Regionale Prestatieafspraken 2010 t/m 2014
inhoud
pagina
2
Overeenkomst regionale prestatieafspraken tussen het Stadsgewest Haaglanden en de Sociale Verhuurders Haaglanden voor de periode 2010 tot en met 2014
pagina
5
Artikel 1
Hoofddoelstellingen en status van de overeenkomst
pagina
6
Artikel 2 Artikel 3
Passend huisvesten BBSH-doelgroep Nieuwbouw
pagina
9
Artikel 4
Woonruimteverdeling
pagina 10
Artikel 5 Artikel 6
Duurzaamheid Monitoring en Kenniscentrum
pagina 11
Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Bestuurlijk overleg Inwerkingtreding, aanpassing, herijking en wijziging Geschillenregeling
pagina 13
Artikel 10
Begrippen en definities
pagina 16
Bijlage 1
Gemeenten in het Stadsgewest Haaglanden Leden Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden
pagina 17
Bijlage 2
Huur/koop- en inkomensgrenzen
pagina 18
Toelichting
Voorwoord
ruimte gecreëerd om gemeentelijke woningmarktproblemen binnen de lokale beleidsruimte op te lossen. Corporaties kunnen na overleg met de gemeente 10% van de vrijkomende woningen gericht toewijzen, bijvoorbeeld aan senioren die in hun bekende omgeving willen verhuizen naar een geschiktere woning of aan mantelzorgers die dichtbij de persoon willen wonen voor wie ze zorg dragen. Eind 2010 volgt een evaluatie van het resultaat van de 10% vrije beleidsruimte en de bepalingen over doorstroming in de huisvestingsverordening.
Het Stadsgewest Haaglanden en de Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH) zijn verheugd dat zij in de regio Haaglanden opnieuw overeenstemming hebben bereikt over de regionale prestatieafspraken. Deze afspraken zijn in nauw overleg met de negen gemeenten en zestien woningcorporaties in de regio tot stand gekomen en zijn van kracht voor de periode 2010 tot en met 2014. De huurders- en bewonersorganisaties van de SVH-leden adviseerden positief over de regionale prestatieafspraken.
Aard en omvang nieuwbouw De corporaties garanderen dat zij in de periode 2010 tot en met 2014 jaarlijks minimaal 900 nieuwe sociale huur- en koopwoningen realiseren. Ondanks de financiële crisis en stagnerende woningmarkt willen partijen zich sterk maken voor een hoge ‘sociale’ productie. Ambities blijven overeind. Investeren in woningbouw helpt bovendien om de gevolgen van de crisis in onze regio te dempen. Tenminste 30% van alle nieuwbouw wordt in de sociale sector gerealiseerd, dit kan deels ook om vernieuwbouw gaan. De sociale nieuwbouw is nadrukkelijk bestemd voor de lage inkomensgroepen. Corporaties en gemeenten spannen zich gezamenlijk in om tenminste een derde van de nieuwe sociale huurwoningen met een huurprijs onder de ‘aftoppingsgrens’ te realiseren. Gemeenten, corporaties, SVH en Stadsgewest zullen zich tot het uiterste inspannen om de afspraken over nieuwbouw te realiseren.
Het Stadsgewest Haaglanden en de Sociale Verhuurders Haaglanden (SVH) kiezen voor voortzetting van de eerder ingeslagen èn succesvol gebleken koers, ondanks de onzekere situatie op de woningmarkt. De nieuwe afspraken zijn zo geformuleerd dat gemeenten en corporaties voldoende ruimte krijgen om hun beleid af te stemmen op de lokale situatie. Het doel blijft een ongedeelde regio waar ook de lagere inkomensgroepen een passende woning kunnen vinden in het woonmilieu van hun voorkeur. De meest kenmerkende elementen van de afspraken vindt u hieronder. Garanties lage (midden) inkomens De regionale afspraken bieden garanties met betrekking tot de huisvesting van woningzoekenden met een laag inkomen (de zogenaamde BBSH-doelgroep) en met een laag middeninkomen. Eén van de belangrijkste doelstellingen van de overeenkomst is om woningzoekenden uit deze groepen zoveel mogelijk ruimte te bieden om hun woonwens vrij binnen de regio Haaglanden te vervullen. Een tweede streven is het aandeel inwoners behorend tot de BBSH-doelgroep in de ‘eenzijdige’ wijken van Den Haag te laten afnemen. Dit betekent dat er voor woningzoekenden die behoren tot de BBSHdoelgroep voldoende passende woningen beschikbaar moeten zijn. Afgesproken is dat minimaal 70% van de vrijkomende sociale voorraad met een huur tot de huurprijsgrens aan hen wordt toegewezen. De sociale nieuwbouwproductie wordt voor een belangrijk deel ingezet voor de huisvesting van de lage middeninkomens. Minimaal 85% van de sociale nieuwbouw is bestemd voor huishoudens met een inkomen tot en met de lage middeninkomensgrens. Monitoring moet uitwijzen of de lage inkomens en de lage middeninkomens beide in voldoende mate passende woningen kunnen vinden. Als onbalans dreigt stellen de partijen de afspraken mogelijk bij.
Duurzaamheid De SVH en het Stadsgewest Haaglanden bevestigen in de regionale prestatieafspraken de landelijke doelen voor duurzaamheid van het rijk en de corporatiesector. Lokaal worden deze afspraken verder uitgewerkt. Partijen werken aan de ontwikkeling van lokale warmtenetten die op termijn aan elkaar kunnen worden gekoppeld tot een regionaal warmtenet. Het beleidsterrein Wonen ontwikkelt zich voortdurend en veel onderwerpen zijn momenteel onderwerp van discussie. Dit kan leiden tot nieuwe inzichten die vragen om bijstelling van de regionale afspraken. In het Bestuurlijk Overleg tussen Stadsgewest Haaglanden en de SVH staat dit op de agenda. Ervaring leert dat het Stadsgewest Haaglanden en de SVH en de daarin deelnemende gemeenten en woningcorporaties constructief kunnen samenwerken in het belang van de inwoners van de regio Haaglanden. Ook deze prestatieafspraken bieden daar voor de toekomst weer alle gelegenheid voor.
Oog voor lokaal beleid Enige sturing bij de woonruimteverdeling kan nodig zijn met het oog op de sociale cohesie en leefbaarheid in bepaalde dorpskernen en wijken.Vrije vestiging blijft het uitgangspunt, maar in de afspraken is
Bé Emmens Stadsgewest Haaglanden Regiobestuurder Wonen
1
Loudi Stolker-Nanninga Sociale Verhuurders Haaglanden Voorzitter
Overeenkomst regionale prestatieafspraken tussen het
OVERWEGENDE DAT: 1. Het Stadsgewest en de SVH elkaars partners zijn voor regionale sociale volkshuisvesting De corporaties in Haaglanden verenigd in de SVH, en het Stadsgewest Haaglanden beschouwen elkaar als belangrijkste partner voor de regionale sociale volkshuisvesting. Voor de woningcorporaties in Haaglanden is de SVH de organisatie om een gezamenlijk regionaal beleid te voeren en hun gezamenlijke belangen op dit terrein te behartigen. Het totale bezit van de leden van de SVH bedraagt per 1 januari 2009 ca. 162.000 woningen. Voor de negen gemeenten in de regio Haaglanden is het Stadsgewest het orgaan dat belast is met het bepalen van de hoofdlijnen van de gewenste ontwikkelingen op het terrein van de volkshuisvesting door middel van advisering, sturing, ordening en integratie, en met de uitvoering van een aantal specifieke taken en bevoegdheden op het terrein van de woningbouwprogrammering, woningbouwsubsidiëring en woonruimteverdeling.
Stadsgewest Haaglanden en de Sociale Verhuurders Haaglanden voor de periode 2010 tot en met 2014
PARTIJEN: het Stadsgewest Haaglanden, gevestigd te Den Haag en vertegenwoordigd door de voorzitter, ter uitvoering van het besluit van het algemeen bestuur genomen in de vergadering d.d. 17 februari 2010, hierna te noemen “het Stadsgewest” EN
de Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden, gevestigd te Delft en vertegenwoordigd door de voorzitter, ter uitvoering van het besluit van het SVH-bestuur d.d. 21 januari 2010, hierna te noemen “de SVH”
2. Partijen het beleid ten aanzien van een ongedeelde regio en een diversiteit aan woonmilieus willen voortzetten Het gaat daarbij om het voorkomen van ruimtelijke segregatie op basis van inkomen, hierbij rekening houdend met de problematiek van de eenzijdige wijken van Den Haag en met aandacht voor verdringing van lokale woningzoekenden. Uitgangspunt is een regionale benadering met aandacht voor specifieke lokale/subregionale problemen. Belangrijke sturende instrumenten aan de aanbodzijde zijn nieuwbouw, herstructurering, verkoop en woonruimteverdeling. De gemeenten in het Stadsgewest Haaglanden en de SVH-corporaties investeren in diversiteit aan woonmilieus en het sociaal beheer ten behoeve van het verbeteren van de leefbaarheid in buurten en wijken. 3. De adequate huisvesting van BBSH-doelgroep en huisvesting van de lage middeninkomens een gezamenlijke regionale zorg is Het totale veld van de regionale sociale volkshuisvesting betreft primair de BBSH-doelgroep en secundair de lage middeninkomens.
2
De totale betaalbare SVH-voorraad is voldoende om de BBSHdoelgroep aangewezen op de sociale huursector in de regio Haaglanden te huisvesten. De SVH-corporaties gaan investeren in de regio ten behoeve van de BBSH-doelgroep en de lage middeninkomens. Zij doen dit door naast de opgave in de herstructurering ook een forse bijdrage te leveren aan het nieuwbouwprogramma. Het investeren ten behoeve van de lage middeninkomens levert door het vrijkomen van betaalbare huurwoningen door doorstroming een betere positie van de BBSH-doelgroep op. De afspraken m.b.t. de huisvesting van doelgroepen van beleid, zijn richtinggevend voor andere volkshuisvestelijke instrumenten zoals huurbeleid en woonruimteverdeling.
5. Er een Regionale Woonvisie tot 2015 en een Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 zijn vastgesteld Bij de vaststelling van de regionale Woonvisie Haaglanden 2000-2015 is door het Stadsgewest vastgelegd dat minimaal 30% van het woningbouwprogramma wordt gerealiseerd in de sociale sector. De Regionale Woonvisie gaat uit van een ambitie voor productie van circa 6.000 woningen per jaar. Het Regionale Structuurplan (RSP) hanteert voor de periode 2010 tot 2020 een bandbreedte van 58.400-63.400 woningen, wat neerkomt op circa 6.300 woningen per jaar. De vervangingsbehoefte bedraagt in de Woonvisie en het RSP circa 1.500-2.000 woningen per jaar. Woonvisie en RSP gaan uit van 30% sociale productie (een aantal van circa 1.800 woningen per jaar).
4. Regionale prestatieafspraken kaderstellend zijn voor lokale afspraken Deze overeenkomst betreft primair volkshuisvestingszaken, behorend tot het werkveld van de corporaties waarvoor afstemming op regionaal niveau noodzakelijk is. Op lokaal niveau wordt eveneens overleg gevoerd en worden afspraken gemaakt. Voor deze lokale afspraken geldt dat - binnen deze kaderstellende regionale afspraken - op lokaal niveau, gelet op de lokale situatie, nadere aanvullende taakstellingen kunnen worden afgesproken. Om de regionaal afgesproken sociale woningproductie ook daadwerkelijk lokaal tot stand te laten komen, maken gemeente en corporatie(s) lokaal afspraken over (een pakket van) maatregelen waarmee de gemeente voldoende randvoorwaarden creëert voor door de corporatie(s) te plegen reële onrendabele investeringen. Dit kan ook betekenen dat lokaal wordt uitgegaan van een meer gebiedsgerichte benadering, waarbij in uitleg- of nieuwe inbreidingsgebieden een ander percentage sociaal wordt gekozen dan in herstructureringswijken, waar al een groot percentage sociale voorraad aanwezig is. Belangrijke drijfveer voor het maken van een regionale productieafspraak is het realiseren van een ongedeelde regio. Dit wordt bereikt door het versterken van de kwaliteit met een diversiteit aan woonmilieus, een open woningmarkt en het vergroten van de keuzemogelijkheden voor de doelgroep.
6. Er een financiële crisis en woningmarktcrisis is Vanaf medio 2008 ontstond wereldwijd een ongekende financiële crisis, die vervolgens ook een crisis op de Nederlandse woningmarkt tot gevolg had. Medio 2009 zijn de gevolgen in de regio Haaglanden duidelijk merkbaar. Financieringsmogelijkheden zijn voor alle partijen verslechterd, de afzet van bestaande en nieuwbouwwoningen stagneert fors in bijna alle segmenten, de productie van nieuwbouwwoningen is drastisch gedaald. Het is uiteraard niet voorspelbaar hoelang de effecten van de crisis aan zullen houden, maar de voorspellingen zijn vooralsnog niet hoopgevend. Ondanks de inzet van maatregelen van gemeenten, corporaties en andere betrokkenen wordt verwacht dat de totale woningproductie vanaf 2011 historisch laag zal zijn. In dit klimaat willen Stadsgewest/gemeenten en SVH/corporaties de ambitie behouden om de bouwproductie op het voorgenomen peil te houden. Juist de productie van sociale woningbouw kan nu een van de keuzes zijn voor het bestrijden van de crisis. Meerdere (externe) factoren hebben echter hun invloed op de haalbaarheid van de woningbouwambitie. Dit is de reden waarom voor de looptijd van deze prestatieafspraken (2010-2014) de corporaties een bodemgarantie van 900 sociale (ver)nieuwbouwwoningen per jaar afgeven. Dit aantal is de helft van de in het Regionaal Structuurplan opgenomen ambitie voor een jaarlijkse productie. Het waar mogelijk op peil houden van de nieuwbouwproductie is daarom een belangrijke actuele doelstelling.
3
7. Er overleg is over de Verstedelijkingsafspraken 2010-2014 (BLS en ISV) Gedurende de looptijd van de regionale prestatieafspraken van 2005-2009 was door het Stadsgewest met Rijk en Provincie een Convenant Woningbouwafspraken voor 34.000 woningen afgesloten. In het kader van de regeling Besluit Locatiegebonden Subsidies kwam hiervoor eveneens een financiële bijdrage voor beschikbaar. Deze bijdrage is regionaal mede ingezet ter stimulering van het aandeel van de sociale productie en regionaal groen. Inmiddels wordt met het Rijk gesproken over Verstedelijkingsafspraken voor de periode 2010-2020, en is daarvoor op verzoek van VROM/WWI een op het RSP gebaseerd Gebiedsdocument Haaglanden opgesteld. Hoe en of deze gesprekken met het Rijk zullen leiden tot Verstedelijkingsafspraken is nog niet zeker. Corporaties zullen tijdig bij dit proces betrokken worden. Duidelijk is wel dat vanuit VROM/WWI geen (substantiële) financiële bijdragen voor verstedelijking beschikbaar zijn. De na 2010 gereserveerde BLS-middelen zijn inmiddels aangewend voor maatregelen ter bestrijding van de woningmarktcrisis. Ook op het budget voor stedelijke vernieuwing is aanzienlijk gekort.
KOMEN OVEREEN:
Artikel 1 Hoofddoelstellingen en status van de overeenkomst lid 1 • Hoofddoelstellingen Partijen onderschrijven de volgende regionale hoofddoelstellingen: a. Het realiseren van een ongedeelde regio door het versterken van de kwaliteit met een diversiteit aan woonmilieus. Een open woningmarkt en het vergroten van de keuzemogelijkheden voor de doelgroep zijn daarvoor belangrijke instrumenten; b. Het consolideren van de positie van de BBSH-doelgroep; c. Het verbeteren van de positie van de lage middeninkomens tot maximaal het niveau van de BBSH-doelgroep; d. Het op peil houden van de sociale voorraad en de inzet van partijen om ook in deze financiële crisis de nieuwbouwproductie op peil te houden. Dit nieuwbouwprogramma is gericht op bovenstaande doelstellingen. e. Het verbeteren van de leefbaarheid en het behouden of versterken van de sociale cohesie in buurten en wijken, door onder meer maatregelen ten behoeve van sociaal en fysiek beheer in een compleet en samenhangend pakket. f. Het op gang houden en verder versterken van de doorstroming in de regio, zodat starters op de woningmarkt ruimte krijgen om in te stromen en zoveel mogelijk inwoners naar tevredenheid kunnen wonen.
8. Er een Regionale Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden 2005 vigerend is In de Regionale Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden 2005 is onder meer geregeld hoe de woonruimte met een huurprijs onder de huurprijsgrens wordt verdeeld. De afspraken in het kader van deze prestatieafspraken zijn aanvullend op de regionale verordening.
lid 2 • Status van de overeenkomst Om een bijdrage te leveren aan de regionale doelstellingen: a. Erkennen partijen dat de afspraken in deze overeenkomst zo nauw met elkaar samenhangen dat zij een onlosmakelijk geheel vormen en niet los van elkaar kunnen worden beschouwd. b. Beschouwen partijen deze afspraken als het regionale kader voor lokale (of subregionale) afspraken tussen corporaties en de betreffende gemeenten en dienen daarnaar te handelen. Dit laat de thans vigerende afspraken met het Rijk, de Provincie of tussen corporaties en gemeenten onverlet. c. Verplichten de SVH en het Stadsgewest zich te stimuleren en erop toe te zien dat de afspraken in deze overeenkomst nagekomen en gehandhaafd worden.
5
d. Verplichten partijen zich er voor te zorgen dat lokale prestatieafspraken door de gemeenten respectievelijk door de corporaties tijdig ter kennisname worden gebracht aan het Stadsgewest respectievelijk de SVH.
Het toewijzingspercentage wordt dan zo aangepast dat de slaagkansen van de lage middeninkomens weer binnen de bandbreedte vallen. Wanneer de slaagkans van de BBSH-doelgroep door de partijen te laag wordt bevonden, dan kan dit tevens aanleiding zijn om de percentages genoemd in lid 1 aan te passen.
Artikel 2 Passend huisvesten BBSH-doelgroep lid 1 • Bodemgarantie voor jaarlijkse huisvesting van BBSH-doelgroep in de bestaande voorraad De SVH draagt er zorg voor dat per gemeente jaarlijks minimaal 70% van de vrijkomende voorraad tot de huurprijsgrens aan de BBSH-doelgroep wordt verhuurd.
Afgesproken wordt dat jaarlijks per gemeente de slaagkansen van de BBSH-doelgroep en de lage middeninkomens worden gemonitord. Op het moment dat de slaagkans van de lage middeninkomens te laag wordt, is het mogelijk dat gemeente en corporatie(s) gezamenlijk een verzoek indienen tot tijdelijke maatregelen woonruimteverdeling overeenkomstig artikel 24 van de regionale Huisvestingsverordening. Daarbij is vereist dat de in de prestatieafspraken afgesproken prestaties worden nagekomen.
Voor eenzijdig Den Haag geldt overeenkomstig de overweging van de Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden 2005 dat Den Haag er naar streeft om ook in de eenzijdige wijken 70% van de vrijkomende voorraad tot de huurprijsgrens aan de BBSHdoelgroep te verhuren met een minimum van 60%.
lid 4 • Toewijzing nieuwbouw Voor de verdeling van de sociale nieuwbouw gelden op gemeentelijk niveau de volgende toewijzingsafspraken: • minimaal 85% van de sociale nieuwbouw wordt toegewezen aan woningzoekenden met een inkomen tot en met de lage middeninkomensgrenzen en • daarvan wordt minimaal 30% van de sociale nieuwbouw toegewezen aan woningzoekenden met een inkomen tot en met de BBSH-doelgroepgrenzen. Binnen deze afspraak garanderen de corporaties dat van de sociale nieuwbouw onder de aftoppingsgrenzen minimaal 90% wordt toegewezen aan BBSH-doelgroep.
Tevens geldt dat een deel van de door de corporaties SWY, Rondom Wonen en WoonInvest voor 2005 gebouwde woningen in de categorie tussen de aftoppingsgrens en de huurprijsgrens, niet meetellen bij de vaststelling van de 70%. lid 2 • Slaagkansen Partijen spreken af dat de slaagkans in de regio op een sociale huurwoning voor de BBSH-doelgroep minstens gelijk moet zijn aan die van de lage middeninkomens, die weer minstens gelijk moet zijn aan de overige inkomens. De slaagkansen onder andere voor de minima worden gemonitord.
Artikel 3 Nieuwbouw
lid 3 • Slaagkansgarantie Als na twee jaar uit de jaarrapportage blijkt dat de slaagkans van de lage middeninkomens in de voorafgaande twee jaar daalt en meer dan 25% lager is dan die van de doelgroep dan onderzoeken SVH en Stadsgewest de oorzaken daarvan. Als blijkt dat dit veroorzaakt wordt door de afspraak in lid 1, leggen zij een verzoek voor aanpassing van de toewijzingspercentages voor aan het gezamenlijk Bestuurlijk Overleg.
lid 1 • Productieafspraken Partijen erkennen een wederzijdse inspanning met betrekking tot het realiseren van de sociale nieuwbouw. Afgesproken wordt dat per gemeente 30% van de totale nieuwbouw in de sociale sector wordt gerealiseerd. Partijen streven naar het realiseren van de aantallen woningen die zijn opgenomen in het Regionaal
6
Structuurplan en de Regionale Woonvisie maar de corporaties garanderen minimaal 900 sociale woningen per jaar te bouwen.
punt van de gezamenlijke verantwoordelijkheid binnen het Bestuurlijk overleg Wonen van het Stadsgewest wordt aangesproken.
Met betrekking tot de prestatieafspraak om per gemeente 30% sociale nieuwbouw te realiseren, wordt de volgende aanvullende afspraak gemaakt: tenminste tweederde van de gerealiseerde woningen per gemeente bestaat uit daadwerkelijk nieuw gebouwde woningen en maximaal een derde uit vernieuwde woningen. Ook sociale koop wordt tot sociale nieuwbouw gerekend. Corporaties mogen wel meer woningen renoveren maar deze tellen niet mee voor de afspraak betreffende het programma sociale nieuwbouw.
Lid 2 • Voorwaarden voor realisatie regionale productie Om de bovenstaande productie regionaal tot stand te kunnen brengen is het nodig dat corporaties hiertoe op lokaal niveau in staat gesteld worden.Tussen gemeente en corporatie(s) zullen lokaal afspraken gemaakt worden, waarbij aan de orde kunnen zijn: • redelijke grondprijzen; • redelijke afspraken over gebouwde parkeervoorzieningen; • reële niet-kostendekkende investeringen van SVH-leden; • de mogelijkheden voor corporaties om in het middeldure marktsegment te realiseren; voor nieuwbouw in het middensegment worden de corporaties in elk geval in staat gesteld om mee te dingen in de openbare aanbesteding. Gemeenten nemen in hun overweging mee dat corporaties in het middensegment zowel in huur, koop als in koopvarianten kunnen realiseren; • flexibiliteit in programma's; • aansluiting bij de marktontwikkeling: het nieuwbouwprogramma moet blijven aansluiten en inspelen op de omvang en aard van de vraag; • beschikbare locaties.
Regionaal wordt afgesproken dat van de minimaal te realiseren 30% sociale nieuwbouw: • op regionaal niveau minimaal 25% in de sociale huur wordt gerealiseerd en • dat per gemeente maximaal 10% in de sociale koop wordt gerealiseerd. Per gemeente wordt tenminste een derde van de sociale nieuwbouwproductie gebouwd onder de aftoppingsgrens wanneer gemeente en corporatie(s) lokaal afspraken hebben gemaakt over (een pakket van) maatregelen zoals beschreven in lid 2, waarmee de gemeente voldoende randvoorwaarden creëert voor door de corporatie(s) te plegen reële onrendabele investeringen voor het realiseren van deze categorie woningen.
Indien in een gemeente de sociale productie achterblijft en/of indien tussen een gemeente en corporatie(s) geen afsprakenpakket tot stand komt waarmee de bovenstaande productieafspraken lokaal gerealiseerd kunnen worden, dan wordt dit onderwerp van gesprek binnen het Bestuurlijk overleg Wonen van het Stadsgewest en tussen Stadsgewest en Sociale Verhuurders Haaglanden.
De SVH draagt er zorg voor dat de 30% sociale sector ook daadwerkelijk door de bij haar aangesloten leden wordt ingevuld. De SVH-zorgplicht houdt in dat wanneer de optelsom van corporatieplannen niet leidt tot het volledig realiseren van de 30% taakstelling sociale sector, de gezamenlijke corporaties verenigd in de SVH aanspreekbaar zijn op het resterende gedeelte.
lid 3 • Preferente positie SVH-corporaties Om de in lid 1 bedoelde wederzijdse inspanning ook daadwerkelijk te kunnen realiseren, erkent het Stadsgewest de preferente positie van de SVH-corporaties bij de productie van de nieuwbouw in de sociale sector. Voorts bevordert het Stadsgewest dat de gemeenten bij de toewijzing en uitgifte deze preferente positie aan de SVH-corporaties verlenen en dat zij SVH-corporaties ondersteunen en
Het Stadsgewest draagt er zorg voor dat de 30% sociale sector ook daadwerkelijk per de gemeente wordt gerealiseerd. De zorgplicht van het Stadsgewest houdt in dat wanneer de gemeentelijke plannen niet leiden tot het volledig realiseren van de 30% taakstelling sociale sector, deze gemeente(n) hierop uit het oog-
7
medewerking verlenen, opdat de SVH-corporaties tot deze productie kunnen komen.
Artikel 4 Woonruimteverdeling
lid 4 • Bevordering doorstroming bij nieuwbouw Lokaal kan er per project voor gekozen worden om bij nieuwbouw boven de aftoppingsgrenzen en in het middeldure segment voorrang te geven aan doorstromers uit de regio. Per project kunnen hiervoor specifieke voorwaarden worden gedefinieerd.
lid 1 • Regels woonruimteverdeling De regels voor woonruimteverdeling zijn vastgelegd in de Regionale Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden die op 24 november 2004 door het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden is vastgesteld. De overeenkomst prestatieafspraken kan aanleiding zijn om de Huisvestingsverordening aan te passen.
lid 5 • Omvang voorraad doelgroep Met de productieafspraken uit lid 1, de verkoop en de herstructureringsopgave wordt beoogd om rekening houdend met de omvang van de doelgroep, enerzijds voldoende voorraad voor de doelgroep te garanderen en anderzijds het aanbod voor de lage middeninkomens te vergroten. Indien in relatie tot de omvang van de doelgroep de garanties: voldoende voorraad en voldoende slaagkans niet meer gelden, dan is dat aanleiding om het herstructureringsprogramma, het liberalisatiebeleid of het verkoopprogramma aan te passen. Daartoe zullen de ontwikkelingen van de sociale voorraad en de slaagkans van de doelgroep gemonitord worden.
lid 2 • Lokale beleidsruimte Gemeenten en corporaties hebben voor het ondersteunen van de sociale cohesie en leefbaarheid in kernen en wijken in specifieke situaties behoefte aan lokale beleidsruimte. Om in te kunnen spelen op deze specifieke lokale vraagstukken kan in 2010 maximaal 10% van het voor verhuur vrijkomende woningaanbod worden verdeeld in afwijking van de regels zoals vastgelegd in de Regionale Huisvestingsverordening. Eind 2010 zal worden geëvalueerd of dit instrument effectief is en of 10% voldoende ruimte biedt om de benoemde lokale vraagstukken op te lossen. Het jaar 2010 wordt tevens benut om onderzoek te doen en voorstellen te formuleren voor de verbetering van de doorstroming waarbij ook thema’s als sociale cohesie en leefbaarheid aan de orde komen. Maatregelen ter bevordering van de doorstroming zullen vervolgens zo nodig worden opgenomen in de nieuwe Regionale Huisvestingsverordening die naar verwachting per 1 januari 2011 in werking zal treden. Afgesproken wordt dat de ruimte die wordt geboden in artikel 24 van de Regionale Huisvestingsverordening in 2010 niet benut zal worden voor het oplossen van specifieke lokale knelpunten in de woonruimteverdeling.
lid 6 • Exploitatie gerealiseerde nieuwbouwwoningen De SVH draagt er zorg voor dat de SVH-leden sociale nieuwbouw huur- en koopwoningen zo lang mogelijk, bij voorkeur tien jaar of meer, in het gerealiseerde voorraadsegment houden met als doel deze beschikbaar te houden voor de BBSH-doelgroep en de lage middeninkomens. Afspraken over de periode waarvoor deze afspraken gelden en bijkomende voorwaarden over bijvoorbeeld huurprijsniveaus en verkoopvoorwaarden zullen lokaal (per project) worden vastgelegd. Op regionaal niveau wordt de omvang van de voorraad en de jaarlijkse toe- en afname gemonitord naar prijsklasse en financieringscategorie.
lid 3 • Randvoorwaarden lokale beleidsruimte Bij het invullen van de lokale beleidsruimte, gelden de volgende randvoorwaarden: a. de in deze overeenkomst afgesproken prestaties (waaronder die over de bodemgarantie voor huisvesting van de doelgroep) worden nagekomen; b. de richtlijnen voor de invulling van de lokale beleidsruimte
Het Stadsgewest bevordert dat al in het stadium van gereedkoming van nieuwbouwwoningen mogelijke beletsels voor verkoop op termijn worden verminderd c.q. weggenomen.
9
Artikel 5 Duurzaamheid
worden vooraf vastgelegd tussen de gemeente en de betrokken woningcorporaties; c. gemeente en corporaties verantwoorden achteraf de wijze waarop de lokale beleidsruimte is ingevuld; d. bij de invulling van de lokale beleidsruimte worden geen (groepen) woningzoekenden bij voorbaat uitgesloten. De criteria van de (nieuwe) Huisvestingswet zijn ook op deze verhuringen onverkort van toepassing; e. verhuringen aan of op voordracht van opvanginstellingen en andere maatschappelijke organisaties vallen buiten de hier bedoelde lokale beleidsruimte. Met die uitzondering vallen verder alle verhuringen die afwijken van de regels uit de regionale Huisvestingsverordening en van de afspraken uit deze overeenkomst binnen de ruimte voor lokale beleidsruimte.
lid 1 • Overname doelstellingen landelijke afspraken en Aedes-akkoord De corporaties voelen zich gehouden aan de landelijke afspraken die tussen Rijk en Aedes zijn gemaakt over duurzaamheidmaatregelen. In de lokale afspraken zullen hier nadere afspraken over gemaakt worden. lid 2 • Regionaal warmtenet Partijen zetten zich in om als onderdeel van de transitie naar een duurzame energiehuishouding lokale warmtenetten te ontwikkelen die op termijn aan elkaar gekoppeld kunnen tot een regionaal warmtenet. Bij nieuwbouw-, herstructurerings-, renovatie- en ketelvervangingsprojecten wordt bezien of aansluiting op een lokaal warmtenet mogelijk is, direct dan wel in de toekomst.
lid 4 • Kwetsbare groepen Om een beter inzicht in de omvang van de lokale afspraken over het aanbod aan kwetsbare groepen in relatie tot de uitvoering van de verdeling van woonruimte met het Model-op-Maat te krijgen, voeren Stadsgewest en SVH hiertoe in samenwerking jaarlijks een inventarisatie uit.
Artikel 6 Monitoring en Kenniscentrum lid 1 • Monitoring Ten behoeve van gezamenlijke eenduidige informatieverstrekking en monitoring op het vlak van regionale aanbodgegevens en voorraadgegevens hebben partijen het ‘Protocol uitwisseling van gegevens voor informatie’ ondertekend. Op basis van dit Protocol worden periodiek de volgende producten vervaardigd: de Jaarrapportage prestatieafspraken (halfjaarlijks en jaarlijks), de aanbodrapportage (jaarlijks) en de voorraadrapportage (jaarlijks). Partijen spreken af dat de gegevens op corporatieniveau beschikbaar worden gesteld.
lid 5 • Uitvoering taakstelling vergunninghouders Partijen dragen er zorg voor dat op lokaal niveau tussen gemeenten en corporaties resultaatverplichtende afspraken gemaakt worden/zijn ten behoeve van het voorzien in huisvesting voor vergunninghouders overeenkomstig de taakstelling op grond van artikel 60b van de Huisvestingswet. lid 6 • Toepassing hardheidsclausule Overeenkomstig artikel 60 lid 2 van de Regionale Huisvestingsverordening stadsgewest Haaglanden zijn burgemeester en wethouders bevoegd om voor individuele gevallen, wanneer toepassing van deze verordening naar hun oordeel leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard, af te wijken van deze verordening. Partijen spreken af dat, indien er sprake is van bijzondere feiten of omstandigheden en de hardheidsclausule moet worden toegepast, de corporaties dit vooraf aan burgemeester en wethouders melden en toetsing achteraf zal plaatsvinden.
lid 2 • Kenniscentrum Partijen bouwen in onderling overleg en binnen de eigen mogelijkheden en verantwoordelijkheden een kenniscentrum op, voor verdere kennisopbouw van de regionale woningmarkt door uitwisseling van gegevens op het gebied van wonen. De SVH neemt het initiatief om relevante gegevens op het gebied van de woningmarkt op corporatie en (beneden-)ge-
10
meentelijk niveau voor de deelnemers toegankelijk te maken.
• voor de SVH: de voorzitter van de SVH en een delegatie uit het SVH-bestuur. De agenda voor een BO wordt voorbereid in een overleg tussen de portefeuillehouder Wonen en de voorzitter SVH. Het voorzitterschap en het secretariaat van een BO rouleren tussen partijen. Op ambtelijk niveau vindt afhankelijk van actuele onderwerpen regelmatig onderling overleg plaats.
lid 3 • Woningmarktmonitor Haaglanden Partijen leveren jaarlijks hun bijdrage aan de Woningmarktmonitor Haaglanden. Voor gemeenten houdt dit in invulling van de woningbouwprogrammeringslijsten. De SVH brengt hiervoor conform het protocol monitorgegevens in, aangevuld met de benodigde gegevens ten aanzien van herstructurering, verkoop en nieuwbouw naar prijsklassen, (sterren)classificatie Toegankelijkheid en Energielabel. Dit maakt het mogelijk om, samen met andere marktpartijen, de ontwikkelingen van nieuwbouw en de herstructurering te volgen en eventueel tijdig bij te sturen.
Artikel 8 Inwerkingtreding, aanpassing, herijking en wijziging a. Deze overeenkomst wordt aangegaan voor de periode van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014, tenzij voor deze datum is besloten de werkingsduur te verlengen. De overeenkomst treedt in werking op de dag nadat deze door partijen is ondertekend. Eenzijdige opzegging is niet mogelijk. b. Actuele ontwikkelingen, geleverde prestaties, nieuwe uitdagingen en voortschrijdend inzicht - waaronder wijzigingen in de rijksregelgeving, zoals wijzigingen in het Besluit Beheer Sociale Huursector en de Huisvestingswet– kunnen aanleiding zijn om de gemaakte afspraken tussentijds aan te passen. In elk geval vindt medio 2012 een heroverweging en zonodig herijking plaats. c. Elke wijziging of aanvulling van de overeenkomst behoeft instemming van alle partijen en wordt na goedkeuring als genummerd supplement aan dit document toegevoegd.
lid 4 • Verslag nakoming prestaties en marktontwikkelingen en trends In een jaarlijks op basis van de diverse monitoringsgegevens gezamenlijk op te stellen verslag wordt ingegaan op de nakoming van de afspraken in het voorafgaande jaar en wordt een vooruitblik gegeven naar de resterende termijnperiode van de afspraken. Tevens zal op grond van de in dit artikel bedoelde monitoring een analyse worden gemaakt op de (markt)ontwikkelingen en trends in de regionale volkshuisvestings-doelstellingen van deze overeenkomst. Eventuele consequenties voor de aanpassing van de gemaakte afspraken worden vermeld. Partijen voeren hierover overleg met elkaar.
Artikel 9 Geschillenregeling
Artikel 7 Bestuurlijk overleg
Aangezien de overeenkomst tot doel heeft om in onderling overleg en samenwerking tot bepaalde resultaten te komen ligt het voor de hand om geschillen in eerste instantie in onderling overleg op te lossen.
Partijen komen ten minste twee maal per jaar bijeen in een gezamenlijk Bestuurlijk Overleg om de voortgang van de gemaakte afspraken en het in artikel 6 lid 4 genoemde verslag te bespreken. In het Bestuurlijk Overleg hebben zitting: • voor het Stadsgewest: de portefeuillehouder Wonen, en een delegatie uit het stadsgewestelijk portefeuillehoudersoverleg Wonen (i.c. vertegenwoordigers vanuit Den Haag; Zoetermeer/Delft; Westland/Midden-Delfland; Pijnacker-Nootdorp/ Leidschendam-Voorburg/Rijswijk/Wassenaar); en
lid 1 Een partij die meent dat een geschil bestaat, deelt dat schriftelijk aan de andere partij mee. De mededeling bevat een aanduiding van het geschil en een aanduiding van de mogelijke oplossing daarvan.
11
lid 2 Binnen twee weken na dagtekening van de in het eerste lid bedoelde mededeling zendt de wederpartij haar zienswijze betreffende het geschil, evenals een voorstel voor een oplossing daarvan aan de andere partij. lid 3 Binnen drie weken na afloop van de in het derde lid genoemde termijn overleggen partijen over een oplossing van het geschil. Elke partij kan zich door deskundigen doen bijstaan.
BBSH / BBSH-doelgroep De rechten en plichten van woningcorporaties zijn vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek en de Woningwet. De uitwerking van deze regels staat in het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH). De woningcorporaties bouwen en beheren de sociale woningvoorraad. De inkomensgroep die zich niet of in mindere mate zelfstandig op de woningmarkt kan helpen is met voorrang aangewezen op de sociale voorraad (tot de aftoppingsgrenzen of tot de huurprijsgrens). Deze inkomensgroep wordt de BBSHdoelgroep genoemd. De inkomensgrenzen van 2009 staan in bijlage 2 aangegeven.
lid 4 In overleg met partijen kan van de in bovenstaande leden genoemde termijnen worden afgeweken.
Doorstromer Woningzoekende die over zelfstandige woonruimte beschikt en deze leeg achterlaat voor verkoop of verhuur.
lid 5 Indien het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid zullen partijen het geschil trachten op te lossen door bemiddeling overeenkomstig het Reglement van het Nederlands Mediation Instituut.
Eenzijdig Den Haag In de gemeente Den Haag liggen gebieden waar de samenstelling van de woningvoorraad en bevolking in hoge mate eenzijdig is. In deze gebieden vindt herstructurering plaats. Eenzijdig Den Haag betreft een gebied bestaande uit het Stadsdeel Centrum (Centrum, Stationsbuurt, Schildersbuurt, Transvaalkwartier, Groente- en Fruitmarkt, Zeeheldenkwartier, Willemspark, Archipelbuurt), Stadsdeel Escamp (RustenburgOostbroek, Leyenburg, Moerwijk, Morgenstond, Vrederust, Bouwlust) , Duindorp en Stadsdeel Laak (Laakkwartier, Spoorwijk, Binckhorst).
Artikel 10 Begrippen en definities Aftoppingsgrens/grenzen Huurgrens/huurgrenzen binnen het stelsel van de wet Huurtoeslag, waaronder huishoudens die behoren tot de BBSH-doelgroep huurtoeslag kunnen ontvangen. Het deel van de rekenhuur boven de zgn. kwaliteitskortingsgrens tot aan de aftoppingsgrens wordt voor 75% gesubsidieerd. • Voor 1- en 2-persoonshuishoudens ligt de aftoppingsgrens op een subsidiabele huur van € 511,50 (prijspeil 1 juli 2009). • Voor 3- en meerpersoonshuishoudens ligt de aftoppingsgrens op een subsidiabele huur van € 548,18 (prijspeil 1 juli 2009). De aftoppingsgrenzen/huurprijsgrens worden binnen de systematiek van de wet Huurtoeslag periodiek door het Rijk aangepast.
Huurprijsgrens Hoogste huurgrens in de systematiek van de Huurtoeslagwet. Voor huurwoningen met een huur boven de huurprijsgrens wordt geen huisvestingsvergunning gevraagd. Lage middeninkomens / middeninkomens De inkomensgrenzen van de lage middeninkomens zijn gelijk aan 1,5 x het inkomen van de BBSH-doelgroep. Voorheen werd de grens gerelateerd aan de voormalige loongrens van de Ziekenfondswet, maar deze 1,5x BBSH-doelgroep inkomensgrenzen sluiten beter aan bij de feitelijk bestedingsmogelijkheden van deze huishoudencategorieën, zoals door het Nibud berekend.
13
Voor gezinnen gaat de inkomensgrens omhoog, voor alleenstaanden omlaag, ten opzichte van de eerdere door SVH en Stadsgewest gehanteerde definitie. De inkomensgrenzen van 2009 staan in bijlage 2 aangegeven.
aantal (unieke) woningzoekenden dat goede/kansrijke reacties heeft ingezonden op het verhuurde aanbod. Sociale huursector / sociale huurwoningen Huurwoningen met een subsidiabele huur tot de huurprijsgrens uit de Huurtoeslagwet; (prijspeil 1 juli 2009: € 647,53). Deze grens wordt jaarlijks door het Rijk aangepast.
Minima Een persoon met een inkomen tot de onderste bovengrens uit de basishuuroverzichten volgens de Huurtoeslagwet. De inkomensgrenzen van 2009 staan in bijlage 2 aangegeven.
Sociale koopsector Koopwoningen waarvan de geraamde kosten voor het in eigendom verkrijgen niet hoger zijn dan (€ 181.000; prijspeil januari 2009). De realisatie van sociale koopwoningen richt zich vooral op het bedienen van de inkomensgroep tot en met de lage middeninkomens. Onderzocht moet worden hoe partijen garanties kunnen bieden dat sociale koopwoningen voor de lage middeninkomens bereikbaar blijven. Ook in het geval er bovenop de aankoopwaarde van de woning de afname van een parkeerplaats verplicht is.
Monitoring/monitoren Het registreren en controleren van de ontwikkelingen van tenminste de bij deze overeenkomst gemaakte afspraken, volgens vooraf bepaalde meetpunten/distincties waarmee die ontwikkelingen worden bewaakt en gevolgd en afwijkingen tijdig worden gesignaleerd. Niet-BBSH doelgroep Alle huishoudens die niet behoren tot de BBSH-doelgroep. Binnen de huishoudens die behoren tot de niet-BBSH-doelgroep wordt in de regio een onderscheid gemaakt tussen ‘lage middeninkomens’ en ‘de overige niet-BBSH-doelgroep’ (zijnde huishoudens met hogere middeninkomens en hoge inkomens). Zie ook onder begrip ‘lage middeninkomens’.
Deze afbakening is opgenomen in het besluit van het algemeen bestuur van het Stadsgewest Haaglanden d.d. 16 februari 2005 over de hoofdlijnen besteding BLS-VINAC en sluit aan bij de door het Rijk in het beleidskader voor het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing, periode 2, gehanteerde afbakening van de grens tussen goedkope en (middel)dure koopwoningen. Deze (ISV-2) stichtingskostengrens wordt door het ministerie VROM geïndexeerd.
Regio(nale woningmarkt) De regio Haaglanden c.q. de regionale woningmarkt. De (negen) gemeenten Delft, Den Haag, Midden-Delfland, Leidschendam-Voorburg, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk, Wassenaar, Westland en Zoetermeer en hun grondgebied vormen samen het Stadsgewest Haaglanden. De woningcorporaties in de gemeenten werken beleidsmatig samen binnen de vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden. Samen beheren zij circa 162.000 woningen, waarvan er jaarlijks circa 12.000 van huurder wisselen.
Vernieuwde woningen Woningen die gerenoveerd zijn met een minimale investering van € 25.000 per woning.
Slaagkans Uitgangspunt voor de berekening van de slaagkans is het woningaanbod dat verhuurd is. Voor de berekening van de slaagkans wordt het aantal geslaagde kandidaten gedeeld door het
14
Bijlage 1 Gemeenten in het Stadsgewest Haaglanden
Leden Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden
Delft Den Haag Leidschendam-Voorburg Midden-Delfland Pijnacker-Nootdorp Rijswijk Wassenaar Westland Zoetermeer
Arcade De Goede Woning Rijswijk Wonen Rondom Wonen Staedion Stichting DUWO Vestia Groep Vidomes Wassenaarsche Bouwstichting Wbv. St. Willibrordus Wonen Midden-Delfland Woningcorporatie Wateringen Woningstichting Haag Wonen Woonbron Delft St. Woonformatie Ypenburg (SWY) WoonInvest
Westland Zoetermeer Rijswijk Pijnacker-Nootdorp Den Haag Delft Rotterdam Delft Wassenaar Wassenaar Midden-Delfland Westland Den Haag Delft Pijnacker-Nootdorp Leidschendam-Voorburg
Bijlage 2 Huur/koop- en inkomensgrenzen Tabel 1. Inkomensgrenzen BBSH-doelgroep per 1 januari 2010 (MG 2009-5) Inkomensgrenzen Doelgroep (1-1-2010 tot 1-1-2011) € 21.450 (1.788 per maand) € 29.125 (2.427 per maand) € 20.200 (1.683 per maand) € 27.575 (2.298 per maand)
Eenpersoonshuishouden (65-) Meerpersoonshuishouden (65-) Eenpersoons-ouderenhuishouden (65+) Meerpersoons-ouderenhuishouden (65+)
Tabel 2. Inkomensgrens lage middeninkomens per 1 januari 2010 (1,5x doelgroep) Inkomensgrenzen lage middeninkomens (1-1-2010 tot 1-1-2011) € 32.175 (2.681 per maand) € 43.688 (3.641 per maand) € 30.300 (2.525 per maand) € 41.363 (3.447 per maand)
Eenpersoonshuishouden (65-) Meerpersoonshuishouden (65-) Eenpersoons-ouderenhuishouden (65+) Meerpersoons-ouderenhuishouden (65+) Tabel 3. Inkomensgrenzen minima per 1 januari 2010
Inkomensgrenzen minima (MG2009-5) € 15.250 € 19.675 € 15.700 € 21.125
Eenpersoonshuishouden (65-) Meerpersoonshuishouden (65-) Eenpersoons-ouderenhuishouden (65+) Meerpersoons-ouderenhuishouden (65+) Tabel 4. Huurgrenzen per 1 juli 2009
Rekenhuur per maand (subsidiabele huur) (Belastingdienst Toeslagen Actueel april 2009) € 357,37 € 511,50 € 548,18 € 647,53
Kwaliteitkortingsgrens / jongerengrens Aftoppingsgrens 1 en 2 personen Aftoppingsgrens 3 of meer personen Huurtoeslaggrens
17
Toelichting
de huurprijsgrens. Dit omdat woningen met een vrije sectorhuur boven de huurprijsgrens onbetaalbaar zijn voor de BBSH-doelgroep. Op dit moment heeft binnen de regio minder dan 3% van de corporatievoorraad een huur boven de huurprijsgrens. Corporaties geven daarnaast in artikel 3 lid 3 de garantie af dat de gevolgen van het liberalisatiebeleid (het verhogen van de huur bij mutatie tot boven de huurprijsgrens) voor de slaagkans van de doelgroep zullen worden gevolgd en dat dit beleid na onderzoek kan worden aangepast wanneer de positie van de doelgroep zou verslechteren. Er wordt voor deze afspraak geen uitzonderingspositie meer gemaakt voor de tweede en opvolgende verhuringen van nieuwbouw gebouwd in de periode na 1 juli 2005 boven de aftoppingsgrenzen. Voor nieuwbouw gebouwd in de periode na 2010 gelden de toewijzingsafspraken in artikel 2 lid 4.
Een niet in de toelichting opgenomen artikel(lid) behoeft geen nadere toelichting. Overwegingen, vierde overweging De aantallen en percentages die in de regionale afspraken vastgelegd zijn, worden gezien als een ondergrens die taakstellend is met betrekking tot de afgesproken prestatie. Artikel 1 lid 1 onder b en c Ontwikkelingen en voortschrijdend inzicht rondom de reikwijdte van het Besluit Beheer Sociale Huursector kunnen na uiteindelijke besluitvorming op rijksniveau mogelijk lopende de periode van deze prestatieafspraken aanleiding gaan vormen de afspraken te heroverwegen. Zie ook artikel 8.
Punt van zorg voor de partijen zijn de huisvestingsmogelijkheden voor lage middeninkomens. Die komen immers minder in aanmerking voor de huursector terwijl ze vaak te weinig verdienen voor de koopsector. Er zijn echter op dit moment nog geen duidelijke signalen dat de lage middeninkomens structureel van de huurmarkt worden verdrongen (regionaal noch lokaal). De slaagkans van deze groep fluctueert de afgelopen jaren terwijl die van de doelgroep is gedaald en nu lijkt te stabiliseren. Aanpassing van het percentage van 70% toewijzingen aan de doelgroep ten behoeve van de lage middeninkomens lijkt nog niet noodzakelijk. De definitie van de groep lage middeninkomens wordt bij deze prestatieafspraken verruimd tot 1,5 maal het inkomen van de doelgroep en wordt tevens naar 4-huishoudtypen uitgesplitst. (Nieuwbouw)huurwoningen in het segment tussen de aftoppingsgrens en de huurprijsgrens zijn voor de groep meerpersoonshuishoudens met een laag middeninkomen beter bereikbaar, evenals sociale koopwoningen.
Artikel 1 lid 2 onder d Partijen zijn het er over eens dat de regionale afspraken tussen SVH en Stadsgewest met betrekking tot de volkshuisvestelijke prestaties als kader- en taakstellend zijn bedoeld voor de haaglandengemeenten en SVH-corporaties. Daarom wordt afgesproken dat nieuw te maken lokale (prestatie)afspraken tijdig worden toegezonden aan het Stadsgewest (door de gemeenten) en aan de SVH (door de corporaties). Stadsgewest en SVH toetsen oa. aan deze regionale prestatieafspraken en ander vastgesteld regionaal beleid en informeren gemeente en corporaties zo snel mogelijk. Artikel 2 lid 1 Met lid 1 worden, naast het geven van een bodemgarantie voor de BBSH-doelgroep de volgende doelstellingen beoogd: • De keuzemogelijkheid van de BBSH-doelgroep te vergroten; • Het aandeel BBSH-doelgroep in eenzijdig Den Haag te laten afnemen; • De differentiatie in alle wijken van de regio Haaglanden toe laten nemen; • De positie van de lage middeninkomens te verbeteren. Partijen kiezen er voor de afspraak over de toewijzing van de voorraad te beperken tot de corporatievoorraad met een huur tot
18
Tabel 1. Slaagkansen inkomensgroepen2 (bron: jaarmonitor prestatieafspraken 2008) 2005 geslaagden 6.041 Minima woningzoekenden 27.220 slaagkans 22%
2006 5.465 26.942 20%
2007 5.154 29.376 18%
2008 5.484 29.616 19%
Doelgroep (incl minima)
geslaagden woningzoekenden slaagkans
10.094 48.548 21%
8.906 46.354 19%
8.436 50.617 17%
8.496 50.738 17%
Lage midden-inkomens
geslaagden woningzoekenden slaagkans
1.899 10.964 17%
1.730 11.216 15%
2.187 13.202 17%
2.203 15.165 15%
Niet-doelgroep (incl lage midden)
geslaagden woningzoekenden slaagkans
3.104 17.202 18%
2.677 15.800 17%
3.285 19.757 17%
3.283 23.047 14%
2
Bij het berekenen van de slaagkansen van de inkomensgroepen zijn de geslaagde huishoudens waarvan het inkomen of de huishoudengrootte niet bekend is, niet meegenomen in de berekening. Verhuringen aan rechtspersonen worden tot de minima gerekend.
Artikel 2 lid 2 De slaagkansberekeningen in dit artikel zijn gebaseerd op alle ingeschreven woningzoekenden met minimaal één goede reactie. Stadsgewest en SVH willen de ontwikkeling van de slaagkans van de minima monitoren en zouden op basis hiervan eventueel kunnen bijsturen.
De drie genoemde corporaties (SWY, Rondom Wonen en WoonInvest) hebben aangegeven (zo goed als) niet in staat te zijn het percentage van 70% toewijzingen te halen, omdat substantieel veel nieuwbouw in de VINEX-periode in de categorie tussen de aftoppingsgrens en de huurprijsgrens heeft plaatsgevonden. Deze woningen vallen na tweede verhuur in het aantal waarover de 70% berekend wordt, terwijl dit segment een geringere functie heeft voor de doelgroep. Daarom wordt de afspraak uit de regionale prestatieafspraken 2005-2009 met deze corporaties gehandhaafd. Wel wordt afgesproken dat SVH en Stadsgewest in overleg met deze corporaties de inmiddels vastgestelde lijst met uitgezonderde woningen (circa 1.900 woningen) zo veel mogelijk zullen beperken.
Artikel 2 lid 3 Stadsgewest en SVH hebben op basis van door het Adviesbureau RIGO uitgevoerd onderzoek geconcludeerd dat naar alle waarschijnlijkheid ook in een somber economisch scenario, de groep lage middeninkomens in de komende jaren in omvang toe gaat nemen (terwijl de doelgroep min of meer in omvang stabiliseert).
Tabel 2. Ontwikkeling inkomensklassen Haaglanden gematigd scenario t/m 2020: 2006, zelfstandig wonend Doelgroep 125.500 28% Lagere middeninkomens 92.700 21% Hogere middeninkomens 55.000 12% Hogere inkomens 169.000 38% Totaal 442.100 100%
19
2020, scenario 2, koopkracht 124.100 25% 115.100 23% 62.900 13% 197.300 39% 499.500 100%
Het is van belang dat de woningvoorraad die voor deze inkomensgroep passend is, wordt uitgebreid. Vooral de nieuwbouwproductie zou op deze groep gericht moeten zijn, in de vorm van huurwoningen met een huur tussen de aftoppingsgrenzen en de huurprijsgrens maar ook in de vorm van sociale koopwoningen.
toewijzing aan de BBSH-doelgroep worden afgesproken. In de praktijk van de woonruimteverdeling is het echter onmogelijk een 100%-afspraak te maken, omdat er uitzonderingen mogelijk moeten zijn bijvoorbeeld voor herstructureringskandidaten met een hoger inkomen die binnen het Sociaal Plan terugkeren naar nieuwbouw. Met betrekking tot de verdeling van de sociale nieuwbouw garanderen de corporaties daarom op gemeentelijk niveau de volgende minimale toewijzingsresultaten: • minimaal 85% van de sociale nieuwbouw wordt toegewezen aan woningzoekenden met een inkomen t/m de lage middeninkomensgrenzen en • daarvan wordt minimaal 30% van de sociale nieuwbouw toegewezen aan woningzoekenden met een inkomen t/m de BBSH-doelgroepgrenzen Binnen deze afspraak garanderen de corporaties dat wanneer zij sociale nieuwbouw opleveren met een subsidiabele huur onder de aftoppingsgrenzen, hiervan minimaal 90% wordt toegewezen aan de BBSH-doelgroep.
Het moet mogelijk zijn om de 70%-afspraak over toewijzing aan de doelgroep (neerwaarts) aan te passen, als uit monitoring blijkt dat de slaagkans van lage middeninkomens te laag wordt. De mogelijkheid om de 70% naar boven bij te stellen, als de slaagkansen voor de doelgroep te laag worden, leidt op dezelfde manier tot onderzoek en eventuele bijstelling. Om rust in de afspraken te creëren en goede uitspraken te doen over de ontwikkeling van de slaagkans en de achtergronden van deze ontwikkeling, wordt op zijn vroegst pas in 2012 de 70%-afspraak bijgesteld wanneer dit noodzakelijk blijkt. Partijen volgen per gemeente de ontwikkeling van de positie van de doelgroep en de lagere inkomens onderling. Een goed meetinstrument moet hier nog gezamenlijk voor ontwikkeld worden. Wanneer de positie van één van beide inkomensgroepen ernstig daalt t.o.v. de andere is (na onderzoek naar de achtergrond) ingrijpen mogelijk.
Bij de toewijzingsafspraken van de nieuwbouw is van belang te overwegen dat: • In de toekomst de huurprijs van de woning wellicht minder belangrijk wordt dan ervoor te zorgen dat mensen met een bescheiden inkomen tegen aanvaardbare woonlasten kunnen wonen. De huurcomponent wordt in de woonlasten steeds minder belangrijk omdat de energiecomponent daarbinnen steeds groter wordt. De afgelopen zeven jaar zijn de huurlasten met 18% gestegen en de gasprijs met 87% (bron: VHV-bulletin). De energiecomponent krijgt daarom ook een steviger plek in het woningwaarderingstelsel, dus in het bepalen van de (redelijkheid van de) huurprijs. Er kunnen woningen boven de aftoppingsgrenzen gerealiseerd worden met een energie A-label: de lagere energielasten zullen de hogere huurprijs mogelijk in de toekomst compenseren. Hierdoor worden deze woningen ook betaalbaar voor mensen met een lager inkomen. Het huurtoeslagbeslag blijft in beginsel gelijk omdat er voor het bedrag boven de aftoppingsgrens 100% kwaliteitskorting geldt. • Corporaties een groot deel van de kosten van een woning onder de aftoppingsgrenzen voor eigen rekening nemen door-
Partijen definiëren de inkomensgrenzen van de lage middeninkomens op 1,5 x het inkomen van de BBSH-doelgroep. Dat is verdeeld in alleenstaanden en meerpersoonshuishoudens jonger dan 65 en 65+. Deze indeling sluit beter aan bij de feitelijk bestedingsmogelijkheden van deze huishoudencategorieën, zoals door het Nibud berekend. Voor gezinnen gaat de inkomensgrens omhoog , voor alleenstaanden omlaag, ten opzichte van de nu/eerst door SVH en Stadsgewest gehanteerde definitie. Artikel 2 lid 4 Het streven van partijen is de sociale nieuwbouw zoveel als mogelijk in te zetten voor het huisvesten van woningzoekenden met een inkomen tot en met de lage middeninkomens-grenzen, het liefst 100% en daarbinnen ook minimaal 30% toe te wijzen aan woningzoekenden met een inkomen t/m de BBSH-doelgroepgrenzen. Als gemeente en corporatie(s) dit wensen kan binnen de lokale prestatieafspraken een hoger streefpercentage voor
21
dat ze deze niet in de huur kunnen verwerken. • In de regio experimenten lopen als Te Woon en Huur op Maat, waarbij de huurprijs afhankelijk is van de hoogte van het inkomen. Daar hebben de verschillende huursegmenten veel minder betekenis en wordt nauwer aangehaakt bij (feitelijke veranderingen in het) daadwerkelijke inkomen van een huishouden. Er mag verondersteld worden dat de mogelijkheden voor een inkomensafhankelijk huurbeleid de komende jaren groter zullen worden. SVH en Stadsgewest volgen de ontwikkelingen rond de verandering van energielasten in relatie tot de huurprijs evenals de effecten van Te Woon en Huur op Maat en wegen deze ontwikkelingen mee in de analyse van trends (zie artikel 6). Daarnaast doen partijen onderzoek naar de toevoeging binnen de regio Haaglanden van nieuwbouwwoningen met een huur onder de aftoppingsgrenzen met name bedoeld voor 1- en 2-persoonshuishoudens. Dit is geen onderzoek naar manieren om bouwkosten zo laag mogelijk te houden (reeds bekend is dat klein bouwen, een beperkte uitrusting en een standaardproduct de bouwkosten reduceert). Maar onderzocht wordt waar de toevoeging van goedkope woningen op de lokale woningmarkt het gewenste resultaat oplevert: goedkope starterswoningen die huurders bij inkomensstijging of gezinsuitbreiding zullen verlaten.
vang van de nieuwbouwproductie, gelet op de kredietcrisis. Een forse terugval in de (duurdere) koopsector is te verwachten met gevolgen voor de doorstroming en dynamiek in de huursector. Partijen streven naar het op peil houden van de nieuwbouwambities. In de periode van 2010 t/m 2014 wordt een bruto nieuwbouw beoogd van circa 6.000 woningen per jaar. Daarvan zou 30% moeten plaatsvinden in het sociale segment: circa 1.800 woningen. Teneinde de nieuwbouwproductie op gang te houden, tonen de corporaties zich bereid de mogelijkheden te bezien om projecten te versnellen, naar voren te halen of over te nemen. De gemeenten tonen zich bereid de mogelijkheden te bezien om procedures te versnellen, programma’s flexibel in te richten, grondkosten aan te passen en indien nodig specifieke afspraken te maken over de toewijzing van overgenomen projecten. Corporaties geven gezamenlijk de garantie af om jaarlijks tenminste 900 sociale woningen te bouwen. SVH en Stadsgewest hebben gezamenlijk vastgesteld dat de nieuwbouwproductie ook moet worden ingezet voor de huisvesting van de lage middeninkomens. Dit is ook vertaald in de afspraken die worden voorgesteld voor de woonruimteverdeling waarin vooral binnen de bestaande voorraad een voorrangspositie voor de doelgroep wordt gecreëerd (door de afspraak om 70% van de vrijkomende voorraad aan deze groep toe te wijzen). De bestaande corporatievoorraad (per 1.1.09: 162.788 woningen) bestaat voor 81% uit woningen met een huurprijs onder de aftoppingsgrenzen. Van deze woningen is ongeveer de helft klein (drie kamers of minder) en daarmee vooral geschikt voor (her)starters of ouderen en de helft groot (vier kamers of meer) voor doorstromers (bv gezinnen) met een lager inkomen. Het segment tussen de aftoppingsgrenzen en de huurprijsgrens dat kan worden ingezet voor lage middeninkomens is in de corporatievoorraad uitermate klein (12%).
Artikel 3 lid 1 Stadsgewest en SVH willen regionale prestatieafspraken over de nieuwbouwproductie maken om drie doelen te bereiken: • een kwaliteitsverbetering van delen van de sociale voorraad: delen van de sociale voorraad voldoen niet meer aan de eisen van deze tijd en moeten worden verbeterd of vervangen; • een betere ruimtelijke spreiding van de sociale voorraad, er zijn substantiële concentraties van deze woningen bijvoorbeeld in de eenzijdige wijken van Den Haag en in andere wijken/gemeenten is er weinig sociale voorraad. Het versterken van de kwaliteit van de woningmarkt met een diversiteit aan woonmilieus en vergroten van de keuzemogelijkheden voor de doelgroep draagt bij aan een ongedeelde regio. • handhaving van de regionale omvang van de sociale voorraad. Een belangrijk punt vormen de zorgen over de toekomstige om-
22
Tabel 3 Voorraad SVH-corporaties per 1.1.2009 (bron: Rapportage Bezit SVH, 01-01-2009, per gemeente/ DSO Beleid/Onderzoek) Huurprijs ≤ 3 kamers ≥ 4 kamers Totaal Onder aftoppingsgrenzen 45% 36% 81% 5% 7% 12% Tussen aftoppingsgrenzen en huurprijsgrens Vrije sector (boven huurprijsgrens) 1% 2% 3% Koopgarant 0,5% Niet in te delen 4% Totaal (= 162.788 woningen) 51% 45% 100%
Nieuwbouw is slechts een beperkte toevoeging aan de voorraad, uitgaande van een minimale jaarlijkse toevoeging van 900 sociale woningen is dat per jaar slechts 0,5% en over een periode van vijf jaar: 2,5%.
te realiseren wanneer op lokaal niveau met de gemeente een pakket van afspraken tot stand komt zodat reële onrendabele investeringen gedragen kunnen worden en risico’s voor corporaties worden verkleind. Op deze wijze dragen beide partijen bij aan het realiseren van de sociale productie. Het gaat op lokaal niveau om maatregelen die het totaal aan bouw- c.q. realisatiekosten reduceren of op een andere wijze de extra onrendabele top kunnen beperken of reduceren. Dit kan door afspraken te maken over: • Sociale grondprijzen die aan corporaties berekend worden bij locaties voor sociale nieuwbouw; • De lokale regels en/of financiering van (gebouwde) parkeervoorzieningen. Deze moeten redelijk en billijk zijn en rechtdoen aan locatie, prijsklasse en omstandigheden, maatwerk is daarbij nodig (bijvoorbeeld alleen wanneer er onvoldoende parkeergelegenheid in de omgeving is en er daarnaast vergunning/betaald parkeren op straat ingevoerd wordt); • Flexibiliteit in het programma, bijvoorbeeld nieuwbouw naar marktomstandigheden met mogelijkheden voor tijdelijke omzetting van koop naar huur met daarbij passende grondprijzen en afspraken over verrekening bij verkoop; • Mix van locaties, bijvoorbeeld bouwlocaties in goede en ‘minder goede’ wijken en met ingewikkelde (binnenstedelijk) en makkelijke (uitbreiding) oplossingen; • Risicoverdeling bij “tegen de markt in“ bouwen.
Partijen streven er naar de beschikbare, schaarse middelen het meest doeltreffend in te zetten. Sinds de vorige overeenkomst zijn de bouwkosten toegenomen maar de huuropbrengsten nauwelijks. Gevolg is een stijging van het onrendabele deel van de investering. Omdat tegelijk de financieringsmogelijkheden voor de corporaties afnemen, wordt het van belang om scherpere afwegingen te maken. Het wordt door de SVH en Stadsgewest onwenselijk geacht als er alleen nieuwbouw wordt gerealiseerd met een huurprijs 1 euro onder de aftoppingsgrens en ter compensatie 1 euro onder de huurprijsgrens. Partijen zetten in op nieuwbouw met een grotere spreiding in prijs en een goede prijs-kwaliteitverhouding. Binnen elke gemeente wordt minimaal 30% sociale (ver)nieuwbouw gerealiseerd. Wanneer er een hoger percentage sociaal wordt gerealiseerd, staat het partijen vrij om over het deel bovenop de 30% sociaal, lokale afspraken te maken over de differentiatie huur-koop. Corporaties zullen sociale koopwoningen zoveel mogelijk aanbieden met een terugkoopregeling en een kortings-waardedelingsregeling (zoals bijv. koopgarant) waardoor de woningen voor langere tijd in de sociale voorraad beschikbaar blijven.
De verschillende percentages binnen de afspraken kunnen tot verwarring leiden. Daarom ter verduidelijking een voorbeeld. Bij een totale nieuwbouwproductie van 100 woningen zijn er: - minimaal 30 sociaal, waarvan minimaal 20 nieuwbouw, maximaal 10 renovatie en maximaal 10 sociale koop;
Corporaties zijn bereid om in elke gemeente van de sociale nieuwbouwproductie minimaal 1/3 onder de aftoppingsgrenzen
23
- van de minimaal 20 nieuwbouwwoningen heeft 1/3 een huur onder de aftoppingsgrens. Het aantal bereikbare nieuwbouwwoningen is dus minimaal 7 en maximaal 10.
zijn in bezit van grond. Daarom is opgenomen dat de SVH er zorg voor draagt dat de SVH-leden sociale nieuwbouw huur- en koopwoningen zo lang mogelijk, bij voorkeur tien jaar of meer, in het gerealiseerde voorraadsegment houden eveneens met als doel deze beschikbaar te houden voor de BBSH-doelgroep en de lage middeninkomens.
Artikel 3 lid 3 De SVH wil de garantie geven dat ze attent blijft op de gevolgen van het totaal aantal ingrepen dat corporaties uitvoeren op de sociale huurvoorraad (sloop, (ver)nieuwbouw, verkoop). Indien er ongewenste effecten optreden voor de slaagkans en het huisvesten van de doelgroep, is de SVH bereid programma’s bij te stellen. Partijen voeren hierover in het kader van monitoring, analyse en beoordeling van (markt)ontwikkelingen en trends als bedoeld in artikel 6 overleg.
Artikel 4 lid 2 Gemeenten en corporaties hebben om sociale cohesie in wijken en buurten te ondersteunen behoefte om in beperkte mate en in specifieke situaties voorrang te kunnen verlenen aan eigen (wijk of kern)inwoners (doorstromers of starters) of derden, zoals mantelzorgers. De lokale beleidsruimte is bedoeld om corporaties en gemeenten in overleg ruimte te geven om specifieke problemen op het gebied van de woonruimteverdeling in hun gemeente op te lossen. De huidige verdeelresultaten doen nu niet altijd recht aan de lokale markt. Daarnaast bestaat de wens tot een zo optimaal mogelijke maatregel voor doorstroming(sbevordering) zonodig in de Huisvestingsverordening. In de praktijk kan de lokale beleidsruimte bijvoorbeeld worden gebruikt om voorrang te geven aan zogenaamde voorstromers of mantelzorgers. Toewijzingen binnen de lokale beleidsruimte kunnen dus afwijken van de rangordecriteria uit de Huisvestingsverordening.
Artikel 3 lid 4 Om algemene doorstroming binnen de regio te bevorderen kunnen partijen in overleg, er lokaal per project voor kiezen om doorstromers uit de regio Haaglanden voorrang te geven bij de toewijzing van nieuwbouw (sociale) koop en huurwoningen boven de aftoppingsgrenzen. Indien gewenst kunnen partijen hierbij als extra eis formuleren: • dat deze doorstromers een inkomen moeten hebben t/m de lage middeninkomensgrens; • dat een sociale huurwoning van een corporatie met een huur onder de aftoppingsgrenzen in Haaglanden moet worden achtergelaten.
Het uitgangspunt van vrije vestiging van de (nieuwe) Huisvestingswet en het gezamenlijk uitgangspunt van de open regionale woningmarkt begrenzen de mate van toepassing van lokaal maatwerk. Voorgesteld wordt uit te gaan van een ruimte ter grootte van maximaal 10% van het op jaarbasis vrijkomend huuraanbod. Dit instrument wordt in het jaar 2010 ingezet. Eind 2010 zal worden geëvalueerd of dit instrument effectief is en of 10% voldoende ruimte biedt om de benoemde lokale vraagstukken op te lossen. Dit percentage is bewust vrij scherp gesteld om drie redenen: • alle corporaties hebben aangegeven met 10% lokale beleidsruimte, voldoende ruimte te hebben om de in hun gemeente geconstateerde lokale problematiek op te lossen. • de voorgestelde regeling mag niet in strijd zijn met de
Artikel 3 lid 6 Gemeenten kunnen lokaal op projectniveau (in de gronduitgiftevoorwaarden) voorwaarden stellen aan de exploitatie van nieuwgebouwde sociale woningen met als doel deze woningen in de voorraad beschikbaar te houden voor de BBSH-doelgroep of de lage middeninkomens. Deze afspraken gelden meestal voor een bepaalde periode, bijvoorbeeld tien jaar, en hebben o.a. betrekking op de huurprijs (bijvoorbeeld de huur van deze nieuwbouwwoningen mag niet boven de grenzen van de huurtoeslagwet uitkomen) of de verkoop van deze woningen (bijvoorbeeld alleen met terugkoopgarantie). Niet in alle gevallen is gronduitgifte aan de orde, ook corporaties
25
(nieuwe) Huisvestingswet. Inzetten op een hoger percentage kan tot gevolg hebben dat het voorstel helemaal niet acceptabel is. • voorkomen moet worden dat het regionale woonruimteverdelingsysteem wordt uitgehold en regionale verhuisbewegingen stagneren. Partijen vinden gezamenlijk dat toepassing van de regels in de regionale Huisvestingsverordening het uitgangspunt moet blijven en gemeentelijke afwijking weliswaar mogelijk, maar een uitzondering moet zijn.
Om stapeling van lokale maatregelen in 2010 te voorkomen wordt afgesproken dat ruimte voor specifieke maatregelen woonruimteverdeling (artikel 24), zoals in de afgelopen periode bijvoorbeeld de maatregel voor voorrang voor inwoners van de kern Stompwijk, in de periode tot de gewijzigde Huisvestingsverordening niet benut zal worden. Artikel 4 lid 3 Aan het gebruik van de lokale beleidsruimte worden wel randvoorwaarden gesteld. De belangrijkste externe randvoorwaarde is dat de regelgeving binnen de lokale beleidsruimte niet in strijd mag zijn met de (nieuwe) Huisvestingswet. Zoals het er nu uit ziet betekent dit in ieder geval dat de wet verlangt dat specifieke maatregelen onderbouwd worden op basis van schaarste, leefbaarheid of doorstroming en dat maatregelen alleen van tijdelijke aard zijn. Daarnaast kan de lokale beleidsruimte geen vrijbrief zijn om de prestatieafspraak over de toewijzing aan de doelgroep (70%) te omzeilen. Ook mogen er geen woningzoekenden worden uitgesloten maar mag er alleen voorrang worden gegeven, bijvoorbeeld aan doorstromers binnen de gemeente (de zogenaamde ‘voorstromers’). De toegepaste regelgeving bij lokale beleidsruimte wordt vooraf vastgelegd en gecommuniceerd naar woningzoekenden en inwoners (om de transparantie te garanderen) maar verhuringen worden pas achteraf verantwoord.
Het jaar 2010 wordt ook benut om te onderzoeken hoe de doorstroming kan worden bevorderd waarbij ook sociale cohesie en leefbaarheid belangrijke thema’s zijn. Hiertoe zal naast evaluatie van de effectiviteit en het percentage lokale beleidsruimte, onderzoek gedaan worden naar de resultaten van artikel 22 (lid 1b en 1c) waarin wordt gestreefd naar specifieke doorstroming van o.a. 65-plussers en mensen die een goedkope grote woning van een corporatie achterlaten. Doel is te komen tot bepalingen in zo nodig de Huisvestingsverordening die de doorstroming bevorderen en oog hebben voor de behoefte aan het ondersteunen van sociale cohesie en leefbaarheid. In 2010 vindt er een algehele herziening van de Regionale Huisvestingsverordening plaats als gevolg van de wijziging van de Huisvestingswet maar ook vanuit de behoefte het woonruimteverdelingsysteem te optimaliseren. De Huisvestingsverordening wordt als gevolg van de verwachte nieuwe Huisvestingswet waarschijnlijk per 1 januari 2011 aangepast. Om de burger en haar belangenorganisaties niet overmatig te belasten, kiezen partijen er voor de nieuwe Regionale Huisvestingsverordening in zijn geheel in een inspraakronde voor te leggen. Kleine (meer technische) aanpassingen van de huidige Regionale Huisvestingsverordening kunnen wel gedurende het jaar 2010 worden ingevoerd. Dat betekent dat het huidige artikel 22 (lid 1b en 1c) in 2010 nog van toepassing blijft naast de lokale beleidsruimte. Partijen spreken wel af dat er op ingezet wordt om in de nieuwe Regionale Huisvestingsverordening, lokale voorrang zoveel mogelijk met hetzelfde instrument/artikel te regelen waardoor de woonruimteverdeling voor de woningzoekende inzichtelijk en transparant wordt.
Artikel 4 lid 4 Verhuringen aan kwetsbare groepen, bijvoorbeeld via opvanginstellingen en andere maatschappelijke organisaties, vallen buiten de lokale beleidsruimte. Onder ‘kwetsbare groepen’ wordt verstaan mensen die niet op eigen kracht in hun huisvesting kunnen voorzien en voor wie veelal bijzondere voorzieningen nodig zijn. Zoals dak-/thuislozen, mensen met een psychiatrische achtergrond, mensen met een verstandelijke beperking, mensen op de vlucht voor huiselijk geweld/eerwraak, jongeren (zwerfjongeren, tienermoeders, dreigende schooluitval en jongeren in kamertrainingsprogramma's) en ex-veelplegers/ex-gedetineerden. Corporaties hebben de taak ook deze groepen te huisvesten.
26
Lokaal worden er in de huidige situatie vaak bilaterale convenantafspraken gemaakt tussen instellingen en gemeente resp. instellingen en corporatie. Op regionaal niveau zullen jaarlijks de verhuringen aan deze doelgroepen inzichtelijk worden gemaakt.
len over duurzaamheid nadere afspraken gemaakt worden. Bij voorkeur worden tussen gemeente en corporatie(s) afspraken vastgelegd over: • te hanteren energieprestatiecoëfficient bij nieuwbouwprojecten; • te realiseren energiebesparing in de bestaande woningvoorraad uitgedrukt in het aantal woningen die verbeteren naar energielabel B of tenminste twee labelsprongen maken en de besparing op het gebouwgebonden gasverbruik; • nieuwbouw-, herstructurerings-, renovatie- en ketelvervangingsprojecten waarbij wordt gekozen voor collectieve warmtevoorziening; • het aantal open keukengeisers dat wordt vervangen. Uiteraard voor zover nog aanwezig in het corporatiebezit; • maatregelen/mogelijkheden voor verbetering van het binnenklimaat van (nieuwbouw)woningen en het voorkomen van verslechtering van het binnenklimaat als gevolg van energiebesparende maatregelen.
Artikel 5 lid 1 Energiebesparing in woningen is van groot belang, vanwege het klimaat, de eindigheid van fossiele brandstoffen en de stijging van de energieprijzen in relatie tot de woonlastenontwikkeling. De gebouwde omgeving is een belangrijke energiegebruiker en bron van CO2. Dit betekent dat een deel van de energietransitie plaats moet vinden in de gebouwde omgeving. Corporaties en gemeenten hebben veel invloed op ontwikkelingen in de gebouwde omgeving en kunnen door samenwerking een bijdrage leveren aan de beoogde energietransitie. Het Regionaal Structuurplan Haaglanden 2020 kent de ambitie van 30% reductie van CO2 in 2020 toen opzichte van 1990. Landelijk zijn er door Aedes en het Rijk afspraken gemaakt over duurzaamheidsmaatregelen die de corporaties zullen treffen, ook de corporaties binnen de SVH zetten zich hiervoor in. Dit betreft de volgende afspraken: • voor de bestaande bouw: binnen tien jaar ten minste 20% besparen op het gasverbruik • bij ingrijpende woningverbetering: moet gestreefd worden energielabel B te halen of minimaal de energieprestatie met twee labelklassen te verbeteren • bij nieuwbouw: een verlaging van het energieverbruik per 1 januari 2011 met 25%, en vanaf 1 januari 2015 met 50% Tevens is de ambitie 20% te besparen op het totale gasverbruik in de woningvoorraad van de corporaties in de periode 2008-2018. De doelstelling richt zich op het energieverbruik waar de corporatie als verhuurder invloed op heeft, namelijk dat van de woning zelf als het gaat om verwarming en warm tapwater. De ambitie gaat niet over het huishoudelijk elektriciteitsverbruik waarvoor huurders zelf een grote verantwoordelijkheid hebben.
De regionale bijdrage aan de landelijke doelstellingen wil het Stadsgewest met hulp van corporaties vertalen naar regionale streefcijfers. De lokale afspraken zullen vervolgens tegen deze regionale opgave worden afgezet. Ter stimulering, kennisontwikkeling en facilitering van de (totstandkoming van) afspraken op lokaal niveau wordt er voorgesteld een regionale werkgroep in te stellen met deelnemers vanuit Stadsgewest, gemeenten en corporaties. Artikel 5 lid 2 Het regionaal warmtenet wordt als initiatief omarmd en ondersteund door SVH en Stadsgewest. Waar mogelijk zullen corporaties en gemeenten maatregelen treffen om (op termijn) aan te sluiten op het lokale/regionale warmtenet. Een vereiste hiervoor is dat er duidelijke richtlijnen en specificaties komen waarmee corporaties in een vroegtijdig stadium rekening kunnen houden. Corporaties zullen wel bij elk project kritisch zijn op de toekomstige consequenties voor hun klanten en op basis hiervan afwegen of (toekomstige) aansluiting op het warmtenet de beste oplossing is.
De landelijke afspraken die tussen Rijk en Aedes zijn gemaakt worden op regionaal niveau overgenomen. Op lokaal niveau zul-
27
Colofon Dit is een gezamenlijke uitgave van de sector Wonen van het Stadsgewest Haaglanden en de Vereniging Sociale Verhuurders Haaglanden. www.haaglanden.nl www.socialeverhuurdershaaglanden.nl Fotografie: Cok v.d. Berg, Ilona Kamps, Puck Swinkels, Wendy Troost Ontwerp: Bard’87, ’s-Graveland Februari 2010
29