Lula, de Partido dos Trabalhadores en het nieuwe Brazilië door Huub Sanders, herzien 16 december 2004 Inleiding In de herfst van 2002 raakte de wereld meer en meer in de greep van de spanning die werd opgewekt door de koers van de regering van president Bush met betrekking tot Irak. Alle aandacht van de mondiale openbare mening leek gevangen door een schouwspel dat slechts één finale leek te hebben. Het is daarom niet zo vreemd dat een andere gebeurtenis minder aandacht heeft gekregen dan zonder de aanloop naar de Irak-oorlog het geval zou zijn geweest. Op 27 oktober van 2002 won de kandidaat van de Partido dos Trabalhadores, Luíz Inácio Lula da Silva, in de tweede ronde de presidentsverkiezingen in Brazilië. In het grootste land, met de grootste economie en de grootste bevolking van Zuid Amerika werd een vakbondsactivist en leider van een linkse partij tot president gekozen. Lula had het vertrouwen gewonnen van miljoenen armen, maar ook van delen van de middenklasse en zelfs van delen van de immens rijke Braziliaanse elite. Brazilië, dictatuur Met de coup van 31 maart 1964 kwamen in Brazilië militairen aan de macht die een regime vestigden dat op veel punten afweek van andere Latijns Amerikaanse dictaturen. Ten eerste duurde het militaire regime langer dan in bijvoorbeeld Argentinië, waar de militairen heersten van 1976 tot en met 1982. In Brazilië eindigde de dictatuur pas echt met de eerste vrije directe presidentsverkiezingen van 1989. Ten tweede was het in vergelijking minder moorddadig dan de regimes van Pinochet of Videla. In 1998 had een door de toenmalige president Fernando Cardoso ingestelde >Comissão Especial dos Mortos e Desaparecidos Políticos= 336 gevallen onderzocht. Hoe treurig dat ook is, in Chili was in de herfst van 1973 al sprake van meer dan 1200 slachtoffers en in Argentinië rekenen onderzoekers nu met getallen van boven de 30.000. Overigens is hiermee niets gezegd over het geweldsniveau in de hele Braziliaanse samenleving. Ook toen was dat al enorm hoog. Het laatste hier te noemen verschil is het gegeven dat de marge van vrijheid in Brazilië gedurende de hele periode groter is geweest. In de jaren 70 groeide het zelfvertrouwen en de kracht van de oppositie. Zo werden er bijvoorbeeld in 1973 demonstraties gehouden tegen de duurte en gedurende de hele periode waren er vakbonden actief. Wel hadden de militairen meteen na maart 1964 op grond van al bestaande corporatistische wetgeving, de leiding in veel bonden vervangen. Deze kort gehouden vakbonden kregen daarnaast steeds meer taken in de sfeer van sociaalen medisch welzijn, terwijl de loonmarge werd gedecreteerd door het ministerie. De door de staat benoemde bonzen werden pelegos genoemd. Pelegos staat voor >zadels=: ze maakten het de regering mogelijk de bonden te berijden. Tegen de pelegos richtte de eerste oppositie van Lula zich in de jaren 70. Een andere sociale ruimte waar mensen zich konden verschuilen en zich konden organiseren was de Katholieke kerk. In Brazilië organiseerde de kerk de vele immigranten in de zuidelijke metropolen Rio de Janeiro en vooral het gigantische São Paulo. De Comunidade Eclesial de Base waren sterke en levende leerscholen voor een ieder die een andere toekomst voor zich zag dan een voortgezette dictatuur en schrijnende maatschappelijke tegenstellingen. http://www.iisg.nl/collections/ptbrasilnl.pdf
Brazilië, dictatuur en economie De structurele en grootste problemen van Brazilië=s economie waren gedurende de hele periode te vinden bij de grote armoede en de zeer ongelijke inkomensverdeling. Ook kende en kent het land een tweedeling tussen het arme, rurale Noorden en het relatief welvarende industriële Zuiden. Deze verschijnselen zijn tamelijk stabiel gebleven, ondanks economische groei op macroniveau en ondanks een verschil in economisch beleid in de jaren zestig en de jaren negentig. Tabel 1) Economische groei in Brazilië over de periode 1961-2000 in procenten Bruto Nationaal product ( bron: http://econ.worldbank.org/files/25405_economic_growth_in_latin_america.pdf (19-7-2004))
1961-1970
1971-1980
1981-1990
1991-2000
totaal
6,13
8,46
1,55
2,71
per hoofd
3,18
5,75
-0,42
1,07
Dat deze economische groei niet bijgedragen aan een gelijkere inkomensverdeling blijkt ut de volgende tabel. Tabel 2) Percentage van het nationaal inkomen waarop een bepaald deel van de bevolking beslag legt ( bron: Politics transformed. etc.pg.92 )
1960
1980*
1990
2000**
armste 20%
3,5
1,9
2,1
2,3
armste 50%
17,7
11,9
11,3
12,6
rijkste 20%
54,3
64,2
65,6
63,8
rijkste 10%
39,6
47,6
49,1
47,4
rijkste 1%
11,9
13,4
14,2
13,3
* gegevens uit 1979 ** gegevens 1999
Het economische beleid van de militairen was gericht op een betere integratie van de Braziliaanse economie met de wereldmarkt, expansie van de staatsindustrieën (door middel van protectionistische maatregelen) en de bevoordeling van het grootkapitaal, zowel van binnenlandse- als buitenlandse herkomst. Dit beleid was wat betreft economische groei succesvol, zij het onevenwichtig en dat in meerdere opzichten. Zo kende de staat São Paulo tussen 1967 en 1969 een economische groei van 23% per jaar. Maar in ongeveer dezelfde periode (tussen 1964 en 1970) daalde in deze regio het reële minimumloon met 25%. Aan beide verschijnselen heeft migratie uiteraard een bijdrage geleverd. De schaal van deze sociaal-economische aardbeving wordt goed weergegeven door de bevolkingstoename. Groot São Paulo zag tussen 1960 en 1970 2.108.751 mensen naar zich toekomen, terwijl er ook nog http://www.iisg.nl/collections/ptbrasilnl.pdf
eens 1.250.498 nieuwe Paulistas werden geboren. Dat samen maakte dat de stedelijke regio in tien jaar bijna verdubbelde en in 1970 8.106.250 mensen telde. De groei zorgde ook voor een sterkere beweging onder de arbeiders. In deze regio vinden we de grote metaalindustrieën en autofabrieken waar Lula zijn loopbaan begon. Landbouw De landbouw maakte ook in het Zuiden de snelste ontwikkeling door. Hier, zoals ook in het Amazone gebied, vinden we de grootse concentratie van extreem grootgrondbezit. Aan de grenzen met Uruguay en Paraguay treffen we veebedrijven aan van een verbijsterende grootte en de helft van de suikerproductie van de staat São Paulo is in handen van vijf families. Het verschil met het Noorden is te zien in de volgende tabel. Tabel 3) verdeling in procenten van de bedrijfsgrootte in de Pernambuco- en in São Paulo suikerzone in 1985 (bron: The end of the peasantry pg 115-116)
Pernambuco
São Paulo
minder dan 10 hectare
5,5
0,4
10 - 100 hetcare
15,2
11,2
100 - 1.000 hectare
63,0
45,5
groter dan 1.000 hectare
16,3
42,9
totaal
100,0
100,0
De bedrijven in het Zuiden hebben het voordeel van >economies of scale=, ze bevinden zich dichter bij het commercieel en financieel centrum en omdat de bedrijven kapitaalintensiever zijn is de factor arbeid er minder belangrijk, daardoor de angst voor vakbondseisen geringer en dientengevolge zijn de arbeidsverhoudingen er milder. Dit in tegenstelling tot de situatie in het Noorden waar de kleine ondernemers zich meteen met grof geweld teweer stelden, toen arbeiders en boeren hun eisen gingen stellen. De Partido dos Trabalhadores (PT) Hier vinden we heel schematisch weergegeven de achtergrond van de PT. Industriearbeiders in het snel expanderende Zuiden en landloze boeren en landarbeiders in het arme Noorden. In 1978 braken er spontaan en onverwacht stakingen uit in de zogenaamde ABC regio. Deze industriële zone van São Paulo bestaande uit de steden Santo André, São Bernardo do Campo en São Caetano do Sul werd het hart van wat het new unionism is genoemd. Lula en zijn medestanders wisten op een golf van arbeidersverzet de bonden weer in handen te krijgen en reële verbeteringen voor de leden af te dwingen. Gedurende deze stakingen kwamen Lula en anderen tot de conclusie dat het essentieel was dat er ook politieke veranderingen moesten plaatsvinden en dat er een nieuwe partij nodig was. In januari 1979 op het http://www.iisg.nl/collections/ptbrasilnl.pdf
9e Metaalarbeiders congres in Lins deed Lula de oproep tot oprichting van een partij. In juni 1980 volgt de definitieve oprichting tijdens weer een stakingsgolf waarbij Lula in de gevangenis terechtkwam. Zo ontstond de Partido dos Trabalhadores, kortweg de PT. De PT was veel meer dan een partij van vakbondskader. Het werd al gauw het thuis van een bonte stoet van activisten uit de diverse richtingen van de linkse oppositie tegen de militaire dictatuur. De partij was in deze tijd een verzameling clubs en tendensen die zich, ondanks het aangehangen principe van het democratisch centralisme, openlijk manifesteerden. Wat al deze mensen bond was een sterk door de Comunidade Eclesial de Base geïnspireerde ethische beleving van rechtvaardigheid. Ook de hoofdstroom rond Lula maakte zich tot een tendens, Articulação genaamd. Deze bestond uit vakbondsmensen en andere activisten, waaronder leden van de Aliança Libertadora Nacional (ALN). Deze organisatie voerde in de jaren zestig gewapende strijd tegen de dictatuur. Maar verslagen en teleurgesteld omarmde ze de vreedzame en democratische weg naar een betere samenleving. De Articulação zag de PT als een open en democratische massapartij waar ook de tot dan toe in Brazilië ondergewaardeerde of geminachte groepen als milieuactivisten of homoseksuelen een plaats konden vinden. Van groot belang was de stroming rond de in 1984 opgerichte beweging van boeren en landarbeiders Movimento dos Trabalhadores Rurais Sem Terra (MST). Deze organisatie was sterk verbonden met de door de Katholieke kerk georganiseerde Comissão Pastoral da Terra (CPT). Er bestond een voortdurende spanning tussen samenwerking en competitie tussen de PT en de MST. De MST bevond zich tamelijk ver links in het politieke spectrum. De leden werden sterk gedreven door morele overwegingen. De MST kende een programma van confiscatie van land voor landlozen en het stoppen van de afbetaling van buitenlandse schuld. De lange aanloop naar 2002 De wereldwijde veranderingen na 1989 raakten uiteraard ook Brazilië. Zoals al opgemerkt vonden in dat jaar de eerste democratische presidentsverkiezingen na de dictatuur plaats. Zij werden gewonnen door Fernando Collor de Mello (als kandidaat voor twee kleine rechtse sociaal-democratische partijen). Zijn regering werd gekenmerkt door een onsuccesvolle strijd tegen de inflatie. De jonge president bezweek ook snel voor de verleiding van de macht en beschuldigd van corruptie werd hij eind 1992 tot aftreden gedwongen. Itamar Franco als interim-president wist niet echt leiding te geven aan het land, maar van belang is dat hij Cardoso, voorman van de (Partido do) Movimento Democrático Brasileiro (P)MDB) en de vervolgens door hem in 1988 opgerichte Partido Social Democrático Brasileiro (PSDB), benoemde tot minister van financiën. Cardoso is van groot belang omdat het hem lukte de gierende inflatie, in 1992 1158 % en in 1993 2709 %, een halt toe te roepen. In juli 1994 kondigde hij het Plano Real af, een min of meer vaste koppeling van de nieuwe Braziliaanse munt, de real, aan de dollar. Net voor en na deze koppeling verhoogde Cardoso het minimumloon in een aantal stappen. Het effect van de prijsstabilisatie was een sterke stijging van het reële inkomen. Cardoso verkreeg een enorme populariteit en won daarmee de verkiezingen van oktober 1994. Hij liet de PT in verwarring achter en Lula had voor de 2e maal het nakijken. Vanaf 1995 is Cardoso de man van wat wereldwijd de Washington Consensus is gaan heten. Dit is een pakket maatregelen, bedacht door de in Washington gevestigde instellingen IMF en Wereldbank, dat er in essentie op neerkomt dat elke regulering als een obstakel http://www.iisg.nl/collections/ptbrasilnl.pdf
voor economische groei beschouwd wordt en dus moet verdwijnen. Daarnaast moeten staatsbedrijven, en daar had Brazilië er nogal wat van, geprivatiseerd worden. Het idee is dat buitenlands kapitaal toestroomt en het land met het spaargeld van anderen de investeringen kan verhogen. In de prakrijk liep het anders. De hoge koers van de real gaf inderdaad een lage inflatie (1,7% in 1998), maar ook een hoge import en lage export. Dat betekende dat er een tekort op de lopende rekening ontstond en er moest worden bij geleend tegen een stijgende rente. De dereguleringsmaatregelen zorgden er inderdaad voor dat (semi)overheidsbedrijven in particuliere handen kwamen, maar de investeringen in deze bedrijven groeiden niet zo veel als gehoopt. In 1999 moest Cardoso, die in 1998 voor een tweede termijn was herkozen, wat het derde verlies op rij voor Lula betekende, de koppeling tussen real en dollar los laten. Maar ondanks deze maatregel bleven de neoliberale beloften uit. De groei bleef laag en de werkloosheid nam toe, van 6% in 1994 naar 15% in 2000. De werkloosheid groeide juist onder geschoolde arbeiders. Wel was er groei in de informele sector, waar arbeidsbescherming zwak ontwikkeld is. Het reëel inkomen daalde net zoals de misdaad groeide. Het effect was dat de sfeer zich tegen Cardoso keerde. Lula Al deze genoemde ontwikkelingen hebben bijgedragen aan Lula=s overwinning op 27 oktober 2002. Maar een moeilijk te onderschatten en tegelijkertijd moeilijk grijpbaar element in de opgang van de PT is natuurlijk de persoon van Lula zelf. Lula=s levensverhaal weerspiegelt de grote maatschappelijke ontwikkelingen in Brazilië van de laatste 50 jaar. Lula werd op 27 oktober 1945 in Garahuns in de staat Pernambuco geboren. Zijn ouders waren arme pachters. Lula=s vader migreerde naar Santos, de havenstad van São Paulo. Lula zag hem pas toen hij 5 was. De moeder, Eurídice Ferreira de Mello, verhuisde in 1952 met 8 kinderen naar Guarujá, in de buurt van Santos. Vader woonde toen bij een andere vrouw. Als kind van 7 verkocht Lula pinda=s, tapioca en sinasappelen op straat. In 1956 verliet Lula=s moeder officieel haar man en vertrok naar São Paulo. Zij betrokken een eenkamerwoning achter een bar, waar ze het toilet moesten delen met het barbezoek. Lula van 12 werkte bij een dry-cleaner, later als schoenpoetser en bediende. Op zijn 14e kreeg hij een eerste >gewone= baan. In een metaalbedrijf werd hij opgeleid tot draaier. Als 18 jarige verloor hij bij een ongeval zijn linkerpink. Zijn eerste vrouw stierf in het kraambed en ook het kind overlijdt. In 1969 vroeg zijn broer José Ferreira, bijgenaamd Friar Chico en lid van de Braziliaanse Communistische Partij, Lula in het bestuur te komen van de metaalarbeiderbond van São Bernardo en Diadema. Hier begint Lula=s strijd tegen de pelegos. 1975 Is een belangrijk jaar. In dat jaar trouwde hij met Marisa Letícia, waarmee hij drie kinderen krijgt én werd hij voorzitter van de bond. Na 1975 wist het bondsbestuur meer en meer greep te krijgen op de organisatie, maar nog belangrijker, ook weer contact te maken met de leden. Dat leidde tot de grote stakingen van 1978 en 1979 waar Lula zich ontpopte als een voorzichtig, maar charismatisch leider. Hier manifesteerde zich ook zijn grote redenaarstalent, toen hij in een voetbalstadion onversterkt 80.000 mensen toesprak. De PT was door Lula opgericht met mensen als Paulo Freire en Antônio Cândido. Vroege activisten waren José Genoíno en Chico Mendes, de in 1988 vermoorde http://www.iisg.nl/collections/ptbrasilnl.pdf
milieuactivist en vakbondsleider van de rubbertappers. De PT maakte zich in de jaren tachtig sterk voor directe presidentsverkiezingen. Dat wordt gedaan in samenwerking met de in 1983 opgerichte vakcentrale Central Unica de Trabalhadores (CUT). De PT is dan nog een illegale partij met een democratisch en socialistisch programma. In tegenstelling tot de dan belangrijkste democratische beweging, de (Partido do) Movimento Democrático Brasileiro. Hierin treffen we ook de al genoemde Fernando Henrique Cardoso aan, vermaard socioloog, sociaal-democraat en later president. De (P)MDB accepteert anders dan de PT een geleidelijke overgang naar de democratie. Wat in de jaren tot de eerste vrije presidentsverkiezingen van belang is voor de PT,was het geleidelijk sterker worden van de partijorganisatie, het verkrijgen van verantwoordelijkheid op lokaal niveau en de realiteitszin dat met andere partijen en groepen moest worden samengewerkt om iets te kunnen bereiken. Zo komt er in 1986 een verbod op duaal lidmaatschap. Maar aparte groepen binnen de partij blijven wel toegestaan. In 1988 komt er een verbod op het hebben van eigen geld en kranten van de tendensen. De PT aan het eind van de jaren tachtig was de eerste partij in Brazilië met een partijleven naast het verkiezingsproces. Het partijwezen in het land is zwak ontwikkeld. Voorlieden wisselen makkelijk van partij en zien zo=n organisatie meestal vooral als een platform dat voor hun kandidatuur stemmen moet opleveren. Lokaal haalde de PT steeds betere resultaten. In 1988 had ze al 36 burgemeesters, waaronder die van São Paulo en in 1989 begon het succes van Olívio Dutra in Porto Alegre die met het experiment van de Orçamento Participativo brede lagen van de bevolking bij het vaststellen van de begroting weet te betrekken. In 1990 besloot het PT-congres dat het socialisme dat zij nastreven democratisch moet zijn want dat zonder democratie er in het geheel geen socialisme kán zijn. Met deze uitgangspunten begon de PT aan de jaren negentig. Deze strategie, samen met voorzitter José Dirceu ontwikkeld, was erop gericht de PT als een eenheid te laten opereren en het programma binnen realistische doelstellingen te brengen. Was de PT in 1989 nog te onbekend, bij de verkiezingen van 1994 leefde het land in de schijn van het succes van het Plano Real en koos het voor Cardoso. De verkiezingen van 1998 werden verloren door de nog steeds aanwezige aanhang voor neoliberale ideeën bij de middenklasse. Lula was slechts bereid voor een 4e keer een gooi naar het presidentschap te doen als hij van zijn partij de vrije hand kreeg. Op het partijcongres van 1999 werd een hervormingsprogramma aangenomen, ontdaan van al te radicale voorstellen. Lula concentreerde zich op het vormen van coalities met andere partijen en organisaties om een ze breed mogelijk draagvlak te verkrijgen. Hij maakte hierbij gebruik van het door hemzelf geleide Instituto Cidadania. Vanaf 1999 schiet het beleid van Cardoso op veel fronten tekort. De real valt, privatisering leidt tot werkloosheid en slechte dienstverlening. In 2001 krijgt Brazilië te kampen met een energietekort door de slecht uitgevoerde privatisering van de energiesector. De middenklasse verliest het vertrouwen in dit beleid en in oktober 2002 heeft Lula genoeg mensen boven de 30% vaste PT stemmers overtuigd van zijn betrouwbaarheid om hem de verkiezingsoverwinning te bezorgen.
Een kopie van de microfilmcollectie van de Partido dos Trabalhadores bevindt zich op het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (http://www.iisg.nl/). http://www.iisg.nl/collections/ptbrasilnl.pdf