Titel project
Van scholier tot professional door leerstijl ontwikkeling en gesimuleerde beroepspraktijk
Aanvrager
Scheepvaart en Transport College
Contactpersoon
J. Viola
Begin- en einddatum van het project
Januari 2005 t/m december 2007
1. Uitgangspunten voor project 1.
Beschrijf het probleem dat het project beoogt op te lossen, de situatie die wordt verbeterd in termen van regio / sector en betrokken opleidingen
Beschrijving van het probleem dat het project beoogt op te lossen, de situatie wordt verbeterd in termen van regio / sector en betrokken opleidingen In de haven sector in de regio Rotterdam zijn een aantal ontwikkelingen gaande die in de toekomst veel veranderingen teweeg zullen brengen. Ontwikkelingen zoals de opzet van de tweede Maasvlakte met terminals voor eigen rederijen, en uitbreiding van bestaande stuwadoors genereren niet alleen veel werkgelegenheid maar ook een aan de klanten gerelateerde opzet. Door deze ontwikkeling wordt de arbeidsmarkt in de haven gekenmerkt door veranderingen die elkaar snel opvolgen. Bedrijven in de sector havens zullen zich moeten aanpassen aan deze veranderende omgeving.Voorbeelden zijn de veranderende ladingpakketten en de daarbij te gebruiken hulpmiddelen, veiligheidseisen, wisselende ploegensamenstellingen, klantgerichte opzet, enz.. De opleidingen die de gevolgen van deze veranderingen zullen merken zijn: het VMBO (de derde klas) richting Haven en Vervoer, de MBO opleidingen Operationeel medewerker op- en overslagverslag, Medewerker havenlogistiek, beide niveau 2 en de opleidingen Aankomend cargadoor , Aankomend expediteur en Gevorderd operationeel medewerker op- en overslag, beide niveau 3. Ook zullen deze veranderingen invloed hebben op de opleiding Manager Havenlogistiek, niveau 4 en de HBO studie Logistieke Technische Vervoerskunde. Het STC heeft als eerder op deze veranderingen ingespeeld en de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de opzet van simulatoren. Met deze simulatoren kunnen leerlingen/studenten zeer goed opgeleid worden om zich in de steeds wisselende en op de praktijk gerichte omstandigheden aan te passen. Voorbeelden zijn de kraan en straddle carrier simulator (lossen en verplaatsen van containers) en ketensimulator (inzicht in de activiteiten van de vervoersstromen). Verder heeft het STC ingezet op praktijk gerichte leeromgeving zoals: haventrainingscentrum, havenpraktijklokaal en een distributieloods. De opzet met simulatoren, trainingscentra en praktijklokalen (verder wordt dit “de leeromgeving” genoemd) past bij een competentiegerichte leeromgeving. Problemen die de snel veranderende omgeving met zich meebrengen zijn: Kwaliteit en professionaliteit van output • Steeds andere eisen die gesteld worden aan werknemers in de sector havens die invloed hebben op hun werk en opleiding. • Onvoldoende aansluiting tussen de competentiegerichte leeromgeving en de theoretische opzet van het VMBO, MBO en HBO. • Onvoldoende pedagogische, didactische en leerstof aansluiting tussen het VMBO (Haven en Vervoer) en MBO ( Haven). • Opleiden houdt op bij het verlaten van de beroepsopleiding en speelt geen blijvende rol in het arbeidsleven. • De startkwalificaties (MBO niveau 2 en 3 opleidingen in dit voorstel) zijn onvoldoende
1
• •
•
duurzaam en de ontwikkeling van de werknemer kan niet worden gevolgd. De samenwerking met het bedrijfsleven over de competentiegerichte opdrachten in de verschillende leeromgevingen is niet aanwezig. Het bedrijfsleven is te weinig geïntegreerd in de onderwijskundige opzet en de pedagogische en didactische benadering. Hierdoor vindt er geen of onvoldoende uitwisseling plaats (in het VMBO, MBO en HBO) over de beroepsgerichte benadering en eisen van het bedrijfsleven. De opzet van de VMBO Haven en Vervoer en de genoemde MBO opleidingen is onvoldoende bekend en transparant. Hierdoor is onduidelijk wat het bedrijfsleven kan verwachten van een deelnemer met een startkwalificatie. De vereisten van het bedrijfsleven zijn niet opgezet vanuit de Kenmerkende Beroepssituaties (KEB’s). In deze KEB’s moeten de vaardigheden en de beroepshouding beschreven worden die nodig zijn om zonder problemen te starten als beginnend beroepsbeoefenaar.
Innovatie pedagogiek en didactiek • De pedagogiek en didactiek bij de theoretische opzet sluit niet aan bij de pedagogiek en didactiek die nodig is voor de opzet in de leeromgeving. • De betrokkenheid van het bedrijfsleven (zie namen uit het samenwerkingsverband) bij de pedagogische en didactische opzet in de verschillende leeromgevingen is onvoldoende aanwezig en niet structureel georganiseerd. • De pedagogische en didactische opzet in de leeromgeving is onvoldoende ontwikkeld. Verbetering rendement • In de huidige onderwijsopzet is de leerling onvoldoende actief en is het niet mogelijk zijn eigen leerroute te kiezen met behoud van zijn voorkeur leerstijl. • Het leerproces is niet effectief genoeg, van onvoldoende kwaliteit en de output is te weinig professioneel en staat onvoldoende in relatie met de toekomstige beroepspraktijk. • De stages uit het VMBO gaan niet over in de beroepspraktijkvorming (BPV) van het MBO. De BPV uit het MBO gaat niet over in de stages van het HBO. Hierdoor is voor het STC en het bedrijfsleven het effect van de verschillende stages en BPV onduidelijk en hebben geen relatie met elkaar. • De aansluiting tussen het VMBO, MBO en HBO is onvoldoende ontwikkeld als het gaat om de verschillende leeromgevingen. Het is nodig om de programma’s die ontwikkeld moeten worden voor het praktijklokaal havens in het VMBO zo op te zetten dat het aansluit bij de kantoortuin en de bestaande ketensimulator in het MBO. Zo zijn er in de ketensimulator wel programma’s ontwikkeld voor het MBO maar niet voor het VMBO. Op de kraan en straddle carrier zijn geen scenario’s ontwikkeld voor VMBO leerlingen. • Omdat er onvoldoende aansluiting is met betrekking tot de pedagogiek, didactiek, de programma’s in de verschillende leeromgevingen, opleiding en de wensen (KEB’s) van het bedrijfsleven krijgt de opleidingsloopbaan, het levenslang leren, de begeleiding in het STC en het bedrijfsleven onvoldoende aandacht. • Omdat de aansluitingen binnen het STC, tussen STC en Hogeschool Rotterdam (HR) en het bedrijfsleven onvoldoende zijn, is het rendement te laag. Nu is het onduidelijk hoeveel procent van de leerlingen uit het 3e leerjaar VMBO (richting Haven en Vervoer) een startkwalificatie in het MBO halen. Komt de doorstroom vanuit het VMBO naar MBO niveau 4 en HBO incidenteel voor en stromen er elk jaar ongeveer 20 deelnemers door vanuit het MBO naar het HBO, die nog teveel aanloop problemen ondervinden. • Levenslang leren krijgt alleen vorm als de voorwaarde in de doorstroming VMBO, MBO, HBO en bedrijfsleven aanwezig is en de leerling, deelnemer en student zijn eigen leerproces en leerroute kan vormen en sturen. Hierbij is het nodig om de deelnemers opdrachten te laten maken in de leeromgevingen die het mogelijk maakt om vanuit de eigen leerstijl de opdrachten te maken. • Nu wordt verondersteld dat leren vanzelf plaatsvindt als de leerling/student zelfstandig werken. Er wordt bij het leren geen rekening gehouden met de voorkeursleerstijl van de leerling/student en de leerling/student oefent zelf geen invloed uit op het leerproces. De leerling/student leert op dit moment niet product- of procesgerichtte handelen en denken.
2
De leerkracht (is de kracht tot leren en schept de voorwaarde voor een optimale leersituatie) bouwt het leerproces niet methodisch op, zodat hij de leerling/student naast de leerstof inhoud ook leervaardigheden leert. Er dient een leeromgeving te worden gecreëerd waarbij het leerproces methodisch (vanuit de voorkeursleerstijl) wordt opgebouwd en waarbij de VMBO leerling, MBO deelnemer en de HBO studenten en leerkracht met en de beroepspraktijkbegeleider vanuit het bedrijfsleven aanwezig is.
2.
Beschrijving van de doelen.
Om een innovatief project op te zetten in samenwerking met het bedrijfsleven en wat gedragen wordt door het VMBO, MBO en HBO is het nodig gezamenlijke doelen op te stellen. Innovatief betekent in dit verband dat een deel van de doelstellingen gebaseerd zijn op experimenteren in de regio Rotterdam en voor de sector havens. Van belang is om steun te krijgen vanuit het bedrijfsleven. Steun wordt georganiseerd rond gezamenlijke belangen en gezamenlijke uitgangspunten. Het STC en HR hebben belang bij het opleiden van de toekomstige beroepsbeoefenaar die kwalitatief op een hoog niveau wordt opgeleid. De opleidingen dienen competentie gericht te zijn en in de context van het toekomstige beroep te worden vorm gegeven. Het bedrijfsleven heeft in de toekomst een groot aantal werknemers nodig die volgens nieuwe inzichten opgeleid dienen te worden. Ontwikkelingen zoals de opzet van de tweede Maasvlakte met terminals voor eigen rederijen, en uitbreiding van bestaande stuwadoors genereren niet alleen veel werkgelegenheid in de haven maar hebben ook een uitstraling naar andere, aan de haven, gerelateerde bedrijven zoals Expediteurs, Cargadoors, verzekeringsmaatschappijen, transportbedrijven enz.. Deze competentie gerichte aanpak en de klanten gerelateerde opzet dienen in de opleidingen verankerd te worden. Kwaliteit en professionaliteit van output De kwaliteit en de professionele output kan alleen gegarandeerd worden als er overeenstemming is over het eindproduct. Welke competenties moet een MBO deelnemer hebben voor en gedurende de eerste jaren van zijn werkzame leven? Dit inzicht kan niet alleen gevormd worden door de opgezette beroeps competentie profielen. Deze geven een algemeen beeld en moeten terug vertaald worden naar herkenbare onderdelen tijdens de opleidingen. Het is dan ook nodig dat in samenwerking met het bedrijfsleven kenmerkende beroepssituaties (KEB’s) moeten worden ontwikkeld die de kwaliteit en professionele output garanderen. Hierna kan het onderwijsprogramma op het niveau van het MBO terugvertaald worden naar het VMBO en een start zijn voor het HBO. Doelstellingen: • In de werkgroep KEB’s en werkopdrachten dienen voor januari 2006 kenmerkende beroepssituaties te worden ontwikkeld voor de opleiding Manager Havenlogistiek, Medewerker Havenlogistiek, Aankomend Expediteur en Aankomend Cargadoor. Deze KEB’s dienen inzicht te geven in de kennis, vaardigheden en de beroepshouding (competenties) van een beginnend beroepsbeoefenaar en moeten uitgewerkt worden in opdrachten. Vanuit de KEB’s Manager Havenlogistiek dient er voor juli 2005 duidelijkheid te zijn over de aansluit mogelijkheden naar het HBO. • In de werkgroep KEB’s dienen voor januari 2006 kenmerkende beroepssituaties te worden ontwikkeld voor de opleiding Operationeel medewerker op en overslag, Gevorderd operationeel medewerker op- en overslag. Deze KEB’s dienen inzicht te geven in de kennis, vaardigheden en de beroepshouding (competenties) van een beginnend beroepsbeoefenaar en moeten uitgewerkt worden in opdrachten die in de beroepscontext zijn geplaatst. • In de werkgroep KEB’s dienen voor januari 2006 kenmerkende beroepssituaties te worden terugvertaald vanuit de bovengenoemde opleidingen naar opdrachten voor het derde leerjaar van het VMBO studierichting havens. Voorwaarde is dat het programma zo
3
•
•
vorm wordt gegeven dat een VMBO diploma niet noodzakelijk meer is om door te stromen in het MBO. In de werkgroep KEB’s dienen voor januari 2006 vanuit de opdrachten voor elk niveau (1) een studiewijzers te zijn ontwikkeld en mee proefgedraaid worden in VMBO, MBO en HBO. Het gebruik van de studiewijzer wordt geëvalueerd. Voor het VMBO, MBO en HBO geldt een Erkenning van Verworven Competenties (EVC) voor de opdracht afgesloten in het MBO. In de werkgroep leeromgeving dient voor augustus 2006 duidelijk te zijn bij de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en STC welke didactische en pedagogische aanpak nodig is om de beroepsgerichte benadering en eisen een plek te kunnen geven. De opdrachten moeten een plek krijgen in de verschillende leeromgevingen en afgerond en beoordeeld kunnen worden.
De leeromgeving wordt gevormd door praktijk lokalen, trainingscentra en simulatoren waarin de praktijk kan worden nagebootst. Dit leidt tot het creëren van een situatie in een praktijklokaal, zoals in het haventrainingscentrum, praktijklokaal havens en de kantoortuin, waar geen onderscheid is tussen de leeromgeving en het werken in de beroepsomgeving. In een trainingscentrum bv. het Haventrainingscentrum leidt dit tot een situatie waarbij de leerlingen/studenten bezig zijn met het vervoeren, vullen en stapelen van containers, zoals dagelijks gebeurt bij een havenbedrijf. Op de kraan en straddle carrier simulator (lossen en verplaatsen van containers) leidt dit tot het werken met een simulator die het mogelijk maakt te oefenen zonder dat dit schade of gevaarlijke situaties oplevert. Via de ketensimulator en kantoortuin kunnen leerlingen/studenten werken aan een vervoersopdracht waarbij zij “spelenderwijs” leren wat de taken en verantwoordelijkheden van een vervoerder, expediteur of cargadoor zijn. Opdrachten in deze leeromgevingen worden in gezamenlijke verantwoordelijkheid met het bedrijfsleven opgezet. In deze leeromgevingen zijn steeds de leerlingen (VMBO, MBO, HBO), leerkrachten en mensen uit het bedrijfsleven aanwezig. De schotten tussen VMBO, MBO en HBO vervallen, sterker de leerlingen/studenten trekken gezamenlijk op. De opdrachten in de leeromgeving kunnen leiden tot vrijstellingen voor de Stage, Beroepspraktijkvorming (BPV), stage (HBO) en delen uit het MBO of HBO programma. Doelstellingen: • In de werkgroep BPV dient voor maart 2007 duidelijk te worden op welke manier de stage (VMBO), de BPV (MBO) en de stage (HBO) georganiseerd zijn. • In de werkgroep BPV dient voor maaart 2007 duidelijk te zijn welke opdrachten (vanuit de KEB’s) in de stage en BPV moeten worden uitgevoerd. Voor deze opdrachten worden studiewijzers ontwikkeld. • In de werkgroep BPV dient voor maart 2007 de relatie tussen de stage en BPV bekend te zijn. • In de werkgroep BPV dient voor maart 2007 bekend te zijn op welke manier de leerlingen/ studenten worden begeleid. • In de werkgroep BPV dient voor maart 2007 met behulp van een studiewijzer proefgedraaid te zijn in de stage en BPV periode. Dit wordt geëvalueerd. • In de werkgroep BPV dient voor maart 2007 bekend te worden welke relatie er bestaat met de opdrachten in de leeromgevingen en de stage, BPV en HBO Stage. • In de werkgroep leeromgeving dient voor augustus 2006 bekend te zijn welke opdrachten in de leeromgeving in aanmerking komen voor de EVC procedure. Innovatie pedagogiek en didactiek Het STC heeft de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de opzet van simulatoren. Met deze simulatoren kunnen leerlingen/studenten zeer goed opgeleid worden om zich in de steeds wisselende omstandigheden aan te passen. Nu moet de slag gemaakt worden om de didactiek/pedagogiek geschikter te maken voor de verschillende leeromgevingen en de betrokkenheid van het bedrijfsleven hierbij te vergroten. Het gaat om de leeromgevingen bestaande uit de keten simulator, de straddle carrier en kraan simulator, de praktijklokaal havens (VMBO), de kantoortuin (MBO), het haventrainingscentrum (MBO). Hierdoor ontstaat er een mogelijkheid om samen met het bedrijfsleven een leeromgeving te
4
creëren waarbij het VMBO, MBO, HBO en bedrijfsleven meehelpen in deze leeromgeving opdrachten uit te voeren. Tijdens het werken op de simulatoren en andere leeromgevingen zijn indien van toepassing leerkrachten (VMBO, MBO en HBO) leerlingen en een bedrijfsopleider aanwezig. Dit leidt tot meer inzicht van de VMBO leerkrachten in de pedagogische aanpak van de MBO en HBO leerkracht en andersom. De bedrijfsopleiders krijgen inzicht in de pedagogische aanpak van de VMBO, MBO en HBO leerkracht en andersom. De leeromgeving en de gezamenlijk ontwikkelde opdrachten in relatie met de leerstijl van de leerling geven aan welke didactiek gevolgd dient te worden voor de leerkrachten en praktijkopleiders. De overstap van het VMBO naar MBO, HBO en bedrijfsleven wordt hierdoor minder als anders ervaren.
Doelstelling: • In de werkgroep leeromgeving dient voor augustus 2006 aan de hand van de opdrachten bepaald te worden voor welke verschillende leeromgevingen de opdrachten geschikt zijn. • In de werkgroep leeromgeving dient voor augustus 2006 aan de hand van de opdrachten studiewijzers te worden ontwikkeld. In deze studiewijzers dient de didactiek en pedagogiek afgestemd te worden met de verwachting van het bedrijfsleven. Uitgangspunt bij het ontwikkelen van de studiewijzers is dat de opdrachten opgelost kunnen worden vanuit de verschillende leerstijlen. • In de werkgroep leeromgeving dient voor augustus 2006 aan de hand van de studiewijzers, in samenspraak met het bedrijfsleven bepaald te worden op welke manier de didactiek vorm gaat krijgen. • In de werkgroep leeromgeving dient voor augustus 2006 aan de hand van de studiewijzers, in samenspraak met het bedrijfsleven bepaald te worden op welke manier de pedagogiek vorm gaat krijgen. • In de werkgroep scenario ontwikkeling dienen voor januari 2007 aan de hand van de studiewijzers scenario’s te worden ontwikkeld die het mogelijk maken om op de keten-, kraan- en straddle carriersimulator opdrachten te laten uitvoeren door leerlingen van het VMBO, MBO en HBO studenten. • In de werkgroep leeromgeving dient voor augustus 2006 duidelijk te worden welke begeleidingstaken er zijn voor de docenten en bedrijfsopleiders in de verschillende leeromgevingen. • In augustus 2006 dient er in één van de leeromgevingen proefgedraaid te worden met het uitvoeren van een opdracht. Hierbij zijn verschillende docenten en praktijkopleiders aanwezig en wordt de uitvoering van de opdracht geëvalueerd. Verbetering rendement De leerroute vanuit het VMBO naar het MBO en HBO houdt in dat er geen te onderscheiden doorstroom is van VMBO naar MBO en HBO. Dit betekent dat het opleiden voor de start kwalificatie begint in het VMBO. Het gevolg kan zijn dat er geen sprake meer hoeft te zijn om een VMBO diploma te behalen. De rendementsverantwoordelijkheid begint in het VMBO en is ook een verantwoordelijkheid van MBO, HBO en bedrijfsleven. De gekozen opzet zal leiden tot een rendement van 80% gemeten vanaf de 3e klas VMBO tot het verkrijgen van een startkwalificatie in het MBO. De doelstellingen zijn: • In de werkgroep leerlingvolgsysteem dienen voor juli 2007 aan de hand van de competentiegerichte opdrachten de begeleidingsactiviteiten inzichtelijk gemaakt te worden. • In de werkgroep leerlingvolgsysteem dient voor juli 2007 duidelijk te zijn op welke manier de begeleidingsactiviteiten vorm krijgen in de verschillende leeromgevingen. • In de werkgroep leerlingvolgsysteem dient voor juli 2007 duidelijk te zijn op welke manier een leerlingen een digitaal portfolio opgezet kan worden van het VMBO tot en met HBO. • In de werkgroep scenario ontwikkeling dient voor januari 2007 een scenario geschreven te worden voor de opzet van een digitaal portfolio. Dit digitaal portfolio dient aan te sluiten op
5
•
•
de intake en wordt zowel in het VMBO, MBO en HBO gebruikt. In de werkgroep leerlingvolgsysteem dient voor juli 2007 duidelijk te zijn welke leerlingen uit de derde klas van het VMBO, met of zonder diploma, doorgaan naar het MBO en hoeveel hiervan een startkwalificatie behalen. Verder moet duidelijk zijn hoeveel MBO leerlingen doorstromen naar het HBO en hoeveel er een diploma hebben gehaald in het HBO. In de werkgroep leerlingvolgsysteem dient voor juli 2007 duidelijk te zijn wat de redenen van uitval zijn van de derde klas VMBO tot diploma HBO. Van de bevindingen wordt een verslag gemaakt wat dient als input voor het verbeteren van het rendement vanaf de derde klas VMBO.
Het rendement wordt beïnvloed door de uitkomst van de gezamenlijke verantwoordelijkheid en het juiste pedagogische en didactische klimaat en het creëren van de leerroutes van de individuele leerling/werknemer en de begeleiding via de opzet van het leerlingvolgsysteem. In de leeromgeving (simulatoren, trainingscentra en praktijklokalen) wordt in de uitwerking van de studiewijzers in gezamenlijke verantwoordelijkheid gekozen voor een methodisch opzet (vanuit de leerstijl theorie). Resultaat is een leeromgeving waarin het mogelijk wordt vanuit de eigen leerstijl een leerroute te ontwikkelen die zichtbaar is in het VMBO, MBO, HBO en bedrijfsleven. Het bedrijfsleven krijgt inzicht in de leerroute van de leerling, en wordt mede verantwoordelijk voor de leerroute van de leerlingen/studenten en de latere werknemer. Levenslang leren wordt zichtbaar en daardoor beter te begeleiden in het bedrijfsleven, STC en Hogeschool Rotterdam. Individuele trajecten van leerlingen/studenten worden een gezamenlijke verantwoordelijkheid en worden zichtbaar waardoor het mogelijk wordt sneller of langzamer een startkwalificatie te verkrijgen. De Stage in het VMBO en Beroepspraktijk Vorming (BPV) in het MBO en stage in het HBO worden vorm gegeven in een leeromgeving die een relatie heeft met de opdrachten tijdens de stage en BPV. De kans op werk na het behalen van een startkwalificatie wordt vergroot omdat het bedrijfsleven de leerling/student al kent en heeft begeleid in de leeromgeving. De doelstellingen zijn: • In de werkgroep ontwikkeling leerroutes dient voor december 2007 aan de hand van de verschillende KEB’s en uitwerkingen van KEB’s naar het VMBO, MBO en HBO duidelijk te zijn welke routes een leerling/student kan kiezen. • In de werkgroep ontwikkeling leerroute dient voor december 2007 duidelijk te zijn op welke manier een flexibel systeem welke uitgaat van de vraag van de leerling/student kan worden ingezet. • In de werkgroep ontwikkeling leerroute dient voor december 2007 een blauwdruk gemaakt te zijn die de verschillende routes en mogelijke EVC te zien geeft. • In de werkgroep ontwikkeling leerroute dient voor december 2007 duidelijk te zijn welke loopbaan mogelijkheden er zijn na het verlaten van het MBO of HBO. Ook dient duidelijk te worden op welke manier het STC en HR een bijdrage kunnen leveren aan de loopbaan van de leerling/student. • In de werkgroep ontwikkeling leerroute dient voor december 2007 duidelijk te zijn welke opdrachten, in welke volgorde, in welke leeromgeving worden gemaakt. Voorwaarde is de route die in de blauwdruk is aangegeven. • In de werkgroep ontwikkeling leerroute dient voor december 2007 duidelijk te zijn op welke manier de leerroute vanuit VMBO derde leerjaar, naar MBO en HBO in elkaar geschoven kan worden. Voorwaarde is dat de VMBO leerling in de tweede klas van het MBO kan beginnen en de MBO deelnemer in het derde leerjaar aan het HBO traject begint. Het behalen van een diploma tijdens dit traject is niet noodzakelijk. • In de werkgroep ontwikkeling leerroute dient voor december 2007 duidelijk te zijn welke opleidingseisen het bedrijfsleven stelt om de ex leerling/student door te laten groeien van beginnend beroepsbeoefenaar naar vakvolwaardig beroepsbeoefenaar. Het STC en HR ontwikkelen hiervoor een opleidingstraject. • In de werkgroep ontwikkelen leerroute dient voor december 2007 duidelijk te zijn op wel moment de theoretische ondersteuningslessen een plek krijgen. Vanuit de flexibiliteitgedachte moet dit Just in Time gebeuren. Met andere woorden als de leerling/student daar behoefte aan heeft en/of gestuurd wordt door de opdracht. Nu wordt verondersteld dat leren vanzelf plaatsvindt als de leerlingen zelfstandig werken. Als leren rekening houdt met de voorkeursleerstijl van de leerling oefent de leerling zelf in meer of mindere
6
mate invloed uit op het leerproces. De leerling leert zowel product- als procesgericht handelen en denken. De leerkracht (is de kracht tot leren en schept de voorwaarde voor een optimale leersituatie) bouwt het leerproces methodisch op, waarbij hij de leerling naast de leerstof inhoud ook leervaardigheden leert. Innovatief is dat er een leeromgeving wordt gecreëerd waarbij het leerproces methodisch (vanuit de voorkeursleerstijl) wordt opgebouwd en waarbij de VMBO, MBO leerling en HBO studenten en leerkracht met en de beroepspraktijkbegeleider vanuit het bedrijfsleven aanwezig zijn. Doelstellingen zijn: • In de werkgroep KEB’s en werkopdrachten dienen voor januari 2006 de studiewijzers zo opgezet te zijn dat de leerling/student de mogelijkheid heeft de opdracht op te lossen vanuit zijn eigen leerstijl. • In de werkgroep werkopdrachten dient voor januari 2006 de studiewijzer zo opgezet te zijn dat het leerproces methodisch wordt opgebouwd en dat de leerling/student ook leervaardigheden leert. Voorwaarde is dat de beslisser onmiddellijk naar de praktische toepassing van zijn ideeën kan zoeken. De doener zijn plannen kan uitvoeren, kan experimenteren en zichzelf in nieuwe ervaringen kan storten. De dromer zijn concrete situatie uit vele verschillende hoeken kan bekijken voordat de oplossing gevonden wordt. De denker de mogelijkheid heeft theoretische modellen te creëren. Iedere leerling/student begint vanuit zijn eigen leerstijl maar om de opdrachten volledig uit te werken is het nodig alle leerstijlen te doorlopen. Dus als de leerling/student de oplossing voor het uitwerken kiest vanuit zijn voorkeurleerstijl, bijvoorbeeld de dromer hij dient hij ook te doen, te beslissen en te denken voordat de opdracht met een goed gevolg kan worden afgesloten. 3. Thema’s van het project Het project is gericht op versterking van de relatie onderwijs – bedrijfsleven: verbetering van rendement van het beroepsonderwijs verhoging van de kwaliteit en professionaliteit van de output innovatie van pedagogiek en didactiek
Ja X X X
Nee
4. Beschrijving van samenstelling, inhoudelijke inbreng en expertise van het samenwerkingsverband Naam partner samenwerkingsverband
Omschrijving inhoudelijke inbreng
Afspraken worden gemaakt over de begeleiding in de stage/BPV, welke opdrachten van belang zijn voor de stage/BPV en wat de inhoud van de KEB’s moeten zijn voor alle Vereniging van Rotterdamse Cargadoors cargadoorskantoren in Rotterdam en omstreken. (VRC) Meehelpen de opdrachten, studiewijzers vorm te geven en de beroepshouding te bepalen die nodig is. Aanwezig zijn in de leeromgeving. Afspraken worden gemaakt over de begeleiding in de stage/BPV, welke Nederlandse Organisatie opdrachten van belang zijn voor de stage/BPV en wat de inhoud van de voor Expeditie en KEB’s moeten zijn voor alle Logistiek (FENEX) expediteurskantoren in Nederland. Meehelpen de opdrachten,
Omschrijving deskundigheid Bij de VRC zijn mensen werkzaam die inzicht hebben in de werkzaamheden van de verschillende cargadoors, zij overzien de werkzaamheden in de hele sector zodat de inhoud van de KEB’s kunnen worden besproken en vastgesteld voor de gehele sector.
Bij de FENEX zijn mensen werkzaam die inzicht hebben in de werkzaamheden van de verschillende expediteurs, zij overzien de werkzaamheden in de hele sector zodat de inhoud van de KEB’s kunnen worden
7
Naam partner samenwerkingsverband
Maritime Human Resources (MHR)
Seabrex
Hogeschool Rotterdam
Omschrijving inhoudelijke inbreng
Omschrijving deskundigheid
studiewijzers vorm te geven en de beroepshouding te bepalen die nodig is. Aanwezig zijn in de leeromgeving. MHR kan adviseren op welke manier de leerlingen/studenten in de stage of BPV kunnen worden begeleid en welke bedrijven geschikt zijn om in aansluiting op het project de stage of BPV opdrachten te doen
besproken en vastgesteld voor de gehele sector.
De dienstverlening van MHR betreft personeelsmanagement, tijdelijke arbeidskrachten, reïntegratie, bemiddeling bij reïntegratie, training, counseling en advisering al dan niet op projectbasis. Opzetten van de leeromgeving die Heeft mensen werken die in de nodig is voor het context gebonden leeromgeving leerlingen kunnen leren in relatie met de te formuleren opleiden, begeleiden en weten KEB’s. welke beroepshouding van belang is om in de haven (fruit op- en overslag) te starten en in de BPV te slagen. HBO docenten weten wat er Weten wat nodig is om te slagen in verwacht wordt na het MBO. het HBO met een MBO achtergrond. Weten welk programma gedraaid Nodig om de juiste attitude en begeleidingsactiviteiten in te brengen kan worden in het MBO om de aansluiting goed te laten in het 3e leerjaar MBO verlopen. Kennen de eisen van de stage in het HBO.
5. Beschrijving van de innovatie in het project Om het innovatief vermogen van het STC als vakschool te verbeteren is het nodig de samenwerking en de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het ‘afleveren’ van professionele out put neer te leggen bij het STC, Hogeschool Rotterdam, landelijke en regionale bedrijfsleven. Het afleveren van leerlingen/studenten bij het STC en Hogeschool Rotterdam (HR) vindt al enkele jaren plaats met behulp van simulatoren, trainingscentra en praktijkruimtes. Nu moet de omslag plaatsvinden om de pedagogiek/didactiek aan te passen aan deze geavanceerde hulpmiddelen in samenwerking met het bedrijfsleven. Via een dieptestrategie wordt het mogelijk een doorlopende leerlijn van VMBO, MBO en HBO te creëren, te begeleiden en het rendement te verhogen. Via deze uitgangspunten met betrekking tot het onderwijs en leren neemt het STC maatregelen tot verbetering van het pedagogisch klimaat en didactisch handelen van de leerkrachten zodat een stimulerend schoolklimaat ontstaat. Vanuit de basis innovatie heeft het STC een leerstofaanbod dat de leerling/student in staat stelt zich optimaal te ontwikkelen en voor te bereiden op het vervolgonderwijs. Vanuit de breedte innovatie heeft het STC nog beter inzicht gekregen in het onderwijsprogramma en nog beter kunnen garanderen dat de leerling/student goed wordt voorbereid op het vervolgonderwijs en zijn toekomstige werkplek. In dit projectplan wordt voorgesteld om vanuit een diepte innovatie de leerinhoud (KEB’s), het aanleren van algemene vaardigheden en houdingen samenhangend en gestructureerd in de leeromgevingen aan te bieden en verder uit te breiden. Dit geldt voor de gehele leerlingen/studentenpopulatie, specifieke groepen daarbinnen en voor individuele leerlingen/studenten. Bij de opzet van de diepte innovatie dient de leerling/student voldoende tijd of de mogelijkheid te krijgen sneller door de opleiding te gaan. Ook dient de leerling/student de mogelijkheid te krijgen zich het leerstof aanbod, via zijn eigen voorkeursleerstijl, eigen te maken. Uitgangspunt is dat de leerling voorkeur heeft voor zijn eigen leerstijl maar toch alle kwadranten uit de leerstijlcirkel van Kolb moet doorlopen. In de innovatieve onderwijsleersituatie dienen leerlingen/studenten voldoende gelegenheid,
8
uitdaging en ondersteuning te krijgen voor het leren. Voorwaarde is dat het didactisch/pedagogisch handelen van de leerkrachten en mensen uit het bedrijfsleven plaatsvindt binnen een heldere en gestructureerde onderwijsopzet die afwisselend, uitdagend en in de context van de toekomstige werkomgeving wordt vormgegeven door de inzet van simulatoren, trainingscentra en praktijkruimte. Hierdoor worden leerlingen/studenten gestimuleerd en kunnen zij reflecteren op het leerproces wat actief gericht is op leren binnen een fysieke leeromgeving, zoals praktijklokalen, praktijktrainingscentra en simulatoren. Deze leeromgevingen hebben kwalitatieve les- en werkruimtes met een variatie aan eigentijdse (ICT) leer- en hulpmiddelen die het mogelijk maken dat leerlingen/studenten zich zelfstandig en onder eigen verantwoordelijkheid kunnen ontwikkelen. Het STC streeft ernaar dat de leerkrachten het didactisch/pedagogisch handelen afstemmen op de onderwijsbehoefte van de leerlingen en op basis daarvan hun handelen bepalen zowel voor de hele groep als voor individuele leerlingen. De uitgangspunten voor het didactisch/pedagogisch klimaat hebben betrekking op de zorg en de begeleiding van leerlingen. Het STC creëert in samenwerking met HR en bedrijfsleven een samenhangend systeem van instrumenten en procedures waarmee de prestatie en ontwikkelingen van de leerlingen/studenten kunnen worden gevolgd en een goede begeleiding tijdens de schoolloopbaan kan worden gegarandeerd en de begeleiding in procedures is vastgelegd. Door deze basis en breedte innovatie is het STC er in geslaagd om (tegen landelijke tendens) het technisch onderwijs te laten groeien. Om deze groei in de toekomst te behouden en uit te breiden is het nodig de diepte innovatie verder te ontwikkelen. Het experimentele karakter kenmerkt zich door: • Integratie VMBO, MBO, HBO en bedrijfsleven in een reële praktijkomgeving zoals simulatoren, trainingscentra en praktijklokalen. • Aan de hand van de gezamenlijk opgezette werkopdrachten en studiewijzers worden kennis en vaardigheden tussen VMBO, MBO, HBO leerkrachten en mensen uit het bedrijfsleven uitgewisseld. • Opdrachten en leeromgeving worden opgezet vanuit de afgesproken praktijksituatie en vanuit de voorkeursleerstijl van de individuele leerling/student. • De opdrachten en de uitwerking van de opdrachten op een simulator, in praktijklokalen en trainingscentra in relatie tot de beroepspraktijk vormen voor de leerkrachten het uitgangspunt voor het leren, de didactiek en de pedagogiek. • Integratie theorie en praktijk binnen de ‘schoolse’ leeromgeving wordt mogelijk. • Doorlopende leerroute van VMBO naar startkwalificatie MBO, HBO en naar de toekomstige werkplek. • Het bedrijfsleven wordt betrokken bij en is op de hoogte van de leerroutes van de toekomstige werknemers en geeft de mogelijkheid levenslang leren in te zetten in de participerende bedrijven en bedrijfstakkenvertegenwoordigers. • Werkopdrachten in de leeromgeving worden uitgevoerd door VMBO, MBO en HBO leerlingen/studenten. • Portfolio opbouw en uitvoering is geschikt om te gebruiken bij sollicitatie. • Tijdens de duur van het project wordt er vanuit gegaan dat 25% van de leertijd in de verschillende leeromgevingen wordt doorgebracht. In het eerste jaar na het aflopen van het project 50% van de leertijd en in het tweede jaar na het aflopen van het project 75%. Elk jaar wordt geëvalueerd met de deelnemers aan het project. In de loop van de jaren dient de theoretisch ondersteuning van de werkzaamheden in de leeromgeving Just in Time aan te sluiten bij de opdrachten in de verschillende leeromgevingen.
9
6. Overzicht van projecten in de basis- en breedte strategie die in het verleden en nu (impuls VMBO) van belang zijn voor dit samenwerkingsverband Naam partner
Naam project
Korte omschrijving
Davinci, Hofstad, Transport bedrijf Verkerk
Impuls 1
Programmatische aansluiting Afstemming pedagogiek en didactiek Communicatie en deskundigheidsbevordering toeleverende scholen Programmatische aansluiting. HBO modules starten in MBO. Gezamenlijke voorlichting doorstroom HBO en pedagogiek/didactiek Afstemming landelijk doorstroom vanuit VMBO naar MBO en portfolio ontwikkeling
Hogeschool Rotterdam
Noordzee college
7.
Impuls 2
Impuls VMBO
Basis Breedte strategie strategie
X
X
X
X
X
X
Ja
Nee
Oriëntatie op vergelijkbare innovatieve projecten?
X Resultaten van de oriëntatie en waarin het eigen project onderscheidend is.
Het STC is een vakschool en leidt op voor speciale (weinig in Nederland voorkomende) beroepen. Vooral voor de haven gerelateerde opleidingen is het STC vaak de enige opleider in Nederland. De simulatoren zijn uniek in Nederland en in grote delen van de wereld. Verder is het contact met het bedrijfsleven van oudsher goed maar de betrokkenheid laat vaak te wensen over. Het Haventrainingscentrum is opgezet om medewerkers uit de haven te trainen op zware apparaten (vorkheftruck, straddle carrier) maar wordt weinig gebruikt door het VMBO en MBO. De ketensimulator is opgezet om het samenspel van de verschillende belanghebbenden bij het transport van goederen in beeld te krijgen. Deze simulator wordt weinig gebruikt door VMBO leerlingen. De kraan en straddle carrier simulator is opgezet in samenwerking met het bedrijfsleven maar wordt niet gebruikt door MBO en VMBO leerlingen. Deze leeromgevingen zijn zo uniek en de afstemming van de pedagogiek en didactiek zo speciaal afgestemd op het werken in de haven of havengerelateerde bedrijven dat dit niet in samenwerking of met andere ROC’s opgezet en uitgevoerd kan worden. Dit omdat een aantal ROC’s wel een licentie hebben om de opleidingen te verzorgen maar dit niet doen.
10
8. Omschrijving hoe docenten en management bij de ontwikkeling van de innovatie zijn betrokken. De leden van de stuurgroep zijn: lid College van Bestuur, de projectverantwoordelijk van de VRC, FENEX en HR en projectverantwoordelijke van het STC en onderwijskundig stafmedewerker van het STC. Het lid van het College van Bestuur plaatst de voortgang van het innovatie arrangement 4 maal per jaar op de agenda van het College van Bestuur. De stuurgroep wordt voorgezeten door het lid van College van Bestuur. De leden van de stuurgroep sturen de verschillende projectgroepen aan. De werkverdeling in de werkgroepen zijn afhankelijk van de onderwerpen die in de werkgroepen worden behandeld. In de verschillende werkgroepen zitten docenten en mensen van het bedrijfsleven die op hun deskundigheid benaderd worden om zitting te nemen in de werkgroep. De samenstelling van de werkgroepen kunnen afhankelijk van de onderwerpen van samenstelling wisselen. De docenten en mensen uit het bedrijfsleven worden gevraagd i.v.m. hun deskundigheid. De afspraken en producten die ontwikkeld zijn worden voorgelegd aan de leden. In de verschillende werkgroepen wordt steeds gestart met de opzet van een plan van aanpak. De voorzitter van de werkgroep is een docent of sectorhoofd van het STC en lid van de projectgroep, hij rapporteert aan de stuurgroep. Twee maal per jaar vindt er een evaluatieronde plaats met alle voorzitters van de projectgroepen en de stuurgroep. De KEB’s zijn steeds uitgangspunt, zijn geaccordeerd door alle leden van de werkgroepen en zijn leidend in de ontwikkeling. Op deze manier worden de leden (ook als zij wisselen) betrokken bij de werkzaamheden van de werkgroep. De producten van de werkgroepen worden steeds uitgeprobeerd (dit vraagt om medewerking van andere docenten) en geëvalueerd, het ‘eindproduct’ wordt geaccordeerd door de stuurgroep en gepresenteerd aan de stuurgroep.
9. Beschrijving van de operationele activiteiten Vanuit de bedrijfstakcommissie wordt een stuurgroep gevormd met 3 vertegenwoordigers vanuit het STC en 5 vertegenwoordigers vanuit de bedrijfstak. Vanuit deze stuurgroep wordt er op toegezien dat de resultaten uit het projectplan worden gehaald. De projectgroep bestaande uit 4 vertegenwoordigers vanuit het STC, 2 vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en 1 vanuit het HBO zorgt voor de algemene coördinatie van de werkzaamheden in de werkgroepen en legt verantwoording af aan de stuurgroep. De 6 werkgroepen bestaan elk uit 3 vertegenwoordigers vanuit het STC, 1 vanuit het HBO en 2 vanuit het bedrijfsleven. De werkgroepen en werkzaamheden zijn: 1. KEB’s en werkopdrachten van januari 2005 tot januari 2006. Opzetten plan van aanpak, uitwerken KEB’s, voorlopige plaats KEB’s in opleidingen, uitwerken opdrachten en studiewijzers, proefdraaien en evalueren studiewijzer. 2. Leeromgeving van januari 2006 tot augustus 2006. Opzetten projectplan, leeromgeving inrichten met hulp van studiewijzers, wat zijn de begeleidingstaken, proefdraaien op een leeromgeving en evalueren. 3. Scenario ontwikkeling voor de ketensimulator en straddle carriersimulator van augustus 2006 tot januari 2007. Opzetten plan van aanpak, welke KEB’s voor welke simulator, studiewijzers voor de simulatoren, scenario schrijven, programma’s ontwikkelen, uitproberen op een simulator en evalueren. 4. BPV aansluiting en ontwikkeling van januari 2007 tot maart 2007. Opzetten van een plan van aanpak, KEB’s en stage/BPV studiewijzers en stage/BPV, plek van de stage/BPV in de opleidingen, proefdraaien en evalueren stage/BPV. 5. Leerlingvolgsysteem van maart 2007 tot juli 2007. Opzetten plan van aanpak, inhoud begeleiding school en stage/BPV, studiewijzer en begeleiding, opzet leerlingbegeleiding, opzet portfolio, scenario digitaal portfolio, uitproberen digitaal en leerlingenportfolio en evalueren. 14. Ontwikkelen van leerroutes in het VMBO, MBO en bedrijfsleven. Van juli 2007 tot en met december 2007.
11
Opzetten van een plan van aanpak, inhoud van de leerroutes, vrijheid van keuzes, welke onderwerpen worden waar gegeven, uitzetten van start tot einde kwalificatie, start leerroute HBO, proefdraaien met vrije keuze, evalueren leerroute VMBO, MBO en HBO. 7. Implementatie traject vanaf januari 2008. Vanaf de start van het project in 2005 wordt 25% van de lestijd doorgebracht in de verschillende leeromgevingen. Hierna wordt elk jaar het percentage opgevoerd. De stuurgroep, projectgroep en werkgroepen gebruiken het plan van aanpak als leidraad. Deze plannen van aanpak gaan uit van wie doet wat en wanneer moet het af zijn met welk resultaat. De stuurgroep komt 2 maal per jaar bij elkaar, de projectgroep om de 6 weken en de werkgroepen 1 maal per maand.
Fase 1
Activiteit 1: werkzaamheden van de werkgroep KEB’s en werkopdrachten
looptijd: jan Activiteit 2: evaluatie werkgroep 2005 jan Aantal uren in de werkgroep werkopdrachten: 858 uur voor het STC en 2310 uur 2006 voor het bedrijfsleven en Hogeschool. mijlpaal: evaluatie jan 2006 Fase 2
Activiteit 3:werkzaamheden van de werkgroep leeromgeving
looptijd: jan Activiteit 4:evaluatie werkgroep 2006 aug Aantal uren in de werkgroep leeromgeving: 528 uur voor het STC en 1056 uur 2006 voor het bedrijfsleven en Hogeschool mijlpaal: evaluatie aug 2006 Fase 3
Activiteit 5: werkzaamheden werkgroep scenario ontwikkeling
looptijd: aug 2006 jan 2007
Activiteit 6: evaluatie werkgroep
mijlpaal: evaluatie aug 2006
Aantal uren in de werkgroep scenario ontwikkeling: 1122 voor het STC en 924 voor het bedrijfsleven en Hogeschool.
Fase 4
Activiteit 7: werkzaamheden werkgroep aansluiting en ontwikkeling stage/BPV
looptijd: aug 2006 jan 2007
Activiteit 8: evalueren werkgroep
mijlpaal: evaluatie aug 2006
Aantal uren in de werkgroep aansluiting en ontwikkeling stage/BPV: 594 voor het STC en 1914 uur voor het bedrijfsleven en Hogeschool.
Fase 5
Activiteit 9: werkzaamheden werkgroep leerlingvolgsysteem
looptijd:
Activiteit 10: evaluatie werkgroep
12
mrt 2007 juli 2007
Aantal uren in de werkgroep leerlingvolgsysteem: 1122 voor het STC en 924 uur voor het bedrijfsleven en Hogeschool
mijlpaal: evaluatie juli 2007 Fase 6
Activiteit 11: werkzaamheden werkgroep ontwikkeling leerroute VMBO, MBO en HBO
looptijd: juli 2007 dec Activiteit 12: Evaluatie werkgroep 2007 Aantal uren in de werkgroep ontwikkelen leerroute: 1056 uur voor het STC en 792 mijlpaal: voor het bedrijfsleven en Hogeschool. evaluatie dec 2007 Totaal
aantal uren is 13200.
Activiteit 1en 2: Omschrijving: In de werkgroep werkopdrachten wordt door 4 vertegenwoordigers (uit verschillende opleidingen) van het STC, 2 vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en 1 vertegenwoordiger van HR het plan van aanpak opgezet om er voor te zorgen dat er KEB’s, opdrachten en studiewijzers opgezet kunnen worden. Door middel van interviews op de verschillende bedrijven worden de kenmerkende beroepssituaties (KEB’s) in beeld gebracht. Via een vast format worden de beroepssituaties van een beginnend beroepsbeoefenaar omschreven. In de werkgroep en resonansgroepen op de verschillende bedrijven worden de KEB’s besproken en vastgesteld. Omdat de KEB’s vanuit verschillende beroepssituaties worden beschreven (Cargadoor, Expediteur, Haven operationeel) zijn er verschillende mensen uit het bedrijfsleven actief in deze werkgroep. De docenten en voorzitter zijn steeds dezelfde personen. Hierdoor ontstaat een groot leereffect voor de deelnemende docenten en ontstaat er inzicht in een doorlopende leerlijn. De mensen uit het bedrijfsleven leren op welke manier en met welke inhoud de opleidingen worden opgebouwd. Vanuit de KEB’s moeten opdrachten gemaakt worden die op de verschillende leeromgevingen uitgevoerd kunnen worden. Vanuit de opdrachten moeten studiewijzers gemaakt worden die het mogelijk maken zelfstandigheid en leervermogen te vergroten en de opdracht op te lossen vanuit de eigen leerstijl. Tijdplanning: Januari 2005 tot januari 2006 Opzet projectplan januari 2005 Opzet KEB’s van januari 2005 tot juli 2005. Opzet werkopdrachten augustus 2005 tot november 2005. Opzet studiewijzers november 2005 tot en met december 2005. Beoogde resultaten in prestatie-indicatoren: Opzet van maximaal 15 KEB’s voor het beroep van Expediteur Opzet van maximaal 15 KEB’s voor het beroep van Cargadoor Opzet van maximaal 10 KEB’s voor operationele Haven beroepen Uit de verschillende KEB’s worden maximaal 20 opdrachten geformuleerd (15 maal 20 is 300 opdrachten voor een vierjarige opleiding) Van elke opdracht wordt één studiewijzer opgezet. Evaluatie en rapportage aan projectgroep.
13
Activiteit 3 en 4: Omschrijving: In de werkgroep leeromgeving wordt door 4 vertegenwoordigers (uit verschillende opleidingen) van het STC, 2 vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en 1 vertegenwoordiger van HR het plan van aanpak opgezet om ervoor te zorgen dat de opdrachten kunnen worden uitgevoerd in de verschillende leeromgevingen. De verschillende KEB’s dienen verdeeld te worden over de verschillende leeromgevingen. Per beroepsgroep wordt bekeken welke mensen uit het bedrijfsleven meewerken in deze werkgroep. Met hulp van mensen uit het bedrijfsleven worden de voorwaarden voor de inrichting van de leeromgevingen besproken. De docenten en voorzitter zijn steeds dezelfde personen. Hierdoor ontstaat een groot leereffect voor de deelnemende docenten en ontstaat er inzicht in een doorlopende leerlijn. Het bedrijfsleven leert welke leeromgevingen er zijn en op welke manier deze worden ingericht. Van belang is om na de verdeling, aan de hand van de studiewijzers, de begeleidingsactiviteiten van de docenten en bedrijfsbegeleiders te bespreken. Op drie leeromgevingen wordt proefgedraaid, de bevindingen worden geëvalueerd en gerapporteerd aan de projectgroep. Tijdplanning: januari 2006 tot augustus 2006 Opzet projectplan januari 2006 Januari 2006 tot april 2006 opzetten verschillende leeromgevingen zodat opdrachten kunnen worden gemaakt. April 2006 tot mei 2006 opzetten begeleidingstaken. Mei 2006 tot juni opzetten leeromgevingen Juni 2006 tot augustus 2006 proefdraaien op drie leeromgevingen. Augustus 2006 evaluatie en rapportage naar stuurgroep. Beoogde resultaten in prestatie-indicatoren: Opzet van een projectplan wat ervoor zorgt dat het mogelijk wordt de opdrachten uit te voeren op de verschillende leeromgevingen. Vanuit de opdrachten en studiewijzers dient duidelijk te worden welke begeleidingstaken er zijn en wat de inzet van de docenten en vertegenwoordigers (ook praktijkopleiders) uit het bedrijfsleven dient te zijn om de begeleiding zo optimaal mogelijk te maken. Vanuit de afgesproken opzet dienen 3 leeromgevingen zo ingericht te worden dat de opdrachten kunnen worden uitgevoerd met behulp van de studiewijzers. Evaluatie en rapportage naar de projectgroep
Activiteit 5 en 6: Omschrijving: In de werkgroep scenario ontwikkeling wordt door 4 vertegenwoordigers (uit verschillende opleidingen en hoofd automatisering) van het STC, 2 vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en 1 vertegenwoordiger van HR het plan van aanpak opgezet dat ervoor zorgt dat de opdrachten kunnen worden uitgevoerd op de verschillende simulatoren en dat de opzet van de begeleiding kan worden gedigitaliseerd. De scenario’s dienen te worden opgezet met behulp van KEB’s. Vanuit de opdrachten wordt bekeken (zie ook werkgroep leeromgeving) welke hiervan kunnen worden uitgevoerd op de verschillende simulatoren. Voor deze opdrachten worden scenario’s en programma’s ontwikkeld die ervoor zorgen dat de opdrachten kunnen worden uitgevoerd. De docenten en mensen uit het bedrijfsleven leren welke opdrachten in een gesimuleerde omgeving opgezet kunnen worden, welke begeleiding hiervoor noodzakelijk is en welke relatie deze opdrachten hebben met de kenmerkende beroepssituaties. Op twee simulatoren wordt proefgedraaid en het opgezette digitale portfolio wordt ingevuld. De uitkomsten en de beoordeling wordt geëvalueerd en gerapporteerd aan de projectgroep
14
Tijdplanning: augustus 2006 tot januari 2007 Augustus 2006 plan van aanpak . September 2006 verdeling opdrachten over simulatoren September tot december 2006 schrijven van scenario’s en programma’s December 2006 januari 2007 uitproberen, evalueren en rapporteren naar stuurgroep. Beoogde resultaten in prestatie-indicatoren: Scenario’s en programma’s ontwikkelen op de ketensimulator, kraan- en straddle carrier simulator die het mogelijk maakt opdrachten te doen voor VMBO, MBO en HBO leerlingen/studenten. Scenario en een programma ontwikkelen die het mogelijk maken een digitaal portfolio op te zetten voor VMBO, MBO en HBO.
Activiteit 7 en 8: Omschrijving: In de werkgroep BPV aansluiting en ontwikkeling met 4 vertegenwoordigers (uit verschillende opleidingen) van het STC, 2 vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en 1 vertegenwoordiger van HR wordt een plan van aanpak opgezet. Dit plan dient ervoor te zorgen dat er vanuit de opdrachten die in de stage/BPV periode kunnen worden gemaakt studiewijzers worden ontwikkeld. Vanuit de studiewijzers dienen duidelijke afspraken met het bedrijfsleven te worden gemaakt welke begeleiding activiteiten nodig zijn om de opdrachten in de stage/BPV met een goed gevolg te kunnen afsluiten. De stage/BPV dient aan te sluiten bij de opdrachten in de leeromgeving. De docenten en mensen uit het bedrijfsleven leren op welke manier de stage/BPV dient te worden opgezet en welke begeleidingstaken er nog zijn. Verder wordt de stage/BPV in het verlengde van de opdrachten in de leeromgeving geplaatst. Na het proefdraaien van een opdracht in de stage/BPV wordt er geëvalueerd en gerapporteerd aan de projectgroep. Tijdplanning: januari 2007 tot maart 2007 Januari 2007 plan van aanpak. Februari 2007 vanuit de opdrachten studiewijzers voor stage/BPV opzetten Maart 2007 evaluatie en rapportage naar projectgroep Beoogde resultaten in prestatie-indicatoren: In samenspraak met het bedrijfsleven een plan van aanpak opstellen die het mogelijk maakt de opdrachten in de leeromgeving af te stemmen op de stage/BPV. Een overeenkomst met het bedrijfsleven over de opzet, beoordeling en begeleiding van de stage/BPV. Afstemming stage VMBO, BPV en stage HBO.
15
Activiteit 9 en 10: Omschrijving: In de werkgroep leerlingvolgsysteem wordt door 4 vertegenwoordigers (uit verschillende opleidingen en het hoofd automatisering) van het STC, 2 vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en 1 vertegenwoordiger van HR het plan van aanpak opgezet dat ervoor zorgt dat er een leerlingvolgsysteem opgezet wordt, waar het STC en het bedrijfsleven overeenstemming over hebben. De bestaande leerlingbegeleiding dient besproken te worden en aangepast aan de nieuwe leeromgevingen. Vanuit het inzicht over de manier van begeleiden en de mogelijkheid de opdrachten op de verschillende leeromgevingen af te ronden dient het portfolio zowel in papier als digitaal versie te worden opgezet. De afdeling automatisering dient een digitaal portfolio op te zetten zoals afgesproken met het bedrijfsleven. Hiervoor dient een scenario en een programma opgezet te worden. De docenten en mensen uit het bedrijfsleven leren welke begeleidingsactiviteiten van belang zijn om de opdrachten in een leeromgeving en in de stage/BPV af te ronden. De afspraken zorgen ervoor dat de begeleiding in de stage/BPV op dezelfde manier wordt benaderd. Het portfolio heeft naast de begeleidende taak ook inzicht in de vorderingen van de leerling/student en kan als input voor de beoordelingen dienen. Er dient proefgedraaid te worden met de digitale portfolio en leerlingenportfolio. De uitkomsten en de beoordeling worden geëvalueerd en gerapporteerd aan de projectgroep. Tijdplanning: maart 2007 tot juli 2007 Maart 2007 plan van aanpak. April 2007 bespreken begeleidingsactiviteiten in stage/BPV periode en STC. Mei 2007 bespreken opzet digitaal portfolio en leerlingen portfolio. Juni en juli 2007 ontwikkelen programma voor digitale portfolio Juli 2007 opzet leerling portfolio afronden. Juli 2007 uitproberen digitale portfolio evalueren en rapporteren naar projectgroep Beoogde resultaten in prestatie-indicatoren: Leerling portfolio dat ook in de stage/BPV periode wordt gebruikt en onderhouden door het bedrijfsleven en leerling/student. Digitale portfolio dat de vorderingen van de leerling/student bijhoudt. Beoordelingsysteem met een portfolio.
16
Activiteit 11 en 12: Omschrijving: In de werkgroep ontwikkelen van leerroute in het VMBO, MBO en HBO wordt door 4 vertegenwoordigers (uit verschillende opleidingen) van het STC, 2 vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven en 1 vertegenwoordiger van HR het plan van aanpak opgezet dat ervoor zorgt dat er een doorlopende leerroute wordt ontwikkeld zodat zonder merkbare veranderingen een startkwalificatie in het MBO kan worden behaald of naar het HBO kan worden doorgestroomd. De verschillende KEB’s per beroep dienen als leidraad en de ontwikkelde opdrachten (competentie gericht) worden in jaren over de verschillende opleidingen gepland. De opdrachten dienen gemaakt te worden in de leeromgevingen en theoretisch onderbouwd te worden op het moment dat het nodig is (just in time). De theoretische onderbouwing staat dus niet op zichzelf maar is nodig om de opdrachten goed af te ronden. De studiewijzers zorgen ervoor dat inzicht wordt verkregen door de leerling, de docent en de praktijkopleider (stage/BPV begeleider in het bedrijf die aanwezig is in de leeromgeving) wat van hem wordt verwacht in de leeromgeving. De benodigde pedagogiek, didactiek en de begeleidingsmomenten staan beschreven in de studiewijzer en zorgen ervoor dat de leerling zijn eigen weg kan kiezen bij het oplossen van de context gebonden opdracht. Bij het gebruik van de studiewijzers leren leerlingen/studenten op welke manier hun leervaardigheden moeten worden ingezet. Van belang is om een leerroute uit te zetten met een start en een eindpunt. De leerling/student bepaalt zelf hoe snel, welke opdrachten voor hem van belang zijn en wanneer de opdracht wordt afgerond. De docenten en mensen uit het bedrijfsleven leren welke leerroutes van belang zijn om een startkwalificatie te behalen en door te stromen naar MBO, HBO en bedrijfsleven. De mensen uit het bedrijfsleven helpen mee om de leerroute te ontwikkelen. De leerlingen/studenten worden op dezelfde manier benaderd. Dit heeft een positieve uitwerking op het rendement. De opzet van de leerroute wordt geëvalueerd, de bevindingen worden ter beschikking gesteld van de projectgroep. Tijdplanning: juli 2007 tot en met december 2007 Juli 2007 plan van aanpak. Augustus 2007 inhoud leerroutes. September 2007 opzet vrije keuze Oktober 2007 planning van verschillende opleidingen November 2007 opzet leerroute VMBO, MBO en HOB December 2007 proefdraaien met een opdracht waarbij de leerling bepaalt wat hij eerst kan doen. December 2007 evalueren en rapporteren naar projectgroep Beoogde resultaten in prestatie-indicatoren: Leerroute in concept klaar Opzet flexibel systeem van leren met opdrachten in een leeromgeving. Aansluiting theorie op de werkopdrachten. De contextrijke opdrachten zijn leidraad voor leerling/student Inzicht bedrijfsleven in de opzet en begeleiding van verschillende opleidingen Beschrijf de projectorganisatie Om de samenwerking met het bedrijfsleven te vergroten in de sector haven is het van belang om zoveel mogelijk bedrijven erbij te betrekken. Via de belangenverenigingen (VRC en FENEX) is het mogelijk alle aangesloten bedrijven te vragen om mee te werken en mensen ter beschikking te stellen. Hierdoor wordt een breed draagvlak gecreëerd en is er overeenstemming met de belangen verenigingen. Seabrex is een vooraanstaand havenbedrijf. Dit bedrijf leidt met veel inzet mensen op uit de verschillende haven operationele opleidingen. De declaratie van uren loopt via VRS, FENEX en Seabrex. MHR is deskundig op het gebied van het begeleiden op de stage/BPV plek. Via de verschillende begeleiders wordt inbreng in het project gegarandeerd.
17
De stuurgroep bestaat uit een lid College van Bestuur, 1 vertegenwoordiger van de VRC, FENEX, MHR Seabrex , de projectverantwoordelijke en de stafmedewerker onderwijs. De stuurgroep is verantwoordelijk voor de aansturing van de voorzitters van werkgroepen (en dus de projectgroep) en is eindverantwoordelijk voor het project De projectgroep bestaat uit de voorzitters van de werkgroepen, de projectleider en stafmedewerker onderwijs. De voorzitters zijn verantwoordelijk voor de eindproducten die in de werkgroepen moeten worden gemaakt. De richtlijnen in het projectplan zijn richtinggevend voor de voorzitter en de leden van de werkgroepen. Eén voorzitter kan verschillende werkgroepen voorzitten. De voorzitter (de projectleider) van de projectgroep rapporteren aan de stuurgroep. De werkgroepen bestaan afhankelijk van de onderwerpen uit mensen uit het bedrijfsleven, en een vaste bezetting aan docenten. De doelen, resultaat en de tijdslijnen zijn leidraad om werkgroepen te laten functioneren onder verantwoordelijkheid van de voorzitter. Beschrijving planmatig wijze waarop de verspreiding en implementatie van projectresultaten is opgezet. Beschrijf planmatig de wijze waarop de verspreiding en implementatie van projectresultaten wordt gerealiseerd Om het project te starten wordt met alle, tot dan bekende deelnemers aan het project een start bijeenkomst gehouden. Op deze bijeenkomst wordt uitleg geven over de inzet van de verschillende partijen. Verder worden de werkwijze en de uitkomsten besproken, de voorzitters van de projectgroepen voorgesteld en de eerste werkgroep geïnstalleerd. Ook moet in deze bijeenkomst bekend worden wat de inzet van de deelnemers in de werkgroepen en in de leeromgevingen dient te zijn. Vanuit dit gezamenlijk kader ontstaat bij de deelnemende bedrijven een beeld van de uiteindelijk doel. De leden van de stuurgroep zijn directieleden of stafmedewerker van belangenverenigingen en hebben via overlegmomenten de gelegenheid de vorderingen in de in de bedrijfstak te communiceren. Het lid van het College van Bestuur heeft de verantwoordelijkheid over het VMBO en MBO van het STC en dient in het overleg met het volledige College van Bestuur over de vorderingen te communiceren. Na elke fase worden de werkzaamheden van de werkgroepen geëvalueerd. Dit gebeurt door proef te draaien met de producten die door de werkgroep zijn gemaakt. Vanuit de evaluatie wordt een rapportage opgesteld voor de projectgroep. De voorzitter van de projectgroep licht de evaluatie toe en stelt verbeteringen voor aan de projectgroep. Na discussie worden er verbetervoorstellen gedaan naar de werkgroep. Hierna wordt een eindverslag gemaakt met daarin de behaalde resultaten.. De stuurgroep besluit op welk manier de producten worden ingezet in de leeromgeving of organisatie. De uren die nodig zijn om het proces te managen door de stuurgroep zitten verrekend in de uren die nodig zijn om de werkgroep optimaal te laten functioneren. De declaratie van deze uren vindt plaats via de projectverantwoordelijke. In de loop van het project wordt 25% van de lestijd door de leerling/student doorgebracht in de leeromgeving. De producten die door de stuurgroep zijn geaccordeerd worden gebruikt in de leeromgevingen. In het eerste jaar na het aflopen van het project 50% van de leertijd en in het tweede jaar na het aflopen van het project 75%. Elk jaar wordt geëvalueerd met de deelnemers aan het project. In de loop van de jaren dient de theoretisch ondersteuning van de werkzaamheden in de leeromgeving Just in Time aan te sluiten bij de opdrachten in de verschillende leeromgevingen. De voorzitters van de werkgroepen (en lid van de projectgroep) zijn docenten van het STC. Deze docenten zijn de veranderingsdragers van de verschillende afdelingen. In het afdelingsoverleg houden de voorzitters van de projectgroepen de docenten en onderwijsondersteunend personeel op de hoogte. Als er een fase in het project is afgerond worden de resultaten voorgelegd aan de afdelingen. Hierdoor vindt er kennis verspreiding plaats in de verschillende afdelingen en bij invoering is iedereen op de hoogte. De declaratie van de uren van de leden zijn verrekend in de uren die nodig zijn om de werkgroep optimaal te laten functioneren en vindt plaats via de projectleider. De leden van de werkgroepen zijn docenten van het STC, HR clustermanager of docent en mensen
18
uit het bedrijfsleven. De werkzaamheden en producten worden met elkaar besproken, uitgeprobeerd en geëvalueerd, hierdoor vindt kennis verspreiding plaats binnen het STC, HR en bedrijfsleven. De werkzaamheden op de verschillende leeromgevingen (25% tijdens het invoeringstraject) worden gedaan door leden van de werkgroepen. De ervaringen worden tijdens de bijeenkomsten van de werkgroepen met elkaar uitgewisseld. Hierdoor ontstaat er een verspreiding van kennis. De gebruikte didactiek, pedagogiek en begeleiding van de leerlingen/studenten in de leeromgevingen en tijdens de stage/BPV wordt met elkaar besproken en afgestemd.
Beschrijving over de wijze van evaluatie Evaluatiemethode Elke werkgroep evalueert de werkzaamheden, de producten en de toetsing in de verschillende fases. De projectgroep evalueert de resultaten en doet verslag van de bevindingen aan de stuurgroep. De stuurgroep evalueert de resultaten en plaatst dit op de agenda van de verschillende, interne, overleg organen. In een afsluitende conferentie worden alle mensen die meegewerkt hebben aan het project en andere belanghebbende uit de bedrijfstakken uitgenodigd. Op deze conferentie wordt verslag gedaan vanuit de stuurgroep en projectgroepen over de behaalde resultaten en de producten die opgezet zijn. Onderdelen zoals kwaliteit en professionaliteit van de output, innovatie pedagogiek en didactiek en verbetering van het rendement worden in verschillende workshops besproken en teruggerapporteerd aan de conferentie. Zoveel als mogelijk is zullen d.m.v. vragenlijsten (al dan niet aanvullend op de onderzoeken van CINOP) gegevens verzameld worden bij de leerlingen/studenten, docenten, stage/BPV begeleiders en directies van bedrijven over de resultaten van het project. Het verslag van deze bevindingen (aangevuld met de gegevens van het CINOP onderzoek) zullen verdeeld worden onder de participerende bedrijven, leerkrachten en deelnemers aan het project. Ook zal het rapport aangeboden worden aan de BVE-raad en het Colo en gevraagd worden dit te plaatsen op hun informatie site.
19
10. Samenvatting Het Scheepvaart en Transport College (STC) wil met het projectplan “Van scholier tot professional door leerstijl ontwikkeling en gesimuleerde beroepspraktijk” in samenwerking met het bedrijfsleven in de haven, Hogeschool Rotterdam een doorlopende leerlijn van VMBO, naar MBO en HBO bewerkstelligen. Zonder merkbare drempels dient de leerling vanuit het VMBO door te stromen naar het MBO en de MBO leerling naar het HBO. De didactiek en pedagogiek en de werkzaamheden in de verschillende leeromgevingen en de stage of beroepspraktijkvorming zijn voor de leerlingen/studenten herkenbaar en consequent doorgevoerd. Voorwaarde bij het gebruik van simulatoren is dat de pedagogiek en didactiek wordt afgestemd op het werken met een simulator. In de verschillende leeromgevingen zoals: haven praktijklokaal, haventrainingscentrum, de keten-, kraan- en straddle carriersimulators worden opdrachten gemaakt die vanuit kenmerkende beroepssituaties (KEB’s) zijn opgebouwd. Deze KEB’s zijn in werkgroepen besproken met de docenten van het STC, de Hogeschool Rotterdam en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. De opdrachten die competentiegericht zijn opgezet en in een beroepscontext zijn geplaatst worden begeleid door de VMBO en MBO en eventueel de HBO docenten en een vertegenwoordiger van het bedrijfsleven. Hierdoor wordt van elkaar geleerd niet alleen bij het samenstellen van de KEB’s maar ook door de afgesproken begeleiding. Als vertegenwoordigers van het bedrijfsleven bekend raken met de pedagogiek en didactiek in de verschillende leeromgevingen is de begeleiding van de stage/BPV bekend bij de vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en de overgang van de leerling/student zonder merkbaar verschil. In de werkgroepen KEB’s en opdrachten, leeromgeving, scenario ontwikkeling, stage/BPV aansluiting en ontwikkeling, leerlingvolgsysteem en ontwikkeling van de leerroute VMBO, MBO en HBO wordt met het bedrijfsleven afgesproken op welke manier: • de opdrachten worden geformuleerd en studiewijzers worden opgezet die het mogelijk maken dat de opdrachten zelfstandig en vanuit de voorkeursleerstijl van de leerling/student kunnen worden opgelost, • de leeromgeving en de begeleiding vorm moet krijgen, • scenario’s op de verschillende simulatoren opgezet dienen te worden om de VMBO leerling te kunnen laten werken aan zijn opdrachten, • de stage/BPV aansluiting tot stand komt tussen de leeromgevingen en de toekomstige werkplek • een gezamenlijk begeleidingsopzet tot stand komt voor de leerling/student waarbij het gebruik van een portfolio een voorwaarde is. De portfolio wordt gebruikt in het VMBO, MBO en HBO, de stage/BPV periode en dient om het levenslang leren verder vorm te geven, • de leerloopbaan van de leerling/student wordt in samenwerking met het bedrijfsleven, VMBO, MBO en HBO opgezet. De flexibiliteit wordt vorm gegeven door de keuzes die de leerling/student maakt en de snelheid waarmee de onderdelen worden afgerond. De onderdelen worden vormgegeven door de KEB’s en verdeeld in theorie (wel in gevarieerde didactiek aangeboden en in relatie met de KEB’s) en opdrachten in de leeromgevingen. Met deze opzet wil het STC bereiken dat via samenwerking met het bedrijfsleven een leerroute wordt vormgeven die in overeenstemming is opgezet. De begeleiding in de ‘schoolse’ situatie mag door de inbreng van het bedrijfsleven niet afwijken van de situatie in de stage/BPV of de latere werkplek. De begeleiding in het bedrijfsleven mag niet afwijken van de ‘schoolse’ situatie. De samenwerking met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zorgt ervoor dat bij het bedrijfsleven bekend wordt op welke manier de opleidingen zijn opgebouwd en wat er in het programma wordt aangeboden. Door de gezamenlijk afgesproken didactiek en pedagogiek en begeleidingsactiviteiten zal het rendement verhogen en het plezier in het vinden van de baan en verdere loopbaan blijvend worden vormgegeven.
20