoord predicatief is gebruikt, staat er voor het bijvoeglijk naamwoord geen lidwoord : oJ dou`lo~ movno~ baivnei.
Congruentieregel : • Een bijvoeglijk naamwoord staat altijd in dezelfde naamval, hetzelfde getal en hetzelfde geslacht als het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort.
Trappen van vergelijking : De comparativus (vergrotende trap) van de meeste bijvoeglijke naamwoorden eindigt op – tero~ (v. –tera, o. –teron: vervoeging als makrov~, makrav, makrovn). De uitgang –o~ van het bijvoeglijk naamwoord verandert in –ovtero~ of –wvtero~ : deilov~, comp. deilovtero~ ; sofov~, comp. sofwvtero~. Sommige bijvoeglijke naamwoorden hebben een comparativus op –wn of -ivwn (m. en v.) en – on of –ivon (o.) : beltivwn, ajmeivnwn, et c. De vervoeging van deze comparativi is als die van hJgemwvn. Betekenis van de comparativus : 1. Vergelijking : “laffer dan” = deilovtero~ hjv + nom. of deilovtero~ + gen. 2. Vergelijking van twee personen of zaken (in het Nederlands gebruiken we in dit geval natuurlijk de overtreffende trap) = “het lafst (van twee)” : povtero~ deilovtero~ ejstivn; : wie van beiden is het lafste? 3. “nogal laf”, “tamelijk laf” = deilovtero~. (Dus: zonder vergelijking). 4. “(al) te laf” = deilovtero~ (Dus: zonder vergelijking).
N G D A N G D A
m. deilovtero~ deilovterou deilovterw/ deilovteron
v. deilotevra deilotevra~ deilotevra/ deilotevran
o. deilovteron deilovterou deilovterw/ deilovteron
m./v. beltivwn beltivono~ beltivoni beltivona
o. bevltion beltivono~ beltivoni bevltion
deilovteroi deilovterwn deilovteroi~ deilovterou~
deilotevrai deilovterwn deilotevrai~ deilotevra~
deilotevra deilotevrwn deilotevroi~ deilotevra
beltivone~ beltiovnwn beltivosi(n) beltivona~
beltivona beltiovnwn beltivosi(n) beltivona
De superlativus (overtreffende trap) van de meeste bijvoeglijke naamwoorden eindigt op – tato~ (v. –tavth, o. –taton: vervoeging als deinov~, deinhv, deinovn). De uitgang –o~ van het bijvoeglijk naamwoord verandert in –ovtato~ of –wvtato~ : deilov~, sup. deilovtato~ ; sofov~, sup. sofwvtato~. De bijvoeglijke naamwoorden, die een comparativus op –(iv)wn hebben, hebben een superlativus op –isto~ (v. –isth, o. –iston): bevltisto~. De vervoeging van deze superlativi is ook als die van deinov~, deinhv, deinovn). Betekenis van de superlativus : 1. Vergelijking : “het lafst” = deilovtato~. 2. “zeer laf” : deilovtato~ (Dus: zonder vergelijking).
N G D A N G D A
m. deilovtato~ deilovtatou deilovtatw/ deilovtaton
v. deilotavth deilotavth~ deilotavth/ deilotavthn
o. deilovtaton deilovtatou deilovtatw/ deilovtaton
m. bevltisto~ bevltistou bevltistw/ bevltiston
v. bevltisth bevltisth~ bevltisth/ bevltisthn
o. bevltiston bevltistou bevltistw/ bevltiston
deilovtatoi deilovtatwn deilovtatoi~ deilovtatou~
deilotavtai deilovtatwn deilotavtai~ deilotavta~
deilotavta deilovtatwn deilovtatoi~ deilotavta
bevltistoi bevltistwn bevltistoi~ bevltistou~
bevltistai bevltistwn bevltistai~ bevltista~
bevltista bevltistwn bevltistoi~ bevltista
Onregelmatige trappen van vergelijking : ajgaqov~ ajgaqov~ … … mevga~ poluv~
goed goed sterk zwak groot veel
ajmeivnwn beltiwn kreivttwn hJt v twn meivzwn pleivwn (onz. plevon)
beter beter sterker zwakker groter meer
ajvristo~ bevltisto~ kravtisto~ … mevgisto~ plei`sto~
best best sterkst zwakst grootst meest
Functie van de naamvallen : Nominativus : 1 Onderwerp 2 Naamwoordelijk deel van het gezegde Genitivus : 1 Bezit = possessivus = “van” 2a. Afhankelijk van voorzetsels : ajvneu , ajntiv , ajpov , ejgguv~ , ejk , ejpiv , katav , metav , periv en plhvn. 2b. Afhankelijk van werkwoorden : ajkouvw , ajposterevw , aJvptomai , ajvrcw , ejpiqumevw , ejpilanqavnomai , kratevw , metevcw , tuvgcanw en frontivzw. 2c. Afhankelijk van bijvoeglijke naamwoorden : aijvtio~ , ajvxio~ en iJerov~. 3 Genitivus van vergelijking (=genitivius comparationis) : deilovtero~ ejmou` : laffer dan ik. Dativus : 1 Meewerkend voorwerp = “betrokken persoon” 2a. Afhankelijk van voorzetsels : ejn, parav en prov~. 2b. Afhankelijk van werkwoorden : ajpokrivnomai , bohqevw , dialevgomai , dokevw , hJgevomai , parakeleuvomai , pisteuvw , suvneimi en caivrw. 2c. Afhankelijk van bijvoeglijke naamwoorden : eujvnou~ , ejcqrov~ en oJmoi`o~. 2d Afhankelijk van persoonlijke voornaamwoorden: oJ aujto`~ (dezelfde als …). 3 Het middel waarmee je iets doet (zonder voorzetsel) 4 De oorzaak waardoor iets gebeurt (zonder voorzetsel) 5 Dativus possessivus : altijd in combinatie met een vorm van het werkwoord eijmiv. Accusativus : 1 Lijdend voorwerp 2a. Afhankelijk van voorzetsels : ajmfiv , diav , eij~ , ejpiv , metav , parav en prov~ , 2b. Afhankelijk van werkwoorden : aijdevomai , aijtevw (2 acc.) , ajfiknevomai eij~ , keleuvw , lanqavnw , mevnw , nomivzw (2 acc.) en feuvgw. 2c. Afhankelijk van bijvoeglijke naamwoorden : 3 Tijdsduur (zonder voorzetsel) Vocativus : 1 Aanspreekvorm (De vocativus komt als aparte vorm alleen voor bij de woorden op –o~ en –h~ in het enkelvoud : wj` dou`le , wj` devspota ; in alle andere gevallen is de vocativus gelijk aan de nominativus, al dan niet voorafgegaan door het woordje wj)` . • • • •
ejpiv + gen. = op ; ejpiv + acc. = op … af, naar. metav + gen. = (samen) met ; metav + acc. = na. parav + dat. = bij ; parav + acc. = naar (personen) prov~ + dat. = bij ; prov~ + acc. = naar(toe), tot.
Persoonlijk voornaamwoord : Ik Jij N ejgwv suv G ejmou` / mou souv / sou D ejmoiv / moi soiv / soi A ejmev / me sev / se Wij Jullie N hJmei`~ uJmei`~ G hJmw`n uJmw`n D hJmi`n uJmi`n A hJma`~ uJma`~ •
Hij aujtou` aujtw`/ aujtovn Zij (m.) aujtw`n aujtoi`~ aujtouv~
Zij aujth`~ aujth`/ aujthvn Zij (v.) aujtw`n aujtai`~ aujtav~
Het aujtou` aujtw`/ aujtov Zij (o.) aujtw`n aujtoi`~ aujtav
Het persoonlijk voornaamwoord voor hij, zij, het, zij (m.v.) komt nooit voor in de nominativus (Zie ook het aanwijzend voornaamwoord aujtov~).
Bezittelijk voornaamwoord :
N N • •
Mijn
Jouw
Zijn
Haar
ejmov~ / ejmhv / ejmovn Ons, onze …
sov~ / shv / sovn Jullie …
Hun (m.) Hun (v.) -
Zijn, ervan Hun (o.) -
ejmov~ en sov~ gedragen zich precies als bijvoeglijke naamwoorden en worden vervoegd als deinov~. Een bezittelijk voornaamwoord van de derde persoon ontbreekt.
Aanwijzend voornaamwoord : aujtov~ = zelf.
N G D A N G D A
•
• •
m. aujto`~ aujtou` aujtw`/ aujtovn
v. aujthv aujth`~ aujth`/ aujthvn
o. aujtov aujtou` aujtw`/ aujtov
aujtoiv aujtw`n aujtoi`~ aujtouv~
aujtaiv aujtw`n aujtai`~ aujtav~
aujtav aujtw`n aujtoi`~ aujtav
De vormen van aujtov~ (in gen., dat. en acc.) betekenen “zelf”, wanneer ze in geslacht, getal en naamval bij een zelfstandig naamwoord, eigennaam of voornaamwoord horen; in de nominativus betekent aujto`~ altijd zelf (Zie ook het persoonlijk voornaamwoord). De vormen van aujtov~ met een lidwoord ervoor betekenen: dezelfde, hetzelfde. “Dezelfde als” = oJ aujto;~ kaiv + nom. òf oJ aujto;~ + dat.
Vragend voornaamwoord : tiv~ ; / tiv ; = wie?/wat? (zelfstandig) / welk(e)? (bijvoeglijk) :
N G D A N G D A
• •
m./v. tiv~ tivno~ tivni tivna
o. tiv tivno~ tivni tiv
tivne~ tivnwn tivsi(n) tivna~
tivna tivnwn tivsi(n) tivna
Let op: altijd met accent en vraagteken. De vervoeging is hetzelfde als die van het onbepaald voornaamwoord ti~ / ti.
Onbepaald voornaamwoord : ti~ / ti : iemand / iets (zelfstandig) / een of andere, enkele(n), sommige(n), enige(e) (bijvoeglijk) :
N G D A N G D A
• •
m./v. ti~ tino~ tini tina
o. ti tino~ tini ti
tine~ tinwn tisi(n) tina~
tina tinwn tisi(n) tina
Let op : nooit een accent op de (eerste) i. De vervoeging is hetzelfde als die van het vragend voornaamwoord tiv~ / tiv.