Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
[Uitzending 990: Hosea 7:1 t/m 16]
Hosea 7 is geen gemakkelijk hoofdstuk om te lezen. Enerzijds komt dat als gevolg van de grote gevarieerdheid aan voorbeelden die de profeet gebruikt. Daarmee wil Hosea laten zien hoe het met het Tienstammenrijk Israël is gesteld. In vers 4 vinden we het voorbeeld van een bakkersoven, in vers 8 wordt van Israël gezegd dat zij een halfgare cake is. In vers 11 lezen we dat Israël een onnozele duif is; en in vers 16 wordt Israël voorgesteld als een kromme boog die altijd zijn doel mist. Anderzijds is Hosea 7 een moeilijk hoofdstuk vanwege de boodschap, die we er lezen. Vlijmscherp wordt Israëls zonde aangewezen en haar onbekeerlijkheid blootgelegd. Het lijkt steeds meer onafwendbaar te worden, dat de HERE het Tienstammenrijk verlaat en overgeeft in de handen van zijn vijanden. En eerlijk is eerlijk, wij horen liever een andere boodschap. Maar, zo als we al eerder zagen, klinkt in het aan de kaak stellen van Israëls zonde en dwaasheid, toch de taal van de liefde. De HERE wil Zijn volk niet kwijt. Zeker, het volk zal moeten boeten voor de ontucht en de afgoderij die zij hebben bedreven en de aangekondigde ballingschap is niet meer af te wenden. Toch klinkt door alle voorbeelden heen de liefde van de HERE, die worstelt om het behoud van het volk van Zijn verbond.
Hosea 7 vers 1 en 2: Ik wilde Israël vergeven, maar haar zonden bleken reusachtig groot te zijn. In Samaria lijkt iedereen wel een leugenaar, dief of bandiet te zijn! Haar inwoners schijnen er nooit aan te denken dat Ik hun zonden in gedachten houd. Zij zijn omringd door hun misdaden, Ik zie ze voortdurend. De toestand waarin het Tienstammenrijk Israël verkeert is niet best. In de eerste twee verzen, die de inleiding vormen op Hosea 7, lezen we de resultaten van het onderzoek van de HERE en die zijn om te schrikken. De HERE stelde alles in het werk om Israël te vergeven, maar hoe meer de HERE dat doet, des te meer komt het hardnekkige karakter en de boze aard van Israël aan het licht. Wat de HERE ook doet, welke middelen Hij ook inzet om Israël haar zonden en overtredingen te vergeven, het wordt alleen maar erger in plaats van beter.
1 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
Nee, dat komt niet omdat de HERE er te weinig aan heeft gedaan. In Hosea 6 hebben we dat gelezen. We lazen in Hosea 6 vers 5: Ik stuurde Mijn profeten om u te waarschuwen voor uw ondergang. Denkt u bijvoorbeeld eens aan het optreden van de grote profeten Elia en Elisa onder Israël. Maar het hielp niet. Het was een teken aan de wand geweest, dat Elia naar een buitenlandse weduwe werd gestuurd en haar hielp in haar nood terwijl er zoveel arme weduwen in Israël waren en dat alleen Naäman de Syriër werd genezen van zijn melaatsheid, terwijl er in de dagen van Elisa vele melaatsen in Israël waren. Ik heb u harde klappen toegebracht met Mijn woorden en met de dood bedreigd. Maar het volk bleef hardnekkig en veranderde niet. We hebben het in voorgaande hoofdstukken gelezen. O ja, soms een enkeling, die kleine groep van 7000, die de knie voor Baäl niet hadden gebogen. En soms, even, een tijdelijke oppervlakkige bekering, 'door de nood gedreven'.
Maar verder? We horen het de HERE zeggen in Amos 4 vers 6: Ik stuurde honger in stad en dorp, maar het hielp niets, u wilde nog steeds niet naar Mij terugkeren (zie ook Amos 4:8 t/m 11). Bij Amos zijn deze woorden een refrein, het is een sombere herhaling van een volk dat niet naar de HERE wil luisteren. De HERE moet zeggen: Ik zie geen verandering en geen verbetering. Onverwacht werd u getroffen door mijn veroordeling, als door een plotseling doorbrekend licht. De HERE wil dat Zijn volk Hem liefheeft en Hem echt kent (Hos.6:6). De HERE beschikt over goede middelen, maar als het volk zich niet wil bekeren van ontucht en afgoderij waardoor de HERE afval kan herstellen en vernieuwing kan schenken, dan moet de HERE wel andere middelen inzetten. Ondanks de maatregelen van de HERE gaat het van kwaad tot erger. We lezen het in de tweede helft van vers 1, waar we tegelijk ontdekken, dat het niet gaat om dingen die Israël zijn overkomen, maar dat het om zondige daden gaat. Er staan in vers 1 drie dingen achter elkaar: iedereen lijkt wel een leugenaar, dief of bandiet te zijn! Een leugenaar, heeft is iets stiekems en gemeens, terwijl naar buiten toe het fatsoen wordt opgehouden. Een dief gedraagt zich niet langer fatsoenlijk, maar steelt vaak niet in het openbaar. Maar bandieten die schamen zich ner-
2 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
gens voor en overvallen op klaarlichte dag. Het feit dat zondaars en overtreders gewoon doorgaan, is ook een bewijs dat zij de HERE niet kennen en zich ook niet realiseren met wie zij te maken hebben of zeker zullen krijgen. Het is met de zonden van Israël net als bij een auto op een helling. Als de rem losschiet, begint hij langzaam te rijden, maar het gaat steeds sneller naar beneden, en tenslotte is er geen houden meer aan. Dan is de afloop dodelijk. En de HERE? Weet Israël dan helemaal niet meer, dat als de HERE hun zonden in gedachten houdt, Hij hen van voor Zijn aangezicht moet vernietigen. Die gedachte moet hen toch doen huiveren? In vers 2 lazen we wat er door de HERE over de inwoners van Samaria wordt gezegd: Haar inwoners schijnen er nooit aan te denken dat Ik hun zonden in gedachten houdt. Mogelijk denkt er nog een enkeling aan, maar het doet hun niets. Want in hun hart zeggen ze: de HERE ziet het toch niet, we kunnen rustig onze gang gaan.
In Psalm 10 vers 3 t/m 13 lezen we: Want mensen die U afwijzen pochen over alles wat zij willen en kunnen, zij wensen de hebzuchtige geluk, maar de HERE verachten zij. Deze mensen, hooghartig en trots als zij zijn, denken dat er geen God is die rekenschap vraagt. In hun leven is geen plaats voor Hem. Hun manier van leven en werken brengt hun nog steeds geluk, terwijl zij er niet aan denken Uw oordeel daarbij te betrekken. Dit valt helemaal buiten hun gezichtsveld. Ook over hun tegenstanders halen zij minachtend hun schouders op. Zij denken bij zichzelf: Wie doet me wat? Het gaat ons toch al jarenlang goed, van vader op zoon? Bij het minste of geringste vloeken zij, altijd bedriegen en misleiden zij en bedenken zij onrecht. Zij bevinden zich vaak op geheime verblijfplaatsen, op afgelegen plekken vermoorden zij onschuldige mensen en zij loeren op weerloze mensen. Zij wachten hen stiekem op als een leeuw die zijn prooi bespringt. Zij leggen hinderlagen om arme mensen te vangen en trekken het net om hen aan. De ongelukkige wordt overweldigd door hun kracht en bezwijkt onder hun mishandelingen. God ziet het toch niet, denken zij bij zichzelf. En als Hij het al ziet, vergeet Hij het wel weer. Hij kan toch niet alles onthouden? HERE,
3 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
grijp toch in! O God, hef Uw hand toch tegen hen op! Denk alstublieft aan de armen! Hoe komt het dat goddelozen U verachten? Zij denken dat U hen nooit ter verantwoording zult roepen. De woorden uit Psalm 10 zijn ook vandaag bijzonder actueel. Het is niet alleen de denktrant van velen in Samaria, maar ook van veel mensen in onze tijd. Zij houden er geen rekening mee, dat er een God is die leeft en ieder mens ter verantwoording zal roepen, van wat hij of zij heeft gedaan, zowel goed als kwaad.
En, luisteraar, daar zullen u, jij en ik, ook niet aan ontkomen, geen mens! Tenzij u en jij de Borg en Middelaar van het nieuwe verbond kent en dat is de Here Jezus Christus. Hij heeft eens en voor altijd de zonden verzoent van een ieder die in Hem gelooft en daarvan heeft Hij gezegd: Het is volbracht! Hij is met Zijn eigen bloed het hemelse heiligdom binnengegaan en sprenkelde het op de plaats waar de zonden worden vergeven en daarmee heeft Hij ons voor eeuwig van de zonde bevrijd (Hebr.9:11-15). Een mens die Zijn verzoening heeft mogen ontvangen heeft geen grote woorden meer over zichzelf of een ander, maar zal zich in aanbidding buigen voor de HERE der HEREN en de Koning der Koningen. Is uw zonde al uw grootste gebrek geworden? Ook voor ons gelden de woorden uit Hosea 7 vers 2, waar de HERE zegt: Zij zijn omringd door hun misdaden, Ik zie ze voortdurend.
Mogelijk dat iemand zegt of denkt: Ik weet niet of deze woorden ook voor mij gelden? Ik wil u met de woorden van Paulus niet irriteren, maar wel het antwoord op de vraag geven. In Romeinen 3 vers 23 t/m 26 schrijft de apostel: Alle mensen hebben gezondigd en missen daardoor Gods nabijheid. Maar God is zo goed en vergevend hen weer aan te nemen – zonder dat het hun iets kost en zonder dat zij het hebben verdiend – omdat Jezus Christus hen uit de greep van de zonde heeft bevrijd. God heeft Christus Jezus gegeven als verzoeningsoffer. Door Zijn bloed zal de mens, wanneer hij gelooft, Gods rechtvaardigheid ontdekken. God gaat namelijk voorbij aan de zonden die eerder gepleegd waren, om uiteindelijk, in deze tijd, te laten zien hoe recht-
4 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
vaardig Hij is. Dat doet Hij door iedereen die in Jezus gelooft, vrij te spreken.
Hosea 7 vers 3 en 4: De koning geniet van hun slechtheid en de vorsten stemmen in met hun leugens. Het zijn allemaal echtbrekers. Zoals een bakkersoven voortdurend heet is, vanaf het kneden van het deeg totdat het deeg gerezen is, zo branden zij ook voortdurend van verlangen naar wellust. In de verzen 3 t/m 7 zien we hoe de slechtheid blijkt in de binnenlandse politieke ontwikkelingen in het Tienstammenrijk Israël. In vers 4 komen we het beeld van de bakkersoven tegen. De bakker heeft tegen de avond de oven opgestookt en vervolgens het deeg klaargemaakt en gegist, zonder nog weer naar die oven om te zien. En ook als het deeg klaar is, gekneed en gegist, legt hij het niet onmiddellijk in de oven. Eerst moet het nog rijzen. De bakker gaat rustig een paar uur slapen. Terwijl hij slaapt, brandt de oven door. Hij hoeft er bij het wakker worden maar even in te porren en de vlammen komen weer op. Zo gaat het ook in Israël. Ergens in de hogere kringen ontstaat het vuur van opstand en revolutie tegen het gezag. Er zijn mensen, die vinden dat het niet goed gaat met land en volk. Ze steken de hoofden bij elkaar en stellen samen vast, dat de schuld van alle narigheid bij de regerende koning ligt. Die moet dan ook uit de weg worden geruimd. Alleen, moeten ze wachten op het geschikte moment. Voorlopig lijkt er niets aan de hand, alles gaat zijn gewone gang. Maar het vuur is aangestoken.
Hosea 7 vers 5: Op de verjaardag van de koning bedrinken de vorsten zich tot zij er doodziek van zijn. En de koning drinkt mee met hen die hem belachelijk maken. Het geschikte moment blijkt de verjaardag van de koning te zijn. Het is feest in de stad en het paleis. De hooggeplaatste samenzweerders vieren feest met de koning. Ze zorgen ervoor dat de alcohol rijkelijk stroomt en de koning niets in de gaten heeft. Zo voor het oog is er een algehele verbroedering, ze slaan de handen in elkaar. Hosea 7 vers 6 en 7: Hun harten gloeien als een oven van hun listen. Hun complot smeult ’s nachts als een oven, maar laait ’s ochtends hoog op.
5 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
Zij vermoorden hun koningen, de één na de ander, en niemand van hen roept Mij te hulp. Plotseling slaan de vlammen eruit. De feestvierende vrienden halen hun wapens te voorschijn en de koning wordt gedood. En de moordenaar beklimt zijn troon. 'Leve de koning!' Nu zal alles anders worden en beter gaan. Het voorbeeld zal slaan op de revoluties en bloedbaden waardoor Sallum en Menachem, en mogelijk ook Pekach, aan de macht zijn gekomen. Daarnaast is het ook een telkens terugkerend beeld in de geschiedenis van het Tienstammenrijk. Alle koningshuizen, die over het Tienstammenrijk hebben geregeerd, zijn op deze manier ten val gekomen.
Ook onze tijd is niet vrij van revoluties en bloedbaden. Hebben deze woorden ook voor nog iets te zeggen? Mogelijk kent u ook situaties waarin vrienden je grootste vijanden blijken te zijn. Ook de Here Jezus moest het ondervinden: één van Zijn eigen leerlingen heeft Hem verraden (Judas). De verzen 6 en 7 zetten ons stil bij twee dingen. Het eerste is het verraderlijke van de zonde. Het begint ondergronds, het vuur is aangestoken - niemand die het merkt - totdat de vlammen er uitslaan en de alcohol meehelpt de oplettendheid te bedwelmen of in slaap te brengen. Een tweede punt is de vraag waar wij onze steun zoeken. Israël verwacht het van revolutionair geweld, van een nieuwe koning, want dan zal alles anders worden. Maar de HERE klaagt: niemand van hen roept Mij te hulp. Wie vraagt er vandaag nog naar de HERE? Wie roept hem te hulp? Iedere zondag wordt het in de kerk en de gemeente van Jezus Christus beleden: Onze hulp is van de HERE die de hemel en de aarde gemaakt heeft en nooit laat varen het werk dat Zijn hand begon.
Hosea 7 vers 8 t/m 10: Israël vermengt zich met de heidenen en neemt hun zondige levenswijze over. Zo wordt zij zo waardeloos als een halfgare cake! Het vereren van vreemde goden heeft Israël van haar kracht beroofd, maar zij is zich dat niet bewust. Israëls haar wordt grijs, maar zij ziet niet in hoe oud en zwak zij wordt. Israël wordt openlijk aangeklaagd door haar eigenhoogmoed en toch keert zij niet terug naar de HERE, haar God, en probeert
6 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
zelfs niet Hem te vinden. Israël zoekt geen hulp bij de HERE lezen we in de verzen 8 t/m 10. We lezen over het voorbeeld van de ‘halfgare cake’. In een andere vertaling lezen we ‘een koek die niet is gekeerd’, dat wil zeggen: een koek, die van onderen verbrand is en van boven niet gaar, omdat de koek niet is omgekeerd. Zo is het ook met Israël: het merkt er niets van, dat zij met heel haar politiek naar de afgrond gaat. Ze heeft de gevaren van haar politiek keuzes niet tijdig onderkent en nu is ze te vergelijken met ‘een koek die niet is gekeerd’ of een ‘halfgare cake’. Het wil zeggen dat Israël zich niet heeft omgekeerd, niet bekeerd tot de HERE. Hoogmoedig en eigengereid gaat Israël verder op de ingeslagen verkeerde weg, er is niemand die God zoekt. De dwaasheid van Israël komt ook tot uiting in de buitenlandse betrekkingen.
Hosea 7 vers 11 t/m 15: Zij gedraagt zich als een onnozele duif, zonder verstand, want zij roept Egypte te hulp of trekt naar Assyrië. Maar terwijl zij vliegt, werp ik mijn vangnet over haar en haal haar neer als een vogel uit de lucht. Ik zal haar straffen voor haar slechte gedrag. Mijn volk gaat ten onder, want het is van Mij weggevlogen! Laten de mensen maar omkomen, want zij hebben tegen Mij gezondigd. Ik wilde hen wel verlossen, maar zij vertelden leugens over Mij. Zij brengen slapeloze nachten door vanwege hun zorgen, maar willen niet Mijn hulp inroepen. In plaats daarvan aanbidden zij heidense afgoden en vragen die om graan en jonge wijn, maar van Mij keren zij zich af. Ofschoon Ik het was die hen heb geoefend en sterk gemaakt, komen zij tegen Mij in opstand. In de verzen 11 t/m 15 wordt meegedeeld, dat de HERE Israël aanduidt als een onnozele duif, zonder verstand en in vers 16 vinden we aanduiding ‘een kromme boog die altijd zijn doel mist’. Het beeld van een duif is ontleend aan de taal van de liefde. In het Bijbelboek Hooglied noemt de bruidegom zijn bruid 'mijn duifje’ (o.a. Hoogl.2:14). Zo noemt de HERE Israël Zijn bruid. Maar Israël is weggevlogen van de HERE haar Man, onnozel en zonder verstand. Nu vliegt ze doelloos heen en weer. Ze vliegt van Egypte naar Assur, beiden twee wereldmachten in de dagen van Hosea. Israël zoekt bij beide steun tegen de ander, maar ze heeft niet door dat het gevaar juist van de kant
7 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
komt waar ze steun zoeken. Het enige, dat steeds duidelijker wordt, is de onbetrouwbaarheid van Israël.
Een ‘kromme boog’, noemt de HERE het volk in vers 16. Je kunt er niet mee uit de voeten, met kromme boog schiet je altijd mis. Een kromme boog is niet meer te gebruiken en kan worden weggegooid. Het gaat niet goed met Israël en daar is ook alle reden toe. In vers 13 wordt gezegd dat Israël van de HERE is weggevlogen en dat zij tegen de HERE hebben gezondigd. Zij zijn van de HERE afgevallen en hebben trouwbreuk gepleegd. Israël noemt de naam van de HERE nog wel, maar ze vertellen leugens over Hem. Ze bedenken kwaad tegen de HERE. Ze zijn er op uit om de boosheid van de HERE te wekken, door heidense goden om hulp te vragen. De HERE herinnert in vers 13 aan de verlossing, die Hij telkens weer schonk uit de hand van de vijanden. Hij was hun tot Hulp en Sterkte geweest. En nu zoeken ze hulp bij Assyrië, dat nota bene al bezig is zich klaar te maken voor een aanval op Israël. Ze zoeken bescherming bij Egypte en vluchten erheen, terwijl Egypte hen achter hun rug bespot en uitlacht.
Hosea 7 vers 16: Zij kijken overal om zich heen, behalve naar omhoog, naar Mij. Zij zijn als een kromme boog die altijd zijn doel mist. Hun leiders zullen sneuvelen door het zwaard van de vijand vanwege hun onbeschaamde gedrag tegen Mij. En heel Egypte zal hen hierom uitlachen. Vers 16 geeft een samenvatting van wat we net lazen. Israël zoekt het overal, behalve bij de HERE. De woorden ‘zij kijken overal om zich heen, behalve naar omhoog’ zijn kenmerkend voor het afgedwaalde Israël.
In Jeremia 3 vers 6 en 7 lezen we dat de HERE aan Jeremia vraagt: Hebt u gezien hoe ontrouw Israël is? Als een prostituee die zich bij elke gelegenheid aan mannen geeft, aanbad Israël haar afgoden op elke heuvel en in de schaduw van elke boom. Ik dacht dat zij op een goede dag naar Mij zou terugkeren en weer van Mij zou zijn, maar zij kwam niet terug.
8 TTB – NL – TWR – CW
Versie 2 – Hosea 7:1 t/m 16 – nr.990
De boodschap van Hosea is onthullend en onthutsend. En toch, wat kan het een zegen zijn, wanneer de HERE ons door zo'n ontdekkende boodschap laat zien wie wij zijn in Zijn ogen, als onze ogen daarvoor geopend worden zijn we gezegende mensen. Want de HERE wil dat ook wij het van Hem verwachten. Nóg klinkt Gods roepstem in de verkondiging van het evangelie van Jezus Christus.
Luisteraar, als de HERE een mens roept moet hij of zij zelf antwoord geven, op Gods liefdeaanbod in Zijn Zoon Jezus Christus. Dan verwacht de HERE uw of jouw antwoord en niet van iemand anders.
In de volgende uitzending lezen we Hosea 8:1 t/m 9:3.
9 TTB – NL – TWR – CW