ROUTEONTWERP A2 V I S I E
O M G E V I N G
SAMENVATTING het aanzien van Nederland In de beleving van het landschap spelen onze wegen een belangrijke rol. De goede bereikbaarheid en zichtbaarheid vanaf de weg maakt de wegomgeving een aantrekkelijk vestigingsmilieu. Door oprukkende bedrijfsbebouwing, geluidsschermen en woonwijken ontstaat een maatschappelijke gevoel van een rommelig, vol en versnipperd Nederland. De oorsprong van het thema Routeontwerp ligt in de Architectuurnota 'Ontwerpen aan Nederland' 2001-2004. De ambitie uit deze nota werd verder uitgewerkt in de Koers voor het Routeontwerp, regenboogroute A12. Nu de visie voor de A12 volop in uitvoering is, volgen het Routeontwerp voor de A2, A4 en A27. De A2 wordt over een aanzienlijk deel van haar lengte aangepakt; een enorme investering. Dit vormt een mooie aanleiding om gezamenlijk met omgevingspartijen een planmatig en integraal de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit ter hand te nemen. de aanpak Door de 'Architectensamenwerking A2' is de 'Visie op de Weg' opgesteld, met als doel het creëren van samenhang en continuïteit in de wegarchitectuur. Hierbij wordt ingezet op vier thema's: het contrast tussen stad en landschap, 'de magneet'; het ordenen van de weginrichting, 'het motief'; het herkennen van de route A2 en het WOW-effect; het creëren van adressen langs de A2. De 'Visie op de Omgeving', opgesteld door MTD landschapsarchitecten, kent een participatieve aanpak. De uitdaging is hier, de ruimtelijke kwaliteit van de snelwegomgeving een impuls te geven. Dit betekent niet alleen het vormgeven van een route vanuit het dynamische perspectief van de weggebruiker, maar net zo goed het verbeteren van de woon- en werkomgeving van diegenen die de snelweg als decor kennen. De 'Visie op de Omgeving' neemt de beleidsagenda's van de omgevingspartijen dan ook als vertrekpunt. Het doel van het Routeontwerp is het realiseren van effectieve samenwerking tussen partijen op het vlak van wegontwerp én gebiedsontwikkeling. Opgaven vanuit de omgeving Door de betrokken omgevingspartijen zijn plekgebonden agendapunten aangedragen, die zijn te clusteren in vijf thema's. Deze systematische aanpak van de opgaven is ook bruikbaar voor andere routes. De vijf thematische opgaven zijn: • Stadssilhouet en imago; het versterken van de allure van het stedelijk gebied • Nationale Landschappen; het etaleren aan een nationale weg en het attent maken op reisdoelen draagt bij aan de bekendheid en de 'bezoekersaantallen' van onze Nationale Landschappen • Herkenbaar cultuurlandschap; verbetering van de leesbaarheid van historische structuren en karakteristieken • Ontwikkelen van dwarsrelaties; ecologische, recreatieve, infrastructurele, stedelijke en waterhuishoudkundige dwarsstructuren verbinden de verschillende zijden van de weg met elkaar • Regionale werklandschappen; bovenlokale samenwerking voor bedrijfsmatige ontwikkelingen, kwaliteit door een helder profiel en zorgvuldige inpassing grote steden in grote landschappen De A2 kan worden getypeerd als route van stad en land. De weg voert langs de centraal in Nederland gelegen grote steden, die van elkaar worden gescheiden door de grote Nederlandse landschappen: Amsterdam - het Groene Hart - Utrecht - het Rivierengebied - 's-Hertogenbosch - de Brabantse Zandgronden - Eindhoven - de Peel en het Maasdal - Maastricht - het Limburgse Heuvelland. Het klassieke beeld van een stad omringd door haar ommeland verliest echter terrein. Het platteland begint evengoed deel uit te maken van de stedelijke netwerken. In deze ontwikkeling is het van groot belang niet zozeer de stad te begrenzen als wel het bewust benoemen, begrenzen en vormgeven van de tegenhanger; de landschappelijke enclaves in de stedelijke agglomeratie.
MTD Landschapsarchitecten
1
Ik ging naar Bommel om de brug te zien. Ik zag de nieuwe brug. Twee overzijden die elkaar vroeger schenen te vermijden, worden weer buren. Een minuut of tien dat ik daar lag, in ‘t gras, mijn thee gedronken, mijn hoofd vol van het landschap wijd en zijd- laat mij daar midden uit de oneindigheid een stem vernemen dat mijn oren klonken. De eerste twee strofen uit het sonnet ‘Moeder de vrouw’ van Martinus Nijhoff
Het versterken van de karakteristieke afwisseling van stad en land vormt een leidend motief voor het Routeontwerp A2. Het 'grote dingen groot houden' beantwoordt aan de landschappelijke schaal en de belevingssnelheid van de weggebruiker. De omgevingsopgaven voor het routeontwerp A2 spitsten zich toe op; - ofwel een strategie voor de stedelijke trajecten: Het versterken van de allure in het stedelijk gebied; imago maken, voorzieningen een adres geven aan de weg, stedelijke dwarsverbanden versterken, werkgebieden ruimtelijk intensiveren, geluidsschermen vormgeven als gevels van gebouwen, etc. - of een strategie voor de landelijke trajecten: Het leesbaar en beleefbaar houden en maken van de grote Nederlandse landschappen; landschapspanorama's veiligstellen, Nationale Landschappen een gezicht geven, cultuurhistorische structuren etaleren, dwarsstructuren ruimtelijk aanzetten, locatiekeuze en vormgeving van werkgebieden ruimtelijk ondergeschikt maken aan de lokale landschappelijke structuur, etc. De overgang van het landschap naar de stad vraagt hierin bijzondere aandacht. Het aanzetten van het contrast is hierbij een belangrijk motief voor de vormgeving. profielen per traject Om de afwisseling tussen stad en land te articuleren, dienen zowel steden als landschappen zich te profileren langs de weg. De meeste steden bezinnen zich inmiddels om een passende invulling te geven aan citybranding. Voor de landelijke trajecten is de inzet, de leesbaarheid van de verschillende grote Nederlandse landschappen te bewaren en versterken: Voor het Groene Hart betekent dit, het veiligstellen van de grootst mogelijke open landschappelijke eenheid in het tussengebied van Utrecht en Amsterdam. Bij het rivierengebied draait het om het leesbaar houden en maken van de ritmiek in het rivierenlandschap. Op de Brabantse zandgronden zijn de beekstelsels en de grote bosgebieden temidden van het kleinschalige landschappelijk mozaïek, de drager van de landschappelijke hoofdstructuur. In de maasvallei loopt de A2 parallel aan het Julianakanaal en de rivier. De beeklopen in de Maasterrassen zijn de tegenhanger van de oprukkende verstedelijking. Voor het heuvelland is dat de leesbaarheid van de plateauranden en droogdalen. De verdedigingslinies als cultureel erfgoed kunnen beleefbaar gemaakt worden door een herkenbare inrichting van de aanvals- en verdedigingszijde. Dit geldt niet alleen voor de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie, maak ook voor de Zuiderwaterlinie / Stelling van 's-Hertogenbosch en de Peel-Raam Stelling. Het grootste deel van de genoemde landschappen zijn onderwerp van specifiek beleid in verschillende omgevingsopgaven. De koppeling met de A2 ligt niet direct voor de hand. Maar vanuit het Routeontwerp kan juist een initiatief worden gelanceerd om voor de wegomgeving kwalitatieve doelstellingen te formuleren en partijen bij elkaar te brengen. Zo kan Routeontwerp als katalysator dienen voor initiatieven tot gebiedsontwikkeling en het integraal realiseren van doelstellingen. ontwerpsuggesties De inzet voor de stedelijke omgeving van de A2 is om de laagwaardige stedelijke gebieden in de wegomgeving te transformeren tot geïntensiveerde, hoogwaardige en imago-ondersteunende bouwvormen. Zes ontwerpsuggesties, waarmee stedelijke allure op de weg kan worden georiënteerd: De poort, het baken, de allee (het scheiden van het doorgaand en lokale verkeer), de traverse, de highway (met een verhoogde ligging van de weg) en het silhouet (een samenspel van open landschap en de skyline van de stad, waarin sport, recreatie of waterberging een plek kan krijgen). Voor de landelijke trajecten worden twee soorten ingrepen aangereikt. De eerste soort is gericht op het versterken van het ruimtelijke beeld vanaf en naar de A2. Om de leesbaarheid van de macro-opbouw van de verschillende landschappen te verbeteren, doet het Routeontwerp de volgende drie suggesties ten aanzien van het beeld: het landschapspanorama, de landschappelijke omlijsting en de middenberm. De tweede soort ingreep richt zich op het maken van contact, als reisdoel voor de weggebruiker, om het landschap een adres te geven aan de A2: de parkweg ('de omweg waard') en de dwarsligger (een nieuwe type verzorgingsplaats dwars op de weg).
MTD Landschapsarchitecten
3
INHOUD samenvatting inleidend: de opgave
7
1
opgaven vanuit de omgeving plaatsgebonden opgaven niet plaatsgebonden opgaven vijf thematische opgaven - stadssilhouet en imago - branding Nationale Landschappen - herkenbaarheid cultuurlandschappen - ontwikkelen van dwarsrelaties - regionale werklandschappen
13 15 15 15
2
opgaven vanuit de route stad en ommeland?
29 31
3
visie op de wegomgeving grote steden in grote landschappen koppeling omgevingsopgaven met routeontwerp overgang stad - land
33 35 35 35
4 stedelijke trajecten analyse: interactie weg - omgeving geluidwering geïntegreerd in het stedelijk weefsel voor- of achterkant profielen van steden ontwerpsuggesties
37 39 39 39 41 43
5 landelijke trajecten analyse: interactie weg - omgeving geluidwering tussen weg en omgeving beplanting tussen weg en omgeving profielen van landschappen - Groene Hart - Rivierengebied - Zandgronden en Beekdalen - Maasdal - Heuvelland ontwerpsuggesties
47 49 49 49 53
6 aanbevelingen en acties de zin van Routeontwerp relatie met de Visie op de Weg aanbevelingen procesacties voor de korte termijn inhoudelijke acties voor de korte termijn
61 63 63 64 68 69
bijlage: opgaven langs de A2
71
colofon
83
intermezzo's: een historisch perspectief logica van de lelijkheid silhouet: ensemble van stad en land bedrijfsontwikkeling als imagodrager voor de stad bedrijfsontwikkeling in het landelijk gebied
11 25 45 --51
MTD Landschapsarchitecten
57
5
DE OPGAVE Routeontwerp komt voort uit het Actieprogramma Ruimte en Cultuur. Na de veelbelovende proef met de A12, wordt Routeontwerp nu ook ingezet voor de A4, A27 en de A2. De A2 is niet als één route ontstaan. Net als bij de spoorwegen zijn uit aanvankelijk losse onderdelen doorgaande lijnen ontstaan. De verbinding tussen Amsterdam en Maastricht is dan ook samengesteld uit oude en jonge fragmenten. Inmiddels heeft Nederland een zeer fijnmazig netwerk, waarin de individuele automobilist zijn of haar eigen route zoekt. Het is nog een open vraag, welk doel gediend wordt, door de A2 van Amsterdam tot Maastricht als herkenbare eenheid met een eigen identiteit vorm te geven. Wie van Amsterdam naar Palermo rijdt via de E25 moet een bijzondere liefde voor wegnummers hebben; logisch of efficiënt is het allerminst. Om eenheid te scheppen in de A2-route, volstaat wellicht de oer-Hollandse traditie van functionele vormgeving (de 'Fine Dutch Tradition'). Het opruimen van overbodig wegmeubilair is in ieder geval een goed begin: Zo kunnen steden en landschappen langs de A2 hun eigen verhaal te vertellen. Routeontwerp richt zich in het bijzonder op de wegomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Om de planvorm van het routeontwerp te verkennen en om regionale en lokale partijen te verleiden tot een vruchtbare samenwerking, is een tijdelijk Steunpunt Routeontwerp opgericht. In dat Steunpunt Routeontwerp werken meerdere ministeries samen. Het routeontwerp staat of valt met de bereidheid van de betrokken decentrale overheden, publieke- en marktpartijen om mee te doen. Meedoen met het ontwikkelen van ideeën, concepten en strategieën én deze vervolgens te adopteren in eigen planvorming en samenwerkingsverbanden. Het doel van de Visie op de Omgeving is het vormgeven aan een route, vanuit het dynamische perspectief van de weggebruiker. Het is ook het verbeteren van de woon- en werkomgeving van degenen die de snelweg als decor kennen, dus vanuit een statische 'point of view'. Routeontwerp voor de omgeving is een proces. Het doel is de ruimtelijke kwaliteit van de snelwegomgeving een impuls te geven. Dit kan door het stimuleren van een integrale en bovenlokale aanpak. Daarmee kunnen doelen -als het versterken van landschappelijke en stedelijke identiteit, of het open houden van een panorama- zowel bij nationale, regionale en lokale beleidsmakers weerklank vinden.
MTD Landschapsarchitecten
7
Werkwijze Routeontwerp In de Visie op de Weg wordt ingezet op vier routethema's: • Contrast (ervaren van stad en landschap) • Magneet (ordenen van de weginrichting) • Motief (herkennen van de route) • WOW-effect (creëren van adres en identiteit) Visie op de Omgeving kent een andere vertrekpositie. De weg zelf is het domein van rijkswaterstaat en ontwerpdoelstellingen zijn daarmee grotendeels in eigen beheer te realiseren. Het speelveld van de directe omgeving van de A2 is opgedeeld in 5 provincies, 7 waterschappen, 42 gemeenten en talloze andere maatschappelijke organisaties en private partijen. De visie op de omgeving neemt de beleidsagenda van de omgevingspartijen dan ook als vertrekpunt. Het principe van het versterken van de stedelijke en landelijke omgeving wordt uitgewerkt in een gereedschapskist met ontwerpsuggesties. De Visie op de Omgeving is gekoppeld aan locatiespecifieke opgaven die in onderlinge samenspraak met de omgevingspartijen worden uitgewerkt. In de eerste fase is dan ook veel energie besteed aan het benaderen van vertegenwoordigers van omgevingspartijen om input te leveren en een agenda op te stellen. Routeontwerp houdt in, het vastleggen van sturende principes voor de route als geheel. Het eindresultaat is het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit van de wegomgeving. Na het opstellen van de Visie op Weg en de Omgeving volgt de implementatiefase. Bewustwording en draagvlak voor het fenomeen Routeontwerp bij omgevingspartijen is de essentiële succesfactor. Routeontwerp poogt de verkokering in de ruimtelijke ordening te doorbreken door vanaf de start van de visievorming, omgevingspartijen te betrekken in atelierbijeenkomsten. Hiermee ontstaat een netwerk van betrokkenen dat als klankbord dient voor de visievorming. Voor de toekomst is het de basis voor onderlinge relaties waarbinnen integrale initiatieven gelanceerd kunnen worden. Het is van groot belang dit netwerk te onderhouden en daarin permanent vanuit verschillende invalshoeken de ruimtelijke kwaliteit van de wegomgeving op de agenda te zetten. Deze rapportage bevat een weergave van de eerste stappen in de gezamenlijke zoektocht naar een optimale vormgeving van Routeontwerp A2. De omgeving van de route kent nog geen uitgekristalliseerd ontwerp. Het proces wordt gekenmerkt door groeiende bekendheid en maatschappelijke relevantie, ook door enthousiaste respons uit het veld en aanhoudend missiewerk. Dat geldt naar zowel omgevingspartijen als binnen de gelederen van de rijksoverheid.
MTD Landschapsarchitecten
9
INTERMEZZO een historisch perspectief Wegen hebben vanouds een belangrijke rol gespeeld ten behoeve van defensie en eenwording van een rijk. Wegen waren ook letterlijk kennisnetwerken voor het verspreiden van wetenschap en cultuur. Met de verbinding Amsterdam- Utrecht- Breda- Zundert richting Parijs is onder Napoleon een eerste impuls gegeven aan een grote noord-zuid verbinding. De kaarsrechte Amsterdamsestraatweg in Utrecht is hier bijvoorbeeld een overblijfsel van. Geleidelijk werden zand- en kleipaden van verharding voorzien. De verharde weg tussen 's-Hertogenbosch en Eindhoven stamt van voor 1795 en behoort daarmee tot de oudste verharde wegen van Nederland. Het doorgaand interlokaal transport was tot het eind van de 19e eeuw niet gericht op weginfrastructuur maar op het spoor en de watergangen zoals de Zuid-Willemsvaart. Met de introductie van de eerste automobielen, was Cornelis Lely in 1906 een van de eersten, die de impact van het autogebruik op de ruimtelijke ontwikkeling van steden en het platteland onderkende en nadacht over speciale autowegen. Met middelen die gegeneerd werden door de, in 1926 ingevoerde, wegenbelastingwet, zijn geleidelijk steeds meer verbindingen van verharding voorzien. In 1933 wordt officieel besloten tot het realiseren van een nieuw type weg; de autosnelweg. Autosnelwegen worden gekenmerkt door gescheiden rijbanen, ongelijkvloerse kruispunten, vaste bruggen, vluchtstroken en weinig aansluitingen. In plaats van het opwaarderen van oude verbindingswegen krijgt de autosnelweg in toenemende mate een eigen nieuw tracé. Dit wordt ingegeven door constructieve redenen, waarbij de beperkte draagkracht van bijvoorbeeld veengebieden noopt tot de kortstmogelijke doorsnijding. Hiermee koppelt de autosnelweg als element zich los van de organische topografie van het landschap. Ook in de stad is te zien dat het beleid, gericht op mobiliteit en verkeersveiligheid, ertoe leidt dat in 1932 het stedelijk knooppunt Utrecht wordt verruild voor het wegknooppunt Oudenrijn. Met de bouw van de Waalbrug bij Zaltbommel (1933), de Lekbrug bij Vianen (1936) en de Maasbrug bij Hedel (1937) ontstaat de aanzet voor een nationale route. Het zal echter tot het Rijkswegenplan van 1938 duren tot we de doorgaande route die we als A2 kennen als doorgaande lijn op de beleidskaart aantreffen. In 1954 wordt de verbinding Amsterdam - Utrecht als eerste echte autosnelweg opengesteld voor het publiek. In de periode 1956-1973 worden met veel nieuwe wegen regionale leemten in het netwerk aangevuld. De hierop volgende periode wordt gekenmerkt door het verbreden en aanvullen van korte schakels. De verbinding Den Bosch - Eindhoven, een van de oudste onderdelen van de A2, wordt pas in 1997 opengesteld als autosnelweg. Opvallend in de rol van Rijkswaterstaat is haar dominante positie in de ruimtelijke ordening voor de tweede wereldoorlog. Ook in de provincies moesten ingrepen aan secundaire wegen door Rijkswaterstaat worden goedgekeurd. In de oorlog is de Rijksdienst voor het Nationale Plan opgericht. Dat werd belast met ruimtelijke ordening en ressorteerde onder Binnenlandse Zaken. Vanaf dat moment heeft Rijkswaterstaat zich in de weginfrastructuur beperkt tot mobiliteit en verkeersveiligheid. Met Routeontwerp ontstaat een kans om de bovenregionale rol van Rijkswaterstaat binnen de ruimtelijke ordening weer te verbreden.
MTD Landschapsarchitecten
11
1 OPGAVEN VANUIT DE OMGEVING plaatsgebonden opgaven Uit de gehouden ateliers met betrokken partijen bleek een gedeelde ervaring van urgentie om met Routeontwerp aan de slag te gaan; om gezamenlijk de leesbaarheid en samenhang van de wegomgeving te verbeteren. Het eerste onderdeel van het atelier was het uitwisselen van de beleving van de wegomgeving; wat heeft kwaliteit en wat heeft minder kwaliteit. De zorgen over een snelle ongecontroleerde ontwikkeling van bedrijfslocaties langs de snelweg worden gedeeld. Er is een breed gedragen behoefte aan het agenderen van de bescherming van 'zwakke of zachte elementen' in het snelweglandschap, zoals panorama's en vergezichten. Ook zijn agendapunten aangedragen, die voortkomen uit bestaand beleid, maar die als ruimtelijke oplossing nog niet uitgekristalliseerd zijn. In het kaartbeeld op pagina 16 zijn de plaatsgebonden agendapunten uit de eerste ateliers weergegeven. Niet plaatsgebonden opgaven In de ateliersessies bleek ook aandacht nodig voor het proces. Samenwerking, een brede organisatie van de opgaven en bestuurlijke legitimatie zijn van cruciale betekenis om effectief te kunnen werken. Concrete fysieke opgaven en oplossingen dienen als katalysator in het proces en verleiden tot samenwerking op een regionale schaal. links op pagina 16 staan een aantal van deze niet-plaatsgebonden agendapunten weergegeven. vijf thematische opgaven Bij nadere beschouwing zijn de aangedragen agendapunten te clusteren in vijf opgaven. Deze thema's kunnen gezien worden als gegeneraliseerde speerpunten in de ruimtelijke ordening van dit moment. Daarmee zijn de thema's op zichzelf niet specifiek voor de A2; ze kunnen ook worden toegepast op andere routes. De vertaling van de thema's naar de situatie rond de A2 levert echter wél een A2-specifiek programma van potentiële opgaven op. (Zie bijlage: Opgaven langs de A2). De wegomgeving van de A2 ontleent haar identiteit aan de steden en landschappen waar de weg doorheen voert. De opgaven voor het "Routeontwerp Omgeving A2" spitsen zich dan ook toe op een kwalitatieve bijdrage aan gebiedontwikkelingen.
MTD Landschapsarchitecten
15
De vijf thematische opgaven aangedragen door de omgevingspartijen zijn:
1 Stadssilhouet en imago nieuwe centra De steden en dorpen zijn veelal naar de A2 gegroeid. Dit betekent dat zij met hun rug naar de weg toestaan. Het oude centrum ligt elders, inwoners beleven ook niet zoveel lol aan de A2, behalve als zij zich per auto willen verplaatsen. Met de verschuiving van economische activiteiten naar de snelwegzone van de grote steden ontstaan op verschillende locaties nieuwe centrumgebieden, zoals de Leidsche Rijn traverse in Utrecht, de A2-zone bij Eindhoven en de stadstraverse van Maastricht. Met de trek van economische activiteiten naar de snelwegomgeving en het ontstaan van nevencentra in de voormalige periferie, ontstaat de kans een nieuw gezicht te geven aan de stad vanaf de A2. imago Hoewel vrijwel elke gemeente waarde hecht aan een duidelijke en herkenbare eigen identiteit, pakt de praktijk anders uit. Nieuwbouwwijken bijvoorbeeld, hebben zelden streekeigen kenmerken. Toch vinden bewoners vaak dat hun dorp of stad zich duidelijk onderscheidt van een buurgemeente. Dit heeft veel meer met sociale en culturele verschillen te maken, dan met fysieke. Lokale identiteit vervaagt door eenvormigheid langs de snelweg. De grote gemeenten gaan deze strijd aan door de eigen culturele identiteit nieuwe invulling te geven; "Citybranding".
MTD Landschapsarchitecten
17
2 branding Nationale Landschappen Nationale Landschappen langs een Nationale weg In de Nota Ruimte zijn Nationale Landschappen aangewezen. Geselecteerd zijn die gebieden met internationaal zeldzame of unieke landschapskwaliteiten en met bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Langs de A2 treffen we het Groene Hart, het Rivierengebied, het Groene Woud en het Heuvelland. De maatschappelijke betekenis van de Nationale Landschappen kan aan betekenis winnen door het landschap bewust te etaleren aan de weg. Een opeenvolging van panorama's maakt van de A2 een route in plaats van een puur functionele verbinding; een lijn met reisdoelen. Naast de steden krijgen ook de landschappen een adres. behoud door ontwikkeling Doel van de benoeming tot Nationaal Landschap is het behoud, versterken en duurzaam beheren van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten. In samenhang hiermee zal de toeristisch-recreatieve betekenis moeten toenemen. Binnen Nationale Landschappen is daarom 'behoud door ontwikkeling' het uitgangspunt voor het ruimtelijk beleid. Landschappelijke kwaliteiten zijn sturend voor de wijze, waarop gebiedsontwikkeling plaatsvindt; Maatvoering, schaal en ontwerp van ontwikkelingen zijn bepalend voor behoud van deze kwaliteiten. Echter, niet minder belangrijk zijn behoud van economische vitaliteit, leefbaarheid en draagvlak voor voorzieningen. nationale importantie Als gebieden van nationale importantie mag het streven naar kwaliteitsverbetering en bescherming van de Nationale Landschappen niet slechts op de schouders van locale en provinciale overheden rusten. Bepaalde panorama's staan onder zware druk binnen het lokale / regionale spanningsveld en hebben als verbeelding van een Nationaal Landschap aan een nationale weg extra steun nodig vanuit de nationale overheid.
MTD Landschapsarchitecten
19
3 Herkenbaarheid cultuurlandschap cultuurhistorie als inspiratie Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen profiteren van cultuurhistorische elementen en structuren in een gebied. Tegelijk wordt het behoud van erfgoed gestimuleerd. Deze strategie is toepasbaar in zowel het stedelijke en landelijke gebied, als bij de aanleg van infrastructuur en waterwerken. Het rijk heeft hiervoor het Belvedereprogramma in het leven geroepen. Cultuurhistorische structuren -zoals de Limes- en verdedigingslinies -zoals de Stelling van Amsterdam, de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Zuiderlinie en de Peel-Raam Stelling- vormen een nadrukkelijk aandachtspunt in de huidige ruimtelijk planvorming van Nederland. Al deze structuren kruisen de A2 en verdienen een verbeelding en inrichting in de wegomgeving, die recht doet aan het monumentale karakter. herkenbaar erfgoed De meest waardevolle Nederlandse cultuurlandschappen, waarvan de ontstaansgeschiedenis nog goed herkenbaar is in elementen en patronen, kunnen worden beoordeeld aan de hand van de nationale en internationale betekenis en de zeldzaamheid. Waardevol zijn de landschappen die buiten Nederland weinig voorkomen, die binnen Nederland zeldzaam zijn en tevens weinig zijn aangetast en veel kenmerkende elementen hebben behouden. De polderlandschappen, Vechtplassen, veenontginningen, het Rivierengebied, het Dommeldal, Heythuyzen / Thorn en het Heuvelland zijn gebieden, waar de A2 doorheen of langs voert. De herkenbaarheid van deze cultuurlandschappen vanaf de weg is een belangrijk goed. Een aanzienlijk deel van deze gebieden hebben inmiddels de status van Nationaal Landschap verkregen. Sommigen hebben inmiddels zelfs een Unesco Werelderfgoed-status gekregen, wat onverlet laat, dat het werkelijke behoud en versterking van het erfgoed afhankelijk is van gerichte initiatieven.
MTD Landschapsarchitecten
21
4 Ontwikkelen van dwarsrelaties verbinden van twee zijden Het doorsnijdend karakter, dat eigen is aan een rijksweg als nationale verbinding, vraagt een zorgvuldige omgang met kruisende structuren en verbindingen. Het ontwikkelen van dwarsrelaties betreft opgaven, die letterlijk haaks op de weg staan. Dwarsrelaties vormen een belangrijk ingrediënt van de overige genoemde opgaven; als onderdeel van het stedelijk weefsel, een Nationaal Landschap of een cultuurhistorische structuur. Verbindingen tussen de gebieden aan weerszijde van de A2 vergen over het algemeen een kunstwerk; Civiele bouwwerken als bruggen, viaducten, ecoducten en tunnels. Bij de vormgeving van deze kunstwerken is het van cruciaal belang, dat de ontwerper de grotere structuur, waar het kunstwerk onderdeel van is, niet uit het oog verliest. Met de voortschrijdende verbreding van de snelwegen, wordt de vormgeving van de passage dwars op de weg nog belangrijker. Tunnels onder de snelweg worden erg lang. Deze kunnen bijvoorbeeld met behulp van een overgedimensioneerde middenberm worden teruggebracht tot overzichtelijke segmenten.
MTD Landschapsarchitecten
23
5 Regionale werklandschappen corridorvorming De snelwegomgeving is definitief ontdekt als vestigingslocatie. De bedrijfslocaties dragen bij aan een maatschappelijk gevoel dat Nederland wordt volgebouwd. Dit proces voltrekt zich in snel tempo. Studies zoals 'Bloeiende Bermen' van het ruimtelijk planbureau tonen aan dat in de nabije toekomst een onevenredig groot deel van de geplande bedrijventerreinen in een strook van 500 meter langs onze hoofdwegen zijn gesitueerd. Het resultaat is dikwijls van matige kwaliteit. Het lijkt erop dat de in economisch beleid gepropageerde corridorvorming zich, ondanks de weerstand in het ruimtelijk ordeningsbeleid, nu volop in uitvoering is. Regionale aanpak Het zo snel mogelijk verkopen van veel terrein (veelal door gemeenten) is lonend. Bovendien is het in de milieuhinderzones langs snelwegen als gevolg van het wegverkeerslawaai niet toegestaan om woningen te realiseren Bedrijfsontwikkeling mag wel, functiemenging niet. Bovendien worden steden veelal omringd door waardevol buitengebied, waar de zoekruimte voor nieuwe bedrijvigheid stuit op conflicten met ecologische en cultuurhistorische kwaliteiten. Het ligt daarom voor de hand de milieuhinderzones langs de hoofdwegen uit te vullen met bedrijfskavels; gebieden met een minimale verblijfskwaliteit en een maximale betekenis voor het aanzicht en imago van de stad of het dorp. Kleinere steden gaan door de dynamiek rond een snelweg mee in de vaart der volkeren. Maar niet elke kleinere stad heeft een uitgedacht profiel, wat als basis dient voor de ontwikkelingsrichting. In sommige gevallen staat het pragmatisch behalen van inkomsten, boven het kenbaar maken van de bewuste eigen identiteit. De kleine korrel van ontwikkelingen, zoals op de Nieuwe Kaart van Nederland te zien, draagt bij aan nivellering van de wegomgeving. Locatiekeuze moet op een regionaal schaalniveau georganiseerd worden en omgezet in een gezamenlijke grondpolitiek binnen de regio. Op lokaal schaalniveau is vervolgens extra aandacht nodig voor esthetische samenhang in situering, oriëntatie, uitstraling en architectuur.
MTD Landschapsarchitecten
25
INTERMEZZO - bedrijfsontwikkeling: 'logica van de lelijkheid' Bedrijventerreinen zijn geboren uit noodzaak om woon- en werkgebieden ruimtelijk van elkaar te scheiden, vanwege de milieuhinder en risico's van die bedrijven. Bovendien was in de periode van de wederopbouw de behoefte aan werkgelegenheid groot. Met de komst van de bedrijventerreinen als ruimtelijke clusters, kon in betrekkelijk korte tijd veel nieuwe werkgelegenheid worden ontwikkeld, zonder dat de bevolking daarvan direct de hinder van ondervond. De praktijk van het realiseren van (monofunctionele) bedrijventerreinen en het uitbreiden -in plaats van herstructureren- is toe aan een heroverweging. De wereld anno 2006 stelt andere eisen aan bedrijfslocaties dan in de periode van de wederopbouw. De aard van de werkgelegenheid is voor een belangrijk deel veranderd. En het is nog zeer de vraag of het fenomeen bedrijventerrein zoals wij het nu kennen, structureel bijdraagt aan een verdere economische groei van ons land. Het accent binnen onze economie verschuift naar meer toegevoegde waarde, kennisintensieve productie en innovatie. Ook de factoren die de vestigingskeuze bepalen, zijn veranderd van nabijheid van afzetmarkten, leveranciers en dienstverleners naar 'zachte' factoren als instituties, kennis, milieu, mentaliteit en imago. Een fraaie woonomgeving en een representatieve werklocatie worden steeds belangrijkere vestigingscriteria. Het traditionele bedrijventerrein sluit duidelijk niet aan bij deze trend. De bedrijventerreinen die overal, maar vooral langs het rijkswegennet, zijn en worden ontwikkeld, zijn conclaves met een eigen logica en structuur, gericht op efficiëntie. Er gebeurt eigenlijk van alles (bloei van de informele economie, straatraces, kart- en bowlingbanen, leisure- en partycentra), behalve wonen. Het vormt het territorium van functies die goedkope ruimte zoeken. Maatschappelijke mechanismen, die leiden tot de doorgaans lage kwaliteit van bedrijventerreinen: • De financiële afhankelijkheid van gemeenten van grondopbrengsten en OZB leiden tot grote onderlinge concurrentie en daarmee tot onnatuurlijk lage prijzen. • De lage grondopbrengsten minimaliseren de investering in marketing, landschappelijke inpassing, het stedenbouwkundig ontwerp, de inrichting van de openbare ruimte en de bedrijfsgebouwen. • Het ruime en goedkope aanbod van nieuwe terreinen maakt het herstructureren of investeren in bestaande terreinen financieel onaantrekkelijk. De gangbare praktijk moet worden omgebogen van "kwantitatief en uitbreidingsgericht" naar "kwalitatief en gericht op herstructurering". Daarvoor zijn fundamentele veranderingen nodig in het grondbeleid, de stedenbouwkundige en landschappelijke opzet en het beheer van terreinen. Sleutelfactoren zijn: - Regionale samenwerking tussen gemeenten en eventuele maatschappelijke partners. - Het creëren van schaarste, waarmee speelruimte ontstaat om selectief te handelen. - Actieve branding en marketing, waarmee regio's en individuele terreinen zich kunnen profileren. - Integrale planvorming van werklandschappen. - Een stevige ruggengraat en lange adem om in de gekozen richting te volharden.
MTD Landschapsarchitecten
27
2 OPGAVEN VANUIT DE ROUTE stad en ommeland? Door de traditioneel conservatieve houding in de ruimtelijke ordening heeft Nederland tot op dit moment een fraaie uitgangspositie voor een hoogwaardige ruimtelijke inrichting. De ontwikkeling staat niet stil; steden breiden uit, het platteland verstedelijkt, bedrijventerreinen worden met name in de wegomgeving gepland om de economische ontwikkeling te accommoderen. Toch zijn er nog beeldbepalende en oorspronkelijke landschappen te vinden langs de A2. Het klassieke beeld van een stad omringd door haar ommeland verliest echter terrein. Het platteland begint evengoed deel uit te maken van de stedelijke netwerken. De klassieke stad wordt geleidelijk verruild voor een uitdijend stedelijk veld, dat langzaam verdicht. In deze ontwikkeling is het van groot belang, niet zozeer de stad te begrenzen, als wel het bewust begrenzen en vormgeven van de tegenhanger; de landschappelijke enclaves in de stedelijke agglomeratie. Deze plekken, waar de ervaring van ruimte, natuur en agrarische cultuurlandschappen nog genoten kan worden, verschaffen een plekgebonden identiteit aan de gehele omgeving. De opgaven vanuit de route spitsten zich toe op de macrosequentie van stad en land: 1 het versterken van de allure in het stedelijk gebied Voor de stedelijke trajecten richt de opgave zich op het intensiveren en expressief maken van de stedelijkheid door extensieve en anonieme stadsvormen te transformeren en een gezicht te geven. Maatschappelijk gezien zit hier een stevige motor achter. Vanuit het routeontwerp gaat het om inspireren en verleiden tot oplossingen in relatie tot de weg en het organiseren van een integrale aanpak van de planvorming. Steden kunnen zich van elkaar onderscheiden door een specifiek imago en profiel. Alle initiatieven in de wegomgeving binnen de stad dienen te worden ingezet, om het stadsimago te ondersteunen en de stedelijke allure te bevorderen. 2 het leesbaar en beleefbaar houden en maken van de grote Nederlandse landschappen Vanaf de A2 beleven dagelijks duizenden mensen het Nederlandse landschap. Ten aanzien van de landschappelijke trajecten richt de opgave zich op 'grote dingen groot houden'; het bewaken van de leesbaarheid van de hoofdstructuur van Nederland, rekening houdend met de belevingssnelheid van de automobilist. Voor het Groene Hart komt dit neer op het veiligstellen van de grootst mogelijke landschappelijke eenheid, waarmee het open polderland van het veenweidegebied leesbaar blijft; in het rivierengebied staat het kenmerkende ritme van oeverwallen, rivieren en kommen centraal; in Brabant het kleinschalige besloten landschap met bosgebieden en bekenstelsels; in het Heuvelland van Limburg de leesbaarheid van afwisselend plateaus en dalen.
MTD Landschapsarchitecten
31
MTD Landschapsarchitecten
33
3 VISIE OP DE WEGOMGEVING grote steden in grote landschappen De A2 verbindt onze hoofdstad met de grensovergang in het uiterste zuidelijke puntje van Limburg. Als nationale verbinding snijdt de snelweg door de lokale topografie. Het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit door middel van een routeontwerp richt zich op het zoeken naar samenhang en herkenbaarheid in de vormgeving van de wegverbinding zelf ('Visie op de weg') en het leesbaar en beleefbaar maken van de specifieke omgevingen waar de weg doorheen voert ('Visie op de omgeving'). De A2 kan worden getypeerd als route van stad en land. De weg voert langs de centraal gelegen grote steden, die van elkaar worden gescheiden door de grote Nederlandse landschappen; Amsterdam - het Groene Hart - Utrecht - het Rivierengebied - 's-Hertogenbosch - de Brabantse zandgronden Eindhoven - de Peel en het Maasdal - Maastricht - het Limburgse heuvelland. De verschillende landschappen hebben kenmerkende visueel-ruimtelijke, functionele en culturele eigenschappen die sterk samenhangen met de ontginningswijze en de historische ontwikkeling. De verschillende steden hebben ieder een specifiek karakter op basis van de ligging in het landschap en de positie in doorgaande routes. Historische gegroeide karakteristieken wisselen af met eigentijdse profielen van steden en regio's. De kenmerkende afwisseling tussen steden en landschappen langs de A2 vormt de basis voor de visie op de wegomgeving. De afwisseling van stad en land langs de A2 is een thema, dat nadrukkelijk aansluit bij Nederlandse traditie in de ruimtelijke ordening en de huidige planvorming door omgevingspartijen. Verschillende steden zijn gericht bezig hun stedelijk imago en profiel te versterken en richten zich daarbij op de snelwegomgeving. Als tegenhanger van de verstedelijking zijn recent Nationale Landschappen benoemd en begrensd. Plekgebonden identiteit, ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorisch besef winnen aan betekenis binnen het beleid; De Belvederegebieden getuigen van een actieve benadering van cultuurhistorische waarden en militairlandschappelijke structuren, zoals verdedigingslinies, worden gereanimeerd. koppeling omgevingsopgaven met routeontwerp Zoals in het schema weergegeven kunnen de omgevingsopgaven uit het eerste hoofdstuk worden ondergebracht bij ofwel de strategie voor een stedelijk traject, of die voor een landelijk traject. In de stedelijke trajecten ligt het accent op het versterken van de stedelijke allure; imago maken, voorzieningen een adres geven aan de weg, stedelijke dwarsverbanden versterken, werkgebieden ruimtelijk intensiveren, geluidsschermen vormgeven als gevels van gebouwen, etc. In de landelijke trajecten prevaleert het specifieke landschappelijk karakter; landschapspanorama's veiligstellen, Nationale Landschappen een gezicht geven, cultuurhistorische structuren etaleren, dwarsstructuren ruimtelijk aanzetten, locatiekeuze en vormgeving van werkgebieden ruimtelijk ondergeschikt maken aan de lokale landschappelijke structuur, etc. Het streven van het routeontwerp om deze afwisseling tussen stad en land vanuit het wegbeeld verder te articuleren, ontmoet daarmee vele partners, die een vergelijkbaar doel nastreven. overgang stad-land De overgang van het landschap naar de stad vraagt hierin bijzondere aandacht. Het aanzetten van het contrast is hierbij een belangrijk motief voor de vormgeving. Een bijzondere categorie wordt gevormd door het zogenaamde 'silhouet'; het samenspel van een open landschap op de voorgrond en de skyline van de stad op de achtergrond. Denk hierbij aan het zicht over de Bossche Broek op de historische vestingstad van Den Bosch of het rivierfront van Zaltbommel. Ook voor nieuwe overgangen is het versterken van het silhouet een kansrijke ontwerpoplossing.
MTD Landschapsarchitecten
35
4 stedelijke trajecten analyse: interactie weg - omgeving snelweg en stad Zoals de historische binnenstad van Amsterdam zich oriënteerde op het IJ, zo is nu aan de Zuidas te zien hoe deze oriëntatie zich omdraait naar de snelweg en de luchthaven. Met imposante gebouwen verrijst een nieuw nevencentrum. In de grote steden zoals Utrecht, Eindhoven en Maastricht zien we een vergelijkbare ontwikkeling, waarbij gezocht wordt naar een eigentijdse stedelijke identiteit van nieuwe stadscentra in de snelwegomgeving. In de ontwikkeling van de steden liepen de hoofdwegen rechtstreeks naar het centrum van de stad (radiaal systeem). Rond het kruispunt van de wegen ontstond een plein. Al snel ontstonden conflicten met het stadsverkeer, wat heeft geleid tot de introductie van het verkeersplein. Oudenrijn is in Nederland het eerste voorbeeld hiervan. Niet langer koerste de snelweg op het stadscentrum; er ontstond een autonoom netwerk langs de steden (tangentiaal systeem). Het bestemmingszoekende karakter van de A2 is verruild voor een ' 'horizonzoekend' tracé. geluidwering geïntegreerd in het stedelijk weefsel De relatie tussen de weg en de stad kan worden getypeerd als een haat-liefdeverhouding. Ingegeven door de Wet geluidhinder is de weg als 'bekabeling van de stad' over grote lengten in een kabelgoot terechtgekomen. Geluidsschermen isoleren de weg van haar omgeving. Sommige schermdelen zijn transparant uitgevoerd. In het wegbeeld blijken deze schermonderdelen verre van toereikend om de leesbaarheid van kruisende structuren -zoals locale wegen, historische structuren en watergangen- te garanderen. De waarnemingssnelheid van 100 km/u, de reflectie en het visueel 'dichtlopen' in het perspectief door de vele staanders maken de toepassing van transparante schermdelen niet altijd zinvol. Het onderscheid ligt voor het wegbeeld in wel of geen scherm. De uitdaging ligt in het integreren van de voorzieningen in het stedelijk programma van de omgeving. Een vroeg voorbeeld hiervan zijn de geluidswalwoningen bij Zaltbommel, waarbij het scherm tevens de wand is van de achtergelegen huizen. De cockpit van Cas Oosterhuis vormt een recent fraai voorbeeld. De autoshowroom van Hessing meldt zich direct aan de weg. De snelweg en de stad treden op die manier weer direct in contact en er ontstaat een stedelijke allure, die met geluidsschermen niet te evenaren is. voor- of achterkant In het schema hiernaast is weergegeven, hoe de stedelijke omgeving zich langs de route oriënteert naar de weg; voorkant of achterkant. De directe omgeving van de snelweg is vaak nog verassend groen. Volkstuintjes, overhoekjes, recreatieplassen, golfbanen en begraafplaatsen roepen over grote lengten van de stedelijke trajecten een anoniem groen beeld op. In de stadsplanning is de snelwegzone lang als perifeer gebied beschouwd; een bonte collectie van stadrandfuncties met laagwaardige uitstraling als gevolg. Opvallend is dat veel bebouwing met de achterkant naar de weg staat. De structuur van veel oudere verstedelijkte gebieden langs de weg beantwoordt niet aan de gezichtbepalende rol voor de stad. Deze rol wordt in recentere ontwikkelingen wel erkend. De A2 als winkelstraat te Zaltbommel is hier een illustratief voorbeeld van. Hoewel er vraagtekens gezet kunnen worden, of deze etalage het meest recht doet aan de identiteit van Zaltbommel als historische stad aan de Waal, is de bonte collectie aan architectuur in een helder stedenbouwkundig kader gevat en richt de bebouwing zich met de representatieve kant naar de A2. De inzet voor het routeontwerp is om de laagwaardige stedelijke gebieden in de wegomgeving te transformeren tot geïntensiveerde, hoogwaardige en imago-ondersteunende bouwvormen.
MTD Landschapsarchitecten
39
Amsterdam Amsterdam kan in enkele woorden getypeerd als stad van kunst en cultuur, reclame, financiële dienstverlening, lifestyle, mode, culinair en leisure (Arena Front). Amsterdam kwam aan het eind van de 21ste eeuw in een nieuwe periode van bloei: centrum van tolerantie en emancipatie, van nieuwe media en kenniseconomie, van diversiteit (cultureel, economisch, etnisch). Het algemene beeld dat van Amsterdam geldt, is dat van een handelsstad. Al in de Gouden Eeuw ging dat niet zonder industrie (scheepsbouw, bierbrouwerij, touwslagerij, houtzagerij), zakelijke diensten (beurs, verzekeringen, bankwezen), communicatie (drukkerijen, uitgeverijen), wetenschap (Atheneum Illustre, kennisinstituten) en gelegenheidsdiensten (kroegen, theaters en restaurants). Het is vooral die economische diversiteit die al eeuwenlang de economische kracht van Amsterdam vormt. De ontvankelijkheid voor nieuwigheden (economisch en cultureel klimaat) heeft er voor gezorgd dat Amsterdam de boot van de nieuwe technologie niet heeft gemist en inmiddels een van de wereldhoofdsteden van de ICT-economie is (een op de zeven arbeidsplaatsen zit nu in die sector). Heel passend in de Amsterdamse context gaat dat overigens meer over 'toepassing' dan over 'techniek'. De hedendaagse creatieve klasse speelt een belangrijke rol in de voortdurende vernieuwing van de Amsterdamse economie. Zij zou echter geen meter maken zonder steun van gelegenheidsdiensten en omringende traditionele dienstverlening. Diversiteit van de arbeid en van de economische en culturele omgeving blijft de centrale kracht van de Amsterdamse economie. Amsterdam geldt in 2006 als de op 5 na belangrijkste zakenstad van Europa, na Londen, Parijs, Frankfurt, Barcelona en Brussel (Bron: Cushman and Wakefield). De laatste jaren wordt de concurrentie van vooral Zuid-Europese steden echter steeds groter. De economische activiteiten in Amsterdam concentreren zich in het stadscentrum. De laatste jaren worden gekenmerkt door een verschuiving van bedrijven naar perifere locaties als de Zuidas. Deze gebieden worden gekenmerkt door hoogbouw. De Zuidas moet uitgroeien tot het tweede centrum van de stad en het nieuwe zakelijk gezicht van Nederland.
Utrecht Utrecht wil zijn profiel uitbouwen als ontmoetingsplek, en stad waar verzekeringen, wetenschap en zakelijke dienstverlening zetelt. Utrecht is een (inter)nationale toplocatie voor (hoofd)kantoren. Utrecht is samen met Amsterdam dé toplocatie voor (inter)nationale hoofdkantoren. van zakelijke dienstverleners, banken, verzekeraars, ICT en de non-profit sector behouden en werven. Dankzij de centrale ligging, relatief goede bereikbaarheid, de nabijheid van Schiphol, het kwalitatief hoogwaardige arbeidspotentieel en het imago als dienstenstad heeft Utrecht voor dit type activiteiten een goede propositie. De stad profileert zich met haar toplocaties Stationsgebied, Papendorp en Leidsche Rijn Centrum. De A2 is een van de hoofdverkeersaders van de Randstad en vormt de centrale ontwikkelingsas van Utrecht. De stad huisvest de grootste universiteit van Nederland en het hoofdkantoor van de Nederlandse Spoorwegen. Ook is de Jaarbeurs Utrecht hier gevestigd. Diverse voorzieningen maken van Utrecht ook een gastvrije ontmoetingsplaats: winkels, horeca, congres- en beursfaciliteiten, scholen en trainingscentra, musea, theaters en andere culturele voorzieningen en diverse sportfaciliteiten. Dit cluster van functies zorgt niet alleen voor werkgelegenheid en inkomen, maar versterkt ook het imago van Utrecht als plaats om te wonen en te werken. De grote groep bezoekers geeft impulsen aan stedelijke investeringen en vormt daarmee een bron van culturele, maatschappelijke en economische dynamiek en vernieuwing. Utrecht langs de A2 bestaat in de huidige situatie vooral uit het bedrijventerrein Lage Weide met Douwe Egbers als belangrijke landmark. Met het nieuw te bouwen centrum van Leidsche Rijn zal Utrecht aan de A2 een nieuw gezicht krijgen.
's-Hertogenbosch Den Bosch is bekend van gerechtshof, cultuur en architectuur, Brabantse poort Snelwegsingel). 's-Hertogenbosch is een administratief, financieel, onderwijs-, winkel-, bestuurlijk en industrieel centrum. Het industriële karakter van de stad is in de loop van de jaren flink veranderd door vertrek of sluiting van diverse bekende fabrieken zoals AMP, Michelin, De Gruyter, Verkade en de Kruithoorn. Men richt zich nu meer op de zakelijke en financiële dienstverlening, zoals de IT-afdeling van SNS Bank en de Bossche Van Lanschot Bank. In deze stad bevindt zich ook een van de vestigingen van Nederlands grootste bierbrouwer Heineken, die een flink aandeel heeft in de regionale werkgelegenheid en sponsoring. 's-Hertogenbosch is ook een belangrijk verkeersknooppunt over weg, water en per spoor. Door de ligging als noordelijkste stad in de Zuidelijke Nederlanden heeft het goede verbindingen met Nijmegen en Arnhem in het oosten, Utrecht en Amsterdam in het noorden, Tilburg en Breda in het westen en Eindhoven, Veghel en Helmond in het zuidoosten.
profiel steden Eindhoven Eindhoven bekend van Philips, de Brainport, ontwikkeling van hightech, de regionale luchthaven, groen wonen, laboratoria, licht en wetenschap (Science Parkway). Eindhoven is het centrum van technologie in het zuiden van Nederland. Van al het geld besteed in Nederland aan ontwikkeling en onderzoek gaat een derde naar Eindhoven en omgeving. Het boegbeeld van Eindhoven was (en is min of meer nog steeds) het Evoluon. Dit bijzonder markante gebouw, in de vorm van een grote vliegende schotel, herbergde een permanente tentoonstelling van de ontwikkeling van de techniek in het algemeen en die van Philips in het bijzonder. Het gebouw heeft sinds eind jaren '80 geen publieke functie meer. In 2006 was Eindhoven de European Design Capital. Hiermee laat de stad blijken dat het zich profileert als stad, waar creatieve talenten thuis horen. Ook de Dutch Design Week, een nieuw te bouwen 'Designhuis' en een subsidiemaatregel voor startende ondernemers in de creatieve sector dragen bij aan dit karakter. Eindhoven profileert zich als 'Lichtstad'. Een titel die de stad te danken heeft aan Philips, die de eerste gloeilamp in deze stad maakte. Voorwaarde voor de nieuwe lichtprojecten is dat het energiezuinig, milieubewust en niet bijzonder 'lichtvervuilend' moet zijn. Vaak kunnen deze projecten gerealiseerd worden door middel van LED verlichting. Hier is te zien, dat de scope zich verbreed naar hightech en de slogan 'Leading in Technology'. De stadsregio Eindhoven (SRE) is als maatschappelijk samenwerkingsverband dan ook actief bezig met de vraag, hoe de regio zich langs de A2 kan profileren als Brainport.
Weert-Nederweert Weert kan worden getypeerd met de volgende kernwoorden: industrie, nijverheid en transport. De bedrijvigheid concentreert zich rond het knooppunt van wegen en kanalen in het heide- en veengebied op de grens van Brabant en Limburg aan de rand van de Peel. Weert is op industrieel gebied vooral sterk in de bouwnijverheid, metaalnijverheid, elektronische industrie, grafische industrie, voeding- en genotmiddelenindustrie, chemische industrie en het transportwezen. Het aantal vestigingen in de industrie kende de afgelopen decennia een positieve ontwikkeling. Daarnaast is de kantorenmarkt sterk in ontwikkeling. Vooral de dienstensector heeft de laatste jaren een flinke groei laten zien. Het sterke aandeel van de industrie in het totale werkgelegenheidspakket (meer dan 40% werkt in de industrie) wordt door de gemeente Weert als zeer positief gewaardeerd, aangezien de gemeente ervan bewust is, dat van hieruit nieuwe impulsen gegeven kunnen worden voor een verdere versterking en verbreding van de economische structuur in Weert. Weert is in de eerste plaats een industriestad. De zakelijke dienstverlening in Weert speelt een rol als centraal gelegen gemeente voor dienstverlenende instellingen, die op een grotere schaal opereren. Voorbeelden hiervan zijn de vestiging van het districtskantoor van de ABVAKABO/FNV en het hoofdkantoor Zuid-Nederland van Essent Netwerken. Weert-Nederweert vormt hiermee een poort naar Limburg.
Sittard-Geleen Geleen is gespecialiseerd in chemie en biomedische industrie. De Staatsmijn Maurits werd in 1967 als eerste van de Nederlandse steenkoolmijnen gesloten. Een chemische reus kwam er als dochterindustrie voor in de plaats. Zoals tevoren Geleen en Maurits bijna synoniemen waren, zo waren dat sindsdien ook weer Geleen en DSM, althans tot aan de ontwikkeling van het huidige Sittard-Geleense industriecomplex Chemelot. Geleen was en bleef het centrum van de zware industrie in Limburg.
Maastricht Maastricht is cement, keramiek, cultuur, gastronomie, luchthaven Maastricht - Aken, toerisme en bedevaart. Maastricht kan een bijdrage leveren als magneet voor winkelend en Bourgondisch publiek, als aantrekkelijke woonstad voor hoogopgeleiden en kenniswerkers en als Europees-historische stad met in Europa al een redelijke naamsbekendheid. De Maastrichtse economie wordt steeds afhankelijker van hoogwaardige kennisindustrie, dienstverlening, congressen en beurzen, toerisme, winkelaanbod en hoger onderwijs. Maastricht heeft de diensteneconomie succesvol omarmd. De universiteit, het MECC, de TEFAF en de vestiging van callcenters en een groot aantal internationale instituten zijn daar de meest markante voorbeelden van. Grote dienstverleners zoals Vodafone of Vesteda hebben vanuit de aard van hun activiteiten weinig binding met de stad. Bedrijvigheid op het gebied van New Science is succesvol. Maastricht zelf behoort met de Universiteit, Metronics en Boston Scientific op het gebied van hart- en vaatziekten tot de Europese top.
MTD Landschapsarchitecten
41
1 de poort
2 het baken
3 de allee
ontwerpsuggesties Zes ontwerpsuggesties, waarmee stedelijke allure op de weg kan worden georiënteerd: 1 de poort Vreemd genoeg kent de A2 (nog) geen gebouwen boven de weg. Afgezien van een enkel wegrestaurant is de Utrechtse Baan in Den Haag (A12) de enige weg in Nederland die deze stedelijke allure rijk is. Na een gewonnen veldtocht werd door de Romeinen al een boog opgericht, als blijvende herinnering aan de overwinning. De Franse Arc de Triomph is jammerlijk in het midden van een rotonde geëindigd, maar de poort of boog is als aan de weg gerelateerd gebouwtype een onderbelicht sterk architectonisch gebaar. 2 het baken Een individueel gebouw als oriëntatiepunt en landmark is een ontwerpsuggestie, die echter wel in beperkte mate toe te passen is. Een hoogwaardige architectuur en een duidelijk afwijkende bouwhoogte van de gebouwen in de omgeving zijn belangrijke factoren in het welslagen van het type. Het provinciehuis van Noord-Brabant is hiervan een voorbeeld. 3 de allee Langs steeds meer steden wordt doorgaand en afslaand verkeer van elkaar gescheiden. De stadsring of -allee die zo ontstaat, is een integraal onderdeel van de stad. Het biedt de mogelijkheid de stad een adres te geven aan de snelweg. Door vernuftige aansluitingen en parallelwegen wordt nieuwe bebouwing zowel ruimtelijk als functioneel op de weg georiënteerd: De gebouwen staan met de voordeur aan de A2. Bebouwing zou ook op een overgedimensioneerde middenberm kunnen staan. Ook kunnen geluidabsorberende voorzieningen in een middenberm geplaatst worden om maatregelen langs de rand te reduceren. 4 de traverse De traverse hecht de stukken stad aan weerszijde van de weg letterlijk aan elkaar. Door het maaiveld óver de snelweg te trekken, ontstaat een duidelijke markering van het stedelijk weefsel ter plekke. De traverse is in de lokale verkeersroutes een belangrijk knooppunt om naar de andere kant te komen. De automobilist op de snelweg moet het hebben van het korte moment, voordat hij in een tunnel verdwijnt. Dit vraagt extra aandacht voor compositie van de skyline. 5 de highway Door de weg te verhogen, loopt het stedelijk weefsel op maaiveld gewoon door. De weg kan dienst doen als dak van stedelijke functies; meervoudig grondgebruik. Dit type kennen we vooral van railverbindingen, waarbij het spoor of de tram op poten door de stad loopt. Doordat kruisingen ongelijkvloers zijn, biedt dit principe een oplossing voor het doorgaande verkeer binnen steden. 6 het silhouet: stad-land ensemble We zijn vooral bekend met historische silhouetten, waarbij het ensemble van de skyline van de stad en de openheid van het land een prachtig plaatje opleveren (zie ook "intermezzo silhouet"). Ook bij nieuwe ontwikkelingen kan het principe van het silhouet toegepast worden door combinatie van een fraaie skyline met een open groene zichtruimte. Door het creëren van afstand is de aanliggende bebouwing langere tijd in beeld vanaf de weg. Een zichtlocatie hoeft dus niet dicht op de weg te staan. Een open stuk landschap waarin sport, recreatie of waterberging een plek kan krijgen, verhoogd de randlengte voor zichtlocaties en kan een imagodrager voor individuele gebouwen vormen.
MTD Landschapsarchitecten
43
4 de traverse
5 de highway
6 het stad-land ensemble
INTERMEZZO -silhouet; ensemble van stad en landIn het denken over de snelweg en de stad is de skyline een belangrijk thema. Met de opkomst van de staalskeletbouw waren de wolkenkrabbers in Amerikaanse stadscentra een dankbaar oriëntatiepunt, met een sterke symboolwaarde voor de stad. Ondanks de beperkte hoogbouw in Nederland zijn langs de A2 verschillende karakteristieke skylines waar te nemen. 's-Hertogenbosch is een markant voorbeeld van zowel een historisch stadssilhouet (de Sint Jan gezien over de Bossche Broek), als een vroeg Nederlands voorbeeld van een modern baken in de skyline (het provinciehuis van Maaskant). Wezenlijk voor de waarneembaarheid van een skyline is de vereiste zichtafstand. Zonder het lege landschap van de Bossche Broek zou het stadssilhouet niet te zien zijn. Het gaat hierbij dus om een ensemble van stad en landschap. Bestaande silhouetten zouden moeten worden gekoesterd en versterkt. Bij vormgeving van voorzieningen -zoals de dijk tussen A2 en Bossche Broek naar aanleiding van wateroverlast enkele jaren geleden- dient de betekenis van de open ruimte voor het stadssilhouet nadrukkelijk te worden betrokken. Zorgvuldige omgang met deze bijzondere plekken is geboden. Daarnaast biedt het silhouet een fraai vormgevingsmotief voor eigentijdse overgangen tussen landelijke en stedelijke trajecten. Het aanzetten van het contrast verhoogt de leesbaarheid van de karakteristieke stad-land afwisseling in de omgeving van de A2.
MTD Landschapsarchitecten
45
1 hoofdstuk INTERMEZZO -bedrijfsontwikkeling als imagodrager voor de stadprofilering van regio’s en steden Op de nationale schaal vormt de A2 een verbinding tussen belangrijke economische regio's zoals de Randstad, Brabantstad en de EU-regio Maastricht-Aken-Luik, in aansluiting op verdere Europese verbindingen. Deze regio's en individuele terreinen kunnen zich profileren door branding en marketing. Dit vereist een zoektocht naar de karakteristieken van de locatie. Voor een locatie langs de A2 betekent dit in de eerste plaats, een duidelijke keuze of het een stedelijk of landelijk traject betreft. Steden profileren zich sterker ten opzichte van elkaar. De potentie voor synergie in het collectieve imago en samenwerkingsverbanden in regio's groeit. Hetzelfde mechanisme geldt een schaalniveau lager voor het profiel van een bedrijvenlocatie. de lay-out en uitstraling van de bedrijventerreinen reageren op de kwaliteiten van de stedelijke omgeving. Voor ondernemers heeft het een meerwaarde deel uit te maken van een terrein of locatie met een 'gezicht in de markt'. profielen bedrijventerreinen Het is van groot belang bedrijfsmatige activiteiten te sorteren en te clusteren: Overslag en transport benutten de locatie bij een haven, spoor of luchthaven. Uitstraling is gebaseerd op de overslagmachine. Kantoren en dienstverlening zijn gebaat bij optimale bereikbaarheid, representatieve uitstraling naar de weg en verbindingen met het stedelijk gebied. Het profiel voor Research en development is functioneel, in de nabijheid van de snelweg, teruggetrokken in een groene wereld. Zware industrie (lage weide, DSM, energiecentrales) is te vinden op grootschalige en geïsoleerde terreinen, met de schoonheid van pure functionaliteit. Outlet en leisure (edge cities) zijn gesitueerd op basis van vervoerstromen, met een verschijningsvorm geënt op de omgeving. Productiehallen en distributie tot slot, liggen op goed bereikbare locaties aan lokale infrastructuur, met de meest traditionele verschijningsvorm. Door bij de ontwikkeling van werklocaties te kiezen voor een helder profiel, ontstaat bij gebruikers een gezamenlijk belang, om zowel functioneel als visueel in kwaliteit te investeren. In het stedelijk gebied zijn het juist de werklocaties, die een kwalitatieve impuls kunnen geven aan de vorming van een hoogwaardige stedelijke omgeving.
MTD Landschapsarchitecten
47
MTD Landschapsarchitecten
47
5 LANDELIJKE TRAJECTEN analyse: interactie weg - omgeving doorsnijding of onderdeel van de omgeving Een historische weg volgt in het landschap nauwgezet zanderige en hoger gelegen structuren in de ondergrond. Met de introductie van de snelweg ontstonden autonome tracés. Er werd vanuit een hoog schaalniveau gekozen voor de meest efficiënte doorsnijding van gebieden. Er is daarmee een nieuwe laag aan het landschap toegevoegd met een eigen karakter. Een snelweg vormt een grootschalige doorsnijding van de historisch gegroeide, locale topografie. Een snelweg ligt bij wijze van spreken over de lokale topografie heen. Ze behoort tot een ander systeem en reageert op wetmatigheden, die samenhangen met de bovenlokale mobiliteit. Een helder contrast in de ruimtelijke vormgeving van topografie en snelweg doet recht aan dit verschil. In de manier waarop de weg en de omgeving op elkaar reageren, zijn een aantal typen te onderscheiden. De weg zelf vormt zoveel mogelijk een ingetogen vormgegeven, continue lijn. In de interactie tussen weg en omgeving kunnen de volgende categorieën worden onderscheiden (zie kaart): • Doorsnijdend door open landschap (volledig zicht op de weg vanuit de wijde omgeving en omgekeerd, bijvoorbeeld in het open veenlandschap). • Doorsnijdend door half-open landschap (De weg is wisselend zichtbaar vanuit de omgeving, het wegbeeld is spannend en afwisselend, bijvoorbeeld de Regulieren ten zuiden van knooppunt Everdingen). • Doorsnijdend door besloten landschap (De weg is niet zichtbaar vanuit de omgeving, het wegbeeld is een open baan door het bos, zoals ten zuiden van Eindhoven). • Onderdeel van de omgeving (De berminrichting koppelt weg en omgeving, bijvoorbeeld het royale laanprofiel van de A2 door het Groene Woud). • Onderdeel van een bundel (De weg loop mee met andere lineaire snijdende structuren als waterwegen, bijvoorbeeld langs het Julianakanaal). • Geïsoleerde ligging (De weg is in deze gevallen door begeleidende beplanting ruimtelijk geïsoleerd ten opzichte van de omgeving, bijvoorbeeld door de beplantte wegtaluds bij Kerkdriel). Door de voortschrijdende wegverbreding winnen de doorsnijdende categorieën geleidelijk terrein. De beschikbare ruimte in het profiel wordt veelal aangewend voor capaciteitsverhoging van de weg. De van oudsher royale bermen worden gereduceerd tot het technisch minimum. Geluidwering tussen weg en omgeving Een belangrijke factor in het 'gezichtsverlies' van het landschap zijn de geluidafschermende voorzieningen. De wet beschermt omwonenden, waarvan velen de snelweg niet willen horen of zien. Vanuit het perspectief van individuele omwonenden is een 'not in my backyard' houding een logische reactie op de snelweg. Voor de bekendheid van lokale identiteit van een dorp of streek vormt de snelweg een sleutelfactor: In de beleving van een buitenstaander geldt 'uit het oog, uit het hart'. Het strekt tot aanbeveling met nieuwe ontwikkeling gepaste afstand tot de weg in acht te nemen, waardoor geluidafschermende voorzieningen niet noodzakelijk zijn. Geluidafschermende voorzieningen kunnen -indien onontkoombaar- worden geïntegreerd in gebiedseigen landschapselementen. Een voorbeeld hiervan zijn geluidswallen met grastaluds. Hiervoor moet in een vroeg stadium van planvorming de noodzakelijke ruimte worden verworven. Een ander voorbeeld zijn groenelementen tussen het scherm en de weg: In het schermontwerp voor het traject Everdingen-Maasbrug, is het scherm opgenomen in een dubbele elzenhaag. Dit is een gebiedseigen landschapselement, dat als windsingel rond de fruitboomgaarden, veelvuldig langs de weg in het gebied voorkomt. Beplanting tussen weg en omgeving Nederland kent een lange traditie ten aanzien van ontwerp van wegbegeleidende beplanting. Bij de berminrichting van afslagen en knooppunten wordt gebruik gemaakt van landschapselementen, karakteristiek voor de locatie. Vanuit het routeontwerp wordt een principieel onderscheid gemaakt tussen tracés, waar de weg de topografie doorsnijdt en tracés, waar de weg ruimtelijk deel uitmaakt van het omringende landschap. Voor wegbegeleidende beplanting geldt, dat deze in het geval van doorsnijding het contrast tussen omgeving en weg verdoezelt en dus niet gewenst is. In de situaties dat de snelweg onderdeel is van het landschap of van een bundel van parallelle structuren, is beplanting wel in te passen in het ruimtelijk beeld. In grote lijnen kan men per landelijk traject een type bermbeplanting benoemen. Voor het Groene Hart is vrij zicht over weilanden het gewenste beeld en dus de grasberm de passende inrichting. In het Rivierengebied zijn transparante populierenrijen in de kommen mogelijk en (dichte) elzensingels op de oeverwallen. Op de Zandgronden is een afwisseling toepasbaar van dichtbeboste bermen, gras in de beekdalen en eikenlanen in het agrarisch mozaïeklandschap. In het Maasdal zou de zwarte wilg een mogelijke soort zijn om als bermbeplanting toe te passen. In het Heuvelland kan met wegbegeleidende beplanting de afwisseling tussen plateaus en dalen worden aangezet: gras in de dalen, sleedoorn op de plateauranden, gras op de plateaus en bos en lanen in de landgoederenzone (noordelijk van Maastricht). MTD Landschapsarchitecten
49
boven bomen
rivierenlandschap
onder bomen
zandgronden
‘dorpsentree’
heuvelland ‘zichtlocatie’
INTERMEZZO - bedrijfsontwikkeling in het landelijk gebied Bebouwing en landschapselementen behoren tot de lokale topografie. Ze passen in het landschap, als ze in hun verschijningsvorm en situering reageren op de ondergrond en lokale structuren. De neiging om de ruimtelijke inrichting op te hangen aan de snelweg staat hier letterlijk haaks op. De identiteit van een dorp of streek gaat op die manier verborgen achter anonieme bebouwing en beplanting. De ontwikkeling van bedrijfsterreintjes rond afslagen in het landelijk gebied vertroebelt de leesbaarheid van het eigenlijke landschap. Het schrikbeeld doemt op, van de ontwikkeling van steeds maar nieuwe bedrijvenlocaties, die het landschap uit de wegomgeving verdringen. dorpsentree Juist in het landelijk gebied kunnen bedrijven zich profileren op de unieke ligging in het landschap. Het is hierbij wezenlijk de ontwikkeling van bedrijventerreinen niet domweg op te hangen aan de snelweg, maar met de situering en stedenbouwkundige opbouw een relatie aan te gaan met landschap. Het lokale wegennet lijkt een meer vanzelfsprekende drager voor bedrijfsontwikkeling, dan de snelweg. De verbindingsweg tussen kern en aansluiting op de A2 kan worden getransformeerd tot een representatieve dorpsentree, waarmee de plaats zich op een logische wijze 'meldt' aan de snelweg. landschap is kaderstellend De specifieke opbouw van het betreffende landschap bepaalt de verschijningsvorm van werklandschappen. Enerzijds betekent dit dat de kavels zich voegen in de gebiedskenmerken, schaal en korrelgrootte van het landschap. Anderzijds geldt dat de kroonhoogte van bomen de maximale bouwhoogte bepaalt. (In het andere geval wordt gekozen voor de vorming van een stadsbeeld, waarbij de bebouwing nadrukkelijk boven de kronen uitrijst.) Door bedrijventerreinen te laten reageren op de kwaliteiten van de locatie, krijgen de ondernemers ook de kans hun bedrijven te profileren op deze kwaliteiten. • Groene Hart; de kernwaarde is landschappelijke openheid, dus geen nieuwe bedrijfslocaties mogelijk. • Rivierengebied; op de oeverwallen bedrijvigheid, passend in de lokale schaal en de dwarsrichting van het landschap en in de komgebieden vanwege de openheid geen nieuwe bedrijfslocaties. • Brabantse zandgronden; compacte en kleinschalige clusters binnen het landschappelijk raamwerk. • Heuvelland: compacte multimodale terreinen (water, lucht, leidingen en weg) of individuele (werk-)landgoederen als onderdeel van het landschap.
MTD Landschapsarchitecten
51
Groene Hart het veiligstellen grootste landschappelijke eenheden Het deel van het Groene Hart tussen Amsterdam en Utrecht ondervindt een sterke verstedelijkingsdruk. Vooral Utrecht breidt fors uit in die richting, denk aan Leidsche Rijn. Ook de kernen ertussenin groeien. Het Groene Hart is fors kleiner geworden. Door ontwikkelingen rond Breukelen en langs de rand van de Vinkeveense plassen is de beleving van het doorsnijden van een groots open landschap te midden van stedelijke conglomeraties al beperkt geworden. Des te waardevoller zijn de eenheden, die nog open en onaangetast zijn. Nu is met het Nationale Landschapsbeleid een poging ondernomen om het resterende deel van het Groene Hart beter te beschermen en verdere verstedelijking te voorkomen. De drie Groene Hartprovincies en het Kabinet zijn het 24 april 2006 eens geworden over de noodzaak om een miljard euro te investeren in het Groene Hart, via een Uitvoeringsplan voor het Groene Hart. Hierbij speelt water een dominante rol. Herkenbare landschappelijke eenheden zijn: • De scheg tussen Amstelveen en Amsterdam-zuidoost (silhouet Amsterdam / Amstel); Het Amstelland is een groene long in het metropolitane landschap ten zuiden van Amsterdam. Het is het stroomgebied van de Amstel, een gebied van open polders en een rijk agrarisch verleden. • De polder tussen A9 en de Stelling van Amsterdam; de Stelling vormt de uiterste mentale buitengrens van de stad, op een afstand van 10 à 15 kilometer van het stadscentrum. • De oostelijke helft van de Vinkeveense polder, begrensd door het riviertje de Angstel. Sinds 1998 loopt de uitvoering van het Plan van Aanpak De Venen; doelstellingen zijn het ontwikkelen van nieuwe natuur, recreatievoorzieningen en het stimuleren van innovatieve landbouw. • De polders ten noorden van Breukelen, die samen een eenheid vormen aan weerszijden van de A2 en daarmee het enige echte (tweezijdige) panorama op het Groene Hart te bieden hebben.
profielen landschappen
Rivierengebied de ritmiek van het rivierengebied leesbaar maken Het rivierenlandschap is door haar hoge dynamiek en met een beeld dat sterk wisselt met de seizoenen, één van de meest spectaculaire landschappen van Nederland. Karakteristiek aan het rivierenlandschap in Nederland is het typische ritme van kommen - oeverwal - rivier - oeverwal - kommen. Ook met 100 km per uur is deze ritmiek door het grote contrast goed herkenbaar. De komgronden zijn grootschalig en leeg met -op enkele bomenrijen na- nauwelijks opgaande beplanting. Oeverwallen zijn van oudsher de bewoonde delen in het rivierenlandschap en zijn ook nu nog de plek, waar de dorpen zich concentreren. De rivieren met bijbehorende uiterwaarden, in dit geval de Lek, Linge, Waal en Maas, bieden een weids uitzicht. De opgave in het routeontwerp ligt in het behouden en versterken van deze ritmiek.
MTD Landschapsarchitecten
53
Zandgronden en Beekdalen de afwisseling van beken, bos en dorpssilhouetten beleefbaar maken Het traject van de A2 door Noord-Brabant en Noord-Limburg wordt begrensd door de kruisingen met de Maas ten Noorden van Den Bosch en ten zuiden van Wessem. Daartussen liggen de dekzandgronden en de Peel, die de ondergrond vormen voor een landschappelijk mozaïek van beekdalen, boscomplexen en dorpen, herkenbaar aan de kerktorens boven de horizon. De kleinschalige afwisseling en het eigenwijze patroon van deze landschapselementen vormen de karakteristiek van dit traject. Beekdalen -waarvan het Dommeldal de bekendste is- kunnen beleefbaar worden gemaakt door een helder kruispunt met een ruim zicht in beide richtingen van de beekloop. Bossen hebben per definitie door hun massa een grote impact op de Beleving van de passant, die het bos doorkruist. Hier is dan ook op eenvoudige wijze een maximaal effect te behalen, door het bos zo dicht mogelijk aan de snelweg te laten grenzen. Door ook een beboste middenberm te introduceren, wordt dit effect versterkt. Brabant kenmerkt zich door de vele kleine dorpjes, die van ver herkenbaar zijn aan de kerktoren. Zicht vanaf de A2 op deze kerktorens biedt de mogelijkheid tot oriëntering en geeft de betreffende dorpen een gezicht aan de snelweg.
Maasdal de rivierkruising met Maasvallei beleefbaar maken en houden Het Maasdal is een onderdeel van het rivierengebied, dat ook in het midden van ons land de A2 kruist. Hier geldt dan ook dezelfde doelstelling, om met een ruim en onbelemmerd zicht over de rivier en haar uiterwaarden, de kruising te markeren. In tegenstelling tot het centrale rivierengebied loopt de A2 in midden-Limburg parallel aan de hoofdrichting van de Maas. Het hoger gelegen Julianakanaal vormt een begrenzing van het stroomgebied van de Maas. Daarmee wordt het decor langs de A2 gevormd door het kanaal aan de westzijde en het cultuurlandschap van de maasterrassen aan de oostzijde.
Heuvelland vergezichten over dalen en op plateauranden waarborgen Een voor Nederland uniek landschap, vormt het Heuvelland van zuid-Limburg. Niet voor niets is dit gebied voor recreërend Nederland een geliefde bestemming. Vanaf de A2 presenteert het Heuvelland zich optimaal vlak voor Maastricht; een prachtig panorama over het Geuldal met het silhouet van Maastricht op de achtergrond. Tussen Maastricht en de Belgische grens wordt de automobilist (tussen de bedrijfsterreinen en woonkernen door) getrakteerd op vergezichten op de beboste randen van de plateaus parallel aan de A2. Aan de overzijde van het Maasdal zijn de eerste heuvels aan de Waalse kant van de grens zichtbaar. De landschappelijke vergezichten vormen een natuurlijke scheiding tussen de industrielandschappen van Chemelot, Maastricht-Aaken Airport en de stad Maastricht. In het wegbeeld vormen de vele kleine bedrijvenlocaties een bedreiging voor de waarneembaarheid van de landschappelijke karakteristieken.
MTD Landschapsarchitecten
55
het landschapspanorama
de omlijsting
het kloofijzer
ontwerpsuggesties beeld vastleggen In het routeontwerp worden er voor de landelijke trajecten twee soorten principes aangereikt; de eerste soort is gericht op het versterken van het ruimtelijke beeld, de tweede soort richt zich op het maken van contactpunten, als reisdoel voor de weggebruiker. Het ruimtelijk beeld wordt bepaald door de wijze, waarop een gebied zich profileert naar de weg toe. Een landelijke gemeente of een Nationaal Landschap kan zich als onderdeel van de sequentie stad-land herkenbaar profileren op haar eigen groene karakter. Om de leesbaarheid van de macro-opbouw van de verschillende landschappen te bevorderen, doet het routeontwerp de volgende ontwerpvoorstellen: 1 het landschapspanorama Dankzij de lange conservatieve traditie in de ruimtelijke ordening zijn er in de omgeving van de A2 nog veel relatief ongeschonden stukken landschap te vinden. Het recente proces van geleidelijke voortschrijdende verstedelijking -met name in de directe omgeving van de snelweg- vormt een serieuze bedreiging voor de beleefbaarheid van de landschappen in de wegomgeving. Lokale belangen stroken vaak niet met de doelstelling om de landschappen langs onze nationale weg beleefbaar te houden. 'Lokaal wat kan, centraal wat moet' is het credo van de overheid. Het Ruimtelijk Planbureau alarmeert de samenleving, dat er nu nog keuzes te maken zijn om bewust landschapspanorama's te beschermen. Binnen afzienbare tijd zal de verstedelijking onomkeerbaar zijn. Het routeontwerp draagt landschapspanorama's aan, die geënt zijn op landschappelijke eenheden en structuren. In eerste instantie zal voor de bescherming van deze gebieden op het restrictief instrumentarium van de Wet op de Ruimtelijke Ordening moeten worden geleund. In de tussentijd kunnen de mogelijkheden worden verkend voor een duurzaam grondgebruik. Hierbij kan gedacht worden aan strategische allianties met natuurontwikkeling, de bescherming van cultuurhistorische waarden, waterbergingsopgaven, recreatieontwikkeling en verschuivend agrarisch beheer. Nederland kent enkele voorbeelden van succesvol agrarisch landschapsbeheer, waarbij het inkomen kan worden betrokken uit de economische waarde van landschapsbehoud, natuurbeheer en waterkwaliteit. 2 de omlijsting De inzet van het 'omlijsten' van een zicht langs de weg, is het benadrukken van dit venster op het landschap. Een gerichte pleksgewijze toevoeging van beplanting in de directe omgeving van de weg kan de beleving versterken. Ook het verwijderen van wegbegeleidende beplanting kan verrassende zichten op 'vergeten' landschap herstellen. In bredere zin kan het landschap in scène gezet worden; het articuleren van karakteristieke landschappelijke structuren en het aanzetten van contrasten. Het ensceneren kan worden ingezet om landschapspanorama's herkenbaar te begrenzen, kruisingen met waterlopen te markeren of de asymmetrie van militair-historische structuren aan te zetten. Zo worden dwarsstructuren van het omliggende landschap versterkt met landschappelijke middelen. Met een relatief lage investering kan zo een bijdrage worden geleverd aan de leesbaarheid vanaf de weg. 3 de middenberm Een derde ontwerpvoorstel is meer gericht op de weg zelf. Met de verdergaande verbreding van wegtracés wordt de weg een wereld op zichzelf. Bij twee keer vijf rijstroken naast elkaar wordt -voor de bestuurders op de middelste rijstroken- het zicht op de omgeving behoorlijk gereduceerd. Als rijbanen voorzien zijn van een brede middenberm is het zicht op het tegemoetkomend verkeer verruild voor een groen uitzicht. Daarnaast kan de middenberm worden gebruikt om ecologische en recreatieve dwarsverbindingen in twee etappen te overbruggen. Hiermee worden onwenselijk lange onderdoorgangen, ecoducten of bruggen voorkomen.
MTD Landschapsarchitecten
57
Contactpunten maken Naast het beeld, is het werkelijke contact met het landschap een kansrijk thema, om de wegomgeving aan de weg te profileren. Steden en dorpen hebben wel afslagen en daarmee een adres aan de A2. Onze Nationale Landschappen staan beleidsmatig op de kaart, maar hebben nog geen eigen 'adres'. Het Groene Woud, bijvoorbeeld, moet het hebben van de belettering op de natuurbrug; maar hoe kom je er? Bij afslagen kan de gang naar het bezoekerscentrum worden bewegwijzerd en verzorgingsplaatsen in de Nationale Landschappen kunnen fysiek en functioneel verbreed worden tot recreatieve transferia, van waaruit de omgeving per fiets of te voet kan worden verkend. Om de Nationale Landschappen een contactpunt te geven aan de A2, doet het routeontwerp de volgende ontwerpvoorstellen: 4 de parkweg 'De omweg waard', is een term uit de Guide Michelin, die reisdoelen aanduidt. Het is geen gek idee om de Nationale Landschappen een adres te geven aan de A2 door middel van een omweg door het landschap. De omweg kan op de snelweg worden aangegeven, langs een bezoekerscentrum voeren, grotendeels gebruikmakend van het bestaande wegennet en uitsluitend toegankelijk zijn voor personenwagens, zoals we dat kennen van de Amerikaanse 'parkway'. Aan de beleidkeuze om Nationale Landschappen aan te wijzen liggen de unieke landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en recreatieve kwaliteiten van de gebieden ten grondslag. De inpassing van een route door een Nationaal Landschap is daarom een delicate opgave. Grote populariteit en de daarmee gepaard gaande verkeersmaatregelen kunnen karakter van het kwetsbare cultuurlandschap aantasten. Een mogelijke oplossing om de verkeersdruk in het gebied te beperken, is het bezoekerscentrum te gebruiken om over te stappen op de fiets. 5 de dwarsligger De verzorgingsplaats zoals we die kennen, is in de regel door een hek en sloot gescheiden van de omgeving. De voorziening behoort nadrukkelijk tot de weg. De plattegrond is vormgegeven als 'een schildluis aan de stengel van een plant'. Het nieuwe type verzorgingsplaats -de dwarsligger- oriënteert zich op het landschap, dwars op de weg. Het tankstation behoudt de efficiënte positie aan de weg, maar alle andere voorzieningen, zoals parkeren en het restaurant, maken onderdeel uit van het omringende landschap. Het geheel hoeft niet te worden aangesloten op het lokale wegennet voor auto's, maar wordt wel uitgerust als recreatief transferium. Vanaf de dwarsligger kan het landschap te voet en per fiets worden verkend. Het restaurant is daarmee niet alleen gericht op het publiek vanaf de snelweg, maar kan ook van betekenis zijn voor streekbewoners door aanhaking op fietsroutes door het gebied. Tenslotte betekent de dwarsligger een aanzienlijke kwaliteitsverbetering voor de leefwereld van vrachtwagenchauffeurs, de 'bewoners' van de snelweg.
MTD Landschapsarchitecten
59
6 AANBEVELINGEN EN ACTIES de zin van het Routeontwerp De vraag, of het zinvol is de A2 als route te behandelen, kan volmondig met ja worden beantwoord. Er bestaat een zinvolle relatie tussen de planvorming voor infrastructuur en gebiedsontwikkelingen, die gebaat is bij aansturing vanuit het routeontwerp. Hoofdzaken kunnen zo van bijzaken worden onderscheiden en opgaven kunnen worden geprioriteerd. Niet alleen de weggebruiker heeft baat bij routeontwerp. Ook de omgeving zelf kan zich, op basis van de eigen identiteit, profileren als herkenbaar onderdeel in de route. De input van de deelnemers in de gehouden atelierbijeenkomsten met omgevingspartijen getuigt van betrokkenheid bij de problematiek en planvorm. De uitdaging voor het routeontwerp is, om deze collectieve bezorgdheid aan het bestuurlijk niveau over te brengen en om te zetten in actie. Voortkomend uit het Actieprogramma Ruimte en Cultuur wordt de kar van het routeontwerp nu tijdelijk door het Steunpunt Routeontwerp getrokken. In de toekomst zal de planvorm moeten worden opgenomen in de reguliere lijn van de betrokken overheidsorganisaties. Het is van groot belang te volharden in de ingezette koers. Maar het routeontwerp zal ook periodiek geactualiseerd moeten worden; Agenda's aanscherpen, concretiseren en toetsen of de ingezette koers voor individuele trajecten nog valide is. relatie met de 'Visie op de Weg' • De kenmerkende afwisseling van stad en land langs de A2 wordt in beide visies als sturend motief geïntroduceerd. Verschillend is de gedachte, hoe dit tot uitdrukking te brengen. In de Visie op de Weg wordt voorgesteld dit bijvoorbeeld in de wegverlichting expressief te maken. Vanuit de visie op de Omgeving wordt de weg gezien als een neutraal medium en wordt ingezet op de fysieke omgeving; de stad de stad en het landschap het landschap. • Overgangen tussen stad en land worden in de beide visies anders gepositioneerd. Daar de inzet is gericht op het versterken van het contrast tussen stad en land, dient de categorie periferie bij steden bij voorkeur te vervallen. • Het thema 'magneet' wordt onderschreven. Door de weg zelf zo min mogelijk aandacht te laten vragen, komt het accent te liggen op de karakteristieke omgevingen, waar de weg doorheen voert. • De meerwaarde van het thema 'motief' (de trekvogel) is vanuit de visie op de omgeving bijzonder beperkt. Als een herkenbaar terugkerend patroon op verticale vlakken in de wegmeubilering kan het worden ondersteund. • Het thema 'wow-effect' uit de visie op de weg is slechts één manier om identiteit of een adres aan de A2 te realiseren. Voorop staat, dat iconen de resultante vormen van de (stedelijke) dynamiek van de wegomgeving. Grote terughoudendheid is gepast, om dergelijke blikvangers slechts vanuit het routeontwerp te realiseren.
MTD Landschapsarchitecten
63
aanbevelingen Meer dan driekwart van de totale A2 staat op dit moment in de planning om aangepakt te worden. Ook in de toekomst zal permanent worden gewerkt aan capaciteitsaanpassingen van de weg. In dit kader bestaat een voordurende dialoog tussen omgevingspartijen en rijkswaterstaat. Rijkswaterstaat is -als eigenaar en beheerder van de gehele weg tussen Amsterdam en Maastricht- de aangewezen partij om consequent de doelstellingen voortkomend uit het routeontwerp te agenderen. De procesinrichting kan het routeontwerp doen slagen of falen. Het juiste proces is vooraf als receptuur niet te formuleren. Wel kunnen mogelijkheden, kansen en randvoorwaarden worden geformuleerd. Hierover gaat onderstaande tekst. 1 V&W: cultuurverandering en coördinatie • afstemming intern De implementatie van het routeontwerp vraagt veel van de interne afstemming bij RWS. Vanuit verschillende invalshoeken, op diverse schaalniveaus en tussen verschillende regio's moet worden afgestemd, samengewerkt of gecoördineerd. Het afstemmen van ambities en intenties, oplossingen, maatregelen en processen: het vraagt een andere manier van werken. Het vereist ook openheid en transparantie, elkaar vroeg in het proces erbij betrekken, het samen zoeken naar oplossingen en samen contacten leggen met andere betrokkenen. • externen betrokkenheid tonen In de omgeving van de A2 gebeurt veel. Veel van de ontwikkelingen hebben niets met de aanwezigheid van de A2 te maken, zoals bijvoorbeeld een nieuwe woonwijk, natuurontwikkeling, veranderingen in gebruik van aan de weg grenzende percelen. Sommige zijn een afgeleide van de aanwezigheid van de weg; zoals de ontwikkeling van zichtlocaties langs de weg, nieuwe dwarsverbindingen over de weg, de plaatsing van geluidsschermen. Belangrijk is om de omgeving te laten weten, dat RWS zich betrokken voelt bij ontwikkelingen in de omgeving. Dat deze ook relevant zijn voor de weggebruikers. De weg is niet een statisch element waarlangs zich ontwikkelingen afspelen, slechts een barrière die geslecht moet worden, maar de weg maakt integraal onderdeel uit van de omgeving. Draag dat uit en laat de betreffende partijen weten, dat als er plannen zijn, RWS betrokken wil zijn. Zorg daartoe voor een helder aanspreekpunt binnen RWS voor omgevingpartijen.
2 Communicatie & Informatie • laat het horen Het vertellen van het verhaal van het routeontwerp moet veelvuldig gebeuren. Het is een nieuwe manier van kijken naar de weg, die niet automatisch begrepen wordt. Het is bovendien nogal veelomvattend en vraagt veel inzicht in de balans tussen weg en omgeving. • laat het zien Laat ook zien, waar het routeontwerp een toegevoegde waarde heeft. Maak duidelijk hoe principes uit het routeontwerp structuur aanbrengen in de relatie weg / omgeving. • denk mee en laat mee denken Van belang is om aan de juiste tafels te zitten met actoren, die invloed uitoefenen op de kwaliteit van stad en land langs de weg. Hierbij hoort ook het denken over financiële mogelijkheden en prikkels, die de diverse betrokkenen moeten stimuleren tot actie. Participeer daar waar aanleidingen zijn; bij vernieuwing van een tracé, bij dwarsrelaties en bij ontwikkelingen in aangrenzende gebieden. Hier kan RWS laten zien, dat ze een visie heeft -niet alleen op de weg- maar ook op de omgeving. RWS zal deze rol moeten vervullen in een arena waar private partijen steeds meer als initiatiefnemer van ruimtelijke ingrepen optreden.
MTD Landschapsarchitecten
65
3 Koppeling: mobiliteitsbeleid en RO-beleid Mobiliteitsbeleid wordt doorvertaald in infrastructurele projecten, die veelal als katalysator van gebiedontwikkeling fungeren. Hier is RWS een directe betrokkene en kan ook de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving stimuleren. Voor het routeontwerp hoeft niet alles anders. Een deel van de voorstellen is al onderdeel van bestaand beleid. Een nauwere afstemming tussen het mobiliteitsbeleid en het r.o.-beleid bestaat al decennia (locatiebeleid van eind jaren 80, begin 90), maar er worden ook nog steeds nieuwe mogelijkheden gezien, zoals de gebiedsgerichte verkenningen en plan- en pakketstudies van de laatste jaren. Neem deel aan ontwikkelingsplanologie ten behoeve van nieuwe planvorming. Draag bij aan discussies door de eigen planvorming voor de weg ook actief bij omgevingspartijen ter discussie te stellen. Op deze momenten kunnen landschapspanorama's, silhouetten, recreatieve transferia, nieuwe typen oplossingen voor de weg in het stedelijk gebied, et cetera aan de orde worden gesteld. Sommige knelpunten zijn niet direct te beïnvloeden, maar hebben wel baat bij een heldere constatering en adressering van het probleem. (Denk hierbij aan de gangbare praktijk van bedrijfsontwikkeling). 4 WRO-instrumentarium Het routeontwerp zal acteren in situaties van ontwikkelings- en toelatingsplanologie. Bij ontwikkelingsplanologie moet de vertegenwoordiging van het routeontwerp pro-actief zijn, zelf met visie en initiatieven komen, onderhandelen, zoeken naar oplossingen en kansen ontdekken. Bij de gangbare praktijk van toelatingsplanologie zijn de regels veel meer gedicteerd door de wet. Via de WRO zijn de verantwoordelijkheden hiërarchisch georganiseerd. Het rijk schrijft in de Nota Ruimte: 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het rijk ziet de verantwoordelijkheid voor de basiskwaliteit van het landschap bij provincies en gemeente liggen met als doelstelling 'ontwikkelen met kwaliteit'.
Rijk Het rijk heeft hierbij een stimulerende en faciliterende rol. Het rijk stuurt op afstand en draagt de eindverantwoordelijkheid. Het rijk moet er ook mede voor zorgen dat ruimtelijke kwaliteit en landschap op de politieke agenda staat en blijft staan, daarin bijgestaan door maatschappelijke organisaties. De volgende rijksinstrumenten met subsidiemogelijkheden zijn beschikbaar of in ontwikkeling: • Architectuur-, Belvedere en cultuurhistorie subsidieregelingen • Beheer en onderhoud buitenplaatsen • Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) • Fiscaliteiten: huidige en nieuwe mogelijkheden • Investeringsbudget Landelijk gebied (ILG) • Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) • Landschapsontwikkelingsplan (LOP) subsidie Provincie Het rijk toetst of de provincies voldoende aandacht hebben voor kwaliteit in de streekplannen. De provincie moet ervoor zorgdragen, dat er een visie op de ruimtelijke kwaliteit van het landschap op het regionale niveau wordt ontwikkeld. Ook bij bijvoorbeeld verkeersvraagstukken moeten randvoorwaarden uit een dergelijke visie worden meegenomen. Provincies moeten gemeenten stimuleren om te ontwikkelen met kwaliteit. De WRO geeft de mogelijkheden om het provinciale beleid juridisch te laten doorwerken naar het gemeentelijke niveau. Dit kan via: • Provinciale streekplannen en structuurvisies als beleidskader • Provinciale verordening als juridische normstelling • Aanwijzingsbevoegdheid • Provinciale vervangingsbevoegdheid volgens herziene WRO. (De provincie kan binnen een gestelde termijn een gemeentelijk besluit vervangen door een provinciaal besluit, als een provinciaal belang of doel in het geding is.) • Provinciale inpassingbevoegdheid volgens de herziene WRO. (Dit behelst het vaststellen van een inpassingplan, als provinciale belangen daartoe noodzaken. Het rijk en de provincie kunnen voor ingrepen in gevoelige gebieden of ingrepen met verstrekkende gevolgen een inpassingsplan opstellen. Dit plan is in zijn werking vergelijkbaar met een bestemmingsplan. Het is denkbaar dat een dergelijk instrument ook voor een Nationaal Landschap of cultuurhistorisch waardevolle structuur wordt ingezet.) Gemeente Gemeenten hebben uiteindelijk de belangrijkste rol bij het realiseren van ruimtelijke kwaliteit. Zij -en marktpartijen en maatschappelijke organisaties- zijn nauw betrokken bij veel concrete kwesties en kennen de landschappelijke kwaliteiten het best. Gemeenten zullen dit moeten vertalen in de bestemmingsplannen. Ook op bestemmingsplannen kan RWS of vertegenwoordiging vanuit het routeontwerp reageren.
MTD Landschapsarchitecten
67
procesacties voor de korte termijn 1 Vormgeven van een interne strategie. Formuleer een plan van aanpak dat is bedoeld voor RWS intern. Het doel hiervan is dat één ieder bij RWS de kansen herkent in de praktijksituatie. RWS'ers moeten weten, wat routeontwerp is en impliceert. Zij moeten gericht zijn op de kansen die zich voordoen. Het plan van aanpak moet uit de doeken doen wat RWS wil en kan, wie dit betreft en op welke wijze men dit kan bereiken. 2 Externe kansen benoemen en opspeuren en dit in een actieplan laten landen. Een actieplan omvat: · inventariseer de aanleidingen · wat willen we bereiken · hoe gaan we dat doen · wie gaan dit doen (verantwoordelijkheidsverdeling) · bemachtig een plek aan tafel 3 Communicatieplan: bespreek het intern gerichte plan van aanpak en het extern gerichte actieplan. Zorg dat er over gesproken wordt en spreek er over via diverse media en via ludieke acties. 4 Organiseer een training integraal werken. Integraal denken en handelen is niet eenvoudig, zeker als je dit niet dagelijks doet. Het denken vanuit een omgeving vereist een hele andere kijk dan het denken vanuit de infrastructuur. Leid de mensen op! 5 Organiseer een cursus over de kansen, die de WRO biedt. Er gaat veel veranderen. Herken de kansen en weet wanneer je in actie moet komen. Stuur in de WROprocessen, wees proactief. Deze houding vereist een gedegen kennis van de WRO (en natuurlijk ook van de andere actoren en het gebied).
inhoudelijke acties voor de korte termijn 1 Vervolgstudie stedelijk imago voor de grote steden aan de route; voor beeldregie op imago is onderlinge afstemming nodig tussen de gemeenten binnen een stedelijk traject langs de A2. Ze kunnen elkaar aanvullen en versterken door zich binnen een thema te profileren met een eigen invulling. 2 uitwerking voor landschappelijke enscenering van dwarsstructuren in de wegomgeving; Aan de hand van een landschapsplan op hoofdlijnen kunnen de leesbaarheid van dwarsstructuren en recreatieve routes versterkt worden. Hierbij kan aansluiting gezocht worden bij ander beleid zoals de handreiking Kwaliteit Landschap van het ministerie van LNV. 3 Nader onderzoek naar de versterking van bestaande silhouetten en de mogelijkheden om dit ontwerpmotief in te zetten voor nieuwe overgangen tussen de stad en land. Inzet is het realiseren van bewust contrastrijke overgangen. 4 Ontwerpmatige, programmatische en organisatorische uitwerking van landschapspanorama's. Een verkenning van de mogelijke combinatie van panorama's en bijvoorbeeld waterberging, aansluitend op de studie 'Panorama NL' van het Ruimtelijk Planbureau. 5 Uitwerking van beeldkenmerken en de bereikbaarheid van de Nationale Landschappen in relatie tot de A2; gedacht wordt aan parkwegen, recreatieve transferia en bezoekerscentra. 6 Concrete vormgeving van de versterking van het cultureel erfgoed in de wegomgeving; In navolging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, verdienen de tot op heden onderbelichte linies langs de A2, als de Stelling van Amsterdam, de Zuiderlinie en de Peel-Raamstelling, aandacht in de uitwerking van beleidsplannen. 7 pilot 'de dwarsligger'; het vormgeven van een recreatief transferium, gekoppeld aan een verzorgingsplaats langs de A2. Bij voorkeur met een Nationaal Landschap als bestemming. (mogelijke koppeling met punt 5)
MTD Landschapsarchitecten
69
GROENE HART stadssilhouet en imago • Amsterdam Adres Arena. Het imposante Ajax stadion torent boven het nog tamelijk open verstedelijkte gebied van Amsterdam/Duivendrecht uit. • Utrecht; Adres Vecht. De extensieve en rommelige inrichting van deze strook tussen de A2 en het Amsterdamrijnkanaal verdwijnt grotendeels achter lange geluidschermen. Naar de toekomst toe is de schaars beschikbare ruimte hoogwaardiger in te richten en kan aansluiting gezocht worden bij het nabijgelegen Vechtmilieu. • Utrecht; Adres Leidsche Rijn. Hier is veel veranderd en dit gaat nog wel even door. Van een open veenweidegebied tot een VINEX-agglomeratie van enorme omvang. De A2 heeft hier een nieuw tracé gekregen, dat bovendien voor een deel wordt overkapt, alle op- en afritten worden vernieuwd, de A2 krijgt een structuur van parallelwegen voor het in- en uitvoegende verkeer, zoals dat ook ten zuiden van de stad op de A12 al functioneert. De hoofdrijbanen in het midden zijn bestemd voor het verkeer dat Utrecht passeert. Ongeveer waar weg en spoor elkaar kruisen, bouwt de stad Utrecht het stadscentrum van Leidsche Rijn, compleet met een NS-station en traverse over de A2. • Utrecht; Adres Nieuwegein. Nieuwegein heeft aan alle zijden van de stad snelwegen: de A27, A12 en de A2. Nieuwegein vraagt een nadrukkelijke versterking van de stedelijke allure. De A2 scheidt Nieuwegein van IJsselstein; dorpen die van oudsher sterk op elkaar gericht waren. Met de taakstelling voor woningbouw in het provinciaal beleid groeit het gebied aan weerszijde van de A2 uit tot een stedelijk vlak van formaat, waarbij de relatie met de weg een stevige impuls verdient. branding Nationale Landschappen Het karakteristieke open polderland is de kernkwaliteit van het Groene Hart en moeten in stand gehouden worden door actieve bescherming. Op dit moment wordt er gespeculeerd over het verleggen van de A2 in het Groene Hart, waardoor de bestaande A2 de functie van stedelijke rondweg kan vervullen. De opgave op dit traject is dan ook de grootste landschappelijke eenheden te koesteren en te vrijwaren van verstedelijking in de toekomst. Niet alleen de stedelijke expansie, maar ook de malaise in de melkveehouderij -de economische drager van het agrarische cultuurlandschap- zorgt ervoor dat het gebied steeds meer onder druk komt te staan. Tegelijkertijd vraagt de waterproblematiek om extra ruimte en zoeken stedelingen steeds vaker de rust, die het open gebied te bieden heeft. Om het Groene Hart als reisdoel aan de A2 te versterken wordt voorgesteld een bewegwijzerde route door het gebied aan te geven en een bezoekerscentrum voor de Stelling van Amsterdam en het Groene Hart te maken. herkenbaarheid cultuurlandschap en ontwikkelen van dwarsrelaties De Romeinse Limes kruist ter hoogte van de Leidsche Rijn de A2. Meer naar het noorden kruist de A2 de Stelling van Amsterdam, wat in de huidige situatie moeilijk herkenbaar is. Door het zicht op de omgeving open te werken en het verschil tussen de aanvals- en verdedigingszijde van de Stelling aan te zetten kan leesbaarheid worden verhoogd. De inundatievlakken kunnen worden gecombineerd met de 'Natte As'. Zo ontstaat een ecologische verbinding, die delen van het Groen Hart en het plassengebied ten oosten van de Vecht met elkaar verbindt. Daarnaast zou een recreatieve (vaar)route tussen Vinkeveense plassen en Angstel ontsloten kunnen worden vanaf afslag Vinkenveen en afslag Abcoude. Waterrijke milieus worden met elkaar verbonden en de waterbergingsopgave kan worden gerealiseerd. regionale werklandschappen Nieuwe bedrijvenlocaties passen niet in het Groene Hart. Voor bestaande bedrijventerreinen geldt dat ingezet moet worden op een hoogwaardigere uitstraling en sterkere profilering (zie bovengenoemde 'adressen').
MTD Landschapsarchitecten
73
RIVIERENGEBIED stadssilhouet en imago De rivierfronten van de steden in het rivierengebied (Nieuwegein/Lek, Beesd/Linge, Zaltbommel/Waal, Den Bosch/Maas) zijn belangrijke identiteitsdragers. De historische kern Vreeswijk van Nieuwegein kijkt uit over de Lek. Hier verandert het stedelijke karakter van Nieuwegein in een weidse landelijke sfeer. Beesd is een dorp aan de Linge in een landelijk omgeving. Zaltbommel ligt net ten zuiden van de Waal. De Waalbrug bij Zaltbommel was een van de voornaamste knelpunten tot dat in de jaren 90 de Martinus Nijhoffbrug werd geopend. De brug en natuurlijk de toren van Zaltbommel zijn herkenningspunten in de route en duidelijk zichtbaar vanaf de A2. Het rivierfront is nauwelijks nog zichtbaar. 's-Hertogenbosch wordt gezien als de noordelijkste stad van de zuidelijke Nederlanden, de poort tot het zuiden. Dit beeldmerk van de stad kan beleefbaar gemaakt worden vanaf de maasbrug. branding Nationale Landschappen De kernkwaliteiten van het rivierengebied in relatie tot de A2 zijn het karakteristieke ritme van rivieruiterwaard-oeverwal-kom en het schaalcontrast tussen de zeer open komgronden en de besloten oeverwallen. De bruggen over de rivier vormen de accenten tussen de verdichte oeverwallen, die op hun beurt weer van elkaar worden gescheiden door de komgronden. De bruggen en de ervaring van open ruimte in het buitendijks gebied vraagt een zorgvuldige enscenering, om als wijds moment tussen de oeverwallen te worden ervaren. In combinatie met het behoud van de grote open komgebieden wordt hiermee het meest wezenlijke kenmerk van het rivierenland gewaarborgd. herkenbaarheid cultuurlandschap De A2 kruist de Nieuwe Hollandse Waterlinie, wat in de huidige situatie herkenbaar is gemaakt door een nieuw kunstwerk in de Diefdijk en het bruine informatiebord, naar Frans voorbeeld. Mogelijkheden voor verbetering van de herkenbaarheid is het accentueren van het verschil tussen 'binnen' en 'buiten' de Waterlinie. De Waterlinie zal sterker beleefd worden vanaf de weg met uitvoering van het landschapsplan, waarin deze verschillen worden aangezet en zo de geschiedenis leesbaar wordt gemaakt. ontwikkelen van dwarsrelaties Het rivierenland als recreatieve bestemming vanaf de A2 vraagt een bewuste ontsluiting en geleiding van bezoekers. Een sector die vaak wordt gezien als dé nieuwe economische drager van het platteland is toerisme en recreatie. Door de toegenomen mobiliteit in de afgelopen decennia is het platteland steeds dichterbij gekomen voor de stedeling. Het recreatieve aanbod is behoorlijk toegenomen in de afgelopen jaren. Opvallend is dat het overgrote deel van de toeristen en recreanten afkomstig is uit de grote steden. Dit geldt voor de mensen die gaan fietsen en wandelen, in het gebied verblijven en voor de mensen die op het water recreëren. Mogelijkheden voor 'recreatieve transferia' liggen er bij bestemming Vijfherenlanden en de Maasdijk. regionale werklandschappen Stedelijke ontwikkelingen, van welke aard ook, zouden zich op de oeverwallen moeten afspelen. Deze zouden ingebed kunnen worden in de karakteristieke opbouw, dwars op de weg. Komgronden, maar vooral de uiterwaarden van de rivieren, dienen gevrijwaard te blijven van kleinschalige bedrijfsmatige ontwikkelingen.
MTD Landschapsarchitecten
75
ZANDGRONDEN EN BEEKDALEN stadssilhouet en imago Het Brabantse deel van de A2 voert langs Den Bosch en Eindhoven. Met de verdere verdichting rond deze steden zal de A2 meer door de stad gaan lopen. Over grote lengten is dit nu al het geval, maar tot op heden liggen er brede groenstroken of geluidafschermende voorzieningen tussen de stad en de snelweg. Met het initiatief Avenue2/Kanaalzone in Den Bosch wordt gewerkt aan een nieuw nevencentrum met hoogbouw ter hoogte van Rosmalen. Hiermee zal Den Bosch zich op eigentijdse wijze met een meer stedelijk profiel positioneren als poort van Brabant. Aan de zuidwestzijde profileert Den Bosch zich reeds fraai met het stadssilhouet over de Bossche Broek en provinciehuis van Maaskant als modernistisch baken. Alles in Eindhoven wijst op de aanwezigheid van de TU en Philips. Het beeld van Brainport bestaat al, maar kan in de beleving vanaf de A2 sterker worden benadrukt tot een cluster van hightech-ontwikkeling in het Dommeldal. De planvorming van het SRE voor de snelwegzone A2 is een goed voorbeeld van integrale benadering, waarbij de weg, de omgeving en de bedrijvenlocaties naar aanleiding van de wegverbreding als één opgave wordt aangepakt. Een strategische toevoeging van landmarks en een nieuwe stadsallee langs de A2 kan de stad weer met de voorkant naar de weg oriënteren. branding Nationale Landschappen Het Groene Woud is bekend geworden door het recent gerealiseerde ecoduct. Gelegen tussen Tilburg, Eindhoven en 's-Hertogenbosch voegt dit gebied zich in het rijtje Nationale Landschappen van Nederland. Hier gaan natuur en cultuurhistorisch erfgoed hand in hand met recreatie. Het hart ervan, het natuurpark, is omringd door waardevol cultuurlandschap met landbouw als de belangrijkste drager. Cultuurhistorische elementen worden afgewisseld met aantrekkelijke dorpen, zoals Oirschot, Liempde en Oisterwijk, elk met hun eigen karakter. Door het verbeteren van contactpunten tussen A2 en Groene Woud, door bewegwijzerde routes vanaf de A2, een centraal bezoekerscentrum of een recreatief transferium kan de bekendheid en geliefdheid nog uitgebreid worden. herkenbaarheid cultuurlandschap Het Belvederegebied Dommeldal beslaat een groot deel van het zandgebied, dat de A2 doorsnijdt en is identiteitsdrager van dit deel van Brabant. De beekdalen vormen de belangrijkste structurerende elementen van het kleinschalige en onregelmatig verkavelde cultuurlandschap met vele historische boerderijen, buitenplaatsen en kastelen. Door de kruisingen met de beeklopen consequent en herkenbaar te ensceneren, is de leesbaarheid van de landschappelijke opbouw -en de daarmee samenhangende cultuurhistorische structuur- te versterken. Daarnaast kent Zuid-Nederland haar eigen militair erfgoed in de vorm van de Zuiderwaterlinie langs de Maas ter hoogte van Den Bosch (provincie Noord-Brabant) en de Peel-Raam Stelling ter hoogte van Weert (provincie Limburg). Hoewel iets minder bekend verdienen deze staaltjes van landschappelijke ingenieurskunst een vergelijkbare status en behandeling als de Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie. ontwikkelen van dwarsrelaties Het Groene Woud en de bossen ten zuiden van Eindhoven (Leenderheide) kunnen promoot worden als recreatieve bestemming door transferia aan de A2 te ontwikkelen. Deze gebieden zijn van betekenis voor vele inwoners uit de nabijgelegen Brabantse steden Tilburg, Eindhoven en 's-Hertogenbosch. De A2 vormt een belangrijke barrière voor veel diersoorten. Voor ree en das kan de oversteek dodelijk zijn; andere diersoorten zoals amfibieën en dagvlinders beginnen niet eens aan de oversteek door het ongunstige klimaat boven het asfalt. Met de aanleg van een trechtervormig ecoduct tussen Best en Boxtel krijgen verschillende diersoorten de gelegenheid om de A2 te passeren. De natuurbrug vormt een robuuste verbinding tussen het Dommeldal en Beerzedal. Deze brug is hiermee een cruciale schakel in het realiseren van Het Groene Woud. regionale werklandschappen Bedrijfsmatige ontwikkelingen rond de Brabantse steden kunnen sterker geprofileerd worden. Het betreft met name de grotere adressen als Kloosterstraat, Eindhoven Airport en Natlab, die een eigen adres aan de A2 vormen. Het bedrijventerrein Brabantpoort in Rosmalen ligt ingeklemd tussen de A2 en de Rosmalense Plas. Dit terrein zou een duidelijker gezicht kunnen maken naar het publiek van de A2. Er zijn grote bedrijven gevestigd, maar ook het Mercurehotel en McDonald's-Ketens, die overal langs het Nederlandse hoofdwegennet zijn neergestreken. Het plan Kloosterstraat in 's-Hertogenbosch moet qua duurzaamheid en intensief ruimtegebruik zich op nationaal niveau onderscheiden van andere bedrijventerreinen. Het bedrijventerrein van ca. 77 ha (bruto) moet uiteindelijk ruimte bieden aan 10.000 tot 15.000 arbeidsplaatsen. De Eindhovense bedrijvenlocaties timmeren al behoorlijk aan de weg. De toekenning van de Ruimte en Mobiliteitprijs 2006 aan Flightforum getuigt hiervan. Met Flightforum is een hoogwaardige bedrijfslocatie ontwikkeld nabij Eindhoven Airport, de A2 en de VINEX-wijk Meerhoven. Het plan toont aan, dat het directe visuele contact met de snelweg geen noodzakelijkheid is en dat een eigentijdse signatuur met ongelijkvloerse HOV-verbinding tot een gewild bedrijvenpark kan leiden. Waarschijnlijk zal het concept navolging krijgen in een nieuw te ontwikkelen terrein; Park Forum Ontwikkelingen. Buiten de grote steden zijn de terreinen van een kleinere schaal en dienen zich te voegen in het fijnmazige mozaïek van het Brabantse landschap. Voor de beleving van het landelijk gebied is het van belang, dat de kleinere ontwikkelingen zich niet al te nadrukkelijk in beeld te manoeuvreren.
MTD Landschapsarchitecten
77
MAASDAL stadssilhouet en imago In dit gebied liggen geen grote steden. Het imago van Echt en Maasbracht heeft meer een dorps karakter. De subtiliteit van een dorpssilhouet en torenspits wordt makkelijk overschreeuwd door reclamezuilen en bedrijfsdozen. Een bewuste omgang met het silhouet in relatie tot het gewenste imago is geboden. branding Nationale Landschappen en herkenbaarheid cultuurlandschap De in het beleid beschermde landschappelijke waarden richten zich vooral op de beekdalen. Belvederegebieden of een Nationaal Landschap ontbreekt in dit deelgebied. Toch liggen er fraaie en gave delen van het cultuurlandschap van de rivierterrasontginningen in de wegomgeving zoals het kleiputtengebied ten zuiden van Echt. Als tegenhanger van de voortschrijdende verstedelijking verdienen deze gebieden een actieve versterking en bescherming. ontwikkelen van dwarsrelaties De Maasplassen, gelegen in hartje Limburg, is één van de grootste watersportgebieden in Nederland. Dit gebied is ontstaan door grindafgravingen en wordt omsloten door natuurgebieden en typische Limburgse steden en dorpjes. Door aankleding van de oevers en aanleg van diverse faciliteiten zoals dagstranden, campings, hotels, restaurants, en wekelijkse evenementen, zijn de mogelijkheden in dit gebied grenzeloos, immers Duitsland en België liggen op een steenworp afstand. Maasplassen Limburg, grenzeloos water- en bosrijk, verdient een adres aan de A2 en goede verbindingen voor de langzaamverkeerroutes (kruisingen A2 en kanaal). regionale werklandschappen Juist in Limburg zou gebruik gemaakt kunnen worden van de karakteristieken van de multimodale bundel van het Julianakanaal, de A2 en het spoor. Hiermee worden de specifieke kwaliteiten van locaties benut en kunnen ondernemers zich herkenbaar profileren. De A2 kent in midden-Limburg geen stedelijk trajecten. Woongebieden en bedrijvenlocaties dienen zich te voegen naar de schaal en draagkracht van het landschap, waarbij de dorpen door landschappelijke tussenstukken van elkaar blijven gescheiden.
MTD Landschapsarchitecten
79
HEUVELLAND stadssilhouet en imago Sittard en Geleen zelf liggen enkele kilometers van de autosnelweg A2, waarmee het stadsimago vanaf de weg gedragen wordt door het industrielandschap van Chemelot. In westelijke richting sluiten Sittard en Geleen aan op het knooppunt Kerensheide, waar de autoweg van Antwerpen naar Keulen (A76) de A2 kruist. In de landschappelijke inrichting van het knooppunt wordt de omgeving grotendeels weggeplant. Door een beter doorzicht naar de oostelijke omgeving kan het sterke industriële karakter verder worden versterkt. Maastricht heeft al vele plannen, die de spanning tussen A2 en de stad moeten verminderen en die de ontsluiting van de stad verbeteren. Enkele hiervan zijn: een volledige verknoping van de A2 en de A79, een verbindingsweg tussen de A2 en bedrijventerrein Beatrixhaven, verbetering verkeersfunctie Viaductweg, de aanleg van een nieuwe bovengrondse Stadsboulevard ter plaatse van de huidige A2-passage en een stevige vastgoedontwikkeling in relatie tot stedelijke vernieuwing. Met de traverse door Maastricht zal een impuls worden gegeven aan de stedelijke allure. De plekgebonden kwaliteiten van de omgeving; het Geuldal, plateauranden en de Maasvallei mogen niet ondergesneeuwd worden door het stedelijke en infrastructurele geweld. De hoofdrichting van de Maasvallei dient leidend te zijn voor de infrastructuurlijnen. Daarnaast ontstaat een imago-ondersteunende macrogeleding, door zwaar in te zetten op een kwaliteitsverbetering van de groene omgeving, zoals de landgoederenzone in het Geuldal. branding Nationale Landschappen Nationaal en internationaal is Zuid-Limburg befaamd om het gevarieerde cultuurhistorische landschap. Het Limburgse Heuvelland is aangewezen als Belvederegebied én Nationaal Landschap. De Provincie Limburg stelt dat met name door de voortschrijdende dorpsuitbreidingen en de doorgaande schaalvergroting en rationalisatie van de landbouw de kwaliteit van het landschap onder druk staat. Het is volgens de Provincie dringend noodzakelijk de sluipende achteruitgang van het landschap in de regio een halt toe te roepen. Toerisme en recreatie worden gezien als belangrijke inkomstenbronnen voor Zuid-Limburg en die zijn gebaat bij een aantrekkelijk landschap. Om de kwaliteiten van het landschap te versterken en de toeristisch-recreatieve aantrekkingskracht van Zuid-Limburg te vergroten, streeft de Provincie naar een ontwikkelingsgerichte aanpak van het landschap. Vergelijkbaar met de aanpak van de Ecologische Hoofdstructuur voor de natuur, wordt gestreefd naar een gebiedsgericht en offensief plan voor het landschap, met een eigen uitvoeringskader. herkenbaarheid cultuurlandschap Het Nationaal Landschap Heuvelland heeft betrekking op de uitlopers van gebergten in België en Duitsland: de Ardennen en de Eifel. Het Nationaal Landschap is onderdeel van het grensoverschrijdende Drielandenpark. De relatief grote hoogteverschillen, die het Limburgse heuvellandschap kenmerken, zijn uniek in Nederland. De open plateaus worden doorsneden door beken. De besloten hellingen kennen belangrijke natuurwaarden (hellingbossen, bronnen) en cultuurwaarden (onverharde holle wegen en graften). Het zoeken naar een levensvatbare vorm van agrarisch gebruik is van cruciaal belang voor het behoud van het cultuurlandschap. ontwikkelen van dwarsrelaties De economisch oriëntatie van Limburg is meer gericht op de oost-westverbindingen (België en Duitsland) dan op de noord-zuid richting van de landschappelijke hoofdopbouw. Het samenspel van de Maas, de kanalen en de A2 vormt een bundel, die de stedelijke, landschappelijke, ecologische en bedrijfsmatige dwarsverbanden doorsnijdt. Langs de A2 moet nadrukkelijk gewaakt worden voor verdergaande verstedelijking in de wegomgeving, omdat daarmee het spanningsveld tussen de landschappelijke hoofdrichtingen verloren gaat. Zelfs in relatie tot landschappelijke inpassing van het geplande ecoduct op de rand van het geuldal komt dit spanningsveld nadrukkelijk tot uiting. Voorkomen moet worden dat dit ecoduct het vergezicht op de skyline van Maastricht zal blokkeren. Tenslotte kan Zuid-Limburg zich sterker profileren langs de A2 door bekende en minder bekende bestemmingen herkenbaar te ontsluiten, bijvoorbeeld door recreatieve transferia. regionale werklandschappen Chemelot is de naam van het grote chemische industriecomplex rondom het kruispunt van A2 en A76 in Geleen. Het is vooral de combinatie van alle mogelijke faciliteiten en de aanwezigheid van meer dan twintig innovatieve chemie-gerelateerde bedrijven (naast DSM, Sabic en Sekisui), die Chemelot aantrekkelijk maakt als unieke vestigingslocatie en voor de uitwisseling van innovatieve ideeën. Het Industrielandschap Chemelot is zeer beeldbepalend voor dit traject en heeft een overduidelijk profiel met een eigen schoonheid. De anonieme wegbeplanting langs de A2 weerspiegelt een ambivalente houding naar de industrie en wint het ruimtelijk niet van de achtergelegen installaties. Juist een onbelemmerd en uitgesproken zicht op de wonderlijke technische wereld van Chemelot is een grote kwaliteit voor een herkenbaar imago. Het adres van Maastricht/Aachen Airport ademt een vergelijkbare ambivalentie naar de A2. Met de inrichting van de strook tussen de luchthaven en de A2 wordt het zicht half afgeplant. In plaats daarvan zou ingezet kunnen worden op direct zicht op de vliegtuigen en een versterking van het architectonisch beeld van de luchthavengerelateerde bebouwing. Al met al toont het kaartbeeld van Limburg een veelheid van bedrijventerreinen in een onsamenhangende configuratie, met name in de wegomgeving. Inzet van het routeontwerp is, deze terreinen te clusteren en aan te laten sluiten bij het stadsimago van Maastricht, de luchthaven of het industrielandschap van Sittard-Geleen. Individuele, meer hoogwaardige bedrijven kunnen zich voegen in het cultuurlandschap.
MTD Landschapsarchitecten
81
COLOFON eindrapportage Visie Routeontwerp omgeving A2 april 2007
opdrachtgever Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde
Steunpunt Routeontwerp Ondersteund door: projectteam A2: Janneke van Bergen (Atelier Rijksbouwmeester) Sjoerd Hermsen (Rijkswaterstaat Noord-Brabant) Jos Huisman (Rijkswaterstaat Limburg) Jan-Willem de Jager (Dienst Landelijk Gebied) Henri Schuurmans (Rijkswaterstaat Noord-Brabant) Leo Smit (Rijkswaterstaat Noord-Brabant) Frank van Waarsenburg (Rijkswaterstaat Utrecht) MTD Landschapsarchitecten Martijn Brands Marian Enders Sjoukje van Heesch Peggy van der Heijden Carola Heijndijk Frank Meijer Joof Tummers
assistent ontwerper assistent ontwerper landschapsarchitect DTP projectsecretaresse supervisor projectleider
Eric Luiten landschapsarchitect
MTD Landschapsarchitecten
Plan de Campagne Ed Joostink Beunk
visualisaties
Royal Haskoning Charlotte Nauta Geert van Oirschot Bart Zwaan
sr. adviseur planologie GIS GIS
83