Afstudeerscriptie
Naam: Studentennummer: E-mail adres: Stageperiode Stageverlenende organisatie: Afdeling: Functie: Naam eerste afstudeerdocent: Naam tweede afstudeerdocent: Namen afstudeerbegeleiders: School: Plaats, datum verschijning Lisette Bakker Datum: Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Lisette Bakker 009940658
[email protected] 29 januari t/m 28 mei 2007 Raad voor Rechtsbijstand Bureau Wsnp Stagiaire A.J.M. van Dooren
[email protected] M. Bomhof Han von den Hoff en; Linda van de Grint (t/m 1 maart 2007) Juridische Hogeschool Avans Fontys Locatie ‘s-Hertogenbosch ’s-Hertogenbosch, 29 mei 2007 Studentnummer 009940658 28 Juridische mei 2007 Hogeschool Avans-Fontys
2
Afstudeerscriptie
VOORWOORD
Het rapport “Op weg naar een uniforme afwikkeling van de schuldsanering” vormt de afsluiting van mijn studie HBO-Rechten aan de Juridische Hogeschool Avans-Fontys te ’s-Hertogenbosch. Aan het eind van mijn afstudeerperiode kijk ik terug op een prettige maar vooral leerzame ervaring. In de periode van 29 januari tot en met 28 mei 2007 heb ik een afstudeeronderzoek verricht binnen de Raad voor Rechtsbijstand ‘s-Hertogenbosch, afdeling Wsnp. Via de afstudeercommissie van de Juridische Hogeschool Avans – Fontys had ik vernomen dat de Raad voor Rechtsbijstand iemand zocht die onderzoek wilde verrichten naar de afwikkeling van de schuldsanering. Deze opdracht leek mij een uitgelezen kans om nader kennis te maken de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Hierbij wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken die mij geholpen en ondersteund hebben bij de uitvoering van mijn opdracht. Allereerst wil ik mijn begeleiders binnen de Raad bedanken: Han von den Hoff en Linda van de Grint. Na het vertrek van Linda per 23 februari 2007 is Han mijn enige begeleider geworden. Ondanks zijn drukke schema heeft hij mij goed begeleid tijdens de hele afstudeerfase. De Raad voor Rechtsbijstand heeft mij de kans gegeven zelfstandig te werken in een gezellige, informele omgeving. Daarnaast wil ik alle andere medewerkers binnen de Raad voor Rechtsbijstand bedanken voor hun collegialiteit en behulpzaamheid. Mijn dank gaat verder uit naar mijn eerste afstudeerdocent, de heer Ad van Dooren. Zijn ondersteuning heeft mij geholpen op de goede weg te blijven met het onderzoek. Ook mijn tweede coach, mevrouw Marieke Bomhof wil ik hierbij bedanken, voor het op afstand begeleiden van het afstudeerproces. Uiteraard wil ik ook alle geïnterviewde bewindvoerders en informanten van rechtbanken bedanken die hun medewerking hebben verleend aan dit onderzoek. Zonder hun medewerking en enthousiasme had ik de opdracht niet kunnen voltooien.
’s Hertogenbosch, mei 2007
Lisette Bakker
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
3
Afstudeerscriptie
INHOUDSOPGAVE
INHOUDSOPGAVE................................................................................................................................. 4 SAMENVATTING.................................................................................................................................... 6 1. INLEIDING ......................................................................................................................................... 7 2. WETTELIJKE REGELING ................................................................................................................. 9 2.1 INLEIDING ......................................................................................................................................... 9 2.2 DOCUMENTENONDERZOEK: WETTELIJKE REGELING ............................................................................ 9
2.2.1 Procedure verificatie van vorderingen................................................................... 9 2.2.2 Verificatievergadering ..........................................................................................10 2.2.2.1 De pro forma verificatie.....................................................................................11 2.2.3 Procedure uitdeling ..............................................................................................11 2.2.3.1 Uitdelingslijst.....................................................................................................12 2.2.4 Rekening en verantwoording ...............................................................................12 2.2.5 Beëindiging schuldsanering .................................................................................13 2.3 RECOFA RICHTLIJNEN ..................................................................................................................... 18
2.3.1 Werking, doel richtlijnen.......................................................................................19 2.3.2 Richtlijnen voor afwikkeling schuldsanering .........................................................19 3. WERKING VAN DE SCHULDSANERING IN DE PRAKTIJK......................................................... 20 3.1 INLEIDING ....................................................................................................................................... 20 3.2 INTERVIEW ..................................................................................................................................... 20
3.2.1 Medewerking interview ........................................................................................20 3.3 VELDONDERZOEK: GEGEVENS UIT HET INTERVIEW ............................................................................ 20
3.3.1 Verloop procedure rechtbanken...........................................................................20 3.3.2 Verschillen in beleid bij rechtbanken ....................................................................22 3.3.3 Verschillen in beleid bij bewindvoerders...............................................................27 3.3.4 Slotuitdelingslijst ..................................................................................................28 3.3.5 Uitdeling...............................................................................................................28 3.3.5.1 Gemiddelde uitdeling ........................................................................................28 3.3.6 Suggesties bewindvoerders .................................................................................29 3.3.7 Suggesties Rechtbanken .....................................................................................30 4. INVLOED NIEUWE WETSWIJZIGING............................................................................................ 32 4.1 INLEIDING ....................................................................................................................................... 32 4.2 W IJZIGINGEN / VERANDERINGEN ...................................................................................................... 33 4.2.1 VEREENVOUDIGING PROCEDURE .................................................................................................. 33 4.2.2 VERRUIMING BEËINDIGINGGRONDEN............................................................................................. 36 4.3 INVLOED OP HUIDIGE PROCEDURE ................................................................................................... 37 5. CONCLUSIES .................................................................................................................................. 39 6. AANBEVELINGEN / ADVIES .......................................................................................................... 41 6.1 INLEIDING ....................................................................................................................................... 41 6.2 AANBEVELINGEN / ADVIEZEN TEN AANZIEN VAN KWALITEIT ................................................................ 41
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
4
Afstudeerscriptie
6.3 AANBEVELINGEN / ADVIEZEN TEN AANZIEN VAN HET PROCES ............................................................. 42 7. BEST-PRACTICE MODEL .............................................................................................................. 44 7.1 INLEIDING ....................................................................................................................................... 44 7.2 UITLEG BEST-PRACTICE MODEL ....................................................................................................... 46
7.2.1 Reguliere beëindiging (verstrijken van de termijn)................................................46 7.2.2 vereenvoudigde afwikkeling .................................................................................49 7.2.3 Akkoord ...............................................................................................................50 7.3 IMPLEMENTATIE MODEL ................................................................................................................... 51 BRONNENLIJST................................................................................................................................... 52 BIJLAGEN............................................................................................................................................. 55
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
5
Afstudeerscriptie
SAMENVATTING Bij de Raad voor Rechtsbijstand, bureau Wsnp1, staan vraagtekens bij de afwikkeling van schuldsanering in de praktijk en het beleid van rechtbanken op dit gebied. Uit signalen is gebleken dat rechtbanken de Wet schuldsanering natuurlijke personen anders interpreteren en hierin een eigen beleid hebben ontwikkeld. Naar aanleiding van deze situatie is een beschrijvend onderzoek opgesteld. In dit onderzoek zullen belanghebbenden geïnformeerd worden over het beleid dat rechtbanken hanteren met betrekking tot de afwikkeling van de schuldsanering en de verschillen die rechtbanken hierin vertonen. Het documentenonderzoek heeft bestaan uit een onderzoek naar de toepasselijke literatuur en wet- en regelgeving op het gebied van de Wsnp. Tevens heeft een gedeelte van het onderzoek bestaan uit een veldonderzoek. Er zijn interviews afgenomen met vijf bewindvoerders en zeven informanten van rechtbanken. Vrijwel elke respondent was van mening dat er geen uniformiteit in het beleid van rechtbanken aanwezig is, ondanks dat hier wel behoefte aan is. Er zijn veel verschillen in het beleid van rechtbanken aanwezig. De grootste verschillen bevinden zich in het wel of niet houden van pro forma zittingen, in verificatievergaderingen, de gegevens die het vonnis bevat, in het opstellen van de slotuitdelingslijst, in het gebruik van standaard documenten en in het afleggen van rekening en verantwoording. Daarnaast zijn er ook nog een aantal kleine verschillen aanwezig zoals de grens van de informele / formele uitdeling, het opheffen van de boedelrekening en in het overleggen van bescheiden. De verschillen in het beleid van rechtbanken bemoeilijken het werkproces van bewindvoerders. Om de snelheid, efficiëntie en de kwaliteit met betrekking tot de procedure omtrent de afwikkeling van de schuldsanering te verbeteren is het aan te bevelen een uniforme werkwijze (procedure) voor rechtbanken te ontwikkelen. Niet alleen de procedure maar ook de eisen die rechtbanken stellen aan bewindvoerders dienen te worden geüniformeerd. Een dergelijke werkwijze kan meer duidelijkheid bij bewindvoerders scheppen. Bewindvoerders en rechtbanken kunnen hun werkproces hierdoor (verder) optimaliseren en standaardiseren. De nieuwe wetswijziging2, die onder andere verlaging van de werklast beoogt en de toegang tot de regeling wil beperken voor diegene ten aanzien waarvan de schuldsanering werkt, kan op een aantal gebieden uniformering van het beleid van rechtbanken teweegbrengen. Met name de pro forma verificatievergadering en eindzitting, het schrappen van het saneringsplan, de frequentere toepassing van de vereenvoudigde procedure en de verruiming van termijnen voor het indienen van het ontwerpakkoord kunnen hiervoor zorg dragen. De wetswijziging biedt echter geen oplossing voor alle verschillen. Daarvoor is verdere uniformering noodzakelijk. 1 2
Waar hierna Wsnp staat wordt steeds Wet schuldsanering natuurlijke personen bedoeld. Wetswijziging 29 942: Wijziging van de faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
6
Afstudeerscriptie
1. INLEIDING
In het laatste jaar van de opleiding HBO-rechten heb ik een kwalitatief beschrijvend onderzoek verricht. Dit onderzoek heeft zich gericht op de verschillen in eisen en procedures van diverse rechtbanken met betrekking tot de afwikkeling van de schuldsanering. De aanleiding van het onderzoek is het feit dat de Raad voor Rechtsbijstand signalen uit de keten heeft ontvangen dat veel rechtbanken een eigen beleid hebben ontwikkeld ten aanzien van de afwikkeling van de schuldsanering. Dit beleid schijnt per rechtbank sterk te verschillen. In dit rapport kunt u lezen hoe de wettelijke afwikkeling van de schuldsanering is geregeld, welke bevindingen/resultaten het onderzoek heeft opgeleverd en de daarop gebaseerde conclusies en aanbevelingen. Belanghebbenden van dit rapport zijn met name rechtbanken, bewindvoerders, schuldenaren, Recofa en de Raad voor Rechtsbijstand. Met dit rapport wil de Raad voor Rechtsbijstand bereiken dat de verschillende beleidsvormen van rechtbanken met betrekking tot de afwikkeling van de schuldsanering in kaart worden gebracht. Het belang is praktisch: er moet inzichtelijk worden gemaakt of uniformiteit in de werkwijze van rechtbanken aanwezig is. Aan de hand van de onderzoeksresultaten van dit rapport zal bekeken worden wat eventuele vervolgstappen kunnen zijn. Het rapport zal voor alle belanghebbenden worden gepubliceerd op de site van de Raad voor Rechtsbijstand, afdeling Wsnp.3 De belangrijkste vraag die in dit rapport wordt beantwoord is: Welke verschillen zijn er aanwezig in het beleid bij rechtbanken omtrent de afwikkeling van de schuldsanering? Daarnaast worden er ook nog enkele onderzoeksvragen beantwoord die in hoofdlijnen inhouden; hoe dient de wettelijke schuldsanering te verlopen? hoe verloopt de schuldsanering in de praktijk? hoe vaak en hoeveel wordt er gemiddeld uitgedeeld? en welke invloed heeft wetswijziging 29 942 op de huidige procedure? De beantwoording van deze vragen worden uitgewerkt in hoofdstuk 2, 3 en 4. In deze hoofdstukken worden de resultaten van het onderzoek gepresenteerd. Om antwoord te krijgen op de bovenstaande vragen is er onder andere een documentenonderzoek en een veldonderzoek verricht. Het rapport bestaat uit 7 hoofdstukken. In hoofdstuk 2 worden de resultaten, die voortvloeien uit het documentenonderzoek, gepresenteerd. De wettelijke regeling inzake de afwikkeling van de schuldsanering zal uitgebreid aan de orde komen. In hoofdstuk 3 worden de resultaten die zijn voortgekomen uit het veldonderzoek gepresenteerd. Verder wordt beschreven hoe de afwikkeling van de schuldsanering in de praktijk gaat. In hoofdstuk 4 wordt wetswijziging 29 942 uiteengezet. Hierin wordt onder andere beschreven welke 3
www.wsnp.rvr.org.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
7
Afstudeerscriptie
veranderingen deze wetswijziging teweeg brengt en welke gevolgen de wetswijziging heeft op de huidige procedure. In hoofdstuk 5 wordt de conclusie beschreven en worden in hoofdstuk 6 een aantal aanbevelingen/adviezen gedaan. Tot slot wordt In hoofdstuk 7 een best-practice model weergegeven. Dit model streeft naar een uniforme afwikkeling van de schuldsaneringsregeling. Ieder hoofdstuk bestaat uit paragrafen en subparagrafen. In de voetnoten wordt verwezen naar bijlagen, bronnen of naar artikelen uit de wet.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
8
Afstudeerscriptie
2. WETTELIJKE REGELING
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd die zijn voortgekomen uit het documentenonderzoek (het onderzoek naar bestaande gegevens). Om tot een goede beschrijving te komen hoe de afwikkeling van de schuldsanering in de praktijk wordt uitgevoerd is het belangrijk eerst te beschrijven hoe deze procedure wettelijk geregeld is. Hierdoor kan gemakkelijk bekeken worden of rechtbanken de wettelijke regeling naleven en of rechtbanken deze op dezelfde wijze interpreteren.
2.2 Documentenonderzoek: wettelijke regeling De procedure van de schuldsanering is vanaf het begin (aanvragen van de schuldsanering) tot aan het eind (de beëindiging en afwikkeling) wettelijk geregeld. In deze paragraaf wordt alleen de procedure met betrekking tot de afwikkeling van de schuldsanering beschreven. De procedure tot aan de verificatie van schulden blijft in dit rapport buiten beschouwing. 2.2.1 Procedure verificatie van vorderingen De bewindvoerder stelt schuldeisers op de hoogte omtrent de toepassing van de schuldsanering. Hij geeft aan dat zij hun vorderingen, door middel van het overleggen van rekeningen (art. 110 FW)4, ter verificatie bij hem kunnen indienen. Nadat schuldeisers hun vorderingen ter verificatie hebben ingediend zal de bewindvoerder toetsen of deze vorderingen voldoen aan de volgende criteria: 1. 2. 3.
Valt de schuld onder de werking van de schuldsanering? Voor welk bedrag kan de vordering worden erkend? Welke rang heeft de schuldeiser op de lijst met erkende vorderingen. Is er sprake van een voorrecht, voorrang of is de vordering concurrent?5
Op de verificatie van vorderingen zijn de artikelen 110 tot en met 116, 119 tot en met 127 en 129 tot en met 137 van de Faillissementswet van overeenkomstige toepassing.6
4
Bron: Dethmers 2005, P. 137-148. De rangorde van vorderingen is in schuldsaneringen minder belangrijk dan bij faillissementen. Uitdeling geschiedt namelijk ‘naar evenredigheid van diens vordering met dien verstande dat, zolang de vorderingen waaraan voorrang is verbonden niet voldaan zijn, daarop een twee keer zo groot percentage wordt betaald als op de concurrente vorderingen’: art. 349 lid 2 FW. 6 Zie ook artikel 328 lid 1 FW. 5
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
9
Afstudeerscriptie
2.2.2 Verificatievergadering Op de verificatievergadering wordt definitief de positie van de schuldeisers vastgesteld. Artikel 289 lid 2 FW geeft aan dat de rechtbank ambtshalve, op voordracht van de rechtercommissaris of op verzoek van de schuldenaar of bewindvoerder een verificatievergadering kan plannen. Artikel 289 FW geeft geen termijn aan wanneer de verificatievergadering, na de uitspraak tot toelating, moet plaatsvinden. Lid 3 van dit artikel geeft alleen aan dat er tenminste veertien dagen verlopen moeten zijn ‘nadat de dag is vastgesteld waarop uiterlijk de schuldvorderingen bij de bewindvoerder moeten zijn ingediend ‘(lid 2). Is er om een verificatievergadering verzocht dan leidt dit tot de volgende handelingen: • De dag en het tijdstip waarop de vergadering plaats zal vinden moeten worden bepaald (art. 289 lid 2 FW); • De griffier van de rechtbank publiceert de dag en het tijdstip waarop de vergadering plaatsvindt (art. 322 FW); • De lijst met voorlopig erkende en betwiste vorderingen wordt neergelegd op de griffie van de rechtbank (art. 114 FW); • De bewindvoerder moet alle bekende schuldeisers aanschrijven. Hij dient schuldeisers op te roepen voor de verificatievergadering en dient hen mee te delen dat de lijst met vorderingen ter inzage liggen (art. 115 FW); • Uiterlijk tien dagen voor de vergadering zal plaatsvinden, dient de bewindvoerder een verslag over de toestand van de boedel in te dienen (art. 318 FW). 7 Op de verificatievergadering zal de rechter-commissaris de lijsten met voorlopig erkende en betwiste vorderingen voorlezen (art. 119 lid 1 FW). De schuldenaar dient hierbij in persoon aanwezig te zijn zodat hij, indien nodig, inlichtingen over de vorderingen kan geven (art. 116 FW). Vorderingen die niet door de bewindvoerder of schuldeiser betwist worden, zal de bewindvoerder overbrengen naar de lijst van erkende schuldeisers (art. 121 FW). Nadat de vorderingen door de bewindvoerder zijn geverifieerd brengt hij schriftelijk verslag uit over de stand van de boedel. De bewindvoerder geeft schuldeisers alle inlichtingen waar zij om vragen (art. 137 lid 1 FW). Dit verslag wordt samen met het proces-verbaal van de verificatievergadering op de griffie van de rechtbank ter inzage gelegd (art. 336, 137 lid 1 FW). 8 Tegen beslissingen genomen op de verificatievergadering staat geen hoger beroep open. Schuldeisers, de schuldenaar of de bewindvoerder kunnen eventueel wel verbetering aan de rechtbank vragen (art. 137 lid 2 FW). 9
7
Bron: Dethmers 2005, P. 146. Artikel 336 FW zal bij invoering van de wetswijziging komen te vervallen. Het opstellen van een proces-verbaal van de verificatievergadering is dan niet meer nodig. 9 Bron: Dethmers 2005, P. 137-148. 8
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
10
Afstudeerscriptie
2.2.2.1 De pro forma verificatie Ondanks alle formaliteiten zoals publicaties en oproepingen bezoeken schuldeisers maar zelden de verificatievergadering. De meeste vorderingen worden door de bewindvoerder erkend en het te verwachten bedrag aan uitdeling is vaak zo laag dat schuldeisers het niet de moeite waard vinden om naar de rechtbank te gaan. Eén en ander leidt ertoe dat er nogal eens pro forma zittingen worden gehouden. Bij een pro forma zitting worden alle oproepingen en publicaties wel verricht, maar er wordt niet op gerekend dat de zitting ook daadwerkelijk plaatsvindt. De bewindvoerder, schuldenaar en schuldeisers hoeven op een dergelijke zitting niet te verschijnen, tenzij iemand aangeeft dat hij of zij toch een verificatievergadering wenst. 10 Van de pro forma verificatievergadering wordt wel een proces-verbaal opgesteld. Daarin staat vermeld dat de zaak is uitgeroepen maar dat niemand is verschenen, waardoor bij gebrek aan tegenspraak alle vorderingen op de lijst met definitief erkende schuldeisers worden geplaatst. Voor pro forma zittingen is in de huidige wetgeving geen wetsartikel opgenomen. Recofa heeft hiervoor in 2005 alleen richtlijnen opgesteld.11 In het wetsvoorstel 29 942, dat besproken wordt in hoofdstuk 4, worden pro forma zittingen “gelegaliseerd”.12 2.2.3 Procedure uitdeling Uitgangspunt van de wet is dat er uitdeling plaatsvindt zodra er ‘voldoende gerede penningen aanwezig zijn’ om uit te delen aan geverifieerde schuldeisers.13 Uit dit artikel (art. 349 lid 1 FW) blijkt dat een bewindvoerder tussentijds uitkeringen kan doen. Hieraan bestaat met name behoefte als de rechter een langere termijn voor de schuldsanering (bijvoorbeeld vijf jaar) heeft vastgesteld. Verwacht wordt dat bewindvoerders, nadat zij met de vereffening en tegeldemaking zijn begonnen, snel tot een eerste uitkering over gaan.14 Indien een uitdeling aan de schuldeisers plaatsvindt aan het einde van de schuldsanering, eindigt de schuldsanering door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst (art. 356 lid 2 FW).15 Niet altijd eindigt de schuldsanering door het verbindend worden van de slotuitdelingslijst. Dit is namelijk niet het geval als sprake is van een vereenvoudigde procedure, automatisch faillissement, akkoord en beëindiging overig. Deze manieren van beëindiging worden uitgebreid behandeld in paragraaf 2.2.5. De artikelen 181, 182, 183 tot en met 189, 191 en 192 van de Faillissementswet zijn van overeenkomstige toepassing op de uitdelingsprocedure.
10
Bron: Dethmers 2005, P. 148-149. Zie richtlijn 23 van Richtlijnen voor Schuldsaneringen opgenomen in bijlage 3. 12 Artikel 328a van het Wetsvoorstel. 13 Artikel 349 lid 1 FW. 14 Bron: Dethmers 2005, P. 151-158. 15 Bron: Dethmers 2005, P. 151-158. 11
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
11
Afstudeerscriptie
2.2.3.1 Uitdelingslijst De uitdelingsprocedure start met het opstellen van de slotuitdelingslijst. Deze wordt na de beëindigingzitting opgesteld en bevat ‘een staat van ontvangsten en uitgaven, de namen van de schuldeisers, het geverifieerde bedrag van ieders vordering, benevens de daarop ontvangen uitkering’ (art. 349 lid 4 FW). Het bevat dus niet alleen de financiële verantwoording van het uit te delen totaalbedrag maar ook de wijze waarop dit bedrag over de geverifieerde schuldeisers wordt verdeeld. De wet stelt geen termijn aan het opstellen van de slotuitdelingslijst, maar geeft aan dat de lijst onverwijld na de beëindigingzitting dient te worden opgesteld.16 Als de uitdelingslijst is opgesteld moet deze door de rechter-commissaris worden goedgekeurd. Indien de lijst is goedgekeurd ligt deze gedurende tien dagen op de griffie en kan door schuldeisers worden ingezien (art. 183 lid 1 FW). Zij kunnen hiertegen verzet indienen (art. 184 FW). Indien er geen verzet is ingediend, wordt de slotuitdelingslijst, op de tiende dag na neerlegging, verbindend.17 Hebben schuldeisers wel verzet ingediend dan bepaalt de rechter-commissaris, na afloop van de inzage termijn van tien dagen, de dag waarop dit verzet zal worden behandeld. Deze zitting zal niet later worden gehouden dan veertien dagen na afloop van de inzagetermijn (art. 185 lid 1 FW). De bewindvoerder stelt vervolgens alle erkende en eventueel voorwaardelijke geverifieerde schuldeisers op de hoogte van het bedrag (percentage) waarvoor zij in aanmerking komen (art. 183 lid 3 FW). De neerlegging wordt tevens door de griffier van de rechtbank ten laste van de boedel gepubliceerd in de staatscourant.18 Na het verbindend worden van de uitdelingslijst ontstaat voor de bewindvoerder de verplichting uit te delen / uit te betalen conform de door hem opgestelde lijst (art. 192 FW). 2.2.4 Rekening en verantwoording Binnen een termijn van één maand na het beëindigen van de schuldsanering dient de bewindvoerder rekening en verantwoording aan de rechter-commissaris af te leggen (art. 356 lid 3). Dit artikel geeft aan dat binnen die maand uitkeringen plaats dienen te vinden. Bij rekening en verantwoording geeft de bewindvoerder uitleg over het financiële beheer van de boedel. Rekening en verantwoording verloopt meestal via de boedelrekening. Rekening houdt kort gezegd in dat alle afschriften van de boedelrekening aan de rechter-commissaris moeten worden overgelegd. Deze afschriften dienen als bewijs dat alle in- en uitgaven via de boedel zijn verlopen en dat de boedelrekening na uitdeling op nul is geëindigd. Rekening en verantwoording kan bij steeds meer rechtbanken worden gedaan zonder dat daarvoor alle
16
Bron: Dethmers 2005, P. 157-159. Als de laatste dag valt op zaterdag, zondag of feestdag loopt de termijn door tot eerstvolgende werkdag: artikel 1 algemene termijnenwet. 18 Bron: Dethmers 2005, P. 158-159. 17
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
12
Afstudeerscriptie
bankafschriften overlegd moeten worden. Steeds meer rechtbanken hebben namelijk ‘on line’ inzage in de boedelrekening (e-banking).19 De bewindvoerder moet niet alleen rekening maar ook verantwoording (van geldstromen) afleggen. Verantwoording afleggen is, in tegenstelling tot rekening afleggen, een noodzaak. Aan alleen bankafschriften kan de rechter namelijk niet zien of geldstromen correct zijn verlopen. De verantwoording voor de geldstromen aan schuldeisers kan de rechter in principe aflezen uit de uitdelingslijst.20 De bewindvoerder moet in elk geval bij het eindverslag een financieel verslag als bijlage voegen. Hierin moeten alle in- en uitgaven, uitkomend op het bedrag dat voor uitdeling beschikbaar is, gerangschikt en verantwoord zijn.21 2.2.5 Beëindiging schuldsanering In deze paragraaf zal kort worden ingegaan op de manieren waarop de schuldsaneringsregeling kan eindigen. De schuldsaneringsregeling kan op de volgende manieren eindigen:22 • Verstrijken van de saneringstermijn (art. 352 lid 1 FW); • Verkorting van de termijn (art. 352 lid 2 FW); • Tussentijdse beëindiging (art. 350 FW); • Omzetting in een faillissement (art. 312 FW); • Door een akkoord (art. 340 FW). De reguliere beëindiging / verstrijken van de saneringstermijn In beginsel eindigt de schuldsaneringsregeling door het verstrijken van de saneringstermijn, tenzij de toepassing van de schuldsanering niet reeds tussentijds is beëindigd (art. 352 lid 1 FW). Beëindiging van deze regeling vindt echter niet van rechtswege plaats, maar wordt voorafgegaan door een zitting waarop de beëindiging wordt behandeld. De rechtbank onderzoekt op deze zitting of aan de beëindiging het rechtsgevolg van een schone lei kan worden verbonden (art. 354 en 358 FW). Op de zitting doet de rechtbank in beginsel ook uitspraak over de beëindiging. Doet de rechtbank dit niet dan zal zij dit uiterlijk de achtste dag na de zitting alsnog doen (art. 354 lid 1 FW). Tegen deze uitspraak staat hoger beroep en cassatie open voor zowel de schuldenaar als de verschenen schuldeisers (art. 355 FW). Indien de termijn voor hoger beroep en cassatie is verstreken gaat de bewindvoerder (onverwijld) over tot het opstellen van een slotuitdelingslijst (art. 356 lid 1 FW), die de rechter-commissaris vervolgens moet goedkeuren (art. 183 FW). Zodra de rechtercommissaris deze lijst heeft goedgekeurd wordt de lijst ter inzage neergelegd ter griffie van de rechtbank. De bewindvoerder publiceert de neerlegging en dient de bewindvoerders op de hoogte stellen dat de lijst ter inzage ligt (art. 356 lid 2 FW). De uitdelingslijst wordt
19
Bron: Dethmers 2005, P. 158 e.v. Bron: Dethmers 2005, P. 158 e.v. 21 Bron: Dethmers 2005, P. 158. 22 Bron: Dethmers 2005, P. 167-168. 20
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
13
Afstudeerscriptie
verbindend op de tiende dag na neerlegging (art. 187 lid 4 FW). De schuldsanering eindigt door het verbindend worden van de uitdelingslijst (art. 356 lid 2 FW).23 Verkorting van termijn / vereenvoudigde procedure Indien na de uitspraak tot toepassing van de schuldsanering een jaar is verstreken en er nog geen verificatievergadering is gepland kan de rechter-commissaris (of op verzoek van de schuldenaar of bewindvoerder) een zitting plannen waarop de beëindiging zal worden behandeld. De oproeping voor deze zitting vindt op dezelfde wijze plaats zoals besproken bij de gewone beëindiging. Ook de zitting vindt op dezelfde wijze plaats. Een dergelijke zitting wordt alleen gepland als de bewindvoerder een beredeneerde verklaring heeft opgesteld waaruit blijkt dat na het verstrijken van de normale termijn (3 jaar) geen uitdeling aan schuldeisers te verwachten is (art. 354 lid 2 FW). De rechtbank kan de grond waarop het verzoek voor deze beëindiging is gebaseerd niet juist achten. Zij kan dan alsnog bepalen de schuldsanering tussentijds te beëindigen (indien hiervoor een grond aanwezig is als genoemd in art. 350 FW) of zij kan ervoor kiezen de schuldsanering voort te laten duren. De rechtbank zal dan alsnog een verificatievergadering plannen.24 Net als bij de gewone beëindiging staat ook tegen deze uitspraak van de rechtbank hoger beroep en cassatie open (art. 355 FW). Indien de rechtbank een verkorting van de termijn toewijst eindigt de schuldsanering door het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak tot beëindiging (art. 356 lid 2 FW).25 Het opstellen van een slotuitdelingslijst kan achterwege blijven. Deze beëindiging heeft hetzelfde rechtsgevolg als die van de reguliere beëindiging (art. 358 FW). Tussentijdse beëindiging Op de verificatievergadering (indien deze wordt gehouden) wordt gesproken over voortzetting of beëindiging van de schuldsaneringsregeling (art. 334 FW). De rechter bepaalt, voor het sluiten van de verificatievergadering, de terechtzitting waarop onder andere wordt beslist of de schuldsanering zal worden voorgezet dan wel op één van de in artikel 350 FW genoemde gronden zal worden beëindigd (art. 337 lid 2b en 338 lid 4 FW) (art. 335 FW). De rechtbank kan de toepassing van de schuldsanering beëindigen op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerders, van de schuldenaar of op verzoek van één of meer schuldeisers. De rechtbank kan dit ook ambtshalve doen (art. 350 lid 1 FW). De schuldenaar dient bij een verzoek om tussentijdse beëindiging voor verhoor te worden opgeroepen (art. 350 lid 2 FW). Schuldeisers kunnen worden opgeroepen (art. 350 lid 2 FW), maar de schuldeisers die om tussentijdse beëindiging heeft verzocht dient in elk geval voor behandeling te worden opgeroepen. Als de schuldsanering eindigt omdat de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt zijn voldaan (art. 350 lid 3 sub a FW) of de schuldenaar in staat is zijn betalingen te hervatten (art. 350 lid 3 sub b FW) eindigt de 23
Bron: Dethmers 2005, P. 167-168 en 179-181. Bron: Dethmers 2005, P. 168. 25 Deze bepaling is van kracht sinds 15 januari 2005 (door invoering van wetsontwerp 27 244). 24
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
14
Afstudeerscriptie
schuldsaneringsregeling door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis (art. 350 lid 4 en artikel 350 lid 4 Ontwerp FW).26 De rechtbank kan ook de schuldsanering beëindigen omdat de schuldenaar zijn verplichtingen niet naar behoren nakomt (art. 350 lid 3 sub c FW), bovenmatige schulden doet of laat ontstaan (art. 350 lid 3 sub d FW) of tracht zijn schuldeisers te benadelen (art. 350 lid 3 sub e FW). In deze gevallen volgt van rechtswege een omzetting van de schuldsanering in een faillissement (art. 350 lid 5 FW). Dit heeft de volgende gevolgen (artikel 359 lid 1 FW): 1. Handelingen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling door de bewindvoerder verricht, blijven geldend en verbindend; 2. Boedelschulden, gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan, gelden als boedelschulden in het faillissement; 3. In de schuldsaneringsregeling ingediende vorderingen gelden als ingediend in het faillissement. Bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel 29 942 zal geen sprake meer zijn van een automatisch faillissement. In artikel 350 lid 5 van het wetsvoorstel, dat nader besproken wordt in hoofdstuk 4, treedt voornoemd faillissement alleen in als ‘er baten beschikbaar zijn om daaruit de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen’. Als dergelijke baten ontbreken blijft verificatie van vorderingen en het opmaken van een uitdelingslijst achterwege. De schuldsanering eindigt in dit geval door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis (art. 350 lid 4 Ontwerp). Een faillissement treedt pas in op het moment van onherroepelijk worden van de uitspraak (art. 350 lid 4 FW). De schuldenaar is zodoende in de gelegenheid om tegen die uitspraak hoger beroep en eventueel cassatie in te stellen ( art. 351 FW).27 Akkoord Voor de totstandkoming van een akkoord is niet de medewerking van alle schuldeisers nodig. Er is namelijk de mogelijkheid van een dwangakkoord. Dit houdt in dat een gehomologeerd akkoord28 verbindend is voor elke schuldeiser ten aanzien waarvan de schuldsanering werking heeft ongeacht of zij al dan niet hun vordering ter verificatie hebben ingediend en of hun vordering is erkend (art. 340 lid 2). Door het akkoord eindigt de schuldsanering en blijft de wettelijke vereffening van de boedel achterwege. De afwikkeling van de schuldsanering vindt plaats volgens het akkoord.29
26
Bron: Dethmers 2005, P. 168-169. Bron: Dethmers 2005, P. 168-169. 28 Gehomologeerd houdt in dat het akkoord is aangenomen door de rechter-commissaris. 29 Bron: Dethmers 2005, P. 183-194. 27
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
15
Afstudeerscriptie
Aanbieden Een akkoord kan in bijna elk stadium30 van de schuldsanering worden aangeboden. De wet onderscheidt echter drie momenten:31 1. Een ontwerpakkoord bij het verzoek tot toelating (art. 329 lid 5 FW). In het toelatingsvonnis wordt dan een datum voor de verificatievergadering gepland. Op deze vergadering zal het akkoord gelijktijdig worden behandeld ( art. 289 lid 1 FW). Deze verificatievergadering zal niet eerder dan twee maanden na de uitspraak tot definitieve toepassing van de schuldsanering worden gehouden (art. 289 lid 5 FW). In de publicatie van de uitspraak wordt tevens deze datum en akkoordbehandeling opgenomen (art. 293 FW) en medegedeeld dat het ontwerpakkoord ter inzage ligt (art. 329 lid 5 FW). Schuldeisers worden na de uitspraak tot toepassing van de schuldsanering schriftelijk op de hoogte gesteld dat het ontwerpakkoord ter inzage ligt (art. 322 FW). 2. Een ontwerpakkoord indienen na het verzoekschrift tot vaststelling van de schuldsaneringsregeling. Gebeurt dit voor de verificatievergadering en is deze vergadering nog niet bepaald dan worden beide gelijktijdig gehouden (art. 289 lid 2 en 329 lid 4 FW). Het ontwerp van het akkoord moet uiterlijk de vijftiende dag voordat de verificatievergadering wordt gehouden op de griffie ter inzage liggen. Ook in dit geval is publicatie van de uitspraak, mededeling van neerlegging en de datum van behandeling van het akkoord vereist (art. 329 lid 6 FW). 32 3. Aanbieding van het akkoord nadat de verificatievergadering en het saneringsplan is vastgesteld (art. 329 lid 3 FW). Dit is slechts mogelijk als voor de vaststelling van de verificatievergadering en het saneringsplan een akkoord is verworpen of de homologatie daarvan is geweigerd. Deze bevoegdheid kan slechts één keer worden uitgeoefend. In het wetsontwerp vervalt het saneringsplan en bepaalt art. 329 lid 3 ontwerp dat een akkoord één keer na een verworpen of niet gehomologeerd akkoord opnieuw kan worden ingediend.33 Behandeling Het akkoord wordt behandeld ten overstaan van de rechter-commissaris.34 Voordat het akkoord in behandeling wordt genomen wordt eerst gecheckt of aan alle formaliteiten zijn voldaan. De bewindvoerder en/of de schuldenaar hebben de mogelijkheid om het akkoord nader toe te lichten en indien nodig te verdedigen (art. 332 lid 1 FW). De aanwezige
30
Deze beperking wordt met de invoering van het Wetsvoorstel zoveel mogelijk getracht uit de wet te halen. Zie ook art. 329 Ontwerp. 31 Bron: Dethmers 2005, P. 183-194. 32 In het wetsontwerp worden art. 289 lid 2 en 329 lid 5 gewijzigd. De bevoegdheid om na de toelating een verificatievergadering te bepalen wordt bij het wetsontwerp toegekend aan de rechtercommissaris in plaats van aan de rechtbank. 33 Art. 331 vervalt in het Wetsontwerp. In art. 329 Ontwerp zal de bepaling dat de rechter-commissaris datum en tijd bepaalt waarop een akkoord zal worden behandeld en de bewindvoerder voor publicatie en oproeping van de schuldeisers zal zorgdragen vervallen. 34 In de praktijk vindt dit meestal plaats op de verificatievergadering nadat er is gesproken over een eventuele voortzetting of beëindiging van de schuldsanering en het saneringsplan.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
16
Afstudeerscriptie
schuldeisers mogen vragen stellen en kunnen hun bezwaren tegen het akkoord kenbaar maken. Nadat alle formaliteiten hebben plaatsgevonden wordt gestemd over het akkoord (art. 332 lid 4 sub a en b FW). Indien het akkoord door de crediteuren is aangenomen moet de rechtbank het akkoord nog goedkeuren. De rechter-commissaris bepaalt bij de akkoordbehandeling en met inachtneming van de wettelijke bepalingen omtrent het akkoord of het akkoord aangenomen of verworpen wordt. De resultaten van de akkoordbehandeling legt de rechter-commissaris vast in een procesverbaal. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open. Er bestaat alleen de mogelijkheid om verbetering van het proces-verbaal te verzoeken ‘indien uit de stukken zelve blijkt dat het akkoord door de rechter-commissaris ten onrechte als verworpen is beschouwd’ (art. 332 lid 6 en 149 FW).35 Homologatie en afwikkeling De homologatie van een akkoord is in principe een rechterlijke toets of het akkoord, in het belang van de crediteuren, onherroepelijk moet worden. De rechtbank beslist aan de hand van de haar bekende gegevens of schuldeisers aan de stemverhouding gebonden kunnen worden. Indien de rechtbank van mening is dat schuldeisers hier niet aan kunnen worden gehouden weigert de rechtbank homologatie. De rechtbank beslist vervolgens of de schuldsaneringsregeling zal worden voortgezet of tussentijds zal worden beëindigd (art. 338 lid 4 FW). De termijn die in acht moet worden genomen tussen de stemming over het akkoord en de homologatiezitting is minimaal veertien dagen (art. 335 lid 2 FW). Gedurende deze veertien dagen kunnen schuldeisers schriftelijk aangeven waarom zij homologatie wenselijk achten. Op de homologatiezitting brengt de rechter-commissaris verslag uit. Iedere schuldeiser kan de gronden aangeven waarop hij de homologatie van het akkoord wenst of bestrijdt.36 In artikel 153 FW staan een viertal gronden opgesomd wanneer homologatie geweigerd kan worden: 1. Indien de baten des boedels37, de som, bij het akkoord bedongen, aanmerkelijk te boven gaan; 2. Indien de nakoming van het akkoord niet voldoende gewaarborgd is; 3. Indien het akkoord door bedrog, door begunstiging van een of meer schuldeisers of met behulp van oneerlijke middelen tot stand is gekomen, onverschillig of de gefailleerde dan wel een ander daartoe heeft medegewerkt (lid 3); 4. Op andere gronden, zelfs als deze niet naar voren worden gebracht. Tegen het vonnis tot homologatie of weigering kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld. De mogelijkheid voor cassatie staat ook open. Indien het akkoord geweigerd wordt kunnen de schuldenaar en schuldeisers, die voor het akkoord hebben gestemd en ook op de zitting waarop de homologatie werd behandeld zijn verschenen, hoger beroep of cassatie 35
Bron: Dethmers 2005, P. 183-194. Bron: Dethmers 2005, P. 183-194. 37 Hieronder vallen niet alleen de baten die aanwezig waren bij het aanbieden van het akkoord, maar ook de baten die gedurende de resterende termijn verwacht worden te zijn verworven. 36
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
17
Afstudeerscriptie
instellen. Als homologatie verleend is, staat hoger beroep open voor de schuldeisers die tegen of helemaal niet op het akkoord hebben gestemd en wel op de zitting, waarop de homologatie werd behandeld, zijn verschenen (art. 154-156 en 339 lid 1 FW). Bij verlening van homologatie eindigt de schuldsanering door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis (art. 340 FW).38 Deze beëindiging dient te worden gepubliceerd (art. 340 FW). Als de schuldenaar het akkoord niet naleeft, kan een schuldeiser ontbinding van het akkoord vorderen (art. 165 FW). In dat geval zal de procedure gevolgd worden gelijk aan het verzoek tot faillietverklaring (art. 166 FW). 39 Dwangakkoord Artikel 332 lid 6 verklaart artikel 149 en daarmee ook artikel 268a FW van overeenkomstige toepassing bij schuldsaneringen. Artikel 268a FW maakt een (zogenaamd) dwangakkoord mogelijk: ‘In afwijking van artikel 268 kan de rechtbank of de rechter-commissaris, als die is benoemd, op verzoek van de schuldenaar of de bewindvoerder bij gemotiveerde beschikking een aangeboden akkoord vaststellen als ware het aangenomen indien: 1. Drievierde van de ter vergadering verschenen erkende en toegelaten schuldeisers voor het akkoord hebben gestemd en; 2. De verwerping van het akkoord het gevolg is van het tegenstemmen van één of meer schuldeisers die alle omstandigheden in aanmerking genomen en in het bijzonder het percentage dat die schuldeisers, zou de boedel worden vereffend, naar verwachting aan betaling op hun vordering zullen ontvangen, in redelijkheid niet tot het stemgedrag hebben kunnen komen.’
2.3 Recofa richtlijnen In de voorgaande paragrafen is de wettelijke regeling inzake de afwikkeling van de schuldsanering beschreven. Om een goed beeld te krijgen hoe deze procedure in de praktijk in zijn werk gaat is het belangrijk ook de richtlijnen voor schuldsaneringen40, opgesteld door Recofa, kort te bespreken. Deze richtlijnen vormen namelijk een belangrijk uitgangspunt bij de invulling van de normen binnen de Wsnp en de uitvoering van de schuldsanering in de praktijk.41
38
Het gehomologeerde akkoord is verbindend voor alle schuldeisers ten aanzien waarvan de schuldsanering werking heeft, ook als die vorderingen niet ter verificatie zijn ingediend of niet zijn erkend. Zie ook artikel 340 lid 2 FW. 39 Als de ontbinding wordt uitgesproken verklaart de rechtbank de schuldenaar gelijktijdig failliet (art. 340 lid 4). In het wetsontwerp wordt dit beperkt: In het wetsontwerp wordt de schuldenaar alleen failliet verklaard als er baten beschikbaar zijn voor uitdeling (art. 340 lid 4 Ontwerp). 40 Zie voor de richtlijnen van schuldsaneringen bijlage 3. 41 Bron: Von Bergh 2006.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
18
Afstudeerscriptie
2.3.1 Werking, doel richtlijnen Zoals al eerder in dit rapport is aangegeven heeft Recofa, in onderling overleg met de Raad voor Rechtsbijstand, richtlijnen voor schuldsaneringen opgesteld. Deze richtlijnen zijn op 1 oktober 2005 in werking getreden en bevatten bepalingen ter uniformering van het (rol)beleid en beslissingskader van rechters(-commissarissen), bewindvoerders en andere uitvoerende partijen in Wsnp-zaken. Recofa is bij het opstellen van deze richtlijnen vooruitgelopen op de voorgestelde wijzigingen conform het, in hoofdstuk 4 besproken, wetsvoorstel 29 942. 2.3.2 Richtlijnen voor afwikkeling schuldsanering De richtlijnen die belangrijk zijn voor de afwikkeling van de schuldsanering worden hieronder genoemd: • In de richtlijnen zijn in de bijlagen modelverslagen opgesteld die door iedere bewindvoerder kunnen worden gebruikt. Bovendien is er voorgeschreven welke bijlage(n) (model crediteurenlijst, recente berekening Vtlb42) bij het toepasselijke model dienen te worden gevoegd. Zo is er bijvoorbeeld een model voor de slotuitdelingslijst opgesteld. Ook de financiële verslaglegging en het verzoek onderhandse verkoop en vaststelling salaris zijn verwerkt in standaard verslagen (zie richtlijnen 18, 20, 21 en 25). • De procedure van de verificatievergadering en de akkoordbehandeling is heel uitvoerig beschreven. De richtlijnen maken het mogelijk om de verificatievergadering pro forma te houden (zie richtlijnen 23 en 26). • In de richtlijnen is vastgesteld dat, indien de boedel die aanwezig is minder bedraagt dan € 500,=, er informeel kan worden uitgedeeld aan de schuldeisers. Er kan in deze gevallen worden afgezien van het houden van een verificatievergadering; er kan onderhands worden uitgedeeld (zie richtlijn 24). • Aan schuldeisers die over een akkoord worden geraadpleegd, wordt (via het model betreffende de volmachtverlening) de mogelijkheid geboden om de bewindvoerder te machtigen om tegen het akkoord te stemmen (zie richtlijn 26). • Ook de vaststelling van het salaris van de bewindvoerder wordt uitvoerig beschreven (zie richtlijn 27). 43 Voor een overzicht van alle richtlijnen verwijs ik naar bijlage drie van dit rapport. Na het uiteenzetten van de wettelijke regeling inzake de afwikkeling van de schuldsanering en de daarbij toepasselijke Recofa richtlijnen zijn we nu toegekomen aan een beschrijving hoe de Wet schuldsanering natuurlijke personen in de praktijk wordt nageleefd/uitgevoerd.
42 43
Vrij te laten bedrag. Bron: Recofa, ‘richtlijnen voor schuldsanering’ <www.Wsnp.rvr.org/frames/fr_bewindv.htm> Augustus 2005. Zie ook bijlage 3.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
19
Afstudeerscriptie
3. WERKING VAN DE SCHULDSANERING IN DE PRAKTIJK
3.1 Inleiding Na de in hoofdstuk 2 besproken wettelijke regeling inzake de afwikkeling van de schuldsanering komen nu de gegevens aan bod die zijn voortgekomen uit het veldonderzoek.
3.2 Interview 3.2.1 Medewerking interview Er zijn interviews afgenomen onder vijf bewindvoerderorganisaties (die tezamen 12 arrondissementen vertegenwoordigden) en zeven respondenten van rechtbanken. Iedere respondent was bereid mee te werken aan het onderzoek. Omdat het een open interview betrof waren de respondenten ook in de gelegenheid hun visie over het onderwerp naar voren te brengen. Respondenten toonden veel interesse en gaven vele suggesties ter verbetering van de schuldsanering.
3.3 Veldonderzoek: gegevens uit het interview 3.3.1 Verloop procedure rechtbanken Rechtbanken (en bewindvoerders) geven over het algemeen, op enkele punten na, gehoor aan de bepalingen die de Wet schuldsanering natuurlijke personen in combinatie met de Recofa richtlijnen voorschrijven. Echter de uitvoering hiervan blijkt per rechtbank/bewindvoerderorganisatie verschillend te zijn. Deze verschillen komen niet in deze maar in de volgende paragraaf aan de orde. In deze paragraaf wordt alleen ingegaan op de gebieden waar (enkele) rechtbanken (en bewindvoerders) afwijken van de wettelijke bepalingen. Beslagvrije voet Recofa heeft een berekening opgesteld die aangeeft hoe hoog het vrij te laten bedrag dient te zijn bij de Wsnp.44 Uitgangspunt hierbij is dat de schuldenaar in ieder geval het salaris van de bewindvoeder moet betalen, voor zover dit bedrag niet komt onder de beslagvrije voet. Met andere woorden: de schuldenaar zal tenminste een bedrag moeten afdragen ter hoogte van het salaris van de bewindvoerder, ook al is het inkomen lager dan het vrij te laten
44
Zie ook: Rapport van de werkgroep rekenmethode Vtlb van Recofa, ‘Berekening van het vrij te laten bedrag bij toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen’, januari 2005
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
20
Afstudeerscriptie
bedrag. Deze verplichting bestaat alleen dan niet, als het resterende inkomen met deze minimale afdracht lager zou zijn dan de beslagvrije voet.45 Artikel 20 van de Grondwet bepaalt immers dat elke Nederlander recht heeft op bijstand als hij of zij niet in zijn of haar bestaan kan voorzien.46 Rechtbanken die van schuldenaren verlangen dat zij een minimale verschuldigde bijdrage leveren ook al komen zij hierdoor onder de bijstandsnorm handelen in strijd met de wet. Bij enkele rechtbanken is dit het geval. Uitgangspunt van deze rechtbanken is dat het salaris van de bewindvoerder in ieder geval dient te worden betaald. Bewindvoerders zouden in bepaalde zaken anders voor “niets” werken. Dat willen sommige rechtbanken tegenhouden. De schuldenaar zou in een dergelijk geval beroep moeten doen op bijzondere bijstand. Schriftelijke verslaglegging Artikel 137 FW is van overeenkomstige toepassing op schuldsaneringen. Lid 1 van dit artikel geeft het volgende aan: ‘na afloop der verificatie brengt de curator verslag uit over de stand van de boedel, en geeft hij daaromtrent alle door de schuldeisers verlangde inlichtingen. Het verslag wordt, met het proces-verbaal der verificatievergadering, na afloop dier vergadering ter griffie nedergelegd ter kosteloze inzage van een ieder. De neerlegging geschiedt kosteloos’. Uit dit artikel blijkt dat voornoemd verslag schriftelijk ter inzage moet worden gelegd tezamen met het proces-verbaal van de verificatievergadering. In de praktijk wordt dit verslag vrijwel nooit (schriftelijk) samen met het proces-verbaal ter inzage gelegd. Bewindvoerders leggen dit verslag veelal voor de verificatievergadering aan de rechter-commissaris voor. Tussentijdse uitdeling Artikel 349 lid 1 FW geeft aan: ‘Zo dikwijls er voldoende gerede penningen aanwezig zijn, gaat de bewindvoerder over tot een uitdeling aan de geverifieerde schuldeisers’. In de praktijk wordt dit artikel zelden nageleefd. Dit heeft in veel zaken vooral te maken met de geringe omvang van de boedel. Daarnaast wordt in veel schuldsaneringen pas tegen het einde van de regeling geverifieerd waardoor tussentijdse uitdeling niet mogelijk is. Ook als de boedel een grote omvang heeft en/of aan het begin geverifieerd is, wordt in de meeste gevallen slechts eenmaal uitgedeeld; namelijk aan het einde van de schuldsanering Ook dit principe is in beginsel in strijd met de wettelijke bepalingen. Afleggen rekening en verantwoording Artikel 356 lid 3 FW geeft aan dat: ‘Na verloop van één maand na de beëindiging doet de bewindvoerder rekening en verantwoording van zijn beheer aan de rechter-commissaris’. Dit artikel geeft aan dat bewindvoerders binnen één maand na de beëindiging van de schuldsanering rekening en verantwoording moeten afleggen. Veel rechtbanken en 45
Bron:Rapport van de werkgroep rekenmethode Vtlb van Recofa, ‘Berekening van het vrij te laten bedrag bij toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen’, januari 2005 46 Zie artikel 20 lid 3 van de grondwet: Nederlanders hier te lande, die niet in het bestaan kunnen voorzien, hebben een bij de wet te regelen recht op bijstand van overheidswege.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
21
Afstudeerscriptie
bewindvoerders geven geen gehoor aan deze wettelijke aansporing door andere eisen te stellen / in acht te nemen. De termijn voor het afleggen van rekening en verantwoording varieert bij rechtbanken en bewindvoerders van één tot drie maanden. Er zijn rechtbanken die geen termijn stellen en het van de werklast van bewindvoerders overlaten of, en wanneer, aan dit wetsartikel gehoor wordt gegeven. In sommige gevallen is het voor bewindvoerders niet mogelijk om de termijn voor het afleggen van rekening en verantwoording in acht te nemen doordat een schuldeisers niet meer bestaat, de belastingdienst nog gelden moet storten etc. Uit de praktijk blijkt dat sommige rechtbanken kampen met grote achterstanden bij het afleggen van rekening en verantwoording. Deels is dit te wijten aan de werkzaamheden van bewindvoerders maar voor een groot deel is dit te wijten aan de werklast en het beleid dat rechtbanken hieromtrent hanteren. Voor bewindvoerders is de prikkel tot het afleggen van rekening en verantwoording namelijk extra hoog omdat zij met de invoering van het nieuwe subsidiesysteem hun subsidie pas krijgen nadat zij rekening en verantwoording hebben afgelegd. Uit de praktijk is gebleken dat bewindvoerders door dit nieuwe systeem hiertoe sneller overgaan. Naast het feit dat sommige rechtbanken geen gehoor geven aan de wettelijke aansporing om binnen één maand rekening en verantwoording af te leggen is er nog een tweede verschil aanwezig. Sommige rechtbanken verlangen namelijk geen rekening en verantwoording van de bewindvoerder, maar nemen genoegen met een beredeneerde verklaring van de bewindvoerder dat rekening en verantwoording is afgelegd. De noodzaak om rekening en verantwoording af te leggen wordt minder naarmate rechters-commissarissen via “e-banking” (online inzage in de boedelrekening) controleren of alle geldstromen goed verlopen en ter goedkeuring tekenen voor een geldstroom. Echter krachtens artikel 356 lid 3 FW is het wel noodzakelijk dat rekening en verantwoording wordt afgelegd. 3.3.2 Verschillen in beleid bij rechtbanken In de voorgaande paragraaf werd aangegeven op welke gebieden sommige rechtbanken afwijken van de wettelijke bepalingen. De wet stelt echter niet overal eisen aan, waardoor rechtbanken vrij zijn de wet op hun eigen wijze toe te passen. Dit leidt er veelal toe dat rechtbanken een eigen beleid vormen dat per rechtbank nogal eens verschilt. De verschillen die hierbij het meest in het oog springen bevinden zich vooral in de verificatievergaderingen, het wel of niet houden van pro forma zittingen, de gegevens die het eindvonnis bevat, de formele/informele uitdeling en in het afleggen van rekening en verantwoording. Daarnaast zijn er ook nog een aantal kleine verschillen in het beleid van rechtbanken aanwezig. De verschillen zullen hieronder nader worden toegelicht. Verificatievergadering Het beleid ten aanzien van het houden van verificatievergaderingen wisselt sterk per rechtbank. Er is een aantal rechtbanken die de verificatievergadering zo snel mogelijk plannen omdat bijvoorbeeld een akkoord mogelijk is. Andere rechtbanken houden deze vergadering drie maanden na toetreding tot de Wsnp. Er zijn ook rechtbanken die de
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
22
Afstudeerscriptie
verificatievergadering plannen aan het einde van de schuldsanering (3 maanden voor de eindzitting of later). Het gaat in al deze gevallen om vaste verifieermomenten. Tot slot wordt bij enkele rechtbanken de verificatievergadering ook na de eindzitting gepland. Deze laatste vorm zorgt vaak voor de nodige verwarring en vertraging van de schuldsaneringsregeling. Er gaat namelijk vaak een lange tijd overheen voordat een dergelijke zitting gepland wordt. Rechtbanken kampen op dit gebied met grote achterstanden. Bovendien kan er, omdat er nog geen verificatievergadering heeft plaatsgevonden, niet worden uitgedeeld aan schuldeisers. Vaak hangt de termijn wanneer een verificatievergadering gehouden wordt af van de bewindvoerders. De bewindvoerder vraagt immers (bij enkele rechtbanken afwijkend) de verificatievergadering aan. Uit de praktijk is gebleken dat bewindvoerders een verificatievergadering snel plannen zodra duidelijk is dat er niets uit te delen valt of er een akkoord mogelijk is. De schuldsanering kan dan eventueel via de vereenvoudigde procedure worden beëindigd. De reden dat verificatievergaderingen worden gehouden aan het einde van de schuldsanering is dat rechtbanken zodoende kunnen zien of er uitkering aan schuldeisers kan plaatsvinden. Indien er namelijk geen of weinig baten (minder dan de Recofa richtlijn van € 500,=) aanwezig zijn is het houden van een verificatievergadering overbodig en kan er een informele uitdeling plaatsvinden. Een tweede reden voor het houden van een verificatievergadering tegen het einde van de looptijd is dat er zodoende meer zittingen pro forma plaats kunnen vinden. Vaak weet men pas aan het einde van de regeling of er een bedrag uitgedeeld kan worden, of de schuldenaar zich aan zijn verplichtingen heeft gehouden en of een schone lei kan worden verleend. Als daarnaast blijkt dat er veel in de boedel aanwezig is kan er ook maar eenmaal een uitdeling plaatsvinden. Van tussentijdse uitdeling kan dan geen sprake zijn. Een tweede verschil bij het houden van verificatievergaderingen is aanwezig in het wel of niet houden van de zitting. Als de procedure in principe goed verloopt, vindt bij veel rechtbanken een pro forma zitting (zowel verificatievergadering als eindzitting) plaats. De zitting zal dus niet daadwerkelijk plaatsvinden, tenzij een schuldeiser van tevoren aangeeft dat hij of zij toch een vergadering wenst, er betwiste vorderingen zijn of een akkoord mogelijk is (meer over de pro forma zitting is te lezen in paragraaf 2.2.2.1). In deze gevallen zal de zitting gewoon plaatsvinden. Er zijn enkele rechtbanken die een verificatievergadering en/of eindzitting nooit pro forma houden. De gedachte hierachter is dat zij de schuldenaar de gelegenheid willen bieden ter zitting te verschijnen. Bovendien achten sommige rechtbanken een aantal contactmomenten met de schuldenaar, bewindvoerder en rechter-commissaris in het belang van de procedure. Het nadeel van het houden van een verificatievergadering is echter dat het bewindvoerders veel (reis/wacht) tijd en geld kost omdat zij op de zitting aanwezig dienen te zijn om vragen te beantwoorden. In de huidige wetgeving is geen artikel opgenomen over pro forma zittingen. Rechtbanken zijn vrij om hierin hun eigen beleid te vormen. De Recofa richtlijnen hebben in richtlijn 23 sub d wel een indicatie47 gegeven voor het houden van pro forma zittingen, maar zoals gezegd zijn dit geen dwingende bepalingen. Het 47
Indien geen enkele crediteur aangeeft de vergadering te zullen bezoeken en de schuldenaar niet hoeft te verschijnen, zal -tenzij de rechter-commissaris anders beslist- deze vergadering pro forma plaatsvinden.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
23
Afstudeerscriptie
wetsontwerp 29 942, dat besproken wordt in hoofdstuk 4, zal pro forma zittingen “legaliseren”. Wellicht dat de nieuwe bepaling op dit gebied enige uniformiteit teweeg zal brengen. Een derde verschil met betrekking tot de verificatievergadering bevindt zich in het aanvragen van een dergelijke vergadering. De bewindvoerder vraagt normaliter een verificatievergadering aan zodra hij of zij van mening is dat een verificatievergadering kan worden geagendeerd. Dit verzoek wordt alleen gedaan, indien redelijkerwijs te verwachten is dat aan het einde van de schuldsanering enige uitdeling zal worden gedaan. Bij sommige rechtbanken is het niet de bewindvoerder maar de rechter-commissaris die de verificatievergadering aanvraagt. Dit gebeurt vaak als er voldoende in de boedel aanwezig is om te verifiëren (en er nog geen verificatievergadering is aangevraagd). Ook als de bewindvoerder het nalaat de verificatievergadering aan te vragen, plannen de meeste rechtbanken deze zelf of stellen bewindvoerders op de hoogte dat het tijd is de vergadering te plannen. Rechtbanken hebben hiervoor veelal standaard brieven waarin zij bewindvoerders (automatisch) sommeren de vergadering te plannen. Gegevens eindvonnis Een ander belangrijk verschil in het beleid van rechtbanken heeft te maken met de gegevens die het eindvonnis bevat. De wet geeft geen bepaling over de gegevens die het eindvonnis dient te bevatten. Sommige rechtbanken vermelden zowel het salaris van de bewindvoerders (en reiskosten) als de gemaakte publicatiekosten in het eindvonnis. Het vermelden van beide bedragen versnelt de afwikkeling van de schuldsaneringsregeling: de bewindvoerder kan zodra het vonnis binnen is en in kracht van gewijsde is gegaan snel (onverwijld) over gaan tot het opstellen van een slotuitdelingslijst. De lijst kan vervolgens worden gedeponeerd en de bewindvoerder kan overgaan tot uitkering aan schuldeisers. Er is een aantal rechtbanken die het salaris van de bewindvoerder en de publicatiekosten niet (of niet beiden) in het vonnis vermelden. Het ontbreken van deze gegevens leidt ertoe dat de schuldsaneringsregeling vertraging oploopt. De bewindvoerder kan in deze gevallen niet onverwijld overgaan tot het opstellen van een slotuitdelingslijst. Dit kan pas als dergelijke bedragen bekend zijn. Door de hoge werklast van rechtbanken en de grote achterstanden (van vaak meer dan een half jaar) op dit gebied duurt het vaak maanden voordat de publicatiekosten en het salaris van de bewindvoerder bekend zijn. Naast het wel of niet vermelden van het salaris en/of publicatiekosten in het eindvonnis kan ook een onderscheid gemaakt worden in bedragen inclusief en exclusief BTW. De meeste rechtbanken vermelden het salaris van bewindvoerders in schuldsaneringzaken inclusief BTW, maar een enkele rechtbank vermeldt deze bedragen exclusief BTW. Ook op dit gebied ontbreekt enige uniformiteit. Deze verschillen zorgen vaak voor verwarring bij het opstellen van de slotuitdelingslijst doordat verkeerde bedragen in acht worden genomen. Afleggen rekening en verantwoording In de vorige paragraaf is al een aantal verschillen met betrekking tot het afleggen van rekening en verantwoording beschreven. Deze verschillen hadden te maken met de termijn waarbinnen men rekening en verantwoording dient af te leggen en of rekening en
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
24
Afstudeerscriptie
verantwoording überhaupt afgelegd dient te worden. Naast deze verschillen zijn er ook nog een aantal kleine praktijkverschillen op dit gebied aanwezig waaraan de wet geen eisen stelt. Het afleggen van rekening en verantwoording vindt bij de meeste rechtbanken plaats na uitdeling aan schuldeisers. Bij een enkele rechtbank controleert de rechter-commissaris alle uitgaande en binnenkomende geldstromen al tijdens de procedure. De rechter-commissaris dient hierbij alle uitgaande geldstromen ter goedkeuring te voorzien van een handtekening. Het afleggen van rekening en verantwoording na uitdeling is hierdoor overbodig. Daarnaast verschilt het per rechtbank welke bescheiden overgelegd dienen te worden. Sommige rechtbanken vragen alle afschriften van de boedelrekening, andere rechtbanken nemen genoegen met een nulafschrift. Uit de praktijk is gebleken dat dit verschil met name te maken heeft met het feit dat een aantal rechtbanken inzage heeft in de boedelrekening. Zij kunnen zodoende zelf de stand van de boedelrekening in de gaten houden, waardoor het overleggen van alle afschriften van de boedelrekening veelal overbodig is. Rechtbanken die inzage hebben in de boedelrekening nemen vaak genoegen met het overleggen van een nulafschrift. Zoals in de vorige paragraaf ook is genoemd neemt een enkele rechtbank ook genoegen met een beredeneerde verklaring van de bewindvoerder dat rekening en verantwoording afgelegd is. Opheffen boedelrekening Naast alle hierboven genoemde verschillen is er ook een klein verschil aanwezig in het opheffen van de boedelberekening. De boedelrekening wordt normaliter door de bewindvoerder opgeheven. Sommige rechtbanken hebben deze taak overgenomen en heffen zelf de boedelrekening op of hebben daarvoor speciale overeenkomsten met de bank. Slotuitdelingslijst De wet geeft geen specifieke termijn voor het opstellen van een slotuitdelingslijst. Zij geeft in artikel 356 lid 1 aan dat ‘de bewindvoerder zodra de uitspraak van de eindzitting in kracht van gewijsde is gegaan, onverwijld dient over te gaan tot het opmaken van een slotuitdelingslijst’. In de praktijk varieert dit ‘onverwijld’ van één tot drie maanden, maar er zijn rechtbanken die net als bij het afleggen van rekening en verantwoording geen duidelijke termijnen stellen en het opstellen van de lijst aan de werklast van de bewindvoerder overlaten. De termijn voor het opstellen van de slotuitdelingslijst hangt af van het beleid dat rechtbanken hieromtrent hanteren en de snelheid van bewindvoerders. Sommige rechtbanken hebben een duidelijk beleid in het hanteren van termijnen: zij sturen de bewindvoerder, na toelating van de schuldenaar tot de regeling, een brief waarin de datum van de verificatievergadering en eindzitting vermeld staan. Zij vermelden daarin ook wanneer verslagen, lijsten, rekening en verantwoording e.d. moeten worden ingediend en welke modellen zij daarvoor moeten hanteren. Zij maken gebruik van een rappelsysteem waarbij automatisch een rappel naar de bewindvoerder wordt verzonden als hij of zij een termijn overschrijdt.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
25
Afstudeerscriptie
Informele uitdeling / formele uitdeling Voordat Recofa ‘Richtlijnen voor schuldsaneringen’ heeft ingevoerd bestond veel onduidelijkheid over de vraag wat te doen bij uitkering van minimale bedragen, waarbij de boedelkosten soms hoger uitvielen dan het te verdelen actief. Recofa heeft hiervoor een oplossing bedacht: bij een boedelactief minder dan vijfhonderd euro48 kan worden afgezien van het houden van een verificatievergadering en kan worden overgegaan tot een zogeheten “informele uitdeling”. Deze vindt plaats op basis van een slotuitdelingslijst die de bewindvoerder voor de beëindigingzitting aan alle crediteuren toezendt. Over het algemeen hanteren rechtbanken deze norm van € 500,= voor de formele/informele uitdeling. Slechts een enkele rechtbank volgt op dit gebied nog haar eigen beleid en hanteren een lagere of hogere norm. Restsaldo Rechtbanken hebben geen eenduidig beleid ingeval er actief overblijft na uitdeling omdat een schuldeisers bijvoorbeeld niet meer te traceren is of er gelden na uitdeling aan de boedel terugvallen die bij toelating niet bekend waren. De ene rechtbank heeft een grens gesteld waarboven de bewindvoerder moet uitdelen op basis van de door hem opgestelde uitdelingslijst. Komt het restsaldo onder deze grens dan mag de bewindvoerder dit rekenen als na-salaris. Andere rechtbanken willen dat “elke cent” die na uitdeling overblijft/vrijkomt alsnog wordt verdeeld onder schuldeisers. Dit kost bewindvoerders veel tijd en moeite. Automatisering Tot slot wordt kort ingegaan op de automatisering van rechtbanken. Ook hierin bevinden zich verschillen. De meeste rechtbanken hebben automatische systemen die termijnen in de gaten houden en zodra termijnen overschreden worden automatisch een rappel uitgeven. Andere rechtbanken dienen alle gegevens handmatig in te voeren en zelf het verloop van een termijn in de gaten te houden. Ook het gebruik van standaard documenten is per rechtbank verschillend. Sommige rechtbanken accepteren verscheidene modellen terwijl andere rechtbanken de eis stellen dat bewindvoerders bepaalde eenduidige modellen (eigen modellen of het model van Recofa) dienen te gebruiken. De communicatie via de mail bevindt zich bij veel rechtbanken op een laag “pitje”. Slechts bij een enkele rechtbank kunnen bescheiden ingeleverd worden via de mail. Ook de overeenkomsten (pakketten) die verschillende rechtbanken met banken zijn overeengekomen zijn verschillend. Sommige rechtbanken hebben een zodanig systeem dat de boedelrekening automatisch wordt geopend bij het verzoek tot toelating en wordt beëindigd nadat rekening en verantwoording is afgelegd. Sommige rechtbanken hebben zelfs zodanige afspraken met de bank dat uitdeling plaats kan vinden via ”één druk op de knop”. Banken bieden steeds meer mogelijkheden de schuldsaneringsregeling zo soepel mogelijk te laten verlopen. 48
Het bedrag van € 500,= is het bedrag na aftrek van de boedelkosten (met name salariskosten en advertentiekosten).
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
26
Afstudeerscriptie
Bewindvoerders gaven aan dat al deze verschillen in het beleid van rechtbanken zorgen voor grote onduidelijkheid bij de uitvoering van hun werkzaamheden. Zij gaven aan dat zij per zaak/per rechtbank moeten kijken wat die betreffende rechtbank voor eisen stelt aan de afhandeling van een zaak. Dit zorgt voor irritaties en problemen bij bewindvoerders. Rechtbanken ervaren deze verschillen niet zozeer als problemen. Wel achten zij het voor bewindvoerders lastig hun werkzaamheden op een uniforme werkwijze uit te voeren. 3.3.3 Verschillen in beleid bij bewindvoerders Om tot een uniform beleid te komen is het belangrijk om naast de verschillen in het beleid bij rechtbanken ook de verschillen die aanwezig zijn bij bewindvoerderorganisaties in kaart te brengen. Veel rechtbanken treden niet op tegen bewindvoerders die hun werkzaamheden niet goed uitoefenen. Hierdoor ontstaan verschillen in het beleid van bewindvoerderorganisaties. Buiten het feit dat bewindvoerders vaak verschillende slotuitdelingslijsten, financiële verslagen e.d. gebruiken is er volgens rechtbanken over het algemeen sprake van een uniforme werkwijze bij bewindvoerderorganisaties. Elke bewindvoerder wordt namelijk als het ware “gedwongen” het beleid van de rechtbank te volgen. Sommige rechtbanken geven dan ook door middel van (maandelijks/jaarlijks) bewindvoerderoverleg aan welke eisen zij stellen aan de schuldsaneringsregeling. Een enkele rechtbank beschikt zelf over een klankbordgroep waar bewindvoerders terecht kunnen met vragen. Rechtbanken geven aan dat de meeste bewindvoerderorganisaties over het algemeen een duidelijk beleid hebben: zij hebben heldere afspraken met rechtbanken, leveren bij elke zaak dezelfde gestandaardiseerde documenten en bescheiden ofwel hebben uniforme bedrijfsprocessen. Bewindvoerders die dit niet hebben worden veelal niet meer benoemd. De verschillen die aanwezig zijn in het beleid van bewindvoerderorganisaties hebben met name te maken met de kwaliteit van diverse bewindvoerders. Rechters zijn over het algemeen meer te spreken over de kwaliteit van bewindvoerders die ook advocaat zijn dan van de “niet-advocaten”.Ten eerste is de juridische kennis en kwaliteit van sommige bewindvoerderorganisaties volgens rechtbanken “ver beneden maat”. Als een zaak iets gecompliceerder wordt haken enkele bewindvoerders op het juridische vlak af. Ten tweede is de kwaliteit van communicatie van bewindvoerderorganisaties verschillend. Sommige bewindvoerders zijn goed bereikbaar, reageren snel op memo’s etc., ofwel hebben goede communicatieve vaardigheden. Een aantal organisaties zijn moeilijk te bereiken, reageren traag op memo’s etc. Het derde verschil heeft te maken met de verslaglegging van bewindvoerders. Deze blijkt in enkele gevallen minimaal te zijn. Het vierde en daarmee het laatste kwalitatieve verschil heeft te maken met de zittingsvaardigheden van bewindvoerders. Er zijn volgens rechtbanken nog teveel bewindvoerders die onvoorbereid op de zitting komen. Ondanks het feit dat Recofa een eenduidig model heeft uitgebracht van de slotuitdelingslijst, eindeverslagen etc. zijn er nog steeds bewindvoerders die eigen modellen hanteren. Dit is
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
27
Afstudeerscriptie
vooral het geval bij rechtbanken die geen duidelijke eisen stellen. Deze modellen zijn soms onvolledig waardoor rechtbanken deze lijsten moeten retourneren met het verzoek de lijst op een aantal punten aan te vullen. Dit kost rechtbanken veel tijd en moeite en leidt tot irritaties. 3.3.4 Slotuitdelingslijst Bij de schuldsanering wordt vaak de vraag gesteld welke aanspraken schuldeisers aan een uitdelingslijst ontlenen. Een daadwerkelijke uitdeling, nadat de slotuitdelingslijst ter inzage heeft gelegen en verbindend is geworden, liet voor de aanpassing van de bewindvoerdersubsidieregeling vaak lang op zich wachten. De rechter-commissaris kon hier toen vrij weinig aan doen, behalve bewindvoerders aansporen tot spoedige betaling over te gaan. Recofa en de Raad voor Rechtsbijstand hebben deze late uitbetaling willen voorkomen door de bewindvoerdersubsidieregeling aan te passen. De bewindvoerdersubsidie wordt door voornoemde aanpassing pas verstrekt nadat rekening en verantwoording is afgelegd. Gebleken is dat bewindvoerders hierdoor sneller overgaan tot uitbetaling aan schuldeisers. Zoals hiervoor al is aangegeven varieert de termijn voor het opstellen van de slotuitdelingslijst van ongeveer één tot drie maanden nadat het vonnis is gewezen en de salarisbeschikking is vastgesteld.49 Nadat de slotuitdelingslijst verbindend is verklaard kan de bewindvoerder overgaan tot uitdeling aan schuldeisers. 3.3.5 Uitdeling In paragraaf 3.3.1 is kort ingegaan op de vraag hoe vaak en wanneer in de praktijk daadwerkelijk een uitdeling plaatsvindt. In deze paragraaf zal bekeken worden of er een antwoord kan worden gegeven op de vraag hoeveel gemiddeld in de praktijk uitgedeeld wordt. 3.3.5.1 Gemiddelde uitdeling De vraag hoe hoog het percentage is dat gemiddeld wordt uitgedeeld in schuldsaneringen is een vraag die nauwelijks te beantwoorden is. Het uitdelingspercentage van de boedels van veel schuldsaneringen bedraagt vaak een klein deel van de totale schuld, soms slechts enkele procenten. Daar komt ook nog eens bij dat in veel schuldsaneringen er schuldeisers zijn die maar een geringe vordering hebben op de schuldenaar. Te denken valt aan enkele tientallen, honderden euro’s. Voorgaande (het uitkeren van enkele procenten en de geringe vorderingen) leidt ertoe dat het nog wel eens voor komt dat er uitdelingsbedragen zijn van enkele euro’s of zelfs enkele eurocenten.50 Daar tegenover staat dat sommige schuldeisers voor honderd procent worden uitbetaald. In elke schuldsaneringzaak is dit anders. Rechtbanken en bewindvoerders hanteren geen systeem waarin wordt bijgehouden hoeveel gemiddeld per zaak wordt uitgedeeld. Het geven van harde cijfers is dus onmogelijk. Hiervoor is nadere studie vereist. 49 50
Bron: Dethmers 2005, P. 153-157. Bron: Dethmers 2005, P. 153-154.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
28
Afstudeerscriptie
3.3.6 Suggesties bewindvoerders Bewindvoerders gaven aan dat de grote verschillen in het beleid van rechtbanken hun werkproces bemoeilijken. Bewindvoerders vinden het lastig om bij meerdere arrondissementen tegelijk werkzaam te zijn omdat zij hun werkproces per rechtbank moeten aanpassen. Het werk wordt hierdoor minder efficiënt uitgevoerd en de mogelijkheid om zaken intern of extern van elkaar over te nemen wegens ziekte, afwezig e.d. is zeer lastig. Alle verschillen die aanwezig zijn in het beleid bij rechtbanken leiden bij bewindvoerders vaak tot de nodige problemen. Door verwarring worden wel eens verkeerde bescheiden overgelegd doordat de ene rechtbank deze bescheiden wel wenst maar de andere rechtbank niet. Door de verschillende eisen ontbreken wel eens gegevens wat er toe leidt dat de bewindvoerder deze gegevens alsnog, na sommatie van de rechtbank, moet overleggen. Deze werkwijze kost niet alleen bewindvoerders veel tijd en moeite maar ook voor rechtbanken is dit een tijdrovend project. Bovendien leidt een dergelijke werkwijze bij diverse rechtbanken tot de nodige ergernissen omdat zij continu bewindvoerders moeten sommeren gegevens aan te vullen/te verbeteren. Rechtbanken kunnen namelijk geen incomplete verslagen in behandeling nemen. Omdat de termijnen met betrekking tot het inleveren van verslagen, slotuitdelingslijsten en het afleggen van rekening en verantwoording e.d. per rechtbank sterk verschillen worden deze termijnen nog wel eens verward, waardoor verkeerde termijnen in acht worden genomen. Enige verwarring bij bewindvoerders bestaat ook bij het gebruik van standaardverslagen. Vaak is het onduidelijk welk model bij welke rechtbank hoort. Tijdens het interview hebben bewindvoerders de gelegenheid gekregen suggesties te doen ter verbetering van het proces met betrekking tot de afwikkeling van de schuldsanering. Deze suggesties kwamen kort gezegd op het volgende neer: • • •
•
• •
Meer gebruik maken van pro forma zittingen, zowel de verificatievergadering als eindzitting; Indien er geen actief is om uit te delen het opstellen van een slotuitdelingslijst achterwege laten; Kleine bedragen (denk aan enkele (tientallen) euro’s) die na uitdeling vrijkomen (doordat bijvoorbeeld een schuldeiser niet te traceren is of bedragen vrijkomen die niet bekend waren) als na-salaris rekenen; het alsnog verdelen van deze minimale bedragen onder schuldeisers kost bewindvoerders veel tijd en moeite; Snellere afwikkeling van de regeling bewerkstelligen, de achterstanden bij rechtbanken wegwerken. Bewindvoerders zijn van mening dat rechtbanken eerst hun zaken goed op orde moeten hebben voordat zij kunnen overschakelen op een nieuwe (uniforme) werkwijze; Bij het afleggen van rekening en verantwoording alleen volstaan met het overleggen van een nulafschrift. Het meezenden van alle afschriften van de boedelrekening achterwege laten; kost teveel tijd en moeite; Verdere automatisering: alle rechtbanken moeten inzage hebben in de boedelrekening;
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
29
Afstudeerscriptie
• •
Het eindvonnis dient alle gegevens (salaris/reiskosten bewindvoerder en publicatiekosten) te bevatten: bedragen inclusief BTW vermelden; Een uniforme werkwijze in het beleid van rechtbanken.
Een uniforme werkwijze bij rechtbanken zou volgens bewindvoerders een goede oplossing zijn om ook hun werkzaamheden verder te standaardiseren en de schuldsanering efficiënter, sneller en kwalitatief beter te laten verlopen. Bewindvoerders hebben behoefte aan duidelijkheid. 3.3.7 Suggesties Rechtbanken Niet alleen de verschillen in het beleid bij rechtbanken zorgen voor de nodige problemen bij de afwikkeling van de schuldsanering. Ook de verschillen die aanwezig zijn in het beleid bij bewindvoerderorganisaties leiden vaak tot irritaties. Vaak worden incomplete verslagen ingeleverd, worden termijnen niet in acht genomen etc. Dit leidt tot een verhoging van de werklast bij rechtbanken. De meeste rechtbanken benoemen bewindvoerders die er “een zooitje” van maken niet meer, maar door het tekort aan bewindvoerders in bepaalde arrondissementen is dit in sommige gevallen niet mogelijk. De respondenten van rechtbanken hebben de mogelijkheid gekregen suggesties te doen ter verbetering van de procedure omtrent de afwikkeling van de schuldsanering. Uit deze gegevens kwamen niet alleen suggesties ten aanzien van het proces bij rechtbanken maar ook suggesties ter verbetering van het beleid van bewindvoerders. Hoewel dit los staat van het onderzoek wordt hier toch kort op ingegaan. Rechtbanken vinden een uniforme werkwijze bij bewindvoerders ”net zo hoog in het vaandel staan” als uniformering in het beleid van rechtbanken. De suggesties ter verbetering van het beleid van bewindvoerderorganisaties zijn: • • • • • •
Een verbreding van de juridische kennis van bewindvoerders (bijscholing); bewindvoerders moeten in staat zijn om ook in zaken waar het juridisch wat gecompliceerder wordt de belangen hun cliënten goed te kunnen behartigen; Betere communicatie tussen bewindvoerder en rechtbank; Beter communicatie tussen bewindvoerder en schuldenaar; er blijkt vaak te weinig contact te zijn tussen bewindvoerder en schuldenaar; Sociale/gespreksvaardigheden verbeteren; De kwaliteit van de verslaglegging (schriftelijke communicatie) van bewindvoerders verhogen. Verslaglegging is vaak incompleet; Een verbetering van de zittingsvaardigheden (beter voorbereiden van een zitting).
De suggesties ter verbetering van het beleid van rechtbanken zijn: • •
Meer pro forma zittingen. Verificatievergaderingen zijn omslachtig en ongewenst; Een goed rappelsysteem (scherp stellen van termijnen) zorgt voor verlaging van de werklast;
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
30
Afstudeerscriptie
• • • • • •
Werken conform Recofa richtlijnen. Het werken volgens deze richtlijnen wordt als efficiënt en prettig ervaren; Betere communicatie met Belastingdienst en overige belangrijke organisaties; hierdoor kan de schuldsanering sneller worden afgewikkeld. Er hoeft niet onnodig lang meer te worden gewacht op gelden die vrijkomen van de belastingdienst; Betere communicatie met bewindvoerders; Periodiek bewindvoerderoverleg waarop de werkwijze van de rechtbank wordt besproken. Bewindvoerders weten zodoende waar ze aan toe zijn, wat de rechtbank van hun eist en hoe zij hun werkprocessen hierop moeten indelen; Een klankbordgroep oprichten die als vraagbaak dient voor bewindvoerders; Standaardisatie van processen (gebruik van standaard modellen, vonnissen, brieven etc.).
Er blijken veel verschillen aanwezig te zijn in het beleid van rechtbanken en bewindvoerders met betrekking tot de afwikkeling van de schuldsanering. In het volgende hoofdstuk zal worden bekeken of het wetsvoorstel 29 942 hier een oplossing voor biedt.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
31
Afstudeerscriptie
4. INVLOED NIEUWE WETSWIJZIGING
4.1 Inleiding Op 5 januari 2005 is het wetsvoorstel 29 94251: wijziging van de faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen ingediend bij de Tweede Kamer.52 Het wetsvoorstel strekt ertoe de regeling van de sanering van schulden van natuurlijke personen te vereenvoudigen en de toegang tot de schuldsaneringsregeling beter te beheersen. Het wetsvoorstel heeft twee doelen:53 1. De toegang tot de regeling beperken tot schuldenaren die echt in het traject passen (waarvoor de Wsnp oorspronkelijk was bedoeld);54 2. Het verlichten van de werklast (van bewindvoerders en de rechterlijke macht) die de schuldsaneringsregeling met zich teweegbrengt. Na behandeling door de tweede kamer is een derde doelstelling toegevoegd: versterking van het minnelijke traject. Het wetsvoorstel is inmiddels op 31 oktober 2006 door de Tweede Kamer aangenomen. Als de behandeling door de Eerste Kamer gaat zoals wordt verondersteld, zouden de wetswijzigingen per 1 juli 2007 in werking kunnen treden. Het wetsvoorstel bevat een aantal wijzigingen. In hoofdlijnen houden deze in: • • • • • • •
De zogenoemde gedwongen schuldregeling wordt geïntroduceerd. Dit wordt gedaan om schuldeisers, die ten onrechte weigeren mee te werken aan een buitengerechtelijk akkoord, te kunnen dwingen hieraan mee te werken. De eisen aan de schuldenaar en het verzoek om toepassing van de schuldsanering worden verhoogd. De weigeringsgronden zijn ingeruild voor toelatingsvoorwaarden. De procedure van het saneringsplan en de voorlopige toepassing komen te vervallen. De verificatievergadering en de vereenvoudigde procedure worden met invoering van de nieuwe wetswijziging eenvoudiger. De beëindiginggronden – zonder schone lei – worden ruimer. Deze beëindiginggronden worden vooral verruimd voor schuldenaren die er achteraf bezien niet in thuis horen. Er is geen sprake meer van een automatisch faillissement. Sommige taken van de rechtbank worden overgedragen aan de rechter-commissaris.
In dit hoofdstuk zullen alleen de veranderingen met betrekking tot de afwikkeling van de schuldsanering (vanaf de vijfde afdeling van de faillissementswet) besproken worden. 51
Zie voor het gehele wetsvoorstel bijlage 4. Bron: Von Bergh 2006. 53 Kamerstukken II 2004/05, 29 942, nr. 3. 54 Voor schuldenaren voor wie de schuldsaneringsregeling een (doelmatige en daadwerkelijke) oplossing voor hun (problematische) schuldensituatie biedt. 52
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
32
Afstudeerscriptie
4.2 Wijzigingen / veranderingen In deze paragraaf zullen de belangrijkste veranderingen besproken worden die van toepassing zijn op de huidige procedure omtrent de afwikkeling van de schuldsanering.55
4.2.1 Vereenvoudiging procedure Na artikel 287 FW wordt een nieuw artikel toegevoegd: artikel 287a FW. Dit artikel maakt het mogelijk om in het minnelijk traject (voor indiening van het verzoekschrift tot toelating schuldsanering) aan de rechter te verzoeken een weigerachtige schuldeiser te dwingen mee te werken aan de schuldregeling (dwangakkoord). Hierbij dient sprake te zijn van een onredelijke weigering56 door de schuldeiser(s). De rechter houdt bij deze afweging rekening met de hoogte van de schuld, het aandeel van de schuldenlast, het aantal meewerkende schuldeisers (en hun aandeel), de ernst van de schuld of boete, het ontstaanstijdstip van de schuld, de mate van afbetaling door de schuldenaar en de frequentie van schulden of boetes. Wordt het verzoek tot een dwangakkoord afgewezen dan kan de schuldenaar een verzoek doen te worden toegelaten tot de Wsnp.57 Na het reeds bestaande artikel 328 FW wordt een nieuw artikel toegevoegd, artikel 328a FW. Dit artikel “legaliseert” pro forma verificatievergaderingen. In hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.2, is al aangegeven dat niet alle rechtbanken werken met pro forma zittingen. De rechtercommissaris kan met invoering van het wetsvoorstel de bewindvoerder verzoeken om, binnen acht dagen na dagtekening van het verzoek tot toewijzing schuldsanering, hem te melden of de bewindvoerder de verificatie van de vorderingen wenst voor te leggen aan de verificatievergadering. Is dit het geval dan stelt de rechter-commissaris de datum vast waarop de verificatievergadering zal plaatsvinden.58 Is de bewindvoerder van mening dat de verificatievergadering achterwege kan blijven dan kan de rechter-commissaris bepalen dat de verificatievergadering slechts pro forma gehouden zal worden. De rechter-commissaris zal dan een dag en plaats bepalen waarop deze pro forma zitting zal plaatsvinden. De vorderingen zullen als geverifieerd gelden, tenzij een schuldeiser binnen acht dagen na dagtekening van de oproeping van de pro forma zitting, mededeling doet dat hij wel gebruik wenst te maken van een verificatievergadering. De rechter- commissaris zal dan alsnog een verificatievergadering plannen. De bewindvoerder geeft van deze beschikking onmiddellijk bij schriftelijke oproeping kennis aan alle bekende schuldeisers en de schuldenaar.59
55
Bron: Wijziging van de faillissementswet in verband met herziening van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen (Kamerstukken II 2004/05, 29 942, nr. 2). 56 Artikel 287a lid 5 FW: De rechtbank wijst het verzoek toe indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad. 57 Bron: Kamerstukken II 2004-2005, 24 515, nr. 67. 58 Artikel 328a FW Ontwerp lid 1. 59 Artikel 328a FW Ontwerp lid 2.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
33
Afstudeerscriptie
Als geen verificatievergadering gewenst is ligt een afschrift van de lijst met erkende en betwiste vorderingen gedurende acht dagen (na dagtekening van de kennisgeving van de pro forma zitting dan wel, indien een verificatievergadering wordt gehouden, tot de dag van die vergadering) ter inzage op de griffie van de rechtbank.60 Met ingang van de dag waarop de pro forma zitting plaatsvindt, gelden de vorderingen als geverifieerd zoals door de bewindvoerder in de lijst met erkende en betwiste vorderingen is vermeld.61 In artikel 329 Ontwerp worden de beperkingen62 tot het aanbieden van een ontwerpakkoord zoveel mogelijk getracht uit de wet te halen. Krachtens artikel 329 Ontwerp is het mogelijk op vrijwel ieder (gewenst) moment een ontwerp-akkoord in te dienen.63 Bij de wijziging van de faillissementswet zal artikel 334 FW komen te vervallen. Dit houdt in dat de rechter-commissaris de verschenen schuldeisers niet meer in de gelegenheid kan stellen hun oordeel te geven over het al dan niet voortzetten van de schuldsaneringsregeling. Ook kan de rechter-commissaris de schuldeisers niet meer in de gelegenheid stellen te oordelen over het door de schuldenaar ingediende ontwerp van het saneringsplan. Het saneringsplan zal namelijk geheel vervallen. Ook artikel 336 FW zal bij invoering van de wetswijziging komen te vervallen. Verval van dit artikel houdt in dat het proces-verbaal van de verificatievergadering niet meer wordt opgesteld en ter inzage zal worden gelegd. Artikel 340 lid 4 FW wordt bij het wetsvoorstel aangepast. Bij het vonnis waarbij de ontbinding van het akkoord wordt uitgesproken, kan de schuldenaar voortaan tevens in staat van faillissement worden verklaard indien er baten beschikbaar zijn en daaruit de vorderingen geheel of gedeeltelijk kunnen worden voldaan. In het wetsvoorstel wordt het saneringsplan uit de wet gehaald. De gehele zevende afdeling van de FW zal komen te vervallen. Dit leidt tot wijziging van vele artikelen. • De staat van insolventie is niet meer langer verbonden aan het tijdstip dat de inventariserende fase is afgesloten met de verificatievergadering en de vaststelling van het saneringsplan, maar vangt aan zodra de schuldsanering is uitgesproken (artikel 347 lid 1 Ontwerp).64 • De kern van het saneringsplan bevatte de termijn van de schuldsanering. Doordat het saneringsplan zal verdwijnen wordt er een artikel bijgevoegd; artikel 349a. Dit artikel vervangt als het ware het huidige artikel 343 en houdt in dat de termijn voor de schuldsanering drie jaar bedraagt maar dat de rechter deze termijn kan verlengen tot ten hoogste vijf jaar. Dit kan alleen indien voor de gehele termijn bovenop de beslagvrije voet tevens een nominaal bedrag wordt vastgesteld. De rechtercommissaris kan bij schriftelijke beschikking de termijn ambtshalve, dan wel op verzoek van de bewindvoerder, de schuldenaar, of een of meer schuldeisers 60
Artikel 328a FW Ontwerp lid 3. Artikel 328a FW Ontwerp lid 4. 62 Zie voor de beperkingen hoofdstuk 2, paragraaf 2.2.5. 63 Bron: Kamerstukken II 1992/93, 22 969, nr. 3 (Memorie van toelichting Wsnp). 64 Bron: Dethmers 2005, P. 165. 61
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
34
Afstudeerscriptie
wijzigen.65 De bewindvoerder geeft van deze wijziging zo snel mogelijk kennis aan de schuldeisers. Voordat de rechter-commissaris beslist om de termijn te verlengen dient hij de schuldenaar in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Tegen dit vonnis kunnen schuldenaar en schuldeisers die om wijziging hebben gevraagd, gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak, in hoger beroep komen. In het wetsontwerp wordt na artikel 351 FW, artikel 351a FW, toegevoegd. Dit artikel houdt in dat de bewindvoerder, uiterlijk drie maanden voordat de termijn van drie of vijf jaren verloopt, verslag aan de rechter-commissaris uit moet brengen over de wijze waarop de schuldenaar gedurende de schuldsanering aan zijn verplichtingen heeft voldaan. Artikel 352 lid 2 FW, wordt verplaatst naar artikel 354a Ontwerp. Het vernieuwde lid twee van artikel 352 FW zal als volgt luiden: ‘de zitting (voor beëindiging van de schuldsaneringsregeling) zal niet eerder dan veertien dagen en niet later dan eenentwintig dagen na de beschikking van de rechtbank gehouden worden’. De wetswijziging stelt een termijn voor het houden van de beëindigingzitting. Dit is bij de huidige wetgeving niet het geval. Artikel 353 lid 1 FW geeft aan dat de bewindvoerder schriftelijk verslag uit moet brengen op de zitting tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling. Bovendien dient de schuldenaar deze zitting in persoon bij te wonen. Dit zal met de invoering van het wetsontwerp veranderen. Artikel 353 eerste lid Ontwerp bepaalt het volgende; ‘voor de terechtzitting, zoals hiervoor genoemd, kunnen de bewindvoerder en de schuldenaar schriftelijk worden opgeroepen. Zij worden alleen opgeroepen indien er twijfel bestaat of de schuldenaar in de nakoming van één of meer verplichtingen niet toerekenbaar is tekortgeschoten’. Het huidige lid 1 verplicht de schuldenaar om bij de zitting aanwezig te zijn. Artikel 353 lid 1 Ontwerp verplicht dit niet maar maakt het wel mogelijk als er twijfel bestaat, zoals hiervoor genoemd. Dit artikel maakt het dus mogelijk om naast de verificatievergadering ook de eindzitting pro forma te houden. Lid 1 van artikel 354a Ontwerp geeft eisen voor de vereenvoudigde afwikkeling. Dit artikel maakt het mogelijk een zitting te plannen waarop de beëindiging van de schuldsanering wordt behandeld. Dit kan alleen als geen uitdeling te verwachten is, er nog geen dag voor de verificatievergadering is bepaald en inmiddels een jaar is verstreken sinds de uitspraak van de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechter kan dit verzoek op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder dan wel de schuldenaar doen. Een verzoek tot vereenvoudigde afwikkeling dient gepaard gaan met een beredeneerde verklaring van de bewindvoerder. Hierin dient vermeld te staan dat er geen verwachting bestaat dat de schuldenaar geheel of gedeeltelijk aan zijn of haar verplichtingen kan voldoen. Zoals gezegd wordt lid 2 van artikel 352 FW bij de invoering van de nieuwe wetswijziging verwoord in artikel 354a lid 1 FW. In dit artikel is alleen de zinsnede toegevoegd dat de rechter commissaris de bewindvoerder kan bevelen de verklaring, zoals hiervoor genoemd, op te stellen en deze aan de rechtbank en betrokken partijen moet geven. Artikel 354a Ontwerp wordt hieronder nader beschreven. 65
Dit is anders dan het huidige art. 343; hierin heeft uitsluitend de rechtbank de bevoegdheid de duur van de schuldsanering te wijzigen.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
35
Afstudeerscriptie
Artikel 356 FW, betreffende de slotuitdelingslijst blijft in stand. Er wordt alleen een vierde lid aan dit artikel toegevoegd (wat voorheen artikel 357 was) 66: artikel 194 FW is van overeenkomstige toepassing. Dit artikel houdt in dat indien na de slotuitdeling baten van de boedel aanwezig zijn (die ten tijde van de vereffening niet bekend waren) of gereserveerde uitdelingen aan de boedel terugvallen, de bewindvoerder alsnog overgaat tot vereffening en verdeling. De bewindvoerder gaat over tot vereffening en verdeling op basis van de eerder door hem opgestelde uitdelingslijst.
4.2.2 Verruiming beëindiginggronden. Artikel 350 FW geeft aan dat de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling kan beëindigingen op voordracht van de rechter-commissaris of op verzoek van de bewindvoerder, de schuldenaar of één of meer schuldeisers. De rechtbank kan dit ook ambtshalve doen. Artikel 350 lid 3 geeft aan dat een beëindiging als deze alleen geschiedt als:67 a. De vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt zijn voldaan; b. De schuldenaar in staat is zijn betalingen te hervatten; c. De schuldenaar een of meer van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomt of door zijn doen of nalaten de uitvoering van de schuldsaneringsregeling anderszins belemmert dan wel frustreert; d. De schuldenaar bovenmatige schulden doet of laat ontstaan; e. De schuldenaar tracht zijn schuldeisers te benadelen. Artikel 350 Ontwerp voegt hier twee gronden aan toe:68 f.
Als feiten en omstandigheden bekend worden, die op het tijdstip van de indiening van het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen overeenkomstig artikel 288, eerste en tweede lid; g. De schuldenaar aannemelijk maakt niet in staat te zijn aan zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen te voldoen.
In lid vier van artikel 350 Ontwerp wordt bepaald dat verificatie van vorderingen en het opmaken van een slotuitdelingslijst achterwege blijft indien: de vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt zijn voldaan en/of de schuldenaar in staat is zijn betalingen te hervatten en er geen baten voor uitdeling aanwezig zijn. De schuldsanering eindigt dan door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis. Lid vijf van artikel 350 FW wordt ook aangepast in die zin dat niet ingeval van c, d of e maar ingeval van c tot en met g de schuldenaar van rechtswege in staat van faillissement verkeert zodra de uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan. In artikel 350 lid 5 Ontwerp treedt dit 66
Artikel 357 FW komt te vervallen. De hierin opgenomen bepalingen worden verwerkt in artikel 356 lid 4. 67 Artikel 350 lid 3 FW. 68 Ontwerp artikel 350 lid 3 FW.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
36
Afstudeerscriptie
faillissement alleen in als ‘baten beschikbaar zijn om daaruit de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen’”. Zijn er geen baten beschikbaar dan eindigt de schuldsanering zonder verificatie van vorderingen en het opmaken van een slotuitdelingslijst door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis. Na artikel 354 FW wordt, zoals hiervoor al aangegeven, artikel 354a Ontwerp ingevoerd. Dit artikel bestaat uit een samenvoeging van artikel 352 lid 2 en artikel 354 lid 3. In artikel 354a van het wetsontwerp is de beëindiging met een verkorting van de termijn gesplitst van de reguliere beëindiging uit artikel 352-354. Lid 2 van artikel 354a Ontwerp houdt in dat de rechtbank de schuldsanering slechts beëindigt ‘indien redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar op zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is’. Ook moet er van de hiervoor genoemde omstandigheden als bedoeld in artikel 350, derde lid, onder c tot en met g niet gebleken zijn. Deze omstandigheden zijn beëindiginggronden waarbij de schuldenaar verwijtbaar tekortschiet. Het nieuwe criterium op grond waarvan de schuldsaneringsregeling zonder verificatie kan worden beëindigd, is hierdoor verruimd. De bedoeling van dit nieuwe criterium is dat de schuldenaar van deze regeling gebruik kan maken als hij nog wel gedeeltelijk aan zijn verplichtingen kan voldoen, maar dit zo weinig baten voor de boedel oplevert, dat voortzetting van de schuldsanering niet gerechtvaardigd is.69 In deze paragraaf zijn de kenmerken van het wetsvoorstel besproken die van toepassing zijn op de afwikkeling van de schuldsanering. In de volgende paragraaf zal worden bekeken welke invloed het wetsvoorstel heeft op de verschillen in het beleid bij rechtbanken.
4.3 Invloed op huidige procedure In deze paragraaf zal bekeken worden of en zo ja op welke gebieden het wetsvoorstel een oplossing biedt voor de bestaande verschillen in het beleid van rechtbanken. Beoordeeld wordt of de wetswijziging zorgdraagt voor verdere uniformering. Zoals gezegd komt afdeling vijf, het saneringsplan, te vervallen. De status van het saneringsplan varieert aanzienlijk per rechtbank, wat voor bewindvoerders die werkzaam zijn op verschillende arrondissementen vaak problemen oplevert. Het saneringsplan wordt als omslachtig gezien die veel administratieve lasten met zich teweegbracht. Het uit de wet halen van het saneringsplan kan volgens de memorie van toelichting van het wetsvoorstel zorgdragen voor verdere uniformering. Doordat het saneringsplan uit de wet wordt gehaald blijft in afdeling vijf enkel de verificatie van vorderingen over. Deze procedure wordt in principe niet gewijzigd door de nieuwe wetswijziging. Op de vereenvoudigde verificatie komt alleen meer nadruk te liggen. De frequentere toepassing van de vereenvoudigde schuldsaneringprocedure kan ook bijdragen aan verdere uniformering. Per rechtbank is deze procedure namelijk zeer 69
Zie ook de MvT (Kamerstukken II 1992/93, 22 969, nr. 3, P. 37) of art. 354a Ontwerp.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
37
Afstudeerscriptie
verschillend. Het feit dat de zaak zonder verificatie van vorderingen en het opstellen van een slotuitdelingslijst kan worden beëindigd als redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar aan zijn verplichtingen kan voldoen draagt bij aan de wens van bewindvoerders. Zij gaven namelijk aan dat het opstellen van een slotuitdelingslijst in boedels waar geen of weinig baten aanwezig niet noodzakelijk is. De enige verplichting tot het houden van een verificatievergadering bestaat nog indien een akkoord aangeboden is of uitdeling plaatsvindt. Indien een uitdeling plaatsvindt maakt artikel 328a Ontwerp het mogelijk om de verificatievergadering pro forma te houden. Ook dit komt ten goede aan de wensen van bewindvoerders en rechtbanken die verificatievergaderingen slechts als een formaliteit achten die weinig zinvol is. De rechter-commissaris kan volgens artikel 328a Ontwerp een pro forma zitting beleggen wanneer de bewindvoerder en schuldeisers hiermee instemmen. Aangezien er nog steeds veel rechtbanken zijn die geen gebruik maken van pro forma zittingen biedt dit artikel wellicht een uitkomst voor verdere uniformering en vereenvoudiging van het beleid van rechtbanken. In artikel 328a Ontwerp staat echter dat de rechter-commissaris een pro forma zitting ‘kan’ beleggen, niet ‘moet’ beleggen. Het zal dus sterk afhangen van het beleid van rechtbanken of deze pro forma zittingen ook daadwerkelijk op de voorgeschreven wijze zullen plaatsvinden. De praktijk zal het moeten uitwijzen. Artikel 353 eerste lid Ontwerp geeft aan dat de eindzitting evenals de verificatievergadering pro forma kan plaatsvinden. Alleen als er twijfel bestaat of de schuldsaneringsregeling met een schone lei afgesloten zal kunnen worden zal de eindzitting gewoon plaatsvinden. Of een schone lei zal worden toegekend is af te lezen uit het verslag dat de bewindvoerder drie maanden voor de beëindiging van de schuldsaneringsregeling aan de rechtbank zal overleggen. Omdat veel rechtbanken nog niet werken met het principe pro forma draagt ook dit artikel wellicht bij aan verdere uniformering van het beleid van rechtbanken. De bewindvoerder wordt in artikel 351a Ontwerp verplicht het eindverslag uiterlijk 3 maanden, voor de termijn van artikel 349a (doorgaans drie jaar) afloopt, uit te brengen. Dit artikel impliceert dat de eindzitting aan het einde van de schuldsanering en na de verificatievergadering dient plaats te vinden. Omdat rechtbanken hierin nogal een verschillend beleid hanteren kan gesuggereerd worden dat ook dit artikel uniformering teweeg kan brengen. In de huidige wetgeving is namelijk geen termijn aangegeven wanneer een eindzitting moet plaatsvinden. Het wetsvoorstel geeft hier wel een termijn voor: niet eerder dan veertien dagen en niet later dan eenentwintig dagen na de beschikking van de rechtbank. Zoals gezegd kan het wetsvoorstel op enkele gebieden zorgen voor verder uniformering van het beleid van rechtbanken. Lang niet alle verschillen worden bij de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel geüniformeerd. Daarvoor is verdere uniformering noodzakelijk.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
38
Afstudeerscriptie
5. CONCLUSIES
De WSNP is een regeling die continu in beweging en aan verandering onderhevig is. De laatste jaren wordt steeds meer getracht om, met name door Recofa en de Raad voor Rechtsbijstand ‘s-Hertogenbosch, een uniforme werkwijze te bewerkstelligen. Het probleem hierbij is echter is dat de verschillen in eisen en procedures van rechtbanken het ontwikkelen van een uniform beleid bemoeilijken. Deze verschillen zullen eerst geüniformeerd moeten worden. De wettelijke regeling inzake de afwikkeling van de schuldsanering bestaat uit een aantal stappen. De procedure komt kort gezegd op het volgende neer: de bewindvoerder stelt schuldeisers op de hoogte van de schuldsaneringsregeling en stelt hen in de gelegenheid hun vordering ter verificatie in te dienen. Hij toets de binnengekomen vorderingen en stelt een lijst met voorlopig erkende en betwiste vorderingen op. Als de bewindvoerder van mening is dat er aan het einde van de schuldsanering actief is om uit te delen vraagt hij de verificatievergadering aan. De verificatievergadering vindt, al dan niet pro forma, plaats als sprake is van een actief van meer dan vijfhonderd euro. Is het actief lager dan vijfhonderd euro dan wordt informeel uitgedeeld. Op de verificatievergadering wordt gesproken over voortzetting of beëindiging van de schuldsanering en worden de (positie van de) vorderingen definitief vastgesteld. Na de verificatievergadering wordt een eindzitting bepaald waarop over beëindiging van de regeling wordt gesproken. Nadat de schuldsanering is beëindigd gaat de bewindvoerder ‘onverwijld’ over tot het opstellen van een slotuitdelingslijst die de rechtercommissaris goed dient te keuren. Indien de rechter-commissaris deze lijst heeft goedgekeurd gaat de bewindvoerder over tot uitdeling aan schuldeisers conform de lijst. Binnen een termijn van één maand na het beëindigen van de schuldsanering dient de bewindvoerder rekening en verantwoording aan de rechter-commissaris af te leggen. De schuldsanering is hiermee tot een einde. Rechtbanken en bewindvoerders geven over het algemeen (behalve op het gebied van de beslagvrije voet, tussentijdse uitdeling, schriftelijke verslaglegging en afleggen van rekening en verantwoording) gehoor aan de wettelijke bepalingen die de Wet schuldsanering natuurlijke personen voorschrijft. Echter de uitvoering hiervan is per rechtbank verschillend: bij de afwikkeling van de schuldsanering is geen sprake van een uniforme werkwijze. Dit uit zich met name in het houden van pro forma zittingen, de verificatievergadering, de termijn voor het opstellen van de slotuitdelingslijst, het gebruik van standaard documenten en in het afleggen van rekening en verantwoording. Daarnaast zijn er ook nog kleine verschillen in het beleid van rechtbanken aanwezig. Deze hebben betrekking op het opheffen van de boedelrekening, de grens van de formele/informele uitdeling, de gegevens die het eindvonnis bevat en indien sprake is van restsaldo. De werkdruk van rechtbanken en bewindvoerders is (voor een groot deel) bepalend voor deze verschillen. Rechtbanken die kampen met een hoge werklast stellen minder zware eisen dan rechtbanken met een lagere werklast. Dit geldt eveneens voor het stellen van termijnen. Bewindvoerders die een hoge werkdruk hebben gaan vaak ruimer om met termijnen dan bewindvoerders met een lage werklast etc.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
39
Afstudeerscriptie
Naast de verschillen die betrekking hebben op de procedure betreffende de afwikkeling van de schuldsanering zijn ook een aantal kwalitatieve verschillen aanwezig die betrekking hebben op het beleid van rechtbanken/bewindvoerders. Deze verschillen uiten zich vooral in de automatisering; inzage in de boedelrekening, rappelsystemen, in het gebruik van standaard documenten en in het houden van bewindvoerderoverleg. De grote verschillen die aanwezig zijn in het beleid van rechtbanken bemoeilijken niet alleen het ontwikkelen van een uniform beleid maar maken het voor bewindvoerders lastig om bij meerdere arrondissementen werkzaam te zijn en om schuldenaren op een juiste wijze te begeleiden. Bewindvoerders dienen hun werkproces per rechtbank aan te passen, waardoor het werk minder efficiënt wordt uitgevoerd. Bovendien kunnen bewindvoerders zaken niet makkelijk van elkaar overnemen. Het ontbreken van uniformiteit leidt voor bewindvoerders tot diverse problemen. Deze problemen uiten zich vooral in het overschrijden van termijnen, het overleggen van verkeerde bescheiden, het indienen van incomplete verslagen en verwarring in het gebruik van standaard modellen. Niet alleen rechtbanken maar ook bewindvoerderorganisaties gaan verschillend om met de afwikkeling van de schuldsanering. De meeste bewindvoerderorganisaties hebben een duidelijk beleid: heldere afspraken met rechtbanken, leveren bij elke zaak dezelfde gestandaardiseerde documenten en bescheiden, ofwel hebben uniforme bedrijfsprocessen. De verschillen bij bewindvoerderorganisaties bevinden zich vooral in de kwaliteit die zij leveren: de juridische kennis van bewindvoerders ligt veelal niet op één lijn. Bovendien zijn de sociale-, zitting- en communicatieve vaardigheden vaak verschillend. De invoering van het wetsvoorstel 29 942 kan op een aantal gebieden uniformering in de afwikkeling van de schuldsanering teweegbrengen. Ten eerste kan dit worden bevorderd door het uit de wet halen van het saneringsplan, aangezien de uitvoering hiervan aanzienlijk per rechtbank verschilt. Ten tweede kan de frequentere toepassing van de vereenvoudigde schuldsaneringprocedure hiervoor zorgdragen, omdat ook deze procedure per rechtbank verschilt. Ten derde geeft het wetsvoorstel op het gebied van de pro forma verificatievergadering en eindzitting een duidelijke indicatie die de grote verschillen op dit gebied kan uniformeren. De enige verplichting tot het houden van een verificatievergadering bestaat nog indien een akkoord aangeboden is of als uitdeling plaatsvindt. Ook ten aanzien van het houden van een pro forma eindzitting geldt een duidelijke indicatie: de bewindvoerder en schuldenaar zijn niet meer verplicht ter zitting te verschijnen behalve als het vermoeden bestaat dat de schuldsanering niet met een schone lei wordt afgesloten. Tot slot kan het geven van een termijn voor het houden van de eindzitting leiden tot verdere uniformering aangezien ook deze termijn per rechtbank verschilt.
Na geconcludeerd te hebben dat er een duidelijk gebrek is aan uniformiteit in de afwikkeling van de schuldsanering, terwijl hier wel behoefte aan is, zullen in het volgende hoofdstuk aanbevelingen worden gedaan. Dit zullen vooral suggesties zijn ter bevordering van een uniforme werkwijze.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
40
Afstudeerscriptie
6. AANBEVELINGEN / ADVIES
6.1 Inleiding Uit het veldonderzoek is gebleken dat er behoefte is aan een uniforme werkwijze bij rechtbanken. Voordat een dergelijke werkwijze opgezet en gepresenteerd kan worden (zie hoofdstuk 7) dienen eerst een aantal aanbevelingen te worden gedaan (en te worden toegelicht) ten aanzien van de kwaliteit en over het proces zelf. Deze aanbevelingen zullen in hoofdstuk 7 worden meegenomen in het ontwikkelen van een uniforme procedure.
6.2 Aanbevelingen / adviezen ten aanzien van kwaliteit De professionele kwaliteit van rechtbanken, bewindvoerders en niet te vergeten rechterscommissarissen is van essentieel belang voor het ontwikkelen van een uniforme werkwijze. Deze kwaliteit bevindt zich al in een oplopend stadium mede gelet op Recofa (door het opstellen van de richtlijnen voor schuldsaneringen) en de initiatieven van de Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch, maar uit de praktijk blijkt dat deze kwaliteit nog verdere verbetering behoeft. Met verbetering van de kwaliteit kan men vooral denken aan de automatisering van rechtbanken en bewindvoerders. Rechtbanken kunnen veel meer uit het automatiseringssysteem halen dan nu wordt gedaan. Denk aan de elektronische gegevensuitwisseling, het elektronisch inzenden en verzenden van verslagen en het gebruik van het zogenaamde ‘e-banking’ (inzage in de boedelrekening). Slechts een enkele rechtbank maakt hier gebruik van. Het kan veel tijd en geld besparen als de elektronische communicatie tussen rechtbanken en bewindvoerders (en overige instanties) tot stand komt. Ook het gebruik van ‘e-banking’ kan een hoop (onnodig) papierwerk schelen. Als rechtbanken inzage hebben in de boedelrekening is het namelijk voor bewindvoerders geen noodzaak meer alle afschriften van de boedelrekening mee te zenden als zij rekening en verantwoording moeten afleggen. Rechters-commissarissen kunnen dan ‘online’ zien of geldstromen goed verlopen. Daarnaast is voor rechtbanken aan te bevelen een automatisch rappelsysteem en een systeem waarbij gemakkelijk gebruik kan worden gemaakt van standaard documenten (bijvoorbeeld vonnissen, verslagen, brieven, lijsten) in te voeren. Het verdient de voorkeur om na toepassing van de schuldsaneringsregeling een standaard brief aan bewindvoerders uit te reiken waarop vermeld staat wanneer de verificatievergadering en eindzitting plaatsvinden en wanneer verslagen e.d. ingeleverd dienen te worden. Aan deze ‘deadlines’ dienen vaste overschrijdingstermijnen (rappellen) verbonden te zijn. Bewindvoerders weten hierdoor waar zij aan toe zijn en welke termijnen zij in acht moeten nemen. Bovendien kost dit rechtbanken minder tijd en moeite. Ten aanzien van het gebruik van standaard documenten is het aan te bevelen de uniforme documenten van Recofa te hanteren. Onder verbetering van kwaliteit wordt ook een gedegen opleiding verstaan. Om de schuldsaneringsregeling uniform (en kwalitatief goed) te laten verlopen is het belangrijk dat
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
41
Afstudeerscriptie
bewindvoerders qua (juridische) kennis op één lijn zitten. Bewindvoerders moeten in staat zijn de belangen van de schuldenaar te kunnen behartigen in zaken waar het juridisch wat gecompliceerder is of wordt. Onderling overleg tussen de rechtbank en bewindvoerder is ook een kwaliteitseis die bij rechtbanken en bewindvoerders hoog in het vaandel hoort te staan. Het moet voor bewindvoerders duidelijk zijn welke eisen rechtbanken naast de wet en Recofa richtlijnen stellen aan de schuldsaneringsregeling en op welke punten zij hiervan afwijken. Een maandelijks of half jaarlijks (bewindvoerder)overleg kan hieraan bijdragen. Wellicht zou een duidelijke handleiding of werkwijzer ook al een oplossing bieden.
6.3 Aanbevelingen / adviezen ten aanzien van het proces Na het geven van een aantal kwalitatieve aanbevelingen zijn we nu toegekomen aan suggesties ten aanzien van het proces. In deze paragraaf zullen een aantal suggesties nader worden toegelicht. Dit zijn vooral suggesties die betrekking hebben op de aanwezige verschillen in het beleid van rechtbanken die besproken zijn in hoofdstuk 3. Een overzicht van alle suggesties is te vinden in het volgende hoofdstuk, waarin het best-practice model wordt gepresenteerd. Rechtbanken hebben geen duidelijk beleid indien sprake is van restsaldo. Het is aan te bevelen dat, indien sprake is van een restsaldo, een eenduidig bedrag (bij voorkeur € 200,=) af te spreken waarboven de bewindvoerder alsnog tot uitkering dient over te gaan. Is sprake van een restsaldo lager dan € 200,= dan zou de bewindvoerder dit mogen rekenen als na-salaris. Is sprake van een restsaldo van € 200,= of hoger dan dient de bewindvoerder over te gaan tot uitdeling op basis van de door hem ingediende uitdelingslijst. Omdat de wet geen termijn stelt voor het houden van de verificatievergadering is het praktisch de verificatievergadering drie maanden voor het einde van de schuldsanering te plannen. Aan het einde van de regeling kan namelijk bekeken worden of er iets uit te delen is. Is de boedel minimaal (minder dan de Recofa richtlijn van € 500,=) dan kan de verificatievergadering achterwege blijven. Bovendien kunnen meer zittingen pro forma verlopen omdat aan het einde bekend is of de schuldenaar aan zijn of haar verplichtingen voldoet. Het plannen van een verificatievergadering aan het einde van de schuldsanering heeft nog een derde voordeel: er kan zodoende geen tussentijdse uitdeling plaatsvinden, wat veel tijd en geld scheelt. De afwikkeling van de schuldsanering kan versneld worden door alle gegevens, met name het salaris en reiskosten van de bewindvoerder en de publicatiekosten, in het eindvonnis te vermelden. Rechtbanken hoeven dan geen (overbodige) nota’s meer na te sturen, die vaak extra werk met zich teweegbrengen. De achterstanden op dit gebied kunnen hierdoor worden weggewerkt en bewindvoerders kunnen sneller overgaan tot het opstellen van een uitdelingslijst. Het verdient de voorkeur voorgaande bedragen inclusief BTW te vermelden. Ten aanzien van het afleggen van rekening en verantwoording het volgende. Rekening en verantwoording dient binnen één maand na beëindiging van de schuldsaneringsregeling
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
42
Afstudeerscriptie
plaats te vinden. Deze termijn moet voor rechtbanken en bewindvoerders als uitgangspunt dienen. Zijn er omstandigheden waardoor deze termijn niet nageleefd kan worden (bijvoorbeeld als een schuldeisers niet meer te traceren is) dan kan in onderling overleg met de rechtbank gesproken worden over een verlenging van deze termijn. Tevens is het aan te bevelen om bij het afleggen van rekening en verantwoording alleen een nulafschrift te overleggen. Het aanbieden van een akkoord kan (na invoering van wetsvoorstel 29 942) in elk stadium worden gedaan. Het wetsvoorstel voorziet ook in de mogelijkheid om een dwangakkoord in het minnelijk traject aan te bieden. Het aanbieden van een akkoord tijdens de procedure kan hierdoor worden verminderd. Het aanbieden van een akkoord zal echter alleen nog het geval zijn als er veel gelden beschikbaar komen tijdens de regeling. In dit geval is het aan te bevelen het ontwerpakkoord in te dienen voor de verificatievergadering. De behandeling van het akkoord kan dan gelijktijdig plaatsvinden met de verificatievergadering.
In het volgende hoofdstuk is een (best-practice) model opgesteld die alle rechtbanken en bewindvoerders kunnen gebruiken. Dit model dient zorg te dragen voor een uniforme werkwijze bij rechtbanken.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
43
Afstudeerscriptie
7. BEST-PRACTICE MODEL
7.1 Inleiding Ter uniformering van de afwikkeling van de schuldsanering is een model ontwikkeld dat rechtbanken en bewindvoerders kunnen hanteren in hun beleid. Het model is zodanig opgesteld dat de te nemen stappen makkelijk af te lezen zijn. Bovendien is bij elke stap een korte toelichting gegeven. In dit model is niet alleen getracht de regeling zo efficiënt maar ook zo snel mogelijk te laten verlopen. Het model dient zorg te dragen voor een verlaging van de werklast van bewindvoerders en rechtbanken. Dit moet onder andere bereikt worden door het gebruik van standaard verslagen, vonnissen, formulieren etc. Ook het houden van een pro forma verificatievergadering en/of eindzitting zal hierin bij moeten dragen. Bij het opstellen van dit model is rekening gehouden met de belangen van schuldenaren, bewindvoerders en rechtbanken en met de verschillen die aanwezig zijn in het beleid van rechtbanken. Deze verschillen worden in dit model geüniformeerd. Bovendien is de wettelijke regeling (titel III van de Faillissementswet) in dit model verwerkt en wordt alvast vooruitgelopen op het wetsvoorstel 29 942. De aanbevelingen uit paragraaf 6.3 (ten aanzien van het proces) worden ook in dit model verwerkt. De belangrijkste aanbevelingen die in dit model verwerkt zijn, betreffen onder andere: • Het volgen van de Recofa richtlijnen; • Het gebruik van standaard documenten; • Aanvragen verificatievergadering; • Het houden van pro forma zittingen (zowel eindzitting als verificatievergadering); • Informele /formele uitdeling; • Duidelijke termijnen stellen aan het opstellen van de slotuitdelingslijst en afleggen van rekening en verantwoording; • Alle gegevens vermelden in eindvonnis; • Opheffen boedelrekening; • Bij rekening en verantwoording alleen nulafschrift meezenden; • Etc. Het model wordt op de volgende pagina gepresenteerd. Bij het gebruik van het model dient opgemerkt te worden dat als sprake is van een akkoord de linkerprocedure gevolgd moet worden. Is sprake van een reguliere beëindiging dan wordt de middelste procedure gevolgd. Is de vereenvoudigde procedure van toepassing dan kan men de rechterprocedure doorlopen.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
44
Start
Afstudeerscriptie
Verstrijken termijn: bestaat het vermoedden dat de schuldenaar aan verplichtingen kan voldoen
(Indien mogelijk) Aanbieden akkoord (zo snel mogelijk)
Vereenvoudigde procedure: bestaat niet het vermoeden dat de schuldenaar aan verplichtingen kan voldoen
Verificatie van vorderingen Verificatievergadering (niet pro forma) / behandeling akkoord
Akkoord aangenomen
Akkoord verworpen
Regeling wordt voort-gezet, tenzij art. 350 FW van toepassing is
Formele uitdeling
Informele uitdeling
Afwijzen
Voortzetting WSNP
Regeling wordt voortgezet
Beëindiging ingeval art. 350
In geval van lid 3 sub a of b
In geval van lid 3 sub c, d, e, f,of g
Slotuitdelingslijst
Schuldsanering eindigt door verbindend worden slotuitdelingslijst
Uitdeling
Rekening en verantwoording
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Uitdelingslijst
Verantwoording
Eindzitting pro forma Geen baten
Schuldsanering eindigt door in kracht van gewijsde gaan van vonnis
Toewijzen
Verificatievergadering al dan niet pro forma
Eindzitting al dan niet pro forma
Afwikkeling volgens WSNP
Zitting n.a.v. beredeneerde verklaring
Wel baten: Automatisch omzetting in faillissement
Regeling eindigt door onherroepelijk worden vonnis
Einde Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
Beëindigd op grond van art. 350
Verificatie van vorderingen en het opstellen van een slotuitdelings -lijst kan achterwege blijven.
Regeling eindigt met ingang van dag waarop uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
45
Afstudeerscriptie
7.2 Uitleg best-practice model 7.2.1 Reguliere beëindiging (verstrijken van de termijn) Verificatie van vorderingen • • • •
De bewindvoerder stelt, zodra hij is benoemd door de rechtbank, de aan hem bekende crediteuren op de hoogte van de toepassing van de schuldsanering. Hij stelt hen in de gelegenheid hun vordering ter verificatie in te dienen. De bewindvoerder onderzoekt of de ingediende vorderingen voor erkenning in aanmerking komen. Daarna maakt hij een lijst met voorlopig erkende en voorlopig betwiste vorderingen.
Verificatievergadering •
•
• •
•
Zodra de bewindvoerder van mening is dat een verificatievergadering gepland kan worden richt hij een verzoek hiertoe tot de rechter-commissaris. De bewindvoerder vraagt een vergadering alleen aan als hij verwacht dat aan het einde van de schuldsanering een uitdeling kan plaatsvinden. De bewindvoerder voegt bij dit verzoek een financieel eindverslag. Dit financieel eindverslag wordt opgesteld volgens het model van Recofa70, opgenomen in de Richtlijnen voor schuldsaneringen. In zaken waarin het uit te delen actief, na aftrek van de boedelkosten, minder dan € 500,= bedraagt zal worden afgezien van het houden van een verificatievergadering en zal over worden gegaan tot een informele uitdeling: o Crediteuren worden op de hoogte gesteld dat informeel wordt uitgedeeld. o De bewindvoerder zal overgaan tot het opstellen van een uitdelingslijst en legt deze tien dagen ter inzage op de griffie van de rechtbank. o Is er in deze tijd geen verzet ingesteld dan is de lijst verbindend geworden. o De bewindvoerder legt in zijn eindverslag verantwoording af van de gevolgde procedure. o De rechtbank bepaalt de dag waarop de schuldsanering eindigt en maakt het beëindigingvonnis op. o De bewindvoerder doet van dag, uur en plaats onverwijld aankondiging in de Staatscourant. De schuldsaneringsregeling is hiermee ten einde. Is het uit te delen actief, na aftrek van de boedelkosten, meer dan € 500,= dan wordt er formeel uitgedeeld en wordt een verificatievergadering gepland. De verificatievergadering vindt 3 maanden voor de eindzitting plaats, behalve als een akkoord mogelijk is. Indien een akkoord mogelijk is wordt de verificatievergadering zo snel mogelijk gepland. Om de procedure zo snel mogelijk te laten verlopen, dient de verificatievergadering in ieder geval voor de eindzitting plaats te vinden, niet daarna. Of de verificatievergadering pro forma plaatsvindt, hangt af van een aantal omstandigheden. De verificatievergadering vindt in beginsel pro forma plaats tenzij sprake is van betwiste vorderingen, hervatting van betaling of een akkoord mogelijk is.
70
Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’, <www.Wsnp.rvr.org/ bewindinfo/rv/index.cfm?action=form_financieel&finType=ond>(derde tab). Zie ook bijlage 5
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
46
Afstudeerscriptie
• • • •
Ook op verzoek van de rechter-commissaris, schuldenaar, bewindvoerder of één of meer schuldeisers kan de verificatievergadering gewoon plaatsvinden. De bewindvoerder zal de crediteuren oproepen en aankondigen dat de verificatievergadering al dan niet pro forma zal plaatsvinden. De bewindvoerder zendt een afschrift van de crediteurenlijst aan de schuldenaar voor ondertekening en om (eventueel) te voorzien van commentaar. Deze crediteurenlijst wordt opgesteld aan de hand van het model dat Recofa heeft uitgegeven.71 Uiterlijk twee weken voor de verificatievergadering zendt de bewindvoerder de crediteurenlijst aan de rechtbank. Deze legt hij ter inzage op de griffie. Op de verificatievergadering stelt de rechter-commissaris de definitieve lijst van crediteuren en hun rangorde vast, hij kijkt of een akkoord mogelijk is en kijkt of de regeling voortgezet of beëindiging (op grond van artikel 350 FW) dient te worden. o De schuldsanering kan eindigen omdat; De vorderingen ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt zijn voldaan (art. 350 lid 3 sub a FW) of; De schuldenaar in staat is zijn betalingen te hervatten (art. 350 lid 3 sub b FW); In deze gevallen eindigt de schuldsaneringsregeling door het verbindend worden van het vonnis (art. 350 lid 4 FW en artikel 350 lid 4 Ontwerp). o
De rechtbank kan ook de schuldsanering beëindigen omdat; De schuldenaar zijn verplichtingen niet naar behoren nakomt (art. 350 lid 3 sub c FW); Bovenmatige schulden doet of laat ontstaan (art. 350 lid 3 sub d FW); Betracht zijn schuldeisers te benadelen (art. 350 lid 3 sub e FW); Feiten en omstandigheden bekend worden die op het tijdstip van de indiening reeds bestonden en die reden zouden zijn geweest het verzoek af te wijzen (art. 350 lid 3 sub f FW); De schuldenaar aannemelijk maakt niet in staat te zijn aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen (artikel 350 lid 3 sub g FW). In deze gevallen volgt van rechtswege een omzetting van de schuldsanering in een faillissement (art. 350 lid 5 FW) indien ‘er baten beschikbaar zijn om daaruit de vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen’. Als dergelijke baten ontbreken blijft verificatie van vorderingen en het opmaken van een uitdelingslijst achterwege. De schuldsanering eindigt in dit geval door het in kracht van gewijsde gaan van het vonnis (art. 350 lid 4 Ontwerp). 72 Dit heeft de volgende gevolgen (artikel 359 lid 1): 1) ‘Handelingen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling door de bewindvoerder verricht, blijven geldend en verbindend;
71
Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’,
(eerste tab). Zie ook bijlage 6. 72 Bron: H.H. Dethmers, Van Schuldsanering tot Schone Lei, een praktische beschrijving van het wettelijk traject, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2005, eerste druk. Pag. 168-169.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
47
Afstudeerscriptie
2) Boedelschulden, gedurende de toepassing van de schuldsaneringsregeling ontstaan, gelden als boedelschulden in het faillissement; 3) In de schuldsaneringsregeling ingediende vorderingen gelden als ingediend in het faillissement”. Eindzitting • •
• • •
De eindzitting zal in beginsel pro forma plaatsvinden tenzij de bewindvoerder geen schone lei adviseert. De bewindvoerder maakt een definitief financieel eindverslag73 met daarin vermeld het salaris en de reiskosten van de bewindvoerder. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van het daarvoor bestemde formulier ‘verzoek salaris bewindvoerder’.74 De bewindvoerder zal in dit verslag ook de publicatiekosten en verschotten vermelden. Bij de eindzitting worden het salaris en de reiskosten van de bewindvoerder vastgesteld. Op deze zitting worden ook de publicatiekosten vastgesteld. De rechter beslist of de schuldenaar in aanmerking komt voor de schone lei. De bewindvoerder dient een concept-uitdelingslijst in. 75 Hierin staat het verwachte bedrag van de boedel vermeld en hoe dit bedrag (procentueel) over de schuldeisers wordt verdeeld.
De rechtbank gaat over tot het opstellen van het eindvonnis. Hierin wordt een aantal zaken vastgesteld: • Het (definitieve) salaris en de reiskostenvergoeding van de bewindvoerder (bedragen inclusief BTW); • De publicatiekosten (bedragen inclusief BTW); • Of er een schone lei kan wordt toegekend. Na de eindzitting dient de bewindvoerder de volgende stappen te nemen: • De beëindiging van de schuldsanering wordt gemeld bij de werkgever van de schuldenaar of uitkeringsinstantie; • De beëindiging wordt gemeld bij de bank en belastingdienst. Slotuitdelingslijst • •
De slotuitdelingslijst wordt onverwijld (uiterlijk binnen twee maanden) opgesteld door de bewindvoerder; hij gebruikt hiervoor het model van Recofa.76 Indien hij de slotuitdelingslijst niet binnen twee maanden heeft opgesteld stuurt de rechtbank, na twee weken, automatisch een rappel naar de bewindvoerder.
73
Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’, <www.Wsnp.rvr.org/ bewindinfo/rv/index.cfm?action=form_financieel&finType=ond>(derde tab). Zie ook bijlage 5 74 Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’, . Zie ook bijlage 7. 75 Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’, (tweede tab). Zie ook bijlage 8. 76 Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’, (tweede tab). Zie ook bijlage 8.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
48
Afstudeerscriptie
• • • • •
Laat de bewindvoerder het vervolgens nog na dan stuurt de rechtbank een tweede rappel waarin de mededeling staat dat de bewindvoerder zich moet verantwoorden. De rechter-commissaris controleert de slotuitdelingslijst binnen twee weken. De goedgekeurde lijst ligt vervolgens tien dagen ter inzage op de griffie van de rechtbank. Schuldeisers kunnen deze lijst inzien en kunnen verzet indienen. Op de tiende dag na neerlegging, en indien geen verzet is ingediend, wordt de slotuitdelingslijst verbindend. Is wel verzet ingediend dan bepaalt de rechter-commissaris, na afloop van de inzagetermijn van tien dagen, de dag waarop dit verzet zal worden behandeld. Deze zitting zal niet later worden gehouden dan veertien dagen na afloop van voornoemde inzagetermijn (art. 185 lid 1).
Einde schuldsanering •
De schuldsaneringsregeling eindigt als de slotuitdelingslijst verbindend is verklaard.
Uitdeling • •
Na het verbindend worden van de slotuitdelingslijst bestaat voor de bewindvoerder de verplichting uit te delen aan schuldeisers conform de goedgekeurde slotuitdelingslijst. Hiertoe zal de bewindvoerder onverwijld (ten minste binnen één maand) overgaan. De bewindvoerder heft de boedelrekening op.
Rekening en verantwoording • • • • •
Binnen één maand na het verbindend verklaren van de slotuitdelingslijst dient de bewindvoerder rekening en verantwoording af te leggen. Binnen deze maand moeten de uitkeringen dus hebben plaatsgevonden. Zijn er omstandigheden waardoor de bewindvoerder dit niet binnen één maand kan doen dan vraagt hij uitstel aan de rechtbank. Laat de bewindvoerder het na binnen deze termijn rekening en verantwoording af te leggen dan geeft de rechtbank na twee weken een rappel uit. Laat de bewindvoerder het vervolgens nog na dan gaat een tweede rappel naar de bewindvoerder waarin de mededeling staat dat hij zich moet verantwoorden. Er kan echter alleen worden volstaan met het overleggen van een nulafschrift. Het overleggen van alle afschriften van de boedelrekening is niet nodig; rechtbanken worden geacht inzage te hebben in de boedelrekening.
7.2.2 vereenvoudigde afwikkeling •
Verificatie van schulden en het opstellen van een slotuitdelingslijst blijft achterwege als: o Het actief nihil is of lager is dan de boedelkosten; o Er redelijkerwijs niet de verwachting bestaat dat de schuldenaar op een zodanige wijze aan zijn verplichtingen kan voldoen dat voortzetting van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is;
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
49
Afstudeerscriptie
o o
Een jaar is verstreken na de uitspraak tot toepassing van de schuldsanering en; Van omstandigheden als bedoeld in artikel 350, derde lid, onder c tot en met g FW niet is gebleken.
De vereenvoudigde procedure is in deze gevallen van toepassing: o De bewindvoerder verzoekt om beëindiging. Hierbij dient hij een beredeneerde verklaring te overleggen die aangeeft dat de verwachting bestaat dat de schuldenaar waarschijnlijk niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. o De rechtbank kan de grond waarop het verzoek voor deze beëindiging is afwijzen. Zij kan dan alsnog bepalen de schuldsanering tussentijds te beëindigen (als art. 350 FW van toepassing is) of zij kan ervoor kiezen de schuldsanering voort te laten duren. De rechtbank zal dan alsnog een verificatievergadering plannen. De gewone procedure wordt doorlopen. o Indien de rechtbank een verkorting van de termijn toewijst eindigt de schuldsanering door het in kracht van gewijsde gaan van de uitspraak tot beëindiging (art. 356 lid 2 FW). Het opstellen van een slotuitdelingslijst blijft achterwege. Deze beëindiging heeft hetzelfde rechtsgevolg als die van de schone lei (art. 358 FW). 7.2.3 Akkoord Bij het aanbieden van het akkoord dient te worden vermeld dat het aanbieden van een akkoord tijdens de procedure bij invoering van het wetsvoorstel kan afnemen. Met de invoering van het dwangakkoord zijn er namelijk voldoende mogelijkheden om dit in het minnelijke traject te doen. •
De bewindvoerder doet zo spoedig mogelijk onderzoek naar de mogelijkheid tot het aanbieden van een akkoord. Indien blijkt dat een akkoord mogelijk is wordt deze zo snel mogelijk ingediend. Het ontwerpakkoord kan op ieder moment worden aangeboden. De meest praktische manier is het indienen van het ontwerpakkoord voordat de verificatievergadering heeft plaatsgevonden. De behandeling van het ontwerpakkoord kan dan gelijk op de verificatievergadering plaatsvinden. o Zodra na verificatie blijkt dat voldoende in de boedel aanwezig is dient de bewindvoerder een ontwerpakkoord in. o De bewindvoerder dient tegelijk met de lijsten van voorlopig erkende en betwiste vorderingen het ontwerpakkoord bij de rechter-commissaris in. De bewindvoerder dient tevens een eindverslag in (volgens het model van Recofa). 77 o Het ontwerpakkoord dient ten minste 15 dagen voor de verificatievergadering te worden gedeponeerd. o Uiterlijk de dag voor de zitting dient de schuldenaar of bewindvoerder een lijst met voorlopig erkende en betwiste vorderingen waarop aangegeven staat
77
Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’, <www.Wsnp.rvr.org/ bewindinfo/rv/index.cfm?action=form_financieel&finType=ond>(derde tab). Zie ook bijlage 5.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
50
Afstudeerscriptie
o o o
welke crediteuren machtiging verleend hebben om voor of tegen het akkoord te stemmen. Hiervoor wordt het model van Recofa gehanteerd.78 De bewindvoerder en schuldenaar moeten aanwezig zijn op de zitting waarop het akkoord behandeld wordt (en de verificatievergadering). De rechtbank heeft twee mogelijkheden: het akkoord aannemen of verwerpen. Wordt het akkoord aangenomen dan eindigt de schuldsaneringsregeling doordat homologatie in kracht van gewijsde is gegaan; dit wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt. Wordt het akkoord niet gehomologeerd dan wordt de schuldsaneringsregeling voortgezet en wordt de normale procedure gevolgd, tenzij artikel 350 FW van toepassing is.
7.3 Implementatie model Om het model, zoals in de vorige paragraaf is gegeven, in te voeren in de praktijk heb ik het volgende voorstel. Aangezien rechtbanken de Richtlijnen die Recofa voorschrijft niet altijd hanteren kan geadviseerd worden deze richtlijnen dwingend te maken en aan te passen aan de hiervoor gegeven adviezen. De richtlijnen zijn op dit moment geen dwingende bepalingen waardoor rechtbanken en bewindvoerders zelf kunnen bepalen of zij deze in hun beleid opnemen ja of nee. De wet schrijft de procedure voor hoe bewindvoerders en rechtbanken de afwikkeling van de schuldsanering na moeten leven. Deze wet biedt echter teveel mogelijkheden tot eigen interpretaties. Rechtbanken en bewindvoerders zouden als het ware “gedwongen” moeten worden een dergelijke werkwijze te hanteren. Wellicht dat een nieuw wetsvoorstel hier meer mogelijkheden voor biedt.
78
Zie ook Raad voor Rechtsbijstand, bureau WSNP, ‘verslagen conform Recofa’, < http://www.wsnp. rvr.org/bewindinfo/rv/index.cfm?action=form_volmacht >. Zie ook bijlage 9.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
51
Afstudeerscriptie
BRONNENLIJST Aangehaalde en geraadpleegde Literatuur: •
Baarda, De Goede & Teunissen 2005 Baarda, De Goede & Teunissen, Basisboek Kwalitatief Onderzoek. Handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek, Groningen/Houten: WoltersNoordhoff bv. 2005.
•
Bastiaans 2004 M.H. Bastiaans e.a., Leidraad voor juridische auteurs, Deventer. 2004.
•
Dethmers 2005 H.H. Dethmers, Schuldsanering. Richtlijnen voor schuldsaneringen, opgesteld door RECOFA in overleg met de Raad voor Rechtsbijstand te ’s-Hertogenbosch. Kluwer. 2005. H.H. Dethmers, Van Schuldsanering tot Schone Lei. Een praktische beschrijving van het wettelijk traject, Nijmegen: Ars Aequi Libri. 2005.
• •
Grit 2000 R. Grit, Projectmanagement, Groningen: Noordhoff Wolters. 2000.
•
Janssen, Kersten & Vermeulen 1999 Janssen, J., A. Kersten & H.J.J.M. Vermeulen, Problematische schulden; zicht op het onzichtbare, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag. 1999.
•
Jungmann 2006 N. Jungmann, De Wsnp: bedoelde en onbedoelde effecten op het minnelijk traject, (diss). Leiden University Press: Leiden. 2006.
•
Jungmann 2004 N. Jungmann, N., N.J.H. Huls, B. ter Kuile, Onbekend maakt onbemind, onderzoek naar de overwegingen van crediteuren bij minnelijke schuldregelingsvoorstellen. NVVK: Almere. 2004.
•
Jungmann 2001 N. Jungmann, N. E. Niemeijer & M. ter Voert, Van schuld naar schone lei. Evaluatie wet schuldsanering natuurlijke personen, nr.190 Wodc: Den Haag. 2001.
•
Knol, Van der Schee, Bouma 2004 J.J. Knol, A. van der Schee, M. Bouma, Faillissementsgids, Deventer: Kluwer. 2002.
•
Wessels, Van Sint Truiden 2004 B. Wessels, M.Ph. van Sint Truiden, Faillissementswet. Tekst & commentaar, Deventer: Kluwer. 2004.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
52
Afstudeerscriptie
•
Wessels, Van Sint Truiden 2006 B. Wessels, M.Ph. van Sint Truiden. Insolventierecht. Tekst & commentaar, Deventer: Kluwer. 2006.
•
IJzermans & Van Schaaijk 2003 M.G. IJzermans, G.A.F.M. van Schaaijk, Oefening baart kunst, Den Haag. 2003
Kamerstukken: • Kamerstukken II 1982/83, 17 789, nr. 3 (Memorie van toelichting Wetsvoorstel Wbleu). • Kamerstukken II 1992/93, 22 969, nr. 3 (Memorie van toelichting Wsnp). • Kamerstukken II 2004/05, 24 515, nr. 67. • Kamerstukken II 2005/06, 29 942, nr. 7, resp. Kamerstukken TK 2005-2006, 29 942, nr. 8. • Kamerstukken II 2005/06, 29 942, nr. 8, p. 7. • Kamerstukken I 2006/07, 29 942, nr. I. • Kamerstukken 2006/07, 29 942, nr. 23 (Wetswijzigingen Wsnp). • Kamerstukken II 2006/07, 29 942, nrs. 9, 10, 20, 21, 24, 32 en 34 . Wetteksten: • Burgerlijk Wetboek. • Faillissementswet. • Wijziging Faillissementswet. Folders: • Een akkoord is de moeite waard, uitgegeven door Raad voor Rechtsbijstand ’sHertogenbosch, versie november 2005. • Schuldeisers kunnen kiezen, uitgegeven door Raad voor Rechtsbijstand ’sHertogenbosch, versie november 2005. • Schulden overwinnen, uitgegeven door Raad voor Rechtsbijstand ’s-Hertogenbosch, versie november 2005. • Spelregels voor een schone lei, uitgegeven door Raad voor Rechtsbijstand ’sHertogenbosch, versie november 2005. • Van schuld naar schone lei, uitgegeven door Raad voor Rechtsbijstand ’sHertogenbosch, versie november 2005. Readers: • Juridische Hogeschool Avans-Fontys, Competentieboek stage E3-E4, November 2006 versie 4. • OSR juridische opleidingen, Opleiding bewindvoerders Wet Schuldsanering natuurlijke personen, Utrecht 2006. • Reysoo, F. en J.J.H.M. Heldens. Interviewen: reader bij de training interviewen met een interview guide. Nijmegen, 1995. Rapporten: • L.Z. Nagy, ‘Kwaliteit in bewindvoering Wsnp’, mei 2004, ConQuaestor.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
53
Afstudeerscriptie
•
•
• •
Rapport van de werkgroep rekenmethode Vtlb van Recofa, ‘Berekening van het vrij te laten bedrag bij toepassing van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen’, januari 2005. Research voor Beleid, ‘De Wet schuldsanering natuurlijke personen; effecten op de minnelijke schuldregelingen en het instrumentarium van gemeenten, Research voor Beleid’. Januari 2000 Leiden. Von Bergh e.a., ‘Monitor Wsnp; Nulmeting’, Tilburg: IVA/UvT (2005). Von Bergh e.a., ‘Monitor Wsnp; tweede meting’, Tilburg: IVA/UvT (2006).
Internetsites: • www.google.nl • www.justitie.nl • www.rechtspraak.nl • www.rvr.org • www.Wsnp.rvr.org • www.schuldsanering.nl • www.wetten.overheid.nl • www.bkr.nl • www.schuldenwijzer.nl • www.schulden.tk • www.justitie.nl • http://www.recht4all.nl/wetten/w/fllssmntsw.htm •
•
•
• •
• •
Centraal Bureau voor de Statistiek, ‘Faillissementen en schuldsaneringen’, Voorburg/Heerlen, 2007. ,11 februari 2007. Gemeente Amsterdam, ‘Onderzoeksmethoden: Kwalitatief’, Amsterdam: gemeente Amsterdam 2007. <www.os.amsterdam.nl/onderzoek/onderzoeksmethoden/kwalitatief/40210>, 13 tot en met 20 februari 2007. N. Jungmann, ‘ De Wsnp: bedoelde en onbedoelde effecten op het minnelijk traject’, Leiden University Press, 2006. . 10 maart tot en met 1 mei 2007 Kamer van Koophandel, ‘Wet schuldsanering natuurlijke personen?’, 2007. 12 februari 2007. Postbus 51, ‘Hoe vraag ik een schuldsanering aan’, 2007 10, 11 en 13 april 2007. Recht.nl, ‘Eerste Kamer stemt in met herziening schuldsaneringsregeling’, 2007 10 maart 2007. Wikipedia, ‘ Richtlijnen voor Recofa’, 2006. 21 februari 2007.
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
54
Afstudeerscriptie
BIJLAGEN • • • • • • • • •
Bijlage 1: interview bewindvoerders Bijlage 2: interview rechtbanken Bijlage 3: richtlijnen van Recofa Bijlage 4: wetsvoorstel 29 942 Bijlage 5: financieel eindverslag Bijlage 6: crediteurenlijst Bijlage 7: verzoek salaris Bijlage 8: (slot)uitdelingslijst Bijlage 9: Volmacht voor akkoord
Lisette Bakker Afstudeerperiode januari t/m mei 2007
Studentnummer 009940658 Juridische Hogeschool Avans-Fontys
55
Bijlage 1 (interview bewindvoerders)
Interview bewindvoerder
1. gegevens: Naam bewindvoerder:
……………………………………………………….
Werkzaam op Arrondissement(en):
………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ………………………………………………………. ……………………………………………………….
Gegevens organisatie:
………………………………………………………. Postadres:
...................................................... ......................................................
Bezoekadres: ...................................................... ...................................................... Algemene nummer: ………………………………. Email: ………………………………………………. Interviewer:
Lisette Bakker Stagiaire bij de Raad voor Rechtsbijstand, bureau Wsnp Telefoonnummer: 06 - 28 07 92 38 Email: [email protected]
2. Welke procedures hanteren uw arrondissementen rondom de verificatie van schulden en de uitdeling van het gespaarde bedrag tijdens de Wsnp-looptijd? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 3. Wat zijn de verschillen die u ondervindt bij diverse arrondissementen met betrekking tot de uitdeling, de verificatie van schulden en het afleggen van rekening en verantwoording? - Hoe groot zijn deze verschillen?
- Zorgen deze verschillen voor problemen? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 4. Welke procedure wordt door bewindvoerders als prettig ervaren? - Welke juist niet? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 5. Heeft u suggesties om de procedure rondom de verificatie van schulden, de uitdeling van het gespaarde bedrag en het afleggen van rekening en verantwoording tijdens de Wsnp-looptijd te verbeteren? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 6. Indien u over gegevens beschikt; hoe vaak kan er een uitdeling plaatsvinden? - Hoe vaak vindt er daadwerkelijk een uitdeling plaats? - Hoe hoog moet het bedrag van de boedel zijn indien er een uitdeling kan plaatsvinden? - Welke gegevens bevat de uitdelingslijst ? ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………… 7. Indien u over gegevens beschikt; welk bedrag wordt er gemiddeld uitgedeeld? - Per zaaksoort? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 8. Wat is de gemiddelde doorlooptijd voor het opmaken van een slotuitdelingslijst per arrondissement? - Waardoor wordt deze doorlooptijd bepaald? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 9. Wat is de gemiddelde doorlooptijd vanaf het verbindend worden van de slotuitdelingslijst tot aan het afleggen van rekening en verantwoording? - Waardoor wordt deze doorlooptijd bepaald? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 10.
Stelt u altijd een slotuitdelingslijst op? - In welke zaken niet?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 11.
Deelt u zelf uit aan schuldeisers of doet de rechtbank dit?
…………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 12.
Legt u altijd rekening en verantwoording af? - Wanneer wel? - Binnen welke termijn dient u rekening en verantwoording af te leggen? - Dient u hierbij alle afschriften van de boedelrekening mee te zenden of alleen een nulafschrift? - Wanneer niet?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
13.
Heft u de boedelrekening zelf op of doet de rechtbank dit?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
14. Worden het salaris van de bewindvoerder en de publicatiekosten in het eindvonnis vermeld? - Bij welk arrondissement wel? - Bij wel arrondissement niet? ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
Einde Bedankt voor uw medewerking!
Bijlage 2 (Interview rechtbanken)
Interview Rechtbank
1. gegevens: Plaats Rechtbank:
…………………………………………………….
Contactpersoon:
……………………………………………………. ……………………………………………………. …………………………………………………….
Datum / tijd:
……………………………………………………. …………………………………………………….
Gegevens organisatie:
Bezoekadres:
…………………… ……………………
Correspondentieadres:
…………………… …………………… …………………… ……………………
Interviewer:
Lisette Bakker Stagiaire bij de Raad voor Rechtsbijstand, bureau Wsnp Email: [email protected] Tel. Raad: 073 - 68 14 147 Tel. Privé: 06 - 28 07 92 38
2. Hoe vaak vindt er daadwerkelijk een uitdeling plaats? (Heeft u hier cijfers van?) - Welke gegevens bevat de uitdelingslijst? - Gebruiken bewindvoerders een eenduidig model voor deze slotuitdelingslijst? - Zo niet, levert dit problemen / verhoging van de werklast op?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
3. Wanneer vindt er een formele uitdeling plaats en wanneer een informele uitdeling (welke norm hanteert uw rechtbank)? - Is er behoefte aan verhoging of verlaging van deze norm? - Zo ja, waarom? - Hoe gaat de informele uitdeling bij uw rechtbank in z’n werk? - Wat zijn de voordelen van informele uitdeling?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 4. Biedt uw rechtbank de mogelijkheid om de verificatievergadering en eindzitting pro forma te houden? - Zo nee, waarom niet? - Zo ja, waar hangt dit van af?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 5. Wanneer vindt de verificatievergadering plaats?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 6. Vragen bewindvoerders de verificatievergadering aan of plant uw rechtbank die zelf? - Indien uw rechtbank die zelf plant, waarom en wanneer wordt deze door de rechtbank zelf gepland?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
7. (Indien bij u bekend) Welk bedrag wordt er gemiddeld uitgedeeld? (Heeft u hier cijfers van?) - Per zaaksoort?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 8. Wat is de gemiddelde doorlooptijd voor het opmaken van een slotuitdelingslijst bij uw rechtbank? - Waardoor wordt deze doorlooptijd bepaald?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 9. Wat is de gemiddelde doorlooptijd vanaf het verbindend worden van de slotuitdelingslijst tot aan het afleggen van rekening en verantwoording bij uw rechtbank? - Waardoor wordt deze doorlooptijd bepaald?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
10.
Welke eisen stelt uw rechtbank aan het afleggen van rekening en verantwoording? - Dient er altijd rekening en verantwoording te worden afgelegd? - Binnen welke termijn dienen bewindvoerders rekening en verantwoording af te leggen? - Dienen bewindvoerders hierbij alle afschriften van de boedelrekening mee te zenden of alleen een nulafschrift? - Heeft uw rechtbank inzage in de boedelrekening?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 11.
Heft uw rechtbank de boedelrekening op of doen bewindvoerders dit?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 12.
Is er bij uw rechtbank sprake van een minimale verschuldigde bijdrage van de schuldenaar?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 13.
Worden het salaris van de bewindvoerder en de publicatiekosten in het eindvonnis vermeld? - Zo ja, zijn deze bedragen inclusief of exclusief BTW? - Zo nee, waarom worden deze kosten niet in het vonnis vastgesteld? -Wanneer worden deze kosten dan vastgesteld?
………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
14. Hoe ervaart u de werkzaamheden van bewindvoerderorganisaties? - Zijn deze werkzaamheden uniform? - Houden bewindvoerders zich aan de door uw rechtbank gestelde termijnen?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………
15. Heeft u suggesties om het beleid van bewindvoerderorganisatie te verbeteren?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 16. Heeft u suggesties om de procedure bij rechtbanken rondom de verificatie van schulden, de uitdeling van het gespaarde bedrag en het afleggen van rekening en verantwoording tijdens de Wsnp-looptijd te verbeteren?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… 17. Is er behoefte aan een uniforme werkwijze bij alle rechtbanken?
………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………
Einde Bedankt voor uw medewerking!
Bijlage 3 (Recofa Richtlijnen)
Bijlage 4 (Wetswijziging)
Bijlage 5 (Financieel eindverslag)
Financieel eindverslag Naam schuldena(a)r(e)n Insolventienummer Insolventienummer 2 Datum uitspraak Bewindvoerder Rechter-commissaris Rechtbank
Beschikbaar voor verdeling:
BATEN boedelbijdragen ontvangen boedelbijdragen nog te ontvangen rente boedelrekening overige baten (specificeren):
Totaal baten:
BOEDELKOSTEN salaris bewindvoerder (incl. BTW) onkostenvergoeding bewindvoerder (incl. BTW) advertentiekosten overige kosten (specificeren):
Totaal kosten:
: : : : : : :
Bijlage 6 (Crediteurenlijst)
Crediteurenlijst Naam schuldena(a)r(e)n
:
Insolventienummer
:
Insolventienummer 2
:
Datum uitspraak
:
Bewindvoerder
:
Rechter-commissaris
:
Rechtbank
:
dd-mm-jjjj
PREFERENTE CREDITEUREN: Totaal preferente vorderingen: Nr. Naam crediteur 1.
Woonplaats
€ 0,00 Aard vordering Totale vordering
2. 3. 4. 5. 6.
CONCURRENTE CREDITEUREN: Totaal aangeschreven concurrente vorderingen:
€ 0,00
Totaal erkende concurrente vorderingen: Nr. Naam crediteur 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Woonplaats
Aard vordering Vordering
Erkend? Volledig? Erkende vordering
9. 10.
BETWISTE CREDITEUREN: Nr. Naam crediteur 1. 2.
Woonplaats
Aard vordering Vordering
Bijlage 7 (Verzoek salaris bewindvoerder)
Salaris Bewindvoerder
Bewindvoerder Insolventienummer Insolventienummer 2 Naam schuldena(a)r(e)n Rechter-commissaris Rechtbank
: : : : : :
Begindatum Einddatum
dd-mm-jjjj
Looptijd 3 jaar?
Ja
Recofa vergoeding
250
aantal weken porto
0
aantal km reiskosten
0
andere reiskosten
0
Aantal maanden:
0
Nee
Datum van 01-12-1998
Datum t/m 30-06-2000
Cumulatief Maanden Tarief 0 0 22,69
01-07-2000
30-11-2000
0
0
23,60
€ 0,00
01-12-2000
31-12-2000
0
0
23,60
€ 0,00
01-01-2001
30-06-2001
0
0
23,60
€ 0,00
01-07-2001
30-06-2002
0
0
24,50
€ 0,00
01-07-2002
30-06-2003
0
0
26,00
€ 0,00
01-07-2003
31-12-2003
0
0
27,00
€ 0,00
01-01-2004
30-06-2004
0
0
37,00
€ 0,00
01-07-2004
30-06-2005
0
0
37,50
€ 0,00
01-07-2005
30-06-2006
0
0
37,50
€ 0,00
01-07-2006
30-06-2007
0
0
38,00
€ 0,00
Recofavergoeding De bewindvoerder verklaart deze opgave naar waarheid te hebben opgesteld.
Totaal salaris excl. BTW
Bedrag € 0,00
0
€ 0,00
De rechter-commissaris verzoekt de rechtbank om het salaris en de verschotten van de bewindvoerder overeenkomstig het verzoek van de bewindvoerder vast te stellen. Datum: Handtekening:
Reiskosten Onkostenvergoeding
€ 0,00 € 0,00
Totaal salaris en kosten
€ 0,00
Bijlage 8 ((slot)uitdelingslijst)
(slot)Uitdelingslijst Naam schuldena(a)r(e)n Insolventienummer Insolventienummer 2 Datum uitspraak Bewindvoerder Rechter-commissaris Rechtbank
Totaal preferente schulden Totaal concurrente schulden Nr. PREFERENTE CREDITEUREN 1. 2. 3. 4. 5. 6.
: : : : : : :
€ 0,00
beschikbaar voor uitdeling uitdelings-percentage € 0,00 € 0,00 0% € 0,00 0%
Woonplaats
Vordering
Uitdeling
Percentage
Nr. CONCURRENTE CREDITEUREN Woonplaats 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Vordering
Uitdeling
Percentage
Bijlage 9 (volmacht inzake akkoordbehandeling)
Volmacht inzake akkoordbehandeling In de schuldsanering van: naam
:
insolventienummer
:
bewindvoerder
:
biedt schuldenaar aan om bij wijze van akkoord aan zijn schuldeisers te betalen: : aan de bevoorrechte schuldeisers (tenminste) % van hun vordering; : aan de gewone schuldeisers (tenminste) % van hun vordering. De hoogte van uw schuld bedraagt € :
Uit het bijgevoegde boedelverslag kunt u afleiden dat het bedrag dat schuldenaar thans met hulp van externe financiering aan zijn schuldeisers ter uitdeling aanbiedt, naar verwachting hoger is dan bij voortzetting van de schuldsanering na het verstrijken van de termijn van drie jaar aan boedelbijdragen minus kosten voor schuldeisers beschikbaar komt. De ondergetekende: machtigt de bewindvoerder om namens hem tijdens de akkoordbehandeling: vóór het akkoord te stemmen tegen het akkoord te stemmen. Naam
:
Plaats
:
Datum Giro / bankrekeningnummer
: ................................................. :
Handtekening
: .................................................