cleuren_merken
RUIMTELIJKE PLANNING EN ARCHITECTUUR
milieuscreening voorontwerp GemRUP Heers
dec 2009
zonevreemde bedrijven
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
INHOUDSTAFEL 1
SITUERING BEDRIJVEN .........................................................................................................................................................................................................................................................................................................2 1.1. SITUERING BEDRIJF 1: VENNOOTSCHAP AUTOVEILIGHEID ....................................................................................................................................................................................................................................2 1.2. SITUERING BEDRIJVEN 2 EN 3: AUTOBUSBEDRIJF EN TEXTIELFABRIEK ..............................................................................................................................................................................................................3
2
DOELSTELLING.......................................................................................................................................................................................................................................................................................................................4
3
PLANNINGSCONTEXT ............................................................................................................................................................................................................................................................................................................5 3.1. JURIDISCHE CONTEXT ...................................................................................................................................................................................................................................................................................................5 3.2. ANDERE SECTORALE PLANNEN ...................................................................................................................................................................................................................................................................................9 3.3. RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN .........................................................................................................................................................................................................................................................................12
4
MILIEUSCREENING ..............................................................................................................................................................................................................................................................................................................15 4.1. BESCHRIJVING VAN HET PLAN – ALTERNATIEVEN .................................................................................................................................................................................................................................................15 4.2. AANZIENLIJKE GRENS – OF GEWESTGRENSOVERSCHRIJDENDE MILIEUEFFECTEN .......................................................................................................................................................................................17 4.3. MILIEUAFWEGINGEN ....................................................................................................................................................................................................................................................................................................17
5
BESCHRIJVING EN ANALYSE BESTAANDE TOESTAND ..................................................................................................................................................................................................................................................31 5.1 HISTORIEK BEDRIJVEN ................................................................................................................................................................................................................................................................................................31 5.2 ANALYSE BESTAANDE TOESTAND BEDRIJVEN .......................................................................................................................................................................................................................................................32
6
GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VOOR DE BEDRIJVEN ...............................................................................................................................................................................................................................33 6.1. GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN NV AUTOVEILIGHEID .................................................................................................................................................................................................................33 6.2. GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING AUTOBUSBEDRIJF .............................................................................................................................................................................................................................34 6.3. GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING TEXTIELFABRIEK ................................................................................................................................................................................................................................34
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
1
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
1
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
SITUERING BEDRIJVEN
1.1. SITUERING BEDRIJF 1: VENNOOTSCHAP AUTOVEILIGHEID
Bedrijf 1 (NV Autoveiligheid) is gelegen langs de Steenweg (N3), ten zuidoosten van het centrum van Heers. Samen met de naastliggende handelszaak vormt het bedrijf een geïsoleerde cluster van bedrijvigheid temidden van een hoofdzakelijk agrarisch landschap. De Steenweg functioneert als een belangrijke verbindingsweg op regionaal niveau (secundaire weg I) en verbindt het bedrijf met Sint-Truiden en Luik.
Centrum Heers
Middelheersestraat
Dikke Weyestraat Opheersstraat Steenweg (N3)
bedrijf 1 –NV Autoveiligheid
Luik
Locatie zonevreemd bedrijf
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
2
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
1.2. SITUERING BEDRIJVEN 2 EN 3: AUTOBUSBEDRIJF EN TEXTIELFABRIEK
Bedrijven 2 (busbedrijf Carlens) en 3 (textielfabriek Middelheersestraat) sluiten aan op het noordelijk gesitueerde centrum van Heers. De twee bedrijven, die samen een cluster vormen, maken deel uit van de woonstraat waarbinnen ze gelegen zijn. Ze zijn beide gelegen op een boogscheut van de kruising Steenweg-Nieuwe SteenwegMiddelheersestraat. Hierdoor zijn ze goed bereikbaar en ontsloten, op zowel lokaal als regionaal niveau. Veulen St. - Truiden
Steenweg Nieuwe Steenweg
bedrijf 3 - textielfabriek Marionstraat
bedrijf 2 – busbedrijf
Heersestraat
Steenweg
Luik Opheers
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
Locatie zonevreemd bedrijf
3
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
2
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
DOELSTELLING1
Doelstelling van de opmaak van het ruimtelijk uitvoeringsplan “Zonevreemde bedrijven” is het concreet mogelijk maken van een herstructurering en beperkte uitbreiding van de bestaande lokale bedrijvigheid in Heers, met name voor: de autokeuring ‘N.V. Autoveiligheid’ gelegen langs de Steenweg (N3), het autobusbedrijf Carlens gelegen langs de Steenweg (N3) en, de leegstaande kledingfabriek gelegen langs de Middelheersestraat. Bij de opmaak van dit ruimtelijk uitvoeringsplan zullen de uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande, al dan niet gedeeltelijk zonevreemde bedrijven, geplaatst worden binnen de gestelde behoefte op korte, middellange en lange termijn, de draagkracht van de omgeving en de mogelijkheid tot integratie in het landschap. De opname van bovenstaande bedrijven in een ruimtelijk uitvoeringsplan kadert binnen de visie op de gewenste ruimtelijk - economische structuur van Heers zoals opgenomen in het grs Heers. Hier wordt er voorgesteld de bestaande, niet ontwikkelde maar beschikbare KMO-zone in het hoofddorp Heers op te heffen voor een verspreide inpassing van lokale bedrijfjes in de verschillende deelkernen2. De reden hiervoor is dat de gemeente Heers ervoor opteert die economische activiteiten te ondersteunen die een bijdrage leveren aan de (lokale) economische structuur van Heers. Dit wil de gemeente enerzijds doen door het inschakelen van waardevolle markante gebouwen (locaties) die verspreid liggen over de verschillende deelkernen; anderzijds door het inpassen en bufferen van bestaande (al dan niet zonevreemde) bedrijfslocaties. De selectie is hier beperkt tot drie locaties die bovendien gelegen zijn in het hoofddorp Heers. De drie bedrijven opgenomen in dit RUP moeten dan ook niet beschouwd worden als zonevreemde bedrijven of bedrijven die nà uitbreiding zonevreemd worden (waarvoor een RUP wordt opgesteld), doch eerder als locaties die een onderdeel uitmaken van de gewenste economische ontwikkeling van het hoofddorp Heers.
1 2
Bronnen: Ontwerp gemeentelijk structuurplan Heers, Bestaande structuur, p. 56 en Ontwerp gemeentelijk structuurplan Heers, Bindend gedeelte, p. 141. Bron: Ontwerp gemeentelijk structuurplan Heers, Richtinggevend gedeelte, p.131
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
4
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
3
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
PLANNINGSCONTEXT
3.1. JURIDISCHE CONTEXT
3.1.1. Gewestplan Het Gewestplan Sint-Truiden -Tongeren, goedgekeurd per KB d.d. 05.04.1977 (kaartbladen 33/7 Heers, 33/8 Borgloon en 41/3 Waremme) heeft betrekking op het grondgebied van de gemeente Heers. Bedrijf 1 (de autokeuring ‘N.V. Autoveiligheid’) is gelegen in een bestaande KMO-zone. Deze KMO- zone heeft echter enkel betrekking op het bestaande terrein van de autokeuring, en dit van de naastliggende handelszaak. Een mogelijke uitbreiding van de autokeuring westwaarts is dus, door de inplanting van deze handelszaak, niet mogelijk. Een uitbreiding naar de oostzijde resulteert in een inname van agrarisch gebied. Bedrijf 2 (autobusbedrijf) en bedrijf 3 (de kledingfabriek) zijn deels gelegen in landelijke woonzone en deels in agrarisch gebied en bijgevolg deels zonevreemd.
autobusbedrijf
autobusbedrijf en kledingfabriek kledingfabriek
autokeuring
autokeuring
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
5
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
3.1.2. Bestaande BPA ’s en/of ruimtelijke uitvoeringsplannen Geen van de bedrijven is gelegen binnen een bestaand goedgekeurd BPA of ruimtelijk uitvoeringsplan. 3.1.3. Herbevestigd agrarisch gebied Binnen het kader van het RSV dient het Vlaamse Gewest de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur af te bakenen in gewestplannen of gewenste ruimtelijke uitvoeringsplannen. In uitvoering hiervan keurde de Vlaamse Regering op 2 december 2005 de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor een aantal belangrijke landbouwgebieden in Haspengouw - Voeren goed. Voor de deelruimte Droog Haspengouw (gebied 5 in nota VR/2005/1811/DOC.1002 BIS), waartoe de gemeente Heers behoort, werd het herbevestigd agrarisch gebied goedgekeurd voor onder andere de landbouwgebieden tussen Heers en Sluizen, ten zuiden van Borgloon en Tongeren (deelkaarten C2 en C3 – relevante deelconcepten 18.3., 18.6., 22.4., 23.9. en 23.11.) Voor de agrarische gebieden die gelegen zijn binnen de afbakening van het herbevestigd agrarisch gebied moet de hoofdfunctie van de landbouw maximaal gegarandeerd blijven. Planningsinitiatieven van welk niveau dan ook mogen geen afbreuk doen aan de ruimtelijk - functionele samenhang van de agrarische macrostructuur. Ze zullen steeds getoetst worden aan de ruimtelijke beleidsdoelstellingen voor samenhangende landbouwgebieden. De beleidsdoelstellingen 3 voor de landbouwgebieden in Haspengouw kunnen samengevat worden als volgt: - het maximaal behoud van het agrarisch gebied voor grondgebonden landbouwactiviteiten; enkel zo is er een economisch,sociaal en ecologisch duurzame bedrijfsvoering van de beroepslandbouw mogelijk. - het weren in het agrarische gebied van nieuwe, niet-agrarische functies die het functioneren van de landbouw op termijn zouden kunnen belemmeren - het aanduiden van bouwvrije gebieden in functie van het behoud van het aaneengesloten karakter van cultuurgronden voor landbouw, rekening gehouden met de uitbreiding van bestaande exploitaties. Voor de deelruimte ‘Droog Haspengouw’ wordt de volgende gewenste ruimtelijke structuur vooropgesteld 4 (blz.17): 1. Het vrijwaren van ruimtelijk – functioneel samenhangende gebieden voor land- en tuinbouw op de leemplateaus van Droog Haspengouw: - Het akkerbouwgebied van Droog Haspengouw werd grotendeels door ruilverkavelingen geoptimaliseerd en vormt een groot aaneengesloten samenhangend landbouwgebied waarin grondgebonden landbouw als ruimtelijke drager van het open cultuurlandschap wordt erkend. - Het aaneengesloten en open karakter van de leemplateaus van Droog Haspengouw wordt behouden door het aanduiden van bouwvrije agrarische gebieden. Nieuwe agrarische bebouwing sluit maximaal aan bij de bestaande bebouwing. Gemeentelijke planningsinitiatieven voor agrarische bedrijvenzones waarin bijv.land- en tuinbouwloodsen kunnen gebundeld worden, zijn binnen dat kader mogelijk. - Binnen deze aaneengesloten landbouwgebieden wordt ruimte gelaten voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van een raamwerk van kleine 3 4
Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos - regio Haspengouw-Voeren, blz. 8 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos - regio Haspengouw-Voeren, blz. 17-20
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
6
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
landschapselementen, zodat een landschapsecologische basiskwaliteit gegarandeerd wordt en typische akkerflora en – fauna, kleine bosjes, microreliëfelementen, spoorwegtaluds en kalkrijke graslanden behouden blijven. Het vrijwaren van ruimtelijk – functioneel samenhangende gebieden voor land- en tuinbouw op de leemplateaus van Droog Haspengouw: Ruimte voor waterberging en natuurontwikkeling in de riviersystemen van Herk, Mombeek en Jeker. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt). Beekvalleien versterken als verwevingsgebieden voor landbouw, natuur, bos en waterberging. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt). Behoud en herstel van de ecologische verbindingsfunctie van beken in landbouwgebieden of verstedelijkte gebieden. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt). Samenhangende boscomplexen en patronen van verspreide bosfragmenten behouden en versterken als structuurbepalende natuur- en/of landschapselementen. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt). Vrijwaren en versterken van landschappelijk waardevolle gebieden met erfgoedelementen las landschappelijke eenheden. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt). Het Albertkanaal als structurerend hydrografisch landschapselement. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt). Behoud van landschapsbepalende lijnvormige erfgoedelementen. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt). Ruimtelijk begrensde stedelijke gebieden. (= niet van toepassing voor de bedrijven waarvoor dit RUP wordt opgemaakt)
textielfabriek en autobusbedrijf autokeuring
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
7
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
“In uitvoering van het ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd in juni 2004 een overlegproces met gemeenten, provincies en belangengroepen opgestart voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in de buitengebiedregio Haspengouw-Voeren. De Vlaamse Regering heeft op 22 juli 2005 akte genomen van dit eindvoorstel én van de uitgebrachte adviezen van onder andere de gemeenten, dit leidde tot de opmaak van een operationeel uitvoeringsprogramma. Op 2 december 2005 nam de Vlaamse Regering hierover een beslissing. - Een beslissing over de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 40.000 ha agrarisch gebied, conform de methodiek die de Vlaamse Regering hiervoor vastlegde op 3 juni 2005. Binnen deze gebieden zal de Vlaamse Regering in principe géén planningsinitiatieven meer nemen om agrarische gebieden om te zetten naar andere bestemmingen. In deze herbevestigde agrarische gebieden moet de hoofdfunctie landbouw maximaal gevrijwaard blijven. Gemeentelijke en provinciale planningsinitiatieven binnen deze gebieden kunnen geen betekenisvolle afbreuk doen aan de ruimtelijk-functionele samenhang van de agrarische macrostructuur. Het beleid dat de Vlaamse overheid binnen deze gebieden wenst te voeren is nader omschreven in de omzendbrief RO/2005/01 van 23december 2005. - Een beslissing over een eerste pakket van gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen die opgemaakt zullen worden. Met deze beslissing werd het globale overlegproces op niveau van de volledige regio Haspengouw-Voeren afgerond.” 5
In de omzendbrief RO/2005/01, betreffende de beleidsmatige herbevestiging van de gewestplannen in het kader van de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en agrarische structuur in uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, onder punt II. Relatie met gemeentelijke en provinciale planningstaken, wordt ingegaan op de beleidsmarge die kan gegeven worden in het geval van reeds goedgekeurde structuurplannen. “Gemeentelijk ruimtelijke uitvoeringsplannen in uitvoering van de gemeentelijke structuurplannen voor agrarische bedrijvenzones van lokaal belang, differentiatie van het agrarisch gebied in functie van de bebouwingsmogelijkheden, lokale natuur- en landschapselementen, wonen, werken, openbaar nut, toerisme en recreatie op lokaal niveau, lokale wegen, of in uitvoering van goedgekeurde planologische attesten.” “Bij de beoordeling en goedkeuring van gemeentelijke en provinciale (ontwerp)structuur- en uitvoeringsplannen zal in het kader van de goede ruimtelijke ordening, voldoende terughoudend beoordeeld worden ten aanzien van elke mogelijke planologische aanpassing van de (beleidsmatig) herbevestigde agrarische bestemmingen. De minister bevoegd voor ruimtelijke ordening zal ter zake richtlijnen aan zijn administratie geven.”
Samengevat. Bij deze beroepen wij ons dan ook op deze beleidsmarge gezien reeds in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan de intentie werd ingeschreven, m.n. in de Bindende Bepaling nr. 25: ‘RUP lokale en/of zonevreemde bedrijven’ om een oplossing te bieden voor deze drie locaties. .
5
Uit: schrijven van ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, afdeling Ruimtelijke Planning aan d gemeenten en provincies; 19.01.2006
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
8
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
3.2. ANDERE SECTORALE PLANNEN
3.2.1.
Overstromingsgevoelige gebieden
De locatie van de autokeuring is van nature overstroombaar door afspoelend exces hemelwater. Zowel de locatie van het autobusbedrijf als die van het kledingfabriekje zijn grotendeels van nature overstroombaar vanuit de nabij liggende waterloop “De Beek”.
autobusbedrijf
autokeuring kledingfabriek
Bron: Agiv
Bron: Agiv overstroombaar door afspoelend exces hemelwater
Legende
3.2.2.
overstroombaar vanuit waterloop
Watertoets
Enkel de kledingfabriek en het autobusbedrijf liggen in een gebied dat mogelijk gevoelig is voor overstroming.
autobusbedrijf
autokeuring
kledingfabriek
Bron: Agiv Legende
Bron: Agiv mogelijk overstromingsgevoelig
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
niet - overstromingsgevoelig
9
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
3.2.3.
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Biologische waarderingskaart.
3.2.3.1. Biologische waardering. Geen van de bedrijven ligt in of grenst direct aan biologisch waardevolle gebieden.
autobusbedrijf
autokeuring
kledingfabriek
Bron: Agiv complex van biologisch minder waardevolle en waardevolle elementen
Legende
3.2.4.
Bron: Agiv complex van biologisch minder waardevolle en zeer waardevolle elementen
Gebieden van het VEN en IVON
Geen van de bedrijven ligt in of grenst direct aan de gebieden van het VEN en IVON. autobusbedrijf
kledingfabriek
Bron: Agiv Legende
autokeuring
Bron: Agiv VEN - gebieden
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
10
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
3.2.5.
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Natura 2000
Geen van de bedrijven ligt in of grenst direct aan Habitat - of Vogelrichtlijngebied.
autobusbedrijf
autokeuring
kledingfabriek
Bron: Agiv Legende
3.2.6.
Bron: Agiv Vogelrichtlijngebied
Habitatrichtlijngebied
Beschermde monumenten en landschappen
Geen van de bedrijven is gelegen in of nabij een zone voor beschermde landschappen, stads – en dorpsgezichten.
autobusbedrijf
autokeuring
kledingfabriek
Legende
beschermde landschappen
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
beschermde stad s- en dorpsgezichten
11
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
3.3. RUIMTELIJKE STRUCTUURPLANNEN
3.3.1.
Structuurplan Vlaanderen6
Heers ligt als hoofddorp in het groot aaneengesloten gebied van het buitengebied. Het ruimtelijk beleid in het buitengebied zal zich steeds richten op “duurzame ruimtelijke ontwikkeling”. Dit betekent dat bij de ontwikkeling van de structurerende activiteiten en functies het bestaand fysisch systeem als uitgangspunt gerespecteerd wordt. Het betekent eveneens dat het beleid gericht is op het behoud, herstel en ontwikkeling van de structurerende elementen. Voor de ruimtelijk - economische structuur van het buitengebied voorziet het structuurplan Vlaanderen dat bestaande bedrijven (zone-eigen of zonevreemd), die niet gelegen zijn op bedrijventerreinen, ook deel uitmaken van de economische structuur, hetzij op Vlaams, provinciaal of gemeentelijk niveau. Het geeft tevens aan dat de ontwikkelingsperspectieven van deze bedrijven in grote mate bepaald zal worden door de aard en het karakter van het bedrijf zelf en nog meer door de ruimtelijke draagkracht7 van de omgeving. Enkele belangrijke principes die het structuurplan Vlaanderen vooropstelt bij de beoordeling van de ontwikkeling - en uitbreidingsmogelijkheden van bestaande bedrijven buiten de bedrijventerreinen zijn: 1) Maximale verweving van economische activiteiten met de activiteiten in haar omgeving, waarbij een goede relatie met de omliggende functies een uitgangspunt is. 2) Alle mogelijkheden en voorzieningen voor ontwikkeling op de bestaande locatie moeten worden aangewend. 3) De ruimtelijke implicatie bij herlocatie wordt afgewogen tegenover de implicaties bij ontwikkeling op de bestaande locatie. 4) Ruimtelijke draagkracht niet overschrijden. 5) Het nastreven van maximale beleidszekerheid en -continuïteit aangaande de ontwikkeling van de economische activiteit. De te verwachten ontwikkeling moet goed ingeschat worden. Het structuurplan vermeldt ook dat de gemeente deze gewenste economische ontwikkeling in goede banen kan leiden door de opmaak van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen waarin op de ganse gemeentelijke oppervlakte of een gedeelte ervan wordt aangegeven wat de ontwikkelingsmogelijkheden zijn en onder welke voorwaarden deze kunnen plaatsvinden (sectorale BPA s’).
Bron: Ontwerp gemeentelijk structuurplan Heers – Informatief gedeelte, Planningscontext, p. 9 Het RSV vermeldt dat voor het principe ruimtelijke draagkracht geen algemeen geldende objectieve en meetbare maatstaven voor heel Vlaanderen kunnen worden aangereikt. Ruimtelijke draagkracht is afhankelijk van de ruimtelijke structuur, van het ruimtelijk functioneren van een gebied en is eveneens afhankelijk van de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het gebied en de aard en het karakter van het bedrijf en haar activiteit. De gemeente zal de ruimtelijke draagkracht van de betrokken omgeving kwalitatief moeten bepalen omdat dit niet in een algemene norm is vast te leggen. Bron: Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – richtinggevend gedeelte, p. 453; Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap
6
7
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
12
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
3.3.2. -
-
-
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Ontwerp Structuurplan Limburg
Onderdeel van de hoofdruimte Haspengouw en Voeren, met landschappelijk waardevolle open gebieden. Ruimtelijk concept: structuurbepalende landbouwgebied met landschappelijke waarde. Heers behoort tot de deelruimte Droog Haspengouw met een te versterken open ruimte rol voor de provincie (complex gaaf landschap Droog Haspengouw). De voornaamste economische drager is de agrarische activiteit. Landbouw, natuur en laagdynamische toerisme en recreatie moeten worden ondersteund. Mogelijke beleidsthema’s richten zich op de leefbaarheid van de kleine kernen, streven naar open landbouwgebieden, hoevetoerisme ter ondersteuning van de leefbaarheid van de agrarisch activiteit en het ontwikkelen van landschappelijke kwaliteiten. Heers wordt geselecteerd als hoofddorp. Geen selectie van economisch knooppunt.
Natuurlijke structuur. Droge natuurverbinding NVB 41 (Heers, Tongeren, tussen Herkebeek/Kruisbeek en Mombeek (Widooi), meer bepaald beekvallei, kasteelpark, Heurne, mergelkuilen, Patrijzenkuil, Flikkenberg, bosjes, KLE). Ecologische infrastructuur van bovenlokaal niveau EIB 6 (Horpmaal, Middelheers, belangrijk Hamstergebied, akkervogels in groot aaneengesloten landbouwlandschap. Nederzettingenstructuur. Verspreide kernen in het buitengebied met Heers als hoofddorp, Mechelen-Bovelingen, Rukkelingen-Loon, Vechmaal, Horpmaal en Veulen als woonkernen. Woonbehoefte planperiode 1992-2007. Ruimtelijk-economische structuur. Geen selectie op provinciaal niveau, geen economisch knooppunt, geen structuurondersteunende gemeente. Er kan enkel voorzien worden in een lokaal bedrijventerrein van ongeveer 5 ha in functie van te herlokaliseren lokale zonevreemde bedrijven. De kleinhandel is kerngericht en verweven. Bestaande kleinhandelsconcentraties buiten de kernen komen niet in aanmerking voor verdere ontwikkeling. Selectie van grote aaneengesloten landbouwgebieden van provinciaal niveau. Structuurbepalend agrarisch gebied (verbrede landbouw, zachte vormen van recreatie en toerisme, zorg voor landschap en patrimonium). Toeristisch-recreatieve structuur. Haspengouw onderdeel van toeristisch-recreatief netwerk van hoeven en kastelen op provinciaal niveau. Verkeers- en vervoersstructuur. N3 secundaire weg type I. Gewenste lijn openbaar vervoer van niveau C: verbinding Sint-Truiden / Luik.. Landschappelijke structuur. Droog Haspengouw als aaneengesloten gordel van complexe gave landschappen (asymmetrische dalen, golvend leemplateau, kleine nederzettingen, open landschap, hoeven en kastelen); cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
13
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
-
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Bakens: kasteel van Heers en Heks. Regionaal landschapsontwikkelingsgebied van provinciaal niveau, het kastelenlandschap in Zuid-Limburg (als bakengroep).
3.3.3.
Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan
Visie voor de gewenste ruimtelijke economische structuur.8 De uitbreidingsmogelijkheden van de bestaande, al dan niet gedeeltelijk zonevreemde bedrijven langs de N3, moet geplaatst worden binnen de gestelde behoefte op korte, middellange en lange termijn, de draagkracht van de omgeving en de mogelijkheid tot integratie in het landschap. Ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande handel- en dienstenzones langs de N3.9 In het richtinggevend gedeelte van het structuurplan wordt de integratie van de bestaande handel - en dienstenzones langs de N3 vooropgesteld en worden de volgende ontwikkelingsperspectieven gegeven voor de drie bedrijven waarvoor dit ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgemaakt: a. voor de autokeuring gelegen langs de Steenweg (N3) Deze autokeuring ligt samen met een schoenenzaak in een bestaande KMO-zone. Gezien er momenteel echter geen (juridische) ruimte in overschot is om deze bedrijven beperkt uit te breiden of ruim in te kleden, zal in een ruimtelijk uitvoeringsplan ‘zonevreemde bedrijven’ de afbakening met een beperkte uitbreiding zuidwaarts en de integratievoorwaarden vastgelegd worden. De voorgestelde uitbreidingsmogelijkheden hebben enkel betrekking op de bestaande locaties gekoppeld aan het bestaande aantal bedrijven. Het is niet de bedoeling de zone uit te breiden voor nieuwe bedrijvigheden. Algemeen wordt gesteld dat de inpassing in de omgeving steeds prioritair staat, waarbij de uitwerking afgestemd wordt op het draagvlak en de toekomstvisie van het gebied. Een inplanting van nieuwe grootschalige handelszaken langs de N3 wordt vermeden. Nieuwe handelszaken worden bij voorkeur geconcentreerd in de handelsstrook langs de Nieuwe Steenweg in het centrum van Heers. b. voor het autobusbedrijf gelegen langs de Steenweg (N3) en de leegstaande kledingfabriek gelegen langs de Middelheersestraat Het inpassen van deze bedrijven gebeurt op een andere manier. Ze zijn als locatie te ruim genomen zonder enige vorm van kwalitatieve afbakening. Hier stelt zich een herziening van de begrenzing en andere voorstellen van bestemming. Het achterliggende gebied is een kleine agrarische zone omsloten door woonzone. Het voorstel hier is de binnenliggende zone (omsloten door de N3 met de twee bedrijven, de Middelheersestraat en de Marionstraat) te bestemmen als zone voor lokale bedrijvigheid in functie van deze twee bestaande (gedeeltelijk) zonevreemde bedrijven. Bindende bepalingen voor de ruimtelijk – economische structuur10 BB 25: Zowel de bestaande zone langs de N3 met de autokeuring als de bestaande zone met het autobusbedrijf en de leegstaande kledingfabriek werden in de bindende bepalingen geselecteerd als zones voor bestaande lokale bedrijvigheid waarvoor een ruimtelijk uitvoeringsplan ‘lokale en/of zonevreemde bedrijven” zal worden opgemaakt. Bron: Ontwerp gemeentelijk structuurplan Heers – Richtinggevend gedeelte, visie – concepten – gewenste ruimtelijke structuur, p. 112 Bron: Ontwerp gemeentelijk structuurplan Heers – Richtinggevend gedeelte, visie – concepten – gewenste ruimtelijke structuur, p. 134 10 Bron: Ontwerp gemeentelijk structuurplan Heers – Bindend gedeelte, selecties, RUP’s en strategische projecten, p. 140 en 141
8
9
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
14
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
4
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
MILIEUSCREENING
4.1. BESCHRIJVING VAN HET PLAN – ALTERNATIEVEN
4.1.1.
Beschrijving van het plan
Doelstellingen van dit RUP zijn: - het concreet mogelijk maken van de beperkte uitbreiding en de ruimtelijke inkleding van de autokeuring Heers gelegen langs de Steenweg (1); - een beperkte uitbreiding van het terrein voor het stallen van bussen voor het autobusbedrijf op een onverhard terrein; - het behoud van de locatie van het bedrijf van het textielfabriek; - de kwalitatieve afbakening en landschappelijke integratie van de drie bedrijven. Om dit mogelijk te maken is er voor de drie locaties een omzetting nodig van het aangrenzend agrarisch gebied naar zone voor lokale bedrijvigheid. 4.1.2.
Redelijke alternatieven
Het onderzoek naar redelijke alternatieven voor de in voorliggend plan opgenomen bedrijfslocaties moet kaderen binnen een duurzame ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Heers. Volgens het structuurplan van Heers vindt een duurzame ruimtelijke ontwikkeling zijn basis in de unieke open ruimte tussen de verschillende deelkernen, het overaanbod aan cultuurhistorisch patrimonium ingebed in het karakteristiek Haspengouws landschap en vooral, het rustig landelijk wonen in de typische besloten woonkernen. Op economisch vlak liggen de potenties van Heers voornamelijk in de agrarische structuur, die zich over heel de gemeente uitstrekt, en de toeristisch-recreatieve structuur die samenhangt met het landschap en de agrarische structuur en hiervoor een toegevoegde waarde kan bieden. De sterkte van Heers ligt niet in een uitgewerkt dienstencentrum dat de gemeentelijke grenzen overschrijdt. Zowel de bestaande beperkte bedrijvigheid, handel en diensten dienen enkel de plaatselijke bevolking. Deze activiteiten zijn bovendien vergroeid in de leefgemeenschap en overschrijden het ruimtelijk draagvlak niet. Binnen het kader van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling wil de gemeente Heers zich niet focussen op de verdere uitbouw van bestaande bedrijvigheid die niet gerelateerd is met de agrarische of toeristisch-recreatieve structuur en geen bijdrage levert aan de (lokale) economische structuur van Heers. De gemeente beoogt integendeel de herbestemming van de vele markante gebouwen die de gemeente rijk is tot bedrijfslocaties die aangewend zullen worden voor aan de agrarische en toeristischrecreatieve structuur gerelateerde activiteiten zoals hoevetoerisme en kleinschalige streekeigen ondernemingen. Doel is de ontwikkeling van een gedifferentieerd en verspreid aanbod aan lokale bedrijvenlocaties. Ter compensatie wenst de gemeente Heers de bestaande KMO-zone bij het hoofddorp Heers af te schaffen. Tegelijk verdwijnt met deze keuze een alternatief voor de herlokalisatie van bestaande (zonevreemde) bedrijven waarvan de bedrijvigheid niet is gerelateerd aan de agrarische of toeristisch-recreatieve structuur. Om toch tegemoet de te komen aan de behoeften van dit beperkt aantal bestaande lokale (zonevreemde) bedrijvigheid, kiest de gemeente Heers ervoor om een lokale en gebiedsgerichte oplossing te zoeken voor deze bedrijven. Deze oplossing wordt in het structuurplan van Heers11 voor de drie in voorliggend plan opgenomen bedrijven aangegeven:
11
Ruimtelijk structuurplan Heers, Richtinggevend deel, blz.112 en blz.134
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
15
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
-
-
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Voor de locaties van het busbedrijf en textielfabriek stelt het structuurplan een herziening van de begrenzing en andere voorstellen van bestemming voor. Tevens stelt zij voor deze locaties samen met de kleine agrarische zone omsloten door woonzone, de N3 met de twee bedrijven, de Middelheersestraat en de Manonstraat te bestemmen als zone voor lokale bedrijvigheid in functie van de bestaande (gedeeltelijk) zonevreemde bedrijven. Volgens het structuurplan Heers wordt de autokeuring best samen met de naastliggende schoenenzaak op de huidige locatie geïntegreerd op twee schaalniveaus: op perceelsniveau en op het niveau van de ruimere omgeving. Analyse en kwaliteitsbeoordeling moeten uitwijzen hoe de locatie beter kan ingekleed worden. Mogelijk moet voor buffering een extra zone voorzien worden. Uitbreidingsmogelijkheden moeten geplaatst worden binnen de gestelde behoefte op korte, middellange en lange termijn, de draagkracht van de omgeving en de mogelijkheid tot integratie in het landschap. Een eventuele herlocatie van de autokeuring naar de gewenste zone voor lokale bedrijvigheid ter hoogte van het busbedrijf en textielfabriek (alternatief) werd eveneens onderzocht binnen het kader van de opmaak van het structuurplan Heers maar bleek niet haalbaar gezien het te klein aandeel beschikbare ruimte en het verkeersgenererende effect van de autokeuring, wat niet aangewezen is nabij het bestaande al drukke kruispunt in het centrum.
De enige te onderzoeken alternatieve locatie voor deze buitengebiedgemeente tussen Sint-Truiden en Luik, is de zone voor lokale bedrijvigheid in de oksel van de Steenweg en de Heersestraat. Voor deze locatie werd echter al in het structuurplan het standpunt ingenomen deze niet te ontwikkelen, en dit omwille van een aantal redenen: - het sterk hellende terrein zou een ontwikkeling nagenoeg onrealiseerbaar maken (verhouding kostprijs / aanbod); - de afstand tot het kruispunt Steenweg/ Nieuwe Steenweg zou resulteren in een problematische verkeersafwikkeling; - de beperkte afstand tot Sint-Truiden waar zich een ruim aanbod aan bedrijventerreinen voordoet; - de keuze om de lokale kleine ondernemingen te integreren in het overaanbod aan ruime (markante) gebouwen waardoor enerzijds de lokale bedrijven in de deelgemeenten kunnen blijven en anderzijds de markante gebouwen een zinvolle herbestemming krijgen. Deze argumenten gecombineerd met het feit dat er amper een drietal zonevreemde bedrijven zijn (enkele de drie genoemde als onderwerp van het dossier) maakt de beslissing om voor deze drie bedrijven een ruimtelijk uitvoeringsplan op te stellen motiveerbaar. Conclusie: Er zijn geen andere, redelijke alternatieven als locatie voor de drie bestaande bedrijven die opgenomen worden in dit RUP ‘Zonevreemde bedrijven’.
Steenweg GWP KMO - zone Heersestraat
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
16
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
4.2. AANZIENLIJKE GRENS – OF GEWESTGRENSOVERSCHRIJDENDE MILIEUEFFECTEN
Gezien het om lokale bedrijvigheden gaat met geen aanzienlijk effect op het milieu , worden er door de drie locaties dan ook geen aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten verwacht. Conclusie: dit RUP brengt geen aanzienlijke grens- of gewestgrensoverschrijdende milieueffecten met zich mee. 4.3. MILIEUAFWEGINGEN
Gezien de geplande toestand (activiteit) voor bedrijf 2 en 3 dezelfde is als de bestaande toestand, en dit zowel op korte, middellange als lange termijn; en gezien de geplande toestand van bedrijf 1 (NV Autoveiligheid) enkele een uitbreiding inhoudt van ongeveer 4768 m², en dit met dezelfde functie-invulling, worden er geen aanzienlijke of significante milieueffecten gegenereerd. Ligging van de autokeuring in erosiegevoelig 4.3.1.
Effecten op de bodem
gebied.
De bodem binnen de eigendommen van de drie bedrijven is reeds grotendeels verhard: - De huidige verharding van de autokeuring bedraagt ongeveer (gebaseerd op kadasterkaarten) 3806 m², bij uitbreiding komt hier nog eens ongeveer 4350 m² bovenop. - De huidige verharding van het autobusbedrijf bedraagt ongeveer (gebaseerd op kadasterkaarten) 2390 m², bij uitbreiding van het bedrijf zal er, o.a. omwille van de ligging in mogelijk overstromingsgevoelig gebied, geen bijkomende verharding voorzien worden. - De huidige verharding van het kledingfabriek bedraagt ongeveer (gebaseerd op kadasterkaarten) 900 m², bij uitbreiding wordt er geen bijkomende verharding voorzien. Het identificeren, meten en voorspellen van milieueffecten op of via de bodem gebeurt voornamelijk via de bodemkenmerken en –hoedanigheden. Wijzigingen van de bodem (ruim opgevat) worden meestal negatief beoordeeld omdat ze een verlies of verslechtering van de structuur inhouden. Het aanleggen van bijv. gebouwen en verhardingen gaat gepaard met vergraving, waardoor structuur- en profielwijzigingen in de bodem optreden.
Ligging van het autobusbedrijf en de kledingfabriek in erosiegevoelig
Aangezien de drie bedrijventerreinen gelegen zijn in erosiegevoelig gebied is het aangewezen de gepaste maatregelen te nemen om de impact van de bijkomende verhardingen op de bodem in het aangrenzende agrarische gebied zoveel mogelijk te beperken. Het terrein van de autokeuring is gelegen in een gebied dat weinig kwetsbaar is voor ecotoopverlies. De terreinen van het autobusbedrijf en de textielfabriek liggen in een gebied dat weinig tot niet kwetsbaar is voor ecotoopverlies. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
17
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Uit informatie van de DOV (Databank Ondergrond Vlaanderen) blijkt dat geen van de drie bedrijventerreinen gelegen is in of nabij gebieden die gevoelig zijn voor grondverschuivingen. Op deze terreinen en in hun ruimere omgeving werden tot nu toe nog geen grondverschuivingen gekarteerd. Bij de OVAM zijn voor de drie bedrijven geen gevallen bekend van bodemverontreiniging. Tabel: ecosysteemkwetsbaaheidskaarten
Bedrijf
Kwetsbaarheid voor verzuring
Bedrijf 1 – NV Autoveiligheid
Niet gelegen in of grenzend aan een kwetsbare zone voor verzuring. Gelegen in een niet tot nauwelijks kwetsbare zone voor verzuring. Niet gelegen in, maar deels grenzend aan, een kwetsbare zone voor verzuring
Bedrijf 2 - terrein autobusbedrijf
Bedrijf 3 - terrein textielfabriek
Kwetsbaarheid voor verdroging Niet gelegen in of grenzend aan een kwetsbare zone voor verdroging. Gelegen in een niet tot nauwelijks kwetsbare zone voor verdroging. Niet gelegen in, maar deels grenzend aan, een kwetsbare zone voor verdroging.
Kwetsbaarheid voor eutrofiëring Niet gelegen in of grenzend aan een kwetsbare zone voor eutrofiëring. Niet gelegen in of grenzend aan een kwetsbare zone voor eutrofiëring. Niet gelegen in of grenzend aan een kwetsbare zone voor eutrofiëring.
Kwetsbaarheid voor ecotoopverlies Gelegen in een gebied dat weinig kwetsbaar is voor ecotoopverlies. Gelegen in een gebied dat weinig tot niet kwetsbaar is voor ecotoopverlies. Gelegen in een gebied dat weinig tot niet kwetsbaar is voor ecotoopverlies.
Conclusie: Enkel bedrijf 1 voorziet een uitbreiding met verharding en een gedeelte bijkomende bebouwing. Deze locatie is echter niet gelegen in, of grenzend aan, kwetsbare zones voor verzuring, verdroging of eutrofiëring, noch aan een gebied dat kwetsbaar is voor ecotoopverlies. Voor de andere twee bedrijven is de geplande toestand nagenoeg dezelfde als de bestaande toestand, bijgevolg zal het voorgenomen plan dan ook geen aanzienlijke effecten hebben op de bodem en het ecotoopverlies. In het advies van OVAM (d.d. 19.06.09) wordt aangegeven dat met volgend standaardopmerkingen moet rekening gehouden worden. - Indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Indien de calamiteit valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nagestreefd te worden (art. 74 ev van het Bodemdecreet). - Indien gronden worden overgedragen, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd (art. 101 ev van het Bodemdecreet). - Indien gronden dienen onteigend te worden, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd (art. 119 ev van het Bodemdecreet). - De nodige aandacht dient te worden geschonken aan de regels van het grondverzet. - De nodige aandacht dient te worden geschonken aan de voorgenomen bestemming (wijziging) op reeds vastgestelde bodemverontreiniging. Art. 38 van het Bodemdecreet: “indien een beschrijvend bodemonderzoek werd uitgevoerd op deze grond kan een mogelijk andere bestemming impact hebben op de ernst van de bodemverontreiniging / saneringsnoodzaak en urgentie”. Art. 64 van het Vlarebo: “indien het bestemmingstype van de grond in die zin wijzigt dat een lagere bodemsaneringsnorm van toepassing wordt, dient een nieuw oriënterend bodemonderzoek te worden uitgevoerd bij overdracht van de risicogrond”. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
18
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
4.3.2.
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Effecten op water.
Watertoets Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid (BS 14 november 2003) legt in hoofdstuk III, afdeling I, bepaalde verplichtingen op: ‘de watertoets’. Elke actie of initiatief waarvoor een vergunning nodig is, met name elk plan of programma moet aan de watertoets onderworpen worden. De bedoeling is om na te gaan of er enig schadelijk effect ontstaat door de genomen actie, en zo ja hoe dan de schadelijke effecten kunnen vermeden of beperkt worden. Indien de schade niet vermeden kan worden, moet er gezocht worden naar alternatieven of compenserende maatregelen. Een schadelijk effect wordt als volgt omschreven: “Ieder betekenisvol nadelig effect op het milieu dat voortvloeit uit een verandering van toestand van watersystemen of bestanddelen ervan die wordt teweeggebracht door een menselijke activiteit; die effecten omvatten mede effecten op de gezondheid van de mens en de veiligheid van de vergunde of vergund geachte woningen en bedrijfsgebouwen, gelegen buiten overstromingsgebieden, op het duurzaam gebruik van water door de mens, op de fauna, de flora, de bodem, de lucht, het water, het klimaat, het landschap en het onroerend erfgoed, alsmede de samenhang tussen een of meer van deze elementen”.
autobusbedrijf
NV Autoveiligheid
textielfabriek
Bron: Agiv
Bron: Agiv
Er bestaat geen overstromingsgevaar voor de locatie van NV Autoveiligheid. De terreinen van de textielfabriek en het autobusbedrijf daarentegen liggen deels in een gebied dat mogelijk overstromingsgevoelig is. Bijkomende verharding leidt tot een vermindering van de infiltratie. Er wordt maximaal een bijkomende verharde oppervlakte van 4350 m² verwacht voor NV Autoveiligheid en een bijkomende oppervlakte van 2390 m² voor het autobusbedrijf. Voor het textielfabriek komt er geen verhard oppervlakte bij. Om deze reden stellen wij voor de volgende maatregelen te voorzien in de algemene stedenbouwkundige voorschriften van het RUP: • verharde oppervlakten worden zo beperkt mogelijk gehouden en zullen bestaan uit waterdoorlatend materiaal, of, • verplichte plaatsing van een hemelwaterput, met herbruiksysteem, met een volume dat in verhouding staat tot het dakoppervlak of, • verplicht plaatsen van een infiltratietank, -buis of -put voor hemelwater met een buffervolume dat afhankelijk is van de aangesloten dakoppervlakte en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem.
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
19
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
•
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
bij aaneengesloten verharde oppervlakten vanaf minimaal 1000 m² moet een bufferbekken aangelegd worden met een inhoud van minstens 100 m³ per ha verharde oppervlak.
Grondwater Het risico van verontreiniging van grondwater hangt af van talrijke factoren, die samen de kwetsbaarheid van de ondergrond bepalen: de aard en de dikte van de deklagen, de dikte en de eigenschappen van de watervoerende lagen en de dikte van de onverzadigde zone (diepte van de grondwatertafel). De kwetsbaarheid van (de kwaliteit van) het grondwater is voor Vlaanderen weergegeven in kwetsbaarheidkaarten (AROL; kwetsbaarheid van het grondwater in Limburg, 1987), met een schaal van vijf eenheden gaande van uiterst tot weinig kwetsbaar. De tabel en kaarten hieronder geven een overzicht van de grondwaterkwetsbaarheid van de bedrijventerreinen opgenomen in dit ruimtelijk uitvoeringsplan. Bron: Agiv; De Vlaamse Hydrografische Atlas – Kwetsbaarheidzones van grondwater
Kenmerken grondwater Index Deklaag Kwetsbaarheidschaal Onverzadigde zone Watervoerende laag
Terrein autobusbedrijf Aa1 <5m en/of zandig Uiterst kwetsbaar =< 10m Krijt, kalksteen, zandsteen, mergel
Terrein textielfabriek Aa1 <5m en/of zandig Uiterst kwetsbaar =< 10m Krijt, kalksteen, zandsteen, mergel
Terrein NV Autoveiligheid Ab lemig kwetsbaar =< of > 10m Krijt, kalksteen, zandsteen, mergel
autobusbedrijf
NV Autoveiligheid
textielfabriek
Bron: Agiv Legende
Bron: Agiv kwetsbaar grondwater
Uiterst kwetsbaar grondwater
Aangezien al de bedrijven gelegen zijn in kwetsbaar tot uiterst kwetsbaar gebied dienen de gepaste maatregelen genomen te worden om verontreiniging van het grondwater te verhinderen. Dit kan gebeuren binnen het kader van de geldende regelgeving omtrent buffering en infiltratievoorzieningen. Geen van de bedrijven zijn echter gelegen binnen beschermingszones voor grondwaterwinning. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
20
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Watertoets De basisprincipes voor het toepassen van de watertoets, zoals aangegeven in het decreet Integraal Waterbeleid van 18 juli 2003 (BS 14 november 2003), zullen voor het ganse gebied worden toegepast. Onder verwijzing naar artikel 8 van het decreet van 18 juli 2003, gewijzigd bij decreet van 25 mei 2007, betreffende het integraal waterbeleid werd nagegaan of er door het zoneringsplan schadelijke effecten op het watersysteem optreden en er voorwaarden opgelegd dienen te worden om deze effecten te voorkomen, te beperken of indien dit niet mogelijk is, te herstellen of te compenseren. Gezien volgens artikel 8 betreffende het integraal waterbeleid moet nagegaan worden of er door het zoneringsplan schadelijke effecten op het watersysteem optreden en er voorwaarden / richtlijnen opgelegd dienen te worden om deze effecten te voorkomen, te beperken of indien dit niet mogelijk is, te herstellen of te compenseren. Bij de richtlijnen horen ook zeven watertoetskaarten: erosiegevoelige gebieden; grondwaterstromingsgevoelige gebieden; hellingenkaart; infiltratiegevoelige gebieden; overstromingsgevoelige gebieden; waterloopbeheerders; winterbedkaart. Nr. SITUATIE 1 Het verkavelen van een stuk grond, het oprichten van een gebouw, al dan niet met ondergrondse constructie, of het aanleggen van een verharding.
2 De opslag van, het storten van bodemvreemd materiaal of de wijziging van vegetatie. 3 4 5 6 7
Een reliëfwijziging. Het aanleggen van buffer- of infiltratievoorzieningen voor de opvang van oppervlakte- of hemelwater. Een lozing op een rioleringsstelsel, het oppervlaktewater of het grondwater. Een grondwaterwinning. Een wijziging van de bedding en de structuurkwaliteit van de waterloop.
BIJLAGE BEOORDELINGSSCHEMA I ° Gewijzigd overstromingsregime ° Gewijzigde overstromingshoeveelheid ° Gewijzigde infiltratie naar het grondwater ° Gewijzigd grondwaterpatroon II ° Opslag en storten van bodemvreemd materiaal ° Wijziging van vegetatie. III ° Reliëfwijziging. IV ° Buffering en infiltratie van oppervlakte- en hemelwater. V ° Wijziging van het aantal puntbronnen. VI ° Wijziging van de grondwaterwinning. VII ° Toename en bestendiging van knelpunten voor vismigratie in de waterloop. ° Migratiebelemmering voor fauna op de oever. ° Gewijzigd afvoergedrag van de waterloop.
Voor de projectzone (ongeveer 8ha 20a inbreiding) is van toepassing. 1. In het project worden gronden verkaveld, of constructies of verhardingen aangelegd. richtlijn gewijzigd overstromingsregime watertoets positief Niet gelegen in overstromingsgevoelig gebied richtlijn gewijzigde overstromingshoeveelheid watertoets positief De oppervlakte van de totale toename van de horizontale dakoppervlakte van de constructies en de verharding bedraagt minder dan 1 ha richtlijn gewijzigde infiltratie naar het grondwater watertoets positief De totale toename van gebouwen, verharding of ondergrondse constructies is minder dan 1 ha richtlijn gewijzigd grondwaterpatroon watertoets positief De ondergrondse constructies van minder dan 3 m in de diepte en 50 m in de lengte, zijn gelegen in typegebied 1 op de gevoeligheidskaart voor grondwaterstroming. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
21
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
4.
Het aanleggen van buffer- en infiltratievoorzieningen voor de opvang van oppervlakte- of hemelwater. richtlijn buffering / infiltratie oppervlakte- en hemelwater watertoets positief Het gebied waarin infiltratie- en buffervoorzieningen voor de opvang van oppervlakte- en hemelwater voorzien worden is deels gelegen in een gebied dat mogelijk overstromingsgevoelig is, m.n. de terreinen van de textielfabriek en het autobusbedrijf.
5.
Een lozing op een rioleringsstelsel, het oppervlaktewater of het grondwater. richtlijn wijziging van het aantal puntbronnen watertoets positief De lozing op het rioleringstelsel, oppervlaktewater of grondwater is niet een ingedeelde ingreep.
Storten of opslaan niet in overstromingsgebied én geen ingedeelde ingreep watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich niet in overstromingsgebied en is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Geen vegetatiewijziging niet in winterbedding waterloop én van braakland of akkers naar akkers of weiland watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich niet in de winterbedding van een waterloop en verhoogt de infiltratiecapaciteit van de onderliggende bodem, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich niet in de winterbedding van een waterloop en zorgt niet voor een significante aanvullende afvoer (gezien de geringe oppervlakte), zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat het schadelijk effect op het watersysteem beperkt is. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich niet in de winterbedding van een waterloop en zorgt niet voor een significante verminderde infiltratie (gezien de geringe oppervlakte), zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat het schadelijk effect op het watersysteem beperkt is. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Niet in overstromingsgevoelig gebied en niet erosiegevoelig gebied watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project bevindt zich noch in overstromingsgebied, noch in erosiegevoelig gebied. De reliëfwijziging veroorzaakt geen significante aanvullende afvoer en is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden het schadelijk effect op het watersysteem beperkt is. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
22
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Buffer of infiltratievoorziening niet in overstromingsgevoelig gebied en geen ingedeelde ingreep watertoets positief Waterparagraaf Het betreft geen project voor buffer- of infiltratievoorziening dat gelegen is in overstromingsgebied, en is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Lozing en geen ingedeelde ingreep watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project betreft geen project voor lozing op het rioleringsstelsel / oppervlaktewater / grondwater, is geen ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Geen grondwaterwinning geen ingedeelde ingreep watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project betreft noch een lozing grondwaterwinning, noch een ingedeelde ingreep, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Geen vismigratieknelpunt – migratie fauna watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project veroorzaakt geen vismigratieknelpunt / houdt geen vismigratieknelpunt in stand en beperkt de migratie van fauna op de oever niet, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Geen inbuizing of overwelving van een niet-geklasseerde waterloop watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project betreft geen inbuizing of overwelving van een niet-geklasseerde waterloop die voldoet aan de eisen tot beperking van het schadelijk effect, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. Geen gewijzigd afvoergedrag van een niet-geklasseerde waterloop watertoets positief Waterparagraaf Het voorliggende project heeft geen betrekking op een gewijzigd afvoergedrag van een niet-geklasseerde waterloop die de waterafvoer afkomstig van stroomopwaarts gelegen percelen op geen enkele manier verhindert, zodat in alle redelijkheid kan geoordeeld worden dat er geen schadelijk effect op het watersysteem optreedt. Er dienen dan ook geen voorwaarden of maatregelen te worden opgelegd. Het ontwerp is verenigbaar met de doelstellingen van artikel 5 van het decreet integraal waterbeleid. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
23
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Rioleringsplan – opvangcapaciteit. Het bestaande rioleringsstelsel langs de Steenweg (N3) is zodanig gedimensioneerd dat de bijkomende afwatering mee opgevangen kan worden. De Heersestraat beschikt nog niet over een gescheiden rioleringsstelsel zodat bijkomende afwatering op het eigen terrein dient gebufferd te worden. Conclusie: De drie bedrijventerreinen zijn gelegen in kwetsbaar tot uiterst kwetsbaar gebied. In de omgeving van deze terreinen komt echter geen beschermingszone voor grondwaterwinning voor. Volgens de watertoetskaarten zijn percelen van de plangebieden (textielfabriek en busbedrijf) voor een deel mogelijk overstromingsgevoelig, niet infiltratiegevoelig en matig tot zeer gevoelig voor grondwaterstroming. Mogelijk schadelijke effecten op het watersysteem zouden kunnen ontstaan als gevolg van veranderingen in afvoer van oppervlaktewater, structuurverandering van waterlopen,infiltratie van hemelwater, kwaliteitsverlies van oppervlaktewater en grondwater en de wijziging in grondwaterstroming. Hiervoor werden volgende milderende maatregelen voorgesteld: - verharde oppervlakten worden zo beperkt mogelijk gehouden en zullen bestaan uit waterdoorlatend materiaal, of, - verplichte plaatsing van een hemelwaterput, met herbruiksysteem, met een volume dat in verhouding staat tot het dakoppervlak of, - verplicht plaatsen van een infiltratietank, -buis of -put voor hemelwater met een buffervolume dat afhankelijk is van de aangesloten dakoppervlakte en de waterdoorlaatbaarheid van de bodem. - bij aaneengesloten verharde oppervlakten van min. 1000 m² zal een bufferbekken aangelegd worden met een inhoud van minstens 100 m³ per ha verharde oppervlak. Op advies van de Vlaamse Milieumaatschappij worden onderstaande elementen als milderende maatregel toegevoegd. - Voor wat betreft het aspect infiltratie kunnen de schadelijke effecten worden ondervangen indien de aanvraag minstens voldoet aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 1 oktober 2004 inzake hemelwaterputten e.a. (GSV). Prioriteit moet uitgaan naar hergebruik van hemelwater, en vervolgens naar infiltratie boven buffering met vertraagde afvoer. Deze prioriteit moet opgenomen worden in bovenstaande maatregelen. - Indien er een dakuitbreiding wordt voorzien, dient een hemelwaterput aangelegd te worden van minimaal 7500 liter. Daarnaast mag het hemelwater van de verharde oppervlakte niet opgenomen worden in de hemelwaterput door potentiële verontreiniging van het hemelwater voor hergebruik. Het is niet verplicht om vanaf 1000 m² te werken met een bufferbekken. Dit is een mogelijkheid, maar geen verplichting. De volledige verharde oppervlakte wordt bij voorkeur volledig gecompenseerd d.m.v. een infiltratievoorziening. Het vorogestelde buffervolume van 100 m² per ha verharde oppervlakte is onvoldoende om te voldoen aan de GSV. - Met betrekking tot de grondwaterkwaliteit is een potentiële verontreiniging van het grondwater met enkel het toepassen van de GSV niet onvoldoende ondervangen. Er moet minimaal voldaan worden aan de Vlarem-voorwaarden en daarnaast dient voor laadkades, grote parkeerplaatsen e.d. een KWS-afscheider voorzien te worden zodanig dat de first-flush gezuiverd kan worden alvorens het potentieel verontreinigd hemelwater wordt opgevangen in een infiltratie- of buffervoorziening. In de stedenbouwkundige voorschriften dient opgenomen te worden dat de ondergrondse constructies ingeperkt zullen worden om te voldoen aan de norm van maximale afmetingen van 3m diep en 50m lang. De voorgestelde uitbreidingen zullen dan ook, mits de doorwerking van genoemde milderende maatregelen in de stedenbouwkundige voorschriften, geen aanzienlijk effect meer genereren.
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
24
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
4.3.3.
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Effecten op fauna en flora, lucht en geluid.
Fauna en Flora Geen van de bedrijventerreinen ligt in of grenst direct aan Vogel- of Habitatrichtlijngebied, noch zijn ze gelegen binnen de gebieden van het VEN en IVON. Geen van de bedrijven ligt in of grenst direct aan biologisch waardevolle gebieden. Voorliggend RUP zal geen aanleiding geven tot het verlies van kleine landschapselementen. Integendeel, door de geplande betere landschappelijke inkleding van de drie bedrijventerreinen worden er zelfs kleine landschapselementen toegevoegd.
autobusbedrijf
NV Autoveiligheid
kledingfabriek
Legende
faunistisch belangrijk gebied
De autokeuring ligt daarentegen wel in faunistisch belangrijk gebied. Volgens de ecosysteemkwetsbaarheidskaarten van Agiv bevinden zich in de buurt van de autokeuring geschikte tot zeer geschikte habitat voor de boommarter, de bunzing, das, eekhoorn, hazelworm, ree en vuursalamander. De autokeuring wordt zelfs helemaal omringd door geschikt habitatgebied voor het hamster.
Potentiële Habitat boommarter cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
Potentiële Habitat bunzing
Potentiële Habitat hamster
25
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Potentiële Habitat das
Potentiële habitat hazelworm
Potentiële habitat ree
Potentiële habitat vuursalamander
Potentiële Habitat eekhoorn
De beperkte uitbreiding van de autokeuring zal als negatief effect hebben dat dit habitatgebied van het hamster deels zal worden aangetast. Een ander negatief effect zou kunnen voortvloeien uit het feit dat de in het gebied aanwezige fauna het buffergroen dat voorzien wordt rond de autokeuring, zal gebruiken als corridor of stapsteen om zich te verplaatsen wat dan ook onmiddellijk aanleiding zal geven tot verkeersslachtoffers. Conclusie: Als milderende maatregel wordt, conform het advies van Agentschap Natuur en Bos (d.d. 06.07.09), opgenomen in het RUP dat de buffer aan de zuidoost zijde het terrein van de autokeuring omheind zal worden met draad die het onmogelijk moet maken dat dieren zich vanaf deze buffer richting Steenweg zouden bewegen. Het aantal verkeersslachtoffer zal alzo tot een minimum beperkt worden. Het voorstel, eveneens aangehaald in het advies van Natuur en Bos, om een faunadoorgang te maken via een gestuurde boring, kan niet opgenomen worden in het RUP, gezien gelegen buiten de afbakening van het plangebeid. Het voorstel zal wel opgenomen worden in het toelichtend deel. Bijkomende milderend maatregelen, aangegeven door Agentschap Natuur en Bos, zijn: - plaatsing van een slibopvang en olie-afscheider voor opvang hemelwater van parkings en in- en uitritten; - aansluiten van effluentleidingen van olie-afscheiders op open of gesloten bufferbekken voor infiltratie of hergebruik, indien gebruik gemaakt wordt van open bufferbekkens, dient dit ook gekoppeld te worden aan de problematiek van de stapsteen; - milderende maatregelen om verkeersslachtoffers te vermijden door het plaatsen van een omheining rond de buffer ter hoogte van de gewestweg. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
26
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Geluidshinder Gegevens aangaande geluidshinder werden opgevraagd bij de VMM op 18-05-2009. Er werd gemeld dat zij niet op de hoogte waren van enige geluidshinder, ook op de gemeente werden er geen meldingen genoteerd. Lucht Luchtvervuiling wordt veroorzaakt door verschillende factoren: het verkeer is de bron van heel wat luchtverontreinigende stoffen in de lucht. Deze stoffen zorgen voor te hoge ozonconcentraties die nadelige effecten hebben op de gezondheid. Daarnaast spelen ook industrie, verwarming en het gebruik van solventhoudende producten een rol in de luchtvervuiling. Gegevens aangaande luchtverontreiniging werden opgevraagd bij de VMM op 18-05-2009. Er werd gemeld dat zij niet op de hoogte waren van enige luchtverontreiniging, ook op de gemeente werden er geen meldingen genoteerd. Conclusie: Het te verwachten effect van de lokale bedrijvigheid op fauna en flora is bijgevolg nihil. Aangezien de geplande uitbreiding van de NV Autoveiligheid en het autobusbedrijf beperkt is en de locatie niet gelegen is in Vogel- of Habitatrichtlijngebied evenals binnen de gebieden van het VEN en IVON, denken wij dat deze uitbreiding geen aanzienlijk effect zal hebben op de fauna en flora. Gezien de bedrijven in hun huidige toestand geen aanzienlijke hinder veroorzaken voor de omgeving en gezien de geplande activiteiten op zowel korte als lange termijn niet wezenlijk zullen verschillen van hetgeen er nu is, denken wij dat er geen aanzienlijke negatieve effecten zullen optreden op lucht en geluid.
4.3.5.
Effecten op landschap, bouwkundige erfgoed en archeologie
Geen van de bedrijven is gelegen in of nabij een zone voor beschermde landschappen, stads – en dorpsgezichten. Geen van de bedrijven is opgenomen in of grenst aan gebouwen die zijn opgenomen in de Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed. CAI: opgevraagd dd. 18-05-2009. Conclusie: Er zijn geen aanzienlijke effecten te verwachten op de intrinsieke waarde van de beschermde gebouwen en dorpsgezichten.
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
27
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
4.3.6.
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Effecten op de mens
Deze paragraaf handelt over de effecten op de mens die niet rechtstreeks het gevolg zijn van de werking van polluenten op de gezondheid. Het gaat over de effecten van de aanwezigheid en de werking van het geplande ruimtelijk uitvoeringsplan op het wonen, het werken, de recreatie en de communicatie in de omgeving. Dikwijls hebben dergelijke effecten een sociaal-economisch karakter. Beoordelingscriteria met betrekking tot de discipline mens kunnen echter nooit volledig uit kwantitatieve grootheden bestaan door de complexiteit en het holistisch karakter van het studieobject. Belevingskwaliteiten hangen immers nauw samen met een waardering en interpretatie van de situatie en deze kunnen sterk verschillen afhankelijk van de invalshoek van waaruit men een gebied bekijkt. Concreet handelt deze paragraaf over het inschatten van de effecten met betrekking tot beleving van de ruimte zoals mogelijke directe hinder van stof, geur, geluid, verkeer en visuele hinder. Visuele hinder: De drie bedrijven zullen geen bijkomende visuele hinder veroorzaken ten aanzien van de huidige toestand. Daarentegen zullen in dit RUP de gepaste maatregelen worden opgelegd om de bedrijven landschappelijk te integreren binnen hun context om de visuele hinder t.a.v. de omgeving zoveel mogelijk te beperken. Om een negatieve belevingswaarde van het aangrenzende open landbouwgebied te voorkomen, zal voor de locatie van de autokeuring voornamelijk aan de oostzijde, maar ook aan de zuidzijde behoorlijke gebufferd moeten worden. Aan de westzijde sluit het plangebied aan op bestaande grootschalige handelspanden. Geluidshinder: Aangezien geen van deze bedrijven in de huidige toestand aanzienlijke geluidshinder veroorzaakt ten aanzien van zijn omgeving en de geplande activiteiten niet verschillen met de huidige, verwachten we dat er met de realisatie van dit RUP in geen van de drie gevallen aanzienlijke geluidshinder ten aanzien van de omgeving zal optreden. Geurhinder: Aangezien geen van deze bedrijven in de huidige toestand aanzienlijke geurhinder veroorzaakt ten aanzien van de omgeving en de geplande activiteiten niet wezenlijk zullen verschillen met de huidige toestand, verwachten we dat er met de realisatie van dit RUP in geen van de drie gevallen aanzienlijke geurhinder ten aanzien van de omgeving zal optreden. Stofhinder: Aangezien geen van deze bedrijven in de huidige toestand aanzienlijke stofhinder veroorzaakt ten aanzien van de omgeving en de geplande activiteiten niet wezenlijk zullen verschillen met de huidige toestand, verwachten we dat er met de realisatie van dit RUP in geen van de drie gevallen aanzienlijke stofhinder ten aanzien van de omgeving zal optreden. Mobiliteit: Het mobiliteitsprofiel van de autokeuring is als volgt: Op basis van het jaar 2008 worden gemiddeld 330 voertuigen per dag in het keuringsstation gekeurd of herkeurd waarvan 310 personenauto’s en lichte vrachtauto’s tot 3,5 ton en 20 bedrijfsvoertuigen en aanhangwagens boven 3.5 ton. Voor het personeel moeten hierbij nog ongeveer 20 voertuigen per dag bijgeteld worden. In functie van de evolutie van de wetgeving en de verwachte evolutie van het voertuigenpark kan nog een lichte stijging van het te keuren voertuigenpakket worden verwacht. Momenteel veroorzaakt de autokeuring weinig tot geen verkeershinder op de Steenweg. De autokeuring wordt bediend door buslijn 26 ‘Sint -Truiden Station -Heers/Oreye’. De dichtstbijzijnde bushaltes bevinden zich op de respectievelijke wandelafstanden van 66m en 82m van de autokeuring. De frequentie van deze buslijn is beperkt tot een achttal bussen per dag (weekdag). cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
28
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Het mobiliteitsprofiel van het autobusbedrijf is als volgt: Het busbedrijf beschikt momenteel over 38 bussen. Deze bussen vertrekken ’s morgens (een 10-tal bussen blijven gestald in de hiertoe voorziene loodsen) en komen ’s avonds terug. In het weekend zijn er in totaal ongeveer 25 bussen gestald in de loodsen op het terrein. Een aantal van de bussen wordt ’s avonds geparkeerd bij de werknemers van het bedrijf. Aangezien er geen constant busverkeer is doorheen de dag, is de verkeershinder van het autobusbedrijf momenteel beperkt. Een verdere toename van het aantal bussen word niet onmiddellijk verwacht. Het autobusbedrijf is gelegen nabij het kruispunt Steenweg - Nieuwe Steenweg – Heersestraat. Dit kruispunt functioneert als hoofdhalte voor gewone lijnbussen en beschikt over een belbusbediening. Het kruispunt wordt bediend door buslijnen 26 (Sint -Truiden Station -Heers/Oreye), 37 (Heers-Waremme), 27 (Tongeren-Heers) en 38 (HasseltKortessem-Borgloon-Heers). De frequentie van buslijnen 26 en 38 is doorheen de week relatief goed. Buslijnen 37 en 27 hebben een lage frequentie. Het textielbedrijf staat momenteel leeg en heeft bijgevolg geen effect op de mobiliteit. Net als het autobusbedrijf is het textielbedrijf gelegen op wandelafstand van het kruispunt Steenweg - Nieuwe Steenweg – Heersestraat dat bediend wordt door de buslijnen 26 (Sint -Truiden Station -Heers/Oreye), 37 (Heers-Waremme), 27 (Tongeren-Heers) en 38 (Hasselt-Kortessem-Borgloon-Heers; Op de Heersestraat zelf ligt ook een bushalte voor buslijn 26. De frequentie van buslijnen 26 en 38 is doorheen de week relatief goed. Buslijnen 37 en 27 hebben een lage frequentie. Aangezien geen van de bedrijven momenteel voor aanzienlijke verkeershinder zorgt en er binnen dit RUP ervoor zal gezorgd worden dat door de aard van de toegelaten activiteiten het mobiliteitsprofiel naar de toekomst toe niet drastisch zal veranderen, verwachten we dat er met de realisatie van dit RUP in geen van de drie gevallen aanzienlijke verkeershinder ten aanzien van de omgeving zal optreden. Al de bedrijven zijn bovendien bereikbaar met het openbaar vervoer wat mogelijkheden schept voor een meer duurzaam bereikbaarheidsprofiel van elk bedrijf. Onteigeningen: Gezien de autokeuring het naastliggende perceel al in eigendom heeft, zal het RUP geen onteigeningen tot gevolg hebben. Conclusie: Milderende maatregelen m.b.t. zuinig ruimtegebruik: De bedrijventerreinen van de kledingfabriek en autobusbedrijf Carlens zullen bij de uitvoering van voorliggende RUP niet meer ruimte in beslag nemen dan dat ze doen in de actuele toestand. Een negatief effect ten opzichte van de huidige toestand zal bijgevolg niet optreden. De autokeuring daarentegen krijgt een beperkte uitbreiding met ongeveer 80are op het naastliggende perceel, nu nog landbouwgrond. Als milderende maatregel zal deze oppervlakte gecompenseerd worden ter hoogte van de zone voor KMO aangegeven op het gewestplan (zie ook alternatievenonderzoek). betreffende oppervlakte zal gelijktijdig omgezet worden naar agrarisch gebeid. Alzo wordt niet enkel de uitbreiding van de autokeuring (momenteel agrarisch gebied), maar ook de oppervlakte van de twee andere bestaande bedrijven overgeheveld naar de ruimtebalans van het agrarisch gebied. Een eventuele clustering van alle drie de bedrijven, m.n. een verplaatsing van de autokeuring aansluitend op de andere twee bedrijven is gezien de beperkte resterende ruimte niet wenselijk. Bovendien zou de verhoogde verkeersdruk op die plek, negatieve mensruimtelijke effecten genereren voor de omwonenden. . De uitvoering van dit RUP zal geen aanzienlijke negatieve mens- ruimtelijke effecten hebben voor de locatie van het busbedrijf en het textielfabriek. Om het negatieve effect van de belevingswaarde van het omliggende open landbouwgebied ter hoogte van de autokeuring te milderen worden buffers voorzien aan de oost- en zuidzijde (de westzijde sluit aan op bestaande grootschalige handelspanden). cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
29
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
4.3.7. Conclusie De wijzigingen die door het planningsinitiatief teweeg gebracht worden in de effecten op de bodem, het water, de fauna en flora, het landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en de mens, hebben betrekking op: - het in gebruik nemen van - ongeveer 8200 m² landbouwgrond, effectief in gebruik als akkerland (pachtgrond, onderdeel van een landbouwzetel); - 7087 m² gelegen in GWP agrarisch gebied, doch niet in gebruik als landbouwgebied (reeds in eigendom van de andere twee bedrijven). - het handhaven van de bestemming ‘lokale bedrijvigheid’ voor de bestaande bedrijven. Bij deze doen wij dan ook een onderzoek tot milieueffectrapportage (besluit 12 oktober 2007 betreffend de milieurapportage over plannen en programma’s) en komen tot de vaststelling dat er geen aanzienlijke milieueffecten gegenereerd worden en er dus ook geen Plan-MER dient opgesteld te worden.
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
30
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
5 5.1
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
BESCHRIJVING EN ANALYSE BESTAANDE TOESTAND HISTORIEK BEDRIJVEN
5.1.1. Autokeuring NV Autoveiligheid, Lammerdries 7 te Geel. - Bouwvergunning: dd 10.04.1990 (nr. gemeente 12/90 – nr. SB 7060.B.90/221(F1) voor het bouwen van een personeelsruimte en controlezaak. - Bouwvergunning: dd 24.08.1992 (nr. gemeente 9200044 – nr. SB 7060.B.90/22) verbouwing controlestation – afbraak zadeldak en plaatsen van nieuw dak. - Bouwvergunning: dd 08.03.1999 (nr. gemeente 9800109 – nr. SB 7060B90-0022B03/KG bouwen van een milieukeuring naast bestaand keuringstation. - Bouwvergunning: dd 15.05.2000 (nr. gemeente 0000030 – nr. SB 7060B90-0022B04/KG bouwen van een milieukeuring bij een bestaand keuringstation. Het keuringsstation is uitgebreid van 2 naar 5 keuringslijnen in 1991, waarvan er aanvankelijk 4 lijnen in gebruik waren. Vanaf 1996 is ook de vijfde lijn met keuringstoestellen uitgerust en in werking gesteld. Het personeelsbestand is geleidelijk opgelopen van 13 (1991) tot 24 personen (2009), maar daar er in een 36 uren week wordt gewerkt en het keuringsstation 50 uren geopend is, zijn niet altijd alle personeelsleden aanwezig. Na de invoering van de uitgebreide milieukeuring in 1999 is het gebouw uitgebreid met een milieucel aan de ingang van het gebouw. Maar daar deze milieucel op de twee lijnen voor de bedrijfsvoertuigen niet kon verwezenlijkt worden, daar deze bedrijfsvoertuigen op de inritparking de binnenbocht dienen te nemen, is er slechts een korte overdekte open ruimte gecreëerd waar voorlopig de milieukeuring wordt uitgevoerd. Als de aanpassing van de inrit langs de kant van Luik gerealiseerd kan worden, zal ook het gebouw van de milieucel bedrijfsvoertuigen volledig gerealiseerd worden. 5.1.2. Autobusbedrijf Het autobusbedrijf (Carlens Renson, Steenweg 204) heeft geen vergunningen voor de bestaande bedrijfsgebouwen. De woning en achterliggende loodsen dateren van 1971 en kunnen dus als vergund geacht beschouwd worden. Het betreft een familiebedrijf dat reeds in handen is van de derde generatie. Momenteel zijn vier van de vijf (klein)kinderen werkzaam in het bedrijf. Bij de opstart had het bedrijf een tiental werknemers in dienst; momenteel zijn er dit 30 tot 35. Het bedrijf is begonnen met 10 bussen en beschikt nu over een 38-tal bussen. Indien deze niet in gebruik zijn, staat het grootste deel overdekt gestald in de hiertoe voorziene loodsen op het bedrijventerrein: door de week zijn er dit doorgaans 10, in het weekend 25. De resterende bussen worden geparkeerd bij de betreffende werknemers omdat de huidige loodsen niet voldoende ruimte bieden. 5.1.3. Textielbedrijf Vranken Rossillion Marthe, Heersestraat 5 te 3870 Heers. - Weigering vergunning (ongunstig advies gemachtigde ambtenaar): dd 07.04.1972. - Beroep tegen de weigering: dd 14.04.1972. - Inwilliging beroep: dd 18.05.1972 - Bouwvergunning: dd 2907.1976 (nr. gemeente: 76/12 – nr.SB 7060/634) verbouwen van een bestaande confectiewerkplaats en woonruimte. cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
31
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
Het huidige bedrijfsgebouw met woning is gebouwd in 1973 in functie van een textielbedrijf dat vanuit Gelinden naar deze locatie is verhuisd. Op het moment van de verhuis telde het bedrijf 20 werknemers. Dit aantal groeide tussen 1978 en 1988 aan tot 49 werknemers. Na 1988, onder invloed van de gewijzigde economische toestand, bouwde het bedrijf langzaam af totdat de bedrijvigheid is stopgezet in maart 1993. Dit texielbedrijf werkte voornamelijk in onderaanneming van andere bedrijven. 5.2
ANALYSE BESTAANDE TOESTAND BEDRIJVEN
5.1.1. NV Autoveiligheid De autokeuring is gelegen langs de Steenweg (N3), ten zuidoosten van het centrum van Heers. Samen met de naastliggende handelszaak vormt het bedrijf een geïsoleerde cluster van bedrijvigheid temidden van een hoofdzakelijk open agrarisch landschap. De Steenweg functioneert als een belangrijke verbindingsweg op regionaal niveau (secundaire weg I) en verbindt de locatie met Sint-Truiden en Luik. Het bedrijfsgebouw is 1 à 1,5 bouwlaag hoog en staat vrij ingeplant op het terrein, dat voor het overige deel grotendeels bestaat uit verhardingen in functie van parking (vóór het gebouw) en circulatieruimte (langsheen en achter het gebouw). Het bedrijf is beperkt landschappelijk ingekleed door middel van een begroeide talud die de overgang vormt naar het oostelijk en zuidelijk hoger gelegen landbouwgebied. Tussen NV Autoveiligheid en de grootschalige kleinhandel ten westen, bevindt zich een smalle groenzone, doch ook hier zonder bufferend effect. Het bedrijf heeft nood aan een uitbreiding naar het oosten. De huidige ontsluiting is niet optimaal, de vrachtwagens bevinden zich in de binnenbocht. Gezien deze een ruime draaicirkel nodig hebben nemen ze bij het binnendraaien van de loods een deel van de voorsorteerstroken van de personenwagens in beslag (zie ook bijgevoegde fotoreportage). Wanneer hier nu wagens staan aan te schuiven, kunnen deze vrachtwagens niet meer tot aan de toegangspoort geraken. Een uitbreiding aan de oostzijde moet een andere organisatie van het inkomend verkeer mogelijk maken (zie draaicirkelsop suggestief aangegeven op het bestemmingsplan). De vrachtwagens kunnen alzo het buitenste voorsorteervak nemen, om vervolgens terug de loods binnen te rijden via dezelfde (hogere) poort aan de westzijde. 5.1.2. Autobusbedrijf Het autobusbedrijf ligt eveneens langs de Steenweg (N3) en maakt deel uit van een woonlint aansluitend op het centrum van Heers. Door deze ligging en die nabij de kruising Steenweg / Nieuwe Steenweg / Middelheersestraat is de ontsluiting van het bedrijf goed. De bedrijfsgebouwen worden gevormd door het woonhuis (langs de Steenweg, in het verlengde van de woonzone) en enkele achterliggende loodsen die hoofdzakelijk dienst doen als stalplaats voor bussen. Het grootste deel van het perceel is verhard in functie van parkeren en circuleren. De bouwhoogte van het woonhuis is beperkt tot twee bouwlagen en een zadeldak; De loodsen zijn 1 à 2 bouwlagen hoog (zie foto’s in bijlage). Het bedrijf is landschappelijk niet ingekleed ten aanzien van de omgeving, de gebouwen staan zelfs óp de perceelsgrens waardoor elke buffering onmogelijk is. Het straatbeeld langs de Steenweg wordt voornamelijk bepaald door de houten schutting die als afrastering van de bedrijfspercelen fungeert. Het beeld aan de achterzijde van het perceel wordt bepaald door loodsen die óp de perceelsgrenzen staan (zie foto’s in bijlage). 5.1.3. Textielbedrijf Het textielbedrijf, met geïntegreerde woning, is gelegen langs en toegankelijk vanaf de Middelheersestraat. Het bedrijfsgedeelte staat momenteel leeg, de woning wordt bewoond door de eigenaars en vroegere uitbaters van het bedrijf. Het gebouw staat diep (en hoog) ingeplant ten opzichte van het niveau van de Middelheersestraat, bijkomend is het omzoomd met grote coniferen, hierdoor is het amper zichtbaar vanaf de Middelheersestraat.Dat straatbeeld wordt voornamelijk gevormd door open bebouwingen. Het bedrijfsgebouw bestaat uit één vrijstaand compact gebouw van 2 bouwlagen hoog. Het is door de coniferenhagen in grote mate landschappelijk ingekleed. (zie foto’s in bijlage). cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
32
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
6
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VOOR DE BEDRIJVEN
6.1. GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING VAN NV AUTOVEILIGHEID
Aangezien de autokeuring op korte termijn nood heeft aan een beperkte uitbreiding en er binnen de bestaande KMO-zone (juridisch) geen ruimte in overschot is om deze uitbreidingsbehoefte (inclusief de buffering) in te passen, zal, een deel van het aansluitend agrarische gebied (reeds aangekocht door NV Autoveiligheid) moeten aangesneden worden. Een gewenste uitbreiding richt zich dus enerzijds op de zeer korte en dringende termijn, en anderzijds op de middellange tot lange termijn. Vandaar dat het uitvoeringsplan een opdeling van fasering inschrijft waarbij een eerste deel op zeer korte termijn kan ontwikkeld worden, en het resterende deel na aantonen van de behoefte. Niettegenstaande de buffer grenst aan de fasering op lange termijn, zal deze wel opgenomen worden als te realiseren binnen de korte termijnvisie.
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
33
G e m R U P “ Z o n e v r e e m d e b e d r i j v e n“
nota van toelichting i.f.v. milIieuscreening
6.2. GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING AUTOBUSBEDRIJF
Hoofddoel van dit RUP is de bestendiging van de huidige bedrijfsactiviteit naar de toekomst toe. Momenteel beschikt het autobusbedrijf over een 38-tal bussen die nu deels gestald staan bij werknemers. Op korte tot middellange termijn wenst het autobusbedrijf deze allemaal te stallen op het bedrijfsterrein. Hiervoor zou de bouw van een nieuwe loods op het huidige terrein mogelijk moeten zijn. Op korte termijn is er dus dringend een regularisatie van de bestaande activiteit nodig, op middellange termijn de inplanting van een bijkomende loods voor het stallen van een tiental bussen. De woonzone langs de Steenweg, die momenteel dienst doet als parkeerruimte voor de werknemers en manoeuvreerruimte voor de bussen richting wasstation, wordt in een eerste fase opgenomen in de afbakening van de bedrijvenzone. Nà ontwikkeling van de woonzone (als één geheel) zal dit deel aan de bedrijvenzone onttrokken worden. De reden hiervan is dat een huidige ontwikkeling van de woonzone met een inplanting van de buffer (zoals aangegeven op het plan), het voor de bussen onmogelijk maakt het wasstation te bereiken. Gezien het wasstation nog maar enkele jaren oud is, is het financieel niet haalbaar dit op korte termijn te verplaatsen. Vandaar het voorstel om de woonzone (inclusief achtertuinen en buffering) in een latere fase op te nemen. In het plan krijgt deze zone in een eerste fase de bestemming onverhard bedrijventerrein en in een latere fase wonen, achtertuin en buffer (overlay / nabestemming). In de voorschriften wordt opgenomen dat de zone aangegeven in de overlay als één geheel dient ontwikkeld te worden, m.n. aan de vergunning van de woonzone wordt de verplichte realisatie van de buffer van minimaal 8 m gekoppeld. Het binnenliggend perceel 14A-14D wordt mee opgenomen in de afbakening van het voorliggend ruimtelijk uitvoeringsplan, dit: gezien het perceel met kadastraal nr. 14A-14D eveneens in eigendom van het autobusbedrijf is (momenteel nog niet in gebruik); gezien dit perceel tevens aansluit op het perceel van het textielfabriek; gezien de integratie van dit perceel het tevens mogelijk maakt de bedrijvencluster op een structurele manier te bufferen richting woonzone. De opname van dit perceel in de afbakening van het plan maakt het mogelijk een bufferende zone te creëren, als een landschappelijk overgangsgebied tussen de bedrijvenzone en de aangrenzende woningen. Het bestaande weiland zal hiertoe worden beplant met een aantal hoogstambomen (minimum 4). 6.3. GEWENSTE RUIMTELIJKE ONTWIKKELING TEXTIELFABRIEK
De eigenaar van de textielfabriek heeft geen behoefte aan uitbreiding, noch op korte, noch op lange termijn. Bovendien bedraagt de grondinname van het gebouw momenteel reeds 1075 m² met een verhardingsoppervlakte van 900 m². op een totale oppervlakte van het perceel van 4070 m² betekent dit een verharding van ongeveer 48,5 %. Bijkomende verharding, noch bebouwing is hier dus niet aangewezen. Hoofddoel van dit RUP is de opname van het gebouw binnen een zone voor lokale bedrijvigheid, waarin ook het bovenstaande autobusbedrijf wordt opgenomen. Hierdoor ontstaat een clustering van twee lokale bedrijven in het hoofddorp Heers. Bovendien worden op deze manier mogelijke toekomstige economische activiteiten gevrijwaard naar de toekomst toe, én kan de bestaande locatie beter landschappelijk geïntegreerd worden.
cleuren_merken architectuur & ruimtelijke planning
34