11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
DINSDAG 11 DECEMBER 2007 VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
1. Opening van de vergadering (De vergadering wordt om 9.05 uur geopend)
2. Besluit inzake de toepassing van de urgentieprocedure Voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG) nr. 21/2004 wat betreft de datum van invoering van de elektronische identificatie van schapen en geiten (COM(2007)0710 - C6-0448/2007 - 2007/0244(CNS)) Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf (Verts/ALE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling heeft hier gisteravond over gediscussieerd en heeft voor het verzoek om urgentverklaring gestemd. Daarom adviseer ik het plenum zich bij dit besluit aan te sluiten. (Het Parlement willigt het verzoek om urgentverklaring in)(1)
3. Debat over gevallen van schending van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat (bekendmaking van de ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 4. Wetgevings- en werkprogramma van de Commissie voor 2008 (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 5. Economische partnerschapsovereenkomsten (ingediende ontwerpresoluties): zie notulen 6. Ingekomen stukken: zie notulen 7. Gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het verslag (A6-0477/2007) van de heer Castiglione, namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt en tot wijziging van een aantal verordeningen (COM(2007)0372 - C6-0254/2007 - 2007/0138(CNS)). Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, dank u dat u mij de gelegenheid geeft om enkele opmerkingen over de hervorming van onze wijnsector te maken. Ik wil in het bijzonder de rapporteur, de heer Castiglione, bedanken voor zijn opmerkelijke inzet bij het opstellen van dit verslag. Het Parlement heeft een waardevolle bijdrage geleverd aan het debat, dat, moet ik zeggen, op sommige momenten erg emotioneel geladen was. Ik ben bereid om op een aantal gebieden uw voorstellen over te nemen, althans tot op zekere hoogte. Zo zie ik bijvoorbeeld met betrekking tot de rooiregeling enkele voordelen in het terugbrengen van de looptijd van vijf jaar naar drie jaar, zoals in het verslag wordt voorgesteld. Ook heb ik goed geluisterd naar de zorgen die u hebt geuit over het voornemen om de overdracht van een deel van de middelen voor wijn te laten lopen via plattelandsontwikkeling. Ik wil u eraan herinneren dat al het geld uit de begroting voor de wijnsector ook specifiek aan de wijnregio’s ten goede zal komen. Desondanks ben ik bereid om een voorstel te doen voor een lagere overdracht van middelen via plattelandsontwikkeling.
(1)
Nadere bijzonderheden: zie notulen.
1
2
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Er zijn drie belangrijke punten waarover de Commissie, het voorzitterschap en het merendeel van de lidstaten nog consensus moeten bereiken in de eindsprint om de hervorming nog deze maand rond te krijgen. De eerste daarvan betreft de nationale enveloppes. Het was onvermijdelijk dat er een debat zou komen over de vraag welke maatregelen precies moesten worden toegestaan in deze envelop, ofwel welk menu we in de envelop moesten stoppen. Ik ben bereid om me op dit gebied enigermate flexibel op te stellen. Ik sta bijvoorbeeld open voor de gedachte om bepaalde ideeën over innovatie en de herstructurering van wijnverkopers in de envelop te stoppen, maar ik denk dat er een duidelijke demarcatielijn moeten blijven bestaan tussen wat mogelijk is met de instrumenten van de eerste pijler in het kader van de nationale envelop en wat mogelijk is met de instrumenten van de tweede pijler in het kader van plattelandsontwikkeling, om te voorkomen dat er een situatie ontstaat waarin een investering van beide kanten kan worden gefinancierd, het zogeheten “dubbele loket”. Aan de andere kant zijn de nationale enveloppes niet de plek voor maatregelen als permanente crisisdistillatie. Steun voor crisisdistillatie heeft een remmende werking op de concurrentie en we moeten dat volledig afschaffen en niet proberen om het via de achterdeur weer in te voeren. Ook de algemene discussie over de vraag hoe groot de enveloppes voor de verschillende lidstaten moeten worden kan niet worden heropend. Als we dit debat heropenen, openen we een doos van Pandora en ik kan u verzekeren dat er dan aan het eind van dit jaar geen overeenstemming is. Dan voorzie ik een zeer lange en zeer moeilijke discussie. Het tweede grote punt betreft de chaptalisatie. Hierover bestond grote onenigheid, en daar heb ik mijn oren uiteraard niet voor gesloten. De status quo vormt echter wel degelijk een probleem waarvoor een oplossing moet worden gevonden. De steun voor verrijking met most kan niet op deze manier en op deze schaal worden voortgezet. Het is een ouderwets, inefficiënt, ondoelmatig, kostbaar en handelsverstorend instrument, en ik zie, dit gezegd hebbende, heel goed het belang in van het evenwicht tussen steun voor verrijking met suiker en die voor verrijking met most om tot een compromis te komen dat zowel door de wijnproducenten in Zuid-Europa als die in Noord-Europa wordt gesteund. We zullen hiervoor een uitweg vinden. Ik heb geluisterd naar de breed gedragen roep om verrijking met suiker te blijven toestaan, maar – laten we duidelijk zijn – ik ben niet geneigd om de status quo te accepteren, dus elk compromis zal nieuwe voorwaarden impliceren. Het derde belangrijke punt is de beëindiging van de regeling inzake aanplantrechten. Ik heb geluisterd naar discussies over het tijdstip voor de afschaffing van de regeling. We kunnen het ons echter niet veroorloven om het hele idee onder het tapijt te vegen. De wijnbouwsector heeft meer vrijheid nodig om zo snel mogelijk te kunnen inspelen op de vraag. Mijn voorstel om de regeling inzake aanplantrechten te verlengen tot eind 2013 was gebaseerd op het duidelijke idee van een tweefasenaanpak om de sector in evenwicht te brengen – eerst rooien om de productie terug te dringen en vervolgens liberalisering om succesvolle producten de vrijheid te geven om uit te breiden. Ik heb ook geluisterd naar de opmerkingen van de sector, maar één ding is zeker: een einddatum voor de regeling inzake aanplantrechten is absoluut noodzakelijk Welke datum dat precies zal zijn, zal deel uitmaken van ons definitieve compromis. Dus al met al heb ik geluisterd naar de argumenten van alle partijen, waaronder die van het Europees Parlement, maar één keihard feit is niet veranderd: onze wijnbouwsector moet nog steeds worden hervormd als we voor het peloton uit willen blijven rijden. We moeten de kans nu grijpen en tot een echte hervorming besluiten. Een hervorming zal inspanningen vergen, maar ik ben er heel zeker van dat die inspanningen resultaat zullen opleveren. De kosten van niets doen zijn onaanvaardbaar hoog en ik hoop dat we het daar met elkaar over eens kunnen zijn. Giuseppe Castiglione, rapporteur. − (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben de commissaris dankbaar voor haar samenwerking met het Parlement tijdens dit langdurige proces. Ik dank haar eveneens voor de waardering die zij voor het werk van het Europees Parlement heeft uitgesproken, een belangrijk en interessant stuk werk waartoe de Landbouwcommissie, maar ook dit hele Huis en alle collega’s een grote bijdrage hebben geleverd. Mevrouw de commissaris, ik dank u voor het feit dat u een zeer ambitieuze hervorming heeft voorgesteld, met doelstellingen die wij volledig onderschrijven. De consumptie daalt en de import neemt toe, waardoor het dringend noodzakelijk is een radicale hervorming op stapel te zetten. Onze wijnbouwsector is aan een nieuwe start toe, heeft nieuw elan, nieuwe energie en nieuwe voorstellen nodig. U heeft gelijk als u zegt dat we in de wijnbouw moeten investeren als we concurrerend, als we wereldleider in deze sector willen blijven. We moeten de ontwikkelingen op de markt volgen, we moeten voor de markt produceren en de markt veroveren met producten van topkwaliteit. Mevrouw de commissaris, om deze reden heb ik er – samen met mijn collega’s in de Landbouwcommissie en in het Europees Parlement, die ik nog eens zou willen bedanken – naar gestreefd om in het verslag een
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
omvattende, coherente hervorming uit te stippelen die vooral transparant is. Het systeem moet aan de behoeften van onze producenten voldoen en in de nodige middelen voorzien opdat zijn concurrerend en succesvol kunnen zijn. Al met al hebben wij getracht een tekst op te stellen die een antwoord biedt op de gemeenschappelijke uitdagingen, maar tegelijk ook de verschillen tussen de uiteenlopende nationale situaties te respecteren, te bevorderen en in sommige gevallen ook te overbruggen. Ik heb slechts één opmerking vooraf: er moet een radicale verandering van mentaliteit, van onze productiestrategie plaatsvinden. We moeten afstappen van het kwantiteitsdenken en ons in plaats daarvan sterk maken voor kwaliteitsproducten, voor hoogwaardige producten, en wel op een manier waarbij de specifieke nationale, regionale en lokale bijzonderheden van de Europese wijnbouw worden gehuldigd. Daarom, mevrouw de commissaris, zijn wij het ermee eens dat marktmechanismen worden afgeschaft die niet effectief zijn gebleken en die slechts hebben bijgedragen tot overproductie en producten van mindere kwaliteit. Om slechts één voorbeeld te geven: crisisdistillatie is inmiddels een alledaagse structurele maatregel geworden en is niet langer een redmiddel voor noodsituaties. Het is een onhoudbare situatie dat per jaar 500 miljoen euro voor distillatie wordt uitgegeven. Daarom zijn wij voor een efficiënter gebruik van economische middelen: voor nationale ontwikkelingsprogramma’s en voor de tenuitvoerlegging van maatregelen die beter zijn toegesneden op de specifieke behoeften van de verschillende producerende landen. Om deze reden, mevrouw de commissaris, achtten wij het opportuun om de lijst van mogelijke maatregelen in het verslag uit te breiden: we hebben besloten om er de herstructurering van de sector, onderzoek, innovatie en kwalitatieve verbeteringen in op te nemen. Al deze maatregelen zullen ervoor zorgen dat de bedrijfscreativiteit, die voor onze wijnen zo dringend nodig is, wordt gestimuleerd. Het is eveneens van cruciaal belang om promotiecampagnes te bevorderen, niet alleen op de internationale markt, maar ook op de thuismarkten. Wij hebben hier vroeger reeds op gewezen, en de analyse van de Landbouwcommissie heeft dit nog eens aan het licht gebracht. Het is absurd om te geloven dat we buiten onze grenzen kunnen concurreren als we niet marktleider in eigen huis zijn, als we onze medeburgers niet van de kwaliteit van de wijnen die wij produceren kunnen overtuigen. Om deze reden pleit het verslag voor een geharmoniseerd beschermingssysteem voor oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, duidelijke en transparante etikettering en exact gedefinieerde oenologische procedés. Alleen dan zullen de consumenten, die hier centraal staan, vertrouwen hebben in de producten die zij kopen. Daarom is het, mevrouw de commissaris, van essentieel belang dat oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen, die voor de kwaliteit van de Europese wijnbouw staan, goed worden beschermd. Bescherming betekent dat de wijn binnen het desbetreffende geografische gebied moet zijn geproduceerd, maar betekent ook dat de aanduiding van het wijnoogstjaar op het etiket wordt voorbehouden aan wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding. Dit zijn de enige wijnen die voortdurend aan controles worden onderworpen en dus de enige waarvoor het mogelijk is om de verstrekte informatie te verifiëren. Anders zouden de producenten van kwaliteitswijnen worden benadeeld en de consumenten misleid. Vanuit dezelfde logica en ten behoeve van de coherentie steunt het verslag het voorstel voor een vrijwillige rooiregeling waarbij premies worden betaald zodat de producenten die uit de markt willen stappen dit op behoorlijke voorwaarden kunnen doen. Bovendien wil ik uiting geven aan mijn tevredenheid over het feit dat de commissaris zo-even heeft ingestemd met mijn suggestie om de looptijd van deze regeling terug te brengen van vijf naar drie jaar. Het aantal hectare dat voor rooiing in aanmerking komt schijnt inderdaad te zijn gedaald van 200 000 naar 175 000. In tegenstelling tot ons oorspronkelijke voorstel streeft het verslag er ook naar om de wijnbouwers tegemoet te komen in hun behoefte aan zekerheid voor de toekomst. Gezien deze behoefte aan zekerheid kunnen we de aanplantrechten niet liberaliseren voordat we weten of – en vooral: hoe goed – het nieuwe systeem functioneert. In het verslag wordt derhalve voorgesteld de aanplantrechten tot minstens 2013 te beschermen en wordt de Commissie verzocht een effectbeoordeling van de eerste fase van de hervorming in te dienen, zodat met volledige kennis van zaken over verdere stappen kan worden beslist. Hierbij moet men bedenken dat bij beslissingen op het gebied van geografische aanduidingen naar behoren rekening moet worden gehouden met – en controle moet worden uitgeoefend worden door – degenen die hun kapitaal en werk in deze projecten hebben geïnvesteerd. Indien dan mocht blijken dat het systeem de ontwikkeling belemmert van
3
4
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bedrijven die concurrerend zijn, kunnen het systeem voor het in omloop brengen van aanplantrechten op communautaire schaal verbeteren en effectief gebruik maken van bestaande reserves. Een laatste opmerking, mevrouw de commissaris: het valt niet te ontkennen dat het debat door het thema chaptalisatie werd beheerst. Als iemand die afkomstig is uit Italië, waar het gebruik van sacharose is verboden, en vooral als iemand die uit Sicilië komt, waar most wordt geproduceerd, kan ik als geen ander begrijpen dat de commissaris op dit punt teleurgesteld is. Maar aan de andere kant gaat het hier om de noodzaak om Europese wijnen nieuw leven in te blazen en concurrerend te maken zodat zij zich op de markt kunnen handhaven. Dit is onze doelstelling, en om dit te kunnen verwezenlijken hebben wij gepoogd om verder te kijken dan alleen naar nationale verschillen. Dank u, mevrouw de commissaris, voor uw samenwerking en vooral voor uw waardering voor het werk van het Europees Parlement. We hebben deze hervorming (De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken) Elisabeth Jeggle, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, we hebben een lang en soms controversieel debat over dit onderwerp gevoerd. Ik wil mijn dank uitspreken aan de rapporteur. Hij verdient een groot voor zijn werk, dat hij op zeer gerichte wijze heeft verricht, in goede samenwerking met de andere leden van zijn commissie. Inderdaad, de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt is aan hervorming toe! Zij moet worden aangepast om rekening te houden met de huidige omstandigheden en toekomstige markten. Tegelijkertijd, mevrouw de commissaris, werpt dit voorstel de vraag op of de Commissie zich met details moet bemoeien die tot de regionale identiteit bijdragen, met methoden die in sommige regio’s sinds eeuwen worden toegepast en een deel van de cultuur van die streken vormen? De mensen hebben niets aan dergelijke inmenging. De mensen begrijpen er soms niets meer van. Het is ook niet te begrijpen dat we sacharose zouden moeten verbieden terwijl we tegelijkertijd overeenkomsten sluiten over de invoer van met behulp van sacharose geproduceerde wijnen uit landen buiten de Europese Unie. Mevrouw de commissaris, als derde instelling naast de Raad en het Parlement dient de Commissie zich op haar eigenlijke taak te concentreren, namelijk het uitwerken van voorstellen die de verdere ontwikkeling van de Gemeenschap vooruithelpen, die bevorderlijk zijn voor dit ontwikkelingsproces als geheel. De ordening van de wijnmarkt maakt daarvan deel uit. Ik zou op dit punt willen opmerken dat de compromissen die we in de commissie hebben bereikt, waar we hard voor hebben moeten werken en waar we in sommige gevallen nog steeds hard aan werken, goed zijn voor het hele Parlement. Namens de PPE-DE-Fractie spreek ik er mijn steun voor uit– wij allen steunen deze compromissen. Wij verwerpen elk amendement dat tegen deze compromissen ingaat. Katerina Batzeli, namens de PSE-Fractie. – (EL) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, vandaag beslissen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de toekomst van één van de meest complexe gemeenschappelijke marktordeningen op landbouwgebied in Europa. Het Europees Parlement heeft zijn advies ruimschoots voor het advies van de Raad uitgebracht, wat wij aan de intensieve inspanningen van onze rapporteur, de heer Castiglione, en van alle fracties te danken hebben. Mevrouw de commissaris, ik wil een aantal punten benadrukken waarmee rekening moet worden gehouden in het uiteindelijke besluit van de Raad over de hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt. Ten eerste kan de hervorming van de wijnmarkt niet volgens het lineaire, boekhoudkundige model worden uitgevoerd dat u heeft toegepast bij de hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de suikermarkt, aangezien wij twee maanden geleden werden verzocht dit model aan een herziening te onderwerpen omdat het in een impasse is geraakt. De hervorming van de wijnmarkt kan evenmin worden gebaseerd op het desastreuze model van de gemeenschappelijke ordening van de katoen- en tabaksmarkt met zijn overheveling van middelen naar de tweede pijler, dat tot een daling van de productie van deze twee producten heeft geleid, terwijl de landvlucht is toegenomen. Voor de wijnmarkt moet binnen de eerste pijler een sterk budget worden uitgetrokken om de directe maatregelen voor de wijnbouwers te versterken, die de kwaliteit moeten gaan verbeteren en meer toezicht moeten gaan houden op hun productie, en ook het promotiebeleid voor alle wijnen zowel binnen als buiten Europa te verbeteren, teneinde de commerciële distributie ervan te stimuleren. Mevrouw de commissaris, het Europees Parlement wenst een nieuwe gemeenschappelijke ordening van de markt waarbij voorrang wordt gegeven aan een agressief promotiebeleid in plaats van aan een defensief
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
invoerbeleid. Het verslag van het Europees Parlement zorgt ervoor dat steun wordt verleend aan wijnbouwers die maatregelen treffen ter stabilisering van het aanbod, ter verbetering van de kwaliteit en ter bescherming van het milieu. De marktreguleringsmaatregelen worden gehandhaafd en aangepast aan de huidige behoeften, zoals de distillatie van bijproducten, die ertoe dient de kwaliteit te verbeteren en tegelijkertijd de markt en het aanbod te reguleren. In het verslag wordt een efficiënte rooiregeling voorgesteld waarbij geen waardevolle Gemeenschapsmiddelen worden verspild aan een inperking van de dynamiek van de wijnbouwsector. Daarnaast wordt steun vastgesteld op het regionale gemiddelde aan steunbetalingen, zonder het beperking van de steun tot een plafond van 350 euro per hectare. Mevrouw de commissaris, wij stellen ons op het standpunt dat alle maatregelen die overproductie tot gevolg hebben, de markt uit evenwicht doen geraken verstoren en tot verstoorde en oneerlijke prijzen ten koste van andere wijnen leiden. Wat dit betreft zal ik het, namens de Sociaal-democratische Fractie, maar ook persoonlijk toejuichen wanneer de Commissie evenwichtige maatregelen met betrekking tot verrijking met suiker zou voorstellen, aangezien wij – hierop heeft de Sociaal-democratische Fractie reeds gewezen – ter voorkoming van overgangsproblemen tot een uitgebalanceerde benadering hebben bijgedragen. De nieuwe gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt dient echter ook de wijnkennis van de consument te verruimen en te respecteren en de consumentenbescherming via een etiketteringsregeling te verbeteren. De Landbouwcommissie heeft in dit verband onder meer in amendement 166 de vermelding van het kooldioxidegehalte genoemd, in amendement 157 gegevens inzake de volksgezondheid en gegevens en, in het amendement van de heer Graefe zu Baringdorf, de kenmerking van wijnen die uit hybride of genetisch gemodificeerde druivensoorten zijn geproduceerd. Wij moeten het respect voor de consument vergroten met behulp van een etiketteringsstelsel dat zich uitstrekt tot nadere informatie over de toegepaste vinificatiemethoden . Mevrouw de commissaris, wij willen een nieuw beleid met betrekking tot twee categorieën wijnen inluiden: wijnen met een geografische aanduiding of oorsprongsbenaming en tafelwijnen. Het gaat hier om twee verschillende producten, die beide een plek op de Europese markt hebben, en ik ben van mening dat we scheidslijnen moeten voorkomen die een regionaal effect hebben. Tot slot zou ik willen zeggen dat de complexiteit van de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet als impasse of als tekortschieten van de instanties mag worden uitgelegd. Die complexiteit, mevrouw de commissaris, heeft te maken met de culturele dimensie van dit product, die wij in onze voorstellen dienen te respecteren. Jorgo Chatzimarkakis, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, in vino veritas of, om Goethe te citeren: het leven is te kort om slechte wijn te drinken. In deze spreuken komt de kwintessens van de hervorming van de Europese wijnmarkt tot uitdrukking. Ons verslag draait om de kwaliteit van de Europese wijn, die de vergelijking met importen uit de Nieuwe Wereld absoluut kan doorstaan. Nu, hoe is de stand van zaken? In 2006 was de wijnbouw goed voor 5 procent van de waarde van de totale landbouwproductie in de EU. Met 45 procent van ‘s-werelds wijngaardoppervlak, 65 procent van de wereldproductie, 57 procent van de wereldwijde consumptie en 70 procent van het totale volume van de export neemt de Europese wijn een koppositie in op de wereldmarkt. In de wijnwereld zijn we een mondiale supermacht! Daarom moesten we ook in actie komen om onze positie als supermacht te consolideren en met name om de kwaliteit van onze wijnen te verhogen. De hervormingen die u heeft voorgesteld, mevrouw de commissaris, behelsden onder meer een onmiddellijke stopzetting van de crisisdistillatie. Vele dingen die u heeft genoemd, waaronder particuliere opslag en de afschaffing van exportsubsidies, steun voor het gebruik van most voor verrijking en natuurlijk ook de verrijking met suiker, vormen mijns inziens centrale punten van uw voorstellen. Wij moeten evenwel opmerken dat deze wel van meet af aan blijk gaven van een nogal technocratische invalshoek van waaruit bijvoorbeeld de vraag werd opgeworpen of er een koppeling moet komen tussen chaptalisatie en steun voor het gebruik van most. Naar mijn mening heeft het Parlement in zijn onderhandelingen een zeer goed compromis tussen de belangen van Noord en Zuid bereikt, die hier immers centraal stonden. In de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling hebben we met onze compromissen een uitstekend evenwicht weten te vinden. In dit verband gaat mijn bijzondere dank uit naar de rapporteur, de heer Castiglione, die zich grote inspanningen heeft getroost om compromissen te sluiten, waarbij het ons gelukt is om met alle belangen rekening te houden.
5
6
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijns inziens hebben we de aanvankelijk zeer technocratische aanpak in een nieuwe, elegante vorm gegoten. We hebben een evenwicht gevonden tussen Noord en Zuid. Ik wil ook u danken, mevrouw de commissaris, voor het feit dat u in uw voordracht heeft aangegeven deze lijn principieel te willen volgen. Wat zijn de hoofdpunten? Naast het compromis volgens hetwelk chaptalisatie blijft toegestaan, vormt de bescherming van regionale producten een ander centraal aspect van ons verslag. In het licht van dit kwaliteitsoffensief ten behoeve van de Europese wijn blijven bovendien nationale steunmaatregelen noodzakelijk, waarvoor 1,3 miljard euro is uitgetrokken. Wij zijn overtuigd dat deze maatregelen onderdeel van de eerste pijler moeten blijven, zodat de betalingen direct naar de telers gaan. Daarnaast moet worden vermeld – en dit is mijns inziens een van onze belangrijkste resultaten van ons werk – dat bijzondere aandacht wordt besteed aan oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen op etiketten. Dat is volgens ons een uiterst belangrijk punt aangezien aanduidingen met betrekking tot de geografische oorsprong van wijnen natuurlijk een kwestie van intellectuele eigendom zijn. Deze moet worden beschermd, en ik ben van mening dat we wat dit betreft een zeer goed compromis hebben gevonden. De ALDE-Fractie steunt deze compromissen, dat wil zeggen het hele compromissenpakket, omdat wij vinden dat zij een goede oplossing vormen. Wij hopen dat de Raad onze suggesties zal overnemen. De stem van het Europees Parlement is de stem van de Europese bevolking, maar ook die van de wijnproducenten en –consumenten. Wij verzoeken u, mevrouw de commissaris, zich ten opzichte van de Raad en het algemene publiek voor deze dingen in te zetten. Sergio Berlato, namens de UEN-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, de tekst waarover wij gaan stemmen vormt een goed compromis en een sterke verbetering van het oorspronkelijke Commissievoorstel. Wij hebben nog steeds de intentie een hervorming op stapel te zetten die erop is gericht de sector zowel op de interne als op de internationale markt nieuwe impulsen te geven. De mondiale vraag neemt niet af, maar toe. Daarom is het niet de juiste aanpak om minder te produceren, maar moet in kwaliteit en in het karakter van Europese wijnen worden geïnvesteerd, in het terugdringen van de kosten, in de promotie van wijn, om zo een grotere markt te ontsluiten, en in de ondersteuning van jonge, startende wijnbouwers. Het is eveneens noodzakelijk om de door de Commissie voorgestelde vermindering van de Europese wijnproductie te beperken door de lidstaten meer autonomie te geven bij het beheer van de rooiregeling. We moeten ons ervoor hoeden wijngaarden te vernietigen die misschien geen bijzonder sterke marktpositie innemen, maar die regionale wijnen van hoge kwaliteit produceren, op een lange traditie kunnen terugblikken en vandaag de dag nog steeds voor de sociale samenhang van complete plattelandsgebieden zorgen. Ook al dient deze hervorming ertoe voorwaarden voor een groter concurrentievermogen te scheppen, moet zij toch de band met het verleden bewaren en de voortzetting van de wijnbouw bevorderen, die een belangrijke factor is voor het behoud van het landschap en het milieu. Daarom pleiten wij ervoor de gereserveerde middelen over een periode van drie in plaats van vijf jaar uit te smeren en ze op basis van historische gegevens te verdelen, ruwweg volgens dezelfde criteria die we bij alle tot dusver ingevoerde hervormingen hebben toegepast. Mevrouw de commissaris, wij zijn tegen de liberalisering van nieuwe oenologische procedés en het gebruik van geïmporteerde most ter verrijking van onze wijnen of het mengen van onze wijnen met wijnen uit derde landen, omdat dit naar onze mening slecht zou zijn voor het image van wijn en het vertrouwen van de consument in het product zou aantasten, wat zeer ernstige gevolgen voor de consumptie zou hebben. Aan de andere kant zijn wij van mening dat het van cruciaal belang is om steun te verlenen voor het gebruik van geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost met het oog op verrijking, om een oenologisch procedé te beschermen dat in vele regio’s van de Gemeenschap gebruikelijk is. Wij zijn van mening dat er rekening moet worden gehouden met de investeringen van de producenten en dat moet worden voorkomen dat de handelsstromen stokken met een groter aanbod als gevolg. Deze hervorming moet tot een sterkere bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen leiden, om de Europese producten in de context van multilaterale onderhandelingen en bilaterale handelsovereenkomsten beter te kunnen beschermen. Tenslotte, mevrouw de commissaris, zijn wij tegen de volledige liberalisering van aanplantrechten vanaf 2014 voor wijnen met een beschermde oorsprongsbenaming of een beschermde geografische aanduiding, en wij steunen het voorstel van de rapporteur om de hervorming op 1 augustus 2009 in werking te laten treden.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, wij willen dat wijn een uniek genotmiddel is, zowel wat betreft de productie als de consumptie. Ik bedoel dat wij geen oenologische procedés willen die in de richting van Coca-Cola gaan; wij willen dat de oorsprongsbenamingen en geografische aanduiding beschermd blijven. Wij willen dat ecologische productiemethoden worden gesteund en hebben de wens – en hebben een amendement van die strekking ingediend – dat regio’s er bij meerderheidsbesluit voor kunnen kiezen hun wijn alleen gebotteld in de handel te brengen. Wij zijn het met u eens dat permanente distillatie van wijn niet door de beugel kan, en er moet worden voorkomen dat deze praktijk in de vorm van crisisdistillatie weer via de achterdeur wordt ingevoerd. In dezen delen wij uw standpunt. Met betrekking tot aanplantrechten zijn wij van mening dat de rooioptie open moet worden gehouden. Dat wil zeggen: als niet wordt bepaald dat nieuwe aanplant op een gegeven moment in een gegeven gebied wordt geliberaliseerd, is de beslissing om te rooien niet gebaseerd op de hoeveelheid wijn die kan worden verkocht. Daarom is een dergelijke koppeling absoluut noodzakelijk. Wij steunen dit dan ook. Als u met betrekking tot de verrijking met druivenmost of suiker zegt dat het evenwicht tussen deze twee methoden moet worden verschoven, dan kunnen wij daarmee instemmen, want dat komt erop neer dat chaptalisatie blijft toegestaan. Als er op deze basis een compromis zou worden gevonden, zouden wij dat aanvaarden. Chaptalisatie is een oud oenologisch procedé. Daarom dient het te worden behouden en dienen onredelijke eisen van Amerikaanse kant met betrekking tot onze vinificatiepraktijken te worden afgewezen. Vooropgesteld dat onze amendementen worden aangenomen, staan wij volledig achter het ontwerpverslag van de rapporteur. Vincenzo Aita, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik zou de heer Castiglione willen zeggen dat – zoals de minister, mijnheer De Castro, heeft opgemerkt – dat het voorstel, zoals dat door de bevoegde commissie is geamendeerd en nu aan het Parlement is voorgelegd, slechter is dan het oorspronkelijke, door de commissaris ingediende stuk. Mijn eerste punt heeft betrekking op de rooiregeling? Ons is meegedeeld dat het om een gebied van 175 tot 200 duizend hectare gaat. Mijn eerste vraag hierover luidt: wie gaat de wijngaarden rooien en wie neemt de gerooide grond over, en wat is er mis met het voorstel om de middelen – die dan eventueel kunnen worden verlaagd in plaats van verhoogd – te gebruiken om deze wijngaarden met het oog op kwaliteitsverbetering te herstructureren? Ik zou het Parlement de volgende vraag willen stellen: waarom moeten we tientallen of zelfs honderden werknemers op straat zetten om de weg vrij te maken voor grote multinationals, zoals het geval is in Sicilië, mijnheer Castiglione? Het punt is dus: waarom zouden we Gemeenschapsmiddelen voor rooien uitgeven in plaats van deze middelen voor kwaliteitsverbetering en herstructurering van bedrijven te gebruiken? We hebben in dit Huis en in het kader van het Gemeenschapsbeleid in de afgelopen jaren al zoveel maatregelen ingevoerd! Mijn tweede punt betreft de vrije markt voor aanplantrechten? Waarom zou de markt voor heel Europa moeten worden geliberaliseerd? Wat voor zin heeft het om in Sicilië, Campanië; Griekenland of waar dan ook een hectare van een wijnbouwareaal te kopen en het naar een ander gebied over te dragen? Die hectare is gekoppeld aan een bepaalde kwaliteit en productie, een typisch product, een ecotype dat zich in dat gebied heeft ontwikkeld. Wat voor zin heeft zo’n voorstel? Is het hier soms de bedoeling om grootschalige overnames te stimuleren zoals die in sommige gebieden aan de Middellandse Zee al plaatsvinden? Dit is het centrale punt, en daarom zijn wij van mening dat het voorstel van de Commissie beter was. Het door het Parlement geamendeerde voorstel is slechter dan dat van de Commissie als het erom gaat een hervorming op tafel te krijgen waardoor de kwaliteit wordt verbeterd en de wijnbouwers en hun werknemers aan het werk worden gehouden. Daarom stemmen wij tegen de geplande hervorming. Vladimír Železný, namens de IND/DEM-Fractie. – (CS) Mijnheer de Voorzitter, de Tsjechische Republiek wordt door de voorgestelde hervorming van de wijnsector benadeeld en gediscrimineerd. Dezelfde Europese Unie, die geen bezwaar heeft gemaakt tegen het aanlengen van wijnen uit de VS die inmiddels met een watergehalte van soms wel 30 procent in de EU worden geïmporteerd, en die toestaat dat aan te zoete wijnen in het zuiden van Europa azijn wordt toegevoegd, stelt voor om het gebruik van sacharose in de meer noordelijk gelegen Europese landen wordt verboden. Het gebruik van sacharose is in ons land sinds meer dan 200 jaar traditie. De EU wil sacharose door geconcentreerde druivenmost vervangen, die maar al te graag door de zuidelijke Europese landen tegen overdreven prijzen zal worden geleverd. De subsidie voor de
7
8
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Tsjechische Republiek komt neer op 85 euro per hectare wijnareaal, terwijl sommige bevoorrechte landen meer dan 245 euro ontvangen. De Europese Unie probeert namelijk een zogenaamd historisch beginsel in te voeren waardoor de nieuwe lidstaten worden gediscrimineerd. Maar de wijn die in de Tsjechische Republiek wordt verbouwd en geproduceerd, wordt daar ook geconsumeerd en draagt op geen enkele wijze bij tot de Europese overproductie. Bovendien wil de Unie nu ook nog dat de Tsjechische Republiek financieel bijdraagt aan reclame voor overtollige Europese wijn in derde landen. Wij eisen daarom dat de gelden voor de hervorming van de wijnsector in nationale enveloppes wordt gestoken, zodat de lidstaten de fondsen in overeenstemming met hun eigen behoeften kunnen toewijzen. De Unie kent twee manieren om met de productie van wijnoverschotten om te gaan: de onzinnige en barbaarse distillatie van wijn tot alcohol voor de industrie en het rooien van wijngaarden, waarbij overal wordt gerooid, behalve op de plekken waar dit nodig zou zijn. Het zou namelijk volstaan om alle illegaal aangeplante wijngaarden in de traditionele zuidelijke landen te rooien, met name in één van die landen, dan zou de hele hervorming in kannen en kruiken zijn. Het totale oppervlak van die illegale wijngaarden is namelijk even groot als het aantal hectare dat de EU zou moeten rooien. De EU kent hun exacte locatie wel degelijk en heeft bijvoorbeeld satellietopnames van de wijngaarden die in Italië stiekem buiten de quota zijn aangeplant. Ten slotte steekt in de voorgestelde hervorming ook nog een ander stokpaardje van de Eurocraten de kop op: de overdracht van desbetreffende bevoegdheden van de Raad naar de Commissie, dat wil zeggen naar niet-gekozen ambtenaren. Op deze manier wordt de kleine landen iedere zeggenschap ontnomen en wordt wijn, die in de Tsjechische Republiek sinds de tijd van de Romeinse legioenen wordt verbouwd, het zoveelste product dat ons ten gunste van de vaak illegale productie in de zuidelijke landen van de EU wordt afgepakt. Wij zijn echter niet van plan ons van deze prachtige nationale traditie te laten beroven. Peter Baco (NI). - (SK) Ik vraag me af of het bij deze hervorming echt om goede wijn gaat. Goede wijn is, zoals men weet, wijn die wordt verkocht. Dat betekent dat de klant de tegen de gevraagde prijs geboden kwaliteit aanvaardt. Sommige EU-landen produceren echter onverkoopbare wijnen ten bedrage van 500 miljoen euro per jaar. De Slowaakse Republiek en enkele andere lidstaten hebben aan een consequente inkrimping van de wijnsector gewerkt, zodat zij geen onverkoopbare wijnen meer produceren. Het instellen van nationale enveloppes voor financiële steun op basis van het zogenaamde “historische beginsel” druist in tegen de regels van de markt. Hierdoor worden wij gediscrimineerd en worden wij in de toekomst bestraft voor het feit dat wij de productie van onverkoopbare wijn vroeger niet hebben gesubsidieerd. Volgens de hervormingsplannen zouden wij in de toekomst slechts een fractie van de steunbetalingen krijgen die naar de producenten van onverkoopbare wijn gaat. Daarom eisen wij dat de toekenning van steun uitsluitend wordt gebaseerd op het bestaande wijnbouwareaal, en om soortgelijke discriminatie te voorkomen zijn wij ook tegen wijzigingen bij de etikettering van wijn en willen wij vasthouden aan het bestaande systeem. Esther Herranz García (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, komend weekend zal de Raad van ministers van Landbouw ongetwijfeld al een politiek besluit nemen over deze hervorming van de gemeenschappelijke marktordening voor wijn. In het geval van wijn gaat het niet alleen om een voedingsmiddel, maar ook om een economische parel in de kroon van de agrarische sector, die sterk heeft te lijden onder de besluiten van de Commissie van de afgelopen jaren. Voor het eerst in lange tijd zijn we er op tijd bij: het Parlement zal een verslag opstellen dat door de Raad kan worden gebruikt om dit weekend eindelijk een politiek besluit te nemen. Dat stemt mij werkelijk zeer tevreden en ik wil de rapporteur feliciteren met zijn werk, omdat dit Parlement voor het eerst heeft besloten om te kiezen voor kwaliteit, voor cultuur, voor traditie, voor een mediterraan product dat ook naar andere Europese regio’s is overgebracht en dat niet alleen in Europa wordt gewaardeerd, maar overal ter wereld. Onze wijn – daar hoeft niemand aan te twijfelen – is de beste van de wereld. Daarom moeten we onze wijn beschermen en promoten. Niet alleen buiten de Unie, maar ook daarbinnen, omdat de Europese jeugd in de afgelopen jaren steeds minder wijn is gaan drinken. Waarom? Omdat wij geen energie hebben gestoken in het promoten van wijn en hen niet hebben aangemoedigd om wijn te drinken. We moeten de sector instrumenten in handen geven om zowel binnen als buiten de Unie concurrerend te kunnen blijven. We moeten de consumptie bevorderen en jongeren en de hele Europese samenleving laten deelnemen aan een cultuur: de cultuur van het wijntoerisme, de cultuur van het wijn drinken, de cultuur van het “savoir faire” en de cultuur van het converseren en het deelnemen aan de samenleving.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Er is te weinig geld voor plattelandsontwikkeling. Want we hebben een politiek besluit van december 2005 waarin onvoldoende middelen worden toegewezen aan de tweede pijler. Dat geld moet niet bij de gemeenschappelijke marktordening worden weggehaald, maar we moeten er bij de lidstaten op aandringen dat ze een iets groter deel van hun nationale begroting aan de communautaire begroting bijdragen. Het grote gat in de begroting voor plattelandsontwikkeling in deze financiële vooruitzichten zal niet kunnen worden gedicht door geld weg te halen bij de landbouwers. Wat betreft de aanplantrechten, geachte afgevaardigden, is het duidelijk dat we de sector instrumenten in handen moeten geven om zichzelf te reguleren, en dat moeten wettelijke instrumenten zijn. En die wettelijke instrumenten moeten wij ze geven, zodat de aanplantrechten waarmee de productie onder controle kan worden gehouden kunnen blijven worden beschermd. Het is al bewezen dat de wijnsector rendabel kan zijn door de productie onder controle te houden, zoals bijvoorbeeld het geval is bij de officiële herkomstbenamingen, waaraan streng de hand wordt gehouden. Compromissen moeten worden gerespecteerd, en daarom zullen wij tegen alle ingediende amendementen stemmen, en in het bijzonder tegen alle amendementen die al eerder gesloten compromissen niet respecteren, en dan doel ik op de socialistische fractie. Luis Manuel Capoulas Santos (PSE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil de rapporteur allereerst feliciteren met zijn werk, evenals de schaduwrapporteur van de PSE-Fractie, niet alleen als schaduwrapporteur voor dit verslag, maar ook het initiatiefverslag dat aan dit debat voorafging. Haar werk is kenmerkend voor de bereidheid tot compromissen en de constructieve houding van de Sociaal-democraten als het erom gaat een evenwichtige oplossing te vinden. Uit het maandenlange debat zijn drie dingen naar voren gekomen: het grote belang dat deze sector in economisch en sociaal opzicht toekomt, ondanks het feit dat hij door het gemeenschappelijk landbouwbeleid in het verleden zo stiefmoederlijk is behandeld; vervolgens het feit dat de huidige regels niet meer aan de huidige marktsituatie en de veranderingen in het consumptiepatroon beantwoorden; en ten slotte de noodzaak om hervormingen in te voeren om deze problemen op te lossen. Het debat heeft ook aangetoond dat er sprake is van een verregaande consensus over de lijst van problemen waar de sector mee te kampen heeft. Toch zijn we het niet allemaal eens over de oplossingen die door de Commissie zijn voorgesteld. Hier heeft het Europees Parlement echter blijk gegeven van zijn constructieve houding doordat in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling en door de gedetailleerde voorstellen van de PSE-Fractie een breed gedragen compromis werd bereikt. Deze voorstellen zijn erop gericht dit compromis met betrekking tot de meest gevoelige kwesties aan te vullen, zoals de liberalisering van aanplantrechten; het rooien van wijngaarden, de toevoeging van suiker en steun voor verrijking met most; waarborging van de productie van drinkbare alcohol, die van cruciaal belang is voor sommige prestigewijnen zoals port, die concurrerend moeten blijven; crisispreventie, promotie, enz. Het standpunt van het Parlement zorgt daarom voor nieuwe impulsen en geeft voor de Raad en de Commissie duidelijk de te volgen koers aan. De grote lijnen van het Parlementsstandpunt laten zien dat het mogelijk is om uiteindelijk een oplossing te vinden waarmee zowel de algemene problemen van de sector als de specifieke vraagstukken van de producerende regio’s kunnen worden aangepakt. Mevrouw de commissaris, we staan inmiddels op het punt met de discussie over de gezondheidscontrole van het GLB te beginnen en, wat voor ons van bijzonder belang is, over het scenario voor de landbouw na 2013, zodat het essentieel is deze hervorming spoedig af te ronden. Ik hoop daarom dat de Commissie zich in de te nemen besluiten door het Parlement zal laten leiden, aangezien het standpunt van het Parlement en de algemene lijn van zijn aanbevelingen een goed signaal zijn voor de Europese wijnbouw en wijn. Donato Tommaso Veraldi (ALDE). - (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik ben de commissaris dankbaar, maar ik wil mijn speciale dank uitspreken aan de rapporteur, de heer Castiglione, voor zijn uitstekende, grondige en waardevolle werk. De belangrijkste doelstelling van de hervorming van de Europese wijnmarkt bestaat erin het hoofd te bieden aan de uitdagingen van de mondiale concurrentie door het invoeren van regelingen ter verbetering van de kwaliteit en ter bescherming van het uitzonderlijke karakter van het product. Het is echter belangrijk om vast te houden aan steun voor geconcentreerde druivenmost en gerectificeerde geconcentreerde druivenmost die door de Europese Gemeenschap worden geproduceerd, aangezien dit een oenologisch procedé betreft dat in vele communautaire regio’s gebruikelijk is. Wat chaptalisatie betreft: elk gebruik van sacharose voor
9
10
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verrijkingsdoeleinden moet op het etiket worden vermeld om voor meer transparantie te zorgen en de consument voor te lichten. Nationale steunprogramma’s moeten worden gebruikt om in de Europese Unie promotiecampagnes op touw te zetten, evenals voor crisispreventie, onderzoek, ontwikkeling en vooral de verbetering van de wijnkwaliteit. Wat betreft de liberalisering van aanplantrechten is uitstel tot 2013 wellicht acceptabel voor wijnen die door oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen worden beschermd. Om een evenwichtige situatie voor andere wijnen te bereiken, dient een dergelijke liberalisering alleen na een effectbeoordeling van de Commissie te worden toegestaan, die vóór eind 2012 behoort te worden uitgevoerd. Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, een van de hoofdproblemen van de wijnmarkt is het feit dat steeds meer wijn uit derde landen wordt geïmporteerd. We zouden ons wel eens kunnen afvragen of de wijn uit deze landen misschien beter is. Het antwoord op die vraag luidt echter “nee”. De kwaliteit van de wijn uit derde landen is niet beter dan die van onze wijn, maar hun wijn is een stuk goedkoper. In grote delen van mijn vaderland wordt veel wijn geconsumeerd. Mijn landgenoten letten vooral op twee criteria, namelijk de prijs en de kwaliteit. Het etiket is daarbij minder belangrijk, hoewel men vaak meer voor het merk dan voor de kwaliteit van de wijn betaalt. Promotie op zichzelf zal weinig uithalen en zal ook in de landen van de oude EU-15 geen prijsbewuste klanten aantrekken. Ik heb dat zelf kunnen vaststellen in winkels in Brussel. Ik ben zeer verheugd over het feit dat het in de toekomst mogelijk blijft om de handelsbenaming “vruchtenwijn” te gebruiken. Het gaat om een specifiek segment van de traditionele markt waardoor geen concurrentie met de markt voor druivenwijn ontstaat. Net als in het geval van de definitie van wodka mag het niet zo zijn dat, alleen omdat de wijnsector problemen ondervindt, maatregelen worden getroffen die ten koste gaan van nationale tradities, van merken of de kwaliteit. Marie-Hélène Aubert (Verts/ALE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, wij staan volledig achter uw voornemen om een eind te maken aan subsidies die overproductie in de hand werken en onacceptabele averechtse gevolgen hebben, maar we vinden het onaanvaardbaar dat u van plan bent om wijn, die in de eerste plaats aan een terroir is gebonden en die een steeds sterker gestandaardiseerd product is dat overal ter wereld wordt verkocht, tot een speelbal van modes en marketing te maken. In de eerste plaats is het absoluut noodzakelijk om de geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen te beschermen, die vaak omstreden zijn, maar toch ook de voor het Europese landbouwmodel kenmerkende verbinding met het land vormen. Wij willen dat u dit model benadrukt en het niet ten gunste van de grote markten opoffert op een wijze waarvan alleen de poenscheppers profiteren. Wij pleiten er tevens voor meer aandacht te besteden aan ecologische methoden in de wijnbouw, waar nog steeds een groot aantal chemische producten en additieven aan te pas komt. In dit verband verzoeken wij u specifieke steun te verlenen voor biologische wijnen, waarvoor thans de specificaties worden geformuleerd. Biodiversiteit van terroirs, cultures en smaken, ontwikkeling en verbetering van kwaliteit en de buitengewone rijkdom aan Europese druivensoorten: hier ligt de toekomst, en dit zijn de beginselen waarop deze hervorming moet zijn gebaseerd. Ilda Figueiredo (GUE/NGL). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, wij staan zeer kritisch tegenover het voorstel van de Europese Commissie voor een hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt. Naast het rooien van wijngaarden is met name het voorstel voor de liberalisering van aanplantrechten zorgwekkend. Wij zijn van mening dat het door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling goedgekeurde verslag wat dit betreft geen bescherming biedt. De Europese wijnbouwtraditie staat op het spel, evenals de toekomst van uitgestrekte regio’s die niet alleen wijnbouwgebieden met oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen zijn, maar ook gebieden waar goede tafelwijnen worden geproduceerd. Om de traditionele wijn- en wijnbouwcultuur, de werkgelegenheid en de biodiversiteit te beschermen moeten daarom aanplantrechten worden beschermd en moet verder steun worden verleend voor de herstructurering van wijngaarden, de bewaking van de productie en het kwaliteitsbehoud, waarbij speciale aandacht moet uitgaan naar agrarische familiebedrijven en coöperaties, steun voor de distillatie van drinkbare alcohol en het gebruik van in de regio geproduceerde druivenmost. Evenwel zijn wij tegen de toevoeging van suiker.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jean-Claude Martinez (NI). - (FR) Geachte commissaris, naast alle technische aspecten met betrekking tot enveloppes, premies en aanplantrechten berust dit project – het derde van zijn soort in 15 jaar – in wezen op drie gedachtelijnen, die alle gericht zijn op één en dezelfde doelstelling. De eerste gedachtelijn is het malthusianisme. De wijnproducenten doen niet wat de Commissie wil, dus wil zij wijngaarden rooien, de druiven weggooien, chaptalisatie verbieden en de productie aan banden leggen, volgens dezelfde methode waarmee zij ook het aanbod aan melk en tarwe laag houdt. De tweede gedachtelijn is laisser-faire-kapitalisme om de winst op te drijven, laisser-faire-beleid met betrekking tot aanplantrechten, importen, het aanlengen, het toevoegen van houtspanen, versneden wijn en geïmporteerde most om een mondiaal wijnmengelmoes te brouwen. De derde gedachtelijn is het globalisme. Na de eenheidsmarkt en de eenheidsmunt komt de eenheidswijn: een met aromastoffen en hout behandelde, “geparkeriseerde” Coca-Cola-wijn, waar niets eens wijnbouwers aan te pas hoeven te komen, want de eigenlijke intentie is om de wijngebieden aan de Middellandse Zee, en vooral de 250 000 hectare rond Languedoc-Roussillon, tweeënhalf miljoen vierkant meter grond, vrij te maken door de wijngaarden te rooien, om vervolgens huizen neer te zetten. Dat is een markt met een omvang van 1000 miljard euro. Ik vertegenwoordig hier de laatsten der mohikanen in de wijnbouw. Ik ben niet op uw scalp uit hoor, commissaris, ik wil alleen dat de wijnbouwers, die mensen sinds meer dan 2 000 een stuk geluk schenken, met rust worden gelaten. Agnes Schierhuber (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren,, allereerst wil ik de rapporteur danken voor het feit dat hij alles heeft gedaan wat menselijkerwijs gesproken mogelijk is om dit compromis te bereiken. Sinds de Commissie voor het eerst met een document over de hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt voor de dag kwam en ook vandaag hebben we bij vele gelegenheden kunnen zien dat wijn een van de gevoeligste agrarische producten is: wijn is niet alleen een uiterst verfijnd product, maar doet bovendien ook de gemoederen oplaaien. Mijns inziens is het Europees Parlement, met name de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling erin geslaagd een compromispakket samen te stellen en te presenteren dat gekenmerkt wordt door een verstandige aanpak en dat er bijvoorbeeld voor zorgt dat de traditionele oenologische procedés die in de lidstaten worden toegepast, worden gedefinieerd op basis van de verschillende Europese wijnculturen, en dat kwaliteitswijnen worden onderscheiden van tafelwijnen. Het is absoluut noodzakelijk dat de oorsprongsaanduidingen worden gehandhaafd. Zij zijn niet alleen goed voor de wijnbouwers, maar bovenal voor de consumenten. Het behoud van de grenswaarden voor verrijking versterkt de traditionele wijnproductie in Europa. Er moet rekening worden gehouden met de uiteenlopende weers-, geografische en structurele omstandigheden waaronder in Europa wijndruiven worden verbouwd. Als Oostenrijkse weet ik dat bepaalde maatregelen absoluut noodzakelijk zijn, maar ik ben tegen het verplichte rooien van wijngaarden, omdat er moet worden bekeken voor welke wijnen de consument kiest en waar de consumptie nog kan worden gestimuleerd. De door middel van deze hervorming bereikt besparingen – waar ik achter sta – moeten binnen de eerste pijler blijven en moeten ook in de toekomst in de een of andere vorm ten goede komen aan de wijnbouw en de wijnproducenten te ondersteunen. Tot slot zou ik willen opmerken dat de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling er volgens mij in is geslaagd een coherent en verstandig pakket naar voren te brengen, en ik hoop dan ook dat de stemming in het Parlement morgen het duidelijke signaal aan de Raad en de Commissie zal geven dat wij willen dat de wijnbouw in Europa een toekomst heeft. Rosa Miguélez Ramos (PSE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil om te beginnen de rapporteur, de heer Castiglione, feliciteren met het fantastische werk dat hij heeft verricht, ook omdat hij in zijn verslag een groot aantal zorgen heeft opgenomen die wij, en niet alleen wij, maar ook de Europese wijnsector zelf, naar voren hebben gebracht. Mevrouw de commissaris, sinds u dit voorstel voor een nieuwe gemeenschappelijke marktordening (GMO) voor de wijnsector hebt gepresenteerd, zijn er dingen veranderd, sommige sterk, andere minder sterk, maar naar mijn mening zijn veel van de wijzigingen positief. Zo is de rooiregeling niet meer de as waarom de hele hervorming draait, en het heeft mij genoegen gedaan om u daarnet te horen zeggen dat de Commissie bij deze maatregel inmiddels een horizon van drie jaar aanhoudt, zoals het Parlement had gevraagd, in plaats van vijf jaar, zoals u in eerste instantie had voorgesteld.
11
12
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Deze hervorming van een GMO die van zo groot belang is voor de Europese landbouw heeft, zoals wij van meet af aan ook hebben gezegd, zeer positieve aspecten. Dat erken ik onmiddellijk. Een voorbeeld is de vereenvoudiging en flexibilisering van de regelgeving, waardoor we meer concurrerend zullen worden. Een ander voorbeeld, dat al door mevrouw Herranz is genoemd, is de promotie van Europese wijnen, zowel in als buiten Europa. Er zijn veel amendementen ingediend tegen uw voorstel om de huidige marktmaatregelen af te schaffen en te vervangen door een aantal maatregelen die in de nationale steunprogramma’s moeten worden geïntegreerd. Het is evident dat de marktmaatregelen hebben bijgedragen en nog steeds bijdragen aan het op peil houden van de inkomens van landbouwers en het in stand houden van een economische activiteit in rurale gebieden. In dit verband heb ik, zonder het compromis van de heer Castiglione in gevaar te brengen, een nieuw amendement ingediend om ook rechtstreekse steun voor diversificatie op te nemen, steun die de lidstaten in hun nationale steunprogramma’s kunnen opnemen om de overgang naar de nieuwe GMO voor de landbouwers gemakkelijker te maken en waarvan de looptijd en de modaliteiten moeten worden vastgesteld door het comité van beheer. Mevrouw de commissaris, ik denk dat dit de juiste manier is om het voor actoren die gewend zijn om binnen de huidige GMO te werken, met ondersteuning door de huidige marktmaatregelen, gemakkelijker te maken om de overgang naar diversificatie en een nieuwe GMO te maken, een nieuwe GMO die het Parlement – hopelijk – morgen zal aannemen. Anne Laperrouze (ALDE). - (FR) Mevrouw de commissaris, ik hoop dat de boodschap van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, die belangrijke amendementen op uw hervormingsvoorstel heeft geformuleerd, bij u is aangekomen. Ook ik wijs de automatische liberalisering van aanplantrechten in 2014 van de hand, met name voor wijnen die door oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen worden beschermd. Voor andere wijnen behoort pas een besluit over de liberalisering van aanplantrechten te worden genomen wanneer de effecten van de GMO-hervorming in kaart zijn gebracht. Met betrekking tot chaptalisatie ben ik van mening dat we hieraan geen energie dienen te verspillen. Belangrijk is dat we de oenologische procedés handhaven waaraan de Europese wijnen hun kwaliteit en identiteit te danken hebben. Ik wil meer specifiek nog iets zeggen over tafelwijn. Het voorstel van de Commissie voorziet in de mogelijkheid om naar een specifiek oorsprongsgebied te verwijzen: bijvoorbeeld wijn uit de Provence, wijn uit Andalusië, wijn uit Toscane, enz. Dit is echter verwarrend voor de consument en leidt tot oneerlijke mededinging tussen wijnen met oorsprongsbenamingen, die aan strikte specificaties moeten voldoen, en tafelwijnen, waarvoor veel minder strenge productiecriteria gelden. Laten we daarom vasthouden aan de bestaande wetgeving die alleen in een verwijzing naar het oorsprongsland voorziet: Spaanse wijn, Italiaanse wijn, Franse wijn, enz. Wat betreft de informatie die op het etiket moet staan: ik vind het belangrijk dat wordt aangegeven om wat voor een bottelaar het gaat, dat wil zeggen of het om een onafhankelijke wijnbouwer, een producentengroepering of een andere organisatie gaat. De wijnbouw zoals deze in Frankrijk wordt uitgeoefend, heeft een zeer positief imago, wat niet altijd het geval is voor wijnen die in andere delen van de wereld worden geproduceerd. Daarom acht ik het van belang om bepaalde informatie hieromtrent te verstrekken. Tot slot wil ik de rapporteur gelukwensen. Hij heeft ervoor gezorgd dat de meeste leden zich, na een debat dat de gemoederen danig heeft verhit, met een compromistekst kunnen vereenzelvigen waarvan duidelijke signalen uitgaan, opdat de EU de belangrijkste wijnproducent ter wereld blijft, een toekomst biedt voor ruim anderhalf miljoen wijnbouwbedrijven en zijn positie als grootste exporteur handhaaft. Mikel Irujo Amezaga (Verts/ALE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, ik zal me concentreren op de aanplantrechten, aangezien, zoals bekend, de hervorming bedoeld is om de markt te liberaliseren tegen 2013, waarbij de aanplantrechten zullen worden afgeschaft terwijl de steun wordt bevroren en er geen reëel alternatief wordt geboden aan de 2,4 miljoen Europese wijnboeren. Hiermee zouden met één pennenstreek de kleine en middelgrote wijnproducenten worden weggevaagd en zou eens te meer een markt die tot onze cultuur behoort in handen komen van een handvol multinationale bedrijven. Ik vind dit onaanvaardbaar. Ziet de Commissie soms niet dat degenen die de aanplantrechten het hardst verdedigen de officiële herkomstaanduidingen zijn, zoals in mijn geval de Rioja, die de meeste en beste wijnen produceren en het meest verkopen en exporteren? Ik kom uit Navarra, waar de liberalisering al een feit is: de aanplantrechten zijn niets waard, maar terwijl in Navarra een kilo druiven voor vijftien cent wordt verkocht, is diezelfde kilo in de Rioja, tien kilometer verderop, meer dan een euro waard.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Waar de Rioja alles verkoopt, moet er in Navarra naar crisisdistillatie worden gegrepen. Het valt niet te ontkennen dat de geleidelijke afschaffing van protectionistische maatregelen een goede zaak is, maar het moet geen dogma worden. De Commissie heeft niet één serieus verslag overgelegd waarin wordt aangetoond dat de liberalisering, de afschaffing van die rechten, in 2013 of wanneer dan ook, gunstig zal zijn voor de wijnmarkt. Diamanto Manolakou (GUE/NGL). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, het voorstel van de Commissie is erop gericht de steunbetalingen te verminderen en de sector in handen van grote kartels te concentreren. We weten heel goed waar dit toe leidt: dat hebben we in het geval van andere gewassen al mogen meemaken. Wanneer duizenden hectare worden gerooid gaan duizenden kleine en middelgrote wijnbouwers op de fles, en hele gebieden – met name bergachtige en minder begunstigde gebieden – worden verlaten en raken ontvolkt, wat ook uitwerkingen heeft voor de biodiversiteit. De gevolgen hiervan zijn dramatisch: de werkloosheid en de milieuproblemen zullen toenemen. Er zal meer worden geïmporteerd, ook wijnen van dubieuze kwaliteit, wat weer ten koste gaat van de volksgezondheid. Wij wijzen het voorstel van de Commissie af, evenals het verslag van de Landbouwcommissie, aangezien het maatregelen bevat die nog erger zijn: zo wordt de toevoeging van suikers toegestaan om het alcoholgehalte kunstmatig te verhogen, terwijl hetzelfde resultaat met behulp van most kan worden bereikt. Bovendien mag de benaming “wijn” ook worden gebruikt voor producten die niet uit druiven zijn verkregen, waardoor de kwaliteit van de Europese wijn, die thans nog de wereldmarkt beheersen, achteruitgaat. Deze verachtelijke afbraakbeleid is een ramp voor de Europese wijnen en de kleine en middelgrote wijnboeren en speelt de grote ondernemingen in de kaart. Deze voorstellen moeten daarom worden verworpen en veroordeeld. Dimitar Stoyanov (NI). - (BG) Mevrouw de commissaris, u heeft er in uw toespraak verscheidene malen op gewezen dat onze wijnmarkt moet worden hervormd. Kunt u misschien uitleggen, mevrouw de commissaris, over welke wijnmarkt u het heeft, want het voorstel van de Commissie dat u verdedigt, heeft niet ten doel de markt in Bulgarije te beschermen. Het voorstel van de Commissie wordt namelijk gekenmerkt door flagrante discriminatie en is gebaseerd op dubbele maatstaven, ten koste van de landen in Oost-Europa, waar de omstandigheden voor de wijnbouw toch al minder gunstig zijn. Toen mijn land lid werd van de Europese Unie zag het uit naar een vrije markt en economische groei, maar in plaats daarvan kreeg het alleen hoge prijzen, hoge inflatiepercentages en een mate van regulering die het Bulgaarse volk zelfs niet uit de tijd van het socialisme en de planeconomie kent. Ik dank u. VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter Ioannis Gklavakis (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik feliciteer de rapporteur, de heer Castiglione, met zijn verslag. Er is reeds veel gesproken over de hervorming van de wijnmarkt, en hoewel ik mij altijd op het standpunt heb gesteld dat wijn uit de Gemeenschap van goede kwaliteit, traditioneel geproduceerd en onvervalst moet blijven, erken ik toch ook dat de zuidelijke Europese landen, die van overvloedige zonneschijn profiteren, de productie in de noordelijke landen niet in de weg mogen staan omdat deze anders geen vooruitgang kunnen boeken en geen concurrerende positie kunnen innemen. Ik ben er zeker van dat iedereen in het Parlement een evenwichtig besluit wenst. Aangezien de Raad aanstalten maakt om de toevoeging van suiker toe te staan, ben ik van mening dat hij ervoor moet zorgen dat de status quo wordt gehandhaafd, d.w.z. dat het gebruik van most voor de verrijking van wijnen wordt gesteund, zodat het grote prijsverschil tussen suiker en most voor producenten die volgens traditionele procedés gebruik maken van geconcentreerde most om het alcoholgehalte te verhogen, geen al te grote parten speelt, temeer omdat het hierom een oorspronkelijk wijnproduct gaat. Tot slot zou ik hieraan willen toevoegen dat het voorgestelde rooien van wijngaarden als maatregel kan worden beschouwd om de communautaire productie in te dammen, maar we moeten hierbij rekening houden met kleine insulaire gebieden, waar de lidstaten de mogelijkheid moeten hebben om het rooien van wijngaarden om sociale, economische en vooral ook ecologische redenen te beperken. Bovendien zijn deze wijngaarden niet verantwoordelijk voor de overproductie in de Gemeenschap. Integendeel, meestal leveren zij wijnen van uitstekende kwaliteit op.
13
14
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik sluit af met de opmerking dat Europese wijnen de beste te wereld zijn. Het zijn wijnen waar een traditie aan vastzit. Wijnen die hier hun oorsprong hebben! Daarom moeten we de kwaliteit op peil houden en de traditie voortzetten en ook een offensiever beleid voeren: we moeten reclame maken, omdat de alcoholconsumptie onder jongeren alleen in Europa toeneemt – wat uiterst onwenselijk is –, terwijl zij minder wijn drinken. Dit toont aan dat er sprake is van een gebrek aan voorlichting. Vincenzo Lavarra (PSE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, door deze hervorming wordt de wijnbouw fundamenteel vernieuwd met het doel om de sector concurrerend te maken op de wereldmarkten. Met het verslag-Castiglione hebben we benadrukt dat de concurrentiekracht van de Europese wijn, die zelfs de concurrentie door wijnen uit de Nieuwe Wereld kan weerstaan, gelegen is in zijn kwaliteit. Juist ter wille van de kwaliteit hebben we dan ook het voorstel van de Commissie op een aantal punten verbeterd, onder meer wat betreft de rooiregeling, voor zover het om het tijdskader en milieubeperkingen gaat, en met betrekking tot de liberalisering van aanplantrechten, waaraan we bepaalde voorwaarden hebben verbonden, die in dit debat zijn genoemd. We hebben ons uitgesproken voor het voorstel om zorgvuldiger controles in te voeren, om ervoor te zorgen dat het niet te eenvoudig wordt om toestemming voor bepaalde oenologische procedés te krijgen, en we zijn overeengekomen de communautaire cofinanciering voor promotiecampagnes te verhogen. Evenwel is de praktijk van chaptalisatie onverenigbaar met ons pleidooi voor kwaliteit. Wij hebben er weliswaar begrip voor, geachte collega’s, dat sommige landen deze methode om economische redenen prefereren, maar in dat geval pleiten wij voor dezelfde steunregeling voor most die tot nu toe van kracht was. Bovenal zijn we van mening dat het, ten behoeve van een transparante en juiste voorlichting van de consument, van essentieel belang is om het gebruik van sacharose te vermelden op het etiket. Dames en heren, en ik richt het woord tot sommigen van u persoonlijk, het gaat er om dat wij het traceerbaarheidsbeginsel eerbiedigen, dat wij in dit Huis hebben doorgezet om de consumenten te beschermen. De Voorzitter. − Kwaliteit en gezondheid. Ik kan alleen maar zeggen dat ik ziek wordt van suiker, dus laten we niet vergeten dat kwaliteit en gezondheid hand in hand gaan. Olle Schmidt (ALDE). - (SV) Wijn is een drank met een eeuwenlange traditie, een drank die bij de Europese cultuur hoort. In vino veritas zeiden de Romeinen. Maar wijn is ook een alcoholische drank die schadelijk is voor de volksgezondheid, met name in het geval van overmatige consumptie. De wijnbouw is in vele lidstaten een belangrijke sector en zorgt voor werkgelegenheid en economische vitaliteit op het platteland. Ik beschouw wijn als een product dat over het algemeen zonder problemen wordt verkocht als de kwaliteit goed is. Daarom valt moeilijk in te zien waarom in het verslag wordt voorgesteld omvangrijke en grotere steun te verlenen voor de marketing van wijn. De Europese belastingbetaler mag niet opdraaien voor uitgaven van de wijnbouwers die ertoe dienen producten te verkopen die op de vrije markt niet concurrerend zouden zijn. Aan de ene kant heeft de EU het over matig drankgebruik; aan de andere kant wil ze meer wijn verkopen. Die twee dingen gaan niet samen. Natuurlijk moet de communautaire wijnmarkt worden hervormd, maar laten we het op een verstandige manier aanpakken. Er zijn uiteenlopende wijnmarkten die op verschillende manieren functioneren, en ook de wensen en behoeften van het publiek in de EU verschillen. Adamos Adamou (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, de meest opvallende maatregelen zijn het rooien van wijngaarden en de toevoeging van suiker bij de wijnproductie. De eerste maatregel is een contraproductieve en milieuonvriendelijke procedure die er vooral op neerkomt dat duizenden kleine en middelgrote wijnboeren geen steun ontvangen om baan werk te kunnen behouden. maar juist gedwongen worden hun werk op te geven, zodat er een leger van goedkope arbeidskrachten ontstaat. Wij zijn gekant tegen de toevoeging van suiker omdat het optrekken van de maxima voor de verhoging van het alcoholgehalte tot 4,5 procent en het toegestane gebruik van de benaming “wijn” voor niet uit druiven vervaardigde dranken negatief zijn voor de kwaliteit en de bijzondere kenmerken van wijn. Bovendien zal de zogenaamde “vereenvoudiging” van de etiketteringsregels tot een verdere achteruitgang van de kwaliteit bijdragen aangezien het niet verplicht is aan te geven in welk gebied een wijn werd geproduceerd. Ik zou er hier op willen wijzen dat bijvoorbeeld in mijn land in het verleden – al dan niet terecht – rooiingen zijn uitgevoerd waarvoor nu op Europees niveau geen financiële ondersteuningsmaatregelen zijn gepland. Wij schromen daarom niet om tegen het voorstel te stemmen, en wij steunen het minderheidsvoorstel dat
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
aandacht besteedt aan de zorgen van de producenten in mijn herkomstland Cyprus en andere delen van Europa. In deze tijden moeten we de producenten ondersteunen in plaats van hen uit te leveren aan werkloosheid en dalende inkomens. Struan Stevenson (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik kom uit een kiesdistrict in Schotland waar geen wijn wordt geproduceerd. De klimaatverandering zal wel heel drastische gevolgen moeten hebben willen we in Schotland ooit wijn kunnen maken! We maken echter wel een paar goede whisky’s, die ik kan aanbevelen. Ik spreek namens mijn collega, de heer Parish, die een vergadering met de heer Michel Barnier in Parijs moet bijwonen, en namens de wijnsector van het Verenigd Koninkrijk, die, zoals u weet, heel klein is – hij vertegenwoordigd 0,01 procent van de totale wijnproductie in de EU – maar die geen enkele subsidie of financiële steun van Europa vraagt. Maar tenzij het “de minimis”-productieniveau wordt verhoogd tot vijftigduizend hectoliter, zou het Verenigd Koninkrijk tot 2014 een aanplantverbod moeten invoeren. In een piepkleine sector als deze, waarin behoefte aan uitbreiding bestaat, zou het zeer oneerlijk zijn om zo’n maatregel op te leggen. Zelfs als de Britse wijnsector vier keer zo groot zou worden tegen het einde van het systeem van aanplantingsrechten, wat hoogst onwaarschijnlijk is, zou hij nog steeds maar 0,05 procent van de totale productie in de EU voor zijn rekening nemen, 1/2000ste deel van de gehele EU-productie. Ik hoop daarom dat de geachte afgevaardigden sympathiek zullen staan tegenover de amendementen van de heer Parish. Ik probeer op geen enkele wijze het compromis te ondermijnen. De heer Castiglione heeft fantastisch werk geleverd – we hadden 795 amendementen – en heeft, door te zoeken naar een compromis, het aantal amendementen teruggebracht tot een hanteerbaar niveau. Ik wil niets doen om dat in de war te sturen, maar ik hoop dat er sympathie zal zijn voor het standpunt van het Verenigd Koninkrijk. Gilles Savary (PSE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik onze rapporteur, de heer Castiglione, danken voor de duidelijke verschuivingen in het standpunt van de Commissie die hij heeft weten te bereiken. We hebben hier te maken met een paradox: aan de ene kant wordt er in de hele wereld meer wijn gedronken dan ooit tevoren, en aan de andere kant horen we dat Europa teveel produceert, hoewel de wereldwijde consumptie over 10 à 15 jaar een ongekende stijging zal doormaken. Ik heb daarom het gevoel dat er geen sprake is van overproductie, maar van een verkoopprobleem, dat vooral met marketingkwesties te maken heeft. Daarom moet worden voorkomen dat de vandaag voorgestelde hervorming ons ertoe verleidt de normen van de wijnbouwsector ook maar minimaal te verlagen om ze aan te passen aan die van de nieuwe wijnproducerende landen. We mogen niet vergeten wat er met de industrie is gebeurd. Vandaag de dag is Duitsland grootste industrienatie in Europa. Duitsland heeft zijn leidende positie weten te behouden, het heeft geweigerd de productie in te perken en is thans ‘s-werelds grootste exporteur, zelfs na de intrede van China en India op het internationale toneel. We mogen geen afbreuk doen aan de kwaliteit van onze wijngaarden en hun reputatie. We mogen daarom niet toegeven aan een crue industrialisering van de wijnbouwsector die ertoe leidt dat er in de toekomst Heineken-wijn, Danone-wijn, Coca-Cola-wijn en Pepsi-Cola wijn op tafel komt. Ik krijg echter de indruk dat de Commissie de kleintjes weg wil hebben om de weg vrij te maken voor de groten. Op die manier zouden we onze ziel verkopen! Daarom verzoek ik u, mevrouw de commissaris, om ervoor te zorgen dat de elementen die tot de kwaliteit van wijn bijdragen en die kwaliteit nog kunnen verhogen – beperking van de oogst, marketingsteun, zorgvuldige bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen – behouden blijven, niet alleen in de EU, maar ook daarbuiten, in de context van belangrijke multilaterale onderhandelingen. Ik acht dit van het hoogste belang: anders verliezen we een van de ongetwijfeld belangrijkste onderdelen van onze landbouwsector en onze Europese civilisatie: wijn is een product van cultuur en beschaving. Daarom mogen we ons niet laten verleiden door de verlokkingen van de markt en de industrialisering. Astrid Lulling (PPE-DE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, politiek is de kunst van het mogelijke. Deze maxime is ook van toepassing op deze nieuwe hervorming van de gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt. Er moet evenwel worden opgemerkt dat de Commissie in 2006 heeft voorspeld dat er onverkoopbare wijnoverschotten zouden ontstaan, wat tot dusver niet het geval is, en dat haar wetgevingsvoorstel grotendeels voorbijgaat aan het door het Parlement in februari gegeven advies.
15
16
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Net als in 1999 zijn we er, door vasthoudendheid en vindingrijkheid en in nauwe samenwerking met de sector, met name met de interfractionele werkgroep wijn, in geslaagd om een compromis te formuleren waar de wijnbouwsector zowel in het zuiden als in het noorden van Europa zou moeten kunnen leven, zolang de wijnbouwers goede wijnen produceren en binnen en buiten de EU tot een doeltreffende marketing in staat zijn. Wij zijn van plan daarvoor de nodige instrumenten in het leven te roepen, die door de regio’s binnen een gepast financieel kader dienen te worden beheerd. In het overbodige en vermoeiende, door de Commissie aangezwengelde debat over vinificatieprocessen hebben we opnieuw een akkoord bereikt dat grotendeels op het compromis van 1999 is gebaseerd, ook al is dit niet naar de zin van de commissaris. Uiteindelijk heeft het gezond verstand zich doen gelden, evenals het bewustzijn dat de afzetproblemen in het zuiden niet kunnen worden opgelost doordat men de productie van afzetbare wijn in het noorden onmogelijk maakt. Ik hoop dat voor dit standpunt ook brede steun bestaat in het Parlement. Het venijn zit echter zoals gewoonlijk in de details. Ik respecteer het compromis, waarvoor de rapporteur ook zelf concessies heeft gedaan, wat ik zeer waardeer. Daarom ben ik niet van plan nieuwe amendementen in te dienen, hoewel ik mijn mening niet onder stoelen of banken zal steken als het om de stemming over mislukte detailvoorstellen gaat die niets met het compromis te maken hebben. Zo is het bijvoorbeeld uiterst contraproductief om producenten ertoe te verplichten de herkomst van de voor verrijking gebruikte druivenmost op het etiket aan te geven wanneer men van plan is deze vorm van verrijking te bevorderen. Belangrijk is dat de hervorming ertoe bijdraagt om met een in kwalitatief en kwantitatief opzicht adequaat productiepotentieel te waarborgen dat we een leidende positie behouden op de wereldmarkt, dat we in de EU en in derde landen ten behoeve van de gezondheid meer wijn drinken! (Applaus) Bogdan Golik (PSE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur danken. Bovendien wil ik aan alle leden van de Landbouwcommissie mijn dank uitspreken voor de intensieve inspanningen die zij zich hebben getroost om een consensus te bereiken over het even cruciale als ingewikkelde vraagstuk van de hervorming van de wijnmarkt. Ik geloof dat we het er allemaal over eens zijn dat er in de sector veranderingen nodig zijn om op het globaliseringsproces en de toenemende liberalisering van de handel te kunnen reageren. Wij zijn het er echter niet altijd over eens hoe we deze veranderingen teweeg moeten brengen. De overeenkomst over centrale wijnbouwvraagstukken moet derhalve des te meer als een succes voor alle betrokkenen worden beschouwd. De overeenkomst houdt rekening met de behoeften van en de omstandigheden in de verschillende regio’s van de Gemeenschap, die qua landschap en klimaat van elkaar verschillen. Dienovereenkomstig verschillen ook de methoden van de wijnproductie. Ik wil met name wijzen op het amendement dat de lidstaten in staat stelt de benaming “wijn” te gebruiken voor producten die niet uit druiven zijn vervaardigd. In sommige delen van Europa kent vruchtenwijn een traditie die teruggaat tot de twaalfde eeuw. Ook dit is onderdeel van ons gemeenschappelijk cultureel erfgoed. Bijgevolg is het belangrijk dat er geen wijzigingen in de etikettering van vruchtenwijn worden ingevoerd die mogelijk verwarring stichten. Wijnen die onder gebruikmaking van vruchten als appels of bessen worden geproduceerd, worden verkocht onder de benaming “vruchtenwijn” of als naar de desbetreffende vrucht genoemde wijn. Deze wijnen zijn sinds lange tijd verkrijgbaar op de Europese markt, en ik ben blij dat de bepaling inzake vruchtenwijn behouden is gebleven. Béla Glattfelder (PPE-DE). - (HU) Hartelijk dank. Ik wil hier slechts drie punten bespreken, aangezien de wijnsector veel te breed is om op alle aspecten te kunnen ingaan. Het eerste punt betreft steun voor het rooien, het tweede steun voor de herstructurering van wijngaarden en het derde de verplichte distillatie van bijproducten. Ik stem in met de basisprincipes van de hervorming. De huidige regels voor de wijnsector zijn niet meer bij de tijd. De steunbetalingen voor distillatie moeten worden afgeschaft, ze zijn pure verspilling. Onderwijl worden er overschotten geproduceerd, en om daar een eind aan te maken moet een substantieel deel van de wijngaarden worden gerooid. Hier beginnen de moeilijkheden pas, omdat dit alleen op een zinvolle manier kan gebeuren wanneer we wijngaarden rooien in de regio’s waar de overschotten worden geproduceerd en wanneer we de steunbetalingen voor rooimaatregelen op deze regio’s concentreren. Dit is echter niet het geval. In plaats daarvan moeten de lidstaten en de regio’s die geen overschotten produceren, in het kader van deze hervorming een onevenredig deel van de lasten dragen. Dit is vooral voor de nieuwe lidstaten
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
onaanvaardbaar, aangezien wij voor de toetreding, voordat wij deel uitmaakten van de EU, geen distillatiesteun hebben ontvangen en ook geen overschotten hebben geproduceerd. Sedertdien is ongeveer 10 procent van onze wijngaarden in Hongarije gerooid. Hiermee is geen rekening gehouden bij de hervorming, die bovendien nu plaatsvindt, nu wij niet alleen geen overschotten produceren, maar zelfs een netto-importeur zijn geworden. Deze hervorming legt de lasten vooral bij de landen die een evenwichtige wijnproductie hadden. Zo werd bij ons inderdaad min of meer evenveel wijn geproduceerd als geconsumeerd. Het tweede punt dat ik aan de orde wil stellen, is de steun voor de herstructurering van wijngaarden. Het is onaanvaardbaar dat deze vorm van steun voor Hongarije afneemt. Mevrouw de commissaris, u hoeft niet bang te zijn dat u de doos van Pandora opent! Het is veel beter om nu een debat te voeren dan een onrechtvaardig besluit te nemen. Het besluit van het Parlement zal een passende oplossing bieden en de aanbeveling bevatten dat de herstructureringshulp in geen enkele lidstaat lager uitvalt dan in de periode 2007-2008. Dit zou een goede oplossing zijn. Ik ben er ook voor dat de regels met betrekking tot de verplichte distillatie van bijproducten worden ingetrokken, omdat het een overbodige maatregel betreft waarmee geld wordt verkwist, en een maatregel die uit milieuoogpunt niet duurzaam is. Dank u wel. Csaba Sándor Tabajdi (PSE). - (HU) Dames en heren, ik ben ook van mening dat de regulering van de wijnmarkt tot dusver veel te wensen heeft overgelaten, en toch is het de vraag of deze hervorming goed uitpakt. Er zijn nog veel open vragen, en het is weliswaar duidelijk dat deze hervorming van essentieel belang is, maar ten koste zal gaan van de armste wijnproducerende landen. De verdeling van het systeem van nationale enveloppes, waar de commissaris over heeft gesproken, komt de nieuwe lidstaten duur te staan. Deze hervorming van de wijnmarkt is discriminerend en beloont diegenen die tot nu toe wijn van slechte kwaliteit voor de distillatie hebben geproduceerd – hoe dan ook, zij krijgen hun geld wel. Het Parlement heeft een stap in de goede richting gedaan, en het uiteindelijke compromis zou er zo kunnen uitzien dat het beplante oppervlak en de omvang van de productie twee derde uitmaken en het historische aandeel van het wijnsectorbudget één derde. Het is erg zinvol dat nog steeds de mogelijkheid bestaat om het alcoholgehalte voor de toevoeging van suiker te verhogen. Marketing is een uiterst belangrijke factor, maar moet ook binnen de Unie worden gewaarborgd. Ik ga volledig akkoord met de afschaffing van de distillatieregeling, dit is het meest positieve aspect van deze hervorming, maar ik wijs er nogmaals op dat hiervan diegenen profiteren die tot nu toe voor de distillatie hebben geproduceerd. In de steunregeling voor het rooien van wijngaarden zit een constructiefout, aangezien zij zeer aantrekkelijk is voor de armste lidstaten. In de nieuwe lidstaten zullen wij ook wijngaarden moeten rooien die wijnen van goede kwaliteit opleveren. Dank u voor uw aandacht. Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, de belangrijkste doelstelling van deze hervorming dient erin te bestaan de communautaire wijnsector duurzamer te maken en zijn concurrentievermogen te versterken. Het is tevens van belang om de positie van befaamde Europese wijnen die op eeuwenlange tradities kunnen bogen, te versterken, zodat zij het niet afleggen tegen de wijnen uit de zogenoemde Nieuw Wereld. De begroting voor dit marktsegment dient zinvoller te worden besteed. Distillatie moet niet worden gesubsidieerd, we moeten Europese wijnen promoten om verloren markten te heroveren en er nieuwe bij te winnen. Ik zou graag op drie belangrijke punten willen wijzen. Ten eerste: met betrekking tot de toevoeging van suiker moeten we vasthouden aan de bestaande regeling. Ten tweede moeten we ook vasthouden aan de bestaande regeling voor vruchtenwijn. Dit betekent dat het mogelijk moet blijven om de benaming “wijn” voor vruchtenwijnen te gebruiken. Ten derde dient de minimis-drempel te worden verhoogd, bijvoorbeeld tot 50 000 hectoliter. Hierdoor zou de productie worden gestimuleerd en zou de lokale wijnbouw in landen worden ontwikkeld waar geen grote hoeveelheden wijn worden geproduceerd. Deze wijziging zou geen enkel effect op de communautaire wijnmarkt hebben. Christa Prets (PSE). - (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, zoals we hier vandaag reeds hebben gehoord kent de wijnbouw een eeuwenoude traditie. Sinds tientallen jaren streven we ernaar de kwaliteit van onze wijnen te verbeteren, en deze pogingen zijn uiterst succesvol, dat kan ik als Oostenrijkse ook over de inspanningen in mijn eigen land zeggen, met name in mijn herkomststreek, het Burgenland. Dit succes is echter ook te danken aan het gebruik van sacharose al naargelang dit nodig is. Wanneer druivenmost uit andere regio’s zou moeten worden gebruikt om het suikergehalte van de wijn te verhogen, zou dit van invloed zijn op het karakter van onze wijnen, dat daardoor zou veranderen. Daarmee kunnen
17
18
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wij niet instemmen; onze wijnboeren, die sinds jaar en dag aan hoge kwaliteitsnormen werken, zouden daar ook geen begrip voor hebben. Het is ondenkbaar dat de toevoeging van sacharose wordt verboden en dat sacharose door druivenmost moet worden vervangen om de afschaffing van de dure crisisdistillatie te compenseren. Daarom ben ik er voor om het oude compromispakket te steunen, om zo de regionale verschillen en regionale culturen op het gebied van de wijnbouw te kunnen handhaven! Oldřich Vlasák (PPE-DE). – (CS) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, het lijdt geen twijfel dat er in de wijnbouwsector nieuwe spelregels nodig zijn. De Europese wijnbouw is enige segment van ons landbouwbeleid dat nog steeds niet is hervormd en dat nog steeds functioneert volgens het principe: “hoe hoger de productie, des te meer geld uit Brussel”. Dit leidt er vaak toe dat de producenten meer aandacht besteden aan de kwantiteit dan aan de kwaliteit, wat onze Europese consumenten ook is opgevallen. Zij kiezen in toenemende mate voor wijnen uit Californië, Chili of Zuid-Afrika, in plaats van onze Moravische, Tsjechische, Franse of Italiaanse wijnen. We moeten kwaliteit en concurrentievermogen bevorderen. Dit hoeft echter niet te betekenen dat we bepaalde lidstaten discrimineren en andere voortrekken. Als we echt overeenstemming willen bereiken over een hervorming van de wijnsector, dan moet het voorgestelde verbod op het gebruik van bietsuiker voor verrijking worden geschrapt. Elk van onze landen heeft een ander klimaat en andere tradities. De geografische omstandigheden van de landen in het meer noordelijk gelegen deel van Europa verschillen enorm van die in het zuiden. Op grond van ons koudere klimaat is het vaak nodig om onze wijnen met suiker te verrijken. In mijn land wordt al meer dan 200 jaar suiker gebruikt voor de verrijking van wijn. Het is een traditionele methode. De Europese Commissie stelt voor om de verrijking met suiker te verbieden en suiker te vervangen door geconcentreerde most. Geconcentreerde druivenmost kost echter, zonder subsidies, minstens twee keer zoveel als suiker en wordt bovendien slechts door een klein aantal landen geproduceerd. Indien wij geconcentreerde druivenmost of gerectificeerde geconcentreerde most zouden gebruiken om onze wijnen te verrijken, zouden we dit product uit andere landen moeten importeren, wat evenwel zou indruisen tegen een van de grondbeginselen van de Europese wijnbouw, namelijk dat de herkomst van een wijn wordt gedefinieerd door de herkomst van de druiven. Afgezien daarvan zouden hierdoor de prijzen van onze wijnen stijgen, waardoor deze minder concurrerend zouden worden op de markt. Dat zou mijns inziens neerkomen op discriminatie. Terwijl de Commissie bezwaar maakt tegen het verzoeten van wijnen, schijnt zich niemand druk te maken om het verzuren ervan, dat wil zeggen om de toevoeging van wijnsteenzuur, die voornamelijk in de Zuid-Europese landen plaatsvindt. Ik zou graag een glas eerlijke wijn willen drinken op een eerlijke hervorming zonder discriminatie en bevoorrechting. De Voorzitter. − Ik ben bang dat wijn eigenlijk van druiven moet worden gemaakt! Gábor Harangozó (PSE). - (HU) Mevrouw de Voorzitter, hartelijk dank dat u mij het woord heeft willen geven. Mevrouw de commissaris, dames en heren, de hervorming van de wijnmarkt heeft ten doel de productie van aanvaardbare wijnen van goede kwaliteit te bevorderen. Wij zijn verheugd over het feit dat het volgens het voorstel mogelijk blijft om het alcoholgehalte middels suiker te verhogen in streken waar deze methode als traditionele methode geldt. Er worden goede wijnen gemaakt in de nieuwe lidstaten, ook in Hongarije, en meestal produceren wij geen overschotten. Als een wijn kwalitatief goed is maakt het niet uit of bij de productie suiker is toegevoegd. Evenwel zijn modernisering en herstructurering voorwaarden om de wijnen beter te kunnen verkopen. Marketing en de beschikbaarstelling van een ruimer nationaal begrotingskader zijn van bijzonder belang voor investeringen ter bevordering van een structuurwijziging, met name in de nieuwe lidstaten. Juist om deze reden kunnen wij niet akkoord gaan met het voorstel om historische verdelingscriteria een groot gewicht te geven bij de indeling van de nationale enveloppes. Dit zou tot discriminatie leiden en vooral voordelen opleveren voor de landen die verantwoordelijk zijn voor de overproductie. Ik dank u voor uw welwillende aandacht. Zita Pleštinská (PPE-DE). - (SK) De Europese Unie is een wijnproducent van wereldformaat. Door wijnen van hoge kwaliteit te produceren heeft de Unie een leidende positie op de wereldmarkt veroverd. Als gevolg van de globalisering wordt de Europese wijn echter bedreigd door goedkope geïmporteerde wijn uit de VS, Zuid-Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Goedkopere wijnen uit derde landen zijn misschien fijn voor de Europese consumenten, maar de Europese producenten bezorgen ze koppijn. Vanwege hun hogere productiekosten hebben de Europese
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
wijnproducenten op de volledig opengestelde markt met grote problemen te kampen. Daarom willen we de wijnsector hervormen. Op de EU-begroting is een bedrag van 1,3 miljard euro uitgetrokken voor de wijnsector. We moeten dit geld gebruiken om de juiste stappen te kunnen doen ter verbetering van de kwaliteit en aantrekkelijkheid van onze wijnen en voor onderzoek en ontwikkeling in deze sector. De wijnbouw in Slowakije heeft een lange geschiedenis en was altijd al een moeilijke bedrijfstak. Wanneer de wijnhandel de producenten onder druk zet opdat deze hun prijzen verlagen, kunnen zij de telers geen behoorlijke prijzen meer voor hun druiven betalen. Daarom wordt terecht gevreesd dat de wijntelers zich, puur om te overleven, door subsidies laten verleiden om hun wijngaarden met de grond gelijk te maken. Het gevaar is dat op die manier wijngaarden worden vernietigd in gebieden waar geen sprake is van overproductie. Pogingen om het rooien tot Zuid-Europa te beperken, waar overschotten worden geproduceerd die door gesubsidieerde crisisdistillatie worden weggewerkt, zou politiek niet haalbaar zijn, evenmin als een verbod op chaptalisatie in het noorden van Europa. In Slowakije, evenals in Duitsland en Oostenrijk, wordt de verrijking van wijn met suiker sinds mensenheugenis toegepast. Ik wil mijn waardering uitspreken aan de rapporteur, de heer Castiglione, voor het feit dat hij zo’n gebalanceerde aanpak heeft ontwikkeld voor zo’n gevoelig thema als wijn. Hij is er door onderhandelingen in geslaagd een realistisch compromis te bereiken, dat rekening houdt met alle verschillende aspecten van de wijnsector. Vooral heeft hij ernaar gestreefd de belangen van alle producenten, zowel in het Noorden als in het Zuiden, met elkaar in overeenstemming te brengen. Alleen een goede hervorming van de wijnbouwsector kan ertoe bijdragen de beste oenologische tradities in de EU in stand te houden, de maatschappelijke structuren te versterken, de kwaliteit en aantrekkelijkheid van ons landschap te verhogen en tegelijkertijd het milieu te beschermen. Ongetwijfeld zullen diegenen die de verschillende wijnregio’s in Europa bezoeken, genieten bij het proeven van de karakteristieke wijnen die uit lokaal geteelde druiven worden vervaardigd. Christine De Veyrac (PPE-DE). - (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, ja, een hervorming van de GMO voor wijn is wenselijk, maar zijn de middelen die de Commissie daartoe voorstelt, de meest geschikte. Vanuit het standpunt van Brussel hebben wij begrip voor het rekenkundige verband tussen een beperking van de productie en een beperking van het aantal producenten, maar vanuit het standpunt van Zuid-West-Frankrijk, de Italiaanse laagvlakten, de Spaanse of Portugese wijnbergen kan ik u verzekeren, mevrouw de commissaris, dat deze rekening niet opgaat en dat dit een vraagstuk is dat niet door een economische bril kan worden bekeken. De wijnbouw bestaat uit mannen en vrouwen die van de vruchten van hun werk leven. De wijngaarden voorzien in hun levensonderhoud, en we kunnen hen niet op straat zetten zonder ons in de vraag te verdiepen waarvan zij dan moeten gaan leven. Bovendien: wat voor zin heeft het om aan de ene kant wijngaarden te rooien en aan de andere kant voor te stellen om de aanplantrechten vanaf 2013 volledig te liberaliseren? Mijn tweede vraag luidt als volgt: waarom dit regelgevingsinstrument schrappen als we er niet zeker van kunnen zijn hoe de markt zich zal ontwikkelen? Als we echt iets aan de overproductie willen doen, stel ik voor dat we de producenten eerst dwingen hun illegale aanplant te rooien. U weet namelijk net zo goed als ik dat er in Europa een hoop van dat soort aanplantingen zijn. Het verslag voorziet daarnaast in een breder scala aan maatregelen waarvan in het kader van de nationale steunprogramma’s gebruik kan worden gemaakt. Dit is een goede zaak, aangezien het voorstel van de Commissie op dit punt zeer restrictief is. Ik betreur het daarom dat het deel over crisispreventie te mager is uitgevallen. We weten immers hoe sterk de wijnproductie op grond van de weersomstandigheden aan jaarlijkse variaties onderhevig is, en de maatregelen voor crisispreventie helpen alleen om de fluctuaties te lenigen. Tot besluit wil ik nog opmerken dat ik begrijp dat de rapporteur ten aanzien van de gevoelige verrijkingskwestie voorzichtig blijft, maar het is jammer dat niet is voorgesteld om een combinatie van additieve en subtractieve verrijkingsmethoden te combineren, waardoor de producenten het gebruik van sacharose zouden kunnen beperken. Wat de rest van het verslag betreft lijkt het erop dat de algemene benadering de goede kant opgaat, zodat ik het uitstekende werk van de rapporteur zal ondersteunen.
19
20
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik kan horen dat u, evenals de overige leden van het Europees Parlement, enorm veel belang stelt in de toekomst van de Europese wijnbouwsector. Ik heb in dit stadium niet genoeg tijd om op details in te gaan, en we hebben al diepgaande discussies gevoerd in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, dus ik zal afsluiten met een simpele boodschap over de toekomst van de hervorming van onze wijnbouwsector. Het is tijd om knopen door te hakken. Ik weet zeker dat een hervorming groot verschil zal maken voor onze wijnbouwsector en het is tijd om knopen door te hakken omdat, zoals hier vandaag terecht is opgemerkt, we een stijging van de invoer zien, we een toename van de productie zien, maar we een afname van de binnenlandse consumptie zien. Het is tijd om knopen door te hakken omdat we de begroting van de wijnbouwsector op een intelligentere of betere wijze kunnen besteden dan we nu doen, op manieren die de sector zullen versterken en die ook beter zullen overkomen bij het publiek en de belastingbetalers. Ik denk dat een definitief compromis binnen handbereik ligt, maar natuurlijk zeg ik daar meteen bij dat het wel het juiste compromis moet zijn. We leven in de echte wereld en ik heb blijk gegeven van aanzienlijke flexibiliteit ten aanzien van mijn oorspronkelijke voorstellen. Ik zal echter niet dulden dat de voorstellen zo verwateren dat het eindproduct totaal smaakloos en waardeloos wordt. Het compromis dat we moeten vinden moet een hervorming opleveren die die naam waardig is en moet ons een reële kans bieden om de doelen te bereiken die we onszelf gesteld hebben. We kunnen het concurrentievermogen van onze wijnsector versterken, we kunnen een beter evenwicht tussen vraag en aanbod creëren, we kunnen de regels voor de etikettering sterk verbeteren en we kunnen op veel andere punten verbeteringen aanbrengen. Dat kunnen we allemaal doen op een wijze waardoor de wijnproductie een parel in de kroon van de Europese landbouw blijft, zoals mevrouw Herranz García vandaag zo terecht heeft opgemerkt. Het is niet het moment om excuses te maken voor een gebrek aan daadkracht en ondertussen de kansen door onze vingers te zien glippen. Het is veeleer tijd om onze wijnbouwsector op weg te zetten naar nieuw successen. Ik weet dat ik erop kan vertrouwen dat de verantwoordelijke beleidsmakers, die de belangen van de sector na aan het hart liggen, de juiste beslissing zullen nemen, en ik weet dat ik kan rekenen op de samenwerking van het Europees Parlement. Ik wil u bedanken en ik wil nogmaals de heer Castiglione bedanken voor de wijze waarop hij de moeilijke taak heeft volbracht om alle verschillende opvattingen binnen het Europees Parlement op één lijn te brengen. De Voorzitter. − Dank u, commissaris. Ik heb mij vandaag hier en daar een opmerking veroorloofd omdat we genoeg tijd hebben. U slaat de spijker op de kop: toen ik klein was ben ik bijna gestikt van de dampen van de druiven die onder in het vat met de voeten worden uitgeperst, dus leven en dood liggen inderdaad dicht bij elkaar. Het debat is gesloten. De stemming vindt woensdag om 11.00 uur plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Alessandro Battilocchio (PSE), schriftelijk. – (IT) Italië en de Italiaanse leden van dit Huis hebben het Europese project altijd verdedigd, in het belang van sociale rechten, consumentenbescherming en de levenskwaliteit van onze burgers. Het Europese landbouwbeleid is ontstaan om onze boeren te ondersteunen en de kwaliteit van de Europese productie te verbeteren, teneinde de positie van de EU op de wereldmarkt te versterken. Met de stemming over de hervorming van de wijnmarkt hebben we vandaag echter een aantal stappen terug gedaan in deze sector, met name in de mediterrane landen en in regio’s waaraan Europa de faam en het succes te danken heeft die de Europese wijnen wereldwijd hebben verworven. Steun voor de verrijking met sacharose, zonder dat dit ook maar hoeft te worden aangegeven op het etiket om de consumenten voor te lichten, rooiingen in plaats van bodemsanering, de Europawijde overdracht van aanplantrechten: dit zijn allemaal praktijken die wij, als Europeanen en vooral als Italianen, onaanvaardbaar vinden aangezien zij afbreuk zullen doen aan de kwaliteit en de goede naam van een product dat als geen ander wereldwijd voor de kwaliteit van de Europese landbouw staat. Ik hoop dat mijn collega’s in de Raad krachtdadiger zullen optreden om de toekomst van onze wijn en van al onze wijnbouwers te beschermen. Robert Navarro (PSE), schriftelijk. – (FR) De Europese Commissie heeft er moeite mee om van de stereotype benaderingen af te stappen die zij zonder onderscheid op alle sectoren toepast. Wijn kan niet op dezelfde
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
manier worden behandeld als reserveonderdelen voor auto’s of andere industrieel vervaardigde producten. Wijn is een product dat bepalend is voor hele regio’s, culturen en levensstijlen. Indien er al een hervorming van de GMO noodzakelijk is, moet zij de Europese wijnbouw in stand houden, en niet afschaffen of verminken. Een dergelijke hervorming moet ertoe dienen de producenten bij aanpassingsmaatregelen te ondersteunen – met name bij de herstructurering van bepaalde productietakken – en hun de nodige middelen aan de hand doen om de interne markt te heroveren. De beperkingen van de aanplantrechten mogen bovendien niet worden opgeheven. Zij garanderen een gecontroleerde productie en constante kwaliteit. Wat betreft de instrumenten voor crisisbeheer wil ik nog kwijt dat het EP weliswaar voor een verbetering zorgt ten opzichte van het oorspronkelijke Commissievoorstel, maar dat ik het betreur dat crisisdistillatie – die als verplichte maatregel niet langer voor excessen zou zorgen zoals we die vandaag de dag meemaken – niet meer tot de instrumenten zal behoren waarmee een tijdelijke crisissituatie kan worden aangepakt.
8. Rechtstreekse steunverlening in het kader van het GLB en steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het door Jan Mulder namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling opgestelde verslag (A6-0470/2007) over het voorstel voor een verordening van de Raad houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 1782/2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers en van Verordening (EG) nr. 1698/2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (COM(2007)0484 – C6-0283/2007 – 2007/0177(CNS)). Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats het Parlement bedanken voor dit verslag, en natuurlijk in het bijzonder de rapporteur, de heer Mulder, en de leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Uit verschillende gesprekken weet ik dat de heer Mulder dit onderwerp nauwlettend volgt, en mijn diensten en ik hebben de verschillende amendementen zorgvuldig bestudeerd. Ik heb het verslag van de heer Mulder met grote belangstelling gelezen. Ik heb grote waardering voor de sterke betrokkenheid van zowel de heer Mulder als het Europees Parlement bij dit onderwerp. Ook waardeer ik de steun die de rapporteur bij herhaling in zijn verslag uitspreekt voor de invoering van randvoorwaarden of cross-compliance. Zoals ik al verschillende malen heb gezegd, is dit stelsel goed en nodig, en moet het blijven bestaan als we willen dat de samenleving onze landbouwsubsidies steunt. Ik weet dat we hierover volledig op één lijn zitten. Ik kan het in grote lijnen eens zijn met de toelichting bij de amendementen in het verslag. Ik ben het met name eens met de wens om een het stelsel zo eenvoudig mogelijk te houden, zonder dat dit ten koste gaat van de efficiëntie. Ik denk dat we in hoge mate aan deze doelstelling hebben voldaan met het voorstel inzake het controle- en boetesysteem. Natuurlijk hebben we de mogelijkheid en de kans om dit werk voort te zetten tijdens onze doorlichting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarbij we ons hoofdzakelijk zullen concentreren op het toepassingsgebied van het stelsel van randvoorwaarden. Wat betreft de amendementen op ons voorstel voor een verordening van de Raad moeten we allemaal in gedachten houden dat de debatten in de Raad bijzonder levendig waren. Ons oorspronkelijke voorstel heeft zich verder ontwikkeld en we hebben nu een compromistekst waar de Commissie zich achter heeft geschaard en die het resultaat is van intensieve debatten. Het Portugese voorzitterschap heeft de ideeën die u tijdens het opstellen van uw verslag naar voren hebt gebracht voor zover mogelijk in het compromis geïntegreerd. Met betrekking tot de concrete amendementen op de wettelijke bepalingen die u nu op tafel legt, moet ik zeggen dat ze niet relevant zijn voor de verordening van de Raad waarover we nu debatteren: een aantal daarvan heeft betrekking op de regels voor het controleren, die tot de bevoegdheid van de Commissie behoren, en zoals ik al gezegd heb zullen de nieuwe regels van de Commissie binnenkort definitief worden aangenomen. Ik denk dat de belangrijkste punten van de heer Mulder in aanmerking zijn genomen, en dat geldt met name voor de grotere flexibiliteit voor de lidstaten bij de aanpassing van het controlesysteem aan hun administratieve
21
22
NL
Handelingen van het Europees Parlement
organisatie. Ook hebben we de mogelijkheden voor het van te voren aankondigen van controles sterk uitgebreid. De Raad heeft ook een aantal andere voorstellen van het Parlement uitgebreid besproken en het compromis weerspiegelt al die verschillende opvattingen. Dat is het geval bij de mogelijkheid om de tienmaandenregeling af te schaffen – ik denk dat het vaststellen van een datum een veel beter idee is –, de follow-up voor de “de minimis”-steun en kleine overtredingen en het geleidelijk invoeren van de volledige naleving van de randvoorwaarden in de nieuwe lidstaten die het vereenvoudigde stelsel toepassen. We willen deze compromistekst, waarover intensief is onderhandeld, niet meer veranderen. We zullen, en hiermee sluit ik af, de kans om uw voorstel voor uitbreiding van de periode waarmee de regeling inzake één enkele areaalbetaling kan worden verlengd te bespreken, zeker aangrijpen; we zullen deze kans hebben bij onze debatten over de doorlichting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Zoals u wellicht hebt gemerkt, vind ik dit persoonlijk een zeer goed idee. Ik zal later nog terugkomen om enkele afsluitende opmerkingen te maken. Jan Mulder, rapporteur. – (NL) Voorzitter, na deze inleiding van de commissaris is er eigenlijk niet zoveel debat meer nodig, maar ik wil toch het standpunt van de Landbouwcommissie nog even toelichten. In de eerste plaats cross compliance. Ik weet niet hoe het is in de andere talen, maar in de Nederlandse taal is het inmiddels een Nederlands woord geworden. Het is algemeen bekend bij de landbouwers. Wij ondersteunen het inderdaad - zoals de commissaris net ook al zei - het is een essentieel onderdeel van de landbouwproductie en wij denken dat het te verdedigen valt, omdat het eisen stelt aan de landbouwproductie die verder gaan dan nodig is voor het verzekeren dat de producten van de landbouw goed zijn voor de menselijke consumptie. Wij gaan verder met allerlei richtlijnen, vogel- en habitatrichtlijnen, milieurichtlijnen, dierenwelzijnsnormen, enz. De grote vraag in dit alles is: hoe moet de controle plaatsvinden? Wat die controles betreft, denk ik dat het ook bij toenemende hervormingen nodig moet zijn dat er onder de landbouwers een breed draagvlak en begrip is voor het systeem van cross compliance. En dat wordt niet bevorderd als de methodes - zoals op het ogenblik - te bureaucratisch zijn. Wat zouden wij daaraan kunnen veranderen? In de eerste plaats zijn er per lidstaat op het ogenblik te veel controleorganen en bovendien komen ze nog op verschillende dagen. Wij vinden duidelijk in dit verslag dat het aantal controleorganen tot het minimum moet worden beperkt, dat de controles op één dag moeten plaatsvinden en dat de boer er een redelijke tijd vooraf over moet worden geïnformeerd. Hoeveel dat zou moeten zijn, dat zal de stemming vandaag uitwijzen. Wij vinden verder dat voor de minimis, voor geringe overtredingen, voor geringe vergrijpen de overheid niet al te serieus moet zijn. Je kunt niet op alle slakken zout leggen en bovendien moet er nooit dubbele straf zijn voor iets wat onder de Europese en de nationale wetgeving valt. Dat zou dubbel beboeten zijn, en daar zijn wij tegen. Een belangrijk punt van het verslag is - en ik denk dat de Commissie daar ook gunstig tegenover staat - dat een heleboel dingen die door de overheid onder cross compliance worden gecontroleerd, ook al worden gecontroleerd door de privé-industrieën. Waarom moet dat alletwee gebeuren? Waarom is het niet zo dat als de privé-industrie iets controleert, de overheid zou zeggen “nou, dat is prima, wij controleren van tijd tot tijd die privé-industrie en als dat goed is, dan hoeven wij niet meer op de boerderij zelf te controleren”. Dat kan een heleboel uitmaken, ook in de optiek van de boeren. Dus, een hele goede samenwerking - denk ik met de privé-industrie. Commissie en Raad, we zijn het inmiddels eens over de afschaffing van de tienmaandenregel. Ik denk dat de laatste datum waarop in de lidstaten de aanvragen kunnen worden ingediend, een leidende datum is voor de ondersteuningsaanvraag. We vinden het in de Landbouwcommissie redelijk dat de nieuwe lidstaten ook extra tijd krijgen om zich aan te passen en wij hebben gesteld dat áls ze uiteindelijk voor 100 procent landbouwsubsidies ontvangen, ze dan ook voor 100 procent moeten voldoen aan de regels van de cross compliance. We weten niet wat de toekomst van het systeem zal zijn, maar we weten wel dat het op het ogenblik geweldig duur is. Zou het mogelijk zijn voor de Commissie om een ruwe kostenschatting te maken van wat het in iedere lidstaat kost om het uit te voeren, hoeveel dat in vergelijking van de ene tot de andere lidstaat is en hoe zich
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat vergelijkt met de totale uitgaven die met cross compliance gepaard gaan? En dan ook allerlei opties in die studie van hoe het goedkoper zou kunnen door samenwerking met de privé-industrieën. Op het ogenblik zijn er naar ruwe schatting ongeveer achttien richtlijnen waaraan een landbouwer moet voldoen om niet gekort te worden op de inkomenstoeslagen. Misschien komen er wel meer. Er is een bodemrichtlijn in voorbereiding, enz. De Commissie moet nagaan of het niet mogelijk is een en ander te verminderen. En dan heb ik één of twee richtlijnen op het oog. Het is toch niet mogelijk dat wij zowel een nitraatrichtlijn als een grondwaterrichtlijn hebben. De grondwaterrichtlijn zegt dat wij 50 mg nitraat per liter grondwater moeten hebben (als je daarboven gaat, ben je strafbaar), de nitraatrichtlijn zegt 1,7 grootvee-eenheid per hectare. Of het een of het ander, maar niet beide. Dat is teveel van het goede. Een van de twee moet weg, en ik zou zeggen de nitraatrichtlijn. Mairead McGuinness, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de commissaris bedanken voor haar opmerkingen van vanochtend en de heer Mulder voor zijn samenwerking bij het opstellen van dit verslag. Vorige week werd in een programma op de Ierse nationale televisie (waar ik ooit redacteur en presentatrice ben geweest) de uiterst simpele vraag gesteld: “Hoeveel inspecteurs zijn er nodig om een boerenbedrijf te inspecteren?” In het geval van één boer, Eamon Healy uit Redcross, in het graafschap Wicklow, waren er zeven inspecties en negen inspecteurs in drie maanden nodig om zijn bedrijf te inspecteren! En ik denk dat, hoe je er ook tegenaan kijkt, dat te veel is voor een bedrijf waar hard wordt gewerkt. Ik denk dat het veel zegt over de noodzaak om de manier waarop we de naleving van de randvoorwaarden op agrarische bedrijven controleren radicaal te wijzigen en de vele soorten inspecties – zoals de heer Mulder heeft gezegd – te stroomlijnen, of ze nu van de lidstaten zijn of van particuliere instanties. In ongeveer 68 procent van de gevallen van niet-naleving zijn de overtredingen minimaal, maar toch leiden die tot sancties, en ik denk dat we op dit gebied flexibeler moeten zijn. Naar mijn mening moeten een sanctie van minder dan 250 euro niet worden opgelegd. Ik weet dat de Commissie er anders over denkt, maar ik hoop dat ze zich zal laten overtuigen door onze argumenten. In meer dan 70 procent van de gevallen gaat het om het verlies van een oormerk of een iets kleins met de identificatie, zonder dat er sprake is van problemen of risico’s voor de gezondheid van mens of dier, en ik denk dat we vooral op dit gebied flexibeler moeten zijn. De sancties moeten proportioneel zijn. We moeten de inspecties van te voren aankondigen aan de boeren. Veel boeren zijn dat in deeltijd en als we de inspecties van te voren aankondigen, kunnen ze hun planning daarop instellen. Als dat kort van te voren is, kunnen ze toch niet veel veranderen op hun bedrijf. Dus ik denk dat we ons praktisch moeten opstellen. Ik betwijfel zeer of Eamon Healy, de boer die ik net noemde, weet dat wij hier vanochtend over dit onderwerp debatteren. Ik denk niet dat hij is ingelogd en aan het luisteren is. Maar ik weet wel dat hij graag wil weten wat het resultaat van ons werk en van de stemming is. Hij wil geen zeven inspecties of negen inspecteurs in drie maanden op zijn bedrijf en hij zegt tegen ons dat we ons werk moeten stroomlijnen. Ik denk dat we het aan hem en aan andere boeren verschuldigd zijn om dat te doen. Bernadette Bourzai, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, allereerst wil ik mijnheer Mulder danken en hem feliciteren met zijn werk, en ook met de door hem gevolgde aanpak en de onderhandelingen die hij heeft gevoerd. Zijn verslag over de toepassing van de randvoorwaarden voor landbouwsteun voorziet in een aanloopfase bij de invoering van dit nogal ingewikkelde systeem. Doel is om de acceptatie van het systeem door de belangrijkste spelers te verhogen. Het verslag stelt voor een onderscheid te maken tussen problemen die voortvloeien uit het communautaire kader, en problemen die de nationale toepassing van dat kader betreffen. Het legt de nadruk op het belang van het subsidiariteitsbeginsel, op de noodzaak om de voorschriften en eisen aan te passen aan mogelijke risico’s en lokale vereisten, maar ook op het belang van een gemeenschappelijk kader dat garant staat voor de gelijke behandeling van de Europese boeren. Dit dubbele regelniveau bemoeilijkt de tenuitvoerlegging van het systeem enorm. Er wordt te weinig informatie verstrekt aan de boeren; er worden slechts weinige specifieke risicocriteria toegepast; het beheers-, controleen kortingssysteem is te ingewikkeld; er wordt te weinig aandacht besteed aan minder zware gevallen van niet-naleving; de controlepercentages zijn niet geharmoniseerd; en de aankondiging van controles vormt een probleem.
23
24
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Persoonlijk heb ik niets tegen het beginsel van cross-compliance, dat aan legitieme verwachtingen van de samenleving beantwoordt: respect voor het milieu, traceerbaarheid, voedselveiligheid en transparantie. Aan de andere kant wil ik wel benadrukken dat de voorschriften omslachtig zijn, moeilijk in de praktijk zijn toe te passen en dat daarvan bij sommige boeren een negatief beeld heerst omdat zij het gevoel hebben dat hun professionaliteit en knowhow in twijfel worden getrokken. Ik acht het derhalve noodzakelijk om de voorschriften te vereenvoudigen. Ik was teleurgesteld over het voorstel van de Commissie, die niet ver genoeg gaan, en ik hoop dat het voorstel van het Parlement zal worden overgenomen en dat de Commissie tijdens de gezondheidscontrole met ambitieuzere suggesties voor de dag zal komen. Ik wil hier benadrukken dat ik het absoluut niet eens ben met de compensatiegedachte, volgens welke de Europese boeren landbouwsteun behoren te ontvangen omdat ze zich aan strikte productievoorwaarden moeten houden (dierenwelzijn, milieuvraagstukken, diergeneeskundige praktijken). Landbouwsteun zorgt in zekere zin voor gelijke mededinging met het oog op de concurrentie met boeren in derde landen die zich niet aan dezelfde productievoorwaarden hoeven te houden. Integendeel ben ik van mening dat de boeren, aangezien zij overheidssteun ontvangen, als tegenprestatie een aantal regels bij de productie in acht moeten nemen. Er moet een echt contract worden gesloten tussen de boeren en de EU. Op de een of andere manier moeten we weg van een dwangsysteem, en hiervoor in de plaats een contractsysteem invoeren. Ik ben daarom ingenomen met het feit dat mijn amendement hierover is aangenomen en dat een boer die zijn eenmalige aanvraag indient en aangeeft welk areaal hij voor landbouwdoeleinden gebruikt, zich er ook toe verplicht te voldoen aan criteria met betrekking tot volksgezondheid, dierenwelzijn en milieubescherming. Kortingen op de betalingen in geval van niet-naleving moeten verschillend uitvallen, al naargelang er sprake is van opzet of onachtzaamheid. Daarnaast vond ik het nodig dat een dergelijke sanctie in verhouding staat tot het belang van het gebied waarop sprake is van niet-naleving op het landbouwbedrijf, met name als het gaat om een gemengd landbouw- en veeteeltbedrijf. Tevens moet ervoor worden gezorgd dat de boeren in de verschillende lidstaten zich aan dezelfde regels moeten houden, en daarom is het belangrijk dat de uit de regelgeving voortvloeiende beheerseisen op geharmoniseerde wijze worden omgezet. Ik ben bovendien verheugd over de aanpassingsmaatregelen voor de nieuwe lidstaten. Aan de andere kant ben ik weliswaar voor de invoering van een drempel waarboven de lidstaten kunnen besluiten geen korting van rechtstreekse steunbetalingen toe te passen, de de-minimisdrempel, maar ik ben er fel tegen gekant deze drempel tot 250 euro te verhogen, zoals in amendement 16 wordt voorgesteld. Indien dit gebeurt, zouden de meeste inbreuken die tot een korting van steunbetalingen zouden leiden, ongestraft blijven, waardoor het cross-compliance-systeem voor steun zinloos zou worden. Ik vraag u derhalve om amendement 31 van mijnheer Mulder te steunen, waarin een drempel van 100 euro wordt voorgesteld, een compromis dat volgens mij voor alle partijen aanvaardbaar zou kunnen zijn. Nathalie Griesbeck, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, ook ik wil mijn dank uitspreken aan onze collega Jan Mulder voor het vandaag dat hier vandaag wordt behandeld, en voor zijn aanpak. Ik ben blij dat ons Parlement de regelingen inzake de randvoorwaarden voor GLB-steun onder de loep neemt, die sinds de grote hervorming van 2003 de beperkingen van een systeem van pietluttige voorschriften aan het licht hebben gebracht, en die het beroep van boer in dat van een soort deeltijdambtenaar van het Europese bestuursapparaat hebben veranderd, terwijl de boeren eigenlijk de essentiële taak hebben ons te voeden. De hervorming van 2003 is onmiskenbaar een stap voorwaarts die de landbouwsector beter in staat zou moeten stellen het milieu en de volksgezondheid te beschermen, en in deze geest hebben wij dan ook in 2005 voor de nieuwe ELFPO-verordening gestemd die in de plaats is gekomen voor de afdeling Garantie van het EOGFL. Ik neem vandaag deel aan dit debat als permanente rapporteur voor de Structuurfondsen in de Begrotingscommissie om – net als vele collega’s – te benadrukken hoe belangrijk het is om de bureaucratische rompslomp bij het beheer van deze fondsen te reduceren. Wat de begroting aangaat ben ik in de eerste plaats van mening dat het van vitaal belang is dat alle betrokkenen op het gebied van de landbouweconomie en de plattelandsontwikkeling, de belangrijkste garanten voor de bescherming van het milieu, onnodige administratieve lasten verminderen, zodat zij zich op hun hoofdactiviteit kunnen concentreren, namelijk
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
het leveren van de kwalitatief hoogwaardige landbouwproducten die wij van hen verwachten, en dat op milieuvriendelijke wijze. Ten tweede zou ik graag zien dat de controles zich speciaal op twee kwesties richten die een uiterst belangrijke rol spelen als het erom gaat een goede kosten/baten-verhouding te waarborgen. Mijns inziens is het van cruciaal belang om ervoor te zorgen dat de regels die wij bedenken, geen belemmering vormen voor het gebruik van de beschikbare kredieten waarvoor wij ons tijdens elke onderhandelingsronde met de lidstaten in de Raad met alle macht inzetten. Het is niet normaal dat we aan het eind van 2007 zo’n grote mate van onderbesteding van de toewijzingen moeten constateren. Ik ben daarom voornemens voor al deze maatregelen te stemmen aangezien zij erop gericht zijn de administratieve lasten te verminderen. Janusz Wojciechowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, namens de Fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten wil ik onze steun uitspreken voor mijnheer Mulder. Aan het verslag lag de bedoeling ten grondslag ervoor te waken dat de boeren niet onnodig de dupe worden van het beginsel van cross-compliance en de bijbehorende controles. De landbouw kan niet zonder mee gelijk worden gesteld met andere economische activiteiten. De landbouw vervult een specifieke maatschappelijke functie. Steunbetalingen die afhankelijk worden gemaakt van milieuvereisten komen niet alleen ten goede aan de boeren, maar ook aan de samenleving als geheel. Deze brede maatschappelijke rol van steunbetalingen moet voortdurend worden benadrukt. Een belangrijk deel van de samenleving is zich niet van deze rol bewust, en daarom moet dit worden uitgelegd. Ik wil een heel belangrijk punt naar voren brengen. We verlangen van onze boeren dat zij het cross-compliance-beginsel naleven. Wij stellen hun voorwaarden. We dienen dezelfde voorwaarden te stellen aan diegenen die hun landbouwproducten naar Europa exporteren. Met name de voorwaarden inzake dierenwelzijn moeten zonder uitzondering voor alle importen gelden. Dit is zowel in het belang van de economie als in het belang van de menselijkheid noodzakelijk. Friedrich-Wilhelm Graefe zu Baringdorf, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, allereerst wil ik een woord van dank richten tot de rapporteur, die zich werkelijk zeer veel moeite heeft getroost, ook al heeft de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling niet al zijn voorstellen goedgekeurd. Ik betreur dat. Ik wil hier niet op de details ingaan, maar alleen de algemene opmerking maken dat de verplichte toepassing van de randvoorwaarden natuurlijk betekent dat de wet wordt nageleefd. Het nieuwe van de regeling is dat na de ontkoppeling van productieomvang en steun de naleving van de wet de basis vormt voor de betaling van premies. Boeren die geen premies ontvangen, hoeven ook niet bang te zijn dat ze worden gekort. Het enige wat ze moeten doen is geen aanvraag indienen. Maar toch moeten ze zich aan de wet houden. Mevrouw McGuinness, u heeft het over zeven inspecties en negen inspecteurs, maar die kwestie moet u met uw eigen regering uitvechten, want het is aan de lidstaten om te bepalen hoe die inspecties worden uitgevoerd, en als er gebrek is aan coördinatie omdat een hoop verschillende administratieve organen verantwoordelijk zijn voor de handhaving van bepaalde wetten, en als elke autoriteit er eigen inspecteurs op uitstuurt en de boeren op die manier met oeverloze lasten confronteert, dan is dat geen zaak voor de EU, maar voor uw eigen regering. Wanneer u dat oplost, is alles in orde. Ik acht het dringend nodig om aan betalingen uit deze fondsen voorwaarden te verbinden. Op het congres heeft namelijk iemand gezegd dat dit fondsen van de landbouw zijn. Maar dat is niet waar: ze worden aan de landbouwers toegekend. Begrijpt u mij niet verkeerd: deze middelen worden terecht toegekend, maar het is ook zo dat de samenleving verwacht dat ze aan diegenen worden toegekend die aan bepaalde voorwaarden voldoen. Bij mij is er net een inspectie gedaan. Er kwamen twee personen, die hun bezoek hadden aangekondigd. Hoewel ik niet zelf het tijdstip van de inspectie kon bepalen, werd deze toch aangekondigd. Ze kwamen op tijd, en alles verliep heel soepel. Natuurlijk is het zo, mevrouw de commissaris, dat deze inspecties ook moeten worden gebruikt om een adviesdienst te vormen om de boeren voor te lichten en zo te helpen om aan de wetgeving te voldoen en deze op hun boerderij toe te passen. Op initiatief van het Parlement is dit destijds op de rails gezet, dus de mogelijk daartoe bestaat. Stelt u dit verplicht voor alle lidstaten, dan zijn we weer een stap verder.
25
26
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jacky Hénin, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, in theorie had het gemeenschappelijk landbouwbeleid ten doel de voedselzekerheid, de stabiliteit van de EU-productie en de prijzen en een behoorlijk inkomen voor alle boeren te garanderen. Conform het dogma van ongebreidelde mededinging heeft het GLB zich met de hervorming van 2003 en de ontkoppeling van de steun nog een stap verder verwijderd van deze doelstellingen, ook al zijn deze van essentieel belang voor Europa. Eenmalige areaalbetalingen dragen bij tot de ernstige problemen in sectoren als wijn, melk, vlees, bieten, fruit en groenten. Het milieuvoorwaarden die aan deze betalingen worden gesteld, zijn slechts een truc om deze hervorming aan bohémiens te verkopen die doen alsof ze voor het milieu zijn omdat dat mode is. Hoe komt men erop dat het mogelijk zou zijn om het milieu beter te beschermen door mededinging in de landbouwsector te stimuleren en tegelijkertijd de prijzen voor voedingsmiddelen te drukken? Dit zijn tegenstrijdige voorwaarden: lagere productieprijzen zijn onverenigbaar met een verzwaring van de milieuvoorschriften. Zo zal ook de ontkoppeling van de premies voor zoogkoeien direct tot gevolg hebben dat de natuurlijke, CO2-vastleggende weiden verdwijnen, die juist heel effectief zijn voor de bestrijding van broeikasgasemissies. Wanneer we onze planeet willen beschermen en de productie van Europees kwaliteitsrundvlees in stand willen houden, moeten we ontkoppeling van de hand wijzen. Algemener gezegd: we hebben een heel ander landbouwbeleid nodig. Jeffrey Titford, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, de toelichting van de rapporteur in het verslag is leerzaam in de zin dat hij naleving van de randvoorwaarden noemt als voorwaarde voor het in stand houden van de steun van het publiek en hij ons vertelt dat boeren nu worden beloond om te “voldoen aan de communautaire wetgeving op het gebied van het milieu, de volksgezondheid, de gezondheid van dieren en planten en het dierenwelzijn”. Bovendien zegt hij in die toelichting dat de normen zeer streng zijn in vergelijking met de normen in de rest van de wereld. Dat vat keurig samen wat er verkeerd is aan de houding van de EU tegenover de landbouw, waarbij agressieve regelgeving boeren verdrijft uit hun natuurlijke domein, het produceren van voedsel, en tot hoeders van het milieu maakt, van wat in dit verslag plattelandsontwikkelingsbeleid wordt genoemd, hetgeen allemaal leidt tot verhoging van hun kosten en vermindering van hun output. Ook heeft dit ertoe geleid dat boeren rechtstreeks om financiering moeten concurreren met instellingen als stadsparken en natuurreservaten, die normaal gesproken niet tot hun concurrenten behoren. Ik ben me ervan bewust dat dit voorstel bedoeld is om de naleving van de randvoorwaarden te vereenvoudigen, omdat openlijk wordt toegegeven dat er zware bureaucratische lasten zijn gecreëerd, die de boeren moeten opbrengen en die de lidstaten moeten naleven. Mijn opvatting is dat dit sowieso al een slecht idee was, en vereenvoudiging is eerder een lapmiddel dan een medicijn. Zoals gewoonlijk in de EU-taal betekent “vereenvoudiging” meer standaardisering en meer controle door de Commissie. Nogmaals, de landbouw, met al die grote, inherente verschillen vanwege de grote diversiteit aan klimaten in de EU, leent zich niet voor standaardisering. In het verslag wordt enthousiast geroepen dat het invoeren van randvoorwaarden een belangrijk instrument is voor het rechtvaardigen van overheidssteun aan boeren. Ik betwijfel of zelfs maar één procent van de bevolking ooit heeft gehoord van randvoorwaarden, laat staan dat ze begrijpen wat dat begrip inhoudt. Als we echt willen vereenvoudigen, moeten we de randvoorwaarden helemaal overboord gooien en boeren laten doen waar ze het best in zijn, en dat is gewassen telen en dieren fokken. Jim Allister (NI). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, boeren zijn geen onredelijke mensen, en ook zijn ze in de regel niet oneerlijk, maar het handhaven van randvoorwaarden gebeurt op een manier die voor hen onredelijk is, met buitenproportionele straffen voor kleine overtredingen en onaangekondigde inspecties. We hebben gehoord dat 68 procent van alle gevallen van niet-naleving van de randvoorwaarden minimale overtredingen betreft, maar de opgelegde sancties zijn voor boeren die het al moeilijk hebben vaak fnuikend. De verschillende manieren waarop de naleving van de randvoorwaarden van land tot land wordt gecontroleerd versterkt de ressentimenten die in sommige landen al zijn ontstaan nog verder. In mijn kiesdistrict in Noord-Ierland hebben we een bijzonder probleem met dubbele velden, als gevolg van ons “conacre”- of “elf maanden”-systeem. In plaats van naar een pragmatische oplossing te zoeken, werd er met harde hand en op een rigide wijze opgetreden. Een belangrijk deel van de schuld ligt bij ons eigen ministerie van Landbouw, maar dat ministerie en Brussel hadden allebei meer kunnen doen om een oplossing voor dat probleem te vinden. Daarom pleit ik zeker voor vereenvoudiging en flexibiliteit, maar ook voor een stevige dosis ouderwets gezond verstand in plaats van de starheid van een paar overijverige mandarijnen.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
James Nicholson (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil vandaag om te beginnen het verslag verwelkomen en de rapporteur feliciteren met zijn werk. Randvoorwaarden en de wijze waarop deze in de lidstaten worden toegepast zijn van cruciaal belang. We kunnen niet toestaan dat iedereen – en elke afzonderlijke lidstaat – zijn eigen interpretatie maakt. Als u hebt geluisterd naar wat mevrouw McGuinness en de heer Graefe zu Baringdorf vanochtend hebben gezegd, blijkt duidelijk dat er in verschillende lidstaten verschillende interpretaties worden gehanteerd. Dit moet goed zijn geregeld in de lidstaten en we moeten erop blijven hameren dat deze regels in alle lidstaten op de juiste manier ten uitvoer moeten worden gelegd. Boeren hebben behoefte aan minder, niet aan meer inspecties, en dat kan ook. Wanneer er een inspectie wordt uitgevoerd, moet dat voldoende ruim van te voren worden aangekondigd. Het is naar mijn mening waanzin om elke boer voor het kleinste detail te beboeten; dat is namelijk wat er gebeurt. Boeren moeten een bepaalde periode de tijd krijgen om een oplossing te vinden voor een probleem dat door de inspecteurs is geconstateerd en niet alleen te horen krijgen dat ze in overtreding zijn en een boete krijgen. De bureaucratie en de administratieve rompslomp waar boeren mee te maken hebben, moeten dringend worden aangepakt. Het systeem van de randvoorwaarden moet niet worden misbruikt om de boeren te straffen en hard aan te pakken. We moeten boeren juist helpen en adviseren hoe ze het beter kunnen doen. Dan kan het een systeem worden dat goed uitpakt, en de inspecteurs moeten een goede training krijgen en hun verantwoordelijkheden kennen. Ja, de heer Graefe zu Baringdorf heeft gelijk. Ik had een inspectie op mijn bedrijf die zeven uur duurde. Het enige wat ze konden vinden was dat een klein stukje land niet meer als bebouwbaar moest worden beschouwd en we een eenheid voor kippen hadden gebouwd, wat we niet hadden gemeld. Maar ik vind echt dat een dergelijke vergissing – een eenheid voor kippen bouwen en dat niet binnen twaalf maanden melden – geen reden is om iemand een straf op te leggen. Je moet de kans krijgen om zoiets op de kortst mogelijke termijn te herstellen. Francesco Ferrari (ALDE). - (IT) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, mijns inziens vormt het verslag van de heer Mulder een voortreffelijke bijdrage tot de verbetering van het landbouwbeleid in Europa. De landbouw staat in Europa steeds meer in het middelpunt van de belangstelling. Gezien het feit dat de helft van het grondoppervlak in de Europese Unie bestemd is voor de landbouw ben ik van mening dat conditionaliteit een uiterst belangrijk politiek signaal is waarmee we duidelijk kunnen maken dat wij voornemens zijn de agrarische sector te blijven steunen, maar dat we die steun afhankelijk willen maken van respect voor het milieu. Ik zou willen benadrukken dat deze regels een duidelijk signaal zijn aan de burgers, de consumenten: dit is een zeer belangrijk middel om de aandacht te vestigen op het actuele onderwerp van de milieubescherming. Ik steun de inspanningen van de rapporteur voor een vereenvoudiging van de conditionaliteit: volgens mij werkt het inderdaad averechts wanneer de naleving van de wetgeving voor de boeren teveel lasten met zich mee gaat brengen. Door nieuwe kwesties aan te snijden als klimaatverandering, biobrandstoffen, waterbeheer en risicobeheersing laat de Commissie zien dat zij vooruit wil, ook al blijft ten dele onduidelijk op welke manier de conditionaliteit dient te worden toegepast, voor zover zij weliswaar in algemene termen op vereenvoudiging hamert, echter zonder aan te geven hoe – en met welk doel – deze in de praktijk dient te worden gebracht. Elementen als vereenvoudiging, deregulering en, zoals ik zelf zou willen toevoegen: transparantie, moeten aan elk initiatief van de Europese Unie ten grondslag liggen. Ik houd hier op, maar, mevrouw de commissaris, ik weet dat u tien dagen gelden op bezoek was in Brescia en dat u daar – ook al doet dat in dit debat niet echt ter zake – de wijnen en kenmerkende producten van Brescia heeft kunnen proeven. Een verbod op de toevoeging van suiker aan wijn zorgt naar mijn mening voor het juiste evenwicht met betrekking tot kwaliteit en eerlijke beloning voor de producenten. Seán Ó Neachtain (UEN). – (GA) Mevrouw de Voorzitter, in het kader van het landbouwbeleid voor de jaren 2007 tot en met 2013 behoort gegarandeerde steun aan de boeren te worden verleend. Om die reden acht ik het onacceptabel dat de Commissie probeert om via de onlangs aangekondigde “gezondheidscontrole” op deze gegarandeerde steun te besnoeien. De Commissie streeft ernaar het bedrag aan rechtstreekse steunbetalingen aan de boeren tot minder dan 13 procent te verminderen. Mijns inziens is het onaanvaardbaar de Commissie op die garantie terugkomt, aangezien vele boeren voor de genoemde periode voor braakleggingsregelingen hebben getekend, en het zou niet juist zijn om dat weer terug te draaien.
27
28
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Met betrekking tot de normen zou ik wil zeggen dat zij, als zij in de hele EU ten uitvoer moeten worden gelegd, ook van toepassing dienen te zijn op voedingsmiddelen die in de EU worden ingevoerd – bovendien dienen de boeren in heel Europa niet aan zinloze controles te worden onderworpen. We moeten naar de normen kijken die voor voedingsmiddelen gelden die in Europa mogen worden geïmporteerd, en de Commissie moet actie ondernemen in plaats van de boeren lastig te vallen, die overal in Europa hun best doen, vooral ook in mijn land, Ierland. Maria Petre (PPE-DE). - (RO) Mevrouw de Voorzitter, allereerst wil ik onze collega’s danken, de rapporteurs en schaduwrapporteurs, die de moeilijke taak op zich hebben genomen om dit complexe amendementenpakket te presenteren, dat van essentieel belang is voor de toekomst van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het ligt voor de hand dat het zeer grote aantal verordeningen en richtlijnen waar de boeren zich aan moeten houden, hun de toegang tot de steunregelingen bemoeilijkt. De conditionaliteitsregels die deel uitmaken van de regeling inzake één enkele areaalbetaling, moeten worden vereenvoudigd. De rechtsgrondslag maakt zowel de toepassing van de minimumregel voor de korting van betalingen mogelijk, als ook de toepassing van uitzonderingen op dergelijke kortingen in het geval van minder zware inbreuken. Minder administratieve verplichtingen, geharmoniseerde onderzoeken, het combineren van onderzoeken, ook op het niveau van de Europese instellingen, en betalingen die op tijd komen – dat alles zou een verbetering betekenen van de steun aan de boeren en zou zodoende ook de efficiency van het gemeenschappelijk landbouwbeleid vergroten. Bovendien is het nodig om meer ondersteuning te verlenen voor de voorbereiding van inspecties, die naar mijn mening op korte termijn dienen te worden aangekondigd en uitgevoerd dienen te worden door daartoe naar behoren opgeleid personeel. Ten slotte beschouw ik de uitbreiding van het optionele karakter van de artikelen 3, 4, 6, 7 en 9 tot 2013 wat de nieuwe lidstaten Bulgarije en Roemenië betreft als verstandige maatregel, voor zover de bepalingen van deze artikelen betrekking hebben op wettelijke verplichtingen op administratief gebied. Czesław Adam Siekierski (PPE-DE). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, alle landbouwactiviteiten en -producten dienen te voldoen aan de vereisten met betrekking tot milieubescherming, veiligheid, kwaliteit en dierenwelzijn. Het verslag van de heer Mulder bevat wat dit betreft vele belangrijke bepalingen. Ik zou de commissaris willen verzoeken met name aandacht aan vier amendementen te besteden, te weten de amendementen 19, 26, 27 en 29. Opdat het systeem van randvoorwaarden in de nieuwe lidstaten naar behoren ten uitvoer kan worden gelegd en tegelijk aan de verwachtingen van de samenleving kan voldoen, moet het in verschillende fasen worden ingevoerd. Het complete scala aan voorschriften dient in die landen pas in 2013 in werking te treden, wanneer zij voor het eerst volledige rechtstreekse betalingen ontvangen. We mogen niet vergeten dat de financiële vooruitzichten 2007-2013 in middelen voorzien voor de modernisering van bedrijven en investeringen. Commissaris, de vereisten en normen die onze boeren in acht moeten nemen, zijn strenger dan die in derde landen. We moeten onze boeren steunen en hen tegen oneerlijke concurrentie beschermen. Geïmporteerde producten moeten aan dezelfde productienormen voldoen als producten uit de Unie. Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigden hartelijk bedanken voor hun bijdragen aan dit debat. U weet ongetwijfeld dat het aanpakken van de bureaucratische rompslomp en het eenvoudiger maken van zaken vanaf het allereerste begin bovenaan de agenda van deze Commissie heeft gestaan. Daarom hebben we, toen we dit debat over de invoering van randvoorwaarden openden, Rambøll Management gevraagd een verslag op te stellen over de vereenvoudiging van het gemeenschappelijk landbouwbeleid met het oog op – specifiek – het stelsel van randvoorwaarden. Het is een beperkte studie waarin niet meer dan vijf landen zijn bestudeerd, maar het is zeer interessant en ik zal u een kopie doen toekomen. Het verslag laat zien, zoals de heer Graefe zu Baringdorf terecht heeft opgemerkt, dat er enorme verschillen tussen de lidstaten bestaan. De wijze waarop het systeem van randvoorwaarden in elke lidstaat ten uitvoer wordt gelegd is verschillend. Daarom is de adviserende rol van het systeem, zoals terecht is opgemerkt, cruciaal.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik denk dat we deze studie moeten gebruiken voor verdere discussie, in het kader van de doorlichting van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, over wat we kunnen doen om het stelsel van randvoorwaarden te vereenvoudigen zonder de achterliggende ideeën daarbij te laten verwateren. Dit is een eerste stap, samen met het debat in de Raad en het verslag-Mulder, maar het is zeker niet de laatste stap. Laten we doorgaan met de doorlichting en kijken wat we kunnen doen, met gebruikmaking van alle beschikbare informatie. Dit verslag zal een nuttige bron van informatie zijn om te kijken wat we kunnen doen, wat de lidstaten kunnen doen en hoe de lidstaten onderling kunnen bepalen wat goede praktijken zijn, zodat we een oplossing kunnen vinden waarmee een gelijk speelveld wordt gecreëerd. Dank u voor de discussie. We zullen hier zeker op terugkomen. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Witold Tomczak (IND/DEM), schriftelijk. – (PL) Ik ben verheugd over het feit dat de nieuwe lidstaten (de zogenaamde nieuwe Tien) uitstel is verleend voor de tenuitvoerlegging van de dure voorschriften inzake de randvoorwaarden. De betrokken landen komen nog niet in het genot van de volledige rechtstreekse steunbetalingen die nu al het leeuwendeel van alle landbouwuitgaven in de Europese Unie uitmaken. Ik ben er tevens verheugd over dat de nieuwe lidstaten van 2010 tot 2013 kunnen blijven profiteren van de regeling inzake één enkele areaalbetaling. Hierdoor wordt vermeden dat de nieuwe lidstaten met zware onnodige lasten worden geconfronteerd in verband met de invoering van het stelsel van eenmalige betalingen. Dit is een stap in de goede richting, maar mag niet afleiden van de ernstige situatie met betrekking tot de middelenverdeling tussen de oude en de nieuwe lidstaten. Volgens de meest recente gegevens die tot dusver ter beschikking staan, dat zijn gegevens van 2005, hebben de nieuwe lidstaten 1,5 miljard euro aan rechtstreekse betalingen ontvangen. Dit is 21 keer minder dan het bedrag dat naar de oude Vijftien is gegaan. De begunstigden ontvingen evenwel slechts 2,4 keer minder (respectievelijk 2 miljoen euro en 4,9 miljoen euro). Deze enorme verschillen komen ook tot uitdrukking in het gemiddelde bedrag aan betalingen dat per begunstigde werd ontvangen. Voor de nieuwe lidstaten beliep dit 723 euro, voor de oude 6 327 euro, bijna negen keer zo veel! Deze voortdurende discriminatie van de nieuwe lidstaten is schadelijk voor de boeren in die regio’s en trekt de geest van het gemeenschappelijk landbouwbeleid als zodanig en de Europawijde ontwikkeling van de landbouw in twijfel.. (De vergadering wordt om 11.25 uur onderbroken en om 11.30 uur hervat) VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
9. Stemmingen De Voorzitter. - We gaan nu over tot de stemming. (Voor uitslagen en nadere bijzonderheden betreffende de stemmingen: zie notulen)
9.1. Wijziging van de overeenkomst EG/Marokko inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU (stemming) - Verslag: Paolo Costa (A6-0457/2007)
9.2. Wijziging van de overeenkomsten met Georgië, Libanon, de Malediven, Moldavië, Singapore en Uruguay inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, in verband met de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU (stemming) - Verslag: Paolo Costa (A6-0456/2007)
29
30
NL
Handelingen van het Europees Parlement
9.3. Aanpassing van bijlage VIII bij de Akte van toetreding van Bulgarije en Roemenië (stemming) - Verslag: Neil Parish (A6-0455/2007)
9.4. Controle bij de uitvoer van landbouwproducten die in aanmerking komen voor restituties of andere bedragen (stemming) - Verslag: Herbert Bösch (A6-0478/2007)
9.5. Sleepinrichting en achteruitrijinrichting van landbouw- en bosbouwtrekkers op wielen (gecodificeerde versie) (stemming) - Verslag: Hans-Peter Mayer (A6-0474/2007)
9.6. Niet-automatische weegwerktuigen (gecodificeerde versie) (stemming) - Verslag: Hans-Peter Mayer (A6-0473/2007)
9.7. Maximaal toelaatbare niveaus van radioactieve besmetting van levensmiddelen en diervoeders (gecodificeerde versie) (stemming) - Verslag: Hans-Peter Mayer (A6-0475/2007)
9.8. Minimumnormen ter bescherming van kalveren (gecodificeerde versie) (stemming) - Verslag: Francesco Enrico Speroni (A6-0476/2007)
9.9. Het in de handel brengen van teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt (herschikking) (stemming) - Verslag: Ioannis Gklavakis (A6-0480/2007) - Vóór de stemming: Ioannis Gklavakis, rapporteur. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle leden danken voor hun ondersteuning bij de opstelling van dit verslag. Ik ben zeer blij dat het unaniem ter stemming is voorgelegd in de plenaire vergadering,maar dit mag ons er niet van weerhouden ons in duidelijkheid uit te spreken tegen de herschikkingsprocedure die de Commissie voor de voorgestelde richtlijn heeft uitgekozen. Dit is een belangrijk verslag omdat het ten doel heeft een solide basis te scheppen voor de indeling van fruitboomgaarden, opdat deze gecertificeerd zijn en aan fytosanitaire eisen voldoen, om zo de teler, de consument en het milieu te beschermen. Het is van het hoogste belang dat de teler gezond teeltmateriaal kan verkrijgen, zowel om de verspreiding van nieuwe ziekten te voorkomen als om het gebruik van pesticiden te verminderen, die, zoals we allemaal weten, zo schadelijk zijn voor het milieu. Daarom hebben wij een reeks amendementen ingediend. We mogen niet vergeten dat het goederenverkeer sinds de uitbreiding van de Europese Unie tot 27 landen gemakkelijker, eenvoudiger en minder bureaucratisch is geworden. Hier kleven echter ook risico’s aan. We moeten voorzichtig zijn, want het verkeer van plantaardige producten zonder inspecties brengt het risico met zich dat ziekten worden verspreid, met alle catastrofale gevolgen van dien voor het milieu en de economie. Tot besluit wil ik nog eens herhalen dat ik tegen de herschikkingsprocedure ben omdat wij daarbij niet de mogelijkheid hebben om noodzakelijke verbeteringen aan te brengen. Ik ben van mening dat dit een gevaarlijk
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
beleid is, vooral indien de Commissie bij toekomstige hervormingen van andere voorgestelde verordeningen en richtlijnen voor deze procedure gaat kiezen.
9.10. Tijdelijke bepalingen inzake BTW-tarieven (stemming) - Verslag: Ieke van den Burg (A6-0469/2007) - Vóór de stemming: Pervenche Berès (PSE), voorzitter van de Commissie economische en monetaire zaken. – (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie economische en monetaire zaken heeft op 21 november 2007 voor het verslag van Ieke van den Burg gestemd, en de Raad heeft vorige week een besluit genomen dat daarmee in grote lijnen overeenkomt. Dit is niet de eerste keer dat we een dringende verklaring hebben moeten afgeven omtrent deze materie, en wij bieden de commissaris onze steun aan bij zijn inspanningen om tot een evenwichtig systeem te komen. In dit verband nemen wij de door het verslag geboden gelegenheid echter te baat om een paar zeer duidelijke signalen af te geven. Ten eerste moeten we beslissen of het idee van een definitieve, op het oorsprongsland gebaseerde regeling nog steeds tot de doelstellingen van de Europese Unie behoort of niet. Bovendien moet de lidstaten meer flexibiliteit worden geboden bij het toepassen van verlaagde tarieven voor basisbenodigdheden om sociale, economische en milieuredenen. We moeten de lidstaten ook de nodige speelruimte geven om verlaagde tarieven toe te passen ten behoeve van bepaalde politieke doelstellingen. Ten slotte moeten we verlaagde BTW-tarieven toestaan ter ondersteuning van arbeidsintensieve diensten. Het Parlement is bereid hiertoe het zijne bij te dragen en zal de commissaris steunen in zijn voornemen om hiervoor een haalbare oplossing te vinden.
9.11. Oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ARTEMIS (stemming) - Verslag: Gianni De Michelis (A6-0484/2007)
9.12. Oprichting van de gemeenschappelijke onderneming ENIAC (stemming) - Verslag: Nikolaos Vakalis (A6-486/2007)
9.13. Oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (stemming) - Verslag: Françoise Grossetête (A6-479/2007)
9.14. Oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky (stemming) - Verslag: Lena Ek (A6-483/2007)
9.15. Groenboek: Diplomatieke en consulaire bescherming van EU-burgers in derde landen (stemming) - Verslag: Ioannis Varvitsiotis (A6-484/2007) - Vóór de stemming: Ioannis Varvitsiotis, rapporteur. − (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik voel mij geroepen mijn dank uit te spreken aan de drie schaduwrapporteurs, mevrouw Kaufmann, mijnheer Moreno Sánchez en mijnheer Guardans Cambó, voor de nauwe en intensieve samenwerking, en aan alle leden van de Commissie, die mijn argumenten hebben aanvaard. Het feit dat de Commissie mijn verslag met zo’n grote meerderheid heeft onderschreven laat zien dat de lidstaten hun kleingeestige bezwaren aan de kant moeten schuiven en nu spoedig in actie moeten komen,
31
32
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zodat dit groenboek kan worden verwezenlijkt en wij een wetsinstrument krijgen waar alle burgers van de Unie van zullen profiteren.
9.16. Ontwerp van gewijzigde begroting nr. 7/2007 (stemming) - Verslag: James Elles (A6-0493/2007)
9.17. Eenvoudige en papierloze omgeving voor de douanediensten en de marktdeelnemers (stemming) - Verslag: Christopher Heaton-Harris (A6-0466/2007)
9.18. Communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (stemming) - Verslag: Marie-Noëlle Lienemann (A6-0389/2007)
9.19. Luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa (stemming) - Verslag: Holger Krahmer (A6-0398/2007)
9.20. Interoperabiliteit van het communautair spoorwegsysteem (herschikking) (stemming) - Verslag: Josu Ortuondo Larrea (A6-0345/2007)
9.21. Rechtstreekse steunverlening in het kader van het GLB en steun voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) (stemming) - Verslag: Jan Mulder (A6-0470/2007) De Voorzitter. - De vergadering wordt nu geschorst voor de plechtige vergadering ter gelegenheid van de uitreiking van de Sacharov-prijs. De vergadering zal daarna worden voortgezet met de stemverklaringen. (De vergadering wordt om 11.50 uur onderbroken en om 12.00 uur hervat) VOORZITTER: HANS-GERT PÖTTERING Voorzitter
10. Uitreiking van de Sacharov-prijs (plechtige vergadering) De Voorzitter. − Geachte leden, dames en heren, al sinds twee decennia wordt de Sacharov-Prijs voor de Vrijheid van Denken door het Europees Parlement verleend aan personen uit alle delen van de wereld die zich inzetten voor de mensenrechten, de vrijheid van het woord en de vrijheid van meningsuiting. Het doet mij groot genoegen Salih Mahmoud Osman, winnaar van de Sacharov-Prijs 2007, hier vandaag in het Europees Parlement welkom te mogen heten. (Applaus) Ik verheug mij er bovendien over zijn echtgenote, Salwa Ahmed Faragalla Ali, te kunnen begroeten, die hem in moeilijke perioden van zijn leven altijd heeft bijgestaan. Wij verwelkomen u in ons midden. (Applaus) Het besluit om de Sacharov-Prijs 2007 aan Salih Mahmoud Osman te verlenen, werd unaniem genomen door de Conferentie van Voorzitters, waarin de voorzitters van de fracties zitting hebben, op basis van een
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voorstel van een groot aantal leden van het Parlement uit verschillende fracties. Het Europees Parlement bevestigt op deze wijze eens te meer zijn solidariteit met de mensen in Darfur, evenals zijn overtuiging dat een duurzame oplossing voor deze regio alleen kan worden bereikt op basis van gerechtigheid, democratie en de eerbiediging van de mensenrechten. Het conflict waardoor Darfur sinds 2003 wordt geteisterd, zorgt ervoor dat de situatie in het land, dat toch al door een twintig jaar aanhoudende burgeroorlog is verwoest, nog wordt verergerd. Net als in de meeste andere conflicten heeft de burgerbevolking heeft meest te lijden onder de aanvallen van milities, de vernietiging van hele dorpen, een tactiek van de verschroeide aarde en verdrijving. Het conflict heeft reeds 400 000 mensenlevens geëist en heeft een stroom van tweeënhalf miljoen ontheemden en vluchtelingen veroorzaakt, ondanks de ondertekening van een vredesakkoord in Darfur in 2006. Net als het Europees Parlement is de winnaar van de Sacharov-Prijs 2007 niet bereid dit onrecht te accepteren. Hij protesteert tegen de straffeloosheid van de verantwoordelijken. Sinds jaren komt Salih Mahmoud Osman op voor de rechten van de slachtoffers van het conflict in Darfur. Duizenden mensen die zonder proces gevangen zaten, gemarteld en met de dood bedreigd werden, die uit hun huizen zijn gezet en van hun land gejaagd of die het slachtoffer zijn geworden van seksueel geweld, kennen de naam Salih Mahmoud Osman. Zijn inzet is in meerdere opzichten opmerkelijk. In een land waar het geweld met de dag toeneemt, zet Salih Mahmoud Osman dagelijks zijn leven op het spel om voor menselijke waardigheid en gerechtigheid te vechten. In naam van de menselijke waardigheid verzekert Salih Osman berooide, weerloze, geïntimideerde en in vergetelheid geraakte slachtoffers van het feit dat de wereld kennis neemt van hun lijden, dat men hen niet is vergeten zijn en dat er gegronde hoop is dat zij eens weer een normaal leven onder menselijke omstandigheden zullen kunnen leven. Sinds 2004 wijdt Salih Osman zich aan de opbouw en het bestuur van het Amal-centrum in Nyala (amal is Arabisch voor “hoop”) voor de opvang van slachtoffers van geweld en seksueel misbruik. In dit overwegend islamitisch land is Salih Osman een van de weinigen die actief voor de rechten van de vrouw strijden, en met name voor de erkenning van het recht op een uitkering voor slachtoffers van seksueel geweld. In naam van de gerechtigheid zet zich Salih Osman er dagelijks voor in dat de verantwoordelijken voor oorlogsmisdaden voor nationale en internationale rechtbanken worden berecht. Aangezien het Sudanese rechtswezen nog steeds een groot aantal tekortkomingen vertoont, waardoor het niet in staat is een eind te maken aan het algehele klimaat van rechteloosheid in het land, zou berechting op internationaal niveau uitkomst kunnen bieden. Uit het feit dat de Sudanese autoriteiten weigeren verdachten van oorlogsmisdaden over te dragen aan het Internationale Strafhof blijkt evenwel dat er grenzen zijn gesteld aan de internationale jurisdictie en dat er nog veel moet worden gedaan voordat de rechtsstaat in Darfur en de rest van Sudan kan worden gewaarborgd. Daarom beperkt Salih Osman zijn werk niet tot het verlenen van rechtsbijstand aan slachtoffers. Als oppositielid zit hij sinds 2005 in het Sudanese parlement, en hij aarzelt niet zijn overtuigingen in de politieke arena van Sudan te verkondigen en zich in te spannen voor een grondige hervorming van het rechtswezen. Tijdens de bijeenkomst van het Europees Parlement en het pan-Afrikaanse parlement voorafgaand aan de top EU-Afrika in Lissabon van afgelopen weekend, had ik de gelegenheid en het genoegen Salih Osman voor het eerst te ontmoeten. Ik had onmiddellijk bewondering voor zijn sterke persoonlijkheid en zijn niet aflatende wil om zich – ondanks de vervolgingen en vijandigheden waaraan hij en zijn familie zijn blootgesteld – in te blijven zetten voor de slachtoffers van mensenrechtenschendingen. Ik heb inmiddels gehoord dat Ali en u drie kinderen heeft, naar wie onze gedachten vandaag ook uitgaan. In 2004 werd Salih Osman zelf zonder aanklacht zeven maanden gevangengehouden. Pas nadat hij in hongerstaking ging werd hij vrijgelaten. Sommige leden van zijn familie zijn gemarteld en vermoord, andere hebben hun huizen verloren nadat deze door milities in brand waren gestoken. De grote Duitse schrijver Johann Wolfgang von Goethe heeft ooit het volgende geschreven: “Weten volstaat niet, we moeten wat we weten ook toepassen. Willen volstaat niet, wij moeten ook doen wat wij willen.” Salih Osman personifieert die wil en vastberadenheid en toont zijn moed in zijn dagelijkse strijd ten behoeve van zijn medemens. Hij is een voorbeeldig pleitbezorger voor een groter respect voor de rechtsstaat in deze regio. Salih Mahmoud Osman, weet u verzekerd van onze volledige steun en onze diepe bewondering.
33
34
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zoals u weet heeft het Europees Parlement altijd al groot medeleven met de verdrukte volkeren van Afrika aan de dag gelegd. Salih Osman behoort tot een reeks van Afrikaanse prijswinnaars aan wie het Parlement in de afgelopen jaren zijn steun heeft verleend en nog steeds verleent. In 1998 werd de Sacharov-Prijs toegekend aan Nelson Mandela, in 1997 aan Salima Ghezali, in 2001 aan Dom Zacarias Kamwenho en in 2005 aan Hauwa Ibrahim. Salih Osman, wij gelukwensen u met uw niet aflatende inspanningen voor deze zaak, in deze geest, en wij hopen dat de erkenning die deze prijs oplevert, u van jaar tot jaar kracht geeft en bescherming biedt in uw strijd zolang deze duurt. Wij zijn met u. (Applaus) Salih Mahmoud Osman, Sudanees advocaat die opkomt voor de slachtoffers van de oorlog in Darfur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik wil u bedanken voor deze enorme eer. Deze prijs wordt uitgereikt op grond van een unaniem besluit van het Europees Parlement – een feit dat mij grote voldoening schenkt, maar dat mij, en dat is nog belangrijker, ook in de gelegenheid stelt om hier vandaag voor u te spreken. Ik ben geboren in Darfur, in Jebel Marra, een bergachtig gebied in Centraal-Darfur. Ik werk al vele jaren als advocaat in Darfur. Ik ben vanwege mijn werk in de gevangenis beland en gemarteld. Leden van mijn familie zijn gemarteld en uit hun huizen verjaagd door de milities in Darfur. Ik heb in al die jaren in mijn werk duizenden mensen vertegenwoordigd die mijn hulp nodig hadden in de rechtbank. Ik heb duizenden mensen gezien die waren gemarteld; ik heb honderden vrouwen en jonge meisjes gezien die het slachtoffer waren geworden van seksueel misbruik; ik heb de vier miljoen mensen gezien die uit hun huizen zijn verdreven en de tweeënhalf miljoen mensen die nu, op ditzelfde moment, vastzitten in de kampen rond de steden van Darfur: Nyala, Al Fashir, Zalingi en Al Geneina. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties heeft verschillende resoluties over de situatie in Darfur aangenomen. Helaas is geen enkele van deze resoluties daadwerkelijk uitgevoerd. De slachtoffers zijn teleurgesteld. Ze wachten op actie van u, van de Europese bevolking. Uw leiders hebben harde taal gesproken over het beleid van de Sudanese regering in Darfur. Maar tot nu toe hebben we geen concrete stappen gezien om op een krachtige en gerichte manier iets aan de situatie te doen. Als vertegenwoordiger van de slachtoffers van het conflict heb ik vandaag een ongekende kans om rechtstreeks tot de leiders van Europa te spreken. De bevolking van Darfur heeft het nodig dat de Europese Unie een krachtig, verenigd standpunt inneemt over de bescherming van onschuldige burgers. De bevolking van Darfur vraagt u om bescherming tegen het geweld, tegen het moorden, tegen het misbruik waar het dagelijks mee te maken heeft. De bevolking van Darfur wil dat u zijn kinderen en vrouwen beschermt tegen verkrachting en seksueel geweld, die worden gebruikt als “oorlogswapens”. Deze bescherming kan worden geboden door de inzet van de hybride macht van de Verenigde Naties en de Afrikaanse Unie. De betrokkenheid van internationale, en met name Europese machten is noodzakelijk, ook al is de regering van Sudan op dit moment niet bereid om die te accepteren. Maar Europa heeft een rol te spelen bij het vergroten van de druk op de regering van Sudan om de inzet van die troepen en de bescherming van de bevolking van Darfur mogelijk te maken. Ik kan u vertellen dat er in Darfur en in Sudan zonder gerechtigheid en zonder bescherming geen vrede zal komen. Europa kan ook meer doen om vrede te brengen. De Europese Unie heeft een grote verantwoordelijkheid om de vrede internationaal te bevorderen. De leiders van Europa kunnen ook de leiding nemen in het vredesproces in Sudan. Ik vraag u dringend om uw inspanningen op te voeren om de rebellen en de Sudanese regering aan de onderhandelingstafel te krijgen voor vredesbesprekingen. Maar het is een feit is dat de rebellengroepen onderling steeds meer verdeeld raken, wat voor de situatie in Darfur niet behulpzaam is. Ik wil dat u ook luistert naar andere belanghebbenden: de miljoenen slachtoffers in de kampen die geen stem hebben en andere mensen in Darfur die rechtstreeks door de oorlog zijn getroffen. Luister ook naar het maatschappelijk middenveld, niet-gouvernementele organisaties en gemeenschapsleiders. Dat zou behulpzaam zijn voor de situatie in Darfur. Zelfs als we bescherming kunnen bieden en de vrede kunnen bevorderen in Darfur, mag dat niet ten koste gaan van de gerechtigheid en het afleggen van rekenschap, alleen omdat er een politieke deal is gesloten. Op dit moment kan niemand van de slachtoffers naar zijn of haar huis terug, omdat het er niet veilig of niet veilig genoeg is. Onze gemeenschappen worden niet alleen aangevallen door de milities, maar zelfs door bewapende helikopters van de Sudanese regering, die onze dorpen vernietigen door middel van
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
luchtbombardementen. Ondanks deze ernstige schendingen van de mensenrechten en het internationale humanitaire recht is er geen enkele dader voor de rechter gebracht, omdat het Sudanese rechtsstelsel incompetent is en niet in staat en bereid is om voor gerechtigheid te zorgen. Alle daders zijn buiten bereik van ons binnenlandse rechtsstelsel. Dit conflict wordt gekenmerkt door een cultuur van totale straffeloosheid. Als advocaat en als iemand die afkomstig is uit Darfur weet ik dat er zonder gerechtigheid nooit blijvende vrede in de regio zal komen. Het Internationaal Strafhof heeft enkele belangrijke en wezenlijke stappen gezet om de daders verantwoording te laten afleggen. Maar de cirkel van straffeloosheid is nog niet gebroken. De bevolking van Darfur vraagt u om het werk van het Internationaal Strafhof te steunen. Het Internationaal Strafhof is de internationale rechtbank die het best in staat is om de vele notoire plegers van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid verantwoording te laten afleggen over hun daden. De twee geïdentificeerde verdachten Kosheib en Haroun zijn nog steeds buiten bereik van justitie. De Sudanese regering blijft zeggen dat ze nooit aan het Internationaal Strafhof zullen worden overgedragen. Darfur is niet de enige regio van Sudan die gebukt gaat onder mensenrechtenschendingen. Burgers in alle delen van Sudan zien hun vrijheid van meningsuiting, hun vrijheid van vereniging en andere fundamentele rechten die veel mensen in Europa als vanzelfsprekend beschouwen op dagelijkse basis ingeperkt. Ik dring er ook bij u op aan om de rechtsstaat in mijn land te stimuleren en te bevorderen, zodat alle burgers van Sudan hun individuele en collectieve rechten kunnen uitoefenen. We moeten ervoor zorgen dat de komende verkiezingen in 2009 vrij en eerlijk verlopen en dat een vrij en eerlijk resultaat door alle partijen zal worden gerespecteerd. Tot slot wil ik mijn dank uitspreken aan u, de leden van het Europees Parlement die in juni van dit jaar naar Sudan zijn gekomen om met eigen ogen te zien wat ik heb beschreven. Dit bezoek werd gecoördineerd door het bureau van de Europese Commissie in Khartoem. Het bureau van de Europese Commissie is voor mij in mijn werk al vele jaren een bron van grote steun en een partner. De erkenning van de Europese Commissie en van u, het Europees Parlement, voor het werk van de verdedigers van de mensenrechten in Sudan geeft ons de moed en de vastberadenheid om te blijven spreken voor de slachtoffers en te blijven proberen om hun lijden enigszins te verzachten. Het vervult me met trots om dit eerbewijs te aanvaarden namens de andere kandidaten voor deze prijs: de vorig jaar vermoorde Russische journaliste Anna Politkovskaya; de Chinese dissidenten Zeng Jinyan en Hu Jia; en het Afghaanse parlementslid en voorvechtster van vrouwenrechten Joya Malalai, en ook namens zo vele Sudanezen die geloven – net als ik – in de menselijke waardigheid en het streven naar gerechtigheid. Dank u zeer. (Het Huis geeft de spreker een staande ovatie) De Voorzitter. − Dames en heren, ik verzoek u op te staan of te blijven staan voor de Europese hymne, die ter ere van Salih Osman wordt gespeeld. VOORZITTER: MARTINE ROURE Ondervoorzitter
11. Stemverklaringen - Verslag: Paolo Costa (A6-0457/2007) Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Ik heb voor het verslag van de heer Costa over de wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten gestemd. Het heeft betrekking op een voorstel voor een besluit van de Raad inzake de sluiting van een protocol tot wijziging van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko inzake bepaalde aspecten van luchtdiensten, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie. Het protocol voorziet in essentiële wijzigingen van de bestaande bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen het Koninkrijk Marokko en de Republiek Bulgarije en de Republiek Roemenië op grond van de toetreding van deze beide staten tot de Europese Unie.
35
36
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zowel Bulgarije als Roemenië had daarvoor met Marokko overeenkomsten over luchtdiensten gesloten, respectievelijk in 1966 en in 1971. De Europese Gemeenschap heeft echter in december een horizontale overeenkomst ondertekend, zodat het nodig is de overeenkomsten aan de communautaire wetgeving aan te passen en de beide nieuwe lidstaten in staat te stellen tot de horizontale overeenkomst toe te treden. - Verslag: Paolo Costa (A6-0456/2007) Silvia-Adriana Ţicău (PSE), schriftelijk. − (RO) De Roemeense leden van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement hebben zich onthouden van stemming over het verslag inzake de overeenkomsten tussen de EG en Georgië, Libanon, de Malediven, Moldavië, Singapore en Uruguay betreffende bepaalde aspecten van luchtdiensten, en wel vanwege het feit dat in de tekst van de overeenkomst met de Republiek Moldavië wordt verwezen naar de Moldavische taal in de formulering: “Deze overeenkomst werd te Luxemburg opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal en in de Moldavische taal.” De delegatie van de Roemeense sociaal-democraten benadrukt dat het feit dat Roemenië partij is bij deze overeenkomst niet betekent dat het de benaming de “Moldavische taal” erkent. De Roemeense leden van de Sociaal-democratische Fractie in het Europees Parlement wijzen er nogmaals op dat op grond van de feiten en volgens wetenschappelijk onderzoek, met inbegrip van een analyse van de Academie van Wetenschappen van de Republiek Moldavië (van september 1994), de juiste benaming de “Roemeense taal” luidt. Er moet rekening worden gehouden met het feit dat de Commissie in tal van andere overeenkomsten gebruik heeft gemaakt van de neutrale formulering: “Deze overeenkomst werd te ...... op ........ opgesteld in tweevoud in elk van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.” Wij betreuren dat deze formulering niet is gebruikt in de overeenkomsten met de Republiek Moldavië, en wij bevelen aan deze neutrale formulering te gebruiken in de officiële documenten betreffende de betrekkingen tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Moldavië. Brian Simpson (PSE), schriftelijk. − (EN) Door middel van mijn steun voor dit verslag wil ik kort wijzen op de problemen die luchtvaartmaatschappijen uit de EU nog steeds ervaren met betrekking tot de rechten om over Rusland te vliegen. Deze rechten worden niet alleen beperkt afgegeven door de Russische autoriteiten, maar ze zijn ook duur en bij het verlenen van deze rechten vindt discriminatie plaats, waarbij luchtvaartmaatschappijen uit de EU, met name de luchtvaartmaatschappijen die op een aantal routes naar het Verre Oosten vliegen, duidelijk worden benadeeld. Dit probleem is al sinds geruime tijd bekend, maar het gebrek aan bereidheid bij de Russische autoriteiten om de onderhandelingen over dit punt te heropenen kost veel geld en is niet behulpzaam. De Commissie en de Russische autoriteiten moeten nu hun inspanningen opvoeren om een oplossing te vinden voor dit zeer ernstige probleem. - Verslag: Hans-Peter Mayer (A6-0475/2007) Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Ook al is sinds bepaalde ongelukken met kerncentrales weer vele jaren verstreken, betalen we nog steeds de prijs voor onze fouten uit het verleden. Onmiddellijk na zo’n ongeluk worden bijvoorbeeld wild, bessen, paddenstoelen tijdelijk van de menukaart gehaald, om kort daarna weer terug te keren. Het is belangrijk om restrictieve maximaal toelaatbare niveaus vast te stellen, maar er bestaat een gebrek aan studies over het effect van straling voor de mens, net zoals het nieuwe terrein van de gentechnologie tot dusver onvoldoende onderzocht is. De EU moet zich onverwijld gaan bezighouden met deze belangrijke en dringend noodzakelijke effectbeoordelingen, voorbereidingen treffen voor het afstappen van kernenergie en het aan de lidstaten overlaten om besluiten te nemen over de toepassing van de gentechnologie. Daar in het verslag niet naar behoren rekening is gehouden met bovengenoemde punten heb ik mij van stemming onthouden.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
- Verslag: Francesco Enrico Speroni (A6-0476/2007) Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) De gemeenschappelijke ordening van de markt voor visproducten is bedoeld om stabiliteit in de markt en inkomenszekerheid voor de mensen die in de sector werkzaam zijn te waarborgen. Deze doelen, en ook de doelen die in het EG-Verdrag worden genoemd, zijn waardevol en hadden tot welvaart in de Europese visserijgemeenschappen moeten leiden. Helaas is 25 jaar gecentraliseerde controle vanuit Brussel in de vorm van het gemeenschappelijk visserijbeleid desastreus geweest voor deze gemeenschappen. Een bloeiende markt met baanzekerheid is niet bereikbaar in het kader van het gemeenschappelijke visserijbeleid en de controle over het visserijbeheer moet worden teruggegeven aan de landen die afhankelijk zijn van de visserij. - Verslag: Ioannis Gklavakis (A6-0480/2007) Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) Ik heb tegen het verslag gestemd aangezien het bepalingen bevat voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, dat wij willen afschaffen. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet radicaal worden hervormd. We pleiten er al sinds jaren voor om hierover eindelijk een debat te voeren. Wij zijn van mening dat de EU al in 2010 moet beginnen met de vermindering van de landbouwsteun, na de zogenaamde gezondheidscontrole van de langetermijnbegroting voor de periode 2007-2013. Om deze reden kunnen de leden van de Junilijst gewoonlijk niet voor de verschillende verslagen inzake het landbouwbeleid stemmen die aan het Europees Parlement worden voorgelegd. Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Fytosanitaire bescherming en certificering van teeltmateriaal voor fruitdragende gewassen en fruitbomen is van het hoogste belang voor de producent, omdat een goede opzet van een boomgaard een garantie biedt voor een goede opbrengst. Ongetwijfeld moet de wetgeving worden aangepast aan de ontwikkelingen in de sector. Hoewel wij akkoord gaan met de meeste amendementen van het verslag van de heer Gklavakis hebben wij bedenkingen tegen de amendementen waarin genetisch gemodificeerd teeltmateriaal, zelfs als entstam, wordt toegelaten, aangezien dit risico’s inhoudt voor de gezondheid van de mens en het milieu. Tot op heden zijn er geen wetenschappelijke studies die garanderen dat er geen schadelijke effecten te verwachten zijn. Wij zijn het ermee eens dat voor de import uit derde landen geen afwijkingen mogen worden toegestaan, omdat anders het gevaar zou bestaan dat zich in de Europese Unie ziekten verspreiden, met nadelige gevolgen voor de productie, de productkwaliteit en het landbouwinkomen. - Verslag: Ieke van den Burg (A6-0469/2007) Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij zijn voor de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Bijgevolg zijn wij het ermee eens dat de Gemeenschap geen inbreuk mag maken op de bevoegdheden van de lidstaten. Dit geldt bijvoorbeeld voor lokale diensten waarbij geen grensoverschrijdende activiteiten worden ontplooid en die derhalve in principe niet van invloed zijn op het functioneren van de interne markt. Daarom moet elke lidstaat de vrije hand krijgen op het gebied van indirecte belastingen en met betrekking tot de vaststelling van BTW-tarieven. Zelfs al zou de Raad besluiten een definitieve regeling voor de belasting van intracommunautaire transacties in te voeren, dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben om verlaagde tarieven of eventueel zelfs een nultarief toe te passen op goederen en diensten die in basisbehoeften voorzien, zoals voedingsmiddelen en medicijnen, evenals op lokale diensten, met inbegrip van diensten en de levering van goederen op het gebied van onderwijs, welzijnszorg, sociale zekerheid en cultuur. Zelfs als voor eind 2010 wordt besloten een definitieve regeling voor de belasting op intracommunautaire transacties in te voeren, dienen de lidstaten de mogelijkheid te hebben verlaagde BTW-tarieven aan te vragen om lokale diensten te en hun rol in de formele economie te versterken of hun behoud te waarborgen. Bruno Gollnisch (NI), schriftelijk. – (FR) Voor deze ene keer kwamen we bijna in de verleiding om voor een verslag van dit Parlement inzake BTW te stemmen. Het verslag pleit ervoor de doelstelling op te geven om definitieve regelingen in te voeren die zijn gebaseerd op belasting in het land van consumptie, wat de enige rechtvaardiging was voor een toenemende harmonisatie van de BTW-tarieven. Het verslag pleit tevens voor de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, waardoor de lidstaten de mogelijkheid zouden hebben een nultarief toe te passen op lokale diensten, bijvoorbeeld voor catering en dergelijke, ter bevordering van
37
38
NL
Handelingen van het Europees Parlement
sociale, educatieve of culturele doelstellingen enzovoorts. Tevens pleit het ervoor tal van vrijstellingen, die in 2007 zouden komen te vervallen, te handhaven tot 2010. Met al deze punten gaan wij akkoord. Wij gaan evenwel niet akkoord met de wens om aan de Europese BTW-wetgeving vast te houden en koste wat het kost voor identieke tarieven te zorgen, zogenaamd om de handel en de douaneformaliteiten voor het intracommunautaire handelsverkeer te vereenvoudigen. Het heffen van belastingen behoort tot de soevereine bevoegdheden van de afzonderlijke landen, en de verschillen met betrekking tot de ene soort belasting worden vaak weer goedgemaakt door de ongelijkheden met betrekking tot een andere. Zulke verschillen zijn daarom niet per se illegitiem. Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) In de context van het lopende debat over transnationale BTW-tarieven werd het Europees Parlement om advies gevraagd over de uitbreiding van de tijdelijke regeling met betrekking tot deze tarieven. Vandaag stemmen we over dit advies. Het komt een beetje laat, gezien het feit dat de Europese Unie heeft besloten om preferentiële BTW-tarieven ook na 1 januari 2008 te blijven toepassen. Desalniettemin ben ik van mening dat het een zeer belangrijk advies is. Dit besluit is goed voor de landen die in 2004 tot de Unie zijn toegetreden, en wij staan er volledig achter. Het advies van het Parlement over dit onderwerp laat niets aan duidelijkheid te wensen over en pleit voor de handhaving van bepaalde tijdelijke regelingen met betrekking tot BTW-tarieven. Dit besluit verdient brede steun. Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag-Van den Burg over de BTW gestemd. In het verslag wordt gewezen op het belang van het subsidiariteitsbeginsel op het gebied van de belastingheffing en wordt naar mijn mening terecht gesteld dat dit beginsel moet worden toegepast wanneer diensten geen grensoverschrijdend element hebben en derhalve geen gevolgen hebben voor de werking van de interne markt.. Jean-Claude Martinez (NI), schriftelijk. – (FR) De Commissie zit er altijd naast als het om BTW gaat. In de jaren tachtig beval het verslag-Cockfield een spreiding van de BTW-tarieven aan. In plaats daarvan was er alleen een normaal tarief van minimaal 15 procent en een verlaagd tarief van 5 procent. Vervolgens was de Europese Commissie voor een heffing van BTW volgens de tarieven van het land van oorsprong. In de praktijk werd BTW geheven volgens de tarieven van het land van bestemming. Het was een tijdelijke regeling die uiteindelijk een definitieve regeling werd: de zogenaamde “BTW van Bolkenstein” werd nooit ingevoerd. Inmiddels bestonden er lagere BTW-tarieven voor Franse catering-entiteiten, centra voor ontwikkeling en werkgelegenheidsscheppende activiteiten. In 1977 is de Commissie, tenminste tijdelijk, gezwicht in haar lijst van bijlage H bij de Zesde richtlijn, omdat zij besefte dat de Duitsers moeilijk voor een grensoverschrijdende lunch in hun Mercedes kunnen komen voorrijden bij het restaurant met verlaagd BTW-tarief. Beschamend dat zij in 1993 niet heeft beseft dat de BTW door het wegvallen van de binnengrenzen een onuitputtelijke bron van grootschalige fraude zou worden. De logica van de BTW, een intelligente vorm van belasting, die economisch neutraal is, ontgaat de overgrote meerderheid van de Commissie-ambtenaren volledig. Daarom faalt hun beleid op dit gebied al sinds twintig jaar. Joseph Muscat (PSE), schriftelijk. − (MT) Ik wil de aandacht vestigen op de twee amendementen die ik heb voorgesteld en die in het definitieve verslag zijn opgenomen. Het eerste voorstel luidt dat elk land het recht dient te hebben om verlaagde BTW-tarieven of, in bepaalde uitzonderingssituaties, zelfs een nultarief op basisgoederen en –diensten, zoals voedingsmiddelen en medicijnen, toe te passen of dit om sociale dan wel milieuredenen of ten behoeve van de consument te doen. Het tweede voorstel luidt dat het mogelijk moet zijn om verlaagde BTW-tarieven of zelfs een nultarief toe te passen op goederen die verband houden met onderwijs, sociale zekerheid en cultuur. Thans kunnen reeds verlaagde BTW-tarieven worden toegepast op goederen voor het onderwijs. Het amendement versterkt deze regeling. Ik doe een beroep op de Raad van Ministers om zich bij dit beleid van het Parlement aan te sluiten.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
- Verslag: Gianni De Michelis (A6-0484/2007) Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij hebben ons van stemming over dit verslag onthouden vanwege de twijfels rond de oprichting van ARTEMIS en de werking en het beheer daarvan. Bij het opzetten van een gemeenschappelijke onderneming in de context van publiek-private partnerschappen, zoals dat het geval is met de oprichting van ARTEMIS voor de tenuitvoerlegging van een gezamenlijk technologie-initiatief, is het, zoals in dit verslag wordt beschreven, de bedoeling om overheidsmiddelen voor particuliere doelstellingen en belangen te gebruiken, terwijl samenwerking in de omgekeerde richting, zij het van financiële aard of in de vorm van kennisoverdracht, schijnt te ontbreken. Wat dit betreft schijnen de doelstellingen tegenstrijdig te zijn, aangezien de particuliere pijler op winstbejag berust, terwijl de overheidspijler erop is gericht het algemeen belang te dienen en in de behoeften van de bevolking te voorzien. Investeringen in onderzoek, met name op het gebied van geïntegreerde IT-systemen, leveren ons inziens echter een essentiële bijdrage tot de ontwikkeling van de technologie in Europa. Janusz Lewandowski (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, ARTEMIS is het eerste van vier voorgestelde gemeenschappelijke ondernemingen met een gemeenschappelijke doelstelling en rechtvaardiging. De andere zijn Clean Sky, ENIAC en het Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen. Al deze vier ondernemingen hebben een gezamenlijk hoofdkwartier in Brussel, de stad die de hoofdstad van de Vlamingen en de Walen blijft. De Begrotingscommissie van het Parlement heeft haar steun uitgesproken voor de vier nieuwe organen die in het kader van het zevende kaderprogramma zijn opgericht. Zij deed dit in de hoop dat het daarvoor ontwikkelde publiek-private partnerschapsmodel realistischer zal blijken dan dat van het Galileo-programma. Er moet evenwel op worden gewezen dat het tijdskader en de budgettaire constructies voor ARTEMIS en de andere gemeenschappelijke ondernemingen (2008-2013) niet in lijn zijn met de algemene financiële regelingen zoals die zijn vastgelegd in het zevenjarige financiële kader 2007-2013. Dit zou in de toekomst tot bepaalde problemen kunnen leiden. Wij hebben ook gewezen op het relatief lage bedrag dat in de uitsplitsing van de uitgaven voor de vier gemeenschappelijke ondernemingen is uitgetrokken voor administratieve kosten, namelijk 84 miljoen euro voor de periode 2008-2017. Dit komt overeen met ongeveer 3,5 procent van de totale kosten en geeft aanleiding tot zorg. Het toenemende aantal organen in het kader van de Europese Unie blijft echter een probleem dat niet alleen de institutionele opbouw van het zevende kaderprogramma betreft. - Verslag: Françoise Grossetête (A6-0479/2007) Miroslav Mikolášik (PPE-DE). - (SK) Het Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen is een uniek initiatief waartoe de Europese Commissie en de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (EFPIA) de aanzet hebben gegeven en dat in de periode tot 2013 over een begroting van 2 miljard euro beschikt. Daarom heb ik ook voor dit verslag gestemd. Ik ben ervan overtuigd dat dit partnerschap tussen de particuliere en de openbare sector ertoe zal bijdragen de beschikbaarstelling van betere en veiligere geneesmiddelen te bespoedigen. Ik ben blij dat het Initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen de voorwaarden voor onderzoek zal verbeteren, en daarmee ook de mogelijkheden om betere medicijnen voor de behandeling van veronachtzaamde ziekten te ontwikkelen. Ten tweede ben ik als lid van de Vereniging van kleine en middelgrote ondernemingen ben ik zeer gelukkig met dit eerste publiek-private partnerschap, in het kader waarvan middelen zijn uitgetrokken voor samenwerking tussen kleine en middelgrote ondernemingen, universiteiten, onderzoekscentra en genootschappen en verenigingen die deel uitmaken van de EFPIA. Deze financieringsmethode biedt eindelijk toegang tot de nodige middelen en schept zodoende een gunstig klimaat voor onderzoek in de Europese Unie, waardoor haar concurrentievermogen toeneemt. Onze lidstaten kunnen resultaten verwachten .... (De spreker wordt door de Voorzitter onderbroken)
39
40
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) Mijnheer de Voorzitter, ik behoor tot diegenen die het gebrek aan samenwerking tussen grote ondernemingen en universiteiten hebben bekritiseerd, en ik beklaag mij tevens over het lage financieringspeil voor onderzoek in de EU, dat te wijten is aan het feit dat hier, anders dan in de VS, slechts een derde van de middelen afkomstig is uit de particuliere sector. Met de goedkeuring van een zevenjarenplan voor innovatieve geneesmiddelen met een begroting van 2 miljard euro sturen we vanuit Straatsburg eindelijk goed nieuws naar de Europese onderzoekssector. De constructie van deze onderneming is op zichzelf al innovatief, aangezien het in een partnerschap tussen de particuliere en de openbare sector bestaat. Hierdoor kunnen de beschikbare middelen worden verdubbeld en onderzoeksdoelen worden gebundeld. Ik ga ervan uit dat de onderneming een nieuwe impuls zal geven voor kennisbeheer, onderwijs en beroepsopleidingen. Ik ben ervan overtuigd dat we het proces van dalende efficiency in de Europese farmaceutische industrie kunnen omkeren een voor een gemakkelijker toegankelijke behandeling van hoge kwaliteit kunnen zorgen, met name in het geval van kanker en Alzheimer. Ik wil de rapporteur bedanken voor het feit dat hij dit verslag tot een succesvolle tweede lezing heeft weten te brengen. Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) In mijn hoedanigheid van rapporteur ben ik zeer ingenomen met de goedkeuring van dit verslag over de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming voor het initiatief inzake innovatieve geneesmiddelen (IMI). De tenuitvoerlegging van dit publiek-private partnerschap tussen de Europese Federatie van Verenigingen van farmaceutische bedrijven (EFPIA) en de Europese Commissie betekent een belangrijke en veelbelovende stap vooruit voor grootschalige onderzoeksprogramma’s. De Europese Commissie heeft de plicht de Europese behoeften vanuit een andere invalshoek bekijken. Het IMI heeft een totale begroting van 2 miljard euro voor de periode 2008-2013. De bijdrage van de Europese Commissie ter hoogte van 1 miljard euro zal worden verdeeld onder KMO’s en universiteiten. Als tegenprestatie leggen de grote ondernemingen hier nog eens hetzelfde bedrag bij. Zij zullen KMO’s en universiteiten betrekken bij het onderzoek door hen de nodige instrumenten en methoden aan de hand te doen voor betere voorspellingen met betrekking tot de onschadelijkheid en effectiviteit van geneesmiddelen, alsmede voor intelligente infrastructuren en kennisbeheer. Deze samenwerking tussen vooraanstaande bedrijven, kleinschalige onderzoekscentra, KMO’s en universiteiten zal bijdragen tot de opzet van hun onderzoeksprojecten. Het IMI zal ook de technologieoverdracht aan universiteiten en in ondernemingen verbeteren en een sterkere betrokkenheid van kleine bedrijven bij het Europese onderzoek bewerkstelligen. Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) Het thema innovatieve geneesmiddelen ligt mij na aan het hart omdat ik in Polen actief ben op het gebied van hulp aan kinderen met zeldzame erfelijke aandoeningen. Deze kinderen hebben dure geneesmiddelen nodig die helaas niet door de ziektekostenverzekeringen worden betaald. In de meeste Europese landen worden de kosten voor dergelijke medicijnen die de kinderen in leven houden en hun in staat stellen een min of meer normaal leven te leiden, wel vergoed. Als lid van het Europees Parlement besef ik hoe belangrijk een Europese aanpak op het gebied van geneesmiddelen is, die zich onder meer moet uitstrekken tot innovatie, communautaire steun voor onderzoek en wetenschappers en het stimuleren van de ontwikkeling van nieuwe medicijnen door de farmaceutische concerns. Mijns inziens is dit verslag van mevrouw Grossetête uiterst belangrijk. Ik ben het ermee eens dat de Unie moet overstappen op nieuwe en effectievere methoden voor het beheer van kennis en innovatie die erop zijn gericht de economische ontwikkeling van ons continent te bevorderen en zo het lijden van tal van burgers te verlichten en in sommige gevallen zelfs hun leven te redden. Het voorstel van de Europese Commissie om gemeenschappelijke technologie-initiatieven in het leven te roepen zal voor een harmonisatie en vereenvoudiging van de projectfinanciering zorgen. Het is belangrijk om KMO’s, universiteiten, patiënten, ziekenhuizen en de farmaceutische industrie bij programma’s voor onderzoek naar innovatieve geneesmiddelen te betrekken, teneinde ervoor te zorgen dat medicijnen veiliger, goedkoper en gemakkelijker verkrijgbaar worden. De door de Commissie voorgestelde publiek-private partnerschappen zijn daarom een uitstekende oplossing. Zij vormen een nieuwe optie voor de sector farmaceutisch onderzoek. - Verslag: Lena Ek (A6-0483/2007) Teresa Riera Madurell (PSE), schriftelijk. − (ES) De Spaanse delegatie in de socialistische fractie heeft voor het verslag-Ek over de oprichting van de gemeenschappelijke onderneming Clean Sky gestemd, maar wil
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
daarbij heel duidelijk aantekenen dat de fundamentele beginselen van openheid en transparantie strikt moeten worden gerespecteerd bij alle gezamenlijke technologie-initiatieven. Met betrekking tot Clean Sky heeft de Spaanse delegatie altijd op het standpunt gestaan dat de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen open en gebaseerd op concurrentie moeten zijn, om een gelijkwaardige toegang van deelnemers uit alle lidstaten te waarborgen, op basis van excellentie. Vanwege dit alles wil de Spaanse socialistische delegatie opmerken dat Clean Sky geen precedent moet worden voor toekomstige gezamenlijke technologie-initiatieven of voor andere instrumenten van het zevende kaderprogramma, en dat wij van mening zijn dat het absoluut noodzakelijk is om de deelname van alle lidstaten te waarborgen, op voet van gelijkheid. - Verslag: Ioannis Varvitsiotis (A6-0454/2007) Carlos Coelho (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Als Europese burgers genieten wij een reeks rechten, waartoe ook het recht op diplomatieke en consulaire bescherming behoort. EU-burgers kunnen door de diplomatieke en consulaire autoriteiten van elke andere lidstaat worden beschermd in landen waar geen ambassade of consulaat van hun lidstaat is gevestigd. Deze kwestie is des te belangrijker wanneer men bedenkt dat er slechts drie landen zijn – China, Rusland en de VS – waar alle lidstaten van de EU over diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen beschikken. Afgezien van het feit dat de vertegenwoordiging van lidstaten in derde landen zeer verschillend kan uitvallen, zijn er ook gevallen waarin er helemaal geen sprake is van een dergelijke vertegenwoordiging (bijvoorbeeld op de Malediven). Ik steun dit initiatief dat erop is gericht de effectieve toepassing van de bepalingen van artikel 20 van het EG-Verdrag en artikel 46 van het Handvest van de grondrechten te garanderen door het fundament te leggen voor een daadwerkelijk geharmoniseerd grondrecht op diplomatieke en consulaire bescherming voor alle EU-burgers ongeacht hun nationaliteit. De oprichting van een Europese dienst voor extern optreden krachtens het Verdrag van Lissabon is eveneens een positieve ontwikkeling. Voorlichting van de burgers is van essentieel belang, zodat ik mijn steun uitspreek voor de instelling van een uniform Europees alarmnummer waaronder EU-burgers de nodige informatie kunnen krijgen, met name in kritieke omstandigheden en noodsituaties. Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor het verslag-Varvitsiotis gestemd, dat gericht is op de verbetering van de diplomatieke en consulaire bescherming van EU-burgers die in landen wonen of reizen waar hun eigen lidstaat geen vertegenwoordiging heeft. Mijn eigen land, Schotland, heeft op dit moment nergens ter wereld een eigen, onafhankelijke vertegenwoordiging. Ik denk dat de kans groot is dat deze situatie in de komende jaren zal veranderen en ik zie uit naar het moment waarop de vertegenwoordigers van Schotland in andere landen er voor alle EU-burgers zullen zijn in tijden van nood. Andreas Mölzer (NI), schriftelijk. − (DE) Het geval van teddybeer Mohammed heeft ons allen de ogen geopend voor het feit dat men in het buitenland al snel in de problemen kan komen. Daarvoor is niet altijd een natuurramp, een ongeluk of het verlies van het paspoort nodig: een cultureel misverstand kan al genoeg zijn. Op dit gebied hebben we nog veel werk voor de boeg. In Turkije, een kandidaat-lidstaat, kan het voor reizigers uit het Westen gevaarlijk worden omdat – zoals in een zeer recente studie is aangetoond – de vaak aangekondigde verbetering van de bescherming van minderheden alleen op papier bestaat, terwijl de situatie in de praktijk juist slechter is geworden. Er moeten daarom twee dingen gebeuren. Ten eerste moet een solide netwerk van diplomatieke vertegenwoordigingen worden opgebouwd waar onze burgers toevlucht kunnen vinden, en ten tweede moet ervoor worden gezorgd dat reizigers niet alleen op de hoogte zijn van de taken van ambassadeurs, maar dat zij ook weten dat op de ambassade van elke willekeurige EU-lidstaat terecht kunnen voor hulp. Op grond van deze overwegingen heb ik voor het voorgenomen actieplan gestemd. Bogusław Rogalski (UEN), schriftelijk. – (PL) Er zijn slechts drie landen ter wereld waar alle lidstaten van de Europese Unie diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen hebben, namelijk China, de VS en Rusland. Op bepaalde populaire toeristische bestemmingen is er helemaal geen vertegenwoordiging.
41
42
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Volgens het voorstel van de Commissie kan iedere Europese burger aanspraak maken op diplomatieke en consulaire bescherming van elke andere lidstaat die in het derde land in kwestie een vertegenwoordiging heeft, en wel onder dezelfde voorwaarden die voor onderdanen van deze lidstaat gelden. Dit geldt echter alleen wanneer de lidstaat van herkomst geen ambassade of diplomatieke vertegenwoordiging in dat derde land heeft. Ik ben voor deze oplossing. Helaas heb ik met het oog op het tweede deel van deze ontwerpresolutie tegen moeten stemmen. Wederzijdse praktische diplomatieke en consulaire ondersteuning in de meest brede zin betekent niet dat de bevoegdheden van andere lidstaten moeten worden overgenomen. Jammer genoeg ligt dit echter in de bedoeling van de ontwerpresolutie. Ewa Tomaszewska (UEN), schriftelijk. – (PL) Ik heb mij onthouden van stemming over de diplomatieke en consulaire bescherming van burgers van de EU-lidstaten. Natuurlijk ben ik wel voor een dergelijke bescherming. Op 11 september 2007 heeft de Belgische politie de heer Borghezio, een lid van het Europees Parlement, op de stoep voor het gebouw van het Europees Parlement in elkaar geslagen en gearresteerd, ondanks het feit dat hij zich als lid van het Europees Parlement te kennen gaf en de politie over zijn parlementaire immuniteit informeerde. Dit incident toont aan dat we niet met de vinger naar derde landen hoeven te wijzen om te begrijpen dat de geboden bescherming te wensen overlaat, zelf in het geval van parlementsleden. Ik ben van mening dat we eerst de problemen in onze eigen achtertuin moeten aanpakken. - Verslag: James Elles (A6-0493/2007) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Deze zevende gewijzigde begroting voor 2007 omvat 4 324,8 miljoen euro aan bijkomende ontvangsten en een vermindering van de uitgaven met 1 651,4 miljoen, zodat de lidstaten hun bijdragen tot de communautaire begroting met 5 976,2 miljoen kunnen reduceren. Terwijl de verhoging van de inkomsten voornamelijk voor rekening komt van het BTW- en het BNI-saldo is de significante daling van de uitgaven voornamelijk het gevolg van onderbesteding van toewijzingen, hoofdzakelijk binnen de rubrieken cohesie, visserij, milieu en landbouw. Als verklaring voor de niet-besteding van de voor 2007 geraamde kredieten noemen de Commissie en de Raad de late goedkeuring van (onder andere) vele operationele programma’s van de structuurfondsen voor de periode 2007-2013. Deze bedragen worden echter niet overgedragen naar de begroting 2008 om de kredieten voor deze beleidstakken te verhogen. Er wordt op gewezen dat de in de begroting 2008 voor deze rubrieken geraamde bedragen de in het financiële meerjarenkader 2007-2013 overeengekomen sommen niet overschrijden. De niet-besteding van deze bedragen van de Gemeenschapsbegroting is zeer zorgwekkend en moet nauwlettend worden gevolgd met het oog op het feit dat 2007 het eerste jaar is van het nieuwe financiële kader 2007-2013 en dat de n+2-regel nog steeds wordt toegepast op het vorige financiële kader waarbinnen de kredieten uiterlijk in 2008 moeten worden besteed. - Verslag: Christopher Heaton-Harris (A6-0466/2007) Małgorzata Handzlik (PPE-DE), schriftelijk. – (PL) We leven in de 21e eeuw en er blijft ons niets anders over dan ons aan de nieuwe en snel veranderende omstandigheden aan te passen. Daarom ben ik zeer ingenomen met het verslag van mijnheer Heaton Harris over de invoering van een papierloze omgeving voor douane en bedrijfsleven. De bepalingen van dit document zijn van groot belang voor het Europa van vandaag de dag en moeten dringend worden ingevoerd. Zij hebben betrekking op instrumenten met behulp waarvan bij de douane en in het bedrijfsleven een werkomgeving van de nieuwe generatie kan worden gecreëerd. Ik heb het over de totstandbrenging van een papierloze omgeving, die vooral belangrijk is voor onze ambtenaren die gebukt gaan onder de lasten die de onnodige archivering van administratieve papieren met zich meebrengt. We moeten ook rekening houden met kwesties van milieubescherming en met het feit dat talloze bomen worden geveld om te kunnen voorzien in al het papier dat alleen al voor dit doeleinde nodig is. Mijns inziens is de invoering van elektronische douanesystemen een belangrijke en dringende zaak. Ik pleit er ook voor de concepten “één loket” en “one-stop-shop” in de praktijk te brengen. Ik ben ervan overtuigd
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat Europa meer moet investeren in dit soort oplossingen, om ervoor te zorgen dat de verklaringen in de strategie van Lissabon meer zijn dan loze kreten. Zuzana Roithová (PPE-DE), schriftelijk. – (CS) Inmiddels levert de controle van de gigantische hoeveelheid goederen die, vooral uit Azië, worden geïmporteerd ernstige problemen op. Om deze problemen te kunnen oplossen zijn elektronisch, onderling gekoppelde douanestelsels nodig. Elektronische afwikkeling van handel en douane was al sinds geruime tijd noodzakelijk voor een efficiënte werking van de Europese markt – ook al vóór de invoering van het gemoderniseerde douanewetboek. Ik wil erop wijzen dat we ook een systeem nodig hebben waarmee we goederen kunnen onderscheppen die niet aan de Europese veiligheidsnormen voldoen en kunnen voorkomen dat deze goederen de EU binnenkomen. De tekst die we vandaag hebben aangenomen zorgt voor een veel doeltreffender controle van importen. Bovendien worden hiermee “één loket” en een “one-stop-shop” ingevoerd die toegang tot informatie bieden over internationale transacties, niet alleen voor de douane-autoriteiten, maar ook voor leveranciers, kopers en vervoerders. Ongetwijfeld zal dit systeem ook worden toegepast door de nationale toezichtsorganen die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van goederen op de markt. De Commissie heeft het tempo van de tenuitvoerlegging van het systeem verlaagd; het wordt nu in drie fasen ingevoerd na drie, vijf en zes jaar. Ik ben echter bang dat snellere maatregelen vereist zijn en ik hoop dat spoedig druk op de Commissie wordt uitgeoefend opdat zij deze beslissing terugdraait. - Verslag: Marie-Noëlle Lienemann (A6-0389/2007) Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Ik ben blij dat de Oostzee, de meest vervuilde zee in Europa, is aangewezen als proefgebied voor de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn mariene strategie. De richtlijn van het Europees Parlement en de Raad laat de tenuitvoerlegging van de kaderrichtlijn mariene strategie aan de lidstaten over. Daarvoor wordt een geïntegreerd kader voor het mariene beleid in de Oostzee vastgesteld. Negen landen in het Oostzeegebied zijn lidstaten van de EU, en er is slechts één derde land, Rusland. Ik heb ernstige twijfels met betrekking tot het kader voor de verbetering van de milieutoestand van het Oostzeegebied 2010. Deze twijfels worden ingegeven door de plannen om een Russisch-Duitse gaspijpleiding door de Oostzee aan te leggen. We zullen allemaal onder de gevolgen van de aanleg en de exploitatie van deze gaspijpleiding te lijden hebben. Er zal zeewater worden gebruikt om de druk in de pijpleiding te testen; daarna wordt het weer in zee teruggepompt. Bovendien gaan gevaren uit van de chemische wapens uit de Tweede Wereldoorlog die op de zeebodem liggen. Ik steun dit document, maar toch kan ik mij het geïntegreerde EU-kader ter verbetering van de milieutoestand van de Oostzee niet goed voorstellen. Bovendien moeten we naar mijn mening Rusland bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van dit kader betrekken. Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb mijn stem uitgebracht voor mevrouw Lienemanns aanbeveling voor de tweede lezing (A6-0389/2007) betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu (Kaderrichtlijn mariene strategie). Het compromis dat tussen het Europees Parlement en de Raad is bereikt, maakt het mogelijk om een kader vast te stellen voor de bescherming en instandhouding van het mariene milieu, de voorkoming van de verslechtering ervan, en het herstel van dat milieu in de gebieden waar het schade heeft geleden. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Vandaag hebben we onze goedkeuring gehecht aan de aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het beleid ten aanzien van het mariene milieu. Met het oog op de economische, sociale en ecologische aspecten lijkt het belangrijk dat een beleid voor het mariene milieu wordt geformuleerd dat in de noodzakelijke samenwerking en coördinatie tussen de verschillende landen voorziet en waarbij zij tegelijkertijd volledige soevereiniteit over hun grondgebied en hun hulpbronnen behouden. Het respect voor de soevereiniteit van de lidstaten moet echter centraal staan, met name waar het gaat om hun exclusieve economische zones (EEZ’s) en hun vermogen om onafhankelijke maatregelen te treffen ter bescherming van hun hulpbronnen.
43
44
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Daarom mogen we niet vergeten dat het zogenaamde “hervormings”-verdrag een bepaling bevat die erop is gericht de Europese Unie exclusieve bevoegdheden toe te kennen inzake het beheer van mariene hulpbronnen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid. Daarnaast moet ook rekening worden gehouden met het feit dat vervuiling van de zee en intensief zeevervoer gevolgen hebben voor visserijactiviteiten en de bescherming van mariene hulpbronnen. Vissers zijn daarom degenen die het grootste belang hebben bij de bescherming en het herstel van de mariene hulpbronnen. Bijgevolg moeten maatregelen ten behoeve van het herstel van de bestanden ook adequate financieringsmaatregelen omvatten om economische en sociale compensatie te bieden aan de sector en de werknemers. Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb tegen dit verslag gestemd dat de lidstaten ertoe oproept de nodige maatregelen te treffen om tegen 2020 een goede toestand van het mariene milieu te bereiken. Het mariene milieu levert vitale hulpbronnen op en zijn ecosysteem bewijst ons onontbeerlijke diensten zoals de regeling van het klimaat en zuurstofproductie. De verschillende beleidslijnen op het gebied van zeevervoer, visserij, energie of zelfs toerisme worden onafhankelijk van elkaar ontwikkeld, wat nu en dan tot mislukkingen, inconsistenties of tegenstrijdige belangen leidt. Daarom was een meer globale aanpak nodig, waarbij rekening wordt gehouden met alle aspecten van een duurzaam ontwikkelingsbeleid voor het mariene milieu in Europa. De lidstaten moeten in verschillende stappen strategieën voor het mariene milieu ontwerpen voor de wateren die onder hun soevereiniteit vallen. Tegen 2015 behoren deze strategieën een maatregelenpakket op te leveren dat erop is gericht een goede milieutoestand te bewerkstelligen. Lidstaten die aan dezelfde mariene regio of subregio grenzen zullen moeten samenwerken om de verschillende onderdelen van de strategie voor het mariene milieu te coördineren. De inspanningen dienen te worden voortgezet met de oprichting van mariene natuurparken, zoals het milieuforum Grenelle de l’Environnement heeft onderstreept. Het verslag voorziet weliswaar in de creatie van beschermde gebieden, maar de aanpak had restrictiever mogen uitvallen. Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik kan mijn steun geven aan het compromispakket dat in dit Huis is bereikt over het verslag-Lienemann over het mariene milieu. Het is essentieel dat er bij het toekomstige beleid op dit gebied een holistische en evenwichtige benadering wordt gekozen. Het gemeenschappelijk visserijbeleid kan misschien als voorbeeld dienen van hoe het mariene milieu niet moet worden gekoesterd. Centrale controle vanuit Brussel is geen goede manier om de zeeën en oceanen in en rond Europa en verder weg in de wereld te beheren. Ik erken dat de EU een nuttige rol kan spelen in het beleid ten aanzien van het mariene milieu, maar ook ben ik van mening dat de behoeften en de opvattingen van de individuele mariene gemeenschappen bij dat beleid betrokken moeten worden. - Verslag: Holger Krahmer (A6-0398/2007) Ryszard Czarnecki (UEN). - (PL) Mevrouw de Voorzitter, als vertegenwoordigster van een van de acht meest getroffen landen, die zich er terdege van bewust zijn wat er op het spel staat, heb ik voor dit verslag gestemd. Ik heb dit gedaan omdat er in Polen sprake is van een hoge concentratie van zwevende deeltjes die hoger ligt dan de toegestane dagelijkse en jaarlijkse niveaus. In Silezië, de meest geïndustrialiseerde regio van het land, is de situatie het ergst. Ik beschouw dit verslag als een stap in de goede richting met betrekking tot de bescherming van het milieu in mijn land in het algemeen en in Silezië in het bijzonder. Zuzana Roithová (PPE-DE). - (CS) (Het begin van de toespraak is onverstaanbaar) ... en schonere lucht voor Europa is een goed voorbeeld voor de manier waarop de Unie functioneert. De gemeenschappelijke onderneming is gebaseerd op artikel 251 van het EG-Verdrag. Door deze richtlijn wordt de wetgeving vereenvoudigd, worden verscheidene andere richtlijnen vervangen en worden grenswaarden vastgelegd voor zwevende deeltjes. De richtlijn is het resultaat van een consensus tussen de verschillende politieke fracties én tussen de verschillende landen en is bovendien een voorbeeld voor een zinvolle benadering met het oog op de afbakening van bevoegdheden op dit gebied tussen de Unie en de lidstaten. Ik heb waardering voor het werk van de rapporteur en ben blij dat we deze moderne richtlijn hebben aangenomen, die de verwezenlijking van onze ambitieuze doelstellingen op dit terrein faciliteert en ondersteunt.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Edite Estrela (PSE), schriftelijk. − (PT) Ik heb gestemd vóór de aanbeveling van mijnheer Krahmer voor de tweede lezing (A6-0398/2007) betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa, omdat ik van mening ben dat de door het Parlement en de Raad overeengekomen tekst over het algemeen positief is, zowel wat betreft de bescherming van de volksgezondheid als wat betreft de bescherming van het milieu. In Europa sterven ieder jaar 360 000 mensen tien jaar te vroeg als gevolg van luchtvervuiling. Uit studies blijkt dat de luchtvervuiling met name een effect heeft op de gezondheid van kinderen. Om deze reden moeten luchtkwaliteitsplannen maatregelen omvatten voor een gerichte bescherming van kwetsbare bevolkingsgroepen zoals kinderen. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) De natuurlijke hulpbron “lucht” wordt meer en meer vervuild, vooral in stedelijke gebieden en in de dichtstbevolkte regio’s van de lidstaten van de EU. Luchtvervuiling vormt een gevaar voor de menselijke gezondheid, in de vorm van aandoeningen van de ademhalingswegen en hart- en vaatziekten, en ook voor ecosystemen. We weten dat kinderen, ouderen, bewoners van dichtbevolkte stedelijke centra met druk verkeer en ook mensen die in de buurt van grote verkeerswegen wonen, bijzonder kwetsbaar zijn. Het Europees Parlement heeft vandaag in tweede lezing zijn standpunt kenbaar gemaakt ten aanzien van het gemeenschappelijk standpunt van de Raad betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa. De tekst van dit gemeenschappelijk standpunt bevat een aantal voorstellen die het Parlement in eerste lezing heeft ingediend. Op een aantal punten is de Raad echter niet van zijn standpunt geweken. Zo heeft hij geen wijzigingen aanvaard in de bepalingen over dagelijkse en jaarlijkse grenswaarden. Op zijn beurt is het Parlement voornemens drie belangrijke punten van zijn standpunt te verdedigen: de vaststelling van ambitieuzere doelstellingen en grenswaarden, grotere flexibiliteit bij de invoering van strengere maatregelen aan de bron en de opstelling van langetermijndoelen. Françoise Grossetête (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor dit verslag gestemd. Van alle soorten vervuiling baart de luchtvervuiling 54 procent van de Franse bevolking de meeste zorgen. Daarom is het belangrijk om het publiek, met name mensen met allergieën, dagelijks informatie te verstrekken over zwevende deeltjes in de buitenlucht. Als voorzitster van het Netwerk luchtkwaliteit in het departement Loire, een functie die ik sinds 1991 vervul, ben ik enorm blij dat nu voorschriften worden ingevoerd voor fijnere deeltjes, die vaak en het schadelijkst zijn, maar nog niet onder de bestaande regelingen vielen. Hierdoor kunnen we meer aandacht besteden aan de toename van het aantal gevallen van aandoeningen van de ademhalingswegen zoals astma, bronchitis en emfysemen. Naast de bescherming van de kwaliteit van de buitenlucht moeten we echter ook op de lucht in gesloten ruimtes letten, waar we meer dan 80 procent van onze tijd doorbrengen. Er wordt weinig aandacht besteed aan studies over de kwaliteit van de lucht in gebouwen., hoewel die een minstens even groot effect op onze gezondheid heeft als de buitenlucht. Deze nieuwe richtlijn betekent dat de lidstaten ook in stedelijke gebieden meetpunten voor zwevende deeltjes moeten gaan opzetten. Deze maatregel berust op dezelfde beginselen als ons werk in Frankrijk met het milieuforum Grenelle de l’Environnement. Ian Hudghton (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb het door de verschillende fracties bereikte compromis met betrekking tot het verslag-Krahmer over luchtkwaliteit gesteund. Luchtvervuiling veroorzaakt ernstige schade aan de gezondheid in de hele EU, wat tot duizenden vroegtijdige sterfgevallen leidt. Het pakket waarover een compromis is gesloten leidt tot de invoering van de verplichting om de concentratie van bepaalde fijne deeltjes te controleren en betekent hopelijk een stap in de goede richting bij het verbeteren van de kwaliteit van de lucht en daarmee de kwaliteit van het leven van de Europese burgers. Jean Lambert (Verts/ALE), schriftelijk. − (EN) Ik heb voor dit verslag gestemd, niet omdat ik denk dat het de belangrijke stap voorwaarts is die we nodig hebben bij de verbetering van de luchtkwaliteit, maar omdat het in elk geval een stap vooruit is, ondanks de pogingen van sommigen in het Parlement om deze bescherming af te zwakken.
45
46
NL
Handelingen van het Europees Parlement
We erkennen hiermee dat het belangrijk is om maatregelen te nemen tegen fijnstof, dat zo schadelijk is voor de gezondheid van mensen, en hebben weten te voorkomen dat de implementatietijd is verlengd. Plaatselijke autoriteiten hebben een essentiële rol te spelen bij de tenuitvoerlegging van de richtlijnen betreffende luchtkwaliteit en schonere lucht, en deze richtlijnen moeten in aanmerking worden genomen bij het ontwikkelen van nieuwe projecten – zoals de uitbreiding van een luchthaven of het aanleggen van nieuwe wegen in de nabijheid van scholen of ziekenhuizen. Jules Maaten (ALDE), schriftelijk. – (NL) De VVD-eurofractie heeft vandaag vóór het akkoord gestemd over luchtkwaliteit. In het akkoord zijn strenge normen afgesproken voor fijnstof. In 2015 mag de lucht maximaal 25 microgram PM2,5 bevatten. Bovendien is afgesproken dat bepaalde gebieden met hoge concentraties uitstel kunnen krijgen, wanneer zij kunnen aantonen dat zij er alles aan hebben gedaan om de luchtkwaliteit te verbeteren en is gezorgd voor een effectief bronbeleid. Dat is voor Nederland zeer van belang, aangezien hierdoor bouwprojecten niet stil komen te liggen. De bescherming van de volksgezondheid en het milieu gaat hiermee hand in hand met economische ontwikkeling. Desondanks acht de VVD de streefwaarde van 20 microgram PM2,5 voor 2020 uit het compromis onwerkbaar. Het is verstandiger om eerst het evaluatiemoment van 2013 af te wachten, alvorens latere streefwaarden te formuleren. - Verslag: Josu Ortuondo Larrea (A6-0345/2007) Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Dit verslag heeft ten doel de interoperabiliteit van het spoorwegstelsel van de Gemeenschap te verbeteren, of anders gezegd: om de kans te vergroten dat een vergunning wordt verleend voor de indienststelling van een trein uit de ene lidstaat in een andere lidstaat. Afgezien van de andere belangrijke aspecten, ook bepaalde technische aspecten, die in dit verband aan bod komen, bestaat de fundamentele doelstelling van deze richtlijn in het wegnemen van alle belemmeringen voor het verkeer van “Gemeenschapstreinen”. Er zij aan herinnerd dat dit verslag goed aansluit bij de strategie van de liberalisering (en privatisering) van het spoorwegvervoer in de EU. Net als in andere communautaire wetgevingsinitiatieven op vervoersgebied heeft ook dit initiatief ten doel alle hinderpalen voor de liberalisering van het internationale spoorwegvervoer uit de weg te ruimen, in dit geval door verschillen in de nationale regels en vereisten voor rollend materieel uit te vlakken, d.w.z. door deze regels en vereisten te harmoniseren. Ten slotte moet erop worden gewezen dat de harmonisatie en vereenvoudiging van de nationale vergunningsprocedures en het beginsel van wederzijdse erkenning in geen geval een belemmering mag vormen voor de toepassing of invoering van passendere regels op het niveau van de lidstaten. Robert Navarro (PSE), schriftelijk. – (FR) Ik heb voor het verslag van mijnheer Ortuondo Larrea over de herschikking van de interoperabiliteitsrichtlijn gestemd, omdat interoperabiliteit de sleutel vormt tot een modernisering van ons Europees spoorwegsysteem. Het vervoer over het spoor kan pas weer concurrerend worden – met name ten opzichte van het wegvervoer – wanneer het een continentale schaal bereikt, en hiervoor is het grensoverschrijdend verkeer van treinen een eerste vereiste. Ook al zijn de administratieve belemmeringen goeddeels uit de weg geruimd, hebben we nog steeds te maken met een aantal zeer reële technische obstakels. Ik ben dus heel blij dat deze tekst in eerste lezing is aangenomen, aangezien we op dit gebied dringend vooruitgang moeten boeken. Deze tekst, waarin de interoperabiliteit van het spoorwegsysteem tot prioriteit wordt verheven, betekent een grote sprong voorwaarts voor de Europese spoorwegen. Luís Queiró (PPE-DE), schriftelijk. − (PT) Het verslag over de interoperabiliteit van het communautaire spoorwegsysteem waarover wij vandaag hebben gestemd, vormt een belangrijke impuls voor investeringen in het spoorwegvervoer en is van cruciaal belang voor de totstandbrenging van een echte vrijheid van verkeer op het Europese grondgebied. De voorgestelde maatregelen, die de interoperabiliteit van locomotieven in de Gemeenschap in de hand dienen te werken, zijn maatregelen waar we allemaal al sinds geruime tijd op hebben zitten wachten. Om een Europese vervoersruimte zonder grenzen te creëren die het vrij verkeer van personen en goederen werkelijk bevordert, moeten we de nodige voorwaarden scheppen, zodat een reis van Lissabon naar Helsinki met elk vervoersmiddel een haalbare kaart is. De doelstellingen van het gemeenschappelijk vervoersbeleid kunnen alleen worden verwezenlijkt indien het spoorwegvervoer zich als gelijkwaardige partner kan ontwikkelen. Men mag niet vergeten dat het een
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
milieuvriendelijk vervoersmiddel is, dat geschikt is voor het vervoer van grote hoeveelheden goederen en passagiers. Als geen ander transportmiddel draagt het bij tot de bestrijding van de negatieve gevolgen van luchtvervuiling, gevaarlijke verkeerssituaties en verkeersopstoppingen. Daarom heb ik voor het verslag van mijn collega Ortuondo gestemd. Geoffrey Van Orden (PPE-DE), schriftelijk. − (EN) Ik verwelkom initiatieven die een substantiële bijdrage kunnen leveren aan de verbetering van spoorwegsystemen in heel Europa. Het oosten van Engeland schreeuwt om vergroting van de capaciteit, zowel voor passagiers als voor vracht, en er moet meer gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden voor financiering uit TEN-T bij de lijnen die de havens aan de oostkust bedienen. Er is echter nog een ander aspect aan deze zaak en dat zijn de treinen die vanuit het vasteland arriveren en de mogelijkheden voor illegale migratie die dit biedt. Het verslag heeft tot doel het vrije verkeer van treinen te bevorderen door administratieve en technische belemmeringen weg te nemen. Veiligheidsaspecten komen niet aan bod. Er waren grote problemen bij de vrachtterminal van Frethun in Noord-Frankrijk, die gevolgen hadden voor het beheer van de kanaaltunnel, totdat in 2002 extra veiligheidsmaatregelen werden genomen. Gezien het feit dat er geen enkele aandacht aan dit probleem wordt besteed, heb ik mij onthouden van stemming. - Verslag: Jan Mulder (A6-0470/2007) Jan Andersson, Göran Färm, Anna Hedh en Inger Segelström (PSE), schriftelijk. − (SV) Wij hebben voor het voorstel van de Commissie voor een richtlijn gestemd. Wij zijn de mening toegedaan dat er gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening nodig zijn en dat het een goed plan is om een systeem waarbij steun aan de productie is gekoppeld, te vervangen door een systeem waarbij bijvoorbeeld plattelandsontwikkeling, open landschappen en kwaliteit centraal staan. Wij steunen de door de Commissie voorgestelde vereenvoudigingen. Een vereenvoudigde procedure is een stap vooruit een indien we de boeren zelf van de voordelen kunnen overtuigen. Anders dan de Landbouwcommissie zijn wij van mening dat controles ook belangrijk zijn om het systeem tegenover de Europese belastingbetaler te rechtvaardigen. De controles moeten wel evenredig zijn aan de beoogde doelen. De regelgevingsstelsels dienen dusdanig te worden georganiseerd dat zij niet tot misverstanden leiden. Ilda Figueiredo (GUE/NGL), schriftelijk. − (PT) Wij gaan niet akkoord met het standpunt van het verslag met betrekking tot de afschaffing van productiesteun ten gunste van een systeem van eenmalige betalingen voor producenten op basis hun vroegere productie, waarbij zij gedwongen worden aan de doelstellingen van het stelsel van randvoorwaarden te voldoen. Dit stelsel heeft ertoe geleid dat vele kleine en middelgrote boerderijen de productie hebben stopgezet, dat de biodiversiteit afneemt en dat de doelstelling van een onafhankelijke voedselvoorziening in bepaalde lidstaten, met name in Portugal, moeilijker te bereiken is. We zijn het er echter me eens dat de agrarische sector beter moet worden voorgelicht, opdat deze in staat is aan de randvoorwaarden te voldoen. Tevens zijn wij van mening dat een gedegen scholing van de controleurs van kapitaal belang is. Daarnaast zouden controleurs moeten beschikken over de bevoegdheid om rekening te houden met niet seizoenseigen en onverwachte factoren die de volledige naleving van de randvoorwaarden buiten de schuld van de landbouwer onmogelijk maken. Er dient rekening te worden gehouden met het feit dat landbouwactiviteiten een rol van grote betekenis spelen, aangezien de boeren een dienst van algemeen belang verrichten ten behoeve van de samenleving. Nils Lundgren (IND/DEM), schriftelijk. − (SV) De door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling ingediende amendementen op het voorstel van de Commissie zijn ten dele goed en ten dele zeer slecht. De Junilijst is ook van mening dat het voor de individuele landbouwondernemingen inmiddels te gecompliceerd is geworden om de inhoud van de diverse Europese richtlijnen en verordeningen op het gebied van landbouw te begrijpen. Vereenvoudiging is absoluut essentieel. Ik maak echter bezwaar tegen de door de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling voorgestelde tekst, voor zover hierin wordt gesteld dat onaangekondigde controles niet echt in het stelsel zouden passen “aangezien deze de boeren een onevenredig grote maar wel terechte angst inboezemen voor het stelsel van randvoorwaarden als geheel”. Er moeten doeltreffende controles worden uitgeoefend wanneer overheidsmiddelen aan particulieren worden betaald. Wat dit betreft kunnen we geen compromissen sluiten, ook al is de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling dat om de een of andere reden van plan. Daarom heb ik besloten tegen deze ontwerpresolutie van het Europees Parlement te stemmen.
47
48
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Diamanto Manolakou (GUE/NGL), schriftelijk. – (EL) Vereenvoudiging en vermindering van de bureaucratie zijn weliswaar wenselijk maar dienen hier als voorwendsel om de boeren nog meer op de vingers te kunnen kijken. Het stelsel van “randvoorwaarden” is uiterst hypocriet, omdat het willens en wetens voorbijgaat aan belangrijke vraagstukken op het gebied van milieu en gezondheid, zoals GMO’s, en bijzondere nadruk legt op onbenullige aspecten. De bepalingen inzake dierenwelzijn dienen slechts als excuus om er specifieke belangen, met name die van vervoersondernemingen, ten koste van de fokkers en de consumenten door te drukken, aangezien de kosten worden opgedreven zonder dat de gemeenschap hier echt baat bij heeft. Het stelsel van randvoorwaarden vormt een zware financiële belasting voor onze boeren en fokkers, zonder dat het veel oplevert voor het milieu, de volksgezondheid of het dierenwelzijn, hoewel het juist daarvoor, zogenaamd, was ingevoerd. In ons land zijn de lasten voor de naleving van de aan veehouderijsystemen gestelde randvoorwaarden voor geiten- en schapenhouders niet meer op te brengen, terwijl zij nauwelijks bijdragen tot de verbetering van het milieu, de volksgezondheid of het dierenwelzijn, hoewel dit gebieden zijn waar de problemen effectief kunnen worden opgelost wanneer de productiemethoden worden aangepast aan de fysiologie van planten en dieren. Indien bijvoorbeeld genetisch gemanipuleerde gewassen, vleesmeel, minerale oliën en hormonen zouden worden verboden en landbouwproducten systematisch op residuen van bestrijdingsmiddelen zouden worden gecontroleerd, zouden de volksgezondheid en het milieu er veel meer op vooruitgaan.
12. Rectificaties stemgedrag/Voorgenomen stemgedrag: zie notulen (De vergadering wordt om 12.40 uur onderbroken en om 15.00 uur hervat) VOORZITTER: MIGUEL ANGEL MARTÍNEZ MARTÍNEZ Ondervoorzitter
13. Goedkeuring van de notulen van de vorige vergadering: zie notulen 14. Ontwerp van algemene begroting 2008, zoals gewijzigd door de Raad (alle afdelingen) (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het door Kyösti Virrankoski en Ville Itälä namens de Begrotingscommissie opgestelde verslag (A6-0492/2007) over het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008, als gewijzigd door de Raad (alle afdelingen) en over de nota’s van wijzigingen nrs. 1/2008/2008 (13659/2007 – C6-0341/2007) en 2/2008 (15716/2007 - C6-0435/2007) bij het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie voor het begrotingsjaar 2008. Ville Itälä, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, als rapporteur wil ik de voorzitter van de Begrotingscommissie, de heer Böge, hartelijk bedanken. Het is zijn verdienste dat het resultaat, na bemiddeling, zo evenwichtig is geworden. Ik wil ook de heer Virrankoski, mijn mederapporteur, bedanken voor de uitstekende samenwerking tijdens de begrotingsprocedure. Het doet me in het bijzonder veel genoegen dat de heer Virrankoski de proefprojecten voor de ondersteuning van een duurzaam beheer van de Baltische Zee mogelijk heeft gemaakt.. Mijn belangrijkste doel als rapporteur voor de begrotingen van het Parlement en de andere instellingen was om de stijging zo beperkt mogelijk te houden. Daarom heb ik deze begroting “de begroting van de belastingbetalers” genoemd. Dat doel is bereikt, en de stijging is beperkt tot minder dan vier procent. (FI) Ik zou allen nog eens willen wijzen op het feit dat paragraaf 48 in de ontwerpresolutie betrekking heeft op artikel 29 van het Statuut van de leden van het Europees Parlement. De administratie heeft ons verzocht om hierover een brief te schrijven aan alle regeringen van de lidstaten en hen te vragen wat te doen met de herkozen leden met het oog op het Statuut voor nieuwe leden. Ik hoop dat mijn desbetreffende amendement zal worden aangenomen en dit vraagstuk door de quaestoren zal worden behandeld, omdat dat de juiste procedure is. Aangezien over dit vraagstuk reeds een openbaar debat is gevoerd, wil ik opmerken dat artikel 29, dat door de Raad is ingevoerd, betekent dat de regeringen van de lidstaten een beslissing nemen over de vraag of voor
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
herkozen leden de oude of de nieuwe regels worden gehanteerd. De leden kunnen hierover niet zelf beslissen. Aangezien dit een zaak voor de quaestoren is, dienen deze bovendien te beslissen of er een dergelijke brief wordt verstuurd. De Voorzitter. − De heer Virrankoski heeft nog tweeënhalve minuut het woord in zijn hoedanigheid van rapporteur. Kyösti Virrankoski, rapporteur. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, mijn excuses, maar heb ik tweeënhalve minuut of vijf minuten? De Voorzitter. − In het document dat ik van het secretariaat heb ontvangen staat dat er twee rapporteurs zijn en dat ze elk over tweeënhalve minuut beschikken. Collega’s, het gaat hier niet, zoals bij andere gelegenheden wel het geval is, om een gezamenlijk debat over twee verslagen, waarbij voor elk verslag een rapporteur aan het woord komt. Het gaat hier om één verslag met twee rapporteurs, en daarom worden de vijf minuten over beide rapporteurs verdeeld. Mijnheer Virrankoski, neemt u het woord, en probeert u het kort te houden. Zoals alle collega’s weten, ben ik heel flexibel met het gebruik van de tijd, en daarom vraag ik u om aan het debat te beginnen, omdat we al anderhalve minuut hebben verloren met deze onderbreking. Kyösti Virrankoski, rapporteur. − (FI) Mijnheer de Voorzitter, de totale begroting van de Europese Unie voor het komend jaar beloopt 129 149 700 000 euro aan vastleggingskredieten en 120 346 800 000 aan betalingskredieten. Hoewel dit een toename met 5,71 procent betekent, bedragen de betalingen slechts 0,96 procent van het GNI, wat neerkomt op een bedrag van 9,3 miljard onder het meerjarig financieel kader. Rubriek 1 – duurzame groei en concurrentievermogen – heeft voor het Parlement absolute prioriteit. Het Parlement heeft zich sterk ingezet voor de financiering van het tweejarige project voor het Galileo-systeem en het Europees Instituut voor innovatie en technologie. Hier is het in geslaagd. De Raad heeft ingestemd met een revisie van het meerjarig financieel kader, waardoor het Galileo-project compleet uit de EU-begroting kan worden gefinancierd. Doordat de particuliere sector zich had teruggetrokken was een financieringsgat van 2,4 miljard euro ontstaan. Het Parlement heeft erop aangedrongen dit gat te dichten met begrotingsmiddelen. Het was uitgesloten om op deze onduidelijke en gefragmenteerde manier verder te gaan. In deze begrotingsprocedure moest een keuze worden gemaakt: ofwel het project voortzetten met de nodige financiële middelen, of er onmiddellijk een eind aan maken. Voor Europa is het een goede zaak dat de Raad besloten heeft het project voort te zetten. Hiervoor zijn wij het Portugese voorzitterschap dankbaar, dat bekwaam heeft gehandeld. Om het nodige bedrag bijeen te krijgen hebben we 1,6 miljard euro aan onbestede landbouwmiddelen voor 2007 genomen, 200 miljoen euro uit het flexibiliteitsinstrument en de rest via de prioritering en herverdelingen van toewijzingen uit rubriek 1a. De redding van het Galileo-project betekent een grote zege voor het Parlement in deze begrotingsprocedure. Een ander belangrijk resultaat was de bevordering van het extern optreden van de EU. Hiervoor werd 70 miljoen euro uit het flexibiliteitsinstrument verkregen. Dit is nodig voor operaties als de voorbereiding voor de politiemissie in Kosovo en vanwege de altijd nog grote uitdagingen met betrekking tot Palestina. De Begrotingscommissie heeft een speciale reserve gecreëerd ter stimulering van activiteitsgestuurd management. Dit punt is ook in de resolutie opgenomen. Het beheer van de structuurfondsen vormt een bijzonder probleem. Meer dan de helft van de operationele programma’s is nog steeds niet goedgekeurd. Het is van groot belang dat zij onverwijld worden goedgekeurd. Ten slotte wil ik vooral de afgevaardigden van het Portugese voorzitterschap danken voor hun uitstekende werk. Hetzelfde geldt voor commissaris Grybauskaitė voor haar constructieve benadering en het initiatief dat zij heeft getoond. Ook wil ik de voorzitter van de Begrotingscommissie, mijnheer Böge, alle coördinatoren en alle leden bedanken. Mijn dank gaat eveneens uit naar de ambtsdragers van de Begrotingscommissie en mijn fractie, die erin geslaagd zijn om ondanks het strakke tijdschema goede resultaten te bereiken bij de opstelling van de begroting. Met deze woorden geef ik het Parlement de gelegenheid over de begroting te beraadslagen in de plenaire vergadering. (Applaus)
49
50
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. − Veel dank, mijnheer Virrankoski, en ik bied u mijn verontschuldigingen aan voor het misverstand, waardoor u zich mogelijk moest haasten vanwege de tijd. Emanuel Santos, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, het is mij een genoegen deel te kunnen aan uw debat over de tweede lezing van de begroting voor het jaar 2008. Ik heb nauwlettend naar de eerste beide toespraken geluisterd en wil mijn dank uitspreken voor de lovende woorden over onze samenwerking. Zoals gewoonlijk was de begrotingsprocedure 2008 uiterst ingewikkeld, en ik ben zeer ingenomen met het feit dat u te kennen heeft gegeven dat u zich in de begroting 2008 volledig wilt houden aan de overeenkomst die tijdens de bemiddelingsvergadering op 23 november 2007 tussen onze beide instellingen is bereikt. Deze overeenkomst had twee verschillende, maar even belangrijke doelstellingen: ten eerste het vastleggen van het kader voor de opstelling van een begroting voor 2008 die voor een goede werking van de Europese Unie en de correcte tenuitvoerlegging van haar beleid zorgt; ten tweede het waarborgen van de financiering van Galileo, een van de belangrijkste projecten die de Europese Unie de afgelopen jaren op politiek, industrieel en financieel niveau op touw heeft gezet. In dit verband zou ik uiting willen geven aan mijn trots over de leidende rol die het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk, als begrotingsautoriteit, en met ondersteuning van de Commissie hebben gespeeld in de globale overeenstemming die inzake het Galileo-project is bereikt. Op 23 november 2007 hebben we overeenstemming bereikt over een communautaire begroting waarin dit essentiële project is opgenomen, zodat de goedkeuring van de andere legislatieve en technische aspecten ervan bespoedigd kan worden. Deze financiële beslissing was ongetwijfeld een beslissende stap voor de lancering van het Galileo-project, dat nu in zijn uiteindelijke omloopbaan kan worden gebracht. Daarnaast wil ik de voldoening van de Raad kenbaar maken over de overeenstemming die wij hebben bereikt over de begroting voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid voor 2008. Voor de Europese Unie is dit een uitermate belangrijke politieke prioriteit. Bovendien ben ik van mening dat de begroting voor 2008 als geheel een evenwichtig compromis vormt tussen de noodzaak om voor de nodige budgettaire discipline en een solide financieel beheer te zorgen enerzijds, en onze plicht om aan de verwachtingen van de Europese burgers te voldoen anderzijds. Ik zou hieraan willen toevoegen dat dit bevredigende resultaat alleen mogelijk was dankzij de synergieën tussen de inspanningen van alle betrokkenen en het uitstekende en constructieve klimaat, dat naar onze mening van begin af aan kenmerkend is geweest voor het gehele proces. Daarom kan ik mijn toespraak niet beëindigen zonder gebruik te maken van deze gelegenheid om de voorzitter van de Begrotingscommissie, mijnheer Reimer Böge, persoonlijk te bedanken voor zijn openhartigheid en voor de geest van dialoog die hij tijdens de onderhandelingen aan de dag heeft gelegd, en ik wil ook de beide rapporteurs, mijnheer Virrankoski en mijnheer Itälä danken voor hun constructieve interinstitutionele samenwerking. Ik wil ook mijn dank uitspreken aan mijn collega’s van de Raad Begroting en al diegenen die met hen hebben samengewerkt, voor de sterke ondersteuning die zij het voorzitterschap hebben verleend. Mijn speciale dank gaat uit naar commissaris Grybauskaitė, die zich volledig van haar neutrale bemiddelingstaak heeft gekwijt, en last but not least wil ik ook de medewerkers van de drie instellingen die aan deze onderhandelingen hebben deelgenomen, bedanken voor hun zeer waardevolle en professionele bijdrage. Ik dank u allen zeer. Dalia Grybauskaitė, lid van de Commissie. – (LT) Mijn gelukwensen aan allen! Ik zou u eraan willen herinneren dat de Europese Commissie in het ontwerp van algemene begroting 2008 het grootste bedrag heeft uitgetrokken voor investeringen in de ontwikkeling van de economische groei. Het is in de financiële geschiedenis van Europa nooit eerder vertoond dat de middelen voor de bevordering van het economische concurrentievermogen de grootste post op de begroting vormen. Voor de EU-begroting betekent dit een ongekende situatie, die de politieke prioriteiten van de EU weerspiegelt: concurrentievermogen, economische groei, cohesie en sociale harmonie. Een belangrijk punt in de onderhandelingen over de begroting 2008 was de noodzaak om met betrekking tot twee innovatieve trans-Europese projecten een beslissing te nemen: het Galileo-project en de ontwikkeling van het Europees Instituut voor Technologie. De begrotingsonderhandelingen waren echt ingewikkeld. De constructieve houding van zowel het Parlement als de Commissie heeft er echter voor gezorgd dat er positieve resultaten konden worden bereikt.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil het Europees Parlement, en vooral de rapporteur voor de begroting, de heer Virrankoski, graag willen danken voor de aandacht die zij aan de uitleg van de Commissie over bepaalde reserves hebben geschonken. In eerste lezing werden deze in de reserve geplaatste kredieten vrijgemaakt. Ik wil er evenwel op wijzen dat er nog steeds enkele problemen zijn die Commissie onder de aandacht van het Parlement heeft gebracht. (EN)Er zijn echter ook nog steeds reserves waardoor de uitvoering van de begroting moeilijker en ingewikkelder zou kunnen worden, en ik hoop dat zij zo spoedig mogelijk kunnen worden vrijgemaakt. Ik zou het Parlement willen attenderen op twee reserves waarover wij ons bijzondere zorgen maken. Door de ene reserve wordt de voorbereiding voor salarissen van personeelsleden van het hoofdkantoor op het beleidsgebied extern optreden met 17 miljoen euro verminderd, waardoor de Commissie gedwongen zou worden om bepaalde posten niet in te vullen en met ingang van januari met de personeelswerving te stoppen. Dit zou betekenen dat er een bedrag van 22 miljoen euro in de totale reserve met betrekking tot salarissen zou zitten, en ik hoop toch zeer dat het Parlement zijn standpunt in de plenaire vergadering kan heroverwegen. Wat betreft de algemene reserve van 5 miljoen met betrekking tot salarissen is de Commissie vastbesloten om de vereiste studie over de ABM-implementatie voor te leggen, evenals de verslagen over de follow-up of de screening en over de tenuitvoerlegging van artikel 44 van het Interinstitutioneel Akkoord waarom het Parlement heeft verzocht. Wat betreft het gewenste actieplan voor de reorganisatie van de coördinerende en ondersteunende werkzaamheden wil ik echter namens de Commissie in alle duidelijkheid zeggen dat het Europees Parlement volledig zal worden geïnformeerd over elke afzonderlijke stap in de follow-up van de screening. De Commissie zegt dit toe. Ik wil evenwel benadrukken dat de Commissie tijdens het laatste zittingsjaar van deze Commissie niet aan een omvangrijke reorganisatie kan beginnen en dat er derhalve geen actieplan zal komen. Een omvangrijke reorganisatie kan alleen door de volgende Commissie worden besloten. De Commissie streeft ernaar de resultaten van de voortdurende evaluatie van de in de screening aangewezen activiteiten gaandeweg in de praktijk om te zetten. We volgen een stap-voor-stap-benadering. We zijn begonnen met onze werkzaamheden met betrekking tot de communicatieactiviteiten, het delegatienetwerk, het evenwicht en de categoriële indeling van het formatieplan van de Commissie. Dit hebben we beloofd, en daar houden we ons ook aan. Wij hopen dat het Parlement rekening houdt met onze toezeggingen en onze mogelijkheden om deze na te komen, en dat het zijn standpunten bij de stemming op donderdag heroverweegt. lid van de Commissie. – (LT) Tot slot zou ik mijn dank willen uitspreken aan het Europees Parlement, en met name de voorzitter van de Begrotingscommissie, mijnheer Böge, en de rapporteur voor de begroting, mijnheer Virrankoski, en ook aan de Raad, met name de heer Santos, voor de zeer efficiënte samenwerking en hun constructieve rol. Ik hoop ten zeerste dat de discussies van vandaag van invloed zullen zijn op het resultaat van de stemming over de begroting van de Europese Unie voor 2008. Richard James Ashworth, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, deze begroting voor 2008 is een goed resultaat en daarvoor moet ik mijn collega’s in de Begrotingscommissie, en in het bijzonder onze voorzitter, de heer Böge, en onze twee rapporteurs, de heer Virrankoski en de heer Itälä, die denk ik buitengewoon goed werk hebben afgeleverd, een compliment maken. Net als de commissaris denk ik dat deze begroting de veranderende prioriteiten van de Unie op een meer adequate wijze weerspiegelt en beter past bij de uitdagingen die we het hoofd moeten bieden. Ik verwelkom het feit dat de begroting overeenkomt met 0,96 procent van het BNI en het doet me ook genoegen om te zien dat de financiering voor Frontex veel beter aansluit bij de uitdaging waarvoor dit agentschap zich gesteld ziet. Er zijn echter twee gebieden waarover wij ons zorgen maken. Het eerste daarvan is Galileo, en hoewel het niet aan mij is om iets over de technische waarde van dit project te zeggen, kan en moet ik zeker iets zeggen over de financiële regels die aan dit project zijn opgelegd. Ik maak me er zorgen over dat de private sector weinig trek heeft om in dit project te investeren. Ik zou zeggen dat er weinig of geen voorzieningen zijn getroffen voor kosten- en tijdsoverschrijdingen, die bijna onvermijdelijk zijn, en het baart me zorgen dat de visie voor het businessmodel na de ontwikkelingsfase veel te wensen overlaat. Het tweede punt dat ik wil noemen is dat de schaduw van de rekenkamer over deze begroting hangt. Ik moet zeggen dat we dit, nadat het dertien keer niet is gelukt, heel serieus moeten nemen. Dit is iets dat buitengewoon schadelijk is voor de manier waarop het publiek tegen de Europese Unie aankijkt.
51
52
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Twee punten zijn volkomen duidelijk. Ik richt mijn punten tot het voorzitterschap, de lidstaten en de Commissie. Ze moeten meer prioriteit geven aan het verkrijgen van een positieve betrouwbaarheidsverklaring, omdat – ik herhaal mijn woorden – dit iets is dat zeer, zeer schadelijk is voor de manier waarop het publiek tegen de Europese Unie aankijkt. In de tweede plaats denk ik met betrekking tot dit punt dat het tijd wordt dat het Parlement zich assertiever opstelt in haar pogingen om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan de bepalingen van het interinstitutioneel akkoord. Catherine Guy-Quint, namens de PSE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, geachte voorzitters, dames en heren, de algemene begroting van de EU weerspiegelt de tegenvallende trend van de economie als gevolg van de huidige financiële vooruitzichten. De begroting beloopt 120 miljard euro aan betalingskredieten, wat overeenkomt met 0,96 procent van het totale BNI van de lidstaten. Dit zijn bescheiden bedragen, die ver verwijderd zijn van de daadwerkelijke behoeften in verband met het politieke project dat door de besluitvormers in de Raad, de Commissie en ook hier in het Parlement is aangekondigd. De oorzaken hiervan hebben we in dit Huis reeds vaak genoemd: nationaal eigenbelang, waardoor ons gemeenschappelijke schuitje slagzij maakt, al te grote voorzichtigheid bij de Commissie als het om de uitvoering van onze begrotingsrichtsnoeren gaat, en het algemene onvermogen van de EU om innovatieve, realistische projecten op touw te zetten. Ook dit jaar weer moesten we, onder leiding van onze uitstekende rapporteurs – waaronder mijnheer Virrankoski – oplossingen vinden om beleidslijnen te kunnen ontwikkelen die volgens ons van essentieel belang zijn, en nieuwe proefprojecten waar onze medeburgers naar uitkijken. Ook dit jaar weer hebben we weer een krap financieel kader voor het internationale optreden van de EU, waardoor het voor ons niet makkelijker wordt om aan onze verplichtingen jegens Palestina en Kosovo te voldoen. Bij één project hebben we dit jaar echter van dit stramien kunnen afwijken: Galileo. Ik wil mijn dank met name uitspreken aan commissaris Grybauskaitė, mijnheer Romero, voorzitter Böge en mijnheer Virrankoski, evenals aan alle leden van de Begrotingscommissie, zowel aan de leden als de betrokken ambtenaren, wier vastberadenheid en onderhandelingsstrategie werden beloond in de vorm van een financiële overeenkomst met de Raad. Ik zou bijna zeggen: “Gelukkig dat de Commissie en het Parlement er zijn”, maar ik kan niet voorbijgaan aan de rol hierin van het Portugese voorzitterschap en mijnheer Santos, die de zaken met zijn knowhow en zijn vermogen om naar anderen te luisteren vooruit heeft geholpen. We mogen niet vergeten dat deze onderhandelingen erin hebben geresulteerd dat Europa als geheel ervoor zorgt dat Galileo geheel en al uit Gemeenschapsmiddelen wordt gefinancierd. Inclusief het Europees Instituut voor Technologie beloopt het pakket 2,7 miljard, zonder dat andere beleidslijnen van de EU daardoor in gevaar gebracht worden. In de geschiedenis van de EU-begroting is een zeldzaam voorbeeld van een politieke eendracht. De sociaal-democraten interpreteren dit niet alleen als hoopvol teken voor een autonome Europese satellietnavigatie vanaf 2013, maar ook als bewijs voor het vermogen van het Parlement om gebruik te maken van zijn bevoegdheden en om zich van zijn taken te kwijten wanneer het om de voorbereiding van de budgettaire toekomst van de EU gaat. Anne E. Jensen, namens de ALDE-Fractie. – (DA) Mijnheer de Voorzitter, commissaris, fungerend voorzitter van de Raad, namens de fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa zou ik ook de aandacht willen vestigen op het uitstekende onderhandelingsresultaat dat wij in verband met de goedkeuring van de begroting 2008 op donderdag kunnen vieren. Ik feliciteer mijn collega Virrankoski, de rapporteur voor de begroting van de Commissie. Hem is gelukt wat velen onmogelijk achtten, namelijk door een compromis te vinden met een herziening van het meerjarige begrotingskader en de financiële vooruitzichten, zonder dat de staatshoofden en regeringsleiders eraan te pas hoeven komen en zonder groot onderhandelingsdrama eind december. De resultaten van de onderhandelingen die hier op tafel liggen, hebben de voor de financiering van Galileo nodige miljarden opgeleverd, zonder dat we op de middelen voor andere essentiële programma’s hoeven te besnoeien. Het gaat om beschikbaar landbouwgeld, geld uit het flexibiliteitsinstrument en geld dat anders niet zou zijn besteed en dat nu wordt gebruikt om ervoor te zorgen dat de EU door kan gaan met de belangrijke investeringen in Galileo. Hierdoor krijgt de EU de beschikking over fundamentele infrastructuur en belangrijke technische mogelijkheden. Tevens kon er door het gebruik van het flexibiliteitsinstrument extra geld worden gevonden voor Palestina en Kosovo. Al met al hebben we een ongekend goed resultaat bereikt. We hebben een flexibelere EU-begroting nodig, waarin we elk jaar de nodige middelen kunnen toewijzen voor essentiële behoeften. Dit betekent niet per se
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
een hogere begroting, maar eerder een strikte toepassing van de regels en meer aandacht voor belangrijke problemen. Velen hebben tot deze uitstekende oplossing bijgedragen. Mevrouw Grybauskaitė heeft ons met wijsheid en gezag begeleid. Het Parlement was eendrachtig en heeft ervoor gezorgd dat de Commissie in haar wensen werd gesteund. Ik wil mijn dank uitspreken aan de voorzitter van de Begrotingscommissie, mijnheer Böge, voor zijn sterke en bekwame leiding, en ook aan de coördinatoren van de andere fracties voor de prima samenwerking. Wij zijn ook dank verschuldigd aan mijnheer Itälä voor zijn goede inspanningen, en aan het Portugese voorzitterschap voor zijn rol in het bereiken van dit uitstekende resultaat. Dit betekent een overwinning voor de EU en voor het gezond verstand. Wiesław Stefan Kuc, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, vandaag discussiëren we hier voor het laatst over het ontwerp van de begroting van de Europese Unie voor 2008. Het schijnt nu aan onze verwachtingen te voldoen, hoewel het meest verhitte debat weer eens over de hoogte van de begroting is gevoerd. Toch moeten we binnen het overeengekomen kader rondkomen en moeten we de verschillende posten daarop afstemmen. We hebben getracht met alle amendementen rekening te houden, maar dit is in sommige gevallen onmogelijk gebleken, aangezien zij soms onverenigbaar waren. Ik ben vooral verheugd over het feit dat wij gepoogd hebben de middelen die Europa in staat stellen zijn verantwoordelijkheden als mondiale partner te vervullen, zoveel mogelijk te verhogen. Zoals ook uit de toespraak van mijnheer Salih Mahmoud Osman, de winnaar van de Sacharov-prijs, kan worden opgemaakt, rekent de wereld vast op de Europese Unie. In dit verband zou ik willen opmerken dat de fractie van de Alliantie van Liberalen en Democraten voor Europa, die ik hier vertegenwoordig, voor de ingediende ontwerpbegroting zal stemmen. Ik wil alle collega’s hartelijk bedanken voor dit resultaat, dat alom wordt geprezen. Nogmaals mijn dank. Helga Trüpel, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, voor de Verts/ALE-Fractie gaat het eveneens om de cruciale vraag of de begroting van de Europese Unie berekend is op toekomstige behoeften en beantwoordt aan de enorme uitdagingen van de komende jaren, met name wat betreft onze verantwoordelijkheid op het gebied van het extern beleid, maar ook op het vlak van onderzoek en ontwikkeling, onderwijs en natuurlijk ook de bestrijding van de klimaatverandering. Wij zijn niet van mening dat de begroting als geheel al goed genoeg is om deze grote uitdagingen het hoofd te kunnen bieden. Toch doet het ons genoegen dat er nu een beslissing vóór Galileo is genomen. Deze beslissing is een soort bruggenhoofd van waaruit we de begroting kunnen gaan veranderen om haar beter aan te passen aan de toekomst, en bovendien heeft de Europese Unie een historische stap gedaan door een dergelijk ambitieus project op het gebied van het industriebeleid op de rails te zetten. Mijn inziens is het, met name in het licht van de Lissabon-agenda, van groot belang dat Europa deze nieuwe technologische ontwikkelingen, dit navigatiesysteem, niet aan de Verenigde Staten of China overlaat, maar dat wij ons ten doel moeten stellen een zelfverzekerde rol te spelen in de wereld en op de mondiale markt. Daarom ben ik van mening dat we de komende jaren nog meer moeten ondernemen om zulke veranderingen mogelijk te maken en een passend antwoord op de mondiale problemen te vinden. Ik ben ook verheugd over het feit dat we erin zijn geslaagd middelen van het Euratom-programma toe te wijzen aan het Galileo-project. In mijn opinie is het een stap voorwaarts wanneer we bestaande fondsen uitgeven voor betere technologie die minder schadelijk is voor het milieu. Ik zou mijn dank willen uitspreken aan de andere leden van de parlementaire commissie, aan mijnheer Böge en aan de beide rapporteurs voor hun harde werk aan deze begroting. Ik ben ervan overtuigd dat deze een stap in de goede richting betekent. Esko Seppänen, namens de GUE/NGL-Fractie. – (FI) Mijnheer de Voorzitter, morgen zullen we de EU-begroting voor volgend jaar goedkeuren, waarin de kredieten duidelijk onder het plafond van 1 procent vallen, nog geheel afgezien van het feit dat de begroting 1,24 procent van het BNI zal gaan bedragen. In dit opzicht is het resultaat bevredigend voor diegenen in onze fractie die geld van de belastingbetalers uit hun land willen besparen. Aan de andere kant zouden vele leden van onze fractie graag hebben gezien dat de Commissie bij de besteding van haar middelen, waarbij zij soms de indruk van gebrekkige begrotingsdiscipline wekt, het beleid van het Parlement zou volgen. De Commissie probeert steeds weer nieuwe gebieden voor uitgaven te vinden, hoewel het geld daarbij niet altijd goed wordt besteed. In onze fractie zijn er ook twee standpunten ten aanzien van het Galileo-project. Sommige pleiten voor een financiering uit de EU-begroting. Anderen wijzen Galileo vanwege de reusachtige kosten geheel van de hand.
53
54
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zij vrezen dat deze openbare middelen niet goed worden besteed. Nu de particuliere ondernemingen zich hebben teruggetrokken is de toekomst van Galileo afhankelijk van financiering door de EU. Onze fractie ziet met lede ogen aan dat het Galileo-project, dat oorspronkelijk uitsluitend voor civiele toepassingen was bedoeld, een militaire component krijgt. Wij zien tevens met lede ogen aan dat op de EU-begroting extra middelen worden uitgetrokken voor het buitenlands en het veiligheids- en defensiebeleid van de Unie. Wij beschouwen de EU als een vredesorganisatie die geen militaire mogendheid of instrument van een supermacht mag worden. Dat is echter wat er met de EU staat te gebeuren als de Raad meer geld wil uitgeven voor het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid. We willen er ook niet toe bijdragen dat EU-middelen worden gebruikt om postkoloniale regimes in Afrika overeind te houden of de illegale acties van de Verenigde Staten te ondersteunen, die zich in Irak en Afghanistan schuldig hebben gemaakt aan martelingen. In het licht van dit alles zal onze fractie, in alle vriendschap, tegen het begrotingsverslag van mijnheer Virrankoski stemmen. Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mijnheer de Voorzitter, ik wil mijn dank uitspreken en respect betonen aan de rapporteurs, mijnheer Virrankoski en mijnheer Itälä. Zij hebben hun taak uiterst bekwaam en met veel verantwoordelijkheidsbesef vervuld en zijn er daarbij ook in geslaagd de begroting op een veel lager niveau te houden dan ik aanvankelijk mogelijk geacht had. Maar zij waren natuurlijk gedwongen om binnen de gegeven beperkingen te werken, en ik wil erop wijzen dat deze beperkingen onredelijk zijn. Ten eerste ligt het bedrag aan de inkomstenkant zo goed als vast. Rond 1 procent van het bruto nationaal inkomen gaat naar de EU. In een rationeel systeem zou dit niet het geval mogen zijn. De juiste benadering zou zijn om eerst te bepalen wat de EU moet ondernemen, om vervolgens te bekijken hoeveel dit gaat kosten en om uiteindelijk het geld daarvoor bij elkaar te krijgen. Het is niet goed om eerst het geld te verzamelen om zich vervolgens af te vragen waar het voor kan worden uitgegeven. Dit is een slechte procedure, en iedereen is zich daarvan bewust. Laten we er dus verandering in brengen! Ten tweede weten we dat minstens 75 procent van de EU-middelen voor volledig zinloze en averechtse projecten wordt uitgegeven. We hebben dus een enorm bedrag dat we aan zinvolle projecten zouden kunnen besteden. In de praktijk wordt nog steeds rond de helft uitgegeven voor het landbouwbeleid, en nog eens een vierde tot een derde voor iets wat “de structuurfondsen voor structurele beleidsmaatregelen” wordt genoemd. Dit zijn allemaal dingen waar de EU niets mee te stellen heeft. In plaats daarvan dient de EU regelgevingsstelsels voor de interne markt en voor milieusamenwerking te ontwikkelen en op de naleving daarvan toe te zien. Dat zou verbazend weinig kosten. Als we ons hier in de toekomst toe beperken, zijn we in staat de EU-bijdragen te verlagen en hebben we nog genoeg geld over om de EU andere dingen te laten doen die zij moet doen. Daartoe behoort mijns inziens ook het Galileo-project, dat nu wordt gefinancierd. Dat is een succes. We dienen krachtig in fundamenteel onderzoek te investeren, zodat we energie uit kernfusie kunnen ontwikkelen. Dit is de eigenlijke taak van de EU. Geen instrumenten ter bestrijding van bosbranden, geen structurele aanpassing aan de globalisering of andere regelingen die alleen om propagandaredenen worden gefinancierd. Sergej Kozlík (NI). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, geacht Parlement, dames en heren, vele van de gemeenschappelijke beleidsmaatregelen die financiële steun uit de EU-begroting ontvangen, deugen niet. Noch dragen zij bij tot een doeltreffende ontwikkeling van de productiestructuren van de Europese Unie, noch verhogen zij het concurrentievermogen van die structuren. De landbouwsector, die bijna 40 procent van de EU-begroting ontvangt, is een typisch voorbeeld. In het licht van de algemene ontwikkelingen maakt het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU een zeer onflexibele en starre indruk. In de loop der jaren is dit beleid gedeformeerd ten gevolge van verschillende compromissen die zijn gebaseerd op gaandeweg aan de lidstaten, met name de grote, gedane concessies. Tot nog toe hebben we ondanks alle hervormingen vastgehouden aan de ondoeltreffende herverdeling van middelen. Nog steeds wordt 80 procent van de Europese middelen gebruikt door 20 procent van de ondernemingen, die in de oude lidstaten zijn geconcentreerd. Hierdoor ontstaan ongelijke voorwaarden voor de nieuwe lidstaten, die worden gediscrimineerd. Het is duidelijk in strijd met de fundamentele regels van de markt om nationale enveloppes te creëren op basis van het zogenaamde “historisch beginsel”, zoals dit wordt overwogen in verband met de hervorming van de wijnbouwsector. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU moet garanderen dat zijn
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
instrumenten een equivalent effect sorteren en dat er sprake is van een gelijke toegang tot de EU-begroting en de nationale budgetten van de lidstaten. Er wordt beweerd dat de budgetten een weerspiegeling vormen van het voorgenomen economische beleid. Ik ben helaas bang dat het voor de landbouw gereserveerde deel van de EU-begroting zonder eigen toedoen een vertekend beeld geeft. Salvador Garriga Polledo (PPE-DE). - (ES) Mijnheer de Voorzitter, mevrouw de commissaris, mijnheer de voorzitter van de Raad, geachte rapporteurs, dit is een goed begrotingsproject en daar kunnen we allemaal tevreden over zijn. Er zijn inmiddels al voldoende punten naar voren gebracht over de inhoud van het project. Twee punten stemmen mij in het bijzonder tevreden, en dat zijn de uitvoering van de begroting en het feit dat de bemiddelingsprocedure zo goed is verlopen. Als ik begin bij de uitvoering, dan denk ik dat we dit jaar waarde hebben toegevoegd aan het geld dat we via de begroting hebben besteed, dat de afspraken beter zijn nageleefd en dat de samenwerking en de uitwisseling van informatie met de Europese Commissie goed was. Ik denk dat we kunnen zeggen dat voor het merendeel van de begrotingslijnen geldt dat de uitvoering goed is geweest, wat het onder andere mogelijk zal maken om lagere reserves voor de Commissie vast te stellen dan in andere jaren. Daardoor zullen we een veel soepelere procedure zullen kunnen krijgen, zelfs in de wetenschap dat dit een van de eerste jaren van de financiële programmering is, van de nieuwe financiële vooruitzichten, wat tot gevolg heeft dat de uitvoering van de Structuurfondsen wat aan de lage kant is. Ik ben er echter zeker van dat dit spoedig aan snelheid zal winnen. Wat betreft de bemiddeling die we hebben gehad en die de basis voor dit akkoord vormt, wil ik de Europese Commissie nogmaals bedanken voor de steun die de commissaris heeft gegeven aan de delegatie van het Parlement en uiteraard aan het Portugese voorzitterschap, dat op een samenhangende manier heeft geopereerd en dat een echt team is gebleken – ze dragen hier zelfs allemaal dezelfde das, waaruit blijkt dat ze echt een goed team zijn. Dankzij hen kunnen we nu de technologische ontwikkeling financieren en hebben we bereikt dat de belastingbetalers worden beschermd door middel van een niet-buitensporig gebruik van de betalingskredieten. We zouden deze formule in de komende jaren niet moeten veranderen en we moeten in de toekomst bij bemiddelingen over de begroting altijd in gedachten houden dat het Parlement de burgers vertegenwoordigt en dat hun wil wordt uitgedrukt via de fracties. En laten we niet vergeten dat het opstellen van een begroting op zichzelf een politieke daad is. Jutta Haug (PSE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter, dames en heren, de begrotingsprocedure voor 2008 heeft aangetoond hoe ver het Parlement in de onderhandelingen met de Raad kan gaan als wij vastbesloten zijn om onze ideeën voor een Europees beleid in de praktijk te brengen. Wij hebben van meet af aan gezegd dat Galileo, nadat de totstandbrenging van een privaat-particulier partnerschap is mislukt, met Europese middelen moest worden gefinancierd op basis van de communautaire methode. Elke andere optie zou voor het Parlement onaanvaardbaar zijn geweest. Het Parlement heeft op dit punt één lijn getrokken en vervolgens druk uitgeoefend op de Raad, of om eerlijk te zijn: de Raad tot een ongekende manoeuvre gedwongen door bij meerderheid– dus niet met eenparigheid – van stemmen samen met ons het compromis goed te keuren dat ook een zogenaamde kleine herziening inhoudt. Ik zeg dat hier als Duitse, met dank aan het Portugese voorzitterschap. Hierdoor zijn we in staat Galileo en het Europees Instituut voor Technologie tot 2013 naar behoren te financieren. Ik ben daarom trots op het Parlement, maar ik vergeet natuurlijk niet dat de Commissie bij deze begrotingsprocedure zeer hulpvaardig is geweest. Mijn dank gaat uit naar u, mevrouw de commissaris, en naar alle medewerkers van uw afdelingen. U heeft er ongetwijfeld toe bijgedragen de Raad op het goede spoor te zetten, niet alleen wat betreft uw mededingings- en innovatiebeleid, maar ook wat betreft de afspraken op het gebied van het extern beleid. Ons compromis verzekert ons voorlopig ook van de nodige middelen om aan onze verplichtingen in Kosovo en Palestina te kunnen voldoen. Vanzelfsprekend zat er voor het Parlement een prijskaartje aan de geboekte vooruitgang. In 2008 wordt een bedrag van 285 miljoen euro toegewezen aan het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Hoewel dit 125 miljoen meer is dan in 2007 zijn we ons er allemaal van bewust dat rubriek 4 gedurende de resterende periode van de financiële vooruitzichten chronisch ondergefinancierd zal blijven. Ook al zijn we
55
56
NL
Handelingen van het Europees Parlement
in het Parlement in eerste instantie blij dat de Raad ons tegemoet is gekomen, moeten we benadrukken dat de Raad niet alleen aan zijn belangrijkste doelstelling, namelijk zo gering mogelijke betalingen, heeft vastgehouden, maar dit doel zelfs heeft bereikt. De voorgenomen uitgaven belopen in totaal 120,3 miljard euro, wat overeenkomt met 0,96 procent van het gezamenlijke bruto nationaal inkomen van de lidstaten, terwijl de financiële vooruitzichten in een niveau van 1,04 procent voorzien. In 2008 zullen we dus over een krap bemeten begroting die naar onze mening wat ruimer had mogen zijn. Dit is reden te meer om er van onze kant gezamenlijk op te letten dat de Commissie de meerjarige programma’s snel en correct ten uitvoer legt, dat zij onze opmerkingen over specifieke begrotingslijnen in overeenstemming met onze bedoelingen omzet en dat zij, wanneer wij suggesties voor proefprojecten of voorbereidende maatregelen doen, niet alle belemmeringen opsomt die de verwezenlijking ervan in de weg staan, maar mogelijkheden zoekt om onze voorstellen om te zetten. Ik verzoek alle leden, ook de leden van de gespecialiseerde commissies, om de uitvoering van de begroting 2008 systematisch en kritisch te volgen. Tot besluit zou ik aan de rapporteurs, alle collega-leden en het secretariaat mijn hartelijke dank willen uitspreken voor de loyale en constructieve samenwerking in 2007. Ik hoop dat het Parlement zich in 2008, wanneer ik de taak van rapporteur zal vervullen, net zo solidair zal tonen. Gérard Deprez (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, allereerst wil ik mijn complimenten en gelukwensen uitspreken aan het adres van onze rapporteurs en de algemeen rapporteur, onze vriend Kyösti Virrankoski, en aan de gehele EP-delegatie die onder de uitstekende leiding van mijnheer Böge stond. Ik feliciteer ook de Commissie en, wat minder vaak voorkomt, het voorzitterschap van de Raad, dat het aandurfde zijn verantwoordelijkheid te nemen. Mijnheer de minister, indien er een Europees legion d’honneur bestond, zou u daar absoluut voor in aanmerking komen. De belangrijkste zorg die ik en vele collega’s hadden ten aanzien van de begroting 2008 was het veiligstellen van een volledige communautaire financiering voor het opstarten van het Galileo-project, evenals voor het Europees Instituut voor Technologie, zonder daarmee de financiering voor programma’s in gevaar te brengen die op de uitvoering van de Lissabon-strategie zijn gericht. Dit hebben we bereikt, en dit is goed nieuws voor Europa als geheel, goed nieuws dat we zonder problemen en op een heldere manier kunnen uitleggen aan onze medeburgers, die de draagwijdte van dit project begrijpen. Als ik hier een opmerking mag maken in mijn hoedanigheid van voorzitter van de LIBE-commissie, zou ik uiting willen geven aan mijn voldoening over het feit dat de Begrotingscommissie het advies van de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse over de vrijmaking van de reserves met betrekking tot SIS II en Frontex heeft gesteund. Dit zijn twee essentiële instrumenten voor de bewaking van de buitengrenzen van de EU, en we moeten hun operationele capaciteiten uitbreiden. Aan de andere kant verzoek ik erom alle kredieten voor het Europees Terugkeerfonds in de reserve te houden totdat het Parlement en de Raad het voorstel voor een richtlijn inzake gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor het terugzenden van illegaal verblijvende onderdanen van derde landen hebben aangenomen. Zbigniew Krzysztof Kuźmiuk (UEN). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik kan moeilijk optimistisch zijn over de begroting 2008, sinds lange tijd de laagste begroting in verhouding tot het bruto nationaal inkomen van de lidstaten, zowel wat betreft de vastleggingskredieten als de betalingskredieten. Ik zou het Huis eraan willen herinneren dat het plafond voor vastleggingskredieten voor het jaar 2008 in de financiële vooruitzichten 2007-2013 werd vastgesteld op 1,08 procent van het bruto nationaal inkomen. Voor betalingskredieten werd dit plafond vastgesteld op 1,06 procent van het bruto nationaal inkomen. De Europese Unie financiert nu duidelijk minder dan twee jaar geleden. Met zo beperkte financiële middelen kunnen we op geen enkel beleidsgebied van de Europese Unie meer Europa kopen. Ik ben verheugd over het feit dat de overlegprocedure in een overeenkomst over de financiering van het Galileo-programma en het Europees Instituut voor Technologie is uitgemond. Ik hoop ook dat het Europees Parlement ermee instemt budgettaire reserves vrij te maken voor de financiering van Frontex. Dit is met name van belang voor landen als Polen. Al vanaf december zullen de grenzen van deze landen in de ware zin van het woord de buitengrenzen van de Europese Unie gaan vormen. Hans-Peter Martin (NI). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geloofwaardigheid is de hoeksteen van een politiek zonder ismes. Geloofwaardigheid heeft veel te maken met de vraag voor welke doeleinden de belastingopbrengst wordt uitgegeven, en de burgers kunnen dat het duidelijkst zien aan de hand van de bedragen die voor bestuursorganen worden uitgetrokken. Helaas geeft ook deze begroting weer niet precies aan hoeveel daadwerkelijk voor administratieve doeleinden wordt uitgegeven. Er is weliswaar een
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
begrotingspost van 6,6 miljard euro, maar de administratieve kosten zitten ook verstopt in een groot aantal andere begrotingslijnen. Bovendien is het van centraal belang voor de democratie of de politieke klasse in haar leefomgeving iets met de levensomstandigheden van de burgers gemeen heeft of niet. De Europese Unie biedt wat dit betreft een uiterst negatief voorbeeld, namelijk het pensioenstelsel voor ambtenaren, ook voor diegenen in dit Huis die aan de luxe regeling voor aanvullende pensioenen deelnemen. De kosten voor de ambtenaren bedragen inmiddels echter 963 miljoen euro per jaar, waaraan de ambtenaren zelf slechts een derde bijdragen. De rekening wordt steeds hoger. Naar verwachting zal het aantal pensioengerechtigden met 5,5 procent toenemen. Het inflatiepercentage wordt automatisch gecompenseerd. Op deze manier raakt Brussel steeds verder verwijderd van diegenen die het zogenaamd vertegenwoordigt, en dat is slecht voor de democratie. Dit zou een vertrekpunt kunnen zijn voor een zinvolle hervorming van de begroting en is tevens een oproep aan u, mevrouw de commissaris, om hier iets aan te doen. Reimer Böge (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteurs, mijnheer Itälä en mijnheer Virrankoski, zeer hartelijk danken. Zij hebben de afgelopen maanden goed werk geleverd en prima verslagen opgesteld. Mijn dank gaat eveneens uit naar de coördinatoren en de medewerkers van de fracties, en ook het commissiesecretariaat wil ik hartelijk bedanken en het hele team, met name Anne Vitrey, Ian Vollbracht en Marie-Cécile Bernard, die heel hard voor ons hebben gewerkt. Ik moet ook zeggen dat dit uiteindelijke resultaat waarover wij donderdag zullen stemmen, zonder de grote eensgezindheid van het Europees Parlement niet mogelijk was geweest. Mevrouw de commissaris, met uw doortastende optreden, waarvoor u in deze onderhandelingen steeds het juiste tijdstip heeft gekozen, heeft u op beslissende wijze bijgedragen tot het resultaat en het succes van de onderhandelingen. Mijn hartelijke dank hiervoor. Ik heb een hoop begrotingsoverlegprocedures meegemaakt, en daarom wil ik mijn respect betonen aan het Portugese voorzitterschap voor de manier waarop het de onderhandelingen voor de Raad in deze moeilijke situatie heeft gevoerd. Het heeft geschiedenis geschreven toen het om de eindstemming en de toestemming van de Raad ging, wat wij buitengewoon en absoluut op prijs stellen. Al met al hebben we in het jaar twee van de financiële vooruitzichten dus een begroting van 120,3 miljard euro, wat overeenkomt met 0,96 procent van het gezamenlijk bruto nationaal inkomen van de lidstaten – een begroting die sterk gekenmerkt is door begrotingsdiscipline. We hebben een begroting die programma’s veilig stelt die voor Europese meerwaarde zorgen en die we zojuist hebben goedgekeurd. We hebben een begroting die het fundament van het toekomstproject Galileo in eerste instantie tot 2013 garandeert – de sleutel hiertoe was een combinatie van herziening, flexibiliteit en hertoewijzing. We hebben een begroting waarop extra middelen voor Frontex zijn uitgetrokken, waardoor het mogelijk wordt dringende uitdagingen het hoofd te bieden, en we hebben een begroting die, al is het slechts voor 2008, in de complete financiering van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid voorziet, ook onder gebruikmaking van het flexibiliteitsinstrument. Ik wil hier opmerken dat we hier natuurlijk liever een meerjarige benadering voor de langere termijn hadden gezien om de chronisch ondergefinancierde rubriek 4 “De EU als mondiale partner” te garanderen. Maar dat is een thema waar we vast en zeker in verband met het GVBV, Palestina en Kosovo en in het kader van de komende begrotingsprocedure onder leiding van collega Haug terug zullen moeten komen. Ik adviseer alle collega’s om voor deze begroting, zoals die is overeengekomen, te stemmen. Vladimír Maňka (PSE). - (SK) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, staat u mij toe een korte samenvatting te geven met betrekking tot “overige afdelingen”. De werkzaamheden van het Europees Parlement inzake de begroting hebben tot belangrijke resultaten geleid, waarvan ik er slechts enkele zal noemen. Ten eerste hebben we een compromis bereikt over de totale omvang van de begroting. Ten tweede beschikken we nu met betrekking tot de voorlichting van de EU-burgers over de werkzaamheden van het Europees Parlement en de resultaten daarvan over de nodige instrumenten voor een betere samenwerking en communicatie met de burgers. Er moet evenwel worden benadrukt dat vooruitgang bij de verbetering van de voorlichtings- en communicatiestrategie van het Parlement op zichzelf niet zou volstaan. Om succesvol te kunnen zijn moeten de Commissie en de Europese bureaus in de verschillende lidstaten bij deze strategie worden betrokken. De strategie moet worden gecoördineerd en de resultaten
57
58
NL
Handelingen van het Europees Parlement
moeten worden op gezette tijden worden geëvalueerd. Op die manier kunnen we niet alleen voor een betere toegang tot informatie zorgen, maar ook voor meer transparantie en een beter gebruik van financiële middelen. Ten derde, dames en heren, wil ik u danken voor de ondersteuning bij onze inspanningen voor de invoering van ons kennisbeheerssysteem, dat u bij uw toekomstige werkzaamheden van nut zal zijn. Ten vierde hebben we meer flexibiliteit bereikt voor bezoekersgroepen. Ten vijfde ben ik ervan overtuigd dat de maatregelen ter ondersteuning van de taaldiensten voor een hogere kwaliteit van de dienstverlening en een beter gebruik van financiële middelen zullen zorgen. Ten slotte hebben we overeenstemming bereikt over een aantal punten op het gebied van het milieu en werkgelegenheid voor gehandicapten. Bij de begroting voor “overige afdelingen” is het belangrijk om elke instelling apart te beoordelen. Ik zou graag de Rekenkamer willen noemen als een voorbeeld voor goede praktijken met betrekking tot de opstelling van een begroting. Op sommige begrotingslijnen kon worden bespaard door de begroting uit te werken op basis van reële uitgaven in plaats van aan indexcijfers gekoppelde berekeningen. Dames en heren, ik wil graag onze rapporteurs danken, evenals de teams van de Commissie, de Raad en het Europees Parlement. Ik heb een zeer tevreden gevoel overgehouden aan onze bijeenkomsten, debatten en overlegprocedures. Als je het gevoel hebt dat alle betrokkenen overeenstemming willen bereiken, schept dit een positief klimaat dat alleen maar tot goede resultaten kan leiden. Nathalie Griesbeck (ALDE). - (FR) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, zoals u weet hebben in 2006 velen van ons met pijn in de buik voor de meerjarige begroting voor de financiële vooruitzichten gestemd. We beseften maar al te goed dat de bijdragen van de lidstaten niet zouden volstaan om de grote uitdagingen aan te pakken waarmee de Europese Unie van 27 naties, en wel een half miljard burgers, zich geconfronteerd zou zien. Deze ontoereikende begroting, nog verergerd door de terugtrekking van de particuliere partners die betrokken waren bij het Galileo-project, heeft ons kwetsbaar gemaakt voor ernstige problemen en baarde ons reeds vele zorgen. Daarom ben ik blij dat dit keer na een zeer lange discussie met de lidstaten in de Raad naar het Parlement is geluisterd. Deze begroting 2008 betekent een overwinning voor de Europeanen en voor dit Huis, en ik wil ook mijn oprechte dank aan onze algemeen rapporteur en zijn complete team uitspreken voor het voeren van deze moeilijke onderhandelingen, en natuurlijk ook aan voorzitter Böge en de leden en het administratief personeel van de Begrotingscommissie. Ik ben blij dat we na urenlange intensieve onderhandelingen een totaal bedrag aan kredieten van rond 120 miljard euro hebben weten te bereiken, wat neerkomt op 0,96 procent van het BNI van de EU. Dit is vooral te danken aan het gebruik van het flexibiliteitsinstrument, waardoor we de toewijzingen voor het GBVB (rubriek 4) duidelijk hebben kunnen verhogen, met bijzondere nadruk op Kosovo en Palestina. Als lid van de Commissie vervoer en toerisme ben ik evenals mijn collega’s verheugd over de voor Galileo verkregen middelen. Dit grootschalige, cruciale project zal Europa in staat stellen om zijn positie als ruimtemacht te handhaven en zelfs te verbeteren en zal ons onafhankelijk maken van andere landen. Dit is een groot succes, niet alleen politiek gezien, maar ook in termen van werkgelegenheid, aantrekkelijkheid en zichtbaarheid van de Europese integratie voor onze medeburgers – kortom, het is een groot succes voor onze toekomst. László Surján (PPE-DE). - (HU) Mijnheer de Voorzitter, “En toch beweegt zij!” heeft Galileo Galilei volgens de overlevering gezegd. Nu, na een lange voorbereiding begint er beweging te komen in het Galileo-programma. Ik wil de rapporteur, de Commissie en de commissaris danken voor het feit dat zij een overeenkomst hebben afgedwongen. Maar waarom was er dwang nodig? Waarom heeft de Raad niet eerder iets ondernomen? Waarom is de Raad geschokt en ontzet dat de Unie weer moet betalen? Waarom zijn we niet blij dat de Unie bereid en in staat is om belangrijke programma’s als Galileo uit te voeren? Waarom moesten we de nodige middelen uit allerlei overgebleven potjes bij elkaar schrapen, in plaats van dat we de kosten voor de investeringen gezamenlijk dragen en er ook gezamenlijk de vruchten van te plukken. Waarom probeert de Raad de middelen voor het cohesiebeleid van jaar tot jaar te korten – en wel met meer dan 100 miljoen euro in dit jaar? Waarom was het nodig om tien jaar lang landbouwsteun te onthouden aan de nieuwe lidstaten en om Europese burgers die op verschillende manieren worden gesteund, met elkaar te laten concurreren op de gemeenschappelijke markt?
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Toen de Oostenrijkse keizer en koning van Hongarije om steun vroeg voor de oorlogscampagnes van Maria Theresia, antwoordden de Hongaarse edelen gevat: “Ons leven en ons bloed!” Maar zij voegden eraan toe: “Geen graan.” Met andere woorden: we draaien niet voor de kosten op. Met zo’n houding is het moeilijk om succes te behalen. We mogen de begroting van de Unie niet als weggegooid geld beschouwen. De begroting is een instrument waarmee de burgers waar voor hun geld wordt geboden. Het Parlement, de Commissie en uiteindelijk ook de Raad hebben hiervoor gezorgd. Jammer alleen dat de ideeën en doelstellingen niet eerder op elkaar zijn afgestemd. Ik dank u voor uw aandacht. Jan Mulder (ALDE). – (NL) Voorzitter, eens te meer kunnen wij elkaar na zoveel pogingen feliciteren dat er weer een akkoord is gekomen. Het was een moeizaam proces en iedereen die eraan deelgenomen heeft, kan er nu met een gerust geweten op terugkijken. De grote vraag is of dit de meest ideale procedure is om de begroting vast te stellen. Ik denk dat het een goede zaak is, wanneer het nieuwe Verdrag zal worden goedgekeurd, om ons eens te buigen over de vraag of het niet sneller en effectiever kan. Wij zouden bijvoorbeeld ook kunnen nadenken over de vraag of het de beste methode is om proefprojecten en voorbereidende acties steeds in dit late stadium vast te stellen of dat wij dat in een eerder stadium zouden moeten doen. Ik denk het laatste. Als wij kijken naar de onderhandelingen, dan is het grote succes van deze begroting het Galileo-project en het Europees Instituut voor technologie. Als ik de persverslagen lees over alle onderhandelingen, dan lijkt het er steeds op alsof het maar op één orgaan aankomt, en dat is de Europese Raad van Ministers. Toen eenmaal het akkoord gesloten was, en je las de persberichten, dan was het steeds “er is een akkoord bereikt in de Raad van Ministers”. Kan het ook niet eens een keer bij het publiek doordringen dat het iets anders gelopen is? Het was moeilijk de Raad te overtuigen om de meerjarenbegroting aan te passen. Op zichzelf is dat respectabel, het is nog een jong verdrag, maar er was een dringende noodzaak voor. Ik vind dat wij ons aan het Verdrag, aan de meerjarenbegroting moeten houden, maar dat geldt ook voor de Raad en dat geldt met name op het punt van artikel 44 op het uitgeven van de landenverklaringen betreffende een goed financieel beheer. Misschien dat de Raad ook daar aandacht aan zou kunnen besteden. Janusz Lewandowski (PPE-DE). - (PL) Mijnheer de Voorzitter, zowel qua structuur als qua omvang laat de begroting 2008 zien dat we nog maar aan het begin staan van de invoering van een nieuwe generatie van meerjarenprogramma’s in het kader van de financiële vooruitzichten 2007-2013. Een illustratief voorbeeld is het laagste niveau van betalingskredieten in verhouding tot het bruto nationaal inkomen dat ooit is vertoond. Met voorzichtig optimisme ga ik ervan uit dat de begunstigden van deze begroting het Europees Parlement in 2008 aangenaam zullen verrassen, maar dat de ministers van Financiën tegelijk een onaangename verrassing te wachten staat, wanneer deze om een zogenaamde aanvullende begroting moeten verzoeken omdat het uitvoeringspercentage hoger uitvalt dan thans geraamd, met name wat betreft de Structuurfondsen. De bemiddeling was extreem succesvol en was inderdaad een gezamenlijk succes voor de drie betrokken instellingen. Ik feliciteer mijnheer Böge met zijn rol als hoofd van de EP-delegatie. Gelukwensen zijn eveneens op hun plaats voor de rapporteurs, het secretariaat en andere betrokkenen. Zoals in het debat van vandaag reeds werd gezegd, heeft de overlegprocedure evenwel een onaangename indruk achtergelaten. Het leek er soms op of de delegatie van het Parlement een waarnemersrol bekleedde bij het gesjacher tussen bepaalde nationale delegaties. Deze interesseerden zich vooral voor de financieringsmethode en nog meer voor de openbare aanbestedingen in verband met het Galileo-programma. Deze onaangename indruk kwam daarna tot uiting in de commentaren over het gebeuren in de media. Er zij aan herinnerd dat het vooral om begrotingsoverleg ging, en niet zozeer om een bijeenkomst van de ministers van Financiën van de geïnteresseerde landen. Namens het Europees Parlement beloof ik hierbij conclusies uit deze ervaringen te zullen trekken voor toekomstige bijeenkomsten van deze aard in 2008. VOORZITTER: MAREK SIWIEC Ondervoorzitter Ingeborg Gräßle (PPE-DE). - (DE) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, mijnheer de fungerend voorzitter, staat u mij toe om allereerst de voorzitter van de Raad te complimenteren. Ik vind dat u met uw stropdassen van het Portugese voorzitterschap een sieraad bent voor deze zaal, en u legt in de Raad een esprit de corps aan de dag die we daar niet hadden vermoed.
59
60
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Vanuit het oogpunt van de begrotingscontrole zijn er twee punten die we in dit begrotingsjaar 2008 bijzonder benadrukken. Het eerste betreft een punt dat al door mevrouw de commissaris is genoemd, namelijk de voortzetting van de screening van het personeelsbestand op het gebied van coördinatie en administratieve ondersteuning. We weten dat de Commissie er zelf aan twijfelt of zij 1 700 medewerkers voor communicatie nodig heeft, of 3 500 voor documentenbeheer, of 1 700 in de personeelsafdeling. Al deze medewerkers maken bijna een derde uit van het personeel van de ondersteunende en coördinerende diensten. Wij willen er zorg voor dragen dat de administratie niet alleen met zichzelf bezig is, maar dat het personeelsbestand ook medewerkers omvat die de politieke prioriteiten van de Commissie en van het Parlement ten uitvoer kunnen leggen. Daarom verzoeken wij de Commissie nog steeds om in een actieplan verder aandacht te besteden aan deze gebieden. Dit moet een punt op de agenda blijven en zal ook op de agenda blijven, met of zonder reserve, met of zonder paragraaf 11 van de resolutie, en zelfs met of zonder voorwaarden vooraf. Ik verzoek u dringend om deze aangelegenheid te blijven volgen. U heeft daarover uitspraken gedaan waar ik u aan zal houden. Ik geloof dat deze Commissie best in staat is om een actieplan op te stellen, juist deze Commissie is daartoe in staat. De volgende Commissie zal dat weer niet zijn. Daarom ben ik van mening dat het belangrijk is dat van uw kant de nodige voorwaarden worden vervuld, de nodige voorbereidende werkzaamheden worden verricht. Ik ben zeer geïnteresseerd in dit thema en ben altijd bereid om hierover met u van gedachten te wisselen. Het tweede punt dat wij belangrijk vinden betreft de verklaringen inzake nationaal beheer voor onder gedeeld beheer vallende middelen. Mijnheer de fungerend voorzitter, tijdens de overlegprocedure heeft u ons in bepaalde verklaringen laten weten dat u dit thema zou aanpakken. Tot dusver heeft u nog niet gezegd hoe u van plan bent dit te gaan doen. Ons verzoek om op dit punt iets te ondernemen geldt ook voor het Sloveense voorzitterschap. Bij de Commissie dringen wij erop aan om er via desbetreffende richtsnoeren eerst voorwaarden voor te scheppen dat wij gesprekken met de lidstaten kunnen aangaan. Zonder dergelijke richtsnoeren, zonder overeenkomstige activiteiten van de kant van de lidstaten zal dat moeilijk worden. Monica Maria Iacob-Ridzi (PPE-DE). - (RO) Mijnheer de Voorzitter, de communautaire begroting 2008 is pragmatisch, resultaatgericht, gebaseerd op de huidige ontwikkelingsprioriteiten van de Europese Unie. Tijdens de gehele begrotingsprocedure heeft het Europees Parlement gebruik gemaakt van zijn prerogatief om controle uit te oefenen op de andere instellingen, teneinde de hoofddoelstellingen van de strategie van Lissabon, economisch concurrentievermogen en werkgelegenheid, te bevorderen. Vanwege tekortkomingen in het goedkeuringssysteem voor operationele programma’s heeft het Parlement voor de Commissie bestemde gelden in de reserve geplaatst, omdat de overschrijding van termijnen betekent dat de Europese burgers geld verliezen. Hetzelfde geldt voor vertragingen bij de aanwerving van personeel uit de nieuwe lidstaten, die aanzienlijke kosten hebben veroorzaakt en de activiteiten van de Europese instellingen belemmeren. Daarom is het naar mijn mening zeer belangrijk dat de bevoegdheden van het Parlement met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon duidelijk worden uitgebreid, dat medebeslissing de normale wetgevingsprocedure wordt en dat het vetorecht van het Parlement in de begrotingsprocedure zich ook uitstrekt tot het landbouwbeleid. De oplossingen die zijn gevonden voor de financiering van de grote technologieprojecten van de Europese Unie, namelijk Galileo en het Europees Instituut voor Technologie, zorgen voor substantiële steun ten behoeve van onderzoek en ontwikkeling. We moeten echter garanderen dat de Europese steun gelijkelijk wordt verdeeld en er niet toe bijdraagt de reeds bestaande ontwikkelingskloof tussen de lidstaten op het gebied van technologie en informatie nog dieper te maken. Het gebruik van de landbouwmarge is een oplossing voor de financiering van deze programma’s, maar mag geen gewoonte worden. De landbouw mag geen beleidsgebied zijn waar de ontwikkelingen op voorhand worden vastgelegd en waar de betalingen systematisch afwijken van de ramingen. Ik ben zeer verheugd dat u de verhoging van de middelen bestemd voor het Europese programma ter financiering van schoolmelk heeft gesteund en deze regeling heeft uitgebreid tot andere producten. Last but not least acht ik de toenemende betrokkenheid van de Europese Unie bij het onderwijs in het algemeen en bij de uitbreiding van studiebeursregelingen en bijscholingsprogramma’s in het bijzonder zeer belangrijk. Daarom dank ik u voor uw steun voor het amendement over de significante verhoging van de desbetreffende begroting voor volgend jaar.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Margaritis Schinas (PPE-DE). - (EL) Mijnheer de Voorzitter, de begroting van dit jaar een duidelijk bewijs vormt voor het feit dat de communautaire methode functioneert. Dit jaar hebben we aangetoond dat de Europese Unie de voor meerwaarde kan zorgen door complexe problemen op te lossen waar de oorspronkelijke plannen schipbreuk hebben geleden. Dit blijkt niet alleen uit het spectaculaire succes van Galileo, maar ook uit de manier waarop we erin zijn geslaagd Frontex van nieuwe middelen te voorzien die noodzakelijk zijn om nieuwe uitdagingen te kunnen aangaan, en eveneens uit de proefprojecten en het Europees Instituut voor Technologie. Simpel gezegd laat de Europese Unie zien dat zij oplossingen kan bieden voor grootschalige, ingewikkelde problemen waarvoor anderen geen uitweg hebben gevonden. Dit is het goede nieuws. Evenwel is de globale trend van de begrotingscijfers minder goed nieuws: het feit dat we dit jaar, voor 2008, 0,95 procent van het communautaire BNP besteden lijkt me niet bijzonder positief. Ik heb gehoord dat sommige lidstaten dit als succes beschouwen. Voor mij is het dat niet. Uit de cijfers blijkt dat we nu, met 27 lidstaten, evenveel uitgeven als in de tijd dat er 15 waren. Begrotingen op dit niveau komen niet overeen met de mate van ambitie van het Europese project. Voortbordurend op de successen van dit jaar dienen we de toekomstige toewijzingen bijtijds voor te bereiden, en ik ben blij dat de discussie hierover reeds is begonnen. Tot slot een persoonlijke opmerking: donderdag, wanneer we over de begroting stemmen, is het één jaar geleden dat Loyola de Palacio – de architecte van dit grote Europese programma – is overleden. Zij was een grote pleitbezorgster van Europa, een fantastische vrouw, een vrouw die dit proces heeft aangezwengeld dat wij met de stemming op donderdag succesvol zullen afsluiten. Ik zou me geen betere herdenking kunnen voorstellen voor deze politica, die voortleeft door haar werk. Simon Busuttil (PPE-DE). – (MT) Dank u, mijnheer de Voorzitter. Een van de punten waarover het Parlement en de Raad overeenstemming hebben bereikt is een duidelijke verhoging van de begroting voor het Frontex-agentschap, die zelfs is verdubbeld. Ik wil erop wijzen dat de Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken tussen de eerste en de tweede lezing van deze begroting, die deze week zal worden goedgekeurd, een intensieve bijeenkomst met de directeur van Frontex heeft gehad waarop wij gesprekken hebben gevoerd en een gedetailleerde presentatie over het werkprogramma van het agentschap voor het komende jaar hebben gekregen. Deze presentatie, mijnheer de Voorzitter, heeft ons ervan overtuigd dat we er goed aan doen de begroting van dit agentschap te verhogen en dat het agentschap, wanneer het komend jaar over meer middelen beschikt, doeltreffender zal zijn dan ooit. De directeur van het agentschap heeft ons tevens gedetailleerde informatie verstrekt over nieuwe missies die in de loop van volgend jaar aan de buitengrenzen van de Unie zullen worden uitgevoerd – het gaat hierbij om missies te land, ter zee en in de lucht. Wat betreft de missies ter zee doet het ons groot genoegen te zien dat de activiteiten van Frontex aan de maritieme grenzen duidelijk worden geïntensiveerd, met name in het centrale Middellandse Zeegebied, maar ook in het oostelijke Middellandse Zeegebied, waar de problemen de afgelopen tijd sterk zijn toegenomen. Intussen zullen ook de missies rond de Canarische Eilanden worden voortgezet. Mijnheer de Voorzitter, ik twijfel er niet aan dat de burgers van de betrokken landen verheugd zullen zijn over een doeltreffender optreden van Frontex dat ertoe bijdraagt het hoofd te bieden aan de toestroom van migranten, die, zoals wij allen weten, een kwestie van grote zorg vormt voor de burgers in deze landen. Zij zullen daarom onze besluiten over de begroting weten te waarderen. Bovendien twijfel ik er niet aan dat wij met deze begroting een duidelijk signaal afgeven aan het criminele netwerk dat van het smokkelen van migranten profiteert, namelijk het signaal dat hun activiteiten niet worden getolereerd. Ik dank u. Emanuel Santos, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, ik heb nauwlettend naar de toespraken van de leden geluisterd en ik moet u zeggen dat ik aan het begin al mijn genoegen heb geuit over de behaalde successen, maar dat ik nu des te meer reden heb om persoonlijk, maar ook als vertegenwoordiger van de Raad, uiterst tevreden te zijn over de resultaten die wij samen hebben weten te bereiken. Staat u mij toe daaraan toe te voegen dat deze resultaten niet alleen aanleiding voor tevredenheid zijn, maar ook de reputatie van onze instellingen, het Parlement, de Raad en de Europese Commissie, ten goede komen. In de ogen van de Europese burgers hebben wij laten zien over een gezamenlijke wil en over de gezamenlijke ambitie te beschikken om de ontwikkeling van de Europese Unie als inmiddels 27 lidstaten omvattende ruimte van vrede, democratie, vrijheid, rechtvaardigheid en ook welvaart voort te zetten. Ik moet deze gelegenheid aangrijpen om de hoop uit te spreken dat niet alleen de begroting, waarover u gaat stemmen, correct zal worden uitgevoerd, maar dat ook de projecten die onderwerp waren van deze onderhandelingen, correct ten uitvoer zullen worden gelegd. Mijn dank aan allen voor de vriendelijke woorden aan het adres van de Raad. Hartelijk dank, mijnheer de Voorzitter.
61
62
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt donderdag plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Alexander Stubb (PPE-DE), schriftelijk. – (FI) Wij moeten de rapporteurs van het Parlement feliciteren met hun succesvolle begroting: mijnheer Virrankoski voor de begroting van de Commissie, en mijnheer Itälä voor de begroting van het Parlement en de andere instellingen. Het is een historisch resultaat. Aan de Structuurfondsen en het Cohesiefonds wordt voor het eerst het grootste deel van de begroting toegewezen. Dit is een weerspiegeling van de gewijzigde prioriteiten van de Commissie. De hoogte van de begroting was al lang bekend en ligt iets onder de 1 procent van het BNI, wat neerkomt op een bedrag van rond 120,3 miljard euro voor 2008. De begroting is tevens op de toekomst gericht, met het gevolg dat 3,4 miljard euro is uitgetrokken voor het satellietnavigatiesysteem Galileo, en 309 miljoen euro voor het Europees Instituut voor Technologie (EIT). Daarnaast zijn er meer investeringen in het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid. Dit is enorm belangrijk voor de versterking van een geloofwaardige internationale rol van de EU. Wat betreft het Parlement heeft Itälä het belang benadrukt van begrotingsdiscipline en het verantwoord gebruik van openbare middelen. Ik vind de nieuwe begroting daarom uitstekend.
15. Jaarverslag van de Europese Unie over de mensenrechten (debat) De Voorzitter. – Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over het jaarverslag van de Europese Unie over de mensenrechten. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, het is mij een grote eer om vandaag hier te zijn en dit debat over het negende jaarverslag van de EU over de mensenrechten te mogen meemaken. Dit verslag behandelt de periode van 1 juli 2006 tot en met 30 juni 2007 en werd op 26 november officieel gepresenteerd aan het Europees Parlement. Net als in de voorgaande jaren is het negende jaarverslag van de Europese Unie over de mensenrechten van 2007 echt een gezamenlijk verslag van het voorzitterschap, de Europese Commissie en het secretariaat-generaal van de Raad. Doel van dit verslag is het opstellen van een overzicht van de werkzaamheden van de Europese Unie op het gebied van de mensenrechten tijdens het Finse en het Duitse voorzitterschap. Het verslag wil laten zien hoe de gemeenschappelijke waarden waarop de EU is gebaseerd zijn vertaald naar concrete mensenrechtenactiviteiten in de bilaterale betrekkingen van de EU met derde landen, in multilaterale fora en met betrekking tot een aantal thematische vraagstukken. Een tweede doel van dit verslag is het waarborgen van transparantie in de communautaire mensenrechtenactiviteiten en van de zichtbaarheid van deze talrijke en uiterst belangrijke werkzaamheden. Ik zou nu de meest opvallende algemene aspecten van het EU-beleid inzake mensenrechten gedurende de genoemde periode willen noemen. Deze aspecten zijn: de tenuitvoerlegging van de EU-richtsnoeren inzake mensenrechten – zoals u weet hebben we reeds richtsnoeren inzake foltering, de doodstraf, mensenrechtenactivisten en kinderen en gewapende conflicten –; de ontwikkeling van nieuwe, omvattendere richtsnoeren inzake de rechten van het kind, die oorspronkelijk sterk gericht waren op geweld tegen kinderen; de werkzaamheden van de nieuwe Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties in het eerste jaar van zijn bestaan; de afsluiting van het oprichtingsproces van dit nieuwe orgaan, en tenslotte de integratie van de mensenrechten in alle aspecten van het EU-beleid, met inbegrip van crisisbeheer in het kader van operaties en missies van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid. Hoewel de structuur van dit verslag grotendeels identiek is aan die van vorig jaar, tracht de editie van dit jaar meer aandacht aan analysen te besteden om een omvattender en diepgaand overzicht te geven van het effect en de doeltreffendheid van het EU-optreden op het gebied van mensenrechten en democratisering. Deze concentratie op analyse gaat terug op suggesties die het Europees Parlement in het verslag-Coveney van april heeft gedaan. Dit verslag behandelt de mensenrechtenactiviteiten van de EU dus zowel thematisch als per land. Dit jaar zijn er twee nieuwe hoofdstukken in het verslag opgenomen: een over het nabuurschapsbeleid en een over
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
de vrijheid van godsdienst en overtuiging. Op deze manier wilden we het belang onderstrepen dat wij aan de bestrijding van onverdraagzaamheid op grond van overtuiging of godsdienst hechten. Het jaarverslag bevat ook commentaren op de door de Europese Unie ondersteunde resolutie over dit onderwerp die de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op haar zitting van 2006 heeft aangenomen. Het doet mij genoegen u te kunnen meedelen dat we dit jaar opnieuw een resolutie over onverdraagzaamheid op grond van godsdienst hebben gesteund, die door het Derde Comité van de VN bij consensus is goedgekeurd. Tijdens de zitting van de Mensenrechtenraad die gisteren, op 10 december, in Genève begonnen is, wordt nog een EU-resolutie over religieuze onverdraagzaamheid ingediend, die er vooral op is gericht het mandaat van de speciale rapporteur te verlengen. Wij hopen dat ook deze resolutie bij consensus zal worden aangenomen. Het verslag bevat daarnaast een uitgebreider hoofdstuk over de activiteiten die het Europees Parlement ter bevordering en bescherming van de mensenrechten en de democratie heeft ontplooid, met name in de vorm van resoluties, maar ook door middel van hoorzittingen en debatten in de Subcommissie mensenrechten, de Commissie buitenlandse zaken en de Commissie ontwikkelingssamenwerking met vertegenwoordigers uit derde landen. De essentiële bijdrage van het Europees Parlement tot onze gemeenschappelijke inspanningen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten staat buiten kijf. Het verslag gaat ook in op de mechanismen die binnen de EU zijn ontwikkeld om de eerbiediging en de bescherming van de mensenrechten te garanderen. In dit verband moet ook de oprichting van het Bureau voor de grondrechten op 1 maart van dit jaar worden genoemd. Het Bureau is de opvolger van het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat. Naast andere activiteiten van het Bureau worden in het verslag onder meer de stappen beschreven die zijn ondernomen om de Europese richtsnoeren inzake mensenrechten in de praktijk te brengen. Om te beginnen wil ik de in dit jaar genomen maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake de doodstraf noemen. Door met landen in alle regio’s samen te werken heeft de EU sterke impulsen gegeven aan haar campagne tegen de doodstraf. Tijdens de gehele verslagperiode heeft de EU tal van maatregelen met betrekking tot de doodstraf getroffen in haar streven om landen over te halen hun standpunt ten aanzien van deze kwestie te wijzigen en om zodoende mensenlevens te redden. In de context van deze richtsnoeren hebben we in 2006 ook een verklaring over de doodstraf ingediend bij de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die dit jaar op 15 november heeft geleid tot een resolutie tegen de doodstraf. Bovendien hebben we ons standpunt tegen foltering in de context van de richtsnoeren kracht bij gezet en de tenuitvoerlegging van de richtsnoeren inzake kinderen en gewapende conflicten en inzake mensenrechtenactivisten verder verbeterd. Dit jaar heeft de EU ook een nieuw initiatief genomen met de ontwikkeling van een reeks richtsnoeren inzake de rechten van het kind, die de Raad naar alle waarschijnlijkheid aan het eind van dit jaar zal vaststellen. De EU-activiteiten op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, dialogen inzake de mensenrechten met uiteenlopende landen en trojka-besprekingen vormen nog steeds het hoofdonderdeel van het verslag. Er wordt informatie verstrekt over de ontwikkeling van het beleid en maatregelen met betrekking tot 20 verschillende thematische vraagstukken, die zich niet alleen uitstrekken tot de gebieden waarop de EU mensenrechtenrichtsnoeren heeft aangenomen, maar ook tot andere onderwerpen, zoals de rechten van de vrouw, de rechten van het kind en de bestrijding van racisme en mensenhandel. Het verslag bevat tevens een analyse van de EU-activiteiten in buurlanden en geeft een overzicht van de EU-activiteiten in internationale organisaties. Ik wil u in dit verband herinneren aan het feit dat de in dit verslag geanalyseerde periode samenvalt met het eerste jaar van de werkzaamheden van de Mensenrechtenraad, waartoe de Europese Unie actief heeft bijgedragen. Een andere prioriteit voor de EU op mensenrechtengebied was, net als in voorgaande jaren, de integratie van de mensenrechten in alle onderdelen van het EU-beleid. Hier valt te denken aan de planning en uitvoering van crisisbeheersingsoperaties en missies in het kader van het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid en aan de benoeming van speciale mensenrechten- en genderadviseurs bij missies. De mandaten van de speciale vertegenwoordigers van de Europese Unie vormen inmiddels ook concrete instructies op dit gebied. Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik verwelkom dit EU-verslag, dat een gezamenlijk verslag van de Raad en de Europese Commissie is. Degenen die aanwezig waren toen ik hier voor het eerst als commissaris sprak, zullen weten dat het altijd mijn wens is geweest om deze kwestie samen aan te pakken. Ik wil ook mijn dank uitspreken aan de leden van het Parlement die aan het verslag
63
64
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hebben bijgedragen. Het is uiteindelijk een zeer goed document geworden, waarin staat wat we moeten zeggen en dat laat zien wat we hebben gedaan op het gebied van de mensenrechten. Gisteren vierde de wereld de Internationale Dag van de mensenrechten, die dit jaar een extra bijzonder karakter had omdat hij de start van de festiviteiten in het kader van de zestigste verjaardag van de aanneming van de Universele Verklaring van de rechten van de mens markeerde. Dat was de eerste stap in het creëren van een allesomvattend internationaal kader voor de bescherming van de mensenrechten, die in de afgelopen tientallen jaren is gevolgd door een indrukwekkende groei van de internationale mensenrechtenwetgeving. Vandaag bestaat de uitdaging erin om overal ter wereld ook daadwerkelijk uitvoering te geven aan die wetgeving. De deplorabele mensenrechtensituaties in bijvoorbeeld Birma/Myanmar, Sudan/Darfur, Iran en Zimbabwe vormen een krachtige herinnering aan de uitdaging waar we voor staan en waar de winnaar van de Sacharov-prijs, de heer Osman, ons nog eens van doordrongen heeft. Hij heeft ons duidelijk de weg gewezen. Ik wil uw aandacht vestigen op vier ontwikkelingen die in de afgelopen jaren van groot belang zijn geweest voor de activiteiten van de Europese Unie. In de eerste plaats hebben we belangrijke veranderingen gezien in het mensenrechtenstelsel van de Verenigde Naties. De fase van het opbouwen van de instellingen van de Raad voor de rechten van de mens van de VN is min of meer met succes afgerond, en er is reden voor voorzichtig optimisme, mits de Raad mensenrechtenschendingen tijdig aan de kaak stelt, waar en wanneer ze ook plaatsvinden. In dat licht gezien deed het ons genoegen dat de Mensenrechtenraad, naast het initiatief van de EU, stappen heeft genomen tegen de ernstige schendingen van de mensenrechten in Birma/Myanmar en ook in Sudan/Darfur. Ook verwelkomen we het in het leven roepen van een systeem van universele periodieke evaluatie, waarmee met ingang van volgend jaar de mensenrechtensituatie van elke lidstaat van de VN grondig kan worden onderzocht. Ondanks de oprichting van de Mensenrechtenraad blijft de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN uiteraard een even belangrijk forum voor mensenrechtenkwesties. De Europese Unie zal ten volle gebruik blijven maken van die Derde Commissie om voorstellen te doen voor zowel thematische als landenresoluties. Tijdens de vergadering van dit jaar is een bijzonder succes geboekt – voor het eerst is een resolutie aangenomen waarin wordt opgeroepen tot een moratorium op het gebruik van de doodstraf. Dankzij het initiatief van de EU en het opbouwen van een transregionale coalitie vormt de historische veroordeling van de doodstraf een cruciale stap op weg naar het bereiken van internationale consensus over de uiteindelijke wereldwijde afschaffing van de doodstraf. In de tweede plaats is een van de belangrijkste instrumenten waarover we beschikken om mensenrechtenkwesties bij derde landen aan de orde te stellen de mensenrechtendialoog. In die dialoog kunnen we ook concrete zorgen over mensenrechtenschendingen aan een partnerland overbrengen, aanbevelingen voor verbeteringen doen en mogelijke manieren bespreken om hervormingen te bevorderen door middel van trainingsprojecten of samenwerking op dat gebied. In het afgelopen jaar is het aantal mensenrechtendialogen aanzienlijk gestegen. We voeren nu dialogen met ongeveer 25 partnerlanden. Zo zijn we mensenrechtendialogen begonnen met bijna alle landen van het Europees nabuurschap, en de inleidende gesprekken zijn heel – en soms zelfs buitengewoon – constructief geweest. De eerste ronde van de dialoog van de mensenrechtendeskundigen, onder andere met de Afrikaanse Unie, heeft nieuwe mogelijkheden gecreëerd om mensenrechtenschendingen op het Afrikaanse continent aan de orde te stellen. In mei 2007 heeft de Europese Unie de eerste mensenrechtendialoog met Oezbekistan gehouden, en de strategie van de EU ten aanzien van Centraal-Azië voorziet in het aangaan van zulke dialogen met alle Centraal-Aziatische landen. Naarmate het aantal dialogen toeneemt, moeten we er echter op letten dat deze dialogen consistent en doelmatig zijn, iets waarop het Europees Parlement in zijn resolutie van 6 september 2007 terecht heeft gewezen. In de derde plaats wil ik de mensenrechtenrichtsnoeren van de EU noemen. Het doet me genoegen – en het voorzitterschap van de Raad heeft dit al opgemerkt – dat in 2007 de nieuwe richtsnoeren voor de bevordering en bescherming van de rechten van het kind zijn aangenomen, samen met een strategie voor de tenuitvoerlegging. Als een eerste prioriteit in het kader van die richtsnoeren zullen we aan het werk gaan met het cruciale punt van geweld tegen kinderen.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zoals dat het geval is bij alle richtsnoeren van de EU, is het natuurlijk de uitvoering die telt. De Europese Unie is in het bijzonder actief op het gebied van de richtsnoeren inzake de doodstraf, marteling en mishandeling, waarbij een aantal algemene demarches heeft plaatsgevonden, maar ook een groot aantal specifieke protesten is aangetekend tegen individuele gevallen van toepassing van de doodstraf of marteling in een groot aantal derde landen. We zullen deze gevallen tijdens de bijeenkomsten in het kader van de politieke dialoog met derde landen consequent aan de orde blijven stellen. Tot slot moet ik het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten noemen, dat sinds januari 2007 bestaat. In het kader van het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten kunnen we rechtstreekse steun geven aan organisaties van het maatschappelijk middenveld in de hele wereld, zonder tussenkomst van regeringen. Dit is een essentieel instrument geworden voor de versterking van basisorganisaties overal ter wereld, zonder welke de mensenrechten en democratie niet kunnen floreren. Met het Europees Instrument voor democratie en mensenrechten wordt nieuwe nadruk gelegd op de bevordering van democratie en kunnen we ook steun geven aan acties die aansluiten bij de mensenrechtenrichtsnoeren van de EU. Een verdere innovatie is dat er nu middelen kunnen worden verstrekt aan mensenrechtenactivisten die vanwege hun activiteiten gevaar lopen. Er zal elk jaar in totaal ongeveer 140 miljoen euro beschikbaar zijn voor dit instrument, en de eerste oproepen voor het indienen van projectvoorstellen zijn inmiddels gedaan. De tijd staat me niet toe om vandaag ook nog andere punten te bespreken. Ik denk echter dat elke lezer van dit goede en interessante jaarverslag onder de indruk zal zijn van de geografische reikwijdte van onze activiteiten op het gebied van mensenrechten en het brede scala aan thematische onderwerpen dat aan bod komt. Ter aanvulling van de punten die ik al heb genoemd, wil ik zeggen dat de Europese Unie actief is geweest op gebieden die variëren van het bevorderen van het lidmaatschap van het Internationaal Strafhof, de rechten van vrouwen en de rechten van mensen met een handicap. Het jaar 2007 is een jaar van resultaten geweest. Ondanks dat zijn we ons er ook van bewust dat mensenrechtenschendingen in een groot aantal landen helaas endemisch blijven. In dit jaar, de zestigste verjaardag van de Universele Verklaring van de rechten van de mens, zullen we vanzelfsprekend doorgaan met onze inspanningen om ervoor te zorgen dat de rechten die zijn vervat in de Universele Verklaring een tastbare werkelijkheid voor ons allemaal zullen worden. VOORZITTER: MANUEL ANTÓNIO DOS SANTOS Ondervoorzitter Laima Liucija Andrikienė, namens de PPE-DE-Fractie. – (LT) Allereerst wil ik al diegenen danken die het jaarverslag hebben opgesteld. Niet alleen het Europees Parlement, maar ook instellingen als de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, de Raad van Europa en NGO’s die zich voor de bescherming van de mensenrechten inzetten, een dialoog die niet kan worden overschat, hebben naar dit document uitgezien. Ik heb het over de dialoog tussen het Europees Parlement, zijn Subcommissie mensenrechten en de Mensenrechtenraad van de Verenigde Naties, de samenleving en maatschappelijke organisaties. Ik stem in met de ideeën die door het Portugese voorzitterschap en de commissaris naar voren zijn gebracht. Toch wil enkele opmerkingen maken. Het jaarverslag is een gedetailleerd overzicht van de acties die de EU wereldwijd heeft ondernomen op het gebied van de mensenrechten. Het behandelt de activiteiten van de EU-lidstaten, de Commissie en het Europees Parlement. Het verslag beschrijft daarnaast de situatie in bepaalde delen van de wereld, maar naar mijn mening ontbreekt er een aantal punten die het verslag nog waardevoller zouden hebben gemaakt. Ten eerste bevat het verslag geen evaluatie van het mensenrechtenbeleid van de EU. Het zou goed zijn om aan het eind van het jaar een beoordeling te krijgen van de Raad en de Commissie over de resultaten en de effecten van de genoemde acties. Een dergelijk bericht zou veel zinvoller zijn dan een verslag dat slechts een lijst van getroffen maatregelen presenteert, ook al is deze lijst nog zo lang. Een resultaatgericht overzicht zou alle acties van de EU voor de bescherming van de mensenrechten opsommen en vervolgens de onbeduidendheid daarvan aantonen. Dit geldt ook voor de individuele gevallen die in het verslag worden genoemd: welke resultaten heeft de Europese Unie daadwerkelijk bereikt? Is het misschien zo dat onze strategieën en activiteiten geen enkel resultaat hebben opgeleverd of zelfs negatieve gevolgen hebben gehad?
65
66
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Aan de andere kant mis ik een duidelijkere toelichting bij de werkzaamheden van het Europees Parlement en bij de aanbevelingen voor resoluties die wij hebben goedgekeurd. Het Europees Parlement zou gebaat zijn bij informatie over de vraag welke van zijn aanbevelingen door de Commissie en de Raad in aanmerking zijn genomen, welke aanbevelingen ten uitvoer zijn gelegd en wat daarvan de resultaten zijn. Raimon Obiols i Germà, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil drie korte opmerkingen maken over dit negende jaarverslag en daarna een suggestie doen voor toekomstige verslagen. De opmerkingen zijn positief. In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat er, hoewel de structuur van het verslag dezelfde is als die van voorgaande verslagen, meer ruimte is voor gedetailleerde analyse. Enkele onderwerpen worden zelfs vanuit een tweevoudig perspectief onderzocht, geografisch en thematisch, en dat is positief. In de tweede plaats is ook het sterkere accent op de afschaffing van de doodstraf, marteling, de rechten van kinderen en een grotere inzet voor de bescherming van mensenrechtenactivisten positief. Het mag ons ook tot tevredenheid stemmen dat er steeds meer rekening wordt gehouden met de speciale kwetsbaarheid van vrouwen voor misbruik, en dientengevolge met de noodzaak om hun bescherming krachtiger ter hand te nemen. De derde opmerking is dat dit verslag betrekking heeft op een periode die samenvalt met het eerste jaar van het bestaan van de Raad voor de mensenrechten van de VN. De Unie heeft actief bijgedragen aan de invoering van het mechanisme van universele periodieke evaluaties en dit kan een ronduit positieve synergie tot stand brengen. Tot slot een overweging die gedeeltelijk overeenkomt met wat mijn collega, mevrouw Andrikienė, heeft gezegd. Onze diagnostiek wordt elk jaar beter, maar we hebben nog een lange weg te gaan voordat we deze uitputtende en scherpzinnige analyse in meer tastbare resultaten en meer doelmatige acties van de Europese Unie hebben vertaald. Daarom moet er een conceptueel en analytisch apparaat worden ontwikkeld waarmee we ook onze eigen instrumenten kunnen evalueren. De manier waarop we de dialogen met derde landen voeren, de koppeling aan voorwaarden, de terminologie die we gebruiken om situaties aan de kaak te stellen, of we wel of niet met twee maten kunnen meten, al naar gelang de grootte of het strategisch belang van een land: wij zijn van mening dat al deze zaken tegen het licht moeten worden gehouden en ik hoop dat ze in volgende jaarverslagen aan de orde zullen komen. (Applaus) Sarah Ludford, namens de ALDE-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik denk dat het Europees Parlement met de toekenning van de Sacharov-prijs voor de vrijheid van denken aan de indrukwekkende winnaar, de heer Salih Mahmoud Osman, op een goede manier een voorschot heeft genomen op de viering van de zestigste verjaardag van de Universele Verklaring van de rechten van de mens. Maar hij heeft ons verteld dat we falen bij het vervullen van onze plicht om de mensen in Darfur te beschermen, dat de EU zich daar sterker voor moet maken en dat de EU meer middelen moet inzetten, inclusief troepen, om die bescherming te bieden. Hoe kan het dat een EU die de mond vol heeft van mensenrechten de moord op zeshonderdduizend mensen en de verdrijving uit hun huizen van vier miljoen mensen toestaat? De EU moet capaciteit opbouwen om in te kunnen grijpen in crisissituaties als deze. Zonder bijbehorende actie zijn onze woorden over de bevordering van gedeelde waarden niet meer dan mooie praatjes. Ik denk dat veel van mijn kiezers en de lijdende bevolking van Darfur zich verbaasd hebben over de beelden van afgelopen weekend van EU-leiders die in Lissabon cocktails staan te drinken met de presidenten van Zimbabwe en Sudan. Een grote lacune in het jaarverslag van de Raad en de Commissie over de mensenrechten in 2007 is het ontbreken van een reactie op de onthullingen, niet in de laatste plaats door dit Parlement, over de heimelijke medewerking van EU-regeringen aan de zogeheten buitengewone overdrachten of “extraordinary renditions”. Er wordt ons verteld dat de EU actief is geweest in de strijd tegen het gebruik van martelingen. Hoe kan het dat een EU die opkomt voor de mensenrechten en het uit de wereld helpen van marteling hierover niet echt rekenschap heeft afgelegd en niet aan waarheidsvinding heeft gedaan, maar alleen met wezenloze ontkenningen komt, en met de laconieke verzekering dat ze zelf niet betrokken is geweest bij deze vorm van barbarij? De ondertekening van het Handvest van de grondrechten deze week – die zeer welkom is, niet in de laatste plaats omdat discriminatie vanwege seksuele oriëntatie voor het eerst met behulp van een
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
internationaal mensenrechteninstrument wordt verboden – heeft een holle klank als we in de praktijk hypocrisie zien. Tot slot heeft de heer Osman er ook voor gewaarschuwd dat gerechtigheid en het afleggen van verantwoording niet moeten worden gecompromitteerd door een politieke deal en dat de cyclus van straffeloosheid moet worden doorbroken. Ik denk dat we die waarschuwing ook kunnen toepassen op de huidige situatie op de Balkan. De Europese Unie moet zich niet door Servië laten chanteren om de stabilisatie- en associatieovereenkomst te ondertekenen als een doekje voor het bloeden na het verlies van Kosovo, tenzij en totdat Ratko Mladić en Radovan Karadžić zijn afgeleverd in Den Haag. We kunnen het oordeel van hoofdaanklager Carla Del Ponte dat de Servische regering Mladić en Karadžić bewust niet aan justitie heeft overgeleverd niet zomaar terzijde schuiven. We mogen Servië niet belonen voor het niet met geweld reageren op het verlies van Kosovo. Konrad Szymański, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mijnheer de Voorzitter, de bescherming van de mensenrechten moet door overtuiging zijn ingegeven, en niet door de behoefte om achter de laatste intellectuele mode aan te hollen. Daarom roept ik ertoe op om in de activiteiten van de Europese Unie op dit gebied meer aandacht te besteden aan de kwestie van religieuze vrijheid. Geloofsovertuigingen zijn steeds vaker het doelwit van repressie, een probleem dat inmiddels dramatische proporties heeft aangenomen. Ik zou hier China, Birma, Noord-Korea, Iran, Sudan, Eritrea, Vietnam en ook Rusland, Saudi-Arabië, Oezbekistan en Cuba kunnen noemen. Is deze lijst lang genoeg? Het is in dit licht frappant dat zo weinig aandacht aan dit probleem wordt besteed, met name in het eerste deel van het verslag. Ik verwelkom het feit dat aan gendervraagstukken en kinderrechten prioriteit wordt gegeven op onze agenda, maar ik betreur het gebrek aan aandacht voor de vrijheid van godsdienst. Dit zou kunnen opgevat als een teken dat bepaalde mensen in Europa vooroordelen tegen elke vorm van geloof hebben. De Europese Unie dient dringend algemene richtsnoeren inzake de vrijheid van godsdienst te ontwikkelen. De vrijheid van godsdienst is het mensenrecht dat in de wereld van vandaag het meest frequent straffeloos met voeten wordt getreden. Hélène Flautre, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, ik ben verheugd over dit jaarverslag. Het is een belangrijk werkstuk dat ons een overzicht geeft van de initiatieven die gedurende één jaar en twee voorzitterschappen zijn genomen om het EU-beleid inzake mensenrechten ten uitvoer te leggen. Het is een hele prestatie: een praktisch instrument en een referentiedocument. Desondanks ben ik het eens met mevrouw Andrikiené. Het verslag ontbreekt het aan een zekere mate van objectieve beoordeling, aan analyse en aan een kritische instelling, en er worden geen conclusies uit de behandelde vraagstukken getrokken, geen aanbevelingen gedaan. De successen en mislukkingen van dit beleid worden in het verslag niet in voldoende mate belicht. Ik hoop, en ben er ook van overtuigd, dat de leden deze taak voor hun rekening zullen nemen in het verslag dat door het Parlement in het voorjaar wordt opgesteld: hun werk moet daarop gericht zijn. Het verslag bevat ook een aantal zorgwekkende hiaten. Zoals mevrouw Ludford reeds heeft gezegd besluit het hoofdstuk over mensenrechten in verband met de strijd tegen het terrorisme gelukkig met een verwijzing naar de werkzaamheden van het Parlement met betrekking tot CIA-vluchten en buitengewone uitleveringen, maar het gaat niet in op de dadeloosheid van de Raad als het erom gaat onderzoeken in te stellen, de verantwoordelijkheden te vervolgen, om nog maar te zwijgen over schadeloosstelling van slachtoffers die zijn ontvoerd, gedetineerd of gefolterd. Evenmin maakt het hoofdstuk over asiel en migratie gewag van de massale inbreuken op de rechten van migranten, noch wordt een evaluatie gemaakt van de tenuitvoerlegging van een reeks terugkeerovereenkomsten, en het gaat niet in op het quasi militaire beheer van de grenzen, niet op de duizenden mensen die onze kusten proberen te bereiken, hoewel de leden uitgebreid en regelmatig aandacht aan deze kwesties besteden. Bovendien is bij het lezen van dit verslag onbegrijpelijk waarom onze lidstaten zich in een pijnlijke positie ten opzichte van onze partners en het internationaal recht hebben gemanoeuvreerd door domweg te weigeren het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van de rechten van alle migrerende werknemers te ratificeren. Op deze punten heeft ons interne beleid consequenties voor de mensenrechtensituatie buiten onze grenzen.
67
68
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik ben verheugd over de goedkeuring van het Handvest van de grondrechten, dat ertoe zal bijdragen dat wij kritischer naar onszelf kunnen kijken, en dit ook in Groot-Brittannië en Polen. Het analyseren van onze successen zou ook van nut kunnen zijn als input voor toekomstige strategieën. Mevrouw Ferrero-Waldner heeft gelijk: de beslissende rol van de EU bij de goedkeuring door de VN-Mensenrechtenraad van veelbelovende en ambitieuze werkmechanismen, zoals de recente goedkeuring van een resolutie waarin voor een moratorium op de doodstraf wordt gepleit, moet worden geanalyseerd. Een actief voorzitterschap, een gemobiliseerde Raad, een offensief Europees Parlement en vasthoudende burgerorganisaties dragen ertoe bij om van Europa een effectieve wereldspeler te maken. Dit is uitstekend en bemoedigend nieuws. Patrick Louis, namens de IND/DEM-Fractie. – (FR) Dames en heren! “Er is een nieuwe mens van de mensenrechten geboren die behalve de naam niets gemeen heeft met zijn voorvader van 1789”. Zo heeft de filosoof Marcel Gauchet het Handvest van de grondrechten beschreven dat hier is geproclameerd en dat bindende kracht heeft gekregen door artikel 6 van het Verdrag van Lissabon. We weten dat het grote aantal rechten van het Handvest in vele opzichten in strijd is met de rechten en vrijheden die door onze nationale constituties worden beschermd. Het Europees recht heeft voorrang boven het nationaal recht, ook het constitutioneel recht. Maar wat blijft er dan nog over van het seculariteitsbeginsel in het licht van artikel 10 van het Handvest, dat bepaalt dat de vrijheid van godsdienst ook het recht omvat om, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden? Wat blijft er nog over van het gelijkheidsbeginsel in het licht van artikel 20 en volgende van het Handvest, waarin een catalogus van rechten van slachtoffers wordt opgesteld die gebaseerd zijn op hun identiteit als lid van een bepaalde groep? Wat blijft er nog over van het vrijheidsbeginsel en het bijbehorende zelfbeschikkingsrecht in het licht van de artikelen 6 tot en met 19, waar dit beginsel wordt verward met individuele rechten en het simpele recht om bepaalde diensten van anderen te verlangen? Op die manier willen we de transformatie van burgers die vrijelijk over hun toekomst beslissen in consumenten en passieve dienstverrichters bespoedigen, en is er inderdaad geen betere manier om dit te doen. Mijn collega’s die prijs stellen op de seculiere vrijheden en rechten die in hun land door de grondwet worden beschermd, kan ik alleen maar zeggen: tijd om wakker te worden! Philip Claeys (NI). – (NL) Voorzitter, een beleid inzake mensenrechten dat niet consequent is, is hypocriet en mist aan geloofwaardigheid. Terecht wil de Europese Unie de mensenrechten in derde landen ondersteunen. Maar om geloofwaardig te zijn, moeten alle democratische grondrechten ook bij ons worden geëerbiedigd. En dat is met name niet altijd het geval als het over het recht van vrije meningsuiting gaat. Dat recht is een van de meest fundamentele grondrechten, om niet te zeggen het meest fundamentele grondrecht, maar het wordt wel meer en meer geproblematiseerd. Met name de kritiek op het mislukte immigratie- en integratiebeleid wordt altijd maar meer bestempeld als racisme en dus gecriminaliseerd. Ook het verslag dat we nu bespreken, maakt die fout. Mensen riskeren vervolgd en veroordeeld te worden, niet omwille van hun daden, maar omwille van hun gedachten en het uiten van die gedachten. Op die manier brengt het gevoerde beleid geen oplossing voor de problemen, maar maakt het zelf deel uit van het probleem. Ari Vatanen (PPE-DE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ik ben dankbaar voor dit verslag, maar ik wil erop wijzen dat onze mensenrechten nog steeds selectief zijn – ze zijn politiek correct. Zelfs in dit Huis konden we geen fototentoonstelling over de gruwelijkheden in Tsjetsjenië organiseren omdat we bang waren dat de Russen dat niet leuk zouden vinden. In onze mensenrechtendialoog met China zijn de dertig tot veertig miljoen in demografische zin vermiste Chinese meisjes niet genoemd. Waar zijn die kinderen gebleven? Ze zijn geaborteerd, na hun geboorte vermoord, aan hun lot overgelaten of in handen van de georganiseerde misdaad gevallen. De volgende keer moeten we deze zaak daarom bij de Chinese autoriteiten aankaarten. Is de situatie beter in de EU? Ik wil niemand een schuldgevoel aanpraten. Ik vraag u alleen om na te denken over de vraag wat de basis van menselijkheid is. Waarom wijzen we met een vinger – en terecht – naar de landen die de doodstraf kennen, terwijl we hier in de EU ook een doodstraf hebben, omdat meer dan een miljoen kinderen in de EU nog voor hun geboorte worden vermoord? Ik vraag u: is dat menselijk? Kunnen we een gezondere samenleving opbouwen wanneer het menselijk leven geen absolute waarde heeft? Het is onze eerste taak om degenen te verdedigen die zichzelf niet kunnen verdedigen, degenen die het meest kwetsbaar zijn. Dat is echte solidariteit. Dat is misschien geen politiek correct denken, maar we moeten de vraag stellen waar onze waarden liggen. Zijn die onderhandelbaar? Kunnen mensenrechten afhankelijk zijn
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
van een meerderheid die op een bepaalde dag bestaat, maar die op een andere dag misschien tot een minderheid is geslonken? Om het simpel te zeggen, het eerste mensenrecht is het recht om geboren te worden. Ik ben erg blij dat ik geboren ben, en ik weet zeker dat mijn collega’s ook blij zijn dat ze geboren zijn. Als we de absolute waarde van het menselijk leven inzien, kunnen we een samenleving van compassie en liefde opbouwen. Een betere toekomst kan niet worden gebouwd op zand dat nat is van de tranen van ongeboren kinderen. Józef Pinior (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het jaarverslag van de EU over de mensenrechten ligt voor ons. Het is een van de beste documenten die de laatste tijd in de Europese Unie zijn opgesteld en het is een goed voorbeeld voor een gecoördineerd optreden van de grote Europese instellingen, in dit geval de Raad en de Commissie, op het gebied van de mensenrechten. Het communautaire beleid inzake de mensenrechten is het best ontwikkelde beleidsgebied van de Europese Unie. Het maakt duidelijk wat de Europese Unie in de huidige wereld aan het begin van de 21e eeuw, buiten de gemeenschappelijke markt, betekent. Als het om mensenrechten gaat spreekt de Europese Unie op het wereldtoneel met één stem, en zij aarzelt niet om een eigen houding in te nemen die niet altijd overeenkomt met die van de Verenigde Staten. De Unie blijkt een steeds effectievere en nuttigere rol te spelen voor personen die door ondemocratische regimes overal ter wereld worden vervolgd. Niettemin beseffen wij, mijnheer de Voorzitter, dat er nog veel moet worden ondernomen. De winnaar van de Sacharov-prijs 2007, de heer Salih Mahmoud Osman, heeft dit bijvoorbeeld duidelijk gemaakt in zijn toespraak voor het Parlement van vandaag. We moeten erover nadenken welke maatregelen vereist zijn om het mensenrechtenbeleid van de Europese Unie doeltreffender te maken. Ik doel in het bijzonder op een bepaalde studie over de mensenrechtensituatie in Rusland na de in dat land gehouden verkiezingen. Ik doel ook op de situatie in China in de aanloop naar de Olympische Spelen die daar volgend jaar plaatsvinden. Daar heeft de Europese Unie nog handenvol werk, met name met betrekking tot de mensenrechten. Anneli Jäätteenmäki (ALDE). - (FI) Mijnheer de Voorzitter, de fungerend voorzitter van de Raad heeft gezegd dat op alle beleidsgebieden rekening moet worden gehouden met mensenrechtenkwesties. Dat is waar, en dat moet ook in het buitenlands beleid gebeuren, maar de Europese Unie moet ook eens naar haar eigen achtertuin kijken. Worden buitenlandse werknemers in de EU wel zo behandeld dat er met ieders mensenrechten rekening wordt gehouden? Velen lijden onder armoede. Dat probleem vormt echter geen onderdeel van het officiële beleid van de EU, maar wordt overgelaten aan de kerk en liefdadigheidsorganisaties. De EU moet een vastberadener standpunt innemen ten aanzien van de mensenrechten; alleen daden tellen, woorden niet. Ten slotte wil ik het hebben over de humanitaire crisis in Irak, die de rampzalige afmetingen begint aan te nemen. Rond 4,5 miljoen mensen hebben hun huizen moeten verlaten, en de Irakezen vormden vorig jaar de grootste asielzoekersgroep in Europa. De EU heeft op de crisis gereageerd door 4 miljoen euro over te maken voor de werkzaamheden van het Vluchtelingenbureau van de VN en het Nederlandse Rode Kruis, terwijl nog eens 11 miljoen is gepland voor de gezondheidszorg en onderwijs in het land. Is dit echter voldoende steun vanuit de rijke Europese Unie voor deze 4,5 miljoen mensen die, buiten hun toedoen, in een benarde situatie zijn terechtgekomen? De crisis in Irak is wereldwijd een van de ergste. Hanna Foltyn-Kubicka (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik ben vooral verheugd over het hoofdstuk in dit verslag over de acties van de leden van dit Parlement. De toekenning van de Sacharov-prijs aan Alexander Milinkevich en de krachtige en niet mis te verstande veroordeling van de moord op Anna Politkovskaya zijn een signaal dat Europa niet met de handen in de zakken zal staan kijken en de inbreuken op de mensenrechten aan de andere kant van de oostelijke grenzen niet door de vingers zal zien. In dit opzicht moet er echter nog veel worden gedaan. De meest recente parlementsverkiezingen in Rusland hebben laten zien dat inbreuken op fundamentele beginselen en vrijheden aan de orde van de dag zijn. Door de gebeurtenissen in Rusland wordt het overleg inzake de mensenrechten tussen de Europese Unie en de Russische Federatie op losse schroeven gezet. Misschien is het tijd om het karakter van deze bijeenkomsten te herdefiniëren, om sancties in te voeren wanneer geen vooruitgang wordt geboekt bij de omzetting van de gedane toezeggingen, en om mechanismen op te zetten om op de omzetting toe te zien. Eén ding is zeker. Rusland verwijdert zich steeds meer van de democratie. We kunnen alleen maar hopen dat we volgend jaar meer redenen zullen hebben om ons geluk te wensen met het feit dat we geen tijd en geen gelegenheden hebben verknoeid om de wereld beter te maken.
69
70
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Milan Horáček (Verts/ALE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het verslag vertoont een aantal goede vernieuwingen. Zo is er bijvoorbeeld een hoofdstuk over het Europese nabuurschapsbeleid. Het verslag beschrijft tevens de verslechterde mensenrechtensituatie in Rusland, maar waarschuwt voor pogingen om dit land te isoleren. Desondanks is het belangrijk dat in komend overleg discussies worden gevoerd over vraagstukken als de vrijheid van meningsuiting, persvrijheid en de vrijheid van godsdienst, de restrictieve NGO-wetgeving en de anti-extremismewet, terrorismebestrijding en de kwestie Tsjetsjenië. De Raad en de Commissie dienen een follow-up-mechanisme in het leven te roepen. Bovendien is men aan Russische zijde absoluut niet bereid om met NGO’s samen te werken. We moeten maar hopen dat de Russische regering uiteindelijk van zins is deel te nemen aan het overleg ter voorbereiding van de mensenrechtendialogen. Het verslag laat zien dat de EU op het gebied van de mensenrechten weliswaar actiever is geworden, maar dat zij helaas niet in staat is kritischer na te denken over de mensenrechtensituatie in de EU zelf. Dat is echter nodig wanneer we een geloofwaardig mensenrechtenbeleid willen voeren. Roberta Alma Anastase (PPE-DE). - (RO) Dames en heren, ik wil de Europese instellingen feliciteren met de opstelling van dit verslag, dat een goede indicator is voor het belang dat de Europese Unie aan de mensenrechten en de bevordering van democratische waarden in de hele wereld hecht. Het is een uitvoerig verslag, en ik heb waardering voor het initiatief om het ook tot andere gebieden uit te breiden. Tegelijkertijd zou ik, eveneens met het oog op mogelijke verbeteringen, willen wijzen op drie belangrijke aspecten waaraan de EU bij haar toekomstige acties prioriteit dient te geven. Ten eerste zou ik willen onderstrepen dat het van groot belang is om, als garant van vrede in Europa, de mensenrechten te bevorderen en te eerbiedigen. Het Europa van vandaag is een geglobaliseerd en multi-etnisch Europa, en erkenning en wederzijds respect voor onze rechten en vrijheden dient aan de basis te liggen van de bevordering van tolerantie en wederzijds begrip. Daarom is het zeer belangrijk om de rechten van minderheden, met name op de westelijke Balkan en in het kader van het nabuurschapsbeleid, te garanderen en de daartoe strekkende inspanningen van de Europese Unie te intensiveren. Daarnaast moet de bevordering van de rechten van de Roma en hun integratie in de Europese gemeenschap verder worden geconsolideerd, onder meer door de oprichting van een agentschap dat daarvoor verantwoordelijk is. De situatie van de mensenrechten op het grondgebied van de Europese Unie, die een rol als hoedster van de mensenrechten ambieert, is niet minder belangrijk en vormt daarom een relevant referentiepunt. In dit verband maak ik mij zorgen over de recente verslechtering van de situatie van de Roemenen in Italië, waarbij op ruime schaal inbreuk is gemaakt op hun rechten. Derhalve verzoek ik de Commissie en de Raad om krachtdadig op te treden teneinde de Roemenen in hun rechten te herstellen en dergelijke situaties in de toekomst te voorkomen. Tot slot zou ik de aandacht van de Raad en de Commissie willen vestigen op de noodzaak om evaluatiemechanismen van de Europese Unie een ruimere plaats te geven in de jaarverslagen over de mensenrechten. Alleen als we de concrete resultaten kennen, kunnen we acties op dit gebied op coherente en efficiënte wijze ontwikkelen. Ook de analyse en evaluatie van de regionale acties van de Europese Unie, met inbegrip van de ontwikkeling van de synergie voor het Zwarte-Zeegebied, dienen te worden geïntegreerd in de toekomstige verslagen. Richard Howitt (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, ook ik wil het jaarverslag van de Raad en de Commissie verwelkomen. Er is zeker vooruitgang te zien in de vorm van extra details, iets waar wij in voorgaande jaren om hebben gevraagd. Maar ik wil toch opmerken dat het verslag nog steeds iets meer beschrijving en iets minder analyse bevat dan wij zouden willen. Ik wil het Portugese voorzitterschap echter van harte feliciteren met de nieuwe richtsnoeren inzake de rechten van het kind – een belangrijke stap vooruit. Ik hoop dat de volgende voorzitterschappen er het komend jaar in zullen slagen om het Agentschap voor de grondrechten een effectieve rol te geven en de EU-wetgeving te verbeteren om doelmatige bescherming te bieden tegen alle vormen van discriminatie, en dat ze ook de druk op de landen van de westelijke Balkan om oorlogsmisdadigers aan justitie uit te leveren zullen kunnen handhaven. Ik wil vandaag ook voor pleiten dat er volgend jaar specifieke Europese steun wordt gegeven voor het eindverslag van de persoonlijke vertegenwoordiger van de secretaris-generaal van de VN voor bedrijfsleven en mensenrechten. Als rapporteur van het Parlement voor dit onderwerp maak ik me grote zorgen over het
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
feit dat Indiase rechtbanken in Bangalore deze week een internationaal aanhoudingsbevel tegen zeven Nederlandse activisten van de Schone Kleren-campagne willen uitvoeren omdat deze op internet een rapport hebben gepubliceerd over schendingen van arbeidsrechten door een Indiase leverancier van het modemerk G-Star, waarin onder andere melding wordt gemaakt van gedwongen overwerk en lichamelijk en verbaal misbruik. Dit is in strijd met de verantwoordelijkheden die de Indiase regering heeft op grond van artikel 19 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Ik vraag de Raad en de Commissie om deze zaak te onderzoeken en ik doe een beroep op alle EU-regeringen om niet mee te werken aan dit aanhoudingsbevel, waarbij fundamentele rechten als arbeidsrechten en de vrijheid van meningsuiting in het geding zijn. Ewa Tomaszewska (UEN). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, het verslag bevat informatie over gesprekken met Russische en Chinese leiders over de eerbiediging van de mensenrechten. Helaas is deze informatie niet zeer specifiek. Intussen woedt het conflict tussen de politie en het leger in Rusland over organen van Tsjetsjenen voort. De Tsjetsjenen worden uit hun huizen gehaald, en wanneer alle organen die geschikt zijn voor transplantatie zijn verwijderd, worden zij ergens gedumpt. In China worden organen verwijderd bij politieke gevangenen. De Raad van Europa heeft eerder dit jaar verklaringen afgegeven over dergelijke gevallen. Het enige wat ons Parlement heeft weten te presteren was de ontmanteling van een display met beeldmateriaal over de Russische misdaden tegen het Tsjetsjeense volk. Het display werd op een avond weggehaald omdat men het te schokkend vond. Ik benadruk dat men het display te schokkend vond, niet de handelingen die daarop werden afgebeeld. Hoe lang nog willen we genocide tolereren? Ik zou graag om opheldering willen verzoeken over de vraag of het probleem dat ik heb genoemd, in de gesprekken met Rusland en China is aangekaart. Ana Maria Gomes (PSE). – (PT) Ik moet het Portugese voorzitterschap feliciteren met dit verslag, dat een uitvoerige beschrijving bevat van het waardevolle werk dat wordt verricht, met name met betrekking tot het moratorium op de doodstraf. Het ontbreekt echter aan een kritische analyse, en vooral aan zelfkritiek. Ik doel op het uitblijven van een reactie van de Europese Raad op de aanbevelingen van dit Parlement en van senator Dick Marty over de zogenaamde CIA-vluchten. Ondanks bewijzen dat het grondgebied en agenten van diverse lidstaten betrokken waren bij de ontvoering en marteling van terrorismeverdachten, die van hun rechten werden beroofd, heeft de Europese Raad en met name het Portugese voorzitterschap tot dusver niets ondernomen om naar behoren uit te zoeken wat er is gebeurd, om de schuldigen te vinden en te voorkomen dat dergelijke criminele handelingen zich opnieuw voordoen. Ondanks bekentenissen en onderzoeken in de VS steken de Europese regeringen hun kop nog steeds diep in het zand, waardoor zij inbreuk maken op fundamentele Europese waarden en belangen en de geloofwaardigheid van Europa ernstig beschadigen als het om de wereldwijde bevordering van de mensenrechten gaat. Genowefa Grabowska (PSE). – (PL) Mijnheer de Voorzitter, ik zou graag willen zeggen hoe blij ik ben dat mijn land, Polen, besloten heeft om zijn bedenkingen tegen de instelling van een Werelddag tegen de doodstraf te laten varen. Niet alleen weerspiegelt dit besluit de mening van het Poolse volk, het zorgt er ook voor dat de Unie met één stem kan spreken. Ik ben verheugd over hoofdstuk 4.5., getiteld “Vrouwenrechten en gendergelijkheid”, van het nu voorliggende verslag. Het is goed dat de Europese Commissie gendergelijkheid en vrouwenrechten heeft opgenomen in haar prioriteitenlijst en haar actiekaders voor 2010. Iedere lidstaat moet nu op deze kwesties letten en er rekening mee houden bij alle politieke initiatieven en ontwikkelingssamenwerkingsacties. We zouden er goed aan doen om met betrekking tot deze kwesties aandacht te besteden aan de situatie in de praktijk. Kunnen we echt tevreden zijn als we horen wat er gebeurt? Ik zou hier het voorbeeld kunnen noemen van Delaram Ali, een 24-jarige Iraanse, die tot een gevangenisstraf van 32 maanden en 10 zweepslagen werd veroordeeld, alleen omdat zij had deelgenomen aan een demonstratie tegen de vervolging van vrouwen. In juli van dit jaar werden de lijken van 42 vrouwen in Basra gevonden. Hoe reageren wij op het feit dat deze vrouwen alleen werden vermoord omdat zij hun hoofd niet hadden bedekt of zich hadden opgemaakt? We kunnen ons toch niet bij de zinloze dood van die vrouwen neerleggen? Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren,, Ik zal het kort houden. Ten eerste: wat betreft het verslag dat hier vandaag is gepresenteerd
71
72
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en besproken en wat betreft de manier waarop dit debat is gevoerd, dank ik u voor uw ondersteuning. Meer nog, ik ben u dank verschuldigd voor uw erkenning voor het werk dat de Raad, de Commissie en ook het secretariaat-generaal van de Raad hebben verricht tijdens de voorbereiding van dit verslag en de inhoud daarvan. De opmerkingen die we hier hebben gehoord, klinkt ons als muziek in de oren, aangezien ze een erkenning vormen van de uitvoerigheid en de waarde van dit verslag en van de inspanningen die de betrokkenen zich hebben getroost. Er is ook kritiek geuit, met name over het feit dat we de analyse hier en daar hadden kunnen verbeteren en dieper op de oorzaken en gevolgen hadden kunnen ingaan. Dit verslag bereidt daartoe ongetwijfeld de weg: het is analytischer dan de vroegere verslagen, of streeft hier tenminste naar, en u kunt ervan uitgaan, dames en heren, dat wij overeenkomstig uw aanbevelingen en suggesties op deze weg zullen voortgaan. Ook over de essentie van het verslag zijn opmerkingen gemaakt. Eén lid heeft gezegd dat Europa wel iets gedaan heeft, of zelfs veel gedaan heeft, maar dat er nog een lange weg te gaan is. Naar mijn mening is Europa waarschijnlijk de grootste ruimte van vrede, rechtvaardigheid, mensenrechten en de rechtsstaat. Sinds lange tijd volgt het een rechtlijnige koers die gekenmerkt is door een steeds krachtigere en intensievere verdediging van de mensenrechten. Het is echter duidelijk dat er altijd nog meer kan worden gedaan, omdat wij het doel in de zin van vrijheid en mensenrechten nooit zullen bereiken: er zal altijd iets zijn wat verdedigd, ontwikkeld, beschermd of gewaarborgd moet worden. We moeten echter beseffen dat de Europese Unie, zowel intern als extern, een hele hoop heeft gedaan. Een recent voorbeeld werd hier al genoemd: de besluiten en maatregelen die we bijvoorbeeld op het gebied van de rechten van het kind hebben goedgekeurd. Dát hebben gedaan. Ik zou ook willen verwijzen naar vier of vijf initiatieven op het gebied van de mensenrechten die onmiskenbaar laten zien welke inspanningen de EU zich getroost om deze mensenrechten te verdedigen. Morgen zal hier het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie plechtig worden afgekondigd. In deze tweede helft van 2007 heeft de Europese Unie ervoor gezorgd dat de Verenigde Naties een resolutie over een moratorium op de doodstraf werd aangenomen. We hebben het Europees Bureau voor de grondrechten opgericht, dat zich in het laatste voorbereidingsstadium bevindt. We hebben ook een Europese dag tegen de doodstraf in het leven geroepen. Dit zijn concrete, specifieke en recente voorbeelden voor onze voortdurende, vasthoudende en intensieve werkzaamheden ten behoeve van de verdediging van de mensenrechten. We moeten accepteren dat we met problemen geconfronteerd worden en dat er maatregelen, acties of gedragslijnen zullen zijn die wellicht niet perfect zijn! We moeten echter ook de grote successen naar waarde schatten die we op dit terrein hebben behaald. Met betrekking tot het extern optreden werd de Top EU-Afrika genoemd, die hierna aan de orde is in dit debat. Het staat buiten kijf dat mensenrechten en goed bestuur zeer belangrijke onderwerpen waren in de dialoog die we in Lissabon tijdens de Top EU-Afrika hebben gevoerd. Dames en heren, u weet allen, net als alle Europese burgers, dat de verdediging van de mensenrechten in onze dialoog met derde landen een vast en prioritair thema is op onze agenda en in onze bilaterale dialoog. Dit blijkt ook uit onze veroordelingen zodra in derde landen mensenrechtenschendingen plaatsvinden en uit de maatregelen die wij in reactie op mensenrechtenschendingen in derde landen nemen, met name in de vorm van sancties die er specifiek op zijn gericht een herhaling van dergelijke schendingen te voorkomen. Daarom moeten we onze verdiensten en onze inspanningen erkennen. Natuurlijk moeten we alles verbeteren wat voor verbetering vatbaar is, maar we moeten als het om dit thema gaat een zelfbewuste en positieve houding innemen en de overtuiging toegedaan zijn dat we ons op de goede weg bevinden, in het verlengde van onze humanistische traditie. Benita Ferrero-Waldner, lid van de Commissie. − (EN) Mijnheer de Voorzitter, voordat ik reageer op enkele van de punten die in dit debat zijn genoemd, wil ik meedelen dat we een aantal kopieën voor u hebben meegenomen, voor het geval u daar belangstelling voor mocht hebben. Ze zijn beschikbaar. Dan nu over het debat. Ik wil beginnen met de algemene opmerkingen over het verslag. Ik ben blij dat velen van u het een nuttig verslag vinden en we nemen ook nota van de suggesties en aanbevelingen die in dit debat zijn gedaan. Met betrekking tot het punt van het analyseren van de doelmatigheid van ons eigen beleid, dat door sommigen van u naar voren is gebracht, wil ik er slechts op wijzen dat er in hoofdstuk 7, dat hierover gaat, evaluaties en analyses worden gepresenteerd. Maar het is ook waar dat het beter kan, dat we meer kunnen doen. Ik wil ook opmerken dat er een bepaalde grens is, omdat het verbeteren van de mensenrechtensituatie heel vaak gaat over het veranderen van de hele samenleving, en de effecten daarom niet zo gemakkelijk te meten zijn als andere zaken die snel kunnen worden geïmplementeerd. Dan wil ik een paar algemene opmerkingen maken. Religieuze vrijheden zijn genoemd. De Europese Unie is uiteraard sterk gekant tegen discriminatie van welke religieuze groep dan ook en onze dialoog met derde landen moet eraan bijdragen dat de regeringen zelf meer gaan doen om mensenrechtenbeginselen na te
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
streven en toe te passen, onder andere, bijvoorbeeld, door middel van nationale instanties voor de mensenrechten. Met betrekking tot de andere punten die zijn genoemd, zoals de situatie van de Roma in de kandidaat-lidstaten, wordt in het jaarverslag verklaard dat we ons gecommitteerd hebben aan het volledig respecteren van de mensenrechten van iedereen, ook die van minderheden. Roma-gemeenschappen zijn ondertussen geïdentificeerd als een van de kwetsbaarste minderheden, zowel in de EU als in de kandidaat-lidstaten. Ik denk dat we moeten blijven werken aan dit probleem om tot een verbetering van de situatie te komen. Er is ook een vraag gesteld over overdrachten in het algemeen. Het is onze opvatting dat praktijken die worden aangeduid als “overdrachten” of “renditions” en “geheime detenties” schendingen van fundamentele rechten vormen. Dat wordt ook duidelijk gezegd. De Commissie heeft de onderzoeken naar de overleveringen en geheime detenties die zijn gestart door de Raad van Europa en het Europees Parlement vanaf het begin actief gesteund en ondersteund. Dat wil ik hier graag opmerken. Er zijn dingen gedaan. Over Sudan: we hebben de heer Osman hier vandaag horen spreken. Een van de belangrijkste elementen van de gezamenlijke strategie tijdens de Top was het partnerschap voor veiligheid en vrede. We geven substantiële steun voor conflictpreventie, vredesoperaties en versterking van het vermogen van Afrika om te interveniëren in nationale en regionale conflicten. Voorzitter Barroso en commissaris Michel hebben elke gelegenheid aangegrepen, waaronder de Afrika-EU-Top van enkele dagen geleden, om nog resterende obstakels weg te nemen. Ik was vandaag aanwezig bij de toespraak van de heer Osman en hij heeft uitdrukkelijk gezegd dat hij veel steun heeft gekregen van de delegaties van de Europese Commissie. Dus we geven veel steun, maar het kan natuurlijk altijd beter. Wat betreft de mensenrechtensituatie in Irak, die ook is genoemd: we weten dat deze situatie nog steeds alarmerend is, vooral met het oog op de slechte veiligheidssituatie daar en ook met betrekking tot vrouwen, kinderen, minderheden en ontheemden. Hier is ons beleid gericht op goed bestuur, democratie, mensenrechten en de rechtsstaat, zodat er geleidelijk vooruitgang kan worden geboekt op deze gebieden. We hebben ze al vaak opgeroepen om de doodstraf af te schaffen. Dit zeg ik alleen om te wijzen op een paar acties die we hebben ondernomen. Over Rusland: we hebben tweemaal per jaar het mensenrechtenoverleg tussen de EU en Rusland, en Rusland wordt in ons verslag ook twee keer genoemd, op de bladzijden 72 en 73: eerst wordt gewezen op deze gesprekken, en daarna komt de mensenrechtensituatie duidelijk aan de orde, met inbegrip van Tsjetsjenië. Dus nogmaals, Tsjetsjenië wordt niet vergeten. Tot slot enkele woorden over India. We zijn ons bewust van de wettelijke actie die door Fibres and Fabrics International is ondernomen tegen de Schone Kleren-campagne. Dit is met name belangrijk voor de directoraten-generaal van de Commissie die zich bezighouden met rechtvaardige arbeidspraktijken. We hebben de delegatie van de Commissie in Delhi gevraagd om ons op de hoogte te houden van de situatie met betrekking tot de Indiase rechtbanken, en we moeten hier goed naar kijken. Er valt nog veel meer te zeggen, maar ik denk dat het een breed debat was en ik wil niet nog meer tijd opgebruiken. De Voorzitter. − Het debat is gesloten.
16. Tweede Top EU-Afrika (Lissabon, 8 en 9 december 2007) (debat) De Voorzitter. − Aan de orde zijn de verklaringen van de Raad en de Commissie over de tweede Top EU-Afrika die op 8 en 9 december 2007 in Lissabon plaatsvond. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris Michel, dames en heren, de tweede Top EU-Afrika, die vorig weekend in Lissabon werd gehouden, was ongetwijfeld een succes en betekent het begin van nieuwe betrekkingen tussen Europa en Afrika op basis van een strategische dialoog. Bijna 80 staatshoofden en regeringsleiders, de Voorzitters van het Europees Parlement en het pan-Afrikaanse parlement en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld hebben sterke signalen afgegeven aan de bevolking van Europa, de bevolking van Afrika en de hele wereld.
73
74
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De concrete formulering van de nieuwe betrekkingen tussen de EU en Afrika is te vinden in de – naar mijn mening kwalitatief hoogstaande – documenten die tijdens de top zijn aangenomen: de Gezamenlijke Strategie, het Actieplan en de Verklaring van Lissabon. In deze documenten zijn de specifieke details van de betrekkingen tussen Europa en Afrika beschreven. De nieuwe benadering geeft ten eerste voorrang aan multilaterale kanalen en streeft ten tweede naar een geïntegreerde aanpak voor de uiteenlopende dimensies van het partnerschap. Deze benadering is een voorbeeld voor de meerwaarde van de EU, vooral in vergelijking met andere internationale actoren. De rol van Afrika als partner in een strategische dialoog kwam ook tot uitdrukking in de methode die werd gevolgd bij de voorbereiding op deze top en bij de opstelling van de documenten die op deze top werden voorgelegd. De strategie – die voor het eerst een echte gezamenlijke strategie is – en het actieplan waren het resultaat van intensieve en grondige samenwerking met de Afrikaanse zijde, inzonderheid met de Afrikaanse Unie, en werden uiteindelijk door een gemengde deskundigengroep voorbereid en afgerond. Ik moet hier ook wijzen op de constructieve rol die het Europees Parlement heeft gespeeld bij de opstelling van de documenten en de voorbereidingen voor de top in Lissabon. De Gezamenlijke Strategie onderscheidt vier onderling gekoppelde terreinen van gemeenschappelijk belang: vrede en veiligheid, democratisch bestuur en mensenrechten, handel en regionale integratie, en ontwikkeling. Voor de eerste periode van 2008 tot 2010 voorziet het eerste actieplan in acht partnerschappen op terreinen van gemeenschappelijk belang, die er in de eerste plaats op zijn gericht een positief effect te creëren voor het dagelijks leven van Afrikaanse en Europese burgers. Op de top van Lissabon werden de grote veranderingen die in Europa, Afrika en de rest van de wereld hebben plaatsgevonden nog eens duidelijk. In het Europa van vandaag, met 27 lidstaten, zijn er zeer uiteenlopende prioriteiten en benaderingen met betrekking tot het extern beleid. De Afrikaanse Unie wordt langzamerhand een van de belangrijkste discussiepartners van de EU, waarbij ook de mensenrechten en goed bestuur op de agenda staan. Bovendien neemt het besef toe dat een reeks globale uitdagingen, zoals vrede, veiligheid en internationale handel, geconcerteerde acties van de kant van de internationale gemeenschap vereisen, zodat nieuw samenwerkingsverbanden gerechtvaardigd zijn. Hetzelfde geldt voor het vinden van antwoorden op problemen die zowel Europa als Afrika betreffen, met name de gevolgen van de klimaatverandering, het beheer van natuurlijke hulpbronnen en migratiestromen. Afrika en de EU begrijpen dat hun betrekkingen naar een nieuw niveau moeten worden getild, waarbij de top het moment vormde waar deze gemeenschappelijke wens zich duidelijk en onmiskenbaar deed gevoelen. De tweede Top EU-Afrika moet echter niet als eindpunt worden beschouwd, maar eerder als keerpunt in de betrekkingen tussen de twee continenten. De expliciete vermelding van follow-up-mechanismen voor genomen besluiten is daarom een bijzonder belangrijk element in de aangenomen documenten, vooral als het erom gaat een perspectief voor de middellange en lange termijn te waarborgen. Topconferenties tussen de EU en Afrika zullen om de drie jaar plaatsvinden, en bovendien worden sectorale minister- en deskundigenvergaderingen gepland voor de verschillende gebieden van het actieplan, naast regelmatige contacten tussen de Commissies van de Europese Unie en de Afrikaanse Unie. Ten slotte moet ik de centrale rol benadrukken die het Europees Parlement en het pan-Afrikaanse parlement bij de totstandbrenging van het nieuwe partnerschap hebben gespeeld. De bestaande banden tussen de parlementaire vertegenwoordigers van Europa en Afrika moeten nu worden versterkt. Het voorzitterschap is, zoals u vast en zeker weet, zeer ingenomen met de gezamenlijke verklaring die de Voorzitters van de twee Parlementen op de tweede top EU-Afrika hebben afgegeven. Ongetwijfeld begint er na deze top van Lissabon een nieuw en zeer spannend tijdperk in de betrekkingen tussen Europa en Afrika. Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, het doet mij genoegen u te kunnen informeren over de resultaten van de top van Lissabon. Er valt niet veel toe te voegen aan de woorden van de fungerend voorzitter van de Raad, aangezien hij de resultaten voortreffelijk heeft beschreven. Ik wil het Portugese voorzitterschap ook feliciteren met de voorbereiding en organisatie van deze top – die naar mijn mening dringend nodig was – en vooral met het enorme succes ervan. De top heeft klaarblijkelijk een nieuwe en duidelijke boodschap overgebracht: dat er een radicale verandering in de betrekkingen tussen Afrika en Europa heeft plaatsgevonden. Zoals gezegd stond de top van Lissabon in het teken van de goedkeuring van een nieuwe gemeenschappelijke visie in het kader van een nieuwe strategie, een politiek partnerschap op voet van gelijkheid – zonder complexen, geëmancipeerd en pragmatisch
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
– en wederzijdse verantwoordelijkheid. Daarnaast werden op de top ook acht strategische plannen aangenomen om deze visie concreet in de praktijk om te zetten. Op de top werden intensieve, vruchtbare en kwalitatief hoogwaardige debatten gevoerd die reeds blijk gaven van het nieuwe karakter van onze betrekkingen, die in de eerste plaats en fundamenteel politieke betrekkingen zijn. Ja, we hebben ook over Zimbabwe gediscussieerd, en vele nieuwe Europese leiders, zoals voorzitter Barroso en bondskanselier Merkel hebben duidelijk gemaakt dat de politiek van de heer Mugabe absoluut onaanvaardbaar is, dat we geen mensenrechtenschendingen dulden en dat het in Zimbabwe gevoerde beleid afbreuk doet aan het verlangen naar hervormingen op het Afrikaanse continent. Vele Afrikaanse leiders delen deze kritiek, en ik ben van mening dat de EU haar volledige steun dient te verlenen aan het Afrikaanse bemiddelingsinitiatief onder de auspiciën van de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC) en onder leiding van president Mbeki. Ja, we hebben ook over Darfur en de onacceptabele humanitaire en veiligheidssituatie gesproken en we hebben de niet-coöperatieve houding van de Sudanese regering bekritiseerd. Tijdens een trojka-bijeenkomst met de president van Sudan hebben we in alle duidelijkheid kenbaar gemaakt van dat wij van hem verwachten en eisen dat hij besluit een spoedige stationering van de hybride troepenmacht toe te laten om zo snel mogelijk een eind te maken aan de gewelddadigheden die daar worden gepleegd. Er zij op gewezen dat als algemene regel geldt dat democratie, governance en mensenrechten niet langer taboe zijn, en dat vele Afrikaanse landen volgens eigen zeggen de weg van de vooruitgang zijn ingeslagen, niet omdat zij aan de verwachtingen van Europa willen voldoen, maar aan de verwachtingen van hun eigen bevolking. Ja, we hebben het ook over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s) gehad, en we hebben inderdaad overeenkomsten bereikt met vele Afrikaanse leiders. President Barroso en ik hebben telkens weer uitgelegd waar het bij de EPO’s werkelijk om draait. We hebben ook uitgelegd dat de ware uitdaging op korte termijn erin bestaat, in plaats van EPO’s voor 1 januari interimovereenkomsten te sluiten om overeenstemming met de WTO-regels te waarborgen, zodat de landen die niet tot de minst ontwikkelde landen behoren na 1 januari niet in een slechtere situatie terechtkomen. Ik heb mij laten vertellen dat Ivoorkust 750 miljoen euro aan grondstofuitvoer zou hebben verloren als het land geen interimovereenkomst had gesloten. President Barroso stelde voor om de EPO-discussies met de betrokken regio’s volgend jaar op het hoogste niveau te voeren om de overeenkomsten met het oog op een behoorlijke economische integratie af te ronden. Er blijven natuurlijk moeilijke kwesties, die we hebben aangekaart zonder daarbij meningsverschillen te vrezen. Ik ben van mening dat dit de kwaliteit en diepgang van ons partnerschap zeker zal doen toenemen, maar, dames en heren, vanaf morgen worden we met de nog grotere uitdaging geconfronteerd om deze nieuwe politieke visie naar specifieke acties te vertalen. Het is onze politieke plicht om in 2010, dat wil zeggen wanneer we elkaar weer op de derde Top EU-Afrika ontmoeten, met specifieke resultaten te komen. De gezamenlijke strategie en het eerste actieplan vormen de routekaart voor ons partnerschap, dat op die manier in zeer concrete operationele thematische doelstellingen is onderverdeeld, zoals de fungerend voorzitter heeft gezegd. Deze twee gezamenlijke documenten die op de top zijn aangenomen, werden unaniem verwelkomd vanwege hun kwaliteit en hun ambitieuze karakter. Dit succes is het resultaat van een lange periode van voorbereiding, beginnend in december 2005 met de mededeling van de Commissie over de EU-strategie voor Afrika, die in 2007 uitmondde in de gezamenlijke strategie EU-Afrika. De Commissie is alleszins voornemens om haar verantwoordelijkheid te nemen tijdens de uitvoeringsfase. Maar voor een succesvolle uitvoering is de Commissie niet alleen verantwoordelijk. De lidstaten en onze Afrikaanse partners moeten ervoor zorgen dat hun mechanismen zonder haperen functioneren. Een van de belangrijkste taken van Europa bij de tenuitvoerlegging van dit partnerschap is de beschikbaarstelling van financiële middelen. Ik wil u eraan herinneren dat de lidstaten zich ertoe hebben verbonden tegen 2010 een extra bedrag van 20 miljard euro per jaar op te brengen. De nieuwste gegevens tonen aan dat we op de goede weg zijn, maar gelet op het effect van de schuldkwijtschelding in bepaalde landen zijn de goede resultaten van nu zeer relatief. Ten tweede is een betere werkverdeling tussen de donoren een zeer belangrijk aspect. Daarom is de gedragscode inzake de taakverdeling binnen het ontwikkelingsbeleid een essentieel onderdeel. Ten derde zou ik u er tevens aan willen herinneren dat de lidstaten in Gleneagles hebben toegezegd één miljard euro per jaar voor “hulp voor handel” te zullen uittrekken, waarvan de helft aan Afrika dient te worden betaald. Het gaat hier om openbare toezeggingen door de politiek. Ik wil u daaraan herinneren omdat dit bestanddelen zijn die de haalbaarheid en de verwezenlijking van de strategische plannen onderbouwen.
75
76
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik heb nog een andere gedachte: het is inmiddels duidelijk dat het engagement van de Commissie en de lidstaten niet per se het monopolie is van de ministers van Buitenlandse zaken of de ministers van Ontwikkelingssamenwerking. Ik pleit ervoor om het beginsel van gezamenlijke en regelmatige sectorale ministerbijeenkomsten over deze kwesties te institutionaliseren. Het ligt voor de hand dat sectorale ministers, bijvoorbeeld op het gebied van wetenschappelijk onderzoek, handel, landbouw en financiën, een enorme bijdragen kunnen leveren tot de nieuwe betrekkingen met de Afrikaanse landen. Zoals ik op de conferentie van Europese en pan-Afrikaanse parlementen in Lissabon heb uitgelegd, bouwen wij in grote mate op de steun van het Europees Parlement en de Afrikaanse en Europese nationale parlementen als het erom gaat de standpunten en verwachtingen van de verschillende maatschappelijke middenvelden te verzamelen en door te geven. De centrale plaats die in het strategisch partnerschap wordt toegekend aan de democratische actoren en de Afrikaanse en Europese maatschappelijke middenvelden vormt is een innovatief aspect dat naar ik hoop een echt partnerschap zal doen ontstaan dat gericht is op de burgers. De toespraken van de Voorzitters van het Europees Parlement en het pan-Afrikaanse parlement voor de staatshoofden en regeringsleiders luidden de officiële tenuitvoerlegging van het partnerschap in. Ik wil u ook nog zeggen dat ik naar behoren nota heb genomen van het verzoek van uw collega’s van het pan-Afrikaanse parlement om financiële steun om de autonomie van deze instelling te waarborgen. Natuurlijk zijn we bereid om met de begrotingsautoriteiten te kijken naar mogelijkheden voor een directere toegang tot gelden. Ik spreek nogmaals de hoop uit dat we het Europees Ontwikkelingsfonds ooit in de begroting kunnen opnemen, want ik denk dat het juist en rechtvaardig is wanneer u democratische controle kunt uitoefenen op het proces van de toewijzing van openbare ontwikkelingsfondsen. Dames en heren, vóór de top heb ik gezegd dat de grootste uitdaging erin zou bestaan een juiste toonzetting te vinden voor dit politieke partnerschap tussen de EU en Afrika en een duidelijk signaal te doen uitgaan over een pragmatische relatie zonder complexen. Volgens mij is dit precies het signaal dat op de top van Lissabon is afgegeven. Net zoals de Portugese premier José Socrates heeft gezegd, heb ik het gevoel dat er in de betrekkingen tussen de EU en Afrika sprake zal zijn van het tijdperk vóór en het tijdperk na Lissabon. Maria Martens, namens de PPE-DE-Fractie. – (NL) Voorzitter, commissaris, collega’s, de top is voorbij, een historisch moment, een keerpunt in onze relatie met Afrika. De basis van de relatie is wezenlijk veranderd, van domineren naar samenwerken, van monoloog naar dialoog. Terecht wordt gesproken van een partnerschap van gelijken. Europa en Afrika hebben immers beide een verantwoordelijkheid als het gaat om de ontwikkeling van Afrika. Europa voor het Europees beleid, de Afrikaanse regeringen voor hun beleid. Een gemeenschappelijke strategie was hard nodig, gebaseerd op gemeenschappelijke waarden, wederzijds respect, georiënteerd op welzijn van mensen. Een gezamenlijke strategie was nodig om de problemen die beide continenten raken ook gezamenlijk aan te kunnen pakken. Ik ben blij dat de top niet gegijzeld is geweest door Mugabe. De situatie in Zimbabwe is onaanvaardbaar en terecht is er zware kritiek geuit op zijn beleid. Maar de top ging over meer dan Zimbabwe alleen. In Afrika zijn ook andere rampen gaande die veel slachtoffers eisen. Denk aan Darfur, Somalië en niet te vergeten Congo. Voorzitter, het Europees Parlement heeft in oktober zijn verslag over de strategie aangenomen. In de parlementaire presummit is de gemeenschappelijk verklaring van het Europees Parlement en het pan-Afrikaans parlement ondertekend. Onze beide voorzitters hebben deze tijdens de openingszitting van de top gepresenteerd. De parlementen moeten immers niet alleen een rol hebben bij de voorbereiding van de strategie, ook bij de implementatie hebben zij een belangrijke monitoringfunctie. En wat betreft het actieplan. Helaas is dit nog vaag, ook wat betreft de financiering en het structureel betrekken van de parlementen. Ik ben blij met de toezeggingen van de commissaris hierover. Het actieplan spreekt over seminars, studies, evaluaties. Allemaal erg belangrijk, maar uiteindelijk gaat het om de resultaten. We weten allemaal dat er genoeg water, kennis en geld is om Afrika een beter bestaan te geven. Veel hangt af van de politieke wil. Laat deze strategie echt een nieuwe start zijn voor duurzame ontwikkeling in Afrika. Josep Borrell Fontelles, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mijnheer de Voorzitter, ik wil me aansluiten bij de felicitaties aan het adres van het Portugese voorzitterschap. Het is volkomen abnormaal dat het grootste handelsblok en het armste continent van de wereld zeven jaar niet met elkaar hebben gesproken. Deze barrière is overwonnen. De Top heeft plaatsgevonden en er zijn ongetwijfeld veel successen te melden, te beginnen met het feit dat hij überhaupt is gehouden. De parlementen, en in het bijzonder dit Parlement, zijn bereid om hun rol te spelen en de daad bij het woord te voegen. Maar ik moet het helaas betreuren, mijnheer de commissaris, dat de opmerking over de
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
parlementaire dimensie weinig meer inhoudt dan het bewijzen van lippendienst, want geen enkele van de verzoeken om concrete acties en middelen voor de ontwikkeling van de rol van de parlementen die wij als parlementariërs tijdens de vorige Top hebben gedaan, is opgenomen in de conclusies van de Top. Ondanks dat zal het Parlement blijven werken aan en wijzen op de punten waarop we het niet goed hebben gedaan. En we hebben het niet goed gedaan op het gebied van de befaamde economische associatieovereenkomsten. We hebben een eerlijk, gelijkwaardige relatie, dat is het punt. Enkele Afrikaanse leiders hebben heel duidelijk gewezen op de problemen die worden veroorzaakt door bepaalde zienswijzen die wij te vuur en te zwaard hebben verdedigd. Het is niet genoeg om gelijk te hebben of goede argumenten te hebben, het gaat om het bereiken van overeenkomsten. Overeenkomsten zijn overeenkomsten, die kunnen niet worden opgelegd. Laten we meer doen, en dat beter doen, om overeenkomsten te bereiken, op voet van gelijkheid, zoals we hebben verkondigd in de geest van de Top. Dit niet bereiken van een handelsovereenkomst zal de geschiedenis ingaan als een van de fundamentele aspecten van deze Top. Het andere is het punt van de mensenrechten. Ook hier mis ik inhoud. Ja, mijnheer de commissaris, er is over Darfur gesproken, maar niet veel. Niet veel en met tegenzin, want enkele parlementsleden hebben u een brief moeten schrijven om u erop te wijzen dat het onderwerp niet op de agenda stond en dat het een schande was dat Afrika en Europa bij elkaar gingen komen zonder dat er over Darfur werd gesproken. Er is weer bezorgdheid uitgesproken, maar er is niet voor veel dingen gezorgd. Het wordt tijd – daar zijn we vanochtend weer aan herinnerd – dat we ons zorgen maken, ja, maar ook dat we voor meer dingen gaan zorgen, en dat we dat beter doen. (Applaus) Thierry Cornillet, namens de ALDE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, dames en heren, ik wil terugkomen op de interparlementaire ontmoeting tussen het pan-Afrikaanse en het Europees Parlement en twee punten noemen waar een gemeenschappelijke visie in het kader van een gemeenschappelijke strategie nodig is. Net als in de liefde heb je aan woorden niet genoeg: er moeten daden en bewijzen komen. Daarom ben ik van mening dat er twee punten zijn waarop we een gemeenschappelijke visie kunnen ontwikkelen om die tot onderdeel van een gemeenschappelijke strategie te maken. Het eerste punt is reeds door u genoemd, mijnheer de commissaris, namelijk begrotingscontrole. Het is onze taak om uitgaven te controleren, en daarom is het aan ons om het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) dusdanig in de begroting te integreren dat er parlementaire controle op kan worden uitgeoefend. Onze uitgaven zijn natuurlijk inkomsten voor onze collega’s in de Afrikaanse parlementen. Het is van cruciaal belang dat zij nationale parlementaire controle-instrumenten kunnen toepassen op betalingen die, met name bij een begrotingssteunbeleid, vaak een belangrijk impuls geven aan hun nationaal beleid. Het is derhalve de hoogste tijd dat we het EOF in de begroting gaan opnemen en hen van mechanismen voor de begrotingscontrole voorzien, en zo nodig van assistentie. Het tweede punt dat ik wil noemen is gemeenschappelijk optreden in de context van het internationaal humanitair recht. Het internationaal humanitair recht wordt – zoals u reeds heeft gezegd, mijnheer de commissaris –genegeerd en met voeten getreden, wat absoluut onaanvaardbaar is, en vaak gebeurt dat om de uiterst verrassende reden dat er oorlog is. Het internationaal humanitair recht is echter juist een recht dat alleen in oorlogssituaties van toepassing is: het is geen recht voor tijden van vrede. Op dit punt zouden we daarom met zijn allen, het Europees Parlement en het pan-Afrikaans parlement, erop toezien dat eenieder die ooit inbreuk maakt op het internationaal recht, met name tijdens een machtsstrijd, niet vrijgesproken kan worden van schuld en dat tegen de verantwoordelijken sancties worden ingesteld. Deze sancties hebben echter een vastomlijnd doel en zullen alleen goed aankomen indien ze in Afrika beter aar het publiek toe worden gecommuniceerd en indien de gedooghouding die we in sommige gevallen kunnen vaststellen, wordt bestreden. Ik geloof dat onze parlementaire collega’s het zeer op prijs zouden stellen indien we hierover samen met hen zouden nadenken. Eoin Ryan, namens de UEN-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, om te beginnen wil ik het voorzitterschap en ook commissaris Michel en de Afrikaanse leiders feliciteren met alle vooruitgang die tijdens de Top is geboekt. We kijken heel vaak naar de negatieve aspecten, maar ik denk dat er een heleboel goede resultaten zijn geboekt tijdens de Top. Het onderwerp dat tijdens de Top het sterkst naar voren is gekomen is dat van het partnerschap. Dit was een Top tussen gelijken. Maar we moeten ervoor zorgen dat dit meer is dan alleen retoriek. Deze belofte van partnerschap moet in de praktijk worden gebracht. En daartoe moeten we enerzijds van onze partners eisen
77
78
NL
Handelingen van het Europees Parlement
dat ze dezelfde standaarden op het gebied van de mensenrechten hanteren en moeten we hen anderzijds behandelen als gelijke partners op het gebied van handel en economie. We willen een nieuw strategisch partnerschap met Afrika opbouwen, een partnerschap dat bijdraagt aan creëren van een vreedzame en veilige toekomst voor de Afrikaanse bevolking, een partnerschap dat door middel van nauwere economische banden bijdraagt aan meer investeringen, groei en welvaart, en een partnerschap dat is gebaseerd op een gedeelde visie op Afrika. Voor de Top waren er zorgen over president Mugabe – maar ik denk dat hij de boodschap heel goed heeft begrepen – en ook over de economische associatieovereenkomsten. Het heeft me veel genoegen gedaan om de commissaris te horen zeggen dat hij en voorzitter Barroso de Afrikaanse leiders een- en andermaal hebben uitgelegd wat de voordelen daarvan zijn. Ik wil hem nogmaals bedanken voor de vergadering die ik en leden van andere fracties met hem hebben gehad. Ze zijn heel duidelijk geweest over de voordelen van economische associatieovereenkomsten voor de vooruitzichten op de lange termijn voor de economie van Afrika, en vanzelfsprekend voor de bevolking van Afrika. Ik wil degenen die bij de Top betrokken zijn geweest nogmaals bedanken en ik denk dat er veel vooruitgang is geboekt en momentum is gecreëerd. Marie Anne Isler Béguin, namens de Verts/ALE-Fractie. – (FR) Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, commissaris, in de eerste plaats zou ik willen opmerken dat wij als leden van de Europese Parlementsdelegatie aan twee topconferenties hebben deelgenomen: aan de voorbereidende parlementaire bijeenkomst met onze collega’s van het pan-Afrikaanse parlement, en vervolgens aan de officiële top. Mijnheer de fungerend voorzitter van de Raad, ik denk dat u zich niet kunt voorstellen welke status wij daar hadden, namelijk de vernederende status van waarnemers: de leden van het Europees Parlement, ook al hadden zij waardevol werk verricht, werd geen toegang verleend tot de officiële top. Ik wilde het Huis hiervan graag op de hoogte stellen, en ik vind dat wij, als leden van het Europees Parlement, de Europese burgers evenzeer vertegenwoordigen als de staatshoofden en regeringsleiders. Het zou daarom goed zijn als wij op de volgende top eveneens zouden zijn vertegenwoordigd. De officiële top was echter een uitstekend initiatief, en het is goed dat deze bijeenkomst, nadat zeven jaar van mislukte pogingen, toch heeft plaats kunnen vinden. Ik ben evenwel van mening dat de belangrijkste les die we uit de top kunnen trekken, luidt dat het Afrikaanse continent zich eindelijk aan het emanciperen en als Afrikaanse eenheid aan het organiseren is, en dat is ongetwijfeld goed nieuws. Ik herinner mij in dit verband aan de discussies die we tijdens onze voorbereidende parlementaire bijeenkomst met de commissaris hebben gevoerd. Daarin hebben wij de tegenstelling benadrukt tussen de politieke presentatie van de visie van de EU en haar nieuwe houding ten opzichte van haar partners enerzijds en de druk die de EU anderzijds uitoefent om de economische partnerschapsovereenkomsten af te sluiten. Ik zou de commissaris nu willen vragen hoe het met die overeenkomsten staat, met deze interimovereenkomsten die moeten worden ondertekend, want ik herinner u eraan dat de Afrikaanse landen hebben verklaard niet van dit soort overeenkomsten en deze vorm van druk gediend te zijn. Tot slot, mijnheer de commissaris, nog een vraag over een enigszins zorgwekkende kwestie: het nucleaire vraagstuk. De vraag van de Groene fractie luidt als volgt: waarom zijn er met de Afrikaanse landen gesprekken over kernenergie geopend? De Afrikaanse landen hebben hernieuwbare energiebronnen nodig. Onze technologie, onze zonne-energie, fotovoltaïsche systemen en windenergiesystemen zijn echt geschikt voor Afrika. Waarom dan zulke gesprekken, vooral als we aan de problemen denken die met kernenergie verbonden zijn, zoals nu in het geval van Iran. Waarom, mijnheer de vicevoorzitter? Dit is een zeer belangrijke vraag. Ik zou ook graag willen weten welk land de EU heeft gedwongen om het nucleaire vraagstuk op de agenda van de gezamenlijke strategie te zetten. Was het misschien mijn president, die wereldwijd als handelsreiziger in kernenergie optreedt? Dit is echt ongelooflijk. Afrika heeft op het moment behoefte aan hernieuwbare vormen van energie. Luisa Morgantini, namens de GUE/NGL-Fractie. – (IT) Mijnheer de Voorzitter, dames en heren, ik geloof dat we tevreden kunnen zijn met de resultaten van Lissabon. Eindelijk laat Afrika, ondanks alle verschillen op het continent – die wij immers ook kennen – zien, dat het eendrachtig is en in staat is om boven de paternalistische verhouding tussen donoren en ontvangende landen uit te groeien. Het opbouwen van een politiek, economisch en sociaal partnerschap maakt deel uit van onze strategie. Daarom kunnen we tevreden zijn over het feit dat de dingen die wij ons sinds het Verdrag van Rome van 1957 hebben voorgenomen, inmiddels een tastbare realiteit zijn geworden. Mijnheer Konaré heeft verklaard dat Afrika een eigen agenda wil opstellen: dat is zeer heugelijk, en ik hoop dat dit ook echt betekent dat Afrika
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
verantwoordelijkheid neemt voor de gezamenlijke bestrijding van armoede, verwoestijning en ziekten. In dit Huis wordt al sinds enige tijd kritiek geuit op de economische partnerschapsovereenkomsten, maar we moeten volgens mij ook in gedachten houden dat niet alleen maatschappelijke organisaties, maar ook Afrikaanse regeringen inmiddels dergelijke kritiek uiten en op zoek zijn naar alternatieven. Het pan-Afrikaanse parlement en het Europees Parlement zijn er nu vastberaden op uit getrokken, met een gemeenschappelijke verklaring, en dit is iets uitzonderlijks. Maar het is ook een uitdaging om een gezamenlijk beleid te gaan voeren, zij aan zij met de maatschappelijke organisaties. Gerard Batten, namens de IND/DEM-Fractie. – (EN) Mijnheer de Voorzitter, de heer Mugabe claimde in Lissabon een diplomatieke overwinning, want hij had “de Britten verslagen”. Op een bepaalde manier had hij gelijk. In plaats van de conferentie bij te wonen, stuurde Gordon Brown barones Amos, die, met alle respect voor de barones, een relatief onbelangrijke figuur is in de Britse regering. Op de dezelfde manier zal hij donderdag zijn boodschappenjongen, de heer Miliband, naar Lissabon sturen om het Verdrag van Lissabon te ondertekenen. Het was Angela Merkel die de heer Mugabe moest corrigeren, wat ze deed met een prachtig, bijna Brits gevoel voor understatement: “Zimbabwe schaadt het imago van het nieuwe Afrika”. Dat kun je wel zeggen! De heer Brown had naar de conferentie moeten gaan en de gelegenheid moeten aangrijpen om de heer Mugabe recht in zijn gezicht te zeggen dat hij een bloeddorstige tiran is waarvoor geen plaats is in de moderne gemeenschap van beschaafde naties. Daarmee zou hij de onderdrukte Zimbabwanen een hart onder de riem hebben gestoken, maar daar zou echt leiderschap voor nodig zijn geweest – wat precies de reden is dat het niet is gebeurd. Koenraad Dillen (NI). – (NL) Voorzitter, collega’s, we moeten de waarheid onder ogen durven zien. De Europees-Afrikaanse top vorig weekend is in feite mislukt en de reden daarvoor hoeft men niet ver te zoeken. Want men mag wel mooie verklaringen afleggen over een nieuw strategisch partnerschap, feit is - zoals ik al in Lissabon heb gezegd - dat een volwaardig partnerschap tussen Europa en Afrika gebaseerd moet zijn op gedeelde waarden en beginselen, zoals democratie, mensenrechten en behoorlijk bestuur. Dit is vandaag allerminst het geval. Europa rolt de rode loper uit voor Khadafi en Mugabe. Voor Khadafi om lucratieve contracten te bemachtigen, voor Mugabe om andere partners niet voor het hoofd te stoten. Maar als de lidstaten van de Afrikaanse Unie openlijk dictator Mugabe blijven ondersteunen, rijst de vraag wat hun eigen beloftes qua democratie en mensenrechten nog waard zijn. Ik herhaal het daarom hier nog eens: als er één signaal is dat Europa op deze top had moeten geven, dan is dat enkel democratische rechtssystemen een garantie bieden op lotsverbetering en dat ontwikkelingshulp dan ook dwingend moet afhangen van het vervullen van deze voorwaarden. Luís Queiró (PPE-DE). – (PT) Mijnheer de Voorzitter, in 2010, wanneer de volgende top zal worden gehouden, zullen we merken of de Top EU-Afrika de moeite waard was, want dan zal blijken of we nog steeds over dezelfde dingen discussiëren of over nieuwe. Dat is het criterium en dat is het tijdstip om de resultaten van de bijeenkomst in Lissabon van dit weekend te beoordelen. Maar ook in de tussentijd kunnen we de stand van zaken af en toe eens opnemen. Deze top werd gepresenteerd als top van de dialoog, van echt partnerschap en gedeelde verantwoordelijkheid. Dit zijn lovenswaardige doelstellingen. In de nieuwe relatie tussen Europa en Afrika kan er niet één aan kop gaan, aangezien Afrika verantwoordelijkheid moet nemen voor zijn eigen toekomst. Het is aan ons, de Europese buren, om gulle en consequente ontwikkelingshulp te verlenen. Als we in 2010 goed op weg zijn om de millenniumontwikkelingsdoelstellingen te halen, en als er dan minder mensen sterven en er minder honger is, meer democratie, meer respect voor de mensenrechten, meer eerlijke handel en meer groei en ontwikkeling, dán is deze top een succes. Als dan nog steeds dezelfde dictatoren aan de macht zijn en nog steeds dezelfde deals plaatsvinden die veel profijt opleveren voor een zeer kleine groep, dan zal deze top helaas weer een gemiste kans blijken te zijn. Alain Hutchinson (PSE). – (FR) Mijnheer de Voorzitter, geachte commissaris, nu we deze Top EU-Afrika achter de rug hebben zou ik graag een paar samenvattende opmerkingen willen maken over deze belangrijke bijeenkomst. Zoals de commissaris heeft gezegd, heeft het er alle schijn van dat de top positieve resultaten heeft opgeleverd. Ten eerste hebben we de Commissie maandenlang, of misschien al langer, verzocht om de agenda en de inhoud van de economische partnerschapsovereenkomsten te herzien. Telkens weer heeft de Commissie,
79
80
NL
Handelingen van het Europees Parlement
of hebben vertegenwoordigers van de Commissie, ons gezegd dat onze kritiek niet werd gedeeld door de vertegenwoordigers van de Afrikaanse regeringen of andere partners, en dat wij – ik herinner mij aan dit antwoord – slechts als doorgeefluik voor de perverse argumenten van een aantal grote NGO’s dienden. In Lissabon werd door de overgrote meerderheid van de Afrikaanse staatshoofden en regeringsleiders een lawine van kritiek geuit op de methodologie en ook op de inhoud van de onderhandelingen. Zij hebben er duidelijk toe opgeroepen de tijd te nemen om eerlijke en evenwichtige overeenkomsten te sluiten die in overeenstemming zijn met de verplichtingen van de EU ten opzichte van de ontwikkeling in Afrika. We hebben de Commissie nu al een hele tijd gevraagd om voor echte samenhang tussen haar verschillende beleidsterreinen te zorgen. Wij vinden ook dat de Europese ontwikkelingssamenwerking met Afrika sinds tientallen jaren heeft gefaald, maar zijn de mening toegedaan dat de Commissie wel steeds zelf grenzen aan deze samenwerking heeft gesteld doordat zij vaak genoeg aan de ene kant weer heeft weggepakt wat zij aan de andere kant heeft gegeven. Na de top van Lissabon is daarom duidelijk geworden dat het er niet om gaat handel door samenwerking te vervangen, maar dat er op beide beleidsterreinen aan dezelfde doelstelling van duurzame ontwikkeling wordt gewerkt. Met betrekking tot voedselzekerheid, de ziektebestrijding, mensenrechten en migratie, en met name steun voor fragiele staten, hebben we de Commissie ook voortdurend verzocht om meer en betere hulp te bieden aan Afrika en meer en beter met Afrika samen te werken. We zien dat dit voortaan gaat gebeuren, en dat is een goede zaak. Men kan echter niet meer voorbijgaan aan het feit dat de eisen van dit Parlement ook de eisen van de gewone Afrikaanse burgers en hun politieke vertegenwoordigers zijn. Daarom zijn wij blij dat de Parlementen, die in dit proces zo lang met de nek zijn aangekeken, er eindelijk bij worden betrokken. Wij hopen dat de volgende top de gelegenheid zal bieden om de effectiviteit van de nieuwe strategie sneller en zonder al te grote vertraging in te schatten, om de geschiktheid van de doelstellingen en de kwaliteit van de resultaten te toetsen. Miguel Portas (GUE/NGL). – (PT) Deze top heeft plaatsgevonden omdat het Portugese voorzitterschap erop heeft aangedrongen en omdat de Afrikaanse Unie vervolgens dacht: “wie niet waagt, die niet wint”. Diegenen in Europa die de top zogenaamd vanwege de aanwezigheid van Robert Mugabe in Lissabon in twijfel hebben willen trekken, zijn daar niet in geslaagd. Maar diegenen die de Koning van Saudi-Arabië in Londen met alle egards ontvangen, hebben weinig recht van spreken als het om mensenrechten gaat. Tijdens de top hebben vele actievoerders deze dubbele moraal, zowel van de afwezigen als van de aanwezigen, aan de kaak gesteld. In Portugal had men door deze top de gelegenheid om over Afrika en zijn problemen te praten, en alleen al om deze reden waren de inspanningen de moeite waard. Diegenen echter die naar het voorzitterschap en de Commissie hebben geluisterd, zullen menen dat het om een historische gebeurtenis gaat die een nieuw tijdperk heeft ingeluid, wat zeker een overdrijving is. Voor de Portugezen was het een manifestatie van een provinciaal lusotropicalismo, zoals uit Europese persberichten duidelijk werd. Er werd zijn wel vorderingen gemaakt: de belangrijkste is dat de Afrikaanse landen een eigen agenda hebben opgesteld. In andere opzichten was er echter sprake van een groot gat tussen de holle frasen en de magere resultaten. Deze top was beter dan de top van Caïro, maar dat is ook geen kunst! Wat wel een kunst zou zijn, wanneer men als uitgangspunt de idee-fixe van economische partnerschapsovereenkomsten neemt, is het aanvaarden van gezamenlijke verantwoordelijkheid. Michael Gahler (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, het is een goede zaak dat de Top EU-Afrika heeft plaatsgevonden. De dingen zijn nu duidelijker geworden. We hebben een strategie en een eerste actieplan. In het Parlement zullen we de uitvoering daarvan nauwlettend volgen. Als voorzitter van de delegatie voor de betrekkingen met het pan-Afrikaanse parlement kan ik u zeggen dat we dat samen met onze Afrikaanse tegenhangers gaan doen. Op het gebied van goed bestuur hebben we een gezamenlijke verklaring afgegeven op onze voorbereidende parlementaire bijeenkomst, waarin we uiting hebben gegeven aan onze overtuiging dat maatregelen ter versterking van de capaciteiten van de Afrikaanse parlementen deze instellingen, die tot nog toe veronachtzaamd werden, in staat zouden stellen een doeltreffende bijdrage te leveren tot goed bestuur en tot het toezicht op de beleidsuitvoering. Daartoe moeten de nodige middelen worden uitgetrokken in het kader van de specifieke programma’s van de Commissie en de lidstaten. Wat betreft de mensenrechten zien we dat de Afrikanen de rijen sluiten zodra er in Europa gerechtvaardigde kritiek wordt geuit op de omstandigheden in bepaalde landen. Hoewel een enkele gedelegeerde zich voor de top nog van Robert Mugabes beleid distantieerde, vormden de Afrikaanse landen op de top zelf een
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gesloten front. Mijn dank gaat uit naar de Duitse bondskanselier Angela Merkel voor het feit dat zij, namens ons allen, ten aanzien van Zimbabwe duidelijk haar mening heeft laten horen. Wat betreft de economische partnerschapsovereenkomsten hebben we mijns inziens echter een heus probleem. De EU kan niet de intentie hebben om de Ontwikkelingsgemeenschap van zuidelijk Afrika (SADC) of de Douane-unie van zuidelijk Afrika (SACU) uiteen te doen vallen door met sommige landen wel interimovereenkomsten af te sluiten, maar met andere niet. Op dit punt is president Mbeki objectief, als het om Zimbabwe gaat is hij al partijdiger. Wat de economische partnerschapsovereenkomsten betreft roep ik de Raad op om de Commissie een flexibeler mandaat voor de onderhandelingen te geven, zodat het vervallen van de huidige handelsakkoorden op 1 januari niet het ongewenste effect heeft dat bijvoorbeeld de handel met de landen die niet tot de minst ontwikkelde landen behoren, wordt onderbroken. WTO-verenigbaarheid is weliswaar van essentieel belang, maar het moet ook mogelijk zijn om een zekere creativiteit aan de dag te leggen om die verenigbaarheid te bewerkstelligen. Soms kan de klok voor een bepaalde periode worden stilgezet. Al onze landen zijn immers ook lid van de WTO. Glenys Kinnock (PSE). - (EN) Mijnheer de Voorzitter, zoals Michael Gahler heeft gezegd, werd de Top duidelijk enigszins overschaduwd door de venijnige onderhandelingen over economische partnerschapsovereenkomsten, en de betrekkingen zijn door deze onderhandelingen inderdaad verzuurd, hoe hard de commissaris en de Raad zich ook hebben ingespannen voor een goed partnerschap. Enkele staatshoofden hebben hun zorgen geuit, waaronder de voorzitter van de Afrikaanse Unie, de heer Konaré, die heeft gezegd dat de Commissie Afrikaanse regio’s tegen elkaar uit probeert te spelen. De Raad van ministers van Algemene Zaken heeft deze week – wat voor sommigen van ons nogal teleurstellend was – niet gekozen voor de flexibiliteit die velen van ons graag hadden gezien, vooral ten opzichte van de niet-minst ontwikkelde landen, hoewel ik begrijp dat met name het Verenigd Koninkrijk en Nederland daarop hebben aangedrongen. Het zwaard van Damocles hangt nog steeds boven de niet-minst ontwikkelde landen en zij krijgen te maken met de economische en sociale gevolgen en met economische schokken die voor ons volkomen ondenkbaar zijn. Er zijn nog steeds problemen die niet zijn opgelost, met de economische partnerschapsovereenkomsten, met de ontwikkelingshulp, met de regels over herkomst en met de afspraken over de gevolgen van landbouwsubsidies. Dit zijn allemaal dingen waar de ACS-landen, in het algemeen, en Afrika, in dit geval, om vragen. Het is niet voldoende dat de Commissie zegt dat degenen die de economische partnerschapsovereenkomsten bekritiseren op een of andere manier met hun handen in de zakken van niet-gouvernementele organisaties zitten, dat de ACS-landen verkeerd geïnformeerd en misleid zijn en dat de Commissie alleen maar probeert te voldoen aan de regels van de Wereldhandelsorganisatie. Dit soort argumenten gaat echt niet op wanneer we kijken naar de gevaarlijke situatie waarin de niet-minst ontwikkelde landen zich bevinden. Tot slot wil ik zeggen dat onze burgers in Europa een situatie waarin het met arme landen in 2008 slechter zal gaan dan nu niet zullen accepteren, en we mogen dat niet laten gebeuren. We dringen er bij de Commissie op aan om flexibiliteit te tonen. Gabriele Zimmer (GUE/NGL). – (DE) Mijnheer de Voorzitter, staat u mij toe een aantal resultaten van deze top te noemen die overduidelijk maken dat er op geen enkele wijze sprake is van een coherent ontwikkelingsbeleid. De zinvolle kaders die ten behoeve van de verwezenlijking van de millenniumontwikkelingsdoelstellingen en de klimaatdoelstellingen zijn opgebouwd, worden weer overhoop gegooid door de uitoefening van druk in verband met de onderhandelingen inzake de economische partnerschapsovereenkomsten en in nog grotere mate door een energiebeleid dat is aangestuurd door concernbelangen. Er wordt getracht de individuele partners tot vrijhandelsakkoorden te dwingen, die tot gevolg zullen hebben dat zelfs goed functionerende regionale economische ruimten in Afrika weer worden gesegmenteerd. Op het gebied van het energiebeleid gaat het er alleen maar om de belangen van grote Europese investeerders te dienen, en de voorgenomen export van kerncentrales naar Afrika is in mijn ogen een schandaal. Met betrekking tot het migratiebeheer heeft u opnieuw belangrijke toezeggingen gedaan, die echter haaks staan op de ontwerprichtlijnen betreffende selectieve migratie die commissaris Frattini heeft voorgelegd. Mijns inziens is het dringend noodzakelijk om deze ontwerprichtlijnen in te trekken, omdat anders de mobiliteit en de vrijheid van verkeer tussen Europa en Afrika slechts een wensdroom is.
81
82
NL
Handelingen van het Europees Parlement
VOORZITTER: DIANA WALLIS Ondervoorzitter Marie-Arlette Carlotti (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, Afrika en Europa hebben in Lissabon politieke besprekingen op het hoogste niveau gehouden, en dat is erg goed nieuws. Ik zou graag bevestigd willen zien dat ze ook dezelfde taal spreken, met name op drie punten. Ten eerste: een partnerschap van gelijken. Alpha Konaré heeft op dat forum laten weten dat Afrika geen behoefte heeft aan liefdadigheid en paternalisme. De Verklaring van Lissabon bevestigt dit: we bouwen aan een partnerschap van gelijken. Europa is echter vaak al te lichtvaardig of “à la carte” met die verplichting omgesprongen, door steeds zijn eigen agenda erdoor te drukken zodra het zijn belangen in gevaar zag komen. Dit was het geval met terrorisme en migratie en is nu weer het geval met de economische partnerschapsovereenkomsten. Ten tweede: een partnerschap tussen volkeren. Wij verwachten dat ook op dit vlak iets wordt ondernomen. Het nieuwe partnerschap moet de samenlevingen, en ook de vertegenwoordigers van het volk, dat wil zeggen de parlementariërs, op een veel systematischer manier bijeenbrengen, met name door de capaciteiten van de Afrikaanse parlementen te steunen. Dit is de boodschap van de gemeenschappelijke verklaring van het Europees Parlement en het pan-Afrikaanse parlement. Ik hoop dat deze boodschap aankomt. Tot besluit moet met betrekking tot migratie worden gezegd dat Europeanen en Afrikanen op de top van Lissabon de kans hadden een duidelijk signaal af te geven en de mensenrechten een centrale plaats in ons partnerschap te geven. Ik geloof echt dat Lissabon helaas een gemiste kans was. De nieuwe strategie legt de nadruk op de bescherming van de grenzen in plaats van op de rechten van migranten. Dit betekent dat Europa de migrantenrechten ook in de toekomst met voeten kan treden, want het heeft heel weinig concessies gedaan in zijn actieplan voor migratie, mobiliteit en werkgelegenheid. Ana Maria Gomes (PSE). – (PT) Dat er een Top EU-Afrika is gehouden is te danken aan de diplomatieke inspanningen en de politieke vasthoudendheid van het Portugese voorzitterschap. Europa meldt dat het een succes was, maar het valt te betwijfelen dat dat ook voor Afrika geldt, vooral voor diegenen die tegen tirannieke en door kleptomanie beheerste regimes vechten. Zij weten dat de meerderheid van hun afgevaardigden absoluut niet van plan is om zich aan de legitieme overeenkomsten van de top te houden. De toekomstige beoordeling van de gezamenlijke strategie en het actieplan is aan het Portugese voorzitterschap. Aangezien de verschrikkelijke Afrikaanse tragedies in Darfur en Somalië op de top slechts kort werden aangestipt, moeten we er nu toe overgaan praktische maatregelen te treffen. Wanneer wordt de Europese troepenmacht, conform de belofte van vorige zomer, in Tsjaad gestationeerd? Wanneer gaat de EU krachtdadig optreden tegen het Sudanese regime, dat de hybride troepenmacht onder het mandaat van de VN-Veiligheidsraad ervan weerhoudt de burgerbevolking in Darfur te beschermen? Wanneer worden er Europese strijdkrachten of andere eenheden naar Somalië gestuurd om er, overeenkomstig het besluit van de VN-Veiligheidsraad, voor te zorgen dat de Ethiopische invasietroepen zich terugtrekken? De organisatie van topconferenties mag er niet toe leiden dat zulke dringende problemen uit het oog worden verloren, omdat de geloofwaardigheid van de EU door miljoenen Afrikanen en Europeanen anders in twijfel zou worden getrokken. We moeten laten zien dat de bescherming van mensenlevens in Sudan, in Somalië, in Oost-Congo en in andere landen van Afrika meer telt dan de ondertekening van contracten in een tent van de crimineel Gadaffi. Manuel Lobo Antunes, fungerend voorzitter van de Raad. − (PT) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de commissaris, ik zal hier even openhartig zijn als de leden die dat in meer of mindere mate ook waren. De Top EU-Afrika was een succes. Hier volgt mijn commentaar, waarbij ik mij niet aan een geschreven tekst houd. Ik herinner mij er nog goed aan dat wij aan het begin van het Portugese voorzitterschap, of eigenlijk nog tijdens de voorbereiding op het Portugese voorzitterschap, hebben gezegd dat het een van onze doelstellingen was om een Top EU-Afrika te houden. Toen we met deze doelstelling kwamen werden er opmerkingen gemaakt en twijfels geuit, en soms zelfs kritiek. Sommigen zeiden: “Afrika kan in de publieke opinie, in de samenleving, bij de lidstaten en de instellingen niet op genoeg belangstelling rekenen om er een top over te houden. Jullie van het Portugese voorzitterschap zullen hierin alleen staan en nauwelijks worden gesteund. Afrika staat niet op de internationale agenda, en er is geen belangstelling.” Anderen zeiden: “Aan de deelname en de organisatie kleven moeilijke, zo niet onoverkomelijke problemen.” Ons werd afgeraden om met dit plan door te gaan. Toch zijn we erin geslaagd deze topconferentie te houden, “tegen de wind en de zee in”, zoals we in Portugal plegen te zeggen, dat wil zeggen tegen alle verwachtingen in. Wij zijn hierin geslaagd omdat we de steun van vele lidstaten genoten,
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
die met ons, het Portugese voorzitterschap, hebben samengewerkt bij de formulering van de teksten en bij de directe onderhandelingen over deze teksten met de Afrikaanse vertegenwoordigers. We genoten bovendien de steun van de EU-instellingen, van de Commissie en het Parlement, tot ergernis van de critici en sceptici. We zijn er ook in geslaagd om bepaalde gevoelige en moeilijke diplomatieke problemen op te lossen. Ik matig mij geen oordeel aan over de vraag of deze top al dan niet een historische gebeurtenis is: de toekomst zal het uitwijzen. Toch staat buiten kijf dat deze top een nieuw tijdperk in de betrekkingen tussen Europa en Afrika inluidt, en het feit dat deze top überhaupt werd gehouden is op zichzelf al een succes. Zoals commissaris Michel reeds heeft gezegd zijn we op deze top, in onze dialoog met Afrika, de problemen, moeilijkheden en meningsverschillen niet uit de weg gegaan. Integendeel! We hebben over problemen, moeilijkheden en tegenstellingen gesproken. We hebben van aangezicht tot aangezicht, openhartig en op een transparante manier over handel, veiligheid, conflicten en mensenrechtenschendingen gesproken. Deze top had niet tot doel over handelsakkoorden te onderhandelen – daar was dit niet het juiste kader voor – en was er ook zeker niet op gericht om ter plekke een oplossing voor Sudan te vinden. De top was er evenmin op gericht om ter plekke, als bij toverslag, een oplossing te vinden voor de situatie in Zimbabwe. Beide partijen hebben deze vraagstukken echter aangekaart, erover gediscussieerd en er hun mening over gegeven, en in het geval van meningsverschillen aarzelden zij niet om daar de vinger op te leggen. De boodschap die de Europese Unie met betrekking tot deze vraagstukken heeft doen uitgaan, was ondubbelzinnig. Zoals u weet hebben we zowel in de plenaire vergadering als tijdens een ministeriële trojka-bijeenkomst daarna over de kwestie Sudan gediscussieerd. We hebben ook ons standpunt, het standpunt van de EU, inzake de economische partnerschapsovereenkomsten verdedigd. Mijnheer Michel heeft hierover weliswaar uitvoeriger gesproken, maar wij hadden de gelegenheid om duidelijk uit te leggen welk standpunt de EU inzake de economische partnerschapsovereenkomsten inneemt. Wij streven naar eerlijke en evenwichtige overeenkomsten die Afrika en onze Afrikaanse partners begunstigen: zo en niet anders luidt ons standpunt. Op dit punt dienen we absoluut duidelijk te zijn! Het enige wat wij willen is ingaan op de Afrikaanse zorgen en wensen ingaan. Diegenen die in dit verband de inspanningen van de Commissie en de ondersteunende inspanningen van de Raad die erop zijn gericht om voor het eind van dit jaar zoveel mogelijk economische partnerschapsovereenkomsten af te sluiten, bekritiseren en afkraken, hebben het bij het verkeerde eind. Diegenen die zeggen dat de top op zichzelf nog niet het einde van de rit is en dat de betrekkingen met Afrika na deze top niet vanzelf worden gerevolutioneerd, hebben echter gelijk. Er moet worden gezorgd voor een follow-up van de genomen besluiten, dat staat als een paal boven water. De reële waarde van deze top, zijn echte betekenis, zal op middellange en lange termijn worden bepaald door de mate waarin wij erin slagen aan onze overeenkomsten, besluiten en toezeggingen te voldoen. Daarom is een follow-up van de genomen besluiten noodzakelijk. We moeten de bereikte resultaten evalueren, en pas dan, nadat deze evaluatie op middellange en lange termijn is uitgevoerd, kunnen we werkelijk zeggen of deze top een succes was in termen van gevolgen en effecten. Zoals gezegd, doordat we een gezamenlijke strategie, een specifiek actieplan en concrete follow-up-mechanismen zijn overeengekomen, doordat we belangrijke en actuele vraagstukken zoals klimaatverandering, integratie, energie en migratie hebben besproken, vormt de top een duidelijk stap voorwaarts, een verdieping van onze betrekkingen met Afrika. We hebben zeven jaar moeten wachten om van Caïro naar Lissabon te komen. We zijn er absoluut zeker van dat we niet nog een keer zo lang gaan wachten voor we weer een top tussen Europa en Afrika zullen houden. Het belang, het nut en de betekenis van deze top laten zonder twijfel zien dat het nodig is om op korte termijn een nieuwe top te houden. U zult begrijpen dat het Portugese voorzitterschap zeer blij is met deze bijeenkomst en dit initiatief waaraan wij samen deel hadden. Wij danken allen voor de samenwerking, hun inzet en hun inspanningen die van deze top een succes hebben gemaakt. Louis Michel, lid van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, ik zou snel willen antwoorden op een aantal punten die hier zijn genoemd, en vervolgens zou ik nog kort iets willen zeggen over de economische partnerschapsovereenkomsten (EPO’s). Twee leden hebben hun teleurstelling geuit dat het Europees Parlement op ontoereikende wijze bij de top zou zijn betrokken. Ik moet zeggen dat het een en ander misschien beter zou kunnen, maar weest u eens eerlijk, in vergelijking tot andere grote internationale bijeenkomsten in het verleden meen ik dat het Parlement thans volledig bij dit proces is betrokken. Bovendien doet het mij zelf altijd een genoegen om met de leden te debatteren en hen zelfs tegen te spreken, omdat dit mij erbij helpt mijn eigen standpunten te verfijnen. Door u verander ik regelmatig van mening, niet om u gelukkig te maken, maar domweg omdat u mij overtuigt.
83
84
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Mijn tweede punt betreft Darfur en Sudan. Allereerst wil ik, evenals de fungerend voorzitter, opmerken dat de prioriteit van deze top niet bij het vinden van een oplossing voor dit vraagstuk lag. We hebben evenwel een trojka-bijeenkomst georganiseerd, waaraan het Portugese voorzitterschap, voorzitter Barroso, de Hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en ikzelf hebben deelgenomen. Wij hadden een ontmoeting met de Sudanese president, en ik kan u verzekeren dat de toon en de inhoud van de boodschap die wij tijdens die bijeenkomst hebben overgebracht niet onderdeed voor de harde woorden die hier zijn gevallen. We hebben de heer Bachir heel erg duidelijk gemaakt dat hij zo snel mogelijk positief moet reageren op de VN, teneinde de snelle stationering van de hybride troepenmacht mogelijk te maken die noodzakelijk is om de situatie van de mensen in Darfur ook maar enigszins te verbeteren. Mijnheer Cornillet, ik moet u zeggen dat ik het helemaal eens ben met uw opmerkingen over het internationaal humanitair recht. Zoals u weet had ik gisteren bijvoorbeeld een bijeenkomst met functionarissen van de ECHO-partners. Zij waren in groten getale gekomen, en ik heb met hen over het probleem van het internationaal recht gediscussieerd. Ik heb het voorstel overgenomen waarover u mij had verteld, en we zijn overeengekomen om in april of mei een grote conferentie over dit onderwerp te organiseren. Ik heb hen ook gezegd dat ik, ook al kan ik zelf geen uitnodiging doen uitgaan, het Europees Parlement en de nationale parlementen zou willen uitnodigen om aan deze conferentie deel te nemen, als dit mogelijk is en als het Parlement daar belang in stelt. Het is namelijk zo dat ik elke dag weer meemaak dat het respect voor het internationaal recht met toenemende banaliteit wordt bejegend, en dat is een zeer ernstig probleem. Het is zelfs zo dat ik, toen ik daar was, met de persoon heb gesproken die ervoor verantwoordelijk is toegang te verlenen voor humanitaire konvooien. Ik zei tegen hem: “U leeft het internationaal humanitair recht absoluut niet na!” Waarop hij antwoordde: “Ja, maar er is een oorlog gaande.” Het is dramatisch om zoiets te horen, omdat deze houding indruist tegen de kern, tegen het wezen van het internationaal humanitair recht. We gaan hier verder werk van maken, daar kunt u van op aan. Mevrouw Isler Béguin, ik moet zeggen dat u een goede vraag heeft gesteld over de nucleaire kwestie. U moet weten dat het gewoon om een verzoek van de kant van onze Afrikaanse partners ging, en dat het waarschijnlijk meer een kwestie van principe is dan actueel gespreksthema. Voor het overige deel ik uw bedenkingen. We hebben onze partners allereerst gevraagd om over non-proliferatie van massavernietigingswapens te spreken, en daarop zeiden zij: “prima, daar kunnen we het over hebben, maar in dat geval is er geen reden om het niet ook over civiele toepassingen van kernenergie te hebben”. Nu, dit past in het huidige klimaat. Evenals u betreur ik dit, maar zij hebben erom verzocht, en we kunnen moeilijk weigeren om hierover met onze partners te praten. Het was ook allemaal op een laag pitje, niemand heeft het erover dat we de nucleaire sector in Afrika gaan ontwikkelen. We hebben ermee ingestemd om nucleaire kwesties te bespreken, en we hebben geaccepteerd dat dit een onderwerp is waarover wij zullen debatteren, omdat het van meet af aan duidelijk was dat geen enkel onderwerp taboe is. Daar moeten we dan ook consequent in zijn, vind ik. Er zijn twee andere punten waar ik op wil reageren, en dan rond ik het thema van de economische partnerschapsovereenkomsten af. Ik meen dat het mevrouw Zimmer was die heeft gezegd dat er vooral belangstelling bestaat voor dingen waar grote investeerders uit Europa baat bij hebben. Ik kom hier nog op terug in verband met de partnerschapsovereenkomsten, maar ik ben het natuurlijk niet met dit argument eens. Ik kunt mij dwingen hier nog twee weken te blijven, dag en nacht, maar dan nog zal ik deze kritiek niet accepteren. En wel om een eenvoudige reden. Ik volg deze onderhandelingen nu al sinds zeven maanden, waarbij ik echter moet zeggen dat ik er niet aan deelneem, maar dat ik de onderhandelingen bijwoon. Geen moment had ik de indruk dat het er uiteindelijk om ging de Europese economie of het Europese bedrijfsleven te helpen. Degenen die dit beweren vergissen zich of zijn slechts geïnformeerd, of zij doen dit te kwader trouw. Volgens mij zijn ze slecht geïnformeerd, omdat geen van hen ooit te kwader trouw handelt. Ik vind echter dat deze opmerkingen volstrekt ongerechtvaardigd zijn. Dan kom ik nu op de economische partnerschapsovereenkomsten. Wat is het doel van de interimovereenkomsten? Zijn die er om de belangen van Europese ondernemingen te dienen? Absoluut niet: die overeenkomsten hebben ten doel middeninkomenslanden te beschermen die anders, zoals u heel goed weet, onder een systeem van algemene preferenties zouden komen te vallen. Dit is voor hen veel onvoordeliger dan de regeling die nu voor hen geldt, namelijk het systeem voor landen die niet tot de minst ontwikkelde landen behoren, dat wil zeggen “Alles behalve wapens”. Indien de betrokken landen dus aan het eind van dit jaar, ondanks mijn goede wil, geen nieuwe overeenkomst hebben die hen van dezelfde positie verzekerd die zij nu innemen, zullen zij met zekerheid markten verliezen. Het voorbeeld van Ivoorkust heb ik reeds genoemd. Een nieuwe overeenkomst betekent een interimovereenkomst. Met welke landen hebben wij tot dusver interimovereenkomsten gesloten? In de meeste gevallen met middeninkomenslanden die anders in een veel ongunstiger regeling terecht zouden komen dan tot nu toe. Doen wij dit om onze ondernemingen
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
te beschermen, opdat onze ondernemingen een voet aan de grond krijgen in Afrika of zich meester te maken van Afrika? Nee, onzin! Wat hebben we dan voorgesteld? Ik kom nu tot de kern van de overeenkomsten, de waarheid moet op tafel. Ik ben bereid naar iedereen te luisteren, ik ben bereid iedereen te begrijpen, en ik ben zelfs bereid om met bepaalde opmerkingen en kritiek van het Parlement in te stemmen. Wat hebben we dus voorgesteld? We hebben een overgangsperiode van 15 tot 25 jaar voorgesteld. Mijnheer Wade beweert dat zijn markt overstelpt zal worden met gesubsidieerde landbouwproducten uit Europa. Daar gaat het nou juist om! Landbouwproducten kunnen hem bescherming bieden tegen de 20 procent die niet is geliberaliseerd. Ik begrijp niet goed wat hij wil zeggen. Bovendien heeft deze regeling helemaal geen directe gevolgen voor mijnheer Wade. Hij kan niet voor heel Afrika spreken, maar de regeling geldt helemaal niet voor hem, omdat hij een land vertegenwoordigt dat niet tot de minst ontwikkelde behoort, zodat hij in het genot komt van de regeling “Alles behalve wapens”. De heer Mbeki, die ik zeer bewonder en waar ik goed mee kan opschieten, houdt ervan om de EPO’s in een kwaad daglicht te stellen, maar dat is voor hem ook makkelijk. Hij heeft een speciale associatieovereenkomst met ons. We zouden hem dus kunnen vragen in hoeverre hij er ongerust op is dat alle andere landen in de regio zijn concurrenten zouden kunnen gaan worden. Ik wil hem geen kwade bedoelingen toedichten, ik zeg alleen dat we hem dat zouden kunnen vragen. Ik geloof niet dat het zo is, maar we kunnen hem deze vraag stellen. Mijnheer Konaré, de voorzitter van de Commissie van de Afrikaanse Unie, is een briljante advocaat, en het is zijn roeping om alle zorgen op te pikken die in zijn omgeving worden geuit. Dat is volledig legitiem. Maar als u vertelt, mijnheer Hutchinson, dat “alle Afrikaanse leiders hebben gezegd ...”, dan is dat onjuist. Niet alle Afrikaanse leiders zeggen dat. Wel heeft een aantal van hen ons enkele vragen hebben gesteld. Vragen als: “Mijnheer Michel, wat gebeurt er wanneer de handelsbelemmeringen worden opgeheven. Dan lopen we toch inkomsten mis, dat gaat toch ten koste van onze begroting? Hoe moeten we dan onze leraren, politieagenten, ambtenaren enz. betalen.” Dan zeiden wij: “U kunt een regionaal fonds oprichten, en dan stellen wij zogenaamde bijdrageovereenkomsten op, waardoor in financiële middelen wordt voorzien die minstens evenveel bedragen als het netto fiscaal effect van het wegvallen van de handelsbelemmeringen. Op die manier kan het inkomstenverlies worden gecompenseerd en beschikt u over de nodige middelen om overheidsdiensten etc. te financieren.” Dit is een asymmetrisch systeem, een overgangsregeling. Wat hebben we nog meer gedaan? We hebben met deze landen algemene matrices opgesteld, op hun eigen verzoek, want zij hebben de inhoud voor de overeenkomsten geleverd. Wat is dat voor een bureaucratische term? Een algemene matrix is een soort plan dat alle projecten, alle sectoren, bevat, alles wat zij aan begeleidende maatregelen wensen die hand in hand moeten gaan met de geleidelijke opening van de markt als zij dat willen: technologieoverdracht, opbouw van capaciteiten, ontwikkeling van knowhow, opbouw van infrastructuur, interconnectiviteit of verbeterde toegang, dat soort aspecten. Ik heb ook per regionale economische gemeenschap een financieel memorandum opgesteld. Dit is een soort toezegging, zwart op wit en met concrete cijfers, over de middelen die hun ter beschikking worden gesteld door de EU. Het enige wat ik niet kan doen is hun het geld beloven dat de lidstaten hun in Gleneagles hebben beloofd. De lidstaten hebben 1 miljard euro toegezegd, en minstens de helft daarvan is voor Afrika. Ik hoop dat zij over de brug zullen komen. Het geld wordt vanaf 2010 beschikbaar gesteld en is bedoeld als hulp voor handel. Daarom zijn het extra middelen. We hebben de regionale fondsen waar ik het zojuist over had, verdubbeld. Dit is wat er op tafel ligt. Ik moet toegeven dat ik mij de meeste zorgen maak over de “economische integratie”, omdat ik denk dat, in tegenstelling tot het aspect van “ontwikkeling”, aanvankelijk de “economische integratie” hun de mogelijkheid biedt om welvaart te scheppen die natuurlijk kan worden gebruikt voor sociale voorzieningen en om rijkdom te verdelen onder de bevolking. Op dit punt hebben we, om de genoemde reden, helaas weinig vooruitgang geboekt. We zullen daarom waarschijnlijk gedurende het hele volgende jaar blijven discussiëren over deze regionale EPO’s teneinde deze dimensie van economische integratie te handhaven, te consolideren en te scheppen. Ik geef dat toe, maar we proberen er alles aan te doen... Op elk verzoek van hun kant hebben wij een positief antwoord gegeven. Dit geldt voor de financiële kant, tenminste binnen de budgettaire grenzen, en ook voor technisch-juridische, institutionele en zelfs politieke kwesties. Het is ook zo dat wij, wanneer wij in 2008 moeten onderhandelen om deze regionale integratie te waarborgen, absoluut overtuigend moeten zijn en natuurlijk argumenten moeten hebben. U hoeft zich geen zorgen te maken, zij zullen worden gehoord, en wij zullen naar hen luisteren... Ik zal in ieder geval mijn best doen om op hun zorgen, hun onzekerheden en
85
86
NL
Handelingen van het Europees Parlement
hun vragen in te gaan, zodat wij hun op elk punt kunnen geruststellen. Ik moet u echter zeggen dat ik, buiten deze som van 1 miljard euro, waarvan de helft naar Afrika gaat, niet erg veel argumenten meer heb. We zullen zien wat ervan terechtkomt. Ik ben echter enigszins gekrenkt als ik hoor dat wij onze partners zouden hebben gechanteerd. Er was nooit sprake van chantage, om de simpele reden dat we helemaal niet over de macht daartoe beschikken. Maar in de eerste plaats zou ik dat nooit hebben gedaan. We kunnen onze partners niet zomaar dwingen om overeenkomsten te ondertekenen. Sorry, maar dat is een te simpele voorstelling van zaken. Ik zie gewoon het resultaat. Ik wil u ook graag de stand meedelen wat betreft de landen die reeds hebben ondertekend, om u te laten zien dat er veel meer landen zijn dan u denkt die een overeenkomst hebben ondertekend en het mechanisme begrepen hebben. Het laatste punt betreft landen die niet tot de minst ontwikkelde landen behoren en die nu van de regeling “Alles behalve wapens” profiteren en uit dien hoofde volledige en onbeperkte toegang tot onze markten hebben. Mij werd gevraagd wat deze landen zouden verliezen. Zij verliezen helemaal niets, maar krijgen de kans om te profiteren van bijzonder voordelige oorsprongsregels. Wat zijn dat voor voordelige oorsprongsregels? Momenteel is het zo dat een product alleen wordt beschouwd als product afkomstig uit een partnerland wanneer het twee transformaties heeft ondergaan. Voortaan hoeft dit maar één transformatie te zijn. Zo volstaat het bijvoorbeeld dat vis die in hun wateren wordt gevangen hier wordt geïmporteerd. Dat geldt als één transformatie. Dergelijke producten mogen zonder quota en zonder heffing van invoerrechten op onze markten worden gebracht. Deze regeling biedt potentieel een hoop voordelen die zij nu niet hebben. Ik wilde u dit vertellen, en ik ben vanzelfsprekend bereid het een en ander nog eens te herhalen wanneer u dat wenst. U kunt mij vragen stellen of ook schriftelijke vragen sturen. Ik beloof u dat ik zal trachten uw vragen zo eerlijk en volledig mogelijk te beantwoorden. Indien blijkt dat mijn antwoord op een van uw vragen niet goed genoeg of onjuist is, zal ik dat ruiterlijk toegeven en rechtzetten, daarvan kunt u uitgaan. Tot dusver heb ik alle vragen gehoord, heb ik alle vragen onderzocht en mij hier zeer in verdiept. Ik heb tot nu toe nog geen vraag gehoord waarop niet een precies, gericht en eerlijk antwoord is gegeven. De Voorzitter. − Het debat is gesloten. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) John Attard-Montalto (PSE), schriftelijk. – (EN) De Top tussen Europese en Afrikaanse landen vond plaats op 8 en 9 december in Lissabon, Portugal. Meer dan zeventig staatshoofden en regeringsleiders waren aanwezig. De bijdrage van Malta concentreerde zich op het probleem van de illegale immigratie. Het is in het belang van Malta dat Afrika wordt gezien als een verantwoordelijkheid van Europa. Hulp aan en investeringen in Afrika zullen ertoe leiden dat minder mensen uit dat continent zich gedwongen zullen zien om hun land te verlaten op zoek naar een beter leven. De meerderheid van de illegale immigranten die op Malta aankomen, komen uit sub-Saharalanden en zijn economische immigranten. De situatie kan echter verslechteren wanneer de algemene preferentiële handelsovereenkomsten op 31 december 2007 aflopen. De meeste Afrikaanse landen hebben het voorstel voor “speciale partnerschapsovereenkomsten” van de hand gewezen. Slechts een vijfde van de landen heeft de interimovereenkomst ondertekend. Zelfs als de vervaldatum wordt verschoven, is ondertekening van een interimovereenkomst in het belang van elk land, om de negatieve economische gevolgen van het aflopen van de “preferentiële overeenkomsten” te neutraliseren. Andere illegale immigranten die naar Malta komen zijn politieke vluchtelingen. Het feit dat de mensenrechtensituatie in Darfur en Zimbabwe oorspronkelijk niet op de agenda stond, voorspelt weinig goeds voor de stemlozen die in stilte verder lijden. Richard Corbett (PSE), schriftelijk. – (EN) De Europese Raad moet zijn aandacht richten op Birma, waar de situatie verschrikkelijk blijft. De sancties van de EU, waartoe op 15 oktober is besloten, richten zich op de leiders van het regime, hun helpers en degenen die profiteren van hun beleid, en omvatten ook handelssancties met betrekking tot de sectoren – hout, mineralen, metalen, edelstenen – waaruit het regime de meeste inkomsten haalt.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Maar is dat genoeg? De Europese Raad moet de situatie analyseren en bepalen welke maatregelen de EU in de toekomst nog meer kan nemen om echte veranderingen in Birma teweeg te brengen – waaronder een verbod op nieuwe investeringen. Pedro Guerreiro (GUE/NGL), schriftelijk. – (PT) Hoewel het nog te vroeg is om het concrete effect van de besluiten van de Top EU-Afrika te beoordelen, en ondanks bepaalde contradicties, moet de verwerping van de vrijhandelsakkoorden (de zogenaamde “economische partnerschapsovereenkomsten”) door de Afrikaanse landen worden verwelkomd. Het is enigszins ironisch dat de verwerping van deze “economische partnerschapsovereenkomsten” door de Afrikaanse landen – ondanks de onaanvaardbare druk en chantagepogingen van de EU – in wezen een echt voorbeeld is voor het beruchte “goed bestuur” dat door de EU zo wordt verheerlijkt. Met andere woorden, hier zijn landen die de controle over de eigen economie naar zich toe trekken en verdedigen. Ons inziens is voor een doeltreffende ontwikkelingssamenwerking respect vereist voor nationale soevereiniteit, voor politieke en economische onafhankelijkheid en voor het recht van alle volkeren om zelf over hun leven van vandaag en hun toekomst te beslissen en om hun land en hun ontwikkelingsprogramma zelf gestalte te geven en op te bouwen. Samenwerking in die vorm is onverenigbaar met de min of meer geheime doelstellingen en ideeën van inmenging, uitbuiting, de plundering van natuurlijke hulpbronnen en politieke en economische betutteling. Men zegt dat de Top EU-Afrika een “nieuw tijdperk” zou hebben ingeluid. Wij blijven onze mening zeggen, zodat de neokoloniale ambities van de EU en haar multinationals in dit tijdperk niet weer de kop opsteken.
17. Vragenuur (vragen aan de Commissie) De Voorzitter. − Aan de orde is het Vragenuur (B6-0384/2007). Vanwege het belang van het debat hebben we daar veel tijd aan gegeven, en we hopen dat we dit tijdens het vragenuur kunnen inhalen. Omdat we aan de late kant zijn, zullen we in eerste instantie proberen om de aanvullende vragen steeds per fractie te behandelen, zodat we vanmiddag meer vragen kunnen behandelen, en zoals altijd roep ik de leden op om naar voren te komen en actiever aan het vragenuur deel te nemen. Commissaris, het spijt me dat u hebt moeten wachten, maar het was een belangrijk debat, zoals u ongetwijfeld ook zult vinden. We behandelen een reeks vragen aan de Commissie. Eerste deel Vraag nr. 34 van Lambert van Nistelrooij (H-0934/07) Betreft: Energie - Wereldhandelsorganisatie Hoewel de regels van de Wereldhandelsorganisatie er niet specifiek voor zijn geschreven, zijn WHO-regels ook van toepassing op energieproducten en -diensten en beschermen ze investeringen in de energiesector. Zo zijn exportrestricties en discriminatie van producten verboden en moet de vrije handel worden gewaarborgd. Er zijn echter wel uitzonderingen als het gaat om maatregelen in het belang van de veiligheid. Bij energiehandel is het onderscheid tussen productie en diensten echter niet altijd duidelijk. Welke maatregelen zal de Commissie, in de aanloop van het opnemen van energiebeleid als bevoegdheid van de Europese Unie in het nieuwe Verdrag, nemen om de WHO-regels ook toe te spitsen op energie-investeringen en energiediensten? Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, zoals de geachte afgevaardigde heeft opgemerkt zijn, in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO), de bepalingen van de Algemene overeenkomst over douanetarieven en handel (GATT) van toepassing op de handel in energieproducten, terwijl de bepalingen van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS) van toepassing is op de handel in energiediensten., met inbegrip van rechtstreekse investeringen in zulke diensten. Er is nog geen overeenkomst die zich uitstrekt tot rechtstreekse investeringen in energiegerelateerde
87
88
NL
Handelingen van het Europees Parlement
activiteiten die de investeerder op eigen rekening in de secundaire sector uitvoert, zoals mijnbouw, raffinage, energieproductie en energiedistributie. Krachtens artikel 133 van het EG-Verdrag, waarin het gemeenschappelijk handelsbeleid wordt geregeld, heeft de Europese Gemeenschap de expliciete bevoegdheid om wetgeving uit te vaardigen en onderhandelingen te voeren inzake de handel in energieproducten en om onderhandelingen te voeren inzake de handel in energiediensten. Daarnaast is de Commissie gemachtigd om, in het kader van onderhandelingen met niet-EU-landen over vrijhandelsakkoorden, zowel in naam van de Gemeenschap als namens de lidstaten onderhandelingen te voeren over de liberalisering van rechtstreekse investeringen buiten de dienstensector. Dit betekent dat de Commissie reeds centrale vraagstukken in verband met de handel en investeringen in de energiesector kan aanpakken en de Europese belangen op dit gebied in bilaterale en multilaterale WTO-onderhandelingen kan behartigen. En dat is precies wat de Commissie doet. Het energiebeleid dat in het nieuwe Verdrag wordt omlijnd, concentreert zich op onderwerpen als de zekerheid van de energievoorziening in de Unie en de bevordering van interconnectiviteit tussen energienetwerken, en in dit opzicht vormt het een aanvulling op, maar geen vervanging van, het gemeenschappelijk handelsbeleid in de energiesector. Lambert van Nistelrooij (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, meneer Verheugen, er is inderdaad goed nieuws in het kader van het nieuwe Verdrag, maar ook bijvoorbeeld dat we vandaag hier hebben besloten om vier GTI’s te financieren voor drie miljard euro en er komt nog eens drie miljard uit het bedrijfsleven voor schone technologie, voor vliegtuigmotoren, enz. Aan de andere kant stoort het me nog steeds dat er volop verouderde technologie met negatieve milieueffecten wordt verhandeld, vooral uit de ontwikkelingslanden. Het is een vrij speelveld voor achterhaalde techniek, bijvoorbeeld voor kolencentrales uit de vorige eeuw. Welke mogelijkheden ziet de commissaris, ziet de Unie, om hiervoor in de sfeer van de WTO toch op zijn minst een basis te leggen, en een en ander een halt toe te roepen? Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Bij de WTO-onderhandelingen is het belangrijk om te onderhandelen over de vraag in welke rubriek bio-ethanol in de toekomst zal worden ingedeeld. Wordt het als landbouwproduct geclassificeerd, of hoort het thuis in de categorie niet-landbouwproducten? Welke toekomstige structuren staan de Commissie voor ogen? Zal zij proberen bio-ethanol in het kader van de landbouwrubriek te bespreken, of moet het meer als een industrieel product worden beschouwd? Bio-ethanol wordt uit gewassen vervaardigd en is eigenlijk een landbouwgrondstof . Aan de andere kant zou bio-ethanol echter ook onder de rubriek “niet-agrarische markttoegang” (NAMA) kunnen vallen. Heeft de Commissie in dezen al een standpunt ontwikkeld, en zo ja, welke lijn gaat zij in de onderhandelingen volgen? Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Commissaris, telkens als er in mijn kieskring discussies ontstaan over de handel in energiebronnen, het energiebeleid, de Europese Commissie en het nieuwe Verdrag, en met name over de WTO, wordt door mijn kiezers steeds weer de vrees geuit dat we niet anders kunnen dan kernenergie te importeren, en dat we wellicht zelfs kerncentrales zullen moeten bouwen als de huidige trend zich doorzet. Kunt u mij alstublieft geruststellen en zeggen dat dit niet zo is, en kunt u dit enigszins motiveren, zodat ik ook mijn kiezers gerust kan stellen? Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, in sommige gevallen zie ik amper een verband tussen de oorspronkelijke en de aanvullende vraag, maar als u hiermee liberaal omgaat, doe ik dat ook in mijn antwoorden. In antwoord op de eerste vraag kan ik zeggen dat ik het eens ben met mijnheer van Nistelrooij dat de verkoop van technologie die niet aan de normen inzake energie-efficiëntie en CO2-emissies voldoen, absoluut niet in ons belang is. Commissaris Dimas en ik werken momenteel aan voorstellen voor een mechanisme waarmee we in Europa een CO2-arme economie kunnen bereiken, zowel met betrekking tot het industriebeleid als tot de productie en consumptiepatronen. Ik hoop dat deze werkzaamheden tot normen zullen leiden die we dan ook in de internationale onderhandelingen kunnen meenemen. U kent de huidige situatie. Er is momenteel geen ruimte om in het WTO-kader over dergelijke aanvullende normen te onderhandelen en ervoor te zorgen dat ze worden ingevoerd. Zoals u weet, is het echter wel onze doelstellingen om op de middellange en lange termijn hoge milieu- en sociale normen via multilaterale overeenkomsten bindend te maken om de concurrentienadelen te voorkomen waaronder onze ondernemingen anders zouden lijden.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik wil er ook op wijzen dat we bijzonder veel belang hechten aan een dergelijk multilateraal beleid in te voeren, omdat wij van mening zijn dat de toekomstkansen van het Europese bedrijfsleven vooral in ons vermogen liggen om marktleider te worden op het gebied van milieuvriendelijke, energie-efficiënte en energiebesparende producten. Wat betreft de vraag van de heer Rübig moet ik toegeven dat ik daarop geen antwoord weet. Aangezien dit onderwerp niet binnen mijn werkterrein valt, mijnheer Rübig, zal ik commissaris Mandelson vragen om u onverwijld een schriftelijk antwoord te doen toekomen. Ik wil over dit punt liever niets verkeerds zeggen. Ik weet dat dit vraagstuk een rol speelt in de context van de vrijhandelsakkoorden, onder meer met Zuid-Afrika, waar wij op het moment over onderhandelen, maar mij is onbekend in welke categorie hierover wordt gediscussieerd. Uiterlijk morgen krijgt u de nodige informatie. Wat kerncentrales betreft hanteert de Europese Commissie een volstrekt duidelijk beleid, dat tegelijkertijd het beleid van de Europese Unie als geheel is. Elke lidstaat kan volledig onafhankelijk en vrijelijk zijn eigen energiemix bepalen. De lidstaten kan niet worden aanbevolen of opgedragen om al dan niet gebruik te maken van kernenergie, noch poogt de Commissie op enige wijze invloed uit te oefenen. Wij zijn op dit punt volledig neutraal, en dat blijft ook zo. Wij zullen geen aanbevelingen van dergelijke aard doen. Het zal u evenwel bekend zijn dat het Euratom-Verdrag is geïntegreerd in het EG-Verdrag, wat betekent dat de bevordering van het vreedzaam gebruik van kernenergie wel tot de taken van de Europese Unie behoort. Dat gebeurt zowel in de vorm van onderzoekssteun – projecten op het gebied van kernenergie komen hiervoor zonder meer in aanmerking en ontvangen al sinds tientallen jaren subsidies, dus dat is niets nieuws – als ook via de Europese Investeringsbank, die in sommige gevallen betrokken was bij de financiering van kerncentrales. Met andere woorden: er is geen EU-beleid dat erop gericht is overal kernenergie in te voeren, noch is er een EU-beleid voor de algemene afschaffing van kernenergie. De Voorzitter. − Vraag nr. 35 van Justas Vincas Paleckis (H-0879/07) Betreft: Model voor duurzame stadsontwikkeling In de lidstaten van de EU, en in het bijzonder in de landen die zich in de eenentwintigste eeuw bij de EU hebben aangesloten, breiden de steden zich snel en vaak zonder samenhangend beleid uit. De woongebieden raken steeds verder verwijderd van het centrum, waardoor de problemen die verband houden met het vervoer, de verdeling van de middelen en de ontwikkeling van technische netwerken steeds groter worden. De stadsontwikkeling heeft dus een rampzalige invloed op het milieu en zorgt voor een hoger energieverbruik. In het Groenboek over het stadsmilieu dat de Commissie in 1990 publiceerde, werd het ontwikkelingsmodel van de compacte stad bepleit als zijnde de beste keuze voor het milieu. Op dit moment lijkt het model voor polycentrische stadsontwikkeling eerder de voorkeur te genieten. Wat zijn de aanbevelingen van de EU om duurzame, milieuvriendelijke stadsontwikkeling te stimuleren? Wat zijn de argumenten ten gunste van het ene of het andere ontwikkelingsmodel? Op welke gegevens zijn deze aanbevelingen gebaseerd? Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) De Commissie is sterk voorstander van een duurzame stadsontwikkeling die het milieu volledig respecteert. De Commissie heeft in 2006 een thematische strategie voor het stadsmilieu aangenomen, waarin wordt erkend dat duurzame stadsontwikkeling een belangrijk element voor de kwaliteit van het leven is, maar ook de verschillen tussen burgers in de Europese Unie worden erkend. Daarom is in de strategie bepaald, na uitgebreide raadplegingen van plaatselijke autoriteiten en de lidstaten, dat oplossingen die zijn toegesneden op de plaatselijk omstandigheden het best kunnen worden bedacht en toegepast door plaatselijke en nationale autoriteiten, in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. Gezien de diversiteit van de stedelijke gebieden beveelt de Commissie niet één specifiek ontwikkelingsmodel aan voor elke stad in Europa. De Commissie is van mening dat het essentieel is om de juiste governance- en planningsinstrumenten te ontwikkelen, maar dat het opleggen van een verplichting om specifieke plannen te ontwerpen, zoals milieubeheerplannen of plannen voor duurzaam stadsvervoer, geen echte toegevoegde waarde heeft. De Commissie heeft echter richtsnoeren met betrekking tot duurzaam stadsvervoer en geïntegreerde milieubeheerplannen gepubliceerd om de plaatselijke autoriteiten te helpen bij het implementeren van de doelstellingen van de strategie. De richtsnoeren moeten worden gezien als een procesbeschrijving en een
89
90
NL
Handelingen van het Europees Parlement
geheugensteun voor de belangrijkste elementen die in aanmerking kunnen worden genomen bij het ontwikkelen van geïntegreerde milieubeheerprogramma’s en plannen voor duurzaam stadsvervoer op plaatselijk niveau. Beide documenten zijn gebaseerd op uitgebreide raadplegingen en voorbeelden van goede praktijken die door de steden zelf zijn ontwikkeld. Er bestaat al wetgeving voor stedelijke gebieden, bijvoorbeeld op het gebied van luchtkwaliteit, waterbeheer, lawaai en afval. Die wetgeving moet beter worden uitgevoerd. De volledige tenuitvoerlegging van de bestaande wettelijke instrumenten zal leiden tot een aanmerkelijke en belangrijke verbetering van de levenskwaliteit in stedelijke gebieden. De Commissie herinnert aan de rijkdom aan ideeën over stadsontwikkeling, waardoor de ministers die verantwoordelijk zijn voor stadsontwikkeling consensus hebben kunnen bereiken op basis van het Actieprogramma van Lille, het “Urban Acquis” van Rotterdam, het Akkoord van Bristol, en meer recent het Handvest voor duurzame Europese steden dat op 25 mei 2007 is aangenomen tijdens een informele bijeenkomst van de Raad. In september 2007 heeft de Commissie een Groenboek over stedelijke mobiliteit aangenomen, waarover nu een publieke raadpleging plaatsvindt. In deze documenten, die een gedeelde achtergrond vormen, worden de belangrijkste voorwaarden voor het bereiken van duurzame stadsontwikkeling beschreven. Bovendien stimuleert de Commissie actief de dialoog en de uitwisseling van goede praktijken tussen steden in het kader van de programma’s die worden gefinancierd uit het Europees Regionaal Ontwikkelingsfonds. Met betrekking tot de gegevens die beschikbaar zijn over de situatie van de Europese steden, die de basis kunnen vormen voor beleidsbesluiten, heeft de Commissie de Database vergelijking van steden opgericht, die gegevens over de situatie van Europese steden bevat en die op dit moment wordt geactualiseerd. De Commissie heeft onlangs een studie over de toestand van de Europese studies gepubliceerd, waarin de resultaten van de database nader worden geanalyseerd. Justas Vincas Paleckis (PSE). – (LT) Hartelijk dank, mijnheer de commissaris, voor uw uitvoerige en overtuigende antwoord. Het is heel belangrijk dat de Commissie input levert bij het zoeken naar methoden om kleine en grote steden aan te moedigen om positieve initiatieven te ontwikkelen en deze uit te wisselen. Ik zou u willen vragen welke regio’s volgens u het ideaal, dat natuurlijk onbereikbaar blijft, het dichtst benaderen. Welke lidstaten zijn het verst gevorderd bij de tenuitvoerlegging van de plannen die de Europese Commissie heeft aanbevolen? Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mijnheer de vicevoorzitter, u heeft mijn aanvullende vraag zojuist al ongeveer beantwoord, maar omdat niets zo duidelijk is als een toelichting in uw moedertaal zou ik het zeer op prijs stellen als u in het Duits zou kunnen herhalen wat u zo-even heeft gezegd, namelijk dat de Commissie zich niet als hoogste instantie voor stadsontwikkeling in alles wil gaan inmengen, vooral niet als het om specifieke modellen voor een bepaalde stad gaat. Als rapporteur voor het groenboek “Een nieuwe stedelijke mobiliteitscultuur” kan ik u verzekeren dat het Parlement uw voornemen om diversiteit te bevorderen zeker zal ondersteunen. Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Staat u mij toe, mevrouw de Voorzitter, dat ik begin met de tweede vraag, waarbij ik zal oplezen wat ik heb gezegd, waarna ik daar een korte opmerking over zal maken. Gezien de diversiteit van de stedelijke gebieden beveelt de Commissie niet één specifiek ontwikkelingsmodel aan voor elke stad in Europa. Het subsidiariteitsbeginsel en het diversiteitsbeginsel worden hier duidelijk gerespecteerd. Met andere woorden, mijn eigen woorden: dit betekent dat er geen uniform Europees model wordt opgelegd. Dit is geen uniforme aanpak; dit is een aanpak waarin rekening wordt gehouden met specifieke omstandigheden en de specifieke behoeften, belangen en capaciteiten van de steden, maar alles waarvan ik denk dat nodig is – richtsnoeren, aanbevelingen en de uitwisseling van goede praktijken – is aanwezig. Wat betreft de eerste vraag is het verleidelijk om een antwoord te geven dat is gebaseerd op mijn eigen ervaringen, en ik kan u zeker vertellen in welke stad ik het liefst zou wonen, maar dat is geen politieke kwestie. De Commissie houdt daar geen score over bij en heeft geen rangschikking van Europese steden die al die elementen combineren. Helaas ben ik niet in een positie om u een objectief antwoord te geven en het zou niet verstandig zijn om een persoonlijk antwoord te geven ten nadele van alle andere steden.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
De Voorzitter. − Vraag nr. 36 van Karin Riis-Jørgensen (H-0933/07) Betreft: Netneutraliteit in het hervormingspakket voor de telecommunicatiesector De afgelopen vijf jaar vond in de Verenigde Staten een zeer levendig debat over netneutraliteit plaats. Daarbij ging het onder meer over de vraag in hoeverre de exploitanten van netwerken de consumenten die gebruik maken van het internet in hun handelen kunnen beperken en sturen. Deze kwestie wordt ook in het hervormingspakket voor de telecommunicatiesector aan de orde gesteld en als oplossing wordt voorgesteld te eisen dat de consument meer doorzichtigheid krijgt over wat hij precies koopt. Doorzichtigheid is echter niet altijd voldoende om de belangen van de consument te beschermen – men denke aan de ingreep bij de roamingtarieven. Een onbelemmerde toegang tot internet bevordert de innovatie – voorbeelden zijn Skype, Joost, Web 2,0, enz.. Als telecommunicatiebedrijven echter het recht hebben een rangorde aan te brengen in de internetbewegingen van de consument en sommige bewegingen zelfs te blokkeren, leidt het hervormingspakket voor de telecommunicatiesector dan volgens de Commissie tot een toereikende bescherming van de consument en bevordering van de innovatie op het internet? En wat is hier de optimale oplossing? Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) De vraag van de geachte afgevaardigde is heel belangrijk voor consumenten, aanbieders van telecomdiensten en leveranciers van inhoud of content, en uiteraard voor alle regelgevers in de telecommunicatiesector. Het gaat om het vinden van evenwicht tussen de wens van internetproviders om in kwalitatief opzicht verschillende internetdiensten aan te bieden teneinde het gebruik van hun netwerken te optimaliseren en de vrijheid van gebruikers om wettelijk toegestane inhoud te verspreiden of daar toegang toe te krijgen zonder dat er bemoeienis plaatsvindt in de vorm van blokkering of het verlagen van de kwaliteit. De Commissie heeft zich gecommitteerd aan het open houden van het internet, zowel voor dienstverleners die nieuwe, innovatieve diensten willen aanbieden als voor consumenten die toegang willen hebben tot de diensten van hun keuze of die zelf inhoud willen creëren en uploaden. Het debat over netneutraliteit dat in de Verenigde Staten wordt gevoerd, wordt sterk beïnvloed door het ontbreken van regelgeving die de toegankelijkheid waarborgt in de VS, en in combinatie met de concentratie in het eigendom van netwerken heeft dit gebrek aan regelgeving ten aanzien van de toegankelijkheid geleid tot een grote bezorgdheid onder consumenten en leveranciers van inhoud dat het internet mogelijk op slot zal gaan. De situatie in Europa is dat we ons in algemene termen in een goede positie bevinden met betrekking tot netneutraliteit en netvrijheden, omdat we in overeenstemming met de telecommunicatiewetgeving doelmatige netwerkregelgeving hebben en Europese consumenten een grotere keuze hebben tussen aanbieders van breedbanddiensten. Het feit dat consumenten meer keuze hebben en er meer concurrentie is, betekent dat als een aanbieder de rechten van gebruikers probeert te beperken, een andere aanbieder die markt kan betreden met een meer open aanbod. Het huidige regelgevende kader van de EU heeft er tot dusverre voor gezorgd dat de telecommunicatiemarkt open is gebleven, dat de aanbiedingen die consumenten krijgen transparant zijn en dat de concurrentie zijn werk doet. Ik begrijp de vraag van de geachte afgevaardigde, omdat het risico aanwezig is dat het verkeer in de toekomst in toenemende mate zal worden geprioriteerd. In het verleden werd alle informatie, pakketten en bits van gegevens, gelijk behandeld. Maar inmiddels kan er met nieuwe technieken onderscheid gemaakt worden tussen pakketten, om prioriteit te geven aan communicatie met een hoge urgentie of aan gebruikers die een premie hebben betaald voor diensten met een hogere kwaliteit. Deze technieken zijn legitiem in gevallen waarbij het niveau van de diensten moet worden gegarandeerd om de dienst goed te laten werken. Voice-over- internetdiensten, om een voorbeeld te noemen, hebben een minimaal verbindingsniveau nodig om goed te functioneren, met name als het gaat om noodgevallen of zakelijke gesprekken. Bovendien wordt met prioritering een mechanisme gecreëerd waarmee netwerkexploitanten bij een toename van de vraag worden gestimuleerd om in het upgraden van de bandbreedte te investeren. Dat is de mooie kant van het verhaal. Het probleem is dat dezelfde technieken kunnen worden gebruikt om de kwaliteit van de dienst te verlagen tot een onaanvaardbaar laag niveau. Die discriminatie kan vervolgens leiden tot ondermaatse diensten voor consumenten en andere dienstverleners. Dat is waarom we in het hervormingspakket voor de telecommunicatiesector, dat op 13 november 2007 door de Commissie is aangenomen en op dezelfde dag aan het Parlement is gepresenteerd, hebben voorgesteld om nationale regelgevende instanties de bevoegdheid te geven om minimumkwaliteitsniveaus vast te stellen
91
92
NL
Handelingen van het Europees Parlement
voor netwerktransmissiediensten voor eindgebruikers, gebaseerd op technische normen die zijn vastgesteld op EU-niveau. Bovendien is er een nieuwe eis van kracht geworden in de regelgeving op het gebied van telecommunicatie die inhoudt dat gebruikers van te voren in kennis moeten worden gesteld dat er technieken worden toegepast die tot prioritering kunnen leiden. Dat noemen we de transparantieregel. Wij als Commissie zijn van mening dat dit een evenwichtige aanpak is, die de concurrentie en de toegang voor gebruikers zal waarborgen zonder daarbij de mogelijkheden van aanbieders van netwerken om met verschillende zakelijke modellen te experimenteren onnodig te beperken. Daarnaast weet het Parlement dat de Commissie de ontwikkelingen met betrekking tot de netvrijheden nauwlettend volgt. Na de Wereldtop over de informatiemaatschappij van 2006 hebben we een mededeling aan het Parlement gepresenteerd waarin duidelijk werd verklaard dat de Commissie de intentie heeft om de neutraliteit van het internet te monitoren en te bewaken. De architecturale beginselen van een open internet en “end-to-end”-connectiviteit worden ook expliciet genoemd in de conclusies van de Raad vanaf 2005. Deze zaken worden voortdurend geanalyseerd, gemonitord en besproken met de lidstaten, bijvoorbeeld in de i2010-deskundigengroep op hoog niveau, en met derde landen. Dat is belangrijk, want het internet kent geen grenzen. De Commissie zal blijven hameren op de noodzaak van een open internet en van niet-discriminatoire toegang. Dat is de grondslag voor de filosofie achter de telecommunicatiewetgeving van de EU, die verder zal worden versterkt door ons hervormingsproject, dat in de komende maanden zal worden besproken met het Parlement. Karin Riis-Jørgensen (ALDE). - (EN) Dank u, commissaris. Ik ben erg blij met uw antwoord, dat zeer uitvoerig was en waaruit blijkt dat u belang stelt in deze belangrijke kwestie en ook over de nodige kennis beschikt. Ik geloof dat u het systeem nauwlettend zult volgen, zoals u hebt beloofd. Ik hoop dat u binnen een jaar verslag aan ons kunt uitbrengen om te zien of de netneutraliteit door de transparantieclausule en het monitoringsysteem dat we hebben geïnstalleerd is gewaarborgd. Ik hoop dat we binnen zes of twaalf maanden op dit onderwerp kunnen terugkomen om te zien of het systeem werkt. Malcolm Harbour (PPE-DE). - (EN) Ook ik wil de commissaris bedanken voor haar uitgebreide antwoord. Ik heb vorige week met leden van het Amerikaanse Congres gesproken en hen hetzelfde antwoord gegeven, dus het doet me genoegen dat u dat heeft bevestigd. Zou u echter iets kunnen zeggen over het open houden van de toegang, gezien het feit dat we een nieuw tijdperk betreden van grote investeringen in een volgende generatie netwerken met glasvezelverbindingen naar de huizen, waarvan door sommigen in de sector wordt gezegd dat er te weinig prikkels zijn om erin te investeren? Kunt u tegenover dit Huis bevestigen dat u het beginsel van open toegang zult handhaven, om precies de redenen die u hebt genoemd in uw antwoord op de vraag van mevrouw Riis-Jørgensen? Paul Rübig (PPE-DE). – (DE) Ook ik wil de commissaris gelukwensen met het feit dat zij is uitgeroepen tot “commissaris van het jaar”. Inderdaad staan we op dit gebied voor grote uitdagingen. Aan de ene kant hebben we de openbare omroeporganisaties, die een hele hoop geld krijgen voor hun uitzendingen, zodat zij natuurlijk in staat zijn goede educatieve programma’s te maken. Aan de andere kant ontvangen steeds meer burgers mobiele televisie. Hoe ziet u de ontwikkelingen op dit vlak? Viviane Reding, lid van de Commissie. − (EN) In de eerste plaats wil ik de geachte afgevaardigde bedanken voor het feit dat ze me helpt om dit beleid voort te zetten. Dit beleid is gebaseerd op een open netwerk en een open internet, wat altijd de denkrichting, aanpak en doelstelling van Europa is geweest en ook zal blijven. We moeten ons voorlopig niet te veel zorgen maken, omdat wij ons als gevolg van ons regelgevend kader gelukkig niet in dezelfde moeilijke omstandigheden bevinden als andere delen van de wereld. Dat betekent niet dat we achterover kunnen leunen en niets hoeven te doen, en daarom heb ik gezegd dat we deze situatie zeer nauwlettend zullen volgen. Ik zal verslag uitbrengen aan het Parlement en ik ben er zeker van dat we in de loop van onze gesprekken over het hervormingspakket voor de telecommunicatiesector op deze onderwerpen zullen terugkomen Ik voorzie ook dat alles door de technologische vooruitgang zeer snel zal veranderen, wat misschien betekent dat ik in de komende maanden niet naar u terug hoef te komen. Met betrekking tot de open toegang tot nieuwe technologie en nieuwe investeringen weet de geachte afgevaardigde heel goed dat de Commissie haar veto heeft uitgesproken over het voorstel van de Duitse regering om een nieuw monopolie op glasvezel te vestigen. Wij denken niet dat monopolies het antwoord zijn als het gaat om open toegang tot internet en om alles waar we in geloven. Dat is ook de reden dat we
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
inzetten op concurrentie. Wij zien concurrentie als een middel om investeringsmogelijkheden te creëren. De lidstaten met de meeste concurrentie, in de zin van open markten, zijn ook de lidstaten die de meeste concurrentie op het gebied van infrastructuur hebben. Concurrentie op het gebied van infrastructuur betekent de beschikbaarheid van inhouddiensten voor de consument en keuzemogelijkheden voor de consument. Dat is precies wat wij willen bereiken. (DE) Aan het adres van de heer Rübig zou ik het volgende willen zeggen: men weet dat ik mij zeer sterk heb ingezet voor een Europese standaard, zodat we van mobiele televisie met behulp van deze standaard zo snel mogelijk een succes kunnen maken in heel Europa, net zoals we dat met de GSM-standaard hebben gedaan. Ik denk ook aan de inhoud, omdat voor deze kleinere formaten specifieke inhoud moet worden ontwikkeld. Dit biedt ook grote kansen voor onze creatieve industrie, als we erin slagen mobiele televisie zo snel mogelijk op de markt te brengen, dat wil zeggen vóór het grote voetbalevenement van volgend jaar en vóór de Olympische Spelen. Dit is een kans die we als Europeanen niet mogen missen! Tweede deel De Voorzitter. − Vraag nr. 37 van Colm Burke (H-0897/07) Betreft: Europees Handvest voor kleine ondernemingen Het Europees Handvest voor kleine ondernemingen kan een centrale rol spelen bij de verbetering van het zakelijke milieu voor kleine bedrijven in de EU. Kan de Commissie commentaar leveren op de vraag of het handvest nuttig blijkt bij het bijstaan en ondersteunen van kleine bedrijven? Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Tijdens de zeven jaar van zijn bestaan is het Europees Handvest voor kleine ondernemers een kerndocument in het beleid inzake kleine en middelgrote ondernemingen in Europa geworden. Nadat de vijftien lidstaten dat in het jaar 2000 hadden gedaan, hebben nu 44 landen het Handvest aangenomen als referentiekader, en het wordt inmiddels ook op regionaal niveau gebruikt. Sinds 2005 is het beleid inzake kleine en middelgrote ondernemingen uitgegroeid tot een cruciaal element van het hernieuwde partnerschap voor groei en werkgelegenheid – de hernieuwde Lissabon-strategie – en is het Handvest in het verslagleggingsproces voor die strategie geïntegreerd. Dit waarborgt dat er op politiek niveau de benodigde prioritaire aandacht voor zal zijn. Dit wordt aangevuld door de jaarlijkse selectie van goede praktijken en de conferenties over het Handvest, waarbij de nodige aandacht wordt besteed aan de implementatie. Zowel de selectie van goede praktijken als de jaarlijkse conferentie zijn nog steeds uiterst succesvol. Wat de goede praktijken betreft zijn er tot dusverre al 250 voorbeelden van aantoonbaar succesvolle beleidsmaatregelen op het gebied van kleine en middelgrote ondernemingen beschreven. In ongeveer tachtig van deze gevallen hebben lidstaten aangegeven dat ze zich bij het ontwikkelen van hun eigen beleid hebben laten inspireren door maatregelen die andere lidstaten hadden genomen. Ik zal u een paar voorbeelden geven uit een lange lijst. Het Griekse éénloketsysteem is geïnspireerd op het systeem van Ierland en de presentatie die Ierland heeft gehouden tijdens de conferentie over het Handvest in Dublin in 2004. De Oostenrijkse belastingvrijstelling voor geïnvesteerde winsten is ontwikkeld op basis van een vergelijkbare maatregel in Italië. Denemarken geeft kleine en middelgrote ondernemingen ondersteuning bij het gebruik van elektronische handel op basis van vergelijkbare initiatieven in Ierland, Nederland, Finland, Zweden en Noorwegen. In al die gevallen hebben de lidstaten bevestigd dat het Handvest de inspiratiebron voor de maatregelen was. De grote belangstelling voor het Handvest blijkt ook uit het almaar groeiende aantal deelnemers aan de jaarlijkse conferenties over het Handvest. De conferentie in Berlijn trok dit jaar 350 deelnemers, het hoogste aantal deelnemers ooit, en het heeft me veel genoegen gedaan dat ik daar aanwezig kon zijn en al die mensen uit meer dan veertig landen kon toespreken. De volgende conferentie over het Handvest zal worden gehouden op 3 en 4 juni 2008 in Bled, Slovenië. De conferentie zal mede worden georganiseerd door het Sloveense voorzitterschap, en ik verwacht een nog hoger aantal deelnemers. De Commissie ziet dat het Handvest buitengewoon nuttig is bij het aanmoedigen van de lidstaten om het ondernemingsklimaat voor kleine ondernemingen in heel Europa te verbeteren. In het zevende jaar van zijn bestaan blijft het een cruciaal beleidsinstrument. Dus het logische antwoord op uw vraag is “ja”.
93
94
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Colm Burke (PPE-DE). - (EN) Dank u, commissaris, voor uw uitgebreide antwoord. Waar ik in mijn vraag eigenlijk naartoe wilde – en ik weet dat dit niet uw terrein is – is de hele ontwikkeling van internet- en breedbanddiensten. In heel Europa bedraagt het aansluitingspercentage slechts negentien procent. In mijn eigen land is dat ongeveer zestien procent, en dat heeft gevolgen voor kleine ondernemingen in rurale gebieden, in het bijzonder in de regio waar ik vandaan kom. Ik vlieg naar het Parlement vanaf de meest westelijk gelegen luchthaven van de EU, die van Tralee. Mijn punt is in essentie dat de vrijwillige organisaties van kleine ondernemingen die ondersteuning geven aan kleine ondernemingen heel goed zijn in het geven van informatie, en ik vraag me af of we niet meer met die organisaties kunnen doen, door ze te helpen bij het beschikbaar maken van informatie aan hun leden. Malcolm Harbour (PPE-DE). - (EN) Dank u, mijnheer Verheugen, voor uw zeer bemoedigende antwoord. Ik wil twee aanvullende vragen stellen over hoe we dit initiatief kunnen uitbouwen en nog succesvoller kunnen maken. De eerste vraag is hoe u het Handvest denkt in te passen in uw ideeën voor een zogeheten “Small Business Act”, wat ik een belangrijke en opwindende nieuwe ontwikkeling vind. Ten tweede, als we dit onderwerp aan de Lissabon-agenda koppelen, bent u het met mij eens dat een van de grootste vragen is hoe we eraan kunnen bijdragen dat kleine ondernemingen snel kunnen groeien, met name kleine ondernemingen die goed ideeën hebben maar moeilijk aan kapitaal kunnen komen, zodat ze hun groei kunnen versnellen en werkgelegenheid kunnen creëren? Is er binnen het Handvest-programma ruimte voor een “mini-Handvest” voor snel groeiende ondernemingen? Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) Met betrekking tot de eerste vraag wil ik bevestigen dat alle organisaties van kleine en middelgrote ondernemingen volledig bij dit initiatief zijn betrokken, en we hebben een project afgerond waarmee een netwerk wordt opgericht dat overal in de Europese Unie ondersteuning aan kleine ondernemingen zal geven. Een van de belangrijkste aspecten van het werk van dat netwerk zal juist het gebruik van ICT in bredere zin zijn. We hebben duidelijk vastgesteld wat een van de redenen is voor het feit dat Europese kleine en middelgrote ondernemingen minder dynamisch zijn dan bijvoorbeeld Amerikaanse kleine en middelgrote ondernemingen, en dat is dat Amerikaanse kleine en middelgrote ondernemingen sneller groeien, meer winst maken, meer innovatief zijn en gemiddeld meer werknemers in dienst hebben. Een van de oorzaken hiervan – en dit blijkt duidelijk uit de analyse – is dat er in de Verenigde Staten veel sneller gebruik wordt gemaakt van nieuwe ICT-toepassingen. Met name wordt in de Verenigde Staten de modernste beschikbare technologie gebruikt. In Europa zijn we al blij als de eigenaar van een klein familiebedrijf überhaupt online is! Dat is een feit. Europese kleine ondernemingen zijn over het algemeen heel kleine micro-ondernemingen met minder dan tien werknemers, en zijn normaal gesproken niet op groei gericht, maar op het garanderen van het gezinsinkomen. Dat is de reden waarom die ondernemingen bestaan. Daarom is het erg moeilijk om die ondernemingen ervan te overtuigen dat ze moeten moderniseren, dat ze marktspelers moeten zijn en dat ze moeten groeien. Ik deel uw opvattingen volledig en ik kan alleen zeggen dat we al vele, vele initiatieven hebben genomen om deze ondernemingen te steunen – waarvan enkele overigens samen met de betrokken sectoren, die er natuurlijk belang bij hebben om hun producten te verkopen. Daarom combineren we beide, en de initiatieven zijn niet alleen gericht op kleine en middelgrote ondernemingen. Het probleem van het gebrekkige ICT-gebruik door kleine en middelgrote ondernemingen moet worden gezien in samenhang met het probleem dat er in rurale gebieden vaak geen netwerk en geen infrastructuur is. De Commissie is ook op dit gebied actief. Dit maakt zeker ook deel uit van het Handvest-proces en het zal ook deel uitmaken van het verslagleggingssysteem. Wat betreft de tweede vraag weet de heer Harbour dat ik zijn vragen altijd met plezier beantwoord, maar deze vraag over de Small Business Act komt iets te vroeg. Het Handvest is een proces, zoals u weet, en het zou verstandig zijn om ons te concentreren op wat het nu is – een netwerk voor samenwerking op het gebied van nieuwe ideeën en goed praktijken. Ik wil niet te veel instrumenten creëren, maar het is duidelijk dat we bij de voorbereiding van de Small Business Act alle bestaande instrumenten tegen het licht moeten houden om te kijken of ze geschikt zijn of niet en om te besluiten of we ze in deze context kunnen verbeteren of niet. In principe moet ik zeggen dat ik blij ben dat overal in Europa nu aanvaard wordt dat kleine en middelgrote ondernemingen echt het grootste potentieel voor innovatie, groei en het scheppen van werkgelegenheid hebben. Alle initiatieven die we voorbereiden zullen eraan bijdragen dat kleine en middelgrote ondernemingen dat potentieel ten volle zullen kunnen benutten en aanboren. We weten al een paar jaar wat de fundamentele problemen zijn en u weet ongetwijfeld welke dat zijn: het probleem van onvoldoende innovatieve capaciteit; het probleem van geen toegang hebben tot financiële
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
instrumenten, met name tot risicokapitaal; het probleem van de overdracht van een onderneming – een belangrijk aspect dat in sommige lidstaten ernstig wordt onderschat. We raken in Europa elk jaar honderdduizenden ondernemingen kwijt die gemakkelijk zouden kunnen doorgaan als de overdracht van de ene generatie naar de volgende generatie beter zou worden georganiseerd. De belastingomgeving voor kleine en middelgrote ondernemingen is ook belangrijk, en mijn favoriete onderwerp – de overdaad aan regels – is voor kleine en middelgrote ondernemingen veel belangrijker dan voor grote bedrijven. Grote bedrijven kunnen goed leven met veel en moeilijke regels. Ze hebben juridische afdelingen en die doen dat. Overigens ben ik er ook van overtuigd dat grote bedrijven de interne markt veel minder hard nodig hebben dan kleinere bedrijven. Grotere bedrijven zouden gebruik maken van hun vestigingsrecht en zouden overal zitten. De hele filosofie achter de interne markt moet in mijn opvatting gericht zijn op de kleine en middelgrote ondernemingen, en helaas moet ik u vertellen dat slechts acht procent van de Europese ondernemingen grensoverschrijdend zaken doet. Als je dat analyseert, zie je dat het potentieel van de Europese interne markt in hoge mate onderbenut wordt, als slechts acht procent van onze ondernemingen – meestal de grotere – meedoet. Daarom is er nog veel werk te doen. De Voorzitter. − Vraag nr. 38 van Jim Higgins (H-0899/07) Betreft: Lawaaioverlast motorvoertuigen Kan de Commissie een overzicht geven van de regelgeving en de richtsnoeren die momenteel gelden voor de aanpak van door motorvoertuigen veroorzaakte geluidsoverlast, indien van toepassing met name het aantal vastgestelde dBa, en kan zij mededelen of zij verdere maatregelen overweegt om ervoor te zorgen dat de door motorvoertuigen veroorzaakte lawaaioverlast wordt beperkt? Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (EN) De hoogte van de lawaai-emissies van vierwielige motorvoertuigen – auto’s, bestelwagens, vrachtwagens, bussen – wordt geregeld in UNECE-regeling 51 en de daarmee overeenstemmende Richtlijn 70/157/EEG, waarin geluidsmetingen en grenswaarden zijn neergelegd. De grenswaarden zijn in het verleden verschillende malen verlaagd, voor het laatst in 1995. Het maximaal toegestane geluidsniveau ligt op dit moment op 74 dBA voor personenauto’s en 80 dBA voor zware vrachtwagens. Voor dieselmotoren met directe injectie, terreinwagens en sportwagens ligt het niveau hoger. Deze laatste verlaging heeft niet het beoogde effect gehad en uit latere studies is gebleken dat de meetmethode het werkelijke rijgedrag niet meer weerspiegelde. Daarom werd besloten dat het in de eerste plaats nodig was, alvorens de niveaus opnieuw te verlagen, om een nieuwe meetcyclus te ontwikkelen en de rijomstandigheden bij de geluidsmetingen meer in overeenstemming te brengen met het werkelijke rijgedrag. Die nieuwe meetcyclus is inmiddels ontwikkeld. Het bestaande meetprotocol zal worden vervangen door een betere meetmethode waarbij de geluidsniveaus die zware voertuigen met normaal rijgedrag in het stadsverkeer genereren zullen worden gereproduceerd. Met de nieuwe meetprocedure zullen de bestaande hogere toegestane niveaus voor bepaalde voertuigen of technologieën naar verwachting worden afgeschaft. Voordat deze nieuwe methode kan worden gebruikt voor typegoedkeuringsdoeleinden moeten er eerst, op basis van een effectbeoordeling, nieuwe grenswaarden voor deze methoden worden vastgesteld. Om representatieve gegevens te verkrijgen om die waarden te kunnen vaststellen en een deugdelijke effectbeoordeling te kunnen uitvoeren, zijn fabrikanten van voertuigen verplicht om gedurende een periode van twee jaar zowel de oude als de nieuwe meetmethode te gebruiken. De oude methode zal verplicht blijven voor het verkrijgen van typegoedkeuring, en de nieuwe methode zal tot 2009 worden gebruikt voor controledoeleinden. Zodra de gegevensverzameling is voltooid, zal de Commissie met voorstellen komen voor nieuwe wetgeving met herziene grenswaarden. Ook de ontwikkeling van een nieuwe meetmethode voor motorfietsen is bijna voltooid. De discussies in de UNECE concentreren zich nu op extra wegcontroles die tijdens de typegoedkeuring moeten worden uitgevoerd om geluidswaarden te krijgen die kunnen worden vergeleken met de niveaus die tijdens gewone wegcontroles
95
96
NL
Handelingen van het Europees Parlement
worden gemeten, zodat motorfietsen waarmee is geknoeid of die slecht zijn onderhouden kunnen worden gedetecteerd. De verwachting is dat het werk zal worden afgerond in 2008. De Commissie zal vervolgens voorstellen om de desbetreffende UNECE-regeling met de herziene grenswaarden aan te houden. Daarnaast heeft de Commissie onlangs een raadpleging gehouden over een pakket maatregelen over banden, met inbegrip van een verlaging van de bestaande geluidsniveaus voor banden. Het voorstel is om het toegestane geluidsniveau voor banden van personenauto’s met ongeveer 4 dBA en die voor zware banden met 6 dBA te verlagen: dat zijn aanzienlijke verlagingen. De nieuwe grenswaarden voor nieuwe bandentypen zullen naar verwachting van kracht worden rond 2012. Jim Higgins (PPE-DE). - (EN) Dank u, commissaris, voor uw uitgebreide antwoord. Het feit dat u aangeeft dat er een nieuwe testbaan beschikbaar is en dat er nieuwe grenswaarden zullen worden vastgesteld wordt door mij zeker verwelkomd. Ik kom hierop vanuit een Iers perspectief. De afgelopen jaren hebben we in Ierland het verschijnsel gezien dat wij “jongensracers” noemen, jongens die oude auto’s ombouwen en daarmee op elk uur van de dag en de nacht de weg op gaan en een groot probleem veroorzaken in de vorm van geluidsemissies die klinken alsof er een straalvliegtuig opstijgt, waardoor ze veel overlast veroorzaken in met name stedelijke gebieden. Ik verwelkom het feit dat er, zoals u hebt gezegd, twee regelingen zijn: UNECE-regeling 51 en Richtlijn 70/157/EEG. Maar het probleem met UNECE-regeling 51, zoals ik dat zie, is dat deze alleen van toepassing is op nieuwe auto’s. Ik denk dat er een meer gespecificeerde regeling moet komen, gelet op het antwoord van commissaris Dimas: er moet een regeling komen die bepaalt dat er niet mag worden geknoeid met auto’s en dat er regelmatige metingen moeten plaatsvinden. Hubert Pirker (PPE-DE). – (DE) Commissaris, in het geval van wegvoertuigen mogen de emissies niet boven een vastgesteld plafond uitkomen. In het geval van het spoorwegvervoer is het plafond gebaseerd op gemiddelde lawaainiveaus, wat betekent dat in de buurt van spoorlijnen extreem hoge geluidsniveaus kunnen heersen omdat het gemiddelde geluidsniveau de toegestane grenswaarde niet overschrijdt. Is de Commissie voornemens om hiervoor soortgelijke maatregelen vast te stellen als de maatregelen die van toepassing zijn op motorvoertuigen, teneinde in de toekomst de overlast voor de omgeving te verminderen? Margarita Starkevičiūtė (ALDE). – (LT) Ik wil erop wijzen dat we het weliswaar vaak over de specifieke vereisten hebben, maar dat de tenuitvoerlegging daarvan te weinig aan bod komt. Wat vervuiling betreft zou ik de aandacht van de commissaris willen vestigen op het feit dat het mechanisme voor de controle op al die vereisten erg gefragmenteerd is. Naar mijn mening dient de Commissie met een voorstel te komen (dat zij wellicht al aan het voorbereiden is) met het oog op de harmonisatie van de procedure voor de toepassing van vervuilingscriteria en de beoordeling van vervuiling, aangezien kleine landen zoals Litouwen zich voor een groot probleem gesteld zien omdat zij niet over de nodige bestuurscapaciteiten en de middelen voor de tenuitvoerlegging van alle vereisten beschikken. Günter Verheugen, vicevoorzitter van de Commissie. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, wat de eerste vraag betreft lijdt het geen twijfel dat aanpassingen van voertuigen die te hoge geluidsemissies tot gevolg hebben, verboden zijn. Dergelijke aanpassingen kunnen zelf een strafbaar zijn. Vanzelfsprekend zijn de lidstaten ervoor verantwoordelijk om er via normale verkeerscontroles op toe te zien dat dergelijke verkeersovertreders – dat zijn het namelijk – in de kraag worden gevat. Ik zie geen enkele mogelijkheid om er op Europees niveau voor te zorgen dat de lidstaten meer doen om zulke onmiskenbaar illegale praktijken aan banden te leggen. Het houden van autoraces op de openbare weg is natuurlijk in elk Europees land verboden. Iemand die zo’n race organiseert, kan zich op geen enkele Europese wet beroepen. Deze kwestie valt daarom volledig onder de bevoegdheid van de lidstaten, die over de nodige instrumenten beschikken om dergelijke strafbare feiten te voorkomen. Wat de geluidsemissies van het spoorwegvervoer betreft beperkt zich mijn verantwoordelijkheid tot actieve geluidspreventie, dat wil zeggen tot de vraag: wat kunnen we aan de rijtuigen veranderen opdat zij minder lawaai produceren? Ik ben niet rechtstreeks verantwoordelijk voor de geluidspreventie waar u het over heeft. Ik ben echter zonder meer bereid om deze kwestie met de bevoegde commissaris te bespreken, en ik kan u verzekeren dat u zo spoedig mogelijk een antwoord zult krijgen op de vraag of de Commissie plannen op dit gebied heeft.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Maar ik ben het absoluut met u eens, het is een erg belangrijk onderwerp. Onze inspanningen ten behoeve van geluidspreventie mogen niet uitsluitend op het wegverkeer zijn gericht. Moderne spoorwegtechnologie kan zeer ernstige lawaaioverlast met zich meebrengen. Uit Duitsland weet ik dat geluidshinder een erg belangrijke factor is bij de ontwikkeling van de moderne Transrapid-technologie. We zullen deze kwestie bestuderen, en u krijgt nog een concreet antwoord. De derde vraag ging over controlemechanismen. Hier kan ik alleen maar zeggen dat onze relevante wetgeving niets aan duidelijkheid te wensen overlaat. De regels zijn duidelijk, de grenswaarden zijn duidelijk, en de verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving ligt bij de lidstaten. De Commissie beschikt niet over controle-instrumenten waarmee zij zich er in individuele gevallen van kan vergewissen of de Europese wetgeving in de lidstaten ook werkelijk wordt toegepast. Het subsidiariteitsbeginsel is een feit. Ik zie niet in welk opzicht we het Europees recht zouden moeten wijzigen om ervoor te zorgen dat het ook overal correct wordt toegepast. Voor alle lidstaten gelden dezelfde regels. Ze hebben duidelijke richtlijnen waarin is bepaald hoe dat moet gebeuren. Ik kan dus in dit geval, waar het om Litouwen gaat, alleen maar zeggen dat de collega’s in dit land, in de parlementen en in de regering, er voor verantwoordelijk zijn dat dit soort problemen zich niet voordoet. De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage). Dank u, commissaris Verheugen, voor uw tijd. Vraag nr. 40 van Giovanna Corda (H-0871/07) Betreft: Liberalisering van de energiemarkt in het belang van de consumenten Een recent onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de Europese Commissie over de gevolgen van de liberalisering van de Europese gas- en elektriciteitsmarkt voor de consumenten alsmede de zeer sterke prijsverhogingen die onlangs zijn waargenomen of aangekondigd, heeft aangetoond dat veel lidstaten nog niet klaar waren voor de uitdaging die de liberalisering van deze markt met zich mee zou brengen. Zou de Commissie in deze omstandigheden kunnen aangeven hoe zij voornemens is te reageren op de enorme verhogingen van de energieprijzen ten nadele van de afnemers die nu juist het meest van deze liberalisering hadden moeten profiteren? Zullen de consumenten worden geraadpleegd en worden betrokken bij de organen die door de Commissie en de Europese en nationale regelgevende instanties zijn ingesteld teneinde de huidige problemen op te lossen? Zo ja, op welke wijze? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie volgt de recente prijsontwikkelingen in de lidstaten nauwlettend. De Commissie is van mening dat deze prijsstijgingen niet goed zijn te verklaren door naar één factor te kijken, maar dat ze moeten worden gezien in de bredere context van een groeiende mondiale vraag naar olie en gas. Maar toenemende investeringsactiviteiten – en in het bijzonder de overschakeling op een meer duurzame energieproductie – spelen zeker ook een rol. Bovendien lagen de prijzen bij het openstellen van de markt in verschillende lidstaten op een zeer laag niveau. Hierdoor werden op de middellange en lange termijn niet de juiste signalen afgegeven voor de broodnodige investeringen, en daarvoor betalen we nu de prijs. Wat betreft de vraag of die prijsstijgingen ook aan het uitoefenen van marktmacht kunnen worden toegeschreven: de Commissie heeft dit bestudeerd en kwam tot de conclusie dat de elektriciteitsprijzen in bepaalde lidstaten hoger waren dan je zou verwachten in markten waar volledige concurrentie heerst. In verband hiermee hebben de Commissie, de Raad en de mededingingsautoriteiten de regelgevende instanties de bevoegdheid gegeven om concurrentievervalsend gedrag op te sporen en passende actie te ondernemen. De Commissie doet zelf ook onderzoek naar vermeend concurrentievervalsend gedrag van bepaalde exploitanten en heeft in de loop van dit jaar vijf antitrustprocedures aangespannen. De Commissie is zich ook zeer bewust van de structurele problemen in deze sector. Daarom bevat het derde energiepakket breed opgezette voorstellen om die structurele problemen op te lossen, in het bijzonder door het opsplitsen van het eigendom van exploitanten van transmissiesystemen. De Commissie is altijd van mening geweest dat de consumenten het meest moeten profiteren van liberalisering. De voorstellen van de Commissie voor het derde energiepakket bevatten daarom een aantal maatregelen die de rol en de rechten van consumenten zullen versterken. In het bijzonder wordt in het pakket voorgesteld om consumenten het recht te geven om op elk moment van aanbieder te veranderen, evenals het recht op
97
98
NL
Handelingen van het Europees Parlement
vrije toegang tot de gegevens over hun consumptie. Door het bewustzijn en de rechten van de consumenten ten aanzien van hun energieconsumptie te vergroten creëert de Commissie de instrumenten voor een goed functionerende kleinhandelsmarkt. Giovanna Corda (PSE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, geachte commissaris, ik ben blij om te horen dat u er ervoor wilt zorgen dat de consumenten het meest van de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt profiteren, door in deze sector meer restrictieve maatregelen te treffen, wat hopelijk effect zal hebben op de prijzen voor de EU-burgers, die natuurlijk naar beneden moeten. Ik kan u een voorbeeld noemen: in België werd een prijsstijging van 20 procent aangekondigd, wat simpelweg onaanvaardbaar is voor de laagste inkomensgroepen. Als humanist kan ik deze situatie niet accepteren. Kunt u mij, mevrouw de commissaris, bovendien verzekeren dat de consumenten daadwerkelijk in alle fasen zullen worden betrokken bij de tenuitvoerlegging van de liberalisering door hen een plaats te geven in de verschillende adviescommissies en door hen te betrekken bij de nieuwe geschillenregeling? Teresa Riera Madurell (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, ik wil een vraag stellen over het kleinhandelsforum van consumenten waarvan u gezegd hebt dat u het zou stimuleren. Wanneer denkt u dit forum op te richten? Wie zullen er allemaal kunnen deelnemen aan het forum, zodat het echt ten goede zal komen aan de consumenten? Hoe gaat het werk van het forum er inhoudelijk uitzien, gelet op alles wat u zojuist heeft gezegd? Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Duitsland zijn de elektriciteitsprijzen onlangs met 10 procent gestegen. Als reden daarvoor wordt genoemd dat elektriciteit voor comfort zorgt en daarom ook een hoop kost. Zal het derde energiepakket effect hebben op de regelgevers? Is het mogelijk om invloed uit te oefenen op prijsverhogingen in gevallen waarin deze niet zijn gemotiveerd? Zou het niet zinvol zijn om bepaalde beperkingen aan prijsverhogingen te stellen wanneer er geen reden is om overwinsten te maken? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ik zal beginnen met de derde vraag. Er zijn zaken die door de markt kunnen worden geregeld, door de macht van consumenten, maar er zijn ook zaken die structureel moeten worden veranderd. Bijzonder aan de energiemarkt is dat de marginale krachtcentrale de prijs bepaalt. Het is heel duidelijk dat we volledige transparantie in de markt moeten hebben, en daarom wordt in het derde energiepakket voorgesteld om de transmissieactiviteiten te splitsen van de leverantieactiviteiten. Anders zullen we nooit te weten komen of we een redelijke prijs betalen. Ten tweede, als je de voorwaarden voor marktconcurrentie schept, is de trend in werkelijkheid dat de prijzen niet omhoog of omlaag gaan of dat de prijzen minder omhoog gaan dan in een markt waarin geen concurrentie bestaat, want anders zouden bedrijven met een semimonopolie de prijs kunnen dicteren. Dat betekent dat deze twee zaken in de handen van de regeringen liggen. Met betrekking tot consumentenmacht hebben we een handvest van de consumentenrechten aangenomen, waarin alle informatie over de rechten van consumenten wordt gegeven, op basis van alle bestaande wetgeving. We hebben deze rechten nog verder versterkt. Wat betreft het consumentenforum zullen we de consumentenorganisaties die goed zijn vertegenwoordigd in de lidstaten en de overkoepelende organisatie zeker uitnodigen. De grootste steun voor onze maatregelen om een echte Europese energiemarkt met concurrentie te creëren komt absoluut van de verschillende consumentenorganisaties. De Voorzitter. − Bij ontstentenis van de vraagsteller komt vraag nr. 41 te vervallen. Vraag nr. 42 van Bernd Posselt (H-0892/07) Betreft: Energiesamenwerking in Zuid-Oost-Europa Welke maatregelen heeft de Commissie genomen om de afhankelijkheid van energie van haar Zuid-Oost-Europese lidstaten of kandidaat-lidstaten, en van de Balkanlanden met een Thessaloniki-perspectief op Russische energieleveranties te verminderen? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie heeft veel aandacht voor de zekerheid van de energievoorziening in Zuid-Oost-Europa. Dit was één van de belangrijkste doelstellingen achter de oprichting van een Energiegemeenschap, op basis van de EU-wetgeving, voor de interne markten voor gas en elektriciteit, en met name achter de bepalingen over een zekere energievoorziening en solidariteit.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Zuid-Oost-Europa ligt op een kruispunt van verschillende belangrijke energieroutes. Verschillende landen in de regio produceren gas. Ik wil Kroatië en Roemenië noemen. Nieuwe terminals voor vloeibaar aardgas aan de Adriatische kust en de nieuwe gas- en elektriciteitsinterconnectoren zijn recentelijk in gebruik genomen of bevinden zich in een vergevorderde fase van ontwikkeling. Voor bepaalde landen geldt echter dat ze voor een belangrijk deel afhankelijk zijn van één leverancier van aardgas voor de industriële sector, voor verwarmingsdoeleinden en ook voor de opwekking van elektriciteit. In het kader van het Verdrag tot oprichting van een energiegemeenschap, met de steun van financiële instrumenten van de EU en de internationale financiële instellingen, bevordert de Commissie de ontwikkeling van een geïntegreerde markt in de regio, verankerd in de interne markt van de EU. Maar dit betekent dat de ontwikkeling van de handel in gas en elektriciteit in de regio, de ontwikkeling van nieuwe interconnectie- en elektriciteitsopwekkingsprojecten en het in het leven roepen van een stabiel regelgevend kader de zekerheid van de energievoorziening aanzienlijk zal vergroten. Bovendien zullen nieuwe gasvondsten het mogelijk maken dat er een gassector wordt ontwikkeld in landen waar die nog niet bestaat. Er is ook een duidelijke focus op energie-efficiëntie. Om de energieveiligheid te vergroten steunt de Commissie het beleid van diversificatie van leveranciers en transportroutes. De Commissie steunt in het bijzonder het Nabucco-project, andere gasprojecten en de aanleg van terminals voor vloeibaar aardgas in de regio, evenals goed gefundeerde olieprojecten die zijn gericht op verwezenlijking van de doelstelling van diversificatie. De Commissie is daarnaast van mening dat Rusland ook in de toekomst een belangrijke energiebron voor Zuid-Oost-Europa zal blijven, maar samen met andere bronnen uit het Middellandse Zeebekken en de regio rond de Kaspische Zee. Bernd Posselt (PPE-DE). – (DE) Om te beginnen wil ik u hartelijk danken voor uw uitstekende en uitvoerige antwoord. Ik heb slechts twee korte aanvullende vragen. Ten eerste: is er sprake van specifieke samenwerking met de twee kandidaat-lidstaten in de regio, te weten Kroatië en Macedonië? Ten tweede: in Kosovo bestaat er een groot probleem met betrekking tot de onafhankelijke energievoorziening. Is het niet mogelijk om speciale steun te verlenen voor wind- en waterkracht in het buurland Albanië? Juist in Kosovo en Albanië, maar ook in Macedonië, bestaat er namelijk een aanzienlijk potentieel voor de opwekking van energie door waterkracht. Danutė Budreikaitė (ALDE). – (LT) Twee weken geleden waren er berichten dat Italië en Rusland in het Zuiden een nieuwe gaspijpleiding gaan bouwen. Met deze South Stream-pijpleiding wordt het Nabucco-project gedupliceerd. Vladimir Poetin heeft gezegd dat hij de Commissie dankbaar is dat zij dit project heeft goedgekeurd. Ik zou u willen vragen hierop commentaar te leveren. Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Kroatië is een van de landen waarmee toetredingsonderhandelingen worden gevoerd en is het verst gevorderd als het gaat om het aanvaarden van het Gemeenschapsacquis, terwijl het tegelijk deelneemt aan alle activiteiten van de Energiegemeenschap. Omdat Kroatië verder gevorderd is bij het overnemen van het acquis, is dat land ook meer geïntegreerd in de energiemarkt van de EU en heeft het de leiding over enkele projecten. Macedonië is lid van de Energiegemeenschap en maakt eveneens vorderingen met de invoering van het acquis. Macedonië is door deze vorderingen een leider in de regio. Met betrekking tot Kosovo werken we samen met UNMIG en we steunen alle activiteiten daar. Ik weet dat er altijd bepaalde moeilijkheden zijn met betalingen en de elektriciteitsvoorziening, maar tot op heden hebben we daar steeds een oplossing voor weten te vinden en hebben de mensen de energie gekregen die ze nodig hebben. Ik heb de pijpleiding South Stream tussen Italië en Rusland nooit gezien als een vervanging voor Nabucco. Nabucco vordert goed, zoals is gerapporteerd aan de Raad. Ik heb ook de eerste kennisgevingen van de regelgevende instanties over het punt van de toegang voor derde partijen ontvangen, en Nabucco is op zoek naar nieuwe leveranciers – Azerbeidzjan, Turkmenistan, Egypte en te zijner tijd Iran. De kwestie-South Stream is heel duidelijk. Het gaat hier om de aanvoer van Russisch gas. Op dit moment bevindt het project zich in de fase dat er een haalbaarheidsstudie wordt uitgevoerd door ENI en Gazprom. We moeten afwachten hoe het project zich verder zal ontwikkelen. Door dit project zal de Europese Unie een nieuwe aanvoerroute krijgen en zal de zekerheid van de aanvoer worden vergroot, omdat meer
99
100
NL
Handelingen van het Europees Parlement
pijpleidingen naar de EU tot een grotere zekerheid van de energievoorziening leiden. Maar het is geen vervanging voor Nabucco. Wat betreft de lofuiting van president Poetin, daar heb ik niet speciaal iets over te zeggen. De Voorzitter. − Vraag nr. 43 van Mairead McGuinness (H-0895/07) Betreft: Integratie van Ierland in de energiemarkt van de EU Een continue energievoorziening in Ierland wordt steeds belangrijker voor consumenten, bedrijven en beleidsmakers. Daarom is volledige interconnectie met de Europese energiemarkt noodzakelijk. Om dit doel te bereiken moet de nodige infrastructuur worden aangelegd om een continue energievoorziening tegen redelijke prijzen te waarborgen. In Ierland bevindt EIRGRID zich momenteel in de raadplegingsfase in verband met het Meath Cavan Power Project en de Cavan - Tyrone Interconnector die beide gedeeltelijk worden gefinancierd door het initiatief TEN-E van de EU. De EU zal waarschijnlijk aan de aanleg ervan bijdragen. Ter plaatse bestaat bezorgdheid over de omvang van deze voorgestelde projecten, met name gezien de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van degenen die in de onmiddellijke nabijheid van de elektriciteitsleidingen wonen. Kan de Commissie een standpunt innemen met betrekking tot dit bijzondere aspect van het probleem? Aangezien de elektriciteitsleidingen 58 km lang zijn, valt bovendien veel te zeggen voor ondergrondse aanleg. Kan de Commissie haar standpunt uiteenzetten met betrekking tot dit aspect van het project en van andere soortgelijke projecten in de EU? Kan de Commissie aangeven wat de beste praktijken zijn en waarmee rekening moet worden gehouden bij de besluitvorming over boven- of ondergrondse aanleg van dergelijke elektriciteitsleidingen? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De Commissie heeft geen bevoegdheid op het gebied van de wijze waarop elektriciteitsleidingen worden aangelegd. Die bevoegdheid ligt uitsluitend bij de nationale autoriteiten op grond van de van toepassing zijnde milieuwetgeving van de EU. In de aanbeveling van de Raad van 12 juli 1999 betreffende de beperking van blootstelling van de bevolking aan elektromagnetische velden wordt een kader van basisrestricties en referentieniveaus vastgesteld, maar de lidstaten zijn verantwoordelijk voor uitvoering van de maatregelen. Wat betreft de mogelijke gezondheidseffecten van blootstelling aan elektromagnetische velden heeft het Wetenschappelijk Comité voor nieuwe gezondheidsrisico’s onlangs een advies aangenomen waarin de stand van de wetenschappelijke kennis op dit gebied wordt beoordeeld. Bovengrondse elektriciteitsleidingen zijn vaak de meest kostenefficiënte oplossing voor transmissie over afstanden van langer dan vijftig kilometer. Ondergrondse kabels hebben zich als technologie ook bewezen, maar worden tot dusverre meer gebruikt voor transmissie over korte of middellange afstanden, en dit is met de huidige stand van zaken duurder. Bij de bouw van bovengrondse elektriciteitsleidingen met een voltage van 220 kW of meer en een lengte van meer dan vijftien kilometer is het maken van een milieueffectbeoordeling verplicht. Bovendien zijn op elk project of plan voor de aanleg van bovengrondse elektriciteitsleidingen waarvan de kans bestaat dat ze een aanmerkelijk negatief effect op Natura 2000-gebieden hebben, de procedurele garanties van artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van toepassing. Jim Higgins (PPE-DE). - (EN) Kan de commissaris mij vertellen of er enig definitief wetenschappelijk bewijs is met betrekking tot de vraag of elektromagnetische velden een gevaar voor de volksgezondheid vormen? Ik weet dat de lidstaten, zoals hij heeft gezegd, uiteindelijk bevoegd zijn als het gaat om hun interconnectoren en kabels en dergelijke. Ten tweede, is de commissaris het ermee eens, ondanks het feit dat er verzet is van de kant van de sector, dat het de voorkeur heeft, gelet op de visuele effecten, de volksgezondheid en het milieu, dat deze kabels ondergronds worden aangelegd? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Ik zal mijn antwoord beginnen met ondergrondse bekabeling. Deze technologie is tot dusverre nog maar in een beperkt aantal gevallen toegepast, zoals bij de luchthaven van Madrid.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In principe bestaat er geen beperking voor de lengte van de bekabeling zelf. Het probleem is gelegen in de kosten. Die kosten zijn normaal gesproken drie tot vijf keer hoger dan die van bovengrondse leidingen, en juist omdat er twee opties zijn wordt deze technologie tot op heden niet gebruikt, behalve in gevallen waar het aanleggen van bovengrondse leidingen niet mogelijk blijkt. In een aantal gemeenten wordt nu het gebruik van ondergrondse kabels overwogen, wat een doorbraak zou betekenen. Maar dat zal wel leiden tot hogere kosten voor de consument. Met betrekking tot het wetenschappelijk bewijs ten aanzien van de blootstelling aan elektromagnetische velden is er een algemene beperking, zijn er de aanbevelingen van de Raad van 12 juli 1999 die ik heb genoemd, en is er het kader van basisrestricties en referentieniveaus. Als ik kijk naar het wetenschappelijk bewijs voor eventuele gezondheidsschade, zie ik geen noodzaak om verder te gaan dan die veiligheidsaanbevelingen van 1999. Het komt erop neer dat bovengrondse leidingen nog steeds een reële optie zijn, en ik denk dat een keuze tussen bovengrondse leidingen of kabels afhankelijk moet zijn van de situatie, gezien het feit dat bekabeling ook niet zonder problemen is. Wel moet er worden gekeken of er een Natura 2000-gebied bij betrokken is en of er milieueffecten zijn. Tegelijkertijd bestaat er een keuze tussen technologieën, en bedrijven zijn zich daarvan bewust. De Voorzitter. − De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage). Commissaris Piebalgs blijft bij ons, maar zal nu vragen beantwoorden namens commissaris Dimas. Vraag nr. 53 van Georgios Papastamkos (H-0875/07) Betreft: EU-financiering voor Europese milieu-NGO’s Het maatschappelijk middenveld (NGO’s) speelt een uitermate belangrijke rol in het Europees eenwordingsproces en bij de ontwikkeling van nieuwe vormen van bestuur. Bestaat er een communautair actieprogramma voor steun aan Europese milieu-NGO’s en zo ja, welk? Aan welke NGO’s en welke activiteiten gericht op het verder ontwikkelen en toepassen van het Europese milieubeleid en de Europese milieuwetgeving is tot nu toe steun toegekend? Wat zijn de steunbedragen per NGO? Hoe zit het met de geografische verspreiding van de toegekende steun? Welke Griekse NGO’s hebben in het verleden of ontvangen nu nog, zelfstandig of in internationaal kader, steun met middelen van het desbetreffende programma? Welke zijn de selectie-, toezichts- en beoordelingscriteria (benchmarks)? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De financiering van Europese milieu-NGO’s door de Commissie geschiedt door middel van een programma dat bestaat sinds 1997. De wettelijke basis van het huidige programma is de LIFE+-verordening. Het doel is om Europese NGO’s meer te betrekken bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het milieubeleid van de EU. Er is in de loop van het programma een groot aantal zeer verschillende NGO’s gefinancierd. Op de website van het directoraat-generaal Milieu staat een lijst van de organisaties die subsidie hebben ontvangen, inclusief de toegekende bedragen. De tijd staat me niet toe om ze allemaal op te lezen, maar de lijst zal de geachte afgevaardigde worden toegestuurd. Het programma kent geen geografische differentiatie, omdat het is gericht op Europese en niet op nationale organisaties. Om in aanmerking te komen moeten organisaties activiteiten in ten minste drie EU-lidstaten ontplooien. Slechts één van de organisaties die steeds subsidie hebben ontvangen, het Mediterranean Information Office for Environment, Culture and Sustainable Development, is in Griekenland gevestigd. Veel NGO’s hebben Griekse lidorganisaties, zoals het European Environmental Bureau, EUROPARC en International Friends of Nature. Subsidies worden toegekend na een jaarlijkse oproep tot het indienen van voorstellen. De aanvragen worden beoordeeld op basis van gunningscriteria en de NGO’s die het beste potentieel hebben om bij te dragen aan de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van de prioriteiten van het milieubeleid van de EU worden geselecteerd. De Commissie zorgt voor monitoring en evaluatie op basis van rapporten van de begunstigde organisaties en een grondige audit. In dit proces wordt beoordeeld in welke mate de organisatie haar werkprogrammma heeft uitgevoerd en heeft bijgedragen aan de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het EU-beleid.
101
102
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Georgios Papastamkos (PPE-DE). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, ik wens commissaris Dimas, die de Europese Unie op de conferentie van Bali vertegenwoordigt, heel veel succes. Toch zou ik graag willen zien dat er iets nader wordt ingegaan op de verschillende vragen die ik heb gesteld. Mijn vragen waren namelijk specifiek, terwijl ik een antwoord in algemene termen heb gekregen. Het zou mooi zijn als mijnheer Piebalgs zich ervoor zou inzetten dat de Commissie mij de gevraagde informatie over die specifieke punten verstrekt. Ik behoor tot diegenen die de mening zijn toegedaan dat non-gouvernementele organisaties een vorm van Europese governance vertegenwoordigen, zij het een informele. Zij spelen een extreem belangrijke rol, en die rol – en dat is de reden voor mijn vraag – moet meer voor het voetlicht worden gebracht. Ik wacht dus op de informatie, niet in naam van de transparantie, maar vanwege de democratische verantwoordingsplicht waaraan de Commissie onderhevig is. Tot slot wil ik commissaris Piebalgs verzoeken de officiële, door de Europese Unie geaccepteerde benaming te gebruiken als hij naar derde landen verwijst. Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Commissaris, ik wil u over dit onderwerp een vraag stellen die mij al geruime tijd bezighoudt. Ik ben zelf lid van een paar van die organisaties. De laatste tijd vraag ik me echter steeds meer af: hoe democratisch zijn deze organisaties eigenlijk en controleert de Commissie wel of deze NGO’s democratische organisaties zijn met interne verkiezingen, of organisaties die door een niet-transparante commandostructuur zijn gekenmerkt en die geen rekenschap verschuldigd zijn aan leden of andere instanties, zodat het ook kan gebeuren dat bepaalde gelden op plekken terechtkomen waarvan men niet zou vermoeden dat ze daar terechtkomen? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) De wettelijke basis is heel duidelijk: dat is de LIFE+-verordening. We evalueren organisaties op basis van deze verordening. Dat betekent dat we speciale criteria hebben waarmee de aanvragen worden beoordeeld, maar we evalueren niet de interne structuur en de interne organisatie van de NGO’s. Met betrekking tot de vraag over transparantie kan ik zeggen dat we transparantie zonder meer steunen. We zullen schriftelijke antwoorden geven op alle vragen die u hebt gesteld, samen met de lijst die ik u in mijn antwoord heb beloofd. Ik denk dat het belangrijk is dat het publiek de situatie kan monitoren omdat het natuurlijk belastinggeld is dat aan NGO’s wordt gegeven, en het proces moet volledig transparant zijn. De Commissie doet alles wat in haar mogelijkheden ligt om te waarborgen dat dit proces transparant verloopt en dat er verantwoording wordt afgelegd, in overeenstemming met de LIFE+-verordening. De Voorzitter. − Vraag nr. 54 van Claude Moraes (H-0878/07) Betreft: Afvalcriminaliteit/bescherming van het milieu door middel van het strafrecht In februari van 2007 heeft de Commissie een richtlijn (COD/2007/0022) voorgesteld waarin de lidstaten worden verplicht ernstige misdrijven tegen het milieu als misdaad te behandelen en minimumsancties voor milieumisdaden zoals afvalcriminaliteit vast te leggen. Dit is een positieve maatregel. Zoals het Milieuagentschap van de Britse regering al heeft opgemerkt wordt een belangrijk probleem in de strijd tegen milieucriminaliteit gevormd door de te lage boetes, die onvoldoende stimulans bieden met het oog op de naleving van de milieuregelgeving. Gezien de hindernissen die moeten worden overwonnen bij de omzetting van de richtlijn in de lidstaten, welke stappen overweegt de Commissie om afvalcriminaliteit in Europa te bestrijden? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Een correcte toepassing van de afvalwetgeving door de lidstaten en het voorkomen van illegale activiteiten met afval behoren tot de topprioriteiten van de Commissie. De ontwerprichtlijn over milieucriminaliteit zal ervoor zorgen dat overal in de Europese Unie op ernstige milieudelicten effectieve strafrechtelijke sancties van toepassing zullen worden. De ontwerprichtlijn omvat alle ernstige afvaldelicten, waaronder het illegaal behandelen, vervoeren, uitvoeren en invoeren van afval. De ontwerprichtlijn tegen milieucriminaliteit is echter niet de enige actie die de Commissie onderneemt om afvalcriminaliteit te voorkomen. De Commissie neemt een aantal specifieke acties op gebieden waar afvalcriminaliteit een ernstig probleem voor lidstaten is. Dit heeft met name betrekking op illegale stortingen en illegaal vervoer van afval, waarop belangrijke EU-wetgeving van toepassing is. De Commissie neemt vroegtijdige maatregelen om negatieve milieu- en gezondheidseffecten als gevolg van illegale activiteiten met afval te voorkomen. Waar het risico hoog is, worden bewustmakingsevenementen over afvalstortingen en -vervoer georganiseerd. Vorig jaar hebben er zestien van dergelijke evenementen plaatsgevonden en voor dit jaar staan tien evenementen gepland. Ook worden er regelmatig multilaterale
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
bijeenkomsten met nationale autoriteiten en belanghebbende partijen gehouden om een slechte uitvoering van de EU-afvalwetgeving aan te pakken. Er worden voortdurend richtsnoeren ontwikkeld met betrekking tot essentiële EU-afvalwetgeving, zoals over het vervoer van afval of gericht op specifiek, problematisch afval als elektrische en elektronische apparatuur en lichte voertuigen. Meer aandacht voor die richtsnoeren zal ertoe leiden dat de EU-wetgeving uniform en correct wordt toegepast in de hele Europese Unie. Het is van het allergrootste belang dat we weten wat er in de lidstaten gebeurt en dat we nagaan of de EU-wetgeving in de praktijk wordt nageleefd. De Commissie werkt nauw samen met het IMPEL-netwerk, bijvoorbeeld op het gebied van handhavingsacties bij afvaltransporten en op het gebied van inspecties en monitoring van afvalstortingen. Wanneer lidstaten de EU-afvalwetgeving systematisch niet naleven, onderneemt de Commissie steeds wettelijke actie, met inbegrip van de effectieve dreiging met boetes op grond van het EG-Verdrag. Zo kreeg Griekenland in 2003 een boete van twintigduizend euro per dag voor het toestaan van illegale stortingen op Kreta. Momenteel worden er door de Commissie inbreukprocedures gestart naar aanleiding van een groot aantal illegale stortingen in een groot aantal lidstaten. De Commissie moedigt de lidstaten ook aan om gebruik te maken van financieringsmogelijkheden op EU-niveau en om ervoor te zorgen dat de uitgaven voor afvalprogramma’s in het kader van de verschillende instrumenten bijdragen aan een betere uitvoering van de afvalwetgeving. De verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen vormt de basis voor samenwerking tussen lidstaten om illegale afvaltransporten te voorkomen. We onderzoeken op dit moment of het nodig is om verdere actie te ondernemen om de handhaving van de EU-afvalwetgeving te versterken, met inbegrip van wettelijk bindende regels voor inspecties van afvaltransporten. Mogelijk kunnen er specifieke criteria worden opgesteld om te waarborgen dat de kwaliteit en de frequentie van de inspecties voldoende zijn. Claude Moraes (PSE). - (EN) Dank u, commissaris, voor uw uitgebreide antwoord. Ik heb onlangs het Environment Agency, het milieubureau van het Verenigd Koninkrijk, geraadpleegd over deze richtlijn. Terwijl we de prioriteitstelling door de Commissie allemaal verwelkomen, kreeg ik van het milieubureau van mijn eigen land te horen dat ze vrezen dat de straffen en de mogelijke boetes in de lidstaten veel te laag zullen uitvallen om een echte prikkel te vormen om de regels na te leven wanneer er geen handhavingsacties plaatsvinden. Dat zou resulteren in het op grote schaal illegaal dumpen van afval. Hebt u hier een opvatting over, overwegende dat ook het Environment Agency en andere nationale bureaus deze voorstellen zeer verwelkomen? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Wat betreft de boetes die aan de lidstaten worden opgelegd wil ik opmerken dat de boete per dag is, en over een heel jaar gezien is dat substantieel. Naar mijn mening moeten we de inbreukprocedures starten als een lidstaat de wetgeving niet handhaaft, zoals we dat nu doen, en is het aan het Hof om de hoogte van de boetes te bepalen. Bedrijven krijgen ook boetes opgelegd wanneer ze de nationale wetgeving overtreden. Dus het is aan de lidstaten zelf om de boetes die ze opleggen te verhogen, want de Commissie is van mening dat ze doet wat nodig is en geen boetes kan opleggen voor het niet krachtig genoeg ten uitvoer leggen van de EU-wetgeving. Dat moet gebeuren via het Hof, in overeenstemming met de wettelijke structuur van de Europese Unie. Als het systeem van boetes moet worden versterkt, zullen we dat advies zeker opvolgen, want boetes moeten zodanig hoog zijn dat ze voorkomen dat de wet wordt overtreden, en het moet niet zo zijn dat bedrijven hun schouders ophalen over die boetes of de kosten doorberekenen aan de consumenten. Maar ik denk dat op dit gebied iedereen dezelfde doelstelling heeft, en daarom denk ik dat de hoogte van de boetes vandaag niet het punt is. Het punt is dat de wetgeving niet krachtig genoeg ten uitvoer wordt gelegd en dat de frequentie van de inspecties te laag is. Daarom moet de Commissie aanvullende stappen nemen om de lidstaten over te halen om op een krachtigere manier actie te ondernemen tegen afvalcriminaliteit. Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Commissaris, u heeft er terecht op gewezen dat de handhaving van wettelijke voorschriften minstens even belangrijk is als het uitvaardigen van die voorschriften. Er is één geval dat door u nog niet is genoemd, namelijk een situatie waarin het zich ontdoen van bepaald afval in de ene
103
104
NL
Handelingen van het Europees Parlement
lidstaat strafbaar wordt gesteld en dit afval vervolgens naar een andere lidstaat wordt overgebracht. In een dergelijk geval maken waarschijnlijk beide lidstaten inbreuk op het Verdrag. Is er reeds aandacht besteed aan dit mogelijke probleem? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) We hebben wetgeving over het vervoer van afval, dus er is een gemeenschappelijk basis, en daarnaast hebben we samenwerking in strafzaken, omdat dit om meer gaat dan alleen om afval. Er vinden ontwikkelingen plaats, en op grond van de huidige wetgeving kunnen bedrijven die illegaal afval vervoeren strafrechtelijk worden vervolgd. Ik denk niet dat we problemen hebben vanwege een gebrek aan goede wetgeving, maar eerder omdat die wetgeving niet ten uitvoer wordt gelegd. De Voorzitter. − Vraag nr. 55 van Dimitrios Papadimoulis (H-0880/07) Betreft: Afvalverwerkingsinstallaties in Griekenland Kan de Commissie mededelen in hoeveel en welke regio’s in Griekenland er zich problemen voordoen in verband met de aanwezigheid en de werking van afvalverwerkingsinstallaties? In welke regio’s is er nood aan intensievere afvalverwerking dan secundaire behandeling? Hebben de Griekse autoriteiten de lijst van kwetsbare regio’s opnieuw onderzocht en hebben zij andere wateren vastgesteld die als kwetsbaar moeten worden gekenmerkt? Welke zijn dit? Is er volgens de Commissie sprake van een duidelijke daling van het aantal agglomeraties dat afvalwater loost in kwetsbare regio’s en bijgevolg van een betere naleving van de bepalingen van Richtlijn 91/271/EEG ? Zijn er tegen Griekenland procedures wegens schending ingeleid en voor welke gevallen? Heeft Griekenland de nodige maatregelen getroffen om zich te schikken naar arrest C-119/02 van het Hof van Justitie betreffende de regio Thriasio Pedio? Hoeveel middelen zijn opgenomen uit het Cohesiefonds, het operationeel programma voor het milieu en de regionale operationele programma’s voor afvalverwerkingsinstallaties in Griekenland? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) Het controleren van de naleving van de vereisten van Richtlijn 91/271/EEG inzake de behandeling van stedelijk afvalwater is een ingewikkelde taak, omdat daarbij gegevens over duizenden agglomeraties in de hele Europese Unie moeten worden geëvalueerd. De diensten van de Commissie verzamelen en analyseren alle beschikbare informatie en bestuderen nauwgezet de gegevens in de nationale uitvoeringsverslagen. Wanneer daaruit blijkt dat lidstaten de verplichtingen die ze op grond van de richtlijn hebben niet nakomen, start de Commissie inbreukprocedures in overeenstemming met artikel 226 van het EG-Verdrag. Gelet op de duizenden agglomeraties die moeten worden gecontroleerd, heeft de Commissie gekozen voor een horizontale benadering. Dus in plaats van willekeurig individuele inbreukprocedures te starten voor elke agglomeratie, heeft de Commissie meer algemene procedures gestart waarin de situatie per lidstaat en per kernverplichting aan de orde worden gesteld. Griekenland is een van de lidstaten die nog steeds aanzienlijke problemen hebben bij het correct uitvoeren van de richtlijn. Wat betreft agglomeraties van meer dan tienduizend inwoners heeft Griekenland 36 kwetsbare gebieden aangewezen. Van de achttien agglomeraties die in die gebieden uitlopen voldoen er veertien aan de eisen van de richtlijn. De Commissie is echter van mening dat tien andere waterlichamen ook als kwetsbaar gebied hadden moeten worden aangewezen. Er loopt op dit moment een inbreukprocedure waarin een met redenen omkleed advies is uitgebracht. De Griekse autoriteiten betwisten de noodzaak om deze gebieden als kwetsbaar te bestempelen. De beoordeling van de toegestuurde informatie is nog niet afgerond, en indien nodig zal de Commissie niet aarzelen om de zaak voor het Hof van Justitie te brengen. Met betrekking tot de specifieke kwestie van de agglomeratie van Thriasio Pedio heeft het Hof van Justitie in zijn arrest van 24 juni 2004 verklaard dat Griekenland niet de noodzakelijke maatregelen heeft genomen om een opvangsysteem voor stedelijk afvalwater aan te leggen en het stedelijk afvalwater van deze regio aan de juiste behandeling te onderwerpen. De Commissie is daarom in overeenstemming met artikel 228 van het Verdrag een inbreukprocedure gestart. De Griekse autoriteiten hebben ingestemd met de bouw van de benodigde infrastructuur, die wordt medegefinancierd uit het Cohesiefonds. Volgens de beschikbare informatie zal het project tegen eind 2009 operationeel worden.
11-12-2007
11-12-2007
Handelingen van het Europees Parlement
NL
Wat betreft agglomeraties van meer dan vijftienduizend inwoners of het equivalent daarvan, voldoen 52 van de 75 agglomeraties aan de normen die in de richtlijn zijn neergelegd met betrekking tot opvangsystemen voor stedelijk afvalwater en secundaire behandeling. Tegen de agglomeraties die niet voldoen aan de normen is de Commissie een inbreukprocedure gestart. In zijn arrest van 25 oktober 2007 heeft het Hof van Justitie verklaard dat 23 agglomeraties nog steeds niet hebben voldaan aan de vereisten van de richtlijn. De Commissie heeft de Griekse autoriteiten gevraagd om informatie over de maatregelen die zij denken te nemen om het arrest na te leven. Met betrekking tot het punt over de verlaging van de omvang van de agglomeraties controleert de Commissie de beschikbare informatie en neemt zij actie tegen inconsistenties in het kader van de lopende inbreukprocedure. Benadrukt moet worden dat Griekenland beschikbare Europese middelen gebruikt om aan de regels te voldoen. Met betrekking tot het Cohesiefonds heeft Griekenland momenteel 41 projecten lopen. De absorptiegraad is 49 procent. Het gaat hierbij heel vaak om gecombineerde projecten, waarbij niet alleen infrastructuur voor afvalwater en regenwater wordt aangelegd, maar ook voor watervoorziening. Het operationeel programma “Milieu” van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO) is medefinancier van negen afvalwaterprojecten. Deze projecten hebben betrekking op de bouw en/of modernisering van afvalwaterverwerkingsinstallaties en rioolstelsels. De absorptiegraad is 19 procent. Wat betreft de regionale operationele programma’s van het EFRO moet de vraag naar de absorptiegraad voor de afvalwatersector worden gesteld aan de bevoegde regionale autoriteiten. In tegenstelling tot bij het operationeel programma “Milieu” zijn lidstaten niet verplicht om de Commissie te informeren over de voortgang van elk individueel project. Dimitrios Papadimoulis (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter! Commissaris, in uw antwoord heeft u gezegd dat tientallen grote steden in Griekenland verstoken zijn van een behoorlijke waterzuivering vanwege het feit dat de bouw van biologische zuiveringsinstallaties nog niet is afgerond, hoewel de meeste gecofinancierd zijn met Gemeenschapsmiddelen. Ik vraag u: kunt u mij een lijst van de steden geven waarop de door u genoemde cijfers betrekking hebben? En ten tweede: wat zegt de Commissie over het feit dat deze problemen jaren na de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving nog steeds bestaan? Bent u van plan deze zaak voor te leggen aan het Europees Hof van Justitie? Zo ja, wanneer? Andris Piebalgs, lid van de Commissie. − (EN) In een paar gevallen zetten we de inbreukprocedures voort. We zullen alle informatie die we kunnen verstrekken ook daadwerkelijk verstrekken. In een aantal gevallen, die ik heb genoemd, kunnen we u informeren over de voortgang in het kader van het operationeel programma “Milieu”. We kunnen u echter niet informeren over elk project, omdat deze informatie alleen in de lidstaten beschikbaar is. Dus u zult de informatie krijgen waarover wij beschikken. Zoals ik nadrukkelijk in mijn antwoord heb gezegd, nemen we krachtige actie om de naleving van het nieuwe acquis op dit gebied te waarborgen. De Voorzitter. − De vragen 67 en 83 zijn niet toelaatbaar. De vragen die wegens tijdgebrek niet zijn beantwoord, zullen schriftelijk worden beantwoord (zie bijlage). Ik wil de commissaris bedanken voor zijn komst en onze tolken voor het langer doorwerken. Het vragenuur is gesloten. (De vergadering wordt om 20.10 uur onderbroken en om 21.05 uur hervat) VOORZITTER: RODI KRATSA-TSAGAROPOULOU Ondervoorzitter
18. Gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart, Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (debat) De Voorzitter. - Aan de orde is de door Jörg Leichtfried namens de Commissie vervoer en toerisme opgestelde aanbeveling voor de tweede lezing betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld
105
106
NL
Handelingen van het Europees Parlement
met het oog op de aanneming van de verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, en houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (10537/3/2007 – C6-0353/2007 – 2005/0228(COD)) (A6-0482/2007). Jörg Leichtfried, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, geachte vicevoorzitter, geachte dames en heren, ter afsluiting van dit verslag – en het ziet ernaar uit dat dit proces nu wordt afgesloten – zou ik de gelegenheid willen aangrijpen om mijn hartelijke dank uit te spreken aan de collega’s die mij anderhalf jaar lang bij dit werk hebben ondersteund. Met name wil ik mijnheer Becsey, mijnheer Degutis, mevrouw Lichtenberger en mijnheer Kohlíček bedanken, evenals de Commissie voor de genoten ondersteuning en ons secretariaat, met name mijnheer Vervloet. Het is toch interessant dat collega’s in deze periode van anderhalf jaar door het gemeenschappelijke werk echte vrienden zijn geworden. Dat komt eveneens tot uitdrukking in dit verslag. Hartelijk dank hiervoor! Nu over het verslag zelf. Het Europese luchtruim bevindt zich in een paradoxale situatie. Enerzijds is het Europese luchtruim aan de kant van de industrie en de luchtvaartmaatschappijen volledig geliberaliseerd, aan de andere kant zijn er echter nog 27 luchtvaartautoriteiten met 27 deels verschillende regelgevingen en deels verschillende opvattingen. Dat heeft ertoe geleid dat het luchtruim boven Europa niet veiliger, maar juist onveiliger is geworden. Het heeft ertoe geleid dat bepaalde maatschappijen aan “licence shopping” deden, dat wil zeggen dat zij geprobeerd hebben vergunningen te krijgen in die landen waar dat het eenvoudigst was, waar de regels misschien niet helemaal zo strikt worden toegepast. Als gevolg daarvan was er in het Europese luchtruim de laatste tijd sprake van een groot aantal kleine incidenten, een aantal ongevallen en enkele rampen. De gedachte achter dit verslag was om op het gebied van het luchtverkeer, de certificering van vliegtuigen en vliegtuigonderdelen en ook de verstrekking van pilotenvergunningen uniforme regels op te stellen – een gedachte die ik zonder meer deel. De bedoeling was niet alleen om uniforme regels op te stellen, maar ook te waarborgen dat die regels gezamenlijk en tegelijkertijd ten uitvoer worden gelegd. Dit was de oorspronkelijke intentie van de Commissie, en een grote meerderheid van het Europees Parlement heeft die intentie onderschreven. Wij hadden echter ook het voornemen om dit doel op een eenvoudiger manier te verwezenlijken. Wij wilden een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) dat efficiënter is, dat sneller kan handelen en beter op ontwikkelingen kan reageren. Het Parlement had de wens dat het bestuursorgaan van het EASA, de raad van bestuur, die de nationale belangen van de lidstaten oftewel de belangen van de nationale bureaus gedeeltelijk nog weerspiegelde en in zijn werkzaamheden omzette, een enigszins onafhankelijker positie zou krijgen. De tweede gedachte was dat het EASA tot dusver slechts twee mogelijkheden kende om met fouten en problemen om te gaan, namelijk ofwel niets doen ofwel de vergunning geheel intrekken, en dat het daarom nodig was om tussenstappen te vinden. De derde – en mijns inziens essentiële – gedachte was dat een deel van het personeel dat werkzaam is in de luchtvaart en dat inzonderheid verantwoordelijk is voor veiligheidsmaatregelen, namelijk het cabinepersoneel, tot nu toe de enige niet-gecertificeerde personeelscategorie op het gebied van de luchtvaart is en dat hier verandering in moet worden gebracht. Welke van deze doelstellingen konden worden verwezenlijkt? Met betrekking tot de raad van bestuur kon de situatie worden verbeterd door zijn leden te verplichten een verslag in te dienen bij de bevoegde commissie van het Europees Parlement. Bovendien is het gelukt om een sanctiestelsel in te voeren dat het EASA de mogelijkheid biedt om flexibel te reageren in plaats van een keuze te moeten maken tussen de zogenaamde “nucleaire optie” en niets doen. Bovenal is er ook een mogelijkheid gevonden om het cabinepersoneel voortaan te certificeren. Dat wil zeggen dat er voortaan een uniform en hoog niveau geldt voor de opleiding, veiligheidsnormen en aanverwante dingen. Het is gelukt om een verslag in te dienen dat brede steun van alle fracties geniet. De luchtvaartsector was tevreden met het verslag, de vakbonden waren tevreden, ons Huis was tevreden, en op een enkele na waren ook alle lidstaten tevreden. Het grootste succes is evenwel dat de situatie voor passagiers in Europese vliegtuigen in de toekomst veiliger zal zijn. Dat is het belangrijkste resultaat dat we konden bereiken, en dat hebben hiermee bereikt.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
(Applaus) Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Leichtfried, dames en heren, weldra zullen we hier in tweede lezing een akkoord met Raad bereiken over een uiterst belangrijk voorstel. Dit hebben we voornamelijk te danken aan het uitstekende werk van de rapporteur, mijnheer Leichtfried, die ik bijzonder zou willen gelukwensen. We hebben dit akkoord ook te danken aan de compromisbereidheid onder de schaduwrapporteurs, die ik eveneens wil bedanken. Ik wil u aan de benadering herinneren die aan dit voorstel voor een verordening ten grondslag ligt. Bij de goedkeuring van Verordening (EG) nr. 1592/2002 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart was men het erover eens dat een optimaal en uniform veiligheidsniveau alleen kon worden gewaarborgd door de werkingssfeer van deze tekst te verruimen en de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart uit te breiden tot vliegbewegingen, pilotenvergunningen en de veiligheid van luchtvaartmaatschappijen uit derde landen – dat was het doel van de wijziging van Verordening (EG) nr. 1592/2002. Bovendien is dit voorstel erop gericht de controles te intensiveren, hardere sancties in te voeren voor het geval van niet-naleving van de voorschriften en de werking van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart te verbeteren. Het gemeenschappelijk standpunt van de Raad sluit zich over het algemeen bij het voorstel van de Commissie aan, ook al is een aantal voorschriften, zoals die met betrekking tot het bestuur van het agentschap, afgeslankt. Het gemeenschappelijk standpunt houdt ook rekening met een aantal amendementen die door het Parlement in eerste lezing zijn ingediend. Onze drie instellingen hebben er in de afgelopen maanden hard aan gewerkt om een akkoord in tweede lezing te bereiken. Dankzij de amendementen van het Parlement werd een aantal duidelijke verbeteringen aangebracht. Hierdoor is, zoals mijnheer Leichtfried ons zojuist heeft verteld, een systeem van boetes opgenomen met behulp waarvan de Commissie gepast kan reageren op kleinere schendingen van de veiligheidsregels. Dit is een nieuwe optie naast de mogelijkheid om vergunningen in te trekken en zorgt voor flexibiliteit in de betrekkingen tussen het agentschap en de entiteiten waarvoor het de bestuursverantwoordelijkheid draagt. Dankzij de vasthoudendheid van het Parlement werd het oorspronkelijke voorstel van de Commissie inzake vergunningen voor cabinepersoneel geherintroduceerd. Dit betekent een grote stap voorwaarts voor de erkenning van deze beroepstak. De toegevoegde waarde van goed opgeleid cabinepersoneel ligt voor de hand. Cabinemedewerkers hebben bij tal van gelegenheden moeilijke situaties opgelost. Het cabinepersoneel speelt een belangrijke rol voor de veiligheid. Tevens werd er een pragmatische oplossing gevonden voor de beperking van de vliegtijden. In specifieke discussies over de begroting van het agentschap met betrekking tot bijdragen en tarieven heeft de Commissie toegezegd bij de herziening van de verordening inzake bijdragen en tarieven rekening te zullen houden met de situatie van kleine en middelgrote ondernemingen, met name wat betreft de impact op hun economische levensvatbaarheid. Op het punt van de definitie van complexe luchtvaartuigen is er mijns inziens sprake van een evenwichtig compromis. Ik heb begrip voor de bedenkingen van sommige lidstaten die vrezen dat bepaalde segmenten van de markt overbelast zouden worden door een teveel aan voorschriften. De Commissie zal daarom ook een evaluatie uitvoeren van de economische impact van de uitbreiding van het toepassingsgebied tot vliegtuigen met één of meer turbinestraal- of turbopropmotoren. Met betrekking tot mogelijke wijzigingen van de regeling voor ultralichte toestellen zal de Commissie het agentschap om advies vragen. Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, volgens mij heb ik alle hoofdpunten van het compromis genoemd. De Commissie kan goed leven met deze amendementen die een weerspiegeling zijn van het tussen de drie instellingen overeengekomen compromis. Ik spreek nogmaals mijn dank uit aan het Parlement en de Raad, die een snelle tweede lezing mogelijk hebben gemaakt. Een snelle goedkeuring van deze tekst zorgt er ook voor dat de reserve van het agentschap voor 2007 kan worden veiliggesteld. De laatste fase van de Europawijde tenuitvoerlegging van een coherent en uniform stelsel van veiligheidsregels zal derhalve worden afgerond met het voorstel inzake de uitbreiding van de bevoegdheden van het agentschap tot de veiligheid van luchthaveninfrastructuur, luchtverkeerscontrole en luchtvaartnavigatiediensten, dat ik in juni 2008 aan het college van commissarissen zal voorleggen.
107
108
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Dames en heren, ik dank u daarom voor de vastberadenheid die u, en ik herhaal: met name uw rapporteur aan de dag heeft gelegd. We kunnen nu een grote stap doen in de richting van maximale veiligheid in het Europese luchtruim. Zsolt László Becsey, namens de PPE-DE-Fractie. – (HU) Dank u, mevrouw de Voorzitter. Ik wil de rapporteur en de schaduwrapporteurs ook van mijn kant gelukwensen, en ik denk dat wij dit hoofdstuk op deze manier morgen in de tweede lezing zullen kunnen afsluiten. Ik wil kort ingaan op de compromissen in de tweede lezing die van belang zijn voor mijn fractie: het eerste betreft de kwestie van straffen die hier reeds verschillende malen ter sprake is gebracht. De huidige tekst bevat al vele verbeteringen en biedt naar mijn mening een grote mate van bescherming voor de betrokkenen. Het is echt een hele vooruitgang dat vergunningen niet onmiddellijk hoeven worden ingetrokken, en ik hoop ook dat de bijbehorende beroepsregeling, die door de Commissie is ingevoerd, goed zal functioneren en niet tot de vernietiging van kleine bedrijven zal leiden. Het andere vraagstuk dat belangrijk is voor mijn fractie, is het thema van de tarieven, met name aan Britse en Tsjechische zijde. De regeling is nog steeds te duur voor kleine ondernemingen, wat waarschijnlijk ook mijn Britse collega’s zullen zeggen, en ik hoop bovendien dat de toezegging van de Commissie om bij de evaluatie meer aandacht te zullen besteden aan de situatie van kleine ondernemingen, tastbare resultaten zal opleveren. Ik vond de samenstelling van de raad van bestuur en de raad van beheer zeer belangrijk. Het Parlement oefent hier werkelijk politieke controle uit, wat mijns inziens een grote stap voorwaarts betekent, omdat de lidstaten het bestuur zo niet naar goeddunken inhoudelijk en op het personele vlak kunnen beïnvloeden. Financiële onafhankelijkheid is eveneens belangrijk voor dit agentschap; de ontvangsten zijn overeenkomstig de herkomst van de middelen onderverdeeld in verschillende categorieën. Tot slot wil ik al mijn collega’s bedanken en de hoop uitspreken dat allen zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid. We hebben ook gezien dat we door onze krachten te verenigen samen met de Raad in staat waren om de kwestie van het cabinepersoneel weer op communautair niveau te trekken, en bovendien hebben we een zeer goed compromis weten te vinden inzake de vliegtijdbeperkingen. Ik wil de Raad, de Commissie en de rapporteur nogmaals danken voor hun werk. Inés Ayala Sender, namens de PSE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, ik wil mijn collega Leichtfried feliciteren met zijn menselijke kwaliteit om vrienden te maken in een complexe parlementaire confrontatie over een zo technisch onderwerp, dat tegelijkertijd zo belangrijk is om – excuses dat ik dit nog eens zeg – de veiligheid te garanderen in een sector die zo cruciaal is voor de economische ontwikkeling van Europa als de luchtvaart. Ik ben ook tevreden met de geboekte vooruitgang op het gebied van de veiligheid, een moeilijk en ingewikkeld onderwerp als geen ander, waar positieve punten zijn te ontwaren – dat blijkt duidelijk uit het verslag – maar ook negatieve – ik zal niet zeggen aan welke punten ik dan denk. We zetten vandaag natuurlijk een stap om een lang en moeilijk proces af te ronden dat, voor een deel althans, al vele jaren geleden is begonnen met de omzetting van de vereisten van JAR-OPS in die van UE-OPS; ik heb het dan vooral over de winst die geboekt wordt bij de vlieg- en de rusttijden. Het Parlement en de Commissie hebben op dat moment besloten het agentschap op te dragen om verder te werken aan dit heikele punt, dat echter een onverklaarbaar vacuüm opvulde en dat op dat precieze moment geactualiseerd moest worden. Het doet me daarom genoegen dat de partijen dit compromis hebben kunnen aanvaarden, een compromis dat naar mijn mening belangrijk is en een plicht van het Parlement. Al met al denk ik dat we op deze punten moeten terugkomen na de studie en de voorstellen over de sociale en arbeidsverhoudingen in de luchtvaartsector – een fundamenteel onderwerp – die de Commissie op dit moment voorbereidt. Ook ben ik tevreden met het akkoord over het cabinepersoneel, waarvan de vakbekwaamheid en diploma’s moeten worden erkend. Zoals de commissaris het heel goed heeft gezegd, is het met het oog op de veiligheid voor ons allemaal belangrijk om de opleiding te verbeteren. Het is eveneens een goede zaak dat het probleem van de definitie van helikopters, dat op een gegeven moment tot een zekere bezorgdheid in de sector van de productie heeft geleid, is opgelost. De oplossingen die zijn gevonden voor het opleggen van sancties en de controle door het Parlement, niet alleen met betrekking tot de comitologie, in het geval van de vliegtijden, maar ook met betrekking tot het recht op informatie, in het geval van de raad van beheer, zijn belangrijk.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik feliciteer de rapporteur met de omzettingen en de duidelijkheid in verband met de begroting van het agentschap, want als lid van de Commissie begrotingscontrole lijkt dat me essentieel voor een agentschap van deze aard. Tot slot en ter afsluiting wil ik een oproep doen om ervoor te zorgen dat dit agentschap zich ontwikkelt zonder in botsing te komen met Eurocontrol. Ik denk dat voor de veiligheid in het Europese en mondiale luchtruim beide instellingen nodig zijn en dat het nodig is dat beide even effectief zijn. Arūnas Degutis, namens de ALDE-Fractie. – (LT) Mij dank gaat uit naar de rapporteur en de schaduwrapporteurs, de Commissie en de Raad. Ik vond dit thema en deze werkzaamheden niet alleen interessant, maar ook zinvol. Ondanks het feit dat na lange discussies op vrijwel alle punten een aanvaardbaar compromis kon worden gevonden, geeft het standpunt van de Commissie inzake de classificatie van vliegtuigen tot 7 500 reden tot zorg. De commissaris heeft het punt al even aangestipt. Dit blijkbaar zeer technische vraagstuk is van groot belang voor de luchtvaartindustrie, maar is ook zeer ingewikkeld. Daarom zou het van grote invloed kunnen zijn op de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de toepassing daarvan in de luchtvaartindustrie. Naar mijn weten is het niet voor het eerst dat de discussies over deze verordening zijn gebruikt om de internationale concurrentie te bevorderen, zonder dat daarbij al te zeer rekening wordt gehouden met de schade die de Europese Unie als geheel wordt berokkend in de vorm van concurrentie uit derde landen. Ik denk in dit verband aan concurrentie met de Verenigde Staten, Brazilië en mogelijk binnenkort ook met China. Persoonlijk ben ik teleurgesteld over het standpunt van de commissaris in deze kwestie. Tot op zekere hoogte heb ik begrip voor de standpunten van individuele lidstaten die in de Europese Raad worden verdedigd. De Europese Commissie had deze kwestie evenwel niet vanuit de beperkte optiek van de ondernemingsbelangen van de verschillende landen mogen benaderen. Zij had rekening moeten houden met de voordelen voor de Unie en de mogelijke nadelige gevolgen van de tenuitvoerlegging van dergelijke besluiten. Om bureaucratie te vermijden zouden kleine ondernemingen en individuele vliegtuigeigenaren worden gedwongen eenmotorige luchtvaartuigen met een verouderde technische standaard te gebruiken, in plaats van moderne tweemotorige vliegtuigen met een moderne straalaandrijving. Het ergste is dat die beslissing onder het mom van vliegveiligheid is genomen. Hoe komt men erop dat een eenmotorig vliegtuig veiliger zou zijn dan een tweemotorig vliegtuig? Helaas is dit de opvatting over veiligheid die tegenwoordig bij de Raad en helaas ook bij de Commissie heerst. Ik ben er niet bang voor om hier vandaag een zeer uitgesproken mening te verkondigen, als piloot weet ik namelijk waar ik het over heb. Ik interesseer met niet voor de declaratieve en bureaucratische kant van deze kwestie, maar alleen voor de praktische. Ik ben er zeker van dat het niet lang zal duren voordat we de consequenties van deze naar mijn diepe overtuiging foute benadering zullen ondervinden en wij de namen van de uitvinders daarvan bekend moeten maken aan de luchtvaartwereld. Desalniettemin ben ik overtuigd dat het Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart een efficiënt orgaan is en dat zijn positie sterk genoeg is om de bereidheid te vinden een nieuwe studie uit te voeren om deze conclusies te evalueren en wellicht te verwerpen. Mieczysław Edmund Janowski, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer Leichtfried heeft de hem opgedragen taak op uitstekende wijze vervuld. Ik wil hem daarom persoonlijk en namens de fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten gelukwensen. Dit zinvolle compromis zal ons in staat stellen de werkzaamheden inzake de regels op het gebied van de burgerluchtvaart in de Unie en de veiligheid van het luchtverkeer af te ronden. Vluchtoperaties, vergunningen, opleidingen, personeel en vliegtuigen van buiten de Unie vallen eveneens onder deze regels. De werkzaamheden die wij nu verrichten vormen een vervolg op de oorspronkelijke verordening van 2002. Volgens mij hebben we hier te maken met een zinvolle uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) en een verbetering van een groot aantal financiële en bestuurlijke procedures. Vaak wordt in zo’n situatie de vraag gesteld of dit wel allemaal nodig en zinvol is. Het antwoord moet “ja” luiden, gezien de dramatische toename van het aantal vliegbewegingen in het Europese luchtruim en gezien de noodzaak om verbindingen te coördineren onder handhaving van een maximaal veiligheidsniveau. Deze harmoniserende maatregelen hebben niet echt beperking van de soevereiniteit van de lidstaten tot gevolg.
109
110
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In plaats daarvan aanvaarden deze landen met deze maatregelen de hoogst mogelijke normen op het gebied van de burgerluchtvaart. Veiligheid tijdens alle stadia van de vlucht zelf en veilige omstandigheden op de luchthavens moeten als prioriteit worden beschouwd en mogen geen aanleiding vormen tot bevoegdheidsconflicten met de nationale autoriteiten. Ik verwacht ook dat de bevoegdheden van het Europese Agentschap zullen worden uitgebreid tot zaken die thans door Eurocontrol worden beheerd. Daarom is er geen reden voor een wildgroei van normen. In dit verband is het bijzonder belangrijk dat vliegtuigen uit derde landen worden opgenomen in de bevoegdheidssfeer van het EASA. Daardoor worden inspecties mogelijk om ex ante te bepalen of een exploitant uit een bepaald land aan de veiligheidsnormen voldoet, alvorens hem een vergunning wordt verleend voor vluchten naar of binnen de Unie. Het op 7 december 1944 te Chicago ondertekende Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart speelt op dit gebied een sleutelrol. Ja, we hebben de ondertekening van dat verdrag slechts vier dagen geleden herdacht toen wij de Internationale Dag van de burgerluchtvaart vierden. Ik herinner het Huis aan het feit dat de leuze voor deze dag in 2007 als volgt luidde: “Wereldwijd luchtvervoer – drijvende kracht voor duurzame economische, maatschappelijke en culturele ontwikkeling”. Ik ben er zeker van dat het niet lang zal duren voordat het EASA een rol zal gaan vervullen binnen de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), een VN-orgaan dat zich bezighoudt met de luchtvaart op mondiaal niveau. Tenslotte gaat het om een probleem dat de hele wereld betreft. De kwestie van bijdragen en tarieven moet nog worden verduidelijkt. Ik hoop ten zeerste dat de Commissie in dit verband rekening zal houden met de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen. De Hongaarse afgevaardigde heeft dit punt reeds aangekaart. We hebben hier te maken met een zeer belangrijke kwestie waar onze burgers belang bij hebben. Wij rekenen er daarom op dat deze onderneming met succes zal worden bekroond. Bovendien hopen wij dat de details van de uitvoering daarvan geen overlast opleveren voor de passagiers, wat helaas in dergelijke gevallen soms het geval kan zijn. Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik wil ook in de eerste plaats mijn dank uitspreken aan mijnheer Leichtfried. Hij heeft nauw met ons samengewerkt en ons steeds op de hoogte gehouden. Dat was een goed uitgangspunt, want het ging niet alleen om een puur technische en bestuurlijke materie, ook al lijkt dit op het eerste gezicht misschien zo. Uiteindelijk bleek heel duidelijk dat het hier zoals zo vaak om een conflict tussen tal van uiteenlopende belangen ging. Nu over de verschillende punten. Ik geloof – en ik hoop dat velen deze overtuiging delen – dat het gemeenschappelijk luchtruim onder strikt en uniform toezicht dient te staan. Met afwijkende inspectienormen moet het nu afgelopen zijn, en uiteindelijk moet er een instrument komen, en wel een krachtig instrument, om de zwarte-lijst-regeling voor vliegtuigen uit de Europese Economische Ruimte én daarbuiten naar behoren ten uitvoer te leggen en te handhaven. Tijdens een hoorzitting hebben we gehoord dat vliegtuigen die op de zwarte lijst staan veel meer ongelukken veroorzaken dan alle andere. Kortom, het is overduidelijk dat de Europese regels zeer zinvol zijn. We hopen natuurlijk allemaal dat we nu net zo snel vorderingen zullen maken met de kwestie van de functionele luchtruimblokken, die, zoals u weet, tot nog toe wordt geblokkeerd door de nationale belangen van sommige lidstaten. Dat is erg jammer en is uiteindelijk ook niet erg bevorderlijk voor de vermindering van de emissies in het luchtverkeer. Een van de moeilijkste vraagstukken was of er sancties of boetes moeten komen. Helaas helaas, zonder sancties en boetes werkt het niet in deze wereld! We hebben gezien dat we voor een efficiënt systeem overgangsmaatregelen nodig hebben, en die worden nu dan ook ingevoerd. Tot slot nog een opmerking over het cabinepersoneel: ik ben erg blij dat we inmiddels een goede oplossing hebben gevonden. Dat werd ook hoog tijd. De erkenning van deze beroepsgroep moet verder worden ontwikkeld, en voor de toekomst hebben we de taak om de emissies te reduceren en de luchtvaart minder schadelijk voor het milieu te maken. Jaromír Kohlíček, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Dames en heren, ik zou graag mijn dank willen uitspreken aan allen die met hun harde werk voor de resultaten van de bemiddelingsprocedure hebben gezorgd, met name mijnheer Leichtfried en mijnheer Props van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Ik ben verheugd over het plan van het EASA om de testprocedures voor
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
luchtvaartuigen met een gewicht van minder dan 1 ton en voor vliegtuigen met een maximumstartgewicht van minder dan 2 ton te vereenvoudigen. Op grond van het tot dusver gevoerde debat neem ik aan dat bijlage 2 in de huidige vorm wordt gehandhaafd. Ik hoop dat we wat betreft de categorie van lichte sportvliegtuigen spoedig de deur van de interne markt zullen openzetten voor alle fabrikanten in de EU-landen. Ik geloof niet dat ook maar één van de betrokken partijen zou willen zien dat deze veelbelovende sector die nog volop in ontwikkeling is en enkele tientallen kleine en middelgrote ondernemingen telt, ter ziele zou gaan. Er is dringend behoefte aan een tijdelijke regeling voor deze ondernemingen, die vooral in Duitsland, de Tsjechische Republiek, Italië en Frankrijk gevestigd zijn. Ik hoop ook dat na de tegemoetkomende houding van het Parlement de vertegenwoordigers van de Commissie en het EASA eenzelfde mate van flexibiliteit en visie aan de dag zullen leggen met betrekking tot de positie van dit snel groeiende segment van de wereldmarkt. Ik hoop dat hun besluit de verdere ontwikkeling van de sector lichte vliegtuigen in de Europese Unie zal bevorderen, door vast te houden aan de erkende test- en vergunningsprocedures, -mechanismen en -organisaties. . Ik hoop dat de vertegenwoordigers van de Commissie en de Raad de verdere ontwikkeling van deze tak van de luchtvaartindustrie, die zowel in technisch als in technologisch opzicht vooruitstrevend is, in overeenstemming met de strategie van Lissabon zullen steunen. In dit stadium van de ontwikkeling zouden voorbarige beslissingen, evenals te lang aarzelen, fatale gevolgen kunnen hebben voor deze sector. Ik zie uit naar het vervolg van het debat en naar het voorstel voor een progressieve vermindering van de bijdragen voor kleine fabrikanten in de luchtvaarttechniek. Ik dank u bij voorbaat voor uw steun en voor uw begrip voor deze situatie. Als teken van goede wil ik mijn volle steun betuigen aan het bereikte compromis. Philip Bradbourn (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, het lijdt geen twijfel dat de veiligheid in de luchtvaart van vitaal belang is en dat we dit onderwerp niet kunnen negeren. Het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart blijft een groot aantal tekortkomingen vertonen, met name een onvermogen om op een efficiënte en kosteneffectieve manier te functioneren. Als gevolg van deze inefficiënties heeft het Parlement in het verleden besloten om de financiering van het agentschap op te schorten. Het verontrust mij dan ook dat het Parlement, ondanks deze problemen, nu met graagte instemt met een uitbreiding van de bevoegdheden van het agentschap. Om te wijzen op de gevolgen die het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart op ondernemingen overal in Europa heeft, wil ik de aandacht van het Parlement en de Commissie vragen voor het geval van een onderneming in mijn kiesdistrict. Deze onderneming, waar ik veel mee correspondeer, zal de kosten van het verkrijgen en vernieuwen van onderhoudsgoedkeuringen sterk zien stijgen als gevolg van deze nieuwe regels. Volgens deze onderneming – waarvan ik de berekening van de kostenstijging op schrift heb staan – zullen de onderhoudskosten, die dit jaar 1206 Britse pond bedragen, volgend jaar stijgen tot meer drieduizend pond. Dat is een stijging met meer dan 150 procent. Ik ben bang, om het mild uit te drukken, dat een uitbreiding van de bevoegdheden van het agentschap alleen maar zal leiden tot een toename van de administratieve lasten en niet tot de extra veiligheidswinst die we allemaal willen. Totdat het agentschap kan bewijzen dat het zijn taken kan vervullen op een manier die niet schadelijk is, vooral niet voor kleine ondernemingen, en op een manier die niet nog meer administratieve lasten met zich meebrengt, moet ik mij, samen met mijn collega’s van de Britse conservatieven, verzetten tegen een verdere uitbreiding van de bevoegdheden van dit agentschap. Ulrich Stockmann (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, mijn mening staat haaks op die van mijnheer Bradbourn, maar voordat ik begin wil ik mijnheer Leichtfried danken voor zijn verslag, en natuurlijk voor het zo bekwaam gesloten compromis. De uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA) is een noodzakelijke stap om zo hoog mogelijke veiligheidsnormen in de luchtvaart te garanderen, evenals uniforme pilotenvergunningen met equivalente opleidingsvereisten, verplichte vergunningen voor luchtvaartmaatschappijen uit landen van buiten de Europese Economische Ruimte, een uniforme opleiding van cabinepersoneel en de tenuitvoerlegging van EU-OPS. Door het EASA de mogelijkheid te geven om boetes op te leggen in het geval van niet-naleving van de veiligheidsvoorschriften, krijgt dit orgaan meer slagkracht. Hierdoor wordt naar ik hoop spoedig een eind
111
112
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gemaakt aan de soms onnodige en onproductieve geschillen en rivaliteiten tussen de nationale autoriteiten en het EASA. Op grond van de snelle groei van het luchtverkeer in Europa is het van essentieel belang dat het EASA een sterk orgaan wordt met een gecentraliseerde verantwoordelijkheid voor het toezicht op de technische veiligheid. In mijn opinie betekent dit ook dat de financiering van het EASA een stabiele basis voor de lange termijn krijgt. In van de eerstvolgende stappen moeten mijns inziens zijn dat niet alleen de activiteiten van de nationale autoriteiten voor het onderzoek van vliegtuigongevallen worden gecoördineerd, maar dat hun bevindingen bovendien door het EASA worden geanalyseerd. Daardoor wordt de vliegveiligheid in Europa verbeterd en wordt vergoelijking door de betrokken lidstaten voorkomen. Op de lange termijn – ik benadruk: op de lange termijn – hebben we in Europa een model nodig dat niet alleen de nationale bestuurslaag overbodig maakt, maar dat ook een gezamenlijke aanpak van veiligheid en de preventie van ongelukken behelst, naar het voorbeeld van de Federal Aviation Administration in de Verenigde Staten. Dat is mijn visie voor de toekomst. Kyriacos Triantaphyllides (GUE/NGL). - (EL) Mevrouw de Voorzitter, de driedaagse discussie over dit onderwerp is reeds afgerond en we zijn hier vandaag bijeen om een akkoord te bereiken over een ingewikkeld voorstel – ingewikkeld omdat het tracht een algemene oplossing te bieden voor specifieke problemen. Derhalve werd voorgesteld dat de Commissie boetes moet kunnen opleggen, als alternatief voor de bevoegdheid van het EASA om in het geval van een inbreuk op de voorschriften de vergunning van een luchtvaartmaatschappij in te trekken. Er zij op gewezen dat overeenkomstig deze verordening het agentschap in kwestie verantwoordelijk zal zijn voor de afgifte van vergunningen. Dit brengt een grondige technocratische hervorming met zich mee, en om deze reden voorziet het voorstel voor een verordening in een onafhankelijke begroting voor het agentschap, zodat het onafhankelijk blijft ten opzichte van de lidstaten. Ofschoon dit ambitieuze plan prima lijkt te passen in het technocratische stramien, vraag ik me af wie de politieke verantwoordelijkheid voor eventuele toekomstige fouten draagt, een verantwoordelijkheid die thans bij de bevoegde nationale minister of directeur van de burgerluchtvaartdienst. In dit geval creëren we omwille van de politieke eenmaking een agentschap dat geen bestaansrecht heeft, aangezien men deze zaken heel goed op multilateraal niveau had kunnen organiseren, in het kader van bestaande mechanismen zoals de ICAO. Bovendien, als er problemen zijn op het gebied van de vliegveiligheid, dan is dit geheel en al te danken aan de Commissie, die de liberalisering van de sector zover mogelijk heeft doorgezet, met het resultaat dat kleine particuliere luchtvaartmaatschappijen als paddenstoelen uit de grond schieten, zonder dat deze over de noodzakelijke infrastructuur en knowhow beschikken. Laten we niet nog meer fouten maken en nog meer geld van de belastingbetalers verspillen! Er zijn inmiddels 22 externe agentschappen van de Europese Unie. Op een gegeven moment zullen we ons moeten beperken tot diegene die essentieel zijn. Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter, de European Sky waar iedereen de mond van vol heeft, is, meer dan 50 jaar na de oprichting van de Europese Gemeenschappen, nog steeds ver van verwijderd van een echt gemeenschappelijk luchtruim. De lidstaten zijn uit principe niet bereid om de soevereiniteit over hun luchtruim ten behoeve van een verenigd Europa af te staan of ook maar met Europa te delen. Daarenboven ontbreekt het op vele technische gebieden vaak ook aan Europese wetgeving. Met de oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, of eigenlijk met de uitbreiding van het bevoegdheidsgebied van dit agentschap, willen we een compact, maar belangrijk regelgevingspakket op de rails zetten. De Commissie heeft een evenwichtig voorstel ingediend. De Commissie vervoer en toerisme en haar rapporteur hebben dit voorstel, naar wij hopen, verbeterd. In een tweede stap hebben we over dit verslag succesvol overleg gevoerd met de Raad, zodat we het morgen hopelijk in tweede lezing kunnen aannemen. Ten slotte wil ik een woord tot de rapporteur richten en hem – net als vele collega’s voor mij – bedanken voor zijn goede werk. Collega Leichtfried heeft samen met zijn schaduwen echt goed werk geleverd. Ik wil er echter aan herinneren dat we nog veel werk voor de boeg hebben. Gisteren en vandaag hebben we met betrekking tot de veiligheid van het luchtverkeer over een groot aantal onbeantwoorde vragen gediscussieerd. Ik hoop dat we erin zullen slagen een consensus te bereiken op het punt van de onbeantwoorde vragen inzake de financiering, de comitologie en een – wellicht schijnbaar – bijkomstig thema als vloeistoffen. Deze consensus is nodig, zodat we de droom van een gemeenschappelijk Europees luchtruim zonder grenzen niet alleen kunnen dromen, maar ook kunnen verwezenlijken.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Silvia-Adriana Ţicău (PSE). - (RO) Madam. President, het voorstel tot wijziging van de verordening betreffende gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en de oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid heeft ten doel de veiligheid van de burgerluchtvaart in Europa te verhogen. De wijzigingen zijn erop gericht de oorspronkelijke werkingssfeer van de verordening uit te breiden tot alle vliegtuigen die in het communautaire luchtruim worden gebruikt, natuurlijk binnen de door het Verdrag van Chicago gestelde grenzen. Een controversieel onderwerp was de certificatie van cabinepersoneel. De Commissie neemt sinds geruime tijd maatregelen ter verhoging van de vliegveiligheid en heeft regelmatig een zwarte lijst van luchtvaartmaatschappijen gepubliceerd die niet aan de veiligheidsnormen van de Europese Unie voldoen. De zesde lijst is inmiddels gepubliceerd. De luchtvervoerssector heeft een sterke ontwikkeling doorgemaakt, en deze ontwikkeling is niet mogelijk zonder de naleving van veiligheidsnormen. Goedkope luchtvaartmaatschappijen zijn eveneens een onderdeel van deze ontwikkeling, waaraan moet worden toegevoegd dat alleen al in 2006 rond 300 nieuwe vliegverbindingen zijn geopend, met ongeveer 1 800 vluchten per week. Volgens een recente studie hebben goedkope luchtvaartmaatschappijen, die alleen al in 2006 140 miljoen passagiers vervoerd, vanaf 280 luchthavens in Europa. Deze maatschappijen scheppen, direct en indirect, in totaal rond 427 000 banen. Ik ben van mening dat deze verordening uiterst belangrijk is voor de veiligheid in het luchtverkeer. Hoewel in de mogelijkheid is voorzien om sancties op te leggen wegens niet-naleving van de veiligheidsregels, moeten we geen bureaucratisch systeem opzetten, maar een flexibel systeem dat tot de verbetering van het luchtvervoer bijdraagt. De erkenning van certificaten voor cabinepersoneel is eveneens een belangrijk punt. Mijn gelukwensen aan de rapporteur. Timothy Kirkhope (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, sinds zijn oprichting in 2003 heeft het Europees Agentschap voor de veiligheid in de luchtvaart (EASA) zich helaas een baken van incompetentie getoond. Het is nu tijd om het agentschap eens goed tegen het licht te houden. De feiten duiden erop dat de veiligheidsnormen soms zijn veronachtzaamd, en dat terwijl het EASA bedoeld is om de veiligheid te vergroten. Wat is belangrijker dan veiligheid? Het is duidelijk dat het agentschap grote problemen heeft gehad om op een bevredigende manier op te starten en te functioneren. Er is nog steeds sprake van onverklaarbare vertragingen in de procedures. Het agentschap kan nog steeds niet voldoen aan zijn eigen doelstellingen. Het voldoet nog steeds niet aan zijn eigen doelstellingen en de verwarring en de ontwrichting bezorgen de EU een concurrentienadeel. In het Verenigd Koninkrijk zijn de kosten van de regelgeving natuurlijk hoog, omdat de Britse luchtvaartautoriteit, de Civil Aviation Authority, de kosten van haar diensten moet terugverdienen. Daar zijn de nieuwe stijging van de onderhoudskosten en de negatieve gevolgen voor de reparatiesector echter niet bij inbegrepen. Maar dit agentschap heeft niet alleen negatieve gevolgen voor grote commerciële luchtvaartmaatschappijen of grote bedrijven. Ook privépiloten zoals ik hebben er last van. Ik maak me zorgen. Neem de nieuwe IMC-rating (Instrument Meteorological Conditions), die ik zelf ook heb: de certificatie waarmee privévliegers in het Verenigd Koninkrijk kunnen vliegen in ongunstigere weersomstandigheden door op de instrumenten te vliegen – ik begrijp dat dit door het EASA dreigt te worden verboden. Het magazine Flyer in het Verenigd Koninkrijk schrijft dat de IMC-zaak niet wordt geholpen door het feit dat de rating is ontworpen voor specifiek Britse weersomstandigheden. Het weer in het Verenigd Koninkrijk is zodanig dat piloten een hogere IMC-rating nodig hebben dan andere piloten. Het schrappen hiervan zal desastreus uitpakken voor de lichte luchtvaart in het Verenigd Koninkrijk en kan ertoe leiden dat de certificatie van duizenden piloten zoals ik in de praktijk zal worden ingetrokken. Ik moet u vragen, waar de Commissie verder ook naar kijkt: stelt u mij en vele andere piloten alstublieft gerust met betrekking tot deze belangrijke kwestie. Het functioneren van het EASA is onaanvaardbaar. Ik ben bang dat het niet berekend is op zijn taken. Eén enkele interne luchtvaartmarkt zal nooit worden verwezenlijkt zolang de verstoringen niet ongedaan gemaakt worden, de vertragingen in de procedures aanhouden en het gezond verstand niet wordt toegepast op de luchtvaartsector.
113
114
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik sta mijnheer Kirkhope, die een uitstekend piloot is, ter beschikking indien hij problemen zou ondervinden met het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Ik geloof weliswaar niet dat het agentschap de laatste tijd controversiële maatregelen heeft getroffen, maar mocht dit toch het geval zijn, zou ik meteen aan de bel trekken en te uwer beschikking staan. Ik wil u ook verzekeren dat de rol van het agentschap als regelgever en toezichthouder geen uitbreiding met taken inhoudt waarvoor aanvullende financiering, althans niet in de vorm van publieke middelen, nodig is. Ik wil het Parlement alleen verzoeken ervoor te zorgen dat het agentschap over de nodige middelen beschikt, zodat het niet – zoals mijnheer Bradbourn heeft aangeduid – aangewezen is op tarieven die in sommige gevallen te hoog zouden kunnen uitvallen. Ik ben er werkelijk van overtuigd dat het EASA een positieve staat van dienst heeft. Vanzelfsprekend moeten het instrumentarium van het agentschap worden verbeterd, maar we mogen volgens mij het potentieel dat het EASA voor de Europese luchtvaart als geheel heeft, niet onderschatten. Dit blijkt ook uit het feit dat mevrouw Marion Blakey, voormalig directrice van de FAA in de Verenigde Staten, met het agentschap in Keulen gesprekken over mogelijke samenwerking heeft gevoerd, aangezien zij de mening is toegedaan dat het EASA een uitstekend agentschap is. Mevrouw Blakey heeft mij dit in een persoonlijk gesprek gezegd. Ik heb nauwlettend naar de opmerkingen van mijnheer Degutis geluisterd. Zoals gezegd, de Commissie heeft uw argumenten niet naast zich neergelegd. Zij zal een evaluatie uitvoeren van het effect op de vliegtuigmarkt, ongeacht het feit of het om complexe luchtvaartuigen gaat of niet, en ik wil u zeggen dat wij zullen de nodige aandacht schenken aan uw verzoek. Ik heb kennis genomen van het feit dat u ook piloot bent, en wij zullen geen definitieve regeling treffen zonder de zaken eerst grondig te hebben onderzocht en de nodige maatregelen te hebben genomen. U heeft er goed aan gedaan hier nog eens op aan te dringen. Mevrouw de Voorzitter, het zou tegen de etiquette zijn als ik teveel spreektijd zou nemen. Ik wil het Parlement hartelijk danken. Ik vind dat we veel vooruitgang hebben geboekt op het vlak van de veiligheid en, zoals de heer Rack al heeft gezegd, ook wat betreft het in functionele blokken ingedeelde gemeenschappelijk Europees luchtruim. Mevrouw Lichtenberger heeft gelijk als zij zegt dat de blokken essentieel zijn voor een veel efficiënter en milieuvriendelijker luchtverkeer. Derhalve, mevrouw de Voorzitter, dank ik het Parlement voor zijn zeer positieve bijdrage. Te zijner tijd zullen we in dit proces nog verdere stappen doen, maar ik ben ervan overtuigd dat we nu een verordening hebben die het Europees luchtruim nog veiliger zal maken. Nogmaals mijn dank aan dit Huis. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. De stemming vindt morgen plaats, op woensdag 12 december 2007. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Christine De Veyrac (PPE-DE), schriftelijk. – (FR) Ik ben blij dat we een evenwichtig akkoord met de Raad hebben bereikt. Hierdoor zal de tekst, die ongetwijfeld een vooruitgang betekent voor de EU en de veiligheid van passagiers, spoedig ten uitvoer kunnen worden gelegd. Voortaan worden alle vliegtuigen uit derde landen geïnspecteerd en moet voor deze vliegtuigen een vergunning worden aangevraagd opdat zij passagiers in de EU mogen vervoeren. Bovendien wordt door dit akkoord vooruitgang geboekt bij de harmonisatie van de bescherming van de Europese burgers. Hiermee wordt het proces voortgezet dat met de opstelling van Europese zwarte lijsten begon, zodat alle passagiers dezelfde bescherming genieten, ongeacht op welk vliegveld in de EU zij instappen. Tot slot wil ik nog een ander punt noemen dat naar mijn mening belangrijk is. Bij de recente goedkeuring van het Galileo-project werd een bedrag van 50 miljoen euro weggehaald uit de begroting van verschillende Europese agentschappen, waaronder het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA). Ik heb altijd mijn steun verleend aan het Galileo-project, dat vooral voor mijn regio van belang is, en ik ben erg blij dat we een akkoord hebben bereikt over de financiering. Ik wil er echter op wijzen dat we niet aan de ene kant de bevoegdheden van een agentschap kunnen uitbreiden, terwijl we aan de andere kant de begroting van dat agentschap korten. Het EASA mag niet de dupe worden van deze aderlating.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
19. Eurovignet (debat) De Voorzitter. - Aan de orde is de mondelinge vraag (O-0072/2007) van Paolo Costa, namens de Commissie vervoer en toerisme, aan de Commissie over het Eurovignet (B6-0386/2007). Silvia-Adriana Ţicău, plaatsvervangster van de auteur. − (RO) Mevrouw de Voorzitter, we discussiëren hier over een verzoek dat de Commissie vervoer en toerisme enige tijd geleden aan de Commissie heeft gedaan met betrekking tot een voorstel voor een model dat gericht is op de internalisering van externe kosten voor alle vervoersmiddelen. Ik heb de Commissie verzocht om uiterlijk in juni 2008, na alle opties betreffende kosten in verband met milieu, lawaai, congestie en gezondheid te hebben onderzocht, een algemeen toepasbaar, doorzichtig en begrijpelijk model in te dienen voor de beoordeling van alle externe kosten, dat dient als grondslag voor de berekening van infrastructuurheffingen in de toekomst. Op basis van de tussentijdse resultaten die zijn verkregen bij de ontwikkeling van dit model, dient de Commissie aan te geven of wereldwijde milieukosten (zoals klimaatverandering en onlangs gepubliceerde kosten in verband met gezondheid) binnen het toepassingsgebied van het tussentijdse verslag vallen en of er substantieel rekening mee zal worden gehouden bij verdere beoordelingen en berekeningen Ik wil erop wijzen dat de bedoelde richtlijn de lidstaten de mogelijkheid zou bieden om een wegenbelasting in te voeren en bij de vaststelling van de hoogte daarvan met meer kostenfactoren rekening te houden dan tot dusver. In dit verband wordt ook gediscussieerd over het doorberekenen van zogenaamde externe kosten, zoals milieukosten, in een dergelijke heffing. Vele lidstaten zijn tegen de internalisering van dergelijke kosten in de wegenbelasting omdat zij van mening zijn dat er geen objectief model voor de doorberekening is, terwijl andere landen van mening zijn dat zulke heffingen voor meer ontvangsten zorgen en dus ook voor de nodige financiële middelen om de infrastructuur te kunnen ontwikkelen. Ik wil er tevens op wijzen dat het van het grootste belang is om eerlijke mededinging tussen de verschillende vervoersmiddelen te waarborgen, maar daarbij ook het verkeerslawaai terug te dringen. Ik geloof dat het voorstel dat de Commissie zal voorleggen er eveneens toe bij zal dragen de efficiëntie van het vervoer en met name een efficiënt gebruik van verschillende vervoersmiddelen te verhogen, om op die manier natuurlijk ook een duurzame ontwikkeling van het vervoer in het algemeen te bevorderen. 24.1 procent van de broeikasgasemissies in de 27 lidstaten is afkomstig van het vervoer. Daarom is het voor ons belangrijk om te weten of in dit voorstel rekening wordt gehouden met milieukosten, zoals kosten in verband met klimaatverandering. Bovendien biedt de Eurovignetrichtlijn de lidstaten de mogelijkheid om een aanvullende heffing in te voeren voor bepaalde wegen in kwetsbare gebieden, zoals in de Alpen en de Pyreneeën. Ontvangsten uit dergelijke heffingen dienen te worden geïnvesteerd in alternatieve vervoersmiddelen en daaraan gerelateerde infrastructuur. Ik wil ook vragen of de Commissie, nu de EU het vervoersprotocol bij de Alpenovereenkomst heeft geratificeerd, kan bevestigen dat er in het model rekening zal worden gehouden met de paragrafen over heffingen op het goederenvervoer uit deze overeenkomst. Ik hoop dat commissaris Barrot ons gedetailleerde informatie zal verstrekken over de vraag wanneer de Commissie van plan is een nieuwe wijziging van de Eurovignetrichtlijn voor te stellen. Tot besluit zou ik nog twee aanvullende vragen willen stellen. Ten eerste zou ik de Commissie willen vragen of de externe kosten alleen zullen worden geïnternaliseerd voor het wegvervoer, of ook voor andere vervoersmiddelen, teneinde een evenwichtige ontwikkeling van de verschillende vervoersmiddelen te waarborgen. En ten tweede zou ik de Commissie willen vragen of zij voornemens is toezicht te houden op de tenuitvoerlegging van deze Eurovignetrichtlijn. Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, de Commissie heeft een studie uitgevoerd om alle publicaties over het thema te evalueren en beste praktijken aan te wijzen voor de raming van externe kosten. Vele van de bestudeerde methodologieën verwezen naar onderzoeksprojecten die door de Commissie zijn gefinancierd: Unit, ExternE en andere, meer recente projecten. Momenteel wordt er een handboek opgesteld, dat wij binnenkort willen publiceren. Dat is mijn eerste punt.
115
116
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ten tweede is de Commissie begonnen aan een effectbeoordeling met betrekking tot de compensatie van externe kosten. Er is een groot aantal heffingsmogelijkheden geïdentificeerd en aan het publiek ter raadpleging voorgelegd. Het raadplegingsproces zal op 31 januari worden afgesloten, en op 1 januari zal er een conferentie worden georganiseerd waar het handboek zal worden gepresenteerd, evenals de resultaten van het openbare raadplegingsproces, die wij in de lopende effectbeoordeling zullen meenemen. Zo ziet ons werkschema eruit. Zoals u ziet zijn we druk bezig. We kijken naar de volgende externe kosten: ongelukken, verkeersopstoppingen, luchtvervuiling, klimaatverandering en geluidshinder. De effectbeoordeling strekt zich uit tot alle middelen van vervoer en overweegt verschillende regelingen en economische instrumenten, zoals belastingen, gebruikersheffingen en handel in emissierechten. Wij evalueren de verschillende instrumenten aan de hand van een modelgebaseerde kwantitatieve analyse. Dit alles is erop gericht onze vervoersmiddelen steeds milieuvriendelijker te maken. Op basis van de resultaten van die evaluatie zal de Commissie vóór komende zomer een mededeling publiceren. Ik wil enigszins uitweiden om de vraag van mevrouw Ţicău over de Alpenovereenkomst te beantwoorden. Het vervoersprotocol bij die overeenkomst heeft ten doel specifieke heffingsregelingen op te zetten die rekening houden met de reële kosten, en de meest milieuvriendelijke manieren van vervoer te bevorderen. Het in 2006 door de Eurovignetrichtlijn ingevoerde systeem ter bevordering van milieuvriendelijker vervoersmiddelen heeft dezelfde doelstellingen als het vervoersprotocol bij de Alpenovereenkomst. Wat staat er eigenlijk in de huidige Eurovignetrichtlijn? De richtlijn voorziet in de verplichte gedifferentieerde toltarieven die vanaf 2010 voor alle voertuigen moeten worden betaald die meer dan 100 procent hogere emissies veroorzaken dan milieuvriendelijke voertuigen. Bovendien is de richtlijn erop gericht de externe kosten van milieuschade en verkeersopstoppingen te internaliseren door middel van een aanvullend toltarief ter hoogte van 25 procent van de algemene infrastructuurheffing. De ontvangsten de aanvullende heffingen moeten worden besteed aan projecten die een directe bijdrage leveren tot het herstellen van milieuschade. Nu, dames en heren, ik wil er geen doekjes om winden: in het licht van alle werkzaamheden die ik heb genoemd, kan ik u verzekeren dat het opstellen van deze mededeling een zeer moeilijke taak is. Deze mededeling helpt ons de beste berekeningsmethoden op dit gebied te evalueren en zal een methodologie definiëren die op de verschillende vormen van vervoer kan worden toegepast. Daarnaast ben ik voornemens om het College medio 2008, nog voor de zomer, in juni, een verslag voor te leggen over de raming en internalisering van externe kosten. Ik had het over een mededeling. Ik zal dit verslag dus, als het College hiermee instemt, vergezeld doen gaan van een voorstel tot wijziging van de bestaande Eurovignetrichtlijn. Het is duidelijk, maar het moet nog eens worden benadrukt dat het voorstel een wijziging is van de bestaande Eurovignetrichtlijn, waardoor de externe kosten kunnen worden geïnternaliseerd binnen het bestek van de huidige richtlijn. Dit is wat ik het Huis wilde zeggen, mevrouw de Voorzitter. Ik weet dat dit een centraal onderdeel vormt van ons beleid inzake duurzame ontwikkeling. Het is ook inderdaad nodig om de externe kosten te internaliseren, maar om dit te kunnen doen, moeten we eerst voor een communautaire definitie zorgen en de beste internaliseringsmethode bepalen. Ik heb hier vanavond geprobeerd de vragen zo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden, en ik ben bereid om weer terug te komen om in dit Huis verslag te doen van de moeilijke en belangrijke werkzaamheden in verband met de mededeling die ik medio 2008 zal presenteren. Georg Jarzembowski, namens de PPE-DE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter! Mijnheer de vicevoorzitter, wat u zo-even heeft verteld over studies die in opdracht zijn gegeven en conferentie die worden georganiseerd, is allemaal heel opbeurend, maar ik zou u een eenvoudige vraag willen stellen. Ik ga u niet vragen of u uiterlijk op 10 juni 2008 een mededeling zult presenteren, maar of u uiterlijk op 10 juni 2008, in overeenstemming met lid 3 van artikel 11 van de huidige Eurovignetrichtlijn, een – ik citeer – “algemeen toepasbaar, doorzichtig en begrijpelijk model [...] voor de beoordeling van alle externe kosten” zult presenteren, met een systeem voor de doorberekening van deze externe kosten aan de exploitanten van alle soorten vervoer. Krijgen we dus een model voor de raming en doorberekening van externe kosten, ja of nee? Dit is mijn heel eenvoudige eerste vraag. Nu naar mijn tweede vraag. Als ik de situatie juist inschat bent u weliswaar verplicht een dergelijk model voor te stellen, maar bent u geenszins verplicht om in 2008 een voorstel tot wijziging van de Eurovignetrichtlijn in te dienen. Waarschijnlijk is dat ook helemaal niet mogelijk, want als ik het goed begrepen heb, is het de bedoeling om een model voor de doorberekening van externe kosten te ontwikkelen, om vervolgens in de implementatiefase de externe kosten om te slaan over de exploitanten van de verschillende vervoersmiddelen – de binnenscheepvaart, de zeescheepvaart, de spoorwegen, de auto’s. Het mag niet
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
gebeuren dat u eerst de Eurovignetrichtlijn wijzigt en de externe kosten aan het vrachtwagenverkeer doorberekent, maar niets onderneemt om de externe kosten om te slaan over de binnenschepen, de spoorwegen, enzovoorts. Daarom zou ik graag van u willen weten of de herziening van de Eurovignet gelijktijdig zal plaatsvinden met de tenuitvoerlegging van de kostendoorberekening aan andere vormen van vervoer. Dit zijn twee simpele vragen – ik hoop dat ik ook twee simpele antwoorden krijg. Ulrich Stockmann, namens de PSE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de commissaris danken voor zijn opmerkingen. Zoals u weet, mijnheer de commissaris, wordt er al sinds de jaren 20 van de vorige eeuw over de beoordeling van de externe kosten gediscussieerd, en als leden van het Parlement hebben wij ook verschillende modellen voorgesteld tijdens de besluitvorming over de Eurovignetrichtlijn. Omdat het ons destijds om politieke redenen niet is gelukt om externe kosten op ruime schaal te integreren in de methodologie voor de berekening van toltarieven voor vrachtwagens, zijn we overeengekomen dat u – de Commissie – vóór komende zomer een uniforme methodologie presenteert. Met het oog op de actuele discussie over klimaatverandering is dat van bijzonder groot belang. Om deze reden hebben we nu een aantal vragen. Enkele daarvan zijn hier reeds gesteld. Ten eerste: zal de Commissie uiterlijk in juni volgend jaar een juni volgend jaar een algemeen toepasbaar, doorzichtig en begrijpelijk model in voor de beoordeling van alle externe kosten presenteren dat algemeen verbindend geacht kan worden? Als ik het woord “handboek” hoor, denk ik eerder aan beste praktijken die naar goeddunken kunnen worden toegepast. Wij willen echter een algemeen verbindende methode, die niet weer in twijfel kan worden getrokken. Ten tweede: wordt in dit model rekening gehouden met de klimaat- en milieudoelstellingen van de EU? Dat is wat mijn geachte collega Ţicău heeft gevraagd. Methodologisch is dit niet echt eenvoudig, aangezien alle benaderingen tot dusver op actuele kosten en niet op de verwezenlijking van milieudoelstellingen zijn gebaseerd. Hiermee zou een prescriptief element – als het ware een normatieve dimensie – worden ingevoerd, terwijl het tot nu toe alleen om de actuele kosten gaat. Ten derde: natuurlijk willen we uiteindelijk een wetgevingsvoorstel op tafel krijgen. Daarom vraag ik u: wanneer is de Commissie voornemens de Eurovignetrichtlijn te herzien? En is dat haar voornemen, of staat dat nog niet vast? Ten vierde: wanneer wordt deze methode of dit model voor de berekening van infrastructuurheffingen ook op andere middelen van vervoer toegepast? Daar ging het ons namelijk om. Georg Jarzembowski heeft hier reeds op gewezen. We willen eindelijk af van de concurrentieverstoring tussen verschillende vervoersmiddelen en deze allemaal op een gemeenschappelijk, vergelijkbaar niveau plaatsen. Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mijnheer de commissaris, hartelijk dank voor uw uiteenzetting. Uw opmerkingen over de gang van zaken en het tijdschema waren spannend om te horen. De vraag wat er hier in juni op tafel ligt, is niet alleen cruciaal voor de Alpenregio. Dat is u, als man van de bergen – zo heeft u zichzelf betiteld – blijkbaar bekend, en u hecht daar ook belang aan. Het is namelijk voor alle straten, voor alle landen wier wegen zwaar worden belast door het vrachtverkeer, en voor alle omwonenden belangrijk. De enorme kosten die door deze verkeersstromen worden veroorzaakt vormen een grote belasting voor de lidstaten met de grootste verkeersdrukte. Deze lasten worden meer dan verdubbeld door de externe kosten – dat blijkt uit tal van studies. Met dit aspect moet rekening worden gehouden en het moet een groter rol spelen in de maatregelen van de Commissie. Wij zullen ons, mijnheer de commissaris, niet laten afschepen met een filosofische en wiskundige verhandeling over de doorberekening van externe kosten. We hebben behoefte aan een regeling die ook wordt omgezet. Maar we hebben die regeling niet pas over 20 jaar nodig, wanneer de laatste lobbyist er ook nog van overtuigd is. We kunnen er ook niet mee wachten totdat u ook voor de fiets heeft berekend hoe schadelijk die voor het milieu is, maar we moeten onmiddellijk in actie komen. We hebben voor het eind van 2008 een voorstel voor een regeling nodig en we moeten daarover discussiëren, en wel nu meteen, en niet pas over 20 jaar, wanneer we ook de laatste van de lidstaten hebben weten te overtuigen die in veel gevallen niet zo sterk met dit probleem te maken hebben als de centraal gelegen landen in de Europese Unie. U moet wat doen, omwille van de bergen. Omwille van kwetsbare locaties zoals steden en andere beschermde gebieden zijn er voorschriften nodig waarin duidelijk is bepaald welke kosten kunnen worden doorberekend. De lidstaten kunnen deze lasten niet meer alleen dragen, en zij moeten ook niet langer alleen opdraaien voor de milieuschade.
117
118
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Reinhard Rack (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter! Zoals reeds is gezegd heeft u zichzelf destijds in de discussie over het Eurovignet als man van de bergen beschreven, en u heeft – tenminste in de context van de die discussie – uw belofte tot dusver gestand gedaan. Nu moeten er echter verdere stappen worden ondernomen, stappen die waarschijnlijk nog belangrijker zijn. Het is tijd om de externe kosten te internaliseren, of – als ik hier even van Euro-Newspeak mag overstappen op een taal die de mensen kunnen begrijpen – om er voor te zorgen dat we meer te weten komen over de ware kosten, over wie welke kosten veroorzaakt, en zeker ook over de vraag hoe we die kosten aan de veroorzakers kunnen doorberekenen. U heeft vandaag een tijdschema voorgesteld, waarin in eerste instantie centrale onderdelen van uw vroegere toezeggingen zijn opgenomen. Dat is volgens mij een goede zaak en moet hier ook zeker worden verwelkomd. Zoals hier reeds is gezegd, ontbreekt evenwel de cruciale volgende stap: wanneer komt u met een wetgevingsvoorstel dat ervoor zorgt dat de infrastructuurgebruikers bijdragen gaan betalen op basis van de reële kosten die zij veroorzaken? En hierbij moet met een grote verscheidenheid aan gebruikers rekening worden gehouden. We wachten in spanning af of dat nog in de lopende zittingsperiode gaat lukken – we verwachten van wel – want alleen als we ook een wetgevingsprocedure op gang brengen en de kosten aan de veroorzakers doorberekenen, zijn ook bepaalde andere belangrijke investeringen die u heeft voorgesteld en die in de afgelopen weken en maanden zijn goedgekeurd, zinvol. Als we veel geld investeren in de bouw van de Brennertunnel, is deze investering alleen zinvol als via een wijziging van de kostenverdeling ook de aanzet wordt gegeven tot de gewenste veranderingen op de Alpenroute. In zoverre vertrouwen we erop dat u als man van de bergen ons bij deze belangrijke kwestie zult steunen. Inés Ayala Sender (PSE). – (ES) Mevrouw de Voorzitter, uitgaande van de brede overeenstemming over de noodzaak om de veranderingen in de vervoerssector te laten aansluiten bij de uitdaging van de klimaatverandering en andere milieuproblemen, om het vervoer zo duurzaam mogelijk te maken – want alleen op die manier zullen de vervoersmiddelen in de Europese Unie en op mondiaal niveau concurrerend blijven – is het eurovignet een eerste instrument waarmee de problemen van congestie, vervuiling, enzovoort, kunnen worden aangepakt. Ook is het een instrument dat voldoende flexibiliteit en mogelijkheden voor variatie biedt bij de toepassing op verschillende zware voertuigen. Maar gezien de complexiteit van het probleem vraag ik me af – en dat vraag ik aan de commissaris – of de studies die worden voorbereid, in overeenstemming met het aanbod dat de commissaris heeft gedaan en het in het Parlement bereikte akkoord, betrekking zullen hebben op alle vervoersmiddelen? En ik zeg het goed: alle vervoersmiddelen. Ook wil ik graag weten of de voorstellen die na de uitwerking van de methodologie zullen worden gepresenteerd op alle vervoersmiddelen betrekking zullen hebben. Ik denk dat we de kans om deze regeling op alle vervoersmodaliteiten toe te passen niet mogen laten lopen, want dit heeft op alle modaliteiten betrekking en voor al die modaliteiten hebben we geloofwaardige oplossingen nodig, in samenhang met het voorstel voor co-modaliteit. Ik wil ook informatie over enkele punten die belangrijk lijken. Hoe denkt u dit voorstel tot wijziging van het Eurovignetrichtlijn en de nieuwe methodologie voor het internaliseren van externe kosten te verbinden met de zogeheten “groene corridors” die in het actieplan Logistiek worden genoemd en die misschien een gebied kunnen vormen waarnaar deze methodologie kan worden uitgebreid? Hoe zal dit financieringsinstrument worden ingepast in het huidige debat over de financiering van het beleid van de Europese Unie? Zal de Commissie bereid zijn om ook particuliere voertuigen onder dit instrument te laten vallen? Zou dat niet efficiënter en minder discriminerend zijn? Hoe zullen de gevolgen worden tegengegaan op het probleem van de groeiende periferiteit, met het almaar toenemende aantal gebieden en regio’s? En tot slot: bent u van mening dat dit instrument, het instrument dat u voorbereidt, op zichzelf afdoende zal zijn om publieke werken te financieren van het kaliber van de grote tunnels die onderdeel uitmaken van de trans-Europese netwerken? Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, mijnheer de vicevoorzitter, wellicht herinnert u zich eraan dat ik tot diegenen behoor die reeds tijdens de discussie over de vroegere wijziging van de
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Eurovignetrichtlijn hebben aangedrongen op de internalisering van de externe kosten van het vrachtwagenverkeer. Dit is destijds niet gelukt. Daarom ben ik nu aan de ene kant blij dat we nu een stap in die richting doen. Ik ben niet blij omdat ik mij daar vroeger al voor heb ingezet, maar omdat ik zie wat er in de tussentijd – in deze korte periode – in Oostenrijk is gebeurd. Het is niet alleen meer zo dat het hele westen van Oostenrijk door een lawine van vrachtwagenverkeer wordt bedolven, ook het oosten van Oostenrijk is inmiddels zo verstopt dat er op de wegen ten dele geen doorkomen meer aan is en dat de regio rondom de hoofdstad Wenen eigenlijk al compleet overbelast is. Daarom is het de hoogste tijd om de internalisering van de externe kosten van het vrachtwagenverkeer zo snel mogelijk in het Eurovignet te integreren. Ik zie natuurlijk wel in dat dit systeem voor alle vervoersmiddelen moet worden ingevoerd. Maar op het gebied van het vrachtwagenvervoer hebben we al een bestaande regeling. Hier moeten we een begin maken, daarna moeten natuurlijk ook de andere vervoersmiddelen aan de beurt komen. Ik sluit mij aan bij de leden die reeds hebben gevraagd wanneer u een concrete wetgevingstekst zult indienen. Mijn tweede punt is dat we misschien ook moeten bedenken dat we hier met een Europawijd probleem te maken hebben en dat het geen oplossing is om in delen van bepaalde kleine landen hoge toltarieven in te voeren. In plaats daarvan moeten we een algemeen systeem ontwikkelen. Wat dit betreft vraag ik me af of we niet in overweging moeten nemen om ten minste op de TEN-trajecten een minimumtol te heffen om zo het modaal evenwicht in heel Europa te verschuiven. Jacques Barrot, vicevoorzitter van de Commissie. − (FR) Mevrouw de Voorzitter, ik luister altijd met grote belangstelling naar het Huis, maar toch zou ik een aantal punten willen toelichten. Allereerst moeten we, omdat het hier om het vinden van het juiste model gaat, rekening houden met het feit dat in de verschillende lidstaten uiteenlopende praktijken worden toegepast en dat we, voordat we voor een bepaald model kiezen, eerst over de in de verschillende lidstaten gebruikte berekeningsmethoden moeten discussiëren. Ik betreur dit, maar het handboek heeft ten minste het voordeel dat het de aanzet geeft tot een publiek debat over die vraag: wat is het beste model? Ik begrijp niet dat sommigen vinden dat de Commissie deze kwestie niet doelgericht aanpakt. Zij heeft immers de moeite genomen om alle in de lidstaten bestaande praktijken te onderzoeken om geleidelijk aan tot een realistische berekeningsmodel te komen, zodat ik integendeel van mening ben dat we deze kwestie op precies de juiste manier aanpakken. Dames en heren, ik moet u wel zeggen dat dit een moeilijke opgave is. Ik neem daarom ook de diensten van het directoraat-generaal Vervoer in bescherming die momenteel belast zijn met de taak om betrouwbare methoden te vinden, want zolang we geen betrouwbare methoden hebben, zal het, zoals mijnheer Stockmann reeds heeft gezegd, in de hele EU aan de acceptatie van deze methoden en dit model schorten. Ik wil ook uiting geven aan mijn verbazing over de woorden van de heer Jarzembowski. Iedereen roept: we moeten wat doen, we moeten maatregelen treffen voor een duurzamer en milieuvriendelijker vervoer, we moeten de spoorwegen steunen, we moeten de binnenscheepvaart steunen en de zeescheepvaart. Zoals mijnheer Leichtfried volkomen terecht heeft opgemerkt, moeten we bij het begin beginnen, naderhand kunnen we het een en ander bijstellen. Laten we om te beginnen de bestaande Eurovignetrichtlijn in juni 2008 verbeteren – dit wil ik voorstellen, indien de Commissie ermee instemt. We gaan de externe vervoerskosten van zware voertuigen internaliseren, omdat dit precies de manier is waarop we het gebruik van andere middelen van vervoer kunnen stimuleren. Op een gegeven moment zullen we, mijnheer Jarzembowski, de berekeningsmethoden ook toepassen op de andere soorten vervoer. We moeten dit stap voor stap doen. We kunnen niet alles tegelijk doen, dat gaat niet. We hebben eerst een methode nodig. Ik zeg u:als we willen dat de EU dit beleid accepteert, dan moeten we het slim aanpakken. Ik ben vastbesloten om dit te doen. Ik dank mijnheer Rack voor zijn vertrouwen in mijn kwaliteiten als bergbeklimmer. Ik stop niet halverwege, ook niet als de helling steiler wordt. Je moet een behoorlijk tempo aanhouden om te top te kunnen bereiken. De Voorzitter. - Het debat is gesloten. Uw slottoespraak was fascinerend en vol passie. Jörg Leichtfried (PSE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, Het is nog nooit eerder gebeurd dat mijn naam zo goed werd uitgesproken door de Britse tolken. Ik wil graag gebruik maken van deze gelegenheid om hen hartelijk te danken. Voor het eerst sinds ik zitting heb in dit Parlement, werd mijn naam helemaal goed uitgesproken. Hartelijk dank!
119
120
NL
Handelingen van het Europees Parlement
20. Voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten (debat) De Voorzitter. - Aan de orde is het door Bogdan Golik namens de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling opgestelde verslag over het voorstel voor een verordening van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen (COM(2007)0268 – C6-0203/2007 – 2007/0095(CNS)) (A6-0461/2007). Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen wil ik de rapporteur, de heer Golik, bedanken voor zijn uitstekende verslag over het voorstel van de Commissie voor een verordening van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen. Het doel van dit voorstel is om twee bestaande verordeningen van de Raad over interne en externe afzetbevordering samen te voegen tot één verordening. Het algemene doel hiervan is volledig in overeenstemming met ons vereenvoudigingsbeleid, en de samenvoeging is ook bedoeld om de transparantie van de afzetbevorderingsregeling voor landbouwproducten van de Europese Unie te vergroten. Het is niet de bedoeling om het voorlichtings- en bevorderingsbeleid fundamenteel te wijzigen. De amendementen die de heer Golik en zijn collega’s hebben ingediend hebben betrekking op een aantal belangrijke punten met betrekking tot de afzetbevorderingsregeling van de EU, zoals, in de eerste plaats, een grotere reikwijdte van de bevorderingsprogramma’s in derde landen en een hogere begroting voor die programma’s; in de tweede plaats een groter aandeel van de Gemeenschap in de bevorderingsmaatregelen; en in de derde plaats een lagere financiële bijdrage van de indienende organisaties. Wat betreft het delen van de kosten tussen de verschillende partners is het u bekend dat de standaardbijdrage van de Gemeenschap vijftig procent is en dat de andere vijftig procent wordt verdeeld tussen de lidstaten en de indienende organisaties, waarbij de laatste ten minste twintig procent voor hun rekening nemen. Dit delen van de kosten tussen de verschillende partners is gebaseerd op een zeer langdurige ervaring met bevorderingsprogramma’s. Wanneer alle partners een bijdrage leveren en financieel bij de programma’s betrokken worden, neemt de kans op efficiënte en goed gerichte programma’s natuurlijk toe. In uitzonderlijke gevallen, zoals onlangs bij fruit en groenten voor schoolkinderen, is het mogelijk om het aandeel van de Gemeenschap te verhogen tot zestig procent. Ik heb in principe sympathie voor uw idee om meer nadruk te leggen op bevorderingsprogramma’s in derde landen, maar het moet wel in de juiste context worden geplaatst. Het voorstel betreft simpelweg het samenvoegen van twee verordeningen; het gaat niet over beleidswijzigingen of meer geld, dus het goede moment om deze discussie te voeren is wanneer we de toekomst van ons gemeenschappelijk landbouwbeleid bespreken, waarbij onze prioriteiten goed tot uiting moet komen in de manier waarop we onze begrotingsmiddelen toewijzen. Dat betekent echter niet dat ik bevordering naar de achtergrond wil dringen. Zoals u mogelijk weet, hebben we het belang van bevorderingsprogramma’s in onze twee recente hervormingen – de eerste van de fruiten groentensector, en de andere, die we hopelijk begin volgende week zullen afronden, van de wijnbouwsector – juist krachtig benadrukt. Om het voorbeeld van de wijnbouwsector te nemen: alleen voor het promoten van onze voortreffelijke Europese wijnen in derde landen hebben we elk jaar 120 miljoen euro beschikbaar gesteld. Ik denk dat we de juiste koers volgen, maar laten we daar in een latere fase op terugkomen – hier gaat het simpelweg om het samenvoegen van twee verordeningen. Bogdan Golik, rapporteur. − (PL) Mevrouw de Voorzitter, in wezen heeft dit voorstel voor een verordening van de Raad inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen ten doel de bepalingen van twee bestaande verordeningen te harmoniseren en technisch te consolideren. Dit voornemen maakt deel uit van een breder proces dat erop is gericht de communautaire wetgeving te vereenvoudigen en transparanter te maken. Ik wil echter benadrukken dat onder vereenvoudiging in dit geval puur een technisch proces wordt verstaan. De voorliggende ontwerpverordening heeft helaas geen betrekking op de centrale beginselen van voorlichting en afzetbevordering zoals die zijn neergelegd in de uitvoeringsbepalingen van de Europese Commissie.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ondanks deze beperkingen volg ik in mijn verslag een meer strategische benadering voor de bevordering van landbouwproducten in de Europese Unie. Het Europees Parlement kunnen ingaan op de centrale vraagstukken die aan zo’n belangrijk mechanisme zijn verbonden. Dat geldt met name met het oog op de vooruitgang bij de multilaterale onderhandelingen in het kader van de WTO en de wijzigingen in de randvoorwaarden van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Uiterlijk in 2013 dient elke vorm van exportsubsidies te zijn afgeschaft. Dit geldt ook voor communautaire exportrestituties. Een vermindering van de invoerrechten staat op stapel. Onder deze omstandigheden is een intensivering van de maatregelen op het gebied van afzetbevordering en voorlichting de enige manier om het concurrentievermogen van EU-landbouwproducten op de internationale markt te handhaven. Dergelijke maatregelen zullen er tevens toe bijdragen nieuwe markten in derde landen te veroveren en de consumenten bewuster te maken van de voordelen van Europese producten, om zo de vraag te stimuleren. Tegelijkertijd zijn deze maatregelen niet van invloed op de mededingingsvoorwaarden op de markt, noch hebben zij een negatief effect op de wereldhandel. Afzetbevordering en voorlichting mogen derhalve niet worden veronachtzaamd, maar moeten integendeel als prioriteit van de Europese Unie worden beschouwd. In het huidige systeem stelt de Europese Commissie een lijst op van specifieke producten uit derde landen waarvoor campagnes kunnen worden gevoerd. Deze lijst kan om de twee jaar worden herzien, terwijl slechts één keer per jaar programma’s kunnen worden ingediend. Uiteindelijk besluit de Europese Commissie of een bepaald programma wordt goedgekeurd en hoeveel financiële steun hieraan wordt verleend. De begroting voor afzetbevorderingsactiviteiten bedraagt voor 2007 slechts 45 miljoen euro en neemt van jaar tot jaar af. Dit is een opmerkelijke trend wanneer men bedenkt dat het aantal lidstaten van de Europese Unie is toegenomen en dat deze acties duidelijk in aantal zijn toegenomen. Met zo’n beleid kan de positie van de Gemeenschap niet doeltreffend worden versterkt en kan het bewustzijn voor de Europese kwaliteitsnormen niet worden verhoogd, vooral niet op de markten in derde landen. Er moeten adequate financiële middelen ter beschikking worden gesteld wanneer we deze ambitieuze doelstellingen willen bereiken. Daarom ben ik van mening dat het plafond voor cofinanciering door de Gemeenschap moet worden verhoogd van 50 naar 60 procent van de totale kosten van de programma’s. Ik stel tevens voor om de minimumbijdrage van sectorale organisaties tot de financieringsprogramma’s te verlagen tot 10 procent, om ook kleinere organisaties in staat te stellen hieraan deel te nemen. Daarnaast kan de financiële bijdrage van de Gemeenschap in het geval van programma’s met betrekking tot biologische landbouw of programma’s voor de tenuitvoerlegging van acties als gevolg van crisissituaties, zoals vogelgriep of BSE, 70 procent bedragen. De programma’s moeten voor iedereen toegankelijk zijn en flexibeler worden. Door alle producten en landen in de regeling op te nemen en organisaties in de gelegenheid te stellen twee keer per jaar voorstellen voor programma’s in te dienen, kan sneller worden gereageerd op de door de markt geboden kansen en op de mogelijkheden voor producenten om hun marktaandeel in derde landen te vergroten. Om terug te komen op het vereenvoudigingsaspect van deze verordening: het zou verstandig zijn om maatregelen ten behoeve van de afzetbevordering op te nemen in de verordening houdende een gemeenschappelijke ordening. van de landbouwmarkten. Hierdoor zou de transparantie van de wetgeving worden verbeterd. Er moet worden benadrukt dat in de verordening inzake de groenten- en fruitmarkt, evenals in het door u, mevrouw de Voorzitter, genoemde ontwerp voor de hervorming van de wijnmarkt, wordt verwezen naar het afzetbevorderingsinstrument. We moeten er alles aan doen om te voorkomen dat bepalingen met betrekking tot afzetbevorderingsmiddelen her en der verspreid zijn in de wetgeving. Tot besluit wil ik deze gelegenheid te baat nemen om mijn dank uit te spreken aan de leden van de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling, die dit verslag unaniem hebben gesteund, aan de vertegenwoordigers van de Europese Commissie met wie ik regelmatig vergaderd heb, de 24 landbouwministers van de lidstaten van wie ik brieven over deze materie heb ontvangen, alsmede aan de relevante nationale en Europese sectorale organisaties. Ik wil mijn waardering betuigen voor de actieve samenwerking en hun zinvolle opmerkingen. Deze beraadslagingen hebben mij in staat gesteld het bestaande systeem te analyseren en mij bovendien vertrouwd te maken met de wensen van deze landen en organisaties, om die in mijn verslag te kunnen verwerken. Indien een aan de behoeften aangepast, hogere budget ter beschikking zou worden gesteld, zouden afzetbevorderings- en voorlichtingsactiviteiten er naar mijn mening voor kunnen zorgen dat Europese
121
122
NL
Handelingen van het Europees Parlement
producenten en boeren nieuwe markten kunnen veroveren. Het “made in Europe”-etiket zou bovendien op mondiaal niveau in ruimere mate worden erkend, wat goed zou zijn. VOORZITTER: LUISA MORGANTINI Ondervoorzitter Pilar Ayuso, namens de PPE-DE-Fractie. – (ES) Mevrouw de Voorzitter, mevrouw de commissaris, het eerste dat ik wil doen is de rapporteur, de heer Golik, feliciteren met zijn goede verslag. Ik wil hem bedanken voor alle medewerking die hij aan ons, de schaduwrapporteurs, heeft gegeven. De Commissie stelt ons vandaag voor om, zoals de commissaris het zo goed heeft uitgedrukt, één enkel wettelijk kader te vormen door de twee van kracht zijnde verordeningen inzake de afzetbevordering van landbouwproducten samen te voegen tot één. De bedoeling is om het aantal procedures voor de toepassing van dit beleid terug te dringen en deze te vereenvoudigen, maar met behoud van de bijzondere kenmerken van de acties, afhankelijk van de plaats waar ze worden uitgevoerd. Dit is een heel belangrijk voorstel, en dat wordt ook erkend in de twee gemeenschappelijke marktordeningen (GMO’s) die zijn aangenomen of – voor de wijnbouwsector – zullen worden aangenomen. In het voorstel heeft afzetbevordering van landbouwproducten een belangrijke plaats gekregen. Bovendien zal dit voorstel niet alleen leiden tot afzetbevordering binnen en buiten de Europese Unie, maar zal het ook een multipliereffect hebben op de nationale acties en de particuliere acties van de sectoren zelf. Sinds het jaar 2000 worden er acties ondernomen om de consument te overtuigen van de goede eigenschappen van Europese voedingsmiddelen: de kwaliteit, de voedselveiligheid, de productiewijzen, het dierenwelzijn, enzovoorts. Ondanks dat hebben de bestaande regels voor afzetbevordering – en ik zeg dit omdat ik in een vorige functie bij het Spaanse ministerie van Landbouw veel te maken had met deze twee verordeningen – de neiging om het systeem in gevaar te brengen, en ze moeten worden herzien om tot de vereenvoudiging te komen die nodig is om deze regels doelmatiger te laten functioneren ten behoeve van een adequaat gebruik van de financiële middelen. Afzetbevordering moet een modern, flexibel en ambitieus instrument zijn om te voldoen aan de aspiraties van de producenten. Ik denk dat de Commissie dat met haar voorstel beoogt, en dat wordt ook beoogd met de amendementen die unaniem zijn aangenomen in de Commissie landbouw en plattelandsontwikkeling. Ik wil speciaal wijzen op het amendement met betrekking tot het doel en de reikwijdte van de toepassing, omdat het voordelen zou hebben wanneer de bevordering zou plaatsvinden op het niveau van merken en niet alleen op generiek niveau. Ik hoop dat de Raad en de Commissie dit verslag in aanmerking zullen nemen en ik dank u voor uw aandacht. Silvia-Adriana Ţicău, namens de PSE-Fractie. – (RO) Mevrouw de Voorzitter, de vereenvoudiging van de communautaire regeling inzake voorlichtings- en afzetbevorderingsacties voor landbouwproducten op de binnenmarkt en in derde landen stemt overeen met de doelstelling van het Europees Parlement om het wetgevingskader te vereenvoudigen. Dit document is bovendien van uiterst groot belang omdat wij tijdens deze zittingsperiode ook over de hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid discussiëren, en in deze context dienen de Gemeenschapsmechanismen voor de promotie van landbouwproducten een centrale rol te spelen. De hervormingen op het gebied van groenten en fruit en op het gebied van de wijnbouw zullen alleen dan met succes worden bekroond indien Europa in staat is zijn landbouwproducten goed te promoten. Vijf procent van de werkende bevolking van de Europese Unie is werkzaam in de landbouwsector en draagt bij tot 1,6 procent van het BNP van de Unie. Na de inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag is de medebeslissingsprocedure ook van toepassing op het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Als sociaaldemocraten zijn wij voor een wereldwijde en geleidelijke openstelling van de markt, vooropgesteld dat hiervoor correcte en vooral wederzijdse regels gelden. Ons landbouwmodel kent hoge sociale en milieunormen en hoge kwaliteitsnormen voor voedingsproducten. Dit betekent dat de boeren met hogere kosten worden geconfronteerd, en bovendien moeten we rekening houden met de bescherming van het milieu.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In de context van de internationale handel moet onze aandacht in de eerste plaats uitgaan naar de kwaliteit van onze producten. Als sociaaldemocraten zijn wij van mening dat een “made in Europe”-etiket moet worden ingesteld en gedefinieerd dat verwijst naar de kwaliteit van producten die overeenkomstig Europese normen zijn vervaardigd. De promotie van landbouwproducten uit de Europese Unie is eveneens van het grootste belang. Mijn gelukwensen aan de rapporteur. Nils Lundgren, namens de IND/DEM-Fractie. – (SV) Mevrouw de Voorzitter, dit verslag doet mij denken aan Alice in Wonderland, en ik kan de verleiding niet weerstaan de tolken uit te dagen met de kreet ‘“Curieuziger en curieuziger!” riep Alice uit’. Wat is er aan de hand? Is het echt zinvol dat de EU geld van de Europese belastingbetalers gebruikt voor reclamecampagnes die erop zijn gericht dezelfde belastingbetalers over te halen om goederen te kopen die zij al via subsidies hebben gefinancierd. Natuurlijk niet. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft onder meer ten doel te garanderen dat de prijzen voor de consument redelijk blijven. Wanneer dit echter gebeurt door middel van een financiering uit belastinggelden in plaats van door productiviteitsverhogingen, betalen de consumenten altijd evenveel voor hun voedingsmiddelen, alleen op verschillende manieren. Bovendien wordt hierdoor de stimulans om de productiviteit te verhogen kleiner. Daarom worden voedingsmiddelen vanwege dit landbouwbeleid op lange termijn duurder. De commissie pleit voor mededingingsbeperkingen. Wanneer invoerrechten worden afgeschaft wordt de productie in de lidstaten bedreigd door goedkopere importen uit derde landen. En het verslag stelt hogere uitgaven voor voor campagnes ter versterking van het “merk” Europa en ter bevordering van de consumptie in de Unie. Dit voorstel riekt naar verkapt protectionisme! In het verleden hebben we al een hele reeks reclamecampagnes van de EU meegemaakt. In 1997 was er een reclamecampagne voor de promotie van snijbloemen uit de EU, toen de importen door het wegvallen van invoerrechten goedkoper werden. De vermaarde Zweedse columnist Johan Hakelius schreef destijds in een Zweedse kwaliteitskrant: “Wanneer de EU-burgers overal in Europa dezelfde soort bloemen kopen, nemen natuurlijk de cohesie en de Europese harmonisatie toe. Tulpen zijn van vitaal belang voor de vrede.” In dit Huis moet ik er misschien bij zeggen dat dit ironisch bedoeld was... In 2000 had de EU een voorraad olijfolie van 450 000 ton, en de EU besloot in de noordelijke landen reclamecampagnes te starten om ons te informeren hoe goed en gezond olijfolie is. In 2007 sprak het Europees Parlement zich ervoor uit middelen voor advertentiecampagnes uit te trekken om de melksector te beschermen tegen de gevolgen van de versterkte liberalisering van de markt. Momenteel vindt er een hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid plaats. Dit proces vordert langzaam, maar het vordert. De voorstellen van de rapporteur betekenen echter een grote stap terug. Ze zijn erop gericht de hervormingen die nu eindelijk worden ingevoerd, te compenseren door versterkte afzetbevorderingsmaatregelen en voorlichtingscampagnes. De rapporteur geeft de WTO de schuld en wil het aantal producten uitbreiden dat voor dergelijke steun in aanmerking komt. Dit is niets anders dan oneerlijke concurrentie met landbouwproducenten in landen buiten de EU. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid moet uiteindelijk worden afgeschaft en de prijzen en de productie moeten worden bepaald door vraag en aanbod, zoals dit in alle andere sectoren ook gebeurt. Vanwege ongelukkige beslissingen die in het verleden zijn genomen, zitten we nu met een irrationeel systeem. Daarom is het des te belangrijker dat we nu de goede kant opgaan. De aanbeveling die hier wordt gedaan, is een stap in de verkeerde richting. Het geld dat nu ten voordele van de Europese bevolking kan worden vrijgemaakt door de vermindering van invoerrechten, de afschaffing van exportrestituties en dalende nationale steun, mag niet weer worden opgeslokt door meer middelen ter beschikking te stellen voor afzetbevorderingsmaatregelen en voorlichtingscampagnes. Promotiecampagnes en reclame voor goederen en diensten moeten worden betaald door de producenten, niet door de belastingbetalers, die toch al moeten bloeden. Europa zit op dit gebied, net als zo vele andere gebieden, volledig op het verkeerde spoor. De EU moet een Europa van vrijheid worden, waarin mensen en ondernemingen concurreren om de gunst van de consument, en niet om die van de protectionisten. In het belang van Europa zou ik graag optimistisch willen zijn, maar helaas kan ik dat niet. Mariann Fischer Boel, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil de geachte afgevaardigden bedanken voor hun bijdragen aan dit zeer belangrijke debat. Ik hoop dat we het er allemaal over eens kunnen
123
124
NL
Handelingen van het Europees Parlement
zijn dat het belangrijk is dat we een begroting hebben om consumenten, zowel in de Europese Unie als in andere markten, voorlichting te geven over de hoge kwaliteit van de Europese producten. Ik moet zeggen dat het me enigszins verbaast dat dit als een protectionistische maatregel wordt gezien, omdat we ons in een situatie bevinden waarin alle lidstaten van de Europese Unie en alle andere spelers op de markt voor landbouwproducten hun producten bij de consument aanprijzen. Binnen de Europese Unie hebben we hier een heel duidelijk standpunt over, want we hebben producten met een hoge kwaliteit als het gaat om het milieu, om dierenwelzijn en om hoogwaardige veterinaire normen. Over het punt van de onderbesteding van de begroting of het feit dat de begroting is verlaagd, kan ik zeggen dat het niet mogelijk is gebleken om al het geld te besteden, omdat er bij de producentenorganisaties geen belangstelling voor de buitenlandse markten was. Ik hoop dat dit probleem zal worden opgelost wanneer we deze twee verschillende verordeningen samenvoegen, zodat alles veel eenvoudiger en flexibeler te hanteren wordt. Ik sta open voor een discussie, misschien in het kader van de gezondheidscontrole, over de vraag waar we de piketpaaltjes moeten slaan voor onze toekomstige promotiecampagnes ten behoeve van onze landbouwproducten. Ik denk dat het debat over de begroting voor de toekomst, dat wil zeggen voor na 2013, een goed moment zou zijn om deze discussie te voeren. Ik denk dat we echter enkele duidelijke signalen hebben afgegeven, zowel bij de hervorming van de fruit- en groentensector als bij de hervorming van de wijnbouwsector, over het belang van afzetbevordering voor onze productie. De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt op woensdag 12 december 2007 plaats. Schriftelijke verklaringen (artikel 142) Gábor Harangozó (PSE), schriftelijk. – (EN) Gezien de recente hervormingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en de ontwikkelingen die mogelijk gaan plaatsvinden in de onderhandelingen binnen de Wereldhandelsorganisatie, bestaat er duidelijk een noodzaak om de communautaire afzetbevorderingsmechanismen voor agrarische producten te versterken. Bovendien brengt de uitvoering van het actieplan Vereenvoudiging met zich mee dat er één enkel wettelijk kader voor de bevordering van de afzet van landbouwproducten moet komen voor zowel de interne als de externe markt. In het licht van de voorziene tarievenverlagingen, de afschaffing van de uitvoerrestituties en de kortingen op de communautaire binnenlandse steun moet er prioriteit aan promotie-instrumenten en -campagnes worden gegeven. In dit verband is het volkomen duidelijk dat we de reikwijdte van en de begroting voor de afzetbevordering van onze agrarische productie moeten vergroten om onze producten concurrerend te houden in zowel interne als externe markten. Om de waarheid te zeggen is het essentieel om hier meer begrotingsmiddelen voor uit te trekken om de kwaliteit van de promotie-instrumenten en transparante maatregelen binnen één enkel, vereenvoudigd wettelijk kader te waarborgen. Meer specifiek is het debat over de gemeenschappelijke marktordening van de wijnbouwsector van vanochtend een zeer goed voorbeeld van de dringende noodzaak om voldoende te investeren in efficiënte promotie-instrumenten en marketingmaatregelen binnen en buiten de Unie. Zdzisław Zbigniew Podkański (UEN), schriftelijk. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, we zijn het er allen over eens dat voorlichtingsacties en de promotie van landbouwproducten zowel op de interne als op externe markten van essentieel belang is. We zijn het er ook over eens dat het nodig is om de voorschriften te vereenvoudigen en te harmoniseren en om de administratieve lasten in verband met de tenuitvoerlegging van het voorlichtingsbeleid te verlichten. Bovendien beseffen we dat goede voorlichting en promotie de handel stimuleren en ertoe bijdragen markten te winnen voor onze producten. We zijn het er tevens over eens dat het voor 2007 genoemde bedrag van 45 840 000 aan kredieten veel te laag is. Hoe moeten we met deze situatie omgaan? Waar moeten we vooral aandacht aan besteden? Volgens mij moeten we ons vooral concentreren op de promotie van gezonde biologische producten die vrij zijn van GMO’s. We moeten bij jongeren en onderwijsinstellingen beginnen. Speciale promotieacties voor scholieren moeten naast fruit ook zijn gericht op een hele reeks gezonde organische producten. Een etiketteringsstelsel waarmee belangrijke informatie wordt verstrekt aan de consument, bijvoorbeeld over de oorsprong, de kwaliteit, de productiemethode, veiligheid en de voedingswaarde, is van cruciaal
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
belang. Deze informatie dient op de verpakking te worden aangegeven in de taal van de consument. De verkoop- en etiketteringspraktijken in supermarkten moeten dienovereenkomstig worden aangepast, met name in de nieuwe lidstaten. De volgende maatregelen zijn essentieel indien we de gewenste resultaten willen bereiken: onderzoek naar nieuwe markten, verbetering van het gehele controlesysteem en goede samenwerking tussen alle lidstaten. Andrzej Tomasz Zapałowski (UEN), schriftelijk. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het verslag over de promotie van landbouwproducten, waarover wij vandaag discussiëren, had in de titel het woord “biologisch” moeten bevatten. Tenslotte kan de samenleving slechts een begrensde hoeveelheid voedsel consumeren, zodat we niet zozeer aandacht moeten besteden aan meer consumptie als wel aan gezonde voeding en voedingsmiddelen van goede kwaliteit. Vele grootschalige restauratievoorzieningen op het grondgebied van de Europese Unie leveren voedingsmiddelen die zoveel chemicaliën en calorieën dat het niet verwonderlijk mag heten dat elke nieuwe generatie Europeanen dikker is dan de voorgaande. Ik ben niet voornemens om dit soort voedsel te promoten, dat ervoor verantwoordelijk is dat de Europese samenleving steeds vatbaarder wordt voor ziekten en overgewicht. Als wij ermee beginnen onze burgers van gezond voedsel te voorzien, zullen onze producten in de hele wereld een goede naam krijgen. We moeten de wereld ervan overtuigen dat Europa voedsel van hoge kwaliteit produceert en verkoopt. Ik sta volledig achter de delen van het verslag waarin wordt gepleit voor regionale zelfvoorziening in de productie van traditionele voedingsmiddelen voor elk gebied. Ten slotte wil ik de heer Golik bedanken voor een goed verslag.
21. Wijziging richtlijn inzake de rechtsbescherming van modellen (debat) De Voorzitter. − Aan de orde is het door de heer Lehne namens de Commissie juridische zaken opgestelde verslag (A6-0453/2007) over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen (COM(2004)0582 – C6-0119/2004 – 2004/0203(COD)). Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, in de eerste plaats wil ik de Commissie juridische zaken en de rapporteur, de heer Lehne, bedanken voor zijn werk bij het opstellen van dit uitstekende verslag over het voorstel tot wijziging van de modellenrichtlijn. Ik verwelkom het feit dat dit werk de commissie uiteindelijk in staat heeft gesteld om de weg te plaveien voor de liberalisering van de secundaire markt voor vervangingsonderdelen in de hele Gemeenschap. Op dit moment is de situatie dat er verschillende, elkaar bijtende regelingen voor modelbescherming bestaan en dat tien lidstaten hebben geliberaliseerd en zeventien lidstaten de modelbescherming hebben uitgebreid naar vervangingsonderdelen. Deze situatie is niet helemaal bevredigend voor de interne markt. In de sector motorvoertuigen, de meest betrokken sector, bestaat er een interne markt voor auto’s, maar niet voor de vervangingsonderdelen voor die auto’s. Dit leidt tot prijsverstoringen en belemmeringen voor de handel. De voorgestelde uitsluiting van modelbescherming in de secundaire markt voor vervangingsonderdelen is de juiste en enige effectieve manier om een echte interne markt op dit gebied te verwezenlijken. De uitgebreide effectbeoordeling van de Commissie, waarin de opties voor de oplossing van dit probleem worden geanalyseerd, toont dit aan. De cijfers van de Commissie wijzen erop dat consumenten in de lidstaten die modelbescherming hebben op dit moment een premie van zes tot tien procent betalen voor vervangingsonderdelen. Met de liberalisering zullen consumenten direct profiteren van de toegenomen concurrentie en de voltooiing van de interne markt. De onafhankelijke distributiesector zal een groter assortiment aan onderdelen kunnen aanbieden, waaronder onderdelen van de oorspronkelijke-onderdelenleveranciers, evenals de meestal goedkopere onderdelen van onafhankelijke fabrikanten. Dit zal tot meer keuze en lagere prijzen voor vervangingsonderdelen leiden. Liberalisering zal ook kansen scheppen voor onafhankelijke fabrikanten van vervangingsonderdelen, vaak kleine of middelgrote ondernemingen, en zal een Europese markt creëren met een voldoende grote schaal om nieuwkomers op de markt een kans te geven. Het fundamentele doel van modelbescherming is stimulering van de concurrentie in het gebruik van vormen door modelinnovatie. Dit kan echter niet worden toegepast
125
126
NL
Handelingen van het Europees Parlement
op vervangingsonderdelen, die identiek moeten zijn aan de oorspronkelijke onderdelen als ze een doel willen dienen. De consument betaalt voor het model bij het kopen van een nieuwe auto of een ander nieuw product en moet niet worden gedwongen om daar elke keer dat hij of zij een vervangingsonderdeel nodig heeft opnieuw voor te betalen. Met de voorgestelde reparatieclausule hebben we een eerlijk en correct evenwicht gevonden tussen bescherming van innovatie waar dat passend is en vrije handel en concurrentie waar dat nodig is. Wat de Europese burgers en bedrijven nu nodig hebben, is één interne markt voor vervangingsonderdelen die voor meer concurrentie zal zorgen. Met deze richtlijn kunnen we de markt de sleutel in handen geven om dit te verwezenlijken. Klaus-Heiner Lehne, rapporteur. − (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, we komen vandaag tot het voorlopige einde van een debat dat 17 jaar heeft geduurd. Ik kan mij herinneren, dat we in 1994, toen ik voor het eerst in dit Huis werd gekozen, al met deze problemen aan het worstelen waren. We zijn er toen niet uitgekomen. Alles wat we in de bemiddelingsprocedure wisten te bereiken was de zaak uit te stellen. De Commissie heeft een paar jaar geleden een nieuw voorstel naar voren gebracht, waar we ons ook lang mee bezig hebben gehouden, maar dat nu eindelijk tot een goed einde kan worden gebracht, ten minste in eerste lezing. De voorstellen die voor ons liggen, behelzen in wezen wat de Commissie naar voren heeft gebracht, namelijk de liberalisering van de markt voor reserveonderdelen, zij het ook met een overgangsperiode van vijf jaar voor de lidstaten waar reserveonderdelen onder de modelbescherming vallen. Sinds 17 jaar heb ik naar de voors en tegens geluisterd. De meeste argumenten zijn niet overtuigend. Met uw permissie zal ik een paar voorbeelden geven. In de eerste plaats was er het argument dat de consumentenprijzen lager zouden zijn wanneer de reparatieclausule zou worden ingevoerd. Voor deze bewering bestaat geen enkel empirisch bewijs – in tegendeel. Uit vergelijkende gegevens over de prijzen voor reserveonderdelen in Groot-Brittannië, waar de markt geliberaliseerd is, en Duitsland, waar dit niet het geval is, blijkt paradoxaal genoeg dat de prijzen voor vervangingsonderdelen in Groot-Brittannië hoger zijn dan in Duitsland. Dit is overigens gemakkelijk te verklaren: de voertuigfabrikanten moeten hun ontwerpkosten toch ergens weer terugwinnen. Wanneer ze deze kosten niet uit de verkoop van reserveonderdelen kunnen terugverdienen, dan is het logisch dat ze ze moeten doorberekenen in de prijzen voor nieuwe auto’s, en dus worden auto’s duurder. Ook in dit geval is het de consument, die betaalt. Hetzelfde geldt voor verzekeringspremies. Via de verzekeringspremies wordt immers een deel van de kosten van de aanschaf van een nieuwe wagen betaald. Wanneer de premies omhoog gaan, wordt de consument er ook weer niet beter op. Uiteindelijk is altijd de consument het kind van de rekening. Evenmin ben ik werkelijk overtuigd door het argument dat de automobielindustrie de modelbescherming nodig heeft om de concurrenten uit het Verre Oosten het hoofd te bieden die haar markten bedreigen, want u zult zien hoe de industrie als de wiedeweerga andere manieren zal vinden om reserveonderdelen te beschermen: het octrooieren van intelligente motorkappen en buitenspiegels, het beschermen van andere onderdelen door het merkenrecht door er eenvoudig bepaalde logo’s op aan te brengen, het opleggen van garantievoorwaarden of andere praktijken. Het veiligheidsargument is ook niet echt waterdicht, zoals onze effectbeoordeling heeft aangetoond; omdat de veiligheid immers kan worden gewaarborgd door middel van typetests. Ik haal deze argumenten aan omdat ik geloof dat alle aangevoerde argumenten uiteindelijk niet steekhoudend zijn en geen duidelijke antwoorden hebben gegeven op de wezenlijke vraag. Goed beschouwd blijven er twee belangrijke argumenten over die ik kan aanvaarden. Het ene argument luidt dat Europa een voorbeeldige bescherming moet bieden aan intellectuele-eigendomsrechten, en ik ben inderdaad van mening dat het voorstel dat we hier zullen aannemen waarschijnlijk een verkeerd signaal aan China en India zal geven en dat wij als Europeanen de taak hebben om de rechten in verband met intellectuele eigendom daadwerkelijk te beschermen. Ik zal ook meteen met het tegenargument voor de dag komen: We hebben een interne Europese markt en – zoals commissaris McCreevy terecht heeft opgemerkt – een situatie waarin twee derde van de lidstaten hun vervolgmarkten hebben geliberaliseerd en daarom geen modelbescherming voor reserveonderdelen hebben,
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
terwijl de andere lidstaten wel een dergelijke bescherming kennen. Het gaat erom dat de schepping van een interne markt in Europa de schepping van gemeenschappelijke juridische regels met zich meebrengt, en dat het in zulke gevallen niet ongebruikelijk is om het meerderheidsbeginsel te volgen. Naar mijn mening was er altijd al een compromisoplossing, die ik in de jaren negentig samen met commissaris Monti heb gepropageerd. Dat was het idee van een verplichte licentie. Dit zou hebben betekend dat iedere fabrikant de onderdelen zou hebben kunnen namaken wanneer hij een licentievergoeding aan de eigenaar van de modelrechten zouden hebben betaald. Overigens hebben we een zeer vergelijkbare regeling op het gebied van de auteursrechten, zodat niemand me kan vertellen dat dit geen mogelijkheid is. Deze regeling zou zowel voor modelbescherming hebben gezorgd alsook een markt hebben gecreëerd. Jammer was er hiervoor geen meerderheid in het Huis, noch in de Raad. Er bleef ons nog maar één consequentie over, namelijk dat we de markt moeten liberaliseren en een overgangsperiode moeten instellen om de lidstaten te beschermen die tijd nodig hebben om zich aan te passen. Ten slotte was het slechts nog de vraag of we een overgangsperiode van vijf of acht jaar moeten toestaan. Mijn fractie is evenals de Commissie juridische zaken voor vijf jaar; ik heb gehoord dat de sociaaldemocratische fractie voor acht jaar is. Belangrijk is het volgende: wanneer het Parlement morgen over de vraag stemt of in de tekst een periode van vijf of van acht jaar moet staan, dan geeft het daarmee een signaal aan de Raad dat hij akkoord moet gaan met een overgangsperiode. Ik weet uit gesprekken met het Sloveense voorzitterschap dat zijn voorstellen eerder naar een langere dan naar een kortere overgangsperiode tenderen. Ik wens het Sloveense voorzitterschap in ieder geval veel succes bij zijn inspanningen. Er is volgens mij nog iets waar we bij de tweede lezing moeten bedenken. Wanneer de Raad werkelijk tot een akkoord komt, dan moeten we de zaak in tweede lezing niet onnodig gecompliceerd maken. Deze kwestie is het niet waard en het is de hoogste tijd dat wij de zaak afronden. Het huidige ontwerp is onze bijdrage daartoe. Wolf Klinz, rapporteur voor advies van de Commissie economische en monetaire zaken. – (DE) Commissaris, dames en heren, na een langdurige discussie is de Commissie juridische zaken het eens geworden over een volledige liberalisering van de vervolgmarkt voor zichtbare reserveonderdelen. Zoals we net hebben gehoord, zorgt het in de Commissie juridische zaken bereikte compromis voor een vrije markt na een overgangsperiode van vijf jaren. Ik juich deze stap van harte toe, hoewel ik persoonlijk van mening ben dat de overgangsperiode eerder te lang dan te kort is. Het is een stap die allang had moeten worden genomen. We hebben net van de heer Lehne te horen gekregen dat dit onderwerp sinds 17 jaar in behandeling is geweest. Tweeënhalf jaar geleden, als rapporteur voor de Commissie economische en monetaire zaken, heb ik om een vroegtijdige liberalisering verzocht. Jammer genoeg heeft de oorspronkelijke rapporteur van de ten principale bevoegde commissie, de Commissie juridische zaken, het proces telkens weer vertraagd. Ik weet niet of hij persoonlijke twijfels over de doelstelling van het project had of dat hij niet tegen de zware druk van de voertuigfabrikanten uit zijn eigen Duitse deelstaat op kon. Hoe dan ook, het is onzinnig dat we een interne markt voor nieuwe motorvoertuigen hebben, maar niet voor de reserveonderdelen. De liberalisering van de vervolgmarkt zal de mededinging versterken, zal druk naar onderen uitoefenen op de prijzen en de keuze voor de consumenten vergroten. Hierdoor zal de innovatie niet worden belemmerd, maar zouden innovatieve activiteiten juist kunnen worden bevorderd, aangezien de voertuigfabrikanten ernaar zullen streven hun producten dusdanig te ontwerpen dat het voor onafhankelijke fabrikanten moeilijker zal zijn om ze na te maken. Ik ondersteun natuurlijk het recht op intellectuele eigendom en de bescherming daarvan, daar kunt u van op aan. Maar dat recht vormt belemmering voor de liberalisering van de markt. Er is per slot van rekening slechts één geval geweest waarin een autofabrikant een proces tegen een andere producent heeft aangespannen vanwege een schending van ontwerprechten op de primaire markt, ondanks het feit dat er soms zeer frappante overeenkomsten zijn tussen de door verschillende fabrikanten geproduceerde modellen. De kleine en middelgrote ondernemingen zullen baat hebben bij de liberalisering, doordat nieuwe marktmogelijkheden zullen ontstaan, die de werkgelegenheid in de EU zullen stimuleren en tot een vermindering van de import zullen zorgen. Ten slotte zullen de consumenten voortaan vrij kunnen kiezen tussen verschillende leveranciers. Ik weet zeker dat ze blij zullen zijn met deze mogelijkheid.
127
128
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Manuel Medina Ortega, rapporteur voor advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming. − (ES) Mevrouw de Voorzitter, zoals de rapporteur, de heer Lehne, heeft gezegd, is dit een onderwerp waar het Parlement zich zeventien jaar lang mee heeft beziggehouden. Ik heb het voorrecht gehad dat ik dit vanaf het begin heb kunnen volgen, omdat ik de rapporteur van de Commissie juridische zaken was voor de richtlijn voor tekeningen en modellen. Daarna ben ik rapporteur voor advies van de Commissie interne markt geweest en ik heb het onderwerp ook gevolgd als vertegenwoordiger van de socialistische fractie in de Commissie juridische zaken. Om te beginnen wil ik de heer Lehne feliciteren met zijn evenwichtige standpunt. Ik denk dat hij uitstekend heeft uitgelegd wat de moeilijkheden bij dit onderwerp zijn. Het is geen gemakkelijk onderwerp, het is geen eenvoudig onderwerp; aan de ene kant zijn er juridische complicaties en aan de andere kant zijn er economische repercussies. Ik ben het met hem eens. Ik herinner me de lange avondlijke discussie met de Raad in het bemiddelingscomité over de definitieve vorm – we dachten toen aan de mogelijkheid om enige vorm van verplichte vergunning in te voeren, wat werd afgewezen –, maar ik denk dat zowel de rapporteur als ik, evenals de heer Klinz, die zojuist ook heeft gesproken, voor bescherming van intellectuele-eigendomsrechten zijn. Vanuit juridisch oogpunt is het probleem dat zich voordoet bij modellen, en bij tekeningen en modellen in het algemeen, dat de bescherming die we moeten geven aan het product in zijn geheel is. Wat telt is de esthetische waarde van het product in zijn geheel, dat wil zeggen, het ontwerp; in het geval dat ons meestal het sterkst aanspreekt, het ontwerp van de auto. Onderdelen die als gevolg van een ongeluk of om een andere reden kapotgaan of verloren gaan, moeten worden vervangen, en zoals commissaris McCreevy het heeft gezegd is de normale gang van zaken dat een vervangingsonderdeel identiek is aan het oorspronkelijke onderdeel. Wanneer iemand een onderdeel repareert en het vervangt door een identiek exemplaar, zonder dat de uiterlijke kenmerken van het product veranderen, pleegt hij geen enkele vorm van plagiaat, maar repareert hij een product waaraan hij zich moet aanpassen. Dat is de roemruchte aanpassingsclausule, in het Engels “must-fit, must-match”. Ik denk dat de formule die de rapporteur voorstelt een goede formule is, maar de rapporteur maakt zich ook zorgen over een ander onderwerp: er is ook nog het economische aspect. Er is op dit moment een aantal landen waar de auto-industrie de extra inkomsten die door de bescherming van intellectuele eigendom worden gegenereerd nodig heeft. Maar, zoals de commissaris heeft gezegd, om een interne markt te verwezenlijken moet het recht in de hele Unie uniform worden gemaakt, en de vraag is hoe we beide zaken met elkaar kunnen verenigen. De enige manier om dat te doen is door middel van een overgangsperiode. Dat wil zeggen dat de sector de mogelijkheid krijgt om gedurende een lange periode compensatie te zoeken voor die extra inkomsten, die anders zouden voortvloeien uit de intellectuele eigendom van die onderdelen, iets wat nu geen zin heeft omdat we ervan uitgaan dat intellectuele eigendom betrekking heeft op het ontwerp in zijn geheel. Het gaat om de periode, zoals de heer Lehne heeft gezegd. Sommigen denken aan een periode van vijf jaar – twee plus drie, zouden we kunnen zeggen – en anderen denken dat de periode langer moet zijn, dat de periode acht jaar zou moeten beslaan. Morgen zullen we zien welke standpunten de verschillende fracties zullen innemen, met inbegrip van de verschillende nationale delegaties en de verschillende individuele afgevaardigden. Ik heb de indruk dat dit een onderwerp is waarover niet zal worden gedebatteerd langs partijpolitieke lijnen, maar eerder op basis van nationale voorkeuren, individuele voorkeuren of voorkeuren voor de bescherming van deze of gene sector. In elk geval denk ik dat het feit dat we zeventien jaar met de Raad en de Commissie over dit onderwerp hebben gediscussieerd geen slechte zaak is, omdat er in het algemeen de neiging bestaat om naar het wetgevend instrument te grijpen om incidentele problemen op te lossen, en hier zoeken de twee medewetgevers, de Raad en het Parlement, samen met de Commissie, al lange tijd naar een oplossing die evenwichtig is en waarin het recht op bescherming van intellectuele eigendom erkend wordt, waarin de belangen van de autofabrikanten en de belangen van de consumenten worden erkend, en waarin ook – waarom niet – de belangen van de kleine garages of zelfs van de verzekeringsmaatschappijen worden erkend. Ik denk dat de formule die de rapporteur voorstelt op dit moment de juiste formule is. Zoals ik heb gezegd, moeten we alleen nog bepalen – en dat weten we morgen op grond van het resultaat – hoe lang de overgangsperiode moet duren. Maar ik denk dat het Parlement met deze voorwaarden de Commissie de
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
mogelijkheid biedt om in korte tijd een nieuwe juridische formulering aan te nemen, een juridische formulering die ons de bij geschillen gebruikelijke gang naar het Hof van Justitie zal besparen. Daarom denk ik dat het Parlement het verslag moet aannemen, zonder dat daarbij de kleine moeilijkheden die bepaalde amendementen kunnen opleveren uit het oog te verliezen. Piia-Noora Kauppi, namens de PPE-DE-Fractie. – (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil in de eerste plaats, zoals zo veel collega’s vandaag, wijzen op het belang van intellectuele-eigendomsrechten en de bescherming van modellen in het algemeen. We hebben deze rechten nodig als we concurrerend, dynamisch en innovatief willen blijven en onze samenlevingen verder willen ontwikkelen. We moeten er echter ook voor zorgen dat onze markten efficiënt functioneren. Het voorstel van de Commissie had niet op een beter moment kunnen komen. Zoals velen hebben benadrukt, hebben we hier al zeventien jaar op gewacht, en we moeten nog vijf jaar wachten. Ik denk dat de overgangsperiode van vijf jaar al lang genoeg is, en de auto-industrie krijgt hiermee zeker de tijd om zich op een behoorlijke wijze aan te passen aan de nieuwe situatie. Dit is een goed evenwicht tussen intellectuele-eigendomsrechten en de rechten van consumenten. Er zijn in Europa 260 miljoen bezitters van motorvoertuigen, die een goed werkende “vervangingsonderdelen- en reparatieclausule” willen. Dit voorstel voor een richtlijn en het compromis dat de Commissie juridische zaken heeft gesloten zullen ervoor zorgen dat alle vervangingsonderdelen die aan het eindproduct worden bevestigd bij het maken van het product – dat zijn niet echt traditionele vervangingsonderdelen – op grond van de modellenrichtlijn nog steeds volledige bescherming kunnen genieten. Ik heb er vertrouwen in dat de richtlijn goed zal zijn voor de Europese consumenten. De bangmakerij door de auto-industrie dat dit vijftigduizend werknemers in de auto-industrie hun baan gaat kosten of tot een verlies van twee miljard euro voor de autofabrikanten zal leiden, is volkomen misplaatst. Ik denk dat dit kansen zal bieden aan een groot aantal kleine en middelgrote ondernemingen in Europa om nieuwe banen voor Europeanen te scheppen. Dat moeten we afwachten, en wij willen de resultaten na vijf jaar zien en niet pas na acht jaar. Ik hoop dat dit morgen het compromis zal worden. Lidia Joanna Geringer de Oedenberg, namens de PSE-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het voorstel voor een richtlijn inzake de rechtsbescherming van industrieel ontwerp heeft betrekking op de liberalisering van de markt voor reserveonderdelen van de automobielindustrie. De schattingen zijn dat het hier binnen de Unie om een markt van 10 miljard euro gaat. De interne markt van de Gemeenschap is op het ogenblik alleen van toepassing op de verkoop van nieuwe motorvoertuigen, en de meeste lidstaten houden in hun nationale rechtsstelsels vast aan regelgeving waardoor modellen en “must-match”-reserveonderdelen worden beschermd. Dit betekent dat de productie van en de handel in onderdelen als motorkappen, deuren, bumpers en spatborden niet zonder beperkingen is. Verschillende nationale voorschriften die met deze sector verband houden, verstoren de concurrentie. In landen die volledige modelbescherming toepassen, zoals Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland en Tsjechië, liggen de prijzen tussen de 6 en 10 procent hoger dan gemiddeld. De grote verliezers zijn de Europese consumenten en de KMO’s die graag toegang tot de markt zouden willen hebben en een eerlijke concurrentie zouden willen aangaan met erkende dealers. De tegenstanders van de liberalisering zijn voornamelijk de grote autofabrikanten, die beweren dat onafhankelijke producenten de onderdelen goedkoper zouden gaan verkopen, omdat zij niet de kosten voor ontwerp en ontwikkeling van nieuwe producten hoeven te dragen. Het voorstel van de Commissie is een verdere stap in richting van een volledige liberalisering van de markt voor motorvoertuigen in Europa. De consumenten hebben baat bij de reparatieclausule. Deze tast het monopolie op de reserveonderdelenmarkt aan en bevordert de mededinging tussen de producenten. Dientengevolge zullen de reserveonderdelen goedkoper worden en van betere kwaliteit zijn. Er moet worden benadrukt dat elf lidstaten van de Europese Unie de reparatieclausule al ten uitvoer hebben gelegd, wat positieve uitwerkingen voor de consumenten heeft. De landen in kwestie worden gekenmerkt door een sterk concurrentievermogen en snelle economische groei. Hiertoe behoren Ierland, het Verenigd Koninkrijk en nieuwe lidstaten als Letland, Hongarije en Polen.
129
130
NL
Handelingen van het Europees Parlement
In feite is over het algemeen de verpakking het enige verschil tussen door onafhankelijke producenten geproduceerde onderdelen en onderdelen die het merkteken van het bedrijf dragen. De onafhankelijke producenten zijn verantwoordelijk voor 80 procent van de geproduceerde onderdelen, slechts 20 procent wordt rechtstreeks door de grote bedrijven geproduceerd. De modelbescherming heeft niets van doen met de veiligheid van de onderdelen, omdat het alleen om hun uiterlijk gaat, zoals betrouwbare studies in geheel Europa hebben uitgewezen. Tot slot wil ik zeggen dat een periode van vijf jaar het maximum is waarmee de Europese consumenten akkoord kunnen gaan. Alexander Lambsdorff, namens de ALDE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, de liberalisering van de markt voor zichtbare reserveonderdelen van voertuigen moet om drie redenen worden toegejuicht. De eerste is dat consumenten zullen profiteren van een grotere keuze en concurrentie. De tweede is dat we misschien een daling van de prijzen zullen zien, en dat we zeker kunnen verwachten dat de prijsstelling transparanter wordt, omdat de ontwerpkosten moeten worden doorberekend in de prijs van nieuwe voertuigen en niet in een later stadium kunnen worden terugverdiend middels een monopolie op de markt voor reserveonderdelen. De derde reden is dat de arbeidsmarkt in de Europese Unie hiervan zal profiteren, omdat Europese onderdelenfabrikanten ook in staat zullen zijn om reserveonderdelen te produceren voor voertuigen die naar de EU worden geïmporteerd. Tot nu toe was dit alleen mogelijk voor fabrikanten buiten Europa. Tijdens de verkiezingscampagne van 2004 heb ik een onderdelenfabriek in de buurt van Gütersloh bezocht. Dit bedrijf zal blij zijn met deze nieuwe regeling. Ik verheug mij ook over het feit dat belangrijke onderdelen van het voorstel van de Commissie, zoals de reparatieclausule, zijn opgenomen in het door de Commissie juridische zaken goedgekeurde ontwerp. Als schaduwrapporteur van mijn fractie in de Commissie interne markt en consumentenbescherming was ik een pleitbezorger van het vasthouden aan deze clausule. Ik geloof dat het ontwerp ons een stap dichter bij een echte interne markt brengt. Het voorstel heeft twee grote manco’s, waarop sommige van mijn collega’s al hebben gewezen. Het eerste manco is dat de voormalige rapporteur de opstelling van het verslag heeft vertraagd. De heer Radwan heeft niet als vertegenwoordiger van de Europese bevolking, maar als vertegenwoordiger van de Bayerische Motorenwerke – afgekort BMW – gehandeld. Dit is een nogal onsmakelijk verhaal. Het tweede manco is dat de overgangsperiode van vijf jaar aan de lange kant is. Vijf jaar voordat de liberalisering in werking treedt – dat is een lange tijd. Mededinging en de voordelige effecten van de liberalisering zullen zich pas later doen gevoelen. Ik heb gehoord dat de Duitse regering in de Raad dwars wil blijven liggen. Dit soort domheid is gif voor de mededinging. Het droevige is dat dit een handelsmerk van de Duitse regering is geworden. Ik hoop dat ze ermee ophouden zich zo op te stellen in de Raad. Al met al hebben we een compromis waarmee we kunnen leven en dat we moeten aannemen. Ik kan alleen de woorden van de heer Lehne nog eens herhalen, waarbij ik hem tot slot voor al zijn werk wil danken: we moeten deze zaak tot een goed einde brengen en iedere vertraging in de tweede lezing vermijden. Marcin Libicki, namens de UEN-Fractie. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, het onderwerp van het debat van vandaag is de liberalisering van de markt voor reserveonderdelen. Het gaat erom, andere producenten dan de automobielfabrikanten zelf in staat te stellen deze onderdelen produceren. Het verslag van de heer Lehne is ongetwijfeld een stap in de goede richting. Ik wil mijn steun betuigen voor de conclusies van het verslag, zowel mijn persoonlijke, alsook die van de fractie Unie voor een Europa van Nationale Staten. Als voorstander van een vrije economie besef ik – en dat doen wij geloof ik allen – dat er twee essentiële voorwaarden voor een gezonde en doeltreffende vrije economie zijn. Aan de ene kant de vrijheid om een reeks van producten te produceren en te verkopen, en aan de andere kant de bescherming van de intellectuele eigendom van de oorspronkelijke producent, dat wil zeggen de bescherming van diens auteursrechten. Volledige economische vrijheid kan namelijk niet doeltreffend zijn indien we de eigendom van de persoon die het oorspronkelijke idee had, niet respecteren. In wezen heeft deze persoon het morele recht op het product dat hij als eerste heeft ontworpen en bezeten. Aan de andere kant kan er ook geen economische vrijheid zijn wanneer auteursrechten tot een marktmonopolie leiden en de economische vrijheid beperken. Ik ben ervan overtuigd dat er in deze sector, namelijk in de sector voor reserveonderdelen, in landen waar tot op heden auteursrechtbeperkingen van de oorspronkelijke producenten van kracht zijn, de facto sprake is van economische beperking. De productprijzen liggen er hoger, en de eigenaar van de intellectuele eigendom,
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
namelijk de autofabrikant, oefent een monopolie uit. Wanneer we een evenwicht willen bereiken tussen aan de ene kant de wetgeving van de vrije markt, en het recht op intellectuele eigendom aan de andere kant, moeten we toch de intellectuele-eigendomsrechten in zekere mate beknotten. Ik geloof dat dit verslag een stap in deze richting is. Daarom ondersteun ik het en spreek ik mijn complimenten uit aan het adres van de heer Lehne, de rapporteur. Daarbij baseer ik mij op het economisch liberalisme, het systeem dat de meest effectieve, de meest efficiënte en de kwalitatief beste productie oplevert, vooropgesteld dat men zich aan bepaalde richtsnoeren houdt. Eva Lichtenberger, namens de Verts/ALE-Fractie. – (DE) Mevrouw de Voorzitter, ik ben geen oude rot die zich al sinds 17 jaar met deze zaak bezighoudt, maar ik ben desalniettemin verheugd dat dit door de Commissie juridische zaken voorbereide compromis – waarvoor wij de rapporteur dank verschuldigd zijn – ons eindelijk in staat zal stellen om een nieuwe fase te bereiken. De betekenis van de reparatieclausule voor de consument kan moeilijk worden overschat. En bovendien is het van cruciale betekenis of de consument in sommige lidstaten verder overgeleverd is aan het monopolistisch beleid van grote fabrikanten of niet. Per slot van rekening schijnt het zo te zijn dat sommige ondernemingen de prijzenslag bij de verkoop van nieuwe auto’s door middel van hoge prijzen voor reserveonderdelen compenseren, wat zij rechtvaardigen door naar de modelbescherming te verwijzen. Deze mogelijkheid wilden veel lobbyisten die bij ons aan de deur klopten zich niet laten ontnemen. Maar wie beweert dat dit monopolie nodig is om de automobielindustrie te redden, heeft de economie in al zijn complexiteit niet begrepen. De automobielindustrie klaagt over de maatregelen voor klimaatbescherming die zij moet omzetten, en zij klaagt eveneens over ontoereikende modelbescherming. Ik geloof echter dat de innovatieve segmenten van deze industrie niet klagen, maar innovatief zijn. Het gaat hier per slot van rekening alleen om modelbescherming en niet om octrooibescherming. We moeten deze dingen eindelijk beter uit elkaar houden. Het veiligheidsargument dat door de grote fabrikanten werd aangevoerd, werd uiteindelijk door de effectbeoordeling weerlegd, en we moeten ook registreren dat de Europese consumentenbeschermers zich positief over het voorliggende compromis hebben geuit. Nu poogt men de overgangsperiode voor landen die op het moment een hoog beschermingsniveau hebben, tot 8 jaar te verlengen. Ik zeg u: vijf jaar zijn meer dan genoeg. Ik wil niet dat er nog aan het compromispakket wordt getornd. Wij Groenen zullen dit compromis ondersteunen, en ik acht het zeer belangrijk en wenselijk, dat het gehele Huis dit ook doet. Daniel Strož, namens de GUE/NGL-Fractie. – (CS) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, staat u mij toe te zeggen dat ik het in het geheel niet eens ben met het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 98/71/EG inzake de rechtsbescherming van modellen. Mijn afkeuring betreft het gehele voorstel, en niet slechts een paar kleinere problemen met het voorstel van de Commissie. Het voorstel is erop gericht om de concurrentieproblemen in de autoindustrie aan te pakken middels een ongekende besnoeiing van de rechtsbescherming die reserveonderdelen op grond van industriële ontwerprechten genieten. Een dergelijke aanpak druist niet alleen regelrecht tegen de strategie van Lissabon in, maar ook tegen de algemeen aanvaarde en vaak gepropageerde ontwikkeling op weg naar een betere bescherming en handhaving van de intellectuele-eigendomsrechten. Het is onloochenbaar dat er geen redenen zijn, noch van economische of juridische aard noch in verband met de werkgelegenheid, om de rechten van de houders van de modelrechten te beperken. Ik wil er ook op wijzen dat iedere economie baat heeft bij een monopolie op grond van juridische modelbescherming, omdat dit voor een sterkere groei zorgt. Bovendien moet er rekening worden gehouden met het beginsel dat intellectuele-eigendomsrechten, waaronder ook het modelrecht valt, slechts in buitengewone omstandigheden in het belang van het algemeen kunnen worden beperkt, wat hier onmiskenbaar niet van toepassing is. De negatieve gevolgen van deze richtlijn zullen zich, indien zij wordt aangenomen, in de Europese automobielindustrie zeer sterk doen gevoelen. Er zijn veel argumenten voor aan te voeren dat de door de Commissie voorgestelde liberalisering van de vervolgmarkt voor reserveonderdelen juist nadelig zou zijn voor de consument doordat gevaarlijke onderdelen van mindere kwaliteit op de markt zouden worden gebracht. Indien de zogenaamde onafhankelijke producenten standaardonderdelen van hoge kwaliteit zouden produceren, waarvoor geavanceerde technologieën nodig zouden zijn, dan zou deze productie voor hun economisch gezien niet aanlokkelijk zijn. Het buitensporig karakter van de voorgestelde richtlijn kan worden verduidelijkt aan de hand van het vreemde en onbegrijpelijke advies van de Commissie interne markt en consumentenbescherming, waarin zij aan de ene kant het voorstel volledig ondersteunt, in naam van de zaligmakende liberalisering van de interne vervolgmarkt; terwijl zij aan de andere kant zegt: “De afschaffing van de bescherming van modellen staat
131
132
NL
Handelingen van het Europees Parlement
haaks op internationaal erkende beginselen van bescherming van de intellectuele eigendom en zou een gevaarlijk precedent vormen voor de bescherming van de intellectuele-eigendomsrechten in andere sectoren, dit op een moment dat de Europese Unie, met name in het kader van de Wereldhandelsorganisatie, heeft aangedrongen op de acceptatie door derde landen van een stelsel van bescherming van de intellectuele eigendomsrechten dat een eind zou maken aan namaak en vervalsing”. Hiermee is alles gezegd. Christoph Konrad (PPE-DE). – (DE) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, deze herziening van de modellenrichtlijn draait om de vraag of de rechtsbescherming die modellen van autocarrosserieën genieten wel of niet moet worden uitgebreid tot zichtbare “must-match”-reserveonderdelen, zoals buitenspiegels en koplampen. Het gevolg van een uitbreiding – naar mijn mening een al te sterke uitbreiding – van de modelbescherming zou zijn dat autofabrikanten een monopolie zou worden verleend op een markt met een geschatte waarde van 13 miljard euro. Op grond van de modelbescherming voor reserveonderdelen zou ongeveer 25 procent van de markt voor reserveonderdelen buiten de werkingssfeer van de verordening over de groepsvrijstellling voor motorvoertuigen vallen. De door de Europese Commissie voorgestelde reparatieclausule zou ervoor zorgen dat de verordening over de groepsvrijstellling voor motorvoertuigen, de grondwet voor de automobielsector, op de gehele markt voor reserveonderdelen en reparaties van toepassing zou zijn, wat op het moment alleen in België, Ierland, Italië, Spanje en het Verenigd Koninkrijk het geval is. De door de PPE-DE-Fractie voorgestelde overgangsperiode van vijf jaar voor de inwerkingtreding van de richtlijn is gepast en naar mijn mening meer dan voldoende. Ik wil echter waarschuwen voor verdere vertragingen, ook voor door de Raad veroorzaakte vertragingen, omdat de consumenten, terwijl deze langdurige debatten hier in dit Huis en tussen de lidstaten plaatsvonden, nu al sinds geruime tijd hebben moeten wachten op lagere reparatierekeningen en goedkopere verzekeringspremies. Bovendien mogen we het niet aan het Europees Hof van Justitie overlaten de onvermijdelijke gevolgen van verdere dadeloosheid te bepalen, maar moeten we zelf creatief zijn in onze rol als wetgever. Op basis van de normen die we morgen vastleggen, zou ook de Raad zich moeten inspannen voor een besluit. Leopold Józef Rutowicz (UEN). – (PL) Mevrouw de Voorzitter, de rechtsbescherming van industriële ontwerpen is erop gericht de vruchten van het productontwerp te beschermen, maar mag er niet toe dienen de mededinging te beperken en mag evenmin tot ongerechtvaardigd hoge prijzen leiden. De invoering van de reparatieclausule zorgt voor een eerlijk evenwicht tussen de rechtsbescherming van intellectuele eigendom en de behoefte aan concurrentievrijheid. De clausule beschermt ook de 260 miljoen Europese chauffeurs tegen een monopolie wanneer zij “must-match”-onderdelen voor de reparatie van hun auto kopen. Ik ondersteun de amendementen 1, 2, 3, 5 en 8. Ik ben tegen de amendementen 6, 7 en 9. Deze wijzigingen komen de interne markt, KMO’s en de consumenten ten goede. Ik zou graag de heer Lehne voor al zijn werk willen danken en voor de compromissen die hij heeft weten te bereiken met betrekking tot de wijziging van de richtlijn inzake modelbescherming. Malcolm Harbour (PPE-DE). - (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik denk dat dit een historische dag is, omdat we eindelijk dit netelige probleem en deze anomalie in de interne markt gaan aanpakken. Ik denk dat we kort moeten recapituleren hoe we tot dit punt zijn gekomen. Voordat ik lid van dit Parlement werd, was ik betrokken bij de kwestie die voor deze discrepanties in de markt heeft gezorgd. Intellectuele eigendom en de onschendbaarheid daarvan zijn hier eigenlijk niet aan de orde. Het gaat hier om een veel fundamenteler punt. Intellectuele eigendom is tenslotte een recht dat aan producenten wordt verleend, maar het is een recht dat ze niet mogen misbruiken om de concurrentie te verstoren. In een aantal landen, in het bijzonder in het Verenigd Koninkrijk, waar deze beweging is begonnen, was het indertijd voor de Britse monopoliecommissie heel duidelijk dat de autofabrikanten misbruik maakten van dat monopolie, en daarom werd dat afgeschaft. Niet dat dit op enigerlei wijze iets afdoet aan het belang van bescherming van intellectuele-eigendomsrechten, maar ik wil dit simpelweg heel duidelijk zeggen tegen enkele collega’s die dat punt naar voren hebben gebracht. In de tweede plaats wil ik de collega’s wijzen op een belangrijke maatregel die de Commissie interne markt en consumentenbescherming een paar maanden geleden heeft ingebracht – en waarbij ik het voorrecht had om rapporteur te zijn – met betrekking tot de typegoedkeuring voor motorvoertuigen. Voor het eerst hebben we nu een regeling waarin onafhankelijk vervaardigde onderdelen die een cruciaal onderdeel van de veiligheids-
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
en milieusystemen van voertuigen vormen onafhankelijk moeten worden getest, waarbij dezelfde normen gelden als voor de eigen onderdelen van de fabrikant. Dat nieuwe voorstel ontkracht in de praktijk volledig het argument over veiligheid dat ik de heer Strož weer hoorde herhalen. Dat is weg: dit Parlement heeft ervoor gezorgd dat dat er niet meer is. Dus we hebben de twee belangrijkste kwesties geregeld, en ik denk dat het tijd wordt dat we een besluit nemen. Het doet me genoegen dat de autofabrikanten uiteindelijk het feit hebben geaccepteerd dat je een markt niet kunt herreguleren. Collega’s, u weet dat we een markt niet kunnen herreguleren. Dit is een buitengewone anomalie. Het heeft al zo lang kunnen voortduren. Dit is iets dat we willen doen om de interne markt te voltooien. Ik denk dat we al heel genereus zijn met de overgangsperiode van vijf jaar. Ik hoop dat de Raad dat zal accepteren. En dan kunnen we de zaak laten rusten en ons gaan bezighouden met waar het werkelijk om gaat, en dat is hoe we in de toekomst een bloeiende auto-industrie kunnen hebben. Jean-Paul Gauzès (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, commissaris, dames en heren, na een aantal amendementen heeft de Commissie juridische zaken het voorstel voor een richtlijn inzake de rechtsbescherming van modellen goedgekeurd. Ik betreur het dat de goedgekeurde tekst op korte termijn voorziet in de afschaffing van de modelbescherming voor zichtbare carrosserie-onderdelen. Indien dit besluit wordt gehandhaafd, zal dit negatieve gevolgen hebben voor de autofabrikanten in de EU, zonder dat het werkelijk voordeel voor de consumenten oplevert. De EU herinnert ons met grote regelmaat aan de doorslaggevende rol van de bescherming van intellectuele eigendom voor het concurrentievermogen van ondernemingen. Sinds vele jaren hebben de instellingen en de lidstaten er alles aan gedaan om de regels van de Gemeenschap inzake intellectuele-eigendomsrechten op de interne markt te versterken. Het huidige voorstel is volledig in tegenspraak met dit beleid en zal aanzienlijke schade berokkenen aan de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten door de Gemeenschap. De bescherming mag niet worden opgegeven voor reserveonderdelen van auto’s, noch voor vele andere complexe producten die het resultaat zijn van artistieke creativiteit en grote investeringssommen. In weerwil van hetgeen wordt beweerd, maar nooit wordt gestaafd, zal de afschaffing van de bescherming voor autoreserveonderdelen geen voordelen voor de consument opleveren. De eindgebruiker zal niet kunnen profiteren van een betere prijs-kwaliteits verhouding. Zelfs uit een door de Europese Commissie in opdracht gegeven studie blijkt dat de volledige liberalisering van de markt voor autoreserveonderdelen niet noodzakelijkerwijs prijsvoordeel oplevert voor de consument. Dit heeft te maken met het aantal tussenhandelaren tussen de leveranciers van reserveonderdelen en de eindgebruiker. De afschaffing van de bescherming zou feitelijk alleen voordelen opleveren voor economische exploitanten die niet gedwongen zijn om de ontwerpkosten te dekken en die, in tegenstelling tot de fabrikanten, die aan hun imago moeten denken, zich minder zorgen maken over de verwachtingen van de kopers aan het product. Het voorstel van de Commissie zou er daarom toe kunnen leiden dat onderdelen van slechtere kwaliteit op de markt worden gebracht, of zou ten minste namaak kunnen aanmoedigen. Om al deze redenen betreur ik het door de Commissie ingenomen standpunt. Ik zal blijven vasthouden aan de amendementen die ik samen met vijftig van mijn medeleden in de plenaire vergadering heb ingediend en waarin wij ons uitspreken voor een overgangsperiode van acht jaar voor de bescherming van ontwerpen en modellen. Marianne Thyssen (PPE-DE). – (NL) Voorzitter, commissaris, collega’s, de discussie over de modellenbescherming van zichtbare vervangingsonderdelen is inderdaad zowat een hele generatie parlementsleden aan de gang. Al zeventien jaar wordt erover gediscussieerd, maar tot dusver zijn we er niet in geslaagd om voor deze belangrijke economische wetgeving een sluitende afspraak te maken en de wetgevingen van de lidstaten voldoende op elkaar af te stemmen. We zijn nu drie jaar na de lancering van het actuele Commissievoorstel en eindelijk gaan we morgen in eerste lezing stemmen. Het verslag van collega Lehne wijst ons hierbij de juiste weg. Het brengt respect op voor de intellectuele eigendom van het design van het samengestelde voorwerp in zijn geheel en het geeft ons tegelijk ruimte voor een goede werking van de interne markt voor vervangingsonderdelen. De huidige fragmentatie van de interne markt is niet langer verdedigbaar. Aan de producent van de onderdelen - de onafhankelijke producent bedoel ik dan - ontneemt ze de kans op de schaalvoordelen van de interne markt. Aan de onafhankelijke herstellers ontneemt ze de mogelijkheid een leverancier te kiezen, en aan de
133
134
NL
Handelingen van het Europees Parlement
consument ontneemt ze de kans of het voordeel van de neerwaartse druk op de prijs die normalerwijze uitgaat van een goed werkende mededinging. En nu we met de nieuwe richtlijn - Malcolm Harbour wees er daarnet ook op, de nieuwe richtlijn inzake de typegoedkeuring van voertuigen - ook het laatste obstakel, dat van de veiligheid, hebben weggenomen, is het tijd de knoop door te hakken en definitief een keuze te maken. Voor mij hoeft zelfs die overgangsregeling van vijf jaar niet meer, maar vermits ook ik gedurende al die jaren - toch al zestien van de zeventien jaar discussie - geleerd heb dat de politiek de kunst is van het haalbare, kan ik met die vijf jaar, met dat compromis, leven. Langer uitstel, Voorzitter, is echt niet aanvaardbaar. Laat ons hier kiezen voor de interne markt. Dit is een aspect van de interne markt waarmee we heel duidelijk kunnen aantonen dat het ook in het voordeel van de consument is. Laat ons een keuze maken voor de consument. Jacques Toubon (PPE-DE). – (FR) Mevrouw de Voorzitter, dames en heren, het voorstel van de Commissie heeft ten doel ook andere ondernemingen dan de fabrikanten toe te staan om reserveonderdelen te produceren, waarbij de Commissie ervan uitgaat dat hierdoor de prijs van onderdelen en verzekeringen zal dalen. Dit is de naïeve voorstelling van zaken die de commissaris Interne markt en diensten hier heeft gepresenteerd. Er is absoluut geen bewijs dat dit voorstel werkelijk voordeel oplevert voor de consumenten. In de landen die de bescherming al hebben afgeschaft, is geen duidelijke vooruitgang te bespeuren. De eigen studies van de Commissie bevestigen dit, zoals onze rapporteur Klaus-Heiner Lehne ons zojuist heeft verteld. De afschaffing van de intellectuele eigendom met betrekking tot ontwerp en modellen in vele takken van industrie, niet alleen in de automobielindustrie, is volledig in strijd met de economische en commerciële strategie van de EU. Hierdoor wordt de deur open gezet voor namaak, en wordt gevaarlijke concurrenten als China en India de kans gegeven om zich onstuimig op de productie van dit soort onderdelen te storten. Dit is volledig in strijd met de strategie van Lissabon, die intellectuele eigendom tot een wapen wil maken voor mededinging en innovatie. We zouden onze concurrenten ongetwijfeld een verkeerd signaal sturen met deze strategie, die in het kader van de mondialisering tegen de belangen van de EU zou ingaan. Dames en heren, dit voorstel is achterhaald. Het is ingegeven door een ideologische houding die in 2007 gevaarlijk kan worden, omdat we ons nu in een beslissende strijd met nieuwe economische giganten bevinden waarin het om het voortbestaan van onze industrie gaat. Dit is eigenlijk niet de tijd om ons van onze wapens te ontdoen. Commissaris Mandelson gaat naar Peking om de Chinezen te dwingen de intellectuele eigendom te respecteren, terwijl we deze hier nu zelf ondermijnen. Dit voorstel moet gewoonweg als onrealistisch en onverantwoordelijk worden verworpen. Nu we eenmaal over dit thema debatteren, moeten we tonen dat we goede wetgevers zijn. Daarom zullen we op zijn minst onze ondersteuning aan het compromis van de rapporteur geven en het Parlement ertoe oproepen om voor het door 53 leden ondertekende amendement te stemmen dat in een overgangsperiode van 8 jaren voorziet. Christian Foldberg Rovsing (PPE-DE). - (DA) Mevrouw de Voorzitter, we hebben meegemaakt hoe de liberalisering van de oude monopolies in Europa in de handel en de industrie voor stimulerende concurrentie heeft gezorgd, met als gevolg betere producten en lagere prijzen voor consumenten. De markt voor autovervangingsonderdelen vormt hierop geen uitzondering. De autofabrikanten genieten sinds vele jaren een stevig monopolie op het gebied van vervangingsonderdelen; dit is een wezenlijke factor bij het ontwerp van een nieuw automodel. In de praktijk spreken we hier over ongeveer 20 procent van alle verkochte reserveonderdelen op de zeer grote EU-markt. De totale jaarlijkse omzet ligt overeenkomstig de ramingen van de Commissie rond de 42 miljard euro. Krachtens een bijna 10 jaar geleden aangenomen EU-richtlijn hebben de lidstaten nog steeds de mogelijkheid om deze monopolies in stand te houden die de automobielindustrie op exorbitante wijze beschermen. Het voorstel van de Commissie, dat voor de broodnodige liberalisering van deze markt zal zorgen, heeft op zijn minst drie grote voordelen. Ten eerste zal de industrie worden gestimuleerd om in de productie van vervangingsonderdelen te investeren, wat normaal gezien grote hoeveelheden aan vast kapitaal vereist. Op het ogenblik zijn zulke prikkels niet te vinden, omdat grote delen van de markt van de EU in handen zijn van monopolies en daarom gesloten zijn voor de niet-originele reserveonderdelen van de vervolgmarkt. Ten tweede zullen de consumenten kunnen profiteren van dalende prijzen voor autoreserveonderdelen, omdat er meer mededinging tussen de fabrikanten zal zijn. Ten derde en tot slot zal de volledige tenuitvoerlegging van de reparatieclausule naar verwachting tot lagere premies voor autoverzekeringen leiden. De markt voor vervangingsonderdelen waarop modelbescherming van toepassing is, berust voor een belangrijk deel op schadeclaims die door verzekeringspolissen worden gedekt.
11-12-2007
11-12-2007
NL
Handelingen van het Europees Parlement
Ik moet nog eens wijzen op de opmerkingen van de heer Harbour over veiligheidsaspecten in verband met de productie van cruciale vervangingsonderdelen door alle fabrikanten. De heer Lehne verdient veel lof voor het werk dat hij heeft verricht in verband met dit verslag, dat ik volledig ondersteun. Charlie McCreevy, lid van de Commissie. − (EN) Mevrouw de Voorzitter, ik wil alle afgevaardigden die hebben bijgedragen aan dit debat bedanken. Ik heb zorgvuldig geluisterd, niet alleen naar deze discussie, maar ook naar ander commentaar dat al enige tijd op dit voorstel wordt gegeven. Ter afsluiting van dit debat wil ik enkele belangrijke punten benadrukken. De huidige situatie, met een gemende regeling voor de bescherming van modellen, zorgt voor marktverstoringen, wat slecht is voor de interne markt, slecht is voor bedrijven en slecht is voor consumenten. De volledige liberalisering van de secundaire markt voor vervangingsonderdelen belooft in veel opzichten netto voordelen op te leveren. Het zal tot meer concurrentie leiden en kleine en middelgrote bedrijven zullen toegang tot de markt krijgen en daaraan kunnen deelnemen. De consumenten zullen profiteren van een grotere keuze en lagere prijzen. Behalve tot rechtszekerheid zal het ook tot vereenvoudiging van het dagelijkse leven van overheden, rechtbanken, bedrijven – met name kleine en middelgrote bedrijven – en consumenten leiden. En tot slot is de voorgestelde reparatieclausule afgeleid van en volledig in overeenstemming met de beginselen van de bescherming van intellectuele eigendom. Ik vraag het Europees Parlement daarom om steun en ik herhaal wat veel sprekers hier hebben gezegd – maar in het bijzonder wat de heer Lehne en de heer Harbour hebben gezegd –, namelijk dat het Europees Parlement een krachtig signaal zal uitzenden ten gunste van een oplossing die de Gemeenschap zo dringend nodig heeft. De Voorzitter. − Het debat is gesloten. De stemming vindt op woensdag, 12 december 2007, plaats. Schriftelijke verklaring (Artikel 142) Andrzej Jan Szejna (PSE), schriftelijk. – (PL) Mevrouw de Voorzitter, om te beginnen zou ik de heer Lehne, de rapporteur, zeer hartelijk willen danken voor zijn werk aan dit document. Ik ben van mening dat we het verslag dat vandaag voor ons ligt moeten steunen, omdat de zogenaamde reparatieclausule voor een evenwichtige verhouding tussen de rechtsbescherming van intellectuele eigendom en vrije mededinging en consumentenbescherming zorgt. Deze clausule dient ertoe te voorkomen dat er ongewettigde monopolies ontstaan, en de invoering van deze clausule betekent een stap voorwaarts in de richting van de totstandbrenging van een gemeenschappelijke markt. Ik ben het met mijn medelid eens dat het in de huidige mondiale context het beste is om een situatie te voorkomen die nadelig voor de interne markt van de Europese Unie zou zijn. Op grond van de bestaande richtlijn is er in de verschillende lidstaten sprake van uiteenlopende juridische praktijken. Uit studies is gebleken dat in landen die in hun wetgeving hebben vastgehouden aan de modelbescherming voor vervangingsonderdelen, de vervangingsonderdelen tussen de 6,4 en de 10,3 procent meer kosten dan in de landen waar de markt is geliberaliseerd. Tot slot zou ik erop willen wijzen dat de desbetreffende markt in Polen volledig is geliberaliseerd.
22. Agenda van de volgende vergadering: zie notulen 23. Sluiting van de vergadering (De vergadering wordt om 23.45 uur gesloten)
135