ïlullu
A
kwaliteitsnota vesting brielle B
•
richtlijnen voorbouw; inrichting en g e ^ ^ ^ S « ^ 2 ü ! d . H o l t e d i * . 10 J!
1 n m #
I H
1 I I
1 I •
ü
'M
••_
'v'ÏJ'j
• M§
I • bijlage bij bestemmingsplan vesting
I
zone A zone B zone C B*
toegevoegd uit zone volgens bestemmin
H ht
gemeente Brielle
opdrachtgever
-3
onderwerp
Ixuul
1
«J
r \ I L . I 111*111 I C I 1
bijlage nrcode nr-118 calque nr-
schaaL 1:2500 datum
getekend
18-04-2002 LP.
noordpijl form-: 680x560
referte
CJ.Kuipers
7256-03 0A1Q-fig-dwg bijlage bij: j| ffiJLPlh Rotterdam
K w a ü t e i t s n o t a
'
I 1
1
brielle
I kwalïtestsrsota vesting brielle I 1
1 richtlijnen voor bouw, inrichting en gebruik bijlage bij bestemmingsplan vesting
I ff •
f* Hf
H
• ÜSÉ
1
•
1 •
•• f3?*
opdrachtgever nummer datum
gemeente Brielle 118.7256.03 18 april 2002/12 november 2002
opdrachtleider auteur(s)
C.J. Kuipers ir J.A.A. Nuhn
ir A.R. Oostra
I I IH
•
Inhoud
ra
m
1. Inleiding
m
1.1. 1.2. 1.3. 1.4.
I
3 3 3 4
2. Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis
5
3. Analyse van ruimtelijk historische gegevens
i •
i f I1 rara
biz. 3
Aanleiding Functie en positie Kwaliteitsnota Doelstelling Leeswijzer
3.1. 3.2. 3.3. 3.4.
Inleiding Historische lagen Algemene bebouwingsstructuur Huistypen
4. Kwaliteitsrichtlijnen 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6.
Inleiding Bebouwingsrichtlijnen Architectonische richtlijnen Binnenterreinen en erven Openbare ruimte Onderdelen en toevoegingen aan gebouwen
5. Proces bouwplanbehandeüng 5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5.
Hoofdlijn Documentaties stadsgezicht Rijksmonumenten Bouwhistorische gegevens Archeologisch onderzoek
•
Kaarten:
'P
Kaart 1: Inpassing kaart Van Deventer 1560. Kaart 2: Inpassing kaart Tirion 1743. Kaart 3: Inpassing minuutplan 1820. Kaart 4: Perceelbreedtes. Kaart 5: Richtlijnen.
11 11 11 12 13
25 25 25 26 27 27 28
31 31 31 31 32 32
mm
B
9 B
•
•
ü H
1 • ÜÜ
I 1 •
Adviesbureau RBOl Rotterdam / Middelburg
118.7256.03
•
I
Üt
1
1
1. Inleiding 1.1. Aanleiding
1 SU •
I |
ÜÜ
I UB
I I m
'f 1
1
Het bestemmingsplan Vesting heeft overwegend een consoliderend karakter en is bedoeld om als beheersregeling te fungeren. Gekozen is voor een gedetailleerde bestemmingsregeling. Om meer waarborgen aan te brengen en een instrumentarium toe te voegen dat in kwalitatieve zin houvast geeft bij het opzetten en beoordelen van plannen voor bouw, inrichting en gebruik zijn richtlijnen geformuleerd in de voorliggende nota.
1.2. Functie en positie Kwaliteitsnota In het bestemmingsplan Vesting geeft de Beschrijving in Hoofdlijnen ten eerste de doelstellingen weer die nagestreefd worden en ten tweede het kader waaraan plannen en procedures voor bouw, aanleg, inrichting en gebruik worden getoetst. In deze Kwaliteitsnota worden de doeleinden nader gespecificeerd tot kwalitatieve richtlijnen. De Kwaliteitsnota wordt bij raadsbesluit vastgesteld als bijlage van het bestemmingsplan en volgt daarmee de verdere goedkeuringsprocedure van het bestemmingsplan. Met deze Kwaliteitsnota kunnen burgers zich van tevoren op de hoogte stellen van de kwalitatieve eisen die aan hun initiatieven met betrekking tot het beschermde stadsgezicht worden gesteld. De nota richt zich met name op het concretiseren van richtlijnen voor de ontwikkelingen op particuliere terreinen. De Kwaliteitsnota wordt als het kwalitatieve toetsingsinstrument gehanteerd door de instanties die aan burgemeester en wethouders adviseren over vergunningsverlening voor bouw en aanleg, over procedures voor vrijstellingen, wijzigingen en gebruik. Hierbij vervult de monumentencommissie een belangrijke rol.
1.3. Doelstelling Het stadsgezicht is geen schilderij dat vanuit één standpunt wordt beleefd. Het wordt gelijktijdig beleefd vanuit vele verschillende gezichtspunten van de aanwezigen. Mensen die het stadsbeeld elk weer volgtijdelijk meemaken op hun weg die ze gaan door de stad en zo ook door het leven gaan. Het stadsgezicht wordt daarbij op den duur voor elk mens tot zoiets als een ruimtelijke film. Veel percelen en panden in het stadsgezicht hebben een eeuwenlange ontwikkeling meegemaakt van verbouw, gedeeltelijke nieuwbouw, aanpassingen aan eisen, wensen en modestijlen van de tijd. Onderdelen uit opeenvolgende perioden van onze geschiedenis zijn in veel panden in Brielle aanwezig. Deze zullen in hun samenstel zo authentiek mogelijk gepresenteerd moeten worden. De bouwkundige compositie van meerdere tijdlagen aan bouwhistorie is hierbij het ideaal dat wordt nagestreefd. Dit in tegenstelling tot een neiging om terug te willen restaureren n^or Q9P, ideaa!twne van bijvoorbeeld de ^ouden Eeuw Brielle moet een stadsgezicht van nu zijn, waarin de grote schakering aan bijdragen worden gepresenteerd met oorsprongen vanuit vele voorafgaande eeuwen aan stadscultuur. Brielle moet een levendige stad blijven en mag geen openluchtmuseum lijken.
• B
i I 1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113.7256.03
I m
Inleiding
I1 I
Deze visie wordt in de doelstelling als volgt geformuleerd:
8
Het ruimtelijke geheel van het stadsgezicht Vesting Brielle in zijn beeldkwaliteit en cultuurhistorische waarden goed blijven verzorgen, dit in samenspel met de eenheid en verscheidenheid van de presentaties van de afzonderlijke gebouwen.
1
I
1.4. Leeswijzer De kwaliteiten van het stadsgezicht van Brielle worden in hoofdstuk 2 en 3 op basis van ruimtelijk historische gegevens nader geanalyseerd. In hoofdstuk 4 worden de richtlijnen voor de kwalitatieve sturing en toetsing van plannen voor bouw, inrichting en gebruik weergegeven. Het proces van de kwaliteitssturing ten gevolge van onder andere de zonering in de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht wordt in hoofdstuk 5 uiteengezet.
Si
I
I mm
1 B
I
I •ff
1 H X!
•1 ü
I
i Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.7256.03
I
I
1 JË Uil
1 H
1 1 •
1 1
I 1
n Hl Keu
n H
•
1 m
2, Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis De historische ontwikkeling van Brielle, voorzover deze zich in ruimtelijke verschijningsvormen manifesteert, wordt in dit hoofdstuk beschreven1'. Nagegaan wordt hoe Brielle zich in de loop van de eeuwen in stedenbouwkundige zin heeft ontwikkeld. Voorts wordt de huidige stedenbouwkundige structuur, waarin het historische patroon nog voor een belangrijk deel bewaard is gebleven, beschreven en verklaard vanuit het historisch perspectief. In dat kader speelt ook de archeologie een belangrijke rol. Voor een volledig beeld van de archeologische waarde van het gebied wordt kortheidshalve verwezen naar paragraaf 2.2 van de toelichting van het bestemmingsplan. Figuur 2.1 geeft de verschillende stadia van ontwikkeling weer. De huidige stedenbouwkundige structuur is in hoofdstuk 4 van de toelichting van het bestemmingsplan beschreven. Voome kent een lange bewoningsgeschiedenis. Door regelmatig optredende overstromingen was Voome tot de 11 e eeuw alleen op de hoger gelegen kreekruggen permanent bewoonbaar. Er zijn sporen van prehistorische nederzettingen uit de ijzertijd en de Romeinse tijd. In de vroege middeleeuwen (500-1000 na Chr.) keerden de bewoners terug. De 7e-eeuwse nederzetting Witla aan de Bemisse (Wiedele) werd in 836 door de Noormannen verwoest. In de periode van de 11e-15e eeuw werden onder auspiciën van de heren van Voorne de bedijkingen ter hand genomen als bescherming tegen overstromingen en ten behoeve van de landwinning. De eilanden Voorne en Putten, en de vele eilandjes waaruit Voorne en Putten zelf bestonden, groeiden langzamerhand aaneen. Het ontstaan van een nederzetting aan de rivier de Goote vlakbij de monding van de Maas hangt samen met de bedijkingen in het laatste kwart van de 12e eeuw (zie ook paragraaf 2.2). De dijk langs de Goote vormde de oostelijke grens van de Polder Oosterland. Op de samenkomst van een polderweg, de huidige Langestraat, en de dijk langs de Goote (de huidige Nobelstaat en Voorstraat) vestigden zich de eerste bewoners. Het oudste deel van Brielle ligt langs de westkant van de Nobelstaat. De Langestraat was de verbinding tussen het, In de duinen van Oostvoome gelegen, hof van de heren van Voorne en de Goote. De Goote en de Maas waren in die tijd goed bevaarbaar en vormden belangrijke aan- en afvoerrouten voor goederen. De nederzetting aan de Goote groeide snel toen na de stormvloed in 1214 veel bewoners van Voorne hun toevlucht vonden op de dijk. De heren van Voorne stimuleerden die groei door het uitgeven van erven waar de nieuwe bewoners zich op vestigden. Aanvankelijk bestond de nederzetting uit twee kernen (ontstaan uit parochies) op de oostelijke dijk van de Polder Oosterland: Brielle en Maerlant. De grens tussen beide werd gevormd door de Langestraat. De Langestraat ontsloot de landerijen ten noorden (Maerlant) en ten zuiden (Brielle) ervan. Brielle viel rechtstreeks onder de heerlijkheid Voorne, een leen van de graven van Holland. Maerlant was het domein van de heren van Maerlant die dit, sinds het begin van de 13e eeuw, in leen hadden van hun verwanten, de heren van Voorne. Aanvankelijk ontwikkelden Brielle en Maeriant zich afzonderlijk, in beide kernen was een hof, bestaande uit een omheind compiex van een huis met stallen en voorraadschuren, gevestigd. Het hof van de heren van Voorne lag aan het oostelijk deel van de Langsestaat en strekte zich uit tot de Groot Oosterlandse dijk. De
H
m
1 •
1 I•
Bronnen: - Peter Don, Voorne-Putten, 1992. - Jan Pieter Gallas, De stedebouwkundige ontwikkeling van Brielle in de middeleeuwen, scriptie, Amsterdam 1986. - A.J.Guiran, Archeologisch onderzoek van de stadsmuur bij de Langestraat te Brielle, BOORrapporten 36, Rotterdam 1998.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
A. B. C. D.
de nog niet ommuurde dorpen dijkdorpen Brielle en Maearlandt (14e eeuw) Ho cif-ppptio n p p r
I p r r i h u o p n o i / o n l o r H EI70\
de situatie naar Johannes Blaeu (1649) de situatie naar Isaak Tirion (1743) fiouur 2.1 STADIA VAN ONTWIKKELING
I I
Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis
mm
{B
I I ü B
ligging van het hof van Maerlant is minder duidelijk. Brielle en Maerlant hadden ieder hun eigen parochie en een eigen dorpsgerecht. Brielle ontwikkelde zich, vanwege de economisch gunstige ligging aan vaarwater, in de 13e eeuw het voorspoedigst en overvleugelde daarbij de nederzetting Maerlant. Een rol kan daarbij ook gespeeld hebben dat de heren van Maerlant hun domein meer als privé-bezit beschouwden en de heren van Voorne een krachtige economische ontwikkeling van Brielle voorstonden. De voorspoedige ontwikkeling van Brielle als centrum van handel en (haring)visserij blijkt uit het feit dat ai in 1280 tolvrijheid werd verkregen van de Hollandse, Zeeuwse en Friese tollen. Bedacht dient te worden dat de haven van Brielle in het Maasmondgebied het dichtst bij de zee lag. De grootste economische bloei maakt Brielle door in de late middeleeuwen, waarbij de haringvisserij en -handel het belangrijkst was. De grootste omvang werd bereikt in de 14e en de 15e eeuw.
BUI Mr
1 I Iraa
I
1 !
11
I H H
S
1ï HÜ ÜH
•
In wezen ontwikkelden Brielle en Maerlant zich tot langgerekte dijkdorpen langs de havens. Daarbij werden percelen langs de Nobelstaat en de Voorstraat aanvankelijk alleen aan de westkant uitgegeven. In de loop van de 14e en de 15e eeuw raakte ook de oostzijde van de dijk bebouwd. Aanvankelijk zullen percelen zich tot de haven hebben uitgestrekt. Langzamerhand ontstond het patroon van zij- en achterstraten en verschenen er pakhuizen aan de Lijnbaan en de Turfkade. Het achterliggende gebied ter weerszijden van de Langestraat was grotendeels kerkelijk gebied van de beide parochies en had een veel losser bebouwingspatroon en was voor een deel in agrarisch gebruik. Hier waren de parochiekerken en de vele kloosters gevestigd. De St. Pieterskerk van Maerlant ontwikkelde zich uit de huiskapel van de heren van Maerlant en stond op het huidige Asylplein. In 1807 is de St. Pieterskerk gesloopt om plaats te maken voor het Zeemansasyl. De huidige Catharijnekerk heeft zich ontwikkeld uit een aan St. Catharina gewijde kerk uit de tweede helft van de 13e eeuw ongeveer op dezelfde plaats stond als de huidige kerk. Het kerkhof van de St. Catharinakerk was gelegen op de briel (= veeweide). Het woord briel is afkomstig van het Keltische brogilo en is waarschijnlijk de oorsprong van de naam Brielle. In het begin van de 14e eeuw, rond de tijd van het verkrijgen van stadsrechten, zijn de beide parochies samengesmolten. Vóór 1306, toen onder Gerard van Voorne stadsrechten werden verkregen, waren de beide kernen Brielle en Maerlant al samengevoegd en ging de stad verder onder de naam Brielle. De definitieve middeleeuwse omvang van de stad was toen bereikt. Zowel de haven van Maerlant als die van Brielie waren gevoelig voor verzanding. De haven van Brielle profiteerde lange tijd van de stroming van de rivier de Goote die de haven op diepte hield. Toch was er vóór de St. Elisabethsvloed van 1421 al sprake van verzanding van de Goote. In 1474 werd de Goote ingedijkt en werden de gorzen tussen de binnenhaven en de Goote feitelijk bij de stad ingelijfd. Aan het eind van de 13e eeuw komt de haven van Maerlant door nieuwe bedijkingen binnendijks te liggen. Voor die tijd vond de overslag van goederen uitsluitend aan de zuidzijde plaats. Toen de verzanding van de Maerlantse haven werkelijk een probleem ging vormen, werd in 1394 een grotere spui aangelegd. In de 14e en de 15e eeuw waren er twee havens vol in bedrijf. Ondanks de problemen van verzanding van de Brielse haven bleef deze haven het belangrijkst omdat deze het dichtst bij het centrum en de grootste bevolkingsconcentratie lag. In de loop van de 15e eeuw maakt Maerlant een grote groei door. Dit zal te maken hebben met de bevolkingsaanwas waar in Brielle minder ruimte was en de toenemende verzandingproblemen van de Brielse haven. Aan de oostkant van de Brielse haven ontstond een nijverheidsgebied met veel ruimtevragende activiteiten zoals een touwslagerij (getuige de naam Lijnbaan) en timmerwerven. Een aaneengesloten bebouwing ontstond er in dit gebied voorlopig niet. In 1338 zijn rechten verleend tot het verdedigen van de stad door middel van de aanleg van vestinggrachten, waarmee kort daarna werd begonnen. De vesting bestond uit een gracht met een op een wal gebouwde muur. Opmerkelijk is de grote diepte landinwaarts die aan de langgerekte stad werd gegeven. Een verklaring hiervoor is dat de vestinggracht aan de noordwestzijde waarschijnlijk de begrenzing van het domein Maerlant volgde. In de loop van de 15e eeuw begon de Maasmond dicht te slibben. Brielle raakt langzamerhand zijn vaarverbindingen kwijt en gaat zich steeds meer richten op de exploitatie en de handel in producten van het achterland. Zo verkreeg de stad in 1477 een privilege dat bepaalde dat al het
Adviesbureau RBOI Rotterdam I Middelburg
113.7256.03
18
1 • Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis
1 graan dat groeide tussen Oostvoome en "Vlackee" in Brielle op de markt moest worden gebracht. In de 17e eeuw begon de betekenis van Hellevoetsluis, dat een veel gunstiger ligging aan diep vaarwater had, als handels- en scheepvaartcentrum toe te nemen waardoor de positie van Brielle aanzienlijk verzwakte. Vanaf de inname door de Watergeuzen op 1 april 1572 werd de strategische ligging van Brielle aan de Maasmond steeds meer onderkend. In de 17e en de 18e eeuw werden de vestingwerken gemoderniseerd. Daarbij werd in het begin van de 18e eeuw een belangrijk deel van de stad aan de zuidkant (Zuideinde met Gasthuis en 's Heerdaniëlsambacht en dwarsstraten) prijsgegeven.
— jj • jf 1
De enigszins dorpse, middeleeuwse structuur van Brielle, met de karakteristieke ontginningslijnen, het patroon van dwars- en achterstraten en de open ruimten is vrij gaaf bewaard gebleven. De belangrijkste elementen die de stedenbouwkundige structuur van Brielle in de middeleeuwen - en ook thans nog! - bepalen zijn: de langs de Goote aangelegde oostelijke dijk van de Polder Groot Oosterland; thans de Nobelstaat en de Voorstraat (de hogere ligging van de Nobelstaat en Voorstraat ervaart men nog steeds onder meer in de helling van de Koopmanstaat tussen het Wellerondom en de Markt); de voormalige polderweg, de Langestraat, de verbinding tussen de haven van Brielle en het duingebied van Oostvoome en de grens tussen Brielle en Maerlant en lange tijd fungerend als marktterrein; de haven van Maerlant en flankerende straten vormen het derde element. In figuur 2.2 is de stedenbouwkundige structuur weergegeven.
_ jj
JU
1 jj H •
In hoofdstuk 4 van de toelichting van het bestemmingsplan wordt nader ingegaan op de huidige stedenbouwkundige structuur.
1 m
1 1 ÜÜ
n
jHÜ SPI
gas
I
Ut B
•
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113.7256.03
1
figuur 2.2 STEDEBOUWKUNDIGE STRUCTUUR
Ruimtelijke ontwikkelingsgeschiedenis
10
#1
ftT'
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113.725S.03
3, Analyse van ruimtelijk historische gegevens
11
mis
I
• m
1 H
1 iffj|
1 III Wjm
s ÜÜ
Jifi
•
I• •
1 1 in 1
1 i 8
1
3.1. Inleiding De stedenbouwkundige structuur van de vesting Brielle is aan de hand van historische kaarten geanalyseerd door deze te vergelijken met de huidige kadastrale kaart. Daarnaast is gebruikgemaakt van de studies uit het boek "Voome-Putten" van Peter Don. Met deze bronnen en met de werkelijkheid zelf is in stedenbouwkundige zin de bebouwingsstructuur nader geanalyseerd. Zo komen de aaneengeslotenheid van de bebouwing, de structuur van voor- en achterstraten, de perceelsbreedtes en dieptes, de stoepen en de te onderscheiden huistypen aan de orde. De figuren zijn aan het eind van het hoofdstuk geplaatst. De losse kaarten bevinden zich achterin de nota.
3.2. Historische lagen 1560 Jacob van Deventer (zie figuur 3.1) Deze oudste plattegrond van Brielle geeft een redelijk betrouwbaar beeld van de stad. De kaart berust op een opmeting. Waarschijnlijk is destijds gewerkt met het opmeten van de assen van de straten. De bebouwing langs de straten is onderscheiden naar aaneengesloten, verspreide of geen bebouwing. Bijzondere gebouwen zoals kerken, kloosters, kapellen, stadhuis en vestingwerken zijn weergegeven. Verder is geen afzonderlijke bebouwing te onderscheiden. Ook de waterlopen zijn weergegeven. Op de kaart van Van Deventer maakt het zuidelijke gedeelte van de Nobelstraat nog deel uit van de stad. Opvallend is dat de huidige kadastrale kaart van Brielle "door de oogharen gezien" nog hetzelfde beeld geeft als in 1560 werd opgetekend. Dit geeft aan dat de ruimtelijke structuur van Brielle in de loop van vele eeuwen zeer duurzaam is gebleken. Op kaart 1 Inpassing kaart Van Deventer 1560 is de stadswal, zoals Van Deventer die op zijn kaart (zie figuur 3.1) weergeeft, zo goed mogelijk gepast op de huidige ondergrond. Daarbij is ook gebruikgemaakt van concreet teruggevonden onderdelen, zoals de Noorderpoort en de stadsmuur op het westen van het Maarland. De bijzondere gebouwen op de kaart van Van Deventer zijn met een aanduiding op de huidige ondergrond geplaatst. De bebouwingsstroken, zoals Van Deventer die weergeeft, zijn schematisch op de kaart gezet. Dit alleen voorzover die overeenkomt met de huidige bebouwingsstroken. Verwijderde stroken zijn dus niet weergegeven, hetgeen archeologisch van betekenis kan zijn. Op het carton van Van Deventer (zie Don blz. 127 afb. 152) is een waterloopje, misschien een kwelslootje, langs enkele achterstraten te zien. Dit is het geval achter het Maarland Zuidzijde, aan de westzijde van de Voorstraat en aan de westzijde van de Langestraat. 1649 Johannes Blaeu (zie figuur 3.2) Deze plattegrond geeft een vogelvlucht van Brielle weer. Johannes Blaeu geeft veel goed te onderscheiden gebouwen aan. Helaas blijken dit vaste tekenpatronen te zijn die niet teruggaan op een gedetailleerd waargenomen werkelijkheid. De kaart bevat ook enkele onwaarschijnlijke onderdelen, zoals de straat tussen Langestraat en Maarland. Wel is het mogelijk, door vergelijking, eerder veronderstelde structuren in deze kaart van Blaeu bevestigd te zien. Een voorbeeld hiervan is het verschil in de aard van de bebouwing langs de voorstraten en de achterstraten. De vorm en plaats van de bebouwing is niet betrouwbaar. Dit maakt het niet mogelijk een inpassing op de huidige ondergrond van Brielie uit te voeren. 1572 Italiaanse vogelvlucht (zie figuur 3.3) Deze kaart geeft in vogelvlucht een impressie van de stad Brielle, maar biedt nog minder houvast dan de kaart van Blaeu.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Analyse van ruimtelijk historische gegevens
1
12
I1
1
1743 Tirion tegenwoordige staat der Verenigde Nederlanden (zie figuur 3.4) De kaart van Tirion geeft de voltooide uitleg weer van de vestingwerken, uitgevoerd volgens het oud-Nederlandse systeem. Het stelsel van wallen, muren en grachten had 4 poorten en was uitgerust met 9 bastions, 5 ravelijnen en aan de noordoostzijde enveloppen. Het zuidwestelijk gedeelte van de stad, rond het uiteinde van de Nobelstraat, werd bij deze werken geruimd. De straten van de stad zijn aangegeven tussen gearceerde bouwblokken. Enkele bijzondere gebouwen en functies in de stad zijn aangegeven. In 1858 werd aan het geheel van de vestingwerken nog een havenbatterij toegevoegd aan de mond van het havenkanaal. Op kaart 2 Inpassing kaart Tirion 1743, zijn de vestingwerken op de huidige ondergrond weergegeven. De bijzondere gebouwen en kunstwerken die Tirion aangeeft zijn ook op kaart 3 aangebracht. Kadastraal minuutplan 1820 (zie figuur 3.5) Dit gedetailleerd getekende kaartmateriaal is destijds gemaakt als onderlegger voor de belastingheffing. De percelen met daarop het bebouwd oppervlak zijn nauwkeurig ingetekend. Van de huidige kadastrale kaart met bebouwing kan door vergelijking met deze minuutkaart afgeleid worden of er na 1820 perceelswijzigingen zijn doorgevoerd en in hoeverre de plaats van de huidige bebouwing overeenkomt met de situatie in 1820. Op kaart 3 Inpassing minuutplan 1820, zijn met groene lijnen de perceelsgrenzen en de bebouwing die op de minuutkaart nagenoeg overeenkomt met de huidige grenzen en bebouwing. Als de huidige bebouwing daar niet mee overeenkomt is deze met rode lijnen aangegeven.
_ fl *
1 ÜÜ
I I « • •
JB| ^P
1 nn
3.3. Algemene bebouwingsstructuur De stadsdelen van voor 1900 zijn in de voorstraten aaneengesloten in de rooilijn aan de straat gebouwd en dit zonder terugliggende panden. Aan de voorkant hebben deze panden in de regel een stoep. Een uitzondering op deze regel leek de Nieuwstraat, maar onlangs toonden oude foto's aan dat hier een honderd jaar geleden ook nog stoepen voor de huizen waren. In de jaren '50 van de vorige eeuw zijn in de Voorstraat en Nobelstraat de stoepen verwijderd om ruimte te bieden voor het opvangen van het toenemende gemotoriseerde verkeer. In tegenstelling tot de voorstraten, is de bebouwing aan de achterstraten en aan de zijstraatjes vaak verbrokkeld. Dit past binnen de ontwikkelingsgeschiedenis, omdat hier plaatselijk ondergeschikte bebouwing is opgericht voor bergingen, koetshuizen en bedrijfsruimten. Vrijstaande huizen komen in Brielle eigenlijk niet voor. Voor kerken en kloosters zijn destijds vrijstaande gebouwen opgericht, dit waren vrij grootschalige gebouwen. Dit was voornamelijk het geval ten westen van de Catharijnekerk in het groene onbebouwde gebied binnen de muren en wallen. De middeleeuwse keur voor de brandveiligheid, die bepaalde dat geen open vuur in een huis smaller dan 10 voet mocht worden gemaakt, had tot gevolg dat veel percelen ongeveer 4.00 meter breed zijn. Namelijk 3.26 meter met aan beide zijden een druipstrook voor het dak, de osendrop. Het maatraster van deze 4.00 meter is langs Voorstraat, Nobelstraat en Maarland op veel plaatsen terug te vinden. Dit ook in dubbele, driedubbele of later samengevoegde percelen. De meeste smalle percelen liggen ter weerszijden van het Maarland. in het noordelijk deel van de Voorstraat, het zuidelijk deel van de Nobelstraat, de Vischstraat/Koopmanstraat en de Langestraat. In het middengedeelte van de Langestraat/Nobelstraat en het oostelijk deel van het Maarland, beschikten meer vermogende bewoners in het verleden over bredere kavels. Dit was mogelijk doordat zij belendende percelen wisten te verwerven. Op kaart 4 Perceelbreedtes, is de huidige verdeling van de breedtes van de percelen weergegeven. Bij vergelijking met de minuutkaart uit 1820 blijkt dat voor grote delen van het gebied het historische patroon niet is veranderd.
1 B lü
mm
m
1 1 m
H jj ^ ^ Hf!1
Ui
6
•
fff
• Adviesbureau RBOi Rotterdam / Middeibura
118- 7256.03
• mm «sü
u
Analyse van ruimtelijk historische gegevens
13
1 MÉi
De diepte van de percelen varieert. De diepe percelen liggen structureel langs het Maarland en de Voorstraat/Nobelstraat. Hierop is veelal het diepe huistype met de nok loodrecht op de weg gebouwd. Ondiepe percelen langs de Langestraat en in de omgeving van de Catharijnekerk hebben vaak geleid tot de toepassing van het dwarse huistype met langskap langs de straat. Aan achterstraten en zijstraatjes liggen vaak ondiepe percelen.
• ijj
I wm
3.4. Huistypen
n
In de publicatie "Voorne-Putten" van Peter Don wordt bouwhistorisch uitgebreid ingegaan op de huistypen in Brielle. De bouwhistorische onderzoekingen leveren in de grondslag twee verschillende huistypen, namelijk het diepe huis en het dwarshuis.
ft H S
I 1 B
Het diepe huis heeft een aantal varianten, waarbij een verdieping, een achterkamer of een zijkamer is toegevoegd. Een andere variant is een dubbel diephuis, bestaande uit twee gelijkwaardige diepe huizen die samen één pand vormen.
In
1 •
Het dwarse huis kan als volgt worden getypeerd: gebouw is veelal breder dan diep; grotere gebouwen hebben vaak een middengang van voor naar achter; balklagen loodrecht op de voorgevel; kap met nokrichting evenwijdig aan de voorgevel; toepassing type bij ondiepe percelen.
•m ÉÜÉ
!
• •
•
Het diepe huis kan als volgt getypeerd worden: gebouw is veel dieper dan het breed is; breedte 4.00 - 5.50 meter, soms 6.50 - 7.00 meter; diepte gebouw 10.00 -15.00 meter; een groot voorvertrek met daarachter een bijna vierkant achtervertrek, genaamd de binnenhaard; trap naar boven achter in de hoek van het voorvertrek; kelder tegen scheiding voorvertrek en achtervertrek, vanwege aflopende kavel vanaf de voorstraat; zolder met borstwering van 0.50 -1.00 meter; balklagen liggen in de breedterichting; 5-6 balk- of kapvakken; een kap met de nok loodrecht op de voorgevel; voorgevel met deur en daarnaast 1 a 2 ramen.
•
Het dwarse huis heeft een variant met verdieping. Naast het diepe huis en het dwarshuis met hun varianten, komen samengestelde huistvpes voor die vaak zijn ontstaan door de samenvoeging van meerdere panden. Om er een geheel van te maken hebben deze panden één voorgevel gekregen. Elk samenvoeging had in feite een uniek karakter.
• m
Ui H
II
1
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
Analyse van ruimtelijk historische gegevens
14
m
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113.7256.03
f É
V 1 1
"*%;
\ \
1
y" P
*****
*#
i <<
>/v
fü
x« -f'
v
I I SÈË
m
1
f
$P»
'.
> v | | f W l * [ "V
-„•w..'
m
\
'11 f
I
I ÊÊÈ
•
I
t&f£>y Jij
Hl
fÈÊÈ
'I
1 V'r«>'W? /'Tï'rni
I 1
> '-Al ' l i '
^!U.«j.-,3V
•
.1-0.1
n v>M^
/ / ' ^ • i l h^*• • / /
/ 4v '«IIP
'\
'X
"fcffr*
\ b. f f , Mf
I J*4 i 1} <>
• BUS
B
il ••
1 • I 1
A
~nJ
4
i-u •>, <£ v
i
7tt<>
figuur 3.1 JACOB VAN DEVENTER, 1560
Analyse van ruimtelijk historische gegevens
16
I• I •
I 1 1
1 I
1 1 1ï I 9
1
§§§
iii §j§§
B •
I• H
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.7256.03
1
1 I •ü • | fiauur 3.2 JOHANNES BLAEU, 16^9
m
I
;
I Analyse van ruimtelijk historische gegevens
18
1 •
1 1 1 1 1
I I
1 1 m H
•
UpH
HTn
••
ÜÜ
s I Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
118.7256.03
1
p
I ÉÜ!
1
4, Kwaliteitsrichflijnen
B
4.1. Inleiding
25
In samenhang met kaart 5 Richtlijnen, geeft dit hoofdstuk de kwalitatieve richtlijnen aan voor plannen voor bouw, inrichting en gebruik. Burgers kunnen zich hiermee van tevoren op de hoogte stellen, voordat zij een initiatief vorm laten geven. De monumentencommissie gebruikt deze richtlijnen om de plannen voor bouw, inrichting en gebruik mee te toetsen. Deze richtlijnen zijn in enkele paragrafen verdeeld, van grof naar fijn (bebouwing, architectuur, onderdelen en toevoegingen aan gebouwen) en voor gebieden (binnenterreinen en erven, openbare ruimte). De kwaliteitsrichflijnen zijn doorlopend genummerd. Bij elk nummer is aangegeven voor welke zone de richtlijn van kracht is, AB, ABC of C.
k
4.2. Bebouwingsrichtlijnen 01 ABC
Panden met de voorgevel en voordeur presenteren in het gevelfront. Bij hoekpanden deze oriënteren op de hiërarchisch belangrijkste straat of plein. De gevelfronten en de hiërarchie is voor hoeksituaties op kaart 5 aangegeven.
02 ABC
Aaneengesloten bebouwing met gevelfronten in de rooilijn handhaven waar deze op kaart 5 als zodanig zijn aangegeven. Voor het overige in de straatfronten welbewust de openingen tussen de bebouwing openhouden.
03 AB
De pandbreedte gelijk houden aan de bestaande perceelbreedte. De perceelbreedtes handhaven, tenzij bouwhistorisch onderzoek anders aantoont. Bij eventuele samenvoeging van percelen is het vereist dat de afzonderlijkheid van de vormgeving van de panden op de percelen wordt bewaard. Dit geldt dus ook voor het pand achter de gevels.
04 AB
De bestaande - vaak niet rechte - hoek van de voorgevelrooilijn met de zijperceelsgrenzen handhaven.
05 AB
De karakteristiek van het gegeven huistype respecteren bij de ontwikkeling van een pand, dit aan de hand van de concrete bouwhistorische gegevens van het pand.
06 AB
De hoogteligging van de balklagen voor vloeren handhaven, tenzij bouwhistorische
Ê
<• 1
gegevens concrete andere aanwijzingen geven, die te verkiezen zijn. 07 ABC
De gebouwen afdekken met een kap met een steile dakhelling.
08 AB
De gegeven kapvorm en dakhelling handhaven, tenzij bouwhistorische gegevens concrete aanwijzingen geven voor een andere kapvorm en dakhelling. In beginsel de kappen uitvoeren als zadeldak eventueel met een wolfseind. Het diepe huistype heeft de nokrichtlng van de kap dwars op de voorgevel. Het dwarse huistype heeft de nokrichting evenwijdig aan de voorgevel. Het samengestelde huistype heeft een kaprichting en vorm, die afhankelijk is van de wijze waarop de samenstelling is gevormd.
09 AB
10 ABC
De grote verscheidenheid aan bouwhoogten, gevelvormen en hoogteligging van de balklagen handhaven. Bij de beoordeling van een afzonderlijk bouwplan wordt ervoor gezorgd, dat in overeenstemming met de verscheidenheid in het ensemble wordt gehandeld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam I Middelburg
118.7256.03
Kwaliteitsrichtlijnen
I
26
I 11 AB
De wijze respecteren, waarop de bouwstructuur inspeelt op het hoogteverschil in het perceel tussen voorstraat en achterstraat. Concrete aanwijzingen van bouwhistorisch onderzoek zijn hiervoor maatgevend.
12 AB
In het kernwinkelgebied is samenvoeging van ten hoogste twee panden voor een winkel tot maximaal een gezamenlijke pandbreedte van 15.00 meter bespreekbaar, wanneer de detailhandeltechnische noodzaak is aangetoond en op voorwaarde dat de oorspronkelijke parcellering van het geveïfront en van de achterliggende gebouwenstructuur zowel op de beneden- als op de bovenverdiepingen wordt aangehouden.
13 AB
Boven winkels moeten bovenwoningen opgenomen worden, dit bij voorkeur met een zelfstandige opgang vanuit de voorstraat of bij een hoekpand vanuit de zijstraat.
14 AB
Ter plaatse van het op kaart 5 aangegeven gevelfront mogen geen garages en pakhuizen komen.
15 AB
In de kap mag hooguit één woonlaag worden aangebracht.
I
1 1 1 1 !
^fisSiH
4.3. Architectonische richtlijnen 16 ABC
De vormgeving en detaillering van de gebouwen sluit in zuiverheid en eenvoud aan op de cultuurhistorisch en bouwhistorisch karakteristieke eigenschappen die een pand bij zijn ontstaan heeft meegekregen dan wel in de loop van de tijd heeft verworven.
17 ABC
De concrete resultaten van het bouwhistorisch onderzoek van een pand worden gehanteerd als richtinggevende aanwijzingen bij de ontwikkeling van het pand, dit zowel in zijn bouwstructurele opzet als in de vormgeving, detaillering en materiaal- en kleurkeuze.
18 ABC
De hoofdvolumes van de gebouwen, met uitzondering van de voorgevels, mogen alleen dan van ondergeschikte volumes worden voorzien, wanneer de zichtbaarheid en voelbaarheid in stand blijft van zowel het hoofdvolume als de afzonderlijke grensvlakken (muurvlakken, dakvlakken).
19 AB
De goothoogte en de plaats van de achtergevel ongelijk houden met de belendende panden, tenzij deze nu gelijk zijn of tenzij bouwhistorisch onderzoek concrete andere aanwijzingen geeft.
20 ABC
De voorgevel heeft een verticaal gerichte compositie met daarin raamopeningen met een staande diagonaal en vrij smalle muurdammen.
21 AB
De voorgevels die nu op vlucht staan, moeten bij verbouw of herbouw weer op vlucht worden gebouwd.
22 AB
De vormgeving van de voorgevel wordt in zoverre afgestemd op de belendende panden, zodat de verscheidenheid in maatvoering, vormgeving, materiaalgebruik en afwerking en in kleurgebruik in het geheel van het omringende stadsbeeld blijft bestaan.
23 AB
Hardstenen stoep voor het huis met stoeppalen en smeedijzerwerk, zeker daar waar deze stoepen op kaart 5 zijn aangegeven.
24 AB
De voorgevel verticaal beëindigen met een topgevel of horizontaal met een lijst of kroonlijst.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
113.7255.03
ff|
Kwaliteitsrichflijnen
27
25 AB
De gevels overwegend uitvoeren in baksteen, dit in diverse authentiek verantwoorde nuanceringen qua kleur, formaat, metseiverband, voegwerk, sauce- en pleisterwerk en ambachtelijke detailleringen, dit zoveel mogelijk op concrete aanwijzingen van het bouwhistorisch onderzoek.
26 AB
Het houtwerk van puien, kozijnen, bewegende delen als ramen en deuren zoveel mogelijk detailleren conform de concrete aanwijzingen van het bouwhistorisch onderzoek.
27 ABC
Hetzelfde (26 AB) geldt voor de kleurtoepassing van het schilderwerk, voorop staat kleuren te kiezen die overeenstemmen met de stijlperiode van het pand, anders kiezen voor klassieke oud-Hollandse kleuren, zoals crème voor het vaste werk en voor donkergroen of donkerrood voor het bewegende werk.
28 ABC
De daken dekken met keramische dakpannen, overwegend van een roodoranje kleur.
29 ABC
Luifels komen niet overeen met de eigenschappen van het stadsbeeld van Brielle. Luifels zijn in en aan het openbare gebied niet toegestaan, ook niet bij winkels.
30 AB
De achtertuinen worden vanaf de zijstraat en de achterstraat afgeschermd met manshoge muren (1.80 - 2.00 m hoog) met daarin gesloten houten geschilderde plankendeuren of smeedijzeren hekken.
31 ABC
Een eigentijdse vormgeving van buitengewone hoge architectonische kwaliteit, die in wezen voldoet aan de richtlijnen van bebouwing en welstand, is te verkiezen boven een historiserende en kopiërende architectonische vormgeving. De authenticiteit van het resultaat is een belangrijk criterium.
PVê/l kM
4.4. Binnenterreinen en erven
|Ü
32 AB
De binnentuinzones, zoals op kaart 5 aangeven, zo groen mogelijk houden. Verhardingen beperken tot het strikt noodzakelijke. Geen parkeren in de binnentuinzones.
33 AB
Waardevolle bomen in de binnentuinen moeten gespaard worden. Onder de kroonprojectie van een waardevolle boom mag niet gebouwd worden.
34 AB
Grote waardevolle bomen in binnenterreinen goed onderhouden en op gezette tijden op vitaliteit controleren om gevaar bij ontworteling of houtbreuk te voorkomen.
35 AB
De achtergevel van een hoofdgebouw aan het binnenterrein moet van een beduidend soberder en eenvoudiger vormgeving, detaillering en materiaalgebruik zijn dan de voorgevel. Hetzelfde geldt voor aan- en bijgebouwen op de erven ten opzichte van het hoofdgebouw. De erfbebouwing krijgt pannendaken als dakbedekking en wordt uitgevoerd in materialen en kleuren, zoals vanouds in zwang binnen de Vesting.
4=5= O p e n b a r e r u i m t e 36 AB
De vormgeving en inrichting van de openbare ruimte zorgvuldig ontwerpen en uitvoeren, dit met afstemming op de authentieke patronen en profielen.
37 AB
De verharding en het straatmeubilair uitvoeren in natuurlijke materialen.
38 AB
De kunstwerken zorgvuldig ontwerpen, zodat zij een waardevol onderdeel uitmaken van het stadsbeeld.
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburo
Kwaliteitsrichflijnen
28
39 AB
De waterranden uitvoeren als kade, waar dit op kaart 5 als zodanig is weergegeven. De andere oevers uitvoeren als onverhard talud.
40 AB
De vormgeving van vaartuigen, die duurzaam blijven liggen zoals woonboten, moeten een sobere en eenvoudige vormgeving hebben en een materiaal- en kleurgebruik dat enerzijds afgestemd op authentieke vaartuigen en dat zich anderzijds goed verhoudt met het beschermde stadsgezicht.
}
4.6. Onderdelen en toevoegingen aan gebouwen Reclame De toegelaten aard, vorm en grootte van reclame-uitingen zijn geregeld in de "Verordening tot het weren van ontsierende reclame in de gemeente Brielle", vastgesteld door de raad op 5 juni 1984. Burgemeester en wethouders hebben bij besluit van 6 augustus 1985 afwijkingen mogelijk gemaakt voor bedrijven aan het Slagveld (tussen Molenstraat en Kaaistraat), voor de toelating van verlichte reclames in het historisch kerngebied en voor reclames op markiezen en andere zonweringen. De welstandsadviezen voor reclame-uitingen worden uitgebracht door de Monumentencommissie. 41 ABC
9fr
Reclame-uitingen behandelen conform de reclameverordening en de door B&W vastgestelde afwijkingsmogelijkheden daarop.
Dakkapellen 42 ABC In het gevelfront langs de straat kunnen alleen dan dakkapellen of dakramen worden opgenomen, als dit volkomen harmonieert in de architectuur van de voorgevel. 43 AB
Hetzelfde is op een soberder en eenvoudiger niveau van toepassing op de achtergevel.
44 AB
Op de zijvlakken van het dak zijn dakkapellen niet wenselijk.
45 C
Op dakvlakken, anders dan het voorgeveldakvlak, mogen dakkapellen in de breedte gemeten gezamenlijk hooguit eenderde van het dakvlak beslaan, het oppervlak van de dakkapel mag geen groter oppervlak beslaan dan eenderde van het onderhavige dakvlak en dit voor niet meer dan één laag in de kap. Een dakkapel moet aan de onderzijde ten minste 2 dakpannen uit de goot blijven en aan de bovenzijde moet hij ten minste 0.50 meter uit de nokvorst blijven.
46 C
MH'!^
De dakkapel zal op ten minste 1.20 meter blijven uit de zijgevel van het pand. De afstand tot de voorgevel of de achtergevel van het pand moet ten minste 3.60 meter zijn. In specifieke situaties kunnen grotere afstanden worden geëist, wat tot een smallere dakkapel kan leiden.
Rolluiken Rolluiken betekenen, zeker in een historische stad, een grote bedreiging voor de ruimtelijke en architectonische kwaliteiten van het openbare gebied. Buiten de openingstijden van de winkels zorgen rolluiken voor een onaantrekkelijke uitstraling op de omgeving en daarbij wordt de sociale veiligheid negatief beïnvloed. Rolluiken moeten uit deze overwegingen zoveel mogelijk geweerd worden uit de historische stad. 47 ABC
Rolluiken zijn zowel voor als in het gevelvlak niet toegestaan. Ingeval uit veiligheidsoverwegingen geen alternatief beschikbaar is, kunnen inpandig en achter de beglazing rolluiken in overweging worden genomen, wanneer het doorzicht minimaal 70% blijft en indeling, materiaal en kleur wordt afgestemd op de gevelarchitectuur.
I Adviesbureau RBOi Rotterdam / Middelburg
118.7256.03
Kwaliteitsrichtlijnen
29
Antennes Antennes en schotelantennes worden niet toegestaan in het gebied van de vesting Brielle. Een uitzondering kan gemaakt worden ingeval deze bouwwerken strikt noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering en er geen alternatieven mogelijk zijn. De plaatsing en vormgeving in al zijn onderdelen en aspecten zal bij een dergelijke uitzondering zorgvuldig uitgevoerd moeten worden. 48 ABC
Antennes en schotelantennes zijn niet toegestaan, tenzij aangetoond wordt dat deze noodzakelijk zijn voor de bedrijfsvoering van een onderneming. Plaats en vormgeving zal uiterst zorgvuldig gekozen en uitgevoerd moeten worden.
Dakdoorbrekingen 49 ABC Dakdoorbrekingen, die noodzakelijk zijn voor ventilatie, afvoer en dergelijke, moeten zoveel mogelijk samen worden gegroepeerd en voorzien van een verschijning, die qua vormgeving goed afgestemd is op het karakter van het gebouw en het stadsbeeld.
I
Zonweringen 50 AB Zonweringvoorzieningen, zoals markiezen en uitzetluifels aan gevels zijn alleen toelaatbaar wanneer deze zowel in opgevouwen als uitgezette toestand qua vorm, materiaal en kleur, zorgvuldig afgestemd zijn op de gevelarchitectuur, het straatbeeld en het omringende stadsbeeld. Zonnepanelen 51 AB Zonnepanelen en cellen zijn niet toegestaan.
• ÊÈ
I
B B Ba
il
Adviesbureau RSOi Rotterdam / Middelburg
118.7258.03
Kwaliteitsrichflijnen
30
#J
ffff'ri
Adviesbureau RBOl Rotterdam / Middelburg
118.7256.03
B 1118
I • üf •
1 1 1 gup
lij •
• 1 1
B fS
•
I ÜE
•f
•
ÜÉ
B
KUS
•üü fff
•
1 1
il
figuur 3.5 KADASTRAAL MINUUTPLAN, 1820
Analyse van ruimtelijk historische gegevens
24
I i
I WË
1 1 1 1
1
I ü
• 1 9 1 •
8SS8&
ÜÜ
B | ia
•
Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
> 'S.7256.03
1
m
1
5, Proces bouwpfanbehandefing
1 •
5.1. Hoofdlijn
1 •
I I V
I I I•
I
31
In het proces van de planbeoordeling spelen meerdere invalshoeken een rol. Vanuit de aanwijzing tot beschermd stadsgezicht zijn de kwaliteiten van het stadsgezicht in zijn totaliteit van bepalende betekenis. Het bestemmingsplan geeft als planologisch-juridisch instrument hiervan vertaling in een sterk conserverende bestemmingsregeling. Dit geldt met name voor de zones A en B en in mindere mate voor zone C. Veel panden en objecten zijn aangewezen tot rijksmonument en genieten daarmee, op grond van de Monumentenwet, bescherming. In aansluiting op de bestemmingsregeling geven de richtlijnen van deze nota de concrete kwaliteitseisen die aan de verschillende ontwikkelingen in het stadsgezicht worden gesteld. De zichtbare en vaak nog verborgen bouwhistorische gegevens van de panden wordt in dit proces een rol toegekend, dit om de authenticiteit van de ontwikkelingen te versterken. Daarnaast is het van belang om bouwhistorische gegevens te documenteren, voordat deze eventueel door verbouwingswerkzaamheden worden uitgewist. De monumentencommissie kan besluiten tot een fasegewijs uit te voeren bouwhistorisch onderzoek in opdracht van de initiatiefnemer om deze gegevens aan het licht te krijgen. Met deze bouwhistorische gegevens kan een plan in zijn opzet verrijkt worden, doordat de sporen uit eerdere bouwperioden gebruikt worden om het eigen unieke karakter verder te ontwikkelen. Dit met een gelijkelijke respectering voor de sporen van de onderscheiden bouwperioden die aan het licht komen. De resultaten van het bouwhistorisch onderzoek kunnen redengevend zijn voor een vrijstelling van de strikt conserverende bestemmingsbepalingen voor de zones A en B, zo ook voor zone C. Voorwaarde voor deze vrijstelling is evenwel dat het plan goed moet passen in de eenheid en verscheidenheid van het omringende stadsbeeld.
5.2. Documentaties stadsgezicht
_ 11 [ ™ » • , '••'tfll f' f
Het stadsgezicht is gedocumenteerd in de volgende bronnen: fotodocumentatie van de rijksmonumenten; de beschrijving van een aantal zaken en objecten in het boek Voorne-Putten van Peter Don; de (gedateerde) gevelwandkaarten en overige relevante bijlagen bij het bestemmingsplan Vesting Brielle, dat op 29 augustus 1978 is vastgesteld door de gemeenteraad; de luchtfoto's van de kappen.
1 H
Voor een verbetering van de kwaliteit van de bouwplanbegeleiding en toetsing is het wenselijk de volgende systematische documentaties op te zetten: een digitale fotodocumentatie van alle panden en ensembles; een monumenteninventarisatie van alle panden en objecten met bouwhistorisch en archiefonderzoek.
• 1
I i1 l
Deze documentaties worden door de monumentencommissie en andere ambtelijke instanties gebruikt bij de beoordeling van planvoomemens. Daarnaast kunnen deze documentaties burgers zeer van pas komen bij gegevensverzameling voordat zij planinitiatieven laten uitwerken.
5,3,
Rijksmonumenten
De panden die aangewezen zijn tot rijksmonument zijn op een kaartbijlage bij het bestemmingsplan weergegeven.
Adviesbureau RBOI Rotterdam I Middelburg
Proces bouwplanbehandeling
32
1 H
5.4. Bouwhistorische gegevens
11
De monumentencommissie kan besluiten dat een initiatiefnemer van een planvoomemen een bouwhistorisch onderzoek heeft moeten laten uitvoeren alvorens zij een ingediend plan in behandeling nemen. De belangrijkste redenen tot dit besluit kunnen zijn: het is gewenst bij een planvoomemen een zorgvuldige afstemming uit te voeren op de authentieke bouwhistorische kwaliteiten van een pand; de kans is groot dat belangrijke bouwhistorische gegevens verloren gaan bij de uitvoering van een planvoomemen, zodat documentering daarvan nu nodig is. Het bouwhistorisch onderzoek zal uitgevoerd moeten worden volgens de richtlijnen van de Stichting Bouwhistorisch onderzoek Nederland. Het onderzoek zal in de regel fasegewijs worden uitgevoerd, globaal via de fasen verkennend onderzoek, nader onderzoek en gedetailleerd onderzoek. Na elke fase zal de monumentencommissie op grond van de faserapportage beslissen of de volgende fase van onderzoek nog nodig is en zo ja, waar die zich op moet richten.
• üi m jj m
ij m
Op grond van deze bouwhistorische gegevens kan op voorwaarde van een goede afstemming op de karakteristiek van het stadsgezicht en het omringend stadsbeeld ruimte geboden worden om beredeneerd vrijstelling te geven van de strikt conserverende bestemmingsregels als daarmee de authentieke kwaliteiten van het pand beter tot hun recht worden gebracht. In deze benadering staat authenticiteit niet voor een historiserende reconstructie, maar voor de bouwkundige compositie waarmee de historische gelaagdheid van het pand wordt gepresenteerd in bouwstructuur en verschijning.
1 ws
9 5.5. Archeologisch onderzoek
•
Ingeval een bouwplan zodanig ingrijpend is dat grote delen van de opstallen moeten worden verwijderd, of wanneer onbebouwde gronden bebouwd gaan worden, is de kans groot dat daarbij de onderliggende bodemlagen zullen worden geroerd. Het archeologisch bodemarchief zou daarmee verloren gaan, in deze situatie is dan archeologisch onderzoek geboden om de oudere sporen van de stad en het leven daarin te documenteren. Het bestemmingsplan voorziet in een daarop toegesneden aanlegvergunningenstelsel.
ÜÜ
•ü
w
1 •
Adviesbureau RBOl Rotterdam / Middelburg
fK'r
'MUI'
I
' iffk
u H
~^~ÏJ o 3