LUCHTBESCHERMINGSDIENST,
Handleiding en Instructies voor de hulpkrachten der Brandweer»
Beveiliging tegen .brandgevaar als gevolg van. luchtaanvallen» Brandbommen kunnen worden gerekend tot die middel*enf die brand doen ontstaan door uitwendige oorzaken. Brandbommen -hebben een gewicht van l - 3 K*G. en kunnen™dus in groote hoeveelheden in vliegtuigen worden medegenomen. Boven een groote stad uitgestrooid, kunnen brandbommen e en gro o t aantal branden t e ge ~ lijker&ld ver oorzakenf die" zeïfs door do best uitgeruste Brandweer niet tegelijkertijd gebluscht kunnon worden» Brisantbommen? welke een geheel andere bescherming eisenen* kunnen eveneens brand doen ontstaan,wanneer b.v. een gas- of olieleiding getroffen wordt» ?oor het ontstaan van brand is het noodzakelijk, èati Ie» voldoende brandbare stof aanwezig is; 2e* voldoende zuurstof aanwezig is; 5e. de brandbare stof op voldoende hooge temperatuur wordt gebracht» Aan de eisenen onder l en 2 wordt in woningen, kantoren enz» als regel voldaan? voor het veroorzaken van een voldoend hooge temperatuur is een brandoorzaak noodig* Een van de brandoorzaken is de brandbom* Yan de brandbommen zijn de ghermiet- en Electronghermie tb ommen de voornaamste» TnermiëtTis in zijn eenvoudigste samenstelling een mengsel van aluminiumpoeder en ijzeroxyde. Wordt dat mengsel met een daartoe beschikt middel ontstoken? dan kunnen, afhankelijk van de samenstelling en de hoeveelheid thermiet? temperaturen ontstaan tusschen 2000 en 3000 C* Een hoeveelheid van l K* G* thermiet verbrandt in minder dan l minuui» gleetron is een legeering van aluminium en magnesium* Om zijn laag soortgelijk gewicht(l,8) wordt het gebruikt voor het vervaardigen van het omhulsel van de brandbom. Electron smelt na voldoende verwarming tot 600-650 G en verbrandt onder hevige, uiteenspatting en uitstraling van een verblindend wit licht. De tijd? waarin een electron-thermietbom verbrandt? bedraagt 10-20 minuten* Doordat
Doordat de brandbommen in het ijzeroxyde de voor Ie verbranding benoodigde zuurstof be¥atten kunnen deze met geen enkel blusehmiddel bestreden worden» De door een brandbom ontstane secundaire branden kunnen echter met gewone blusehmiddelen bestreden worden» Snel ingrijpen is echter noodzakelijk^ omdat, naarmate de brand zich uitbreidt, de bestrijding lastiger en omvangrijker wordt. De uitbreiding wordt beinvloed door den aard en hoeveelheid brandbaar materiaal? luchtstroomingen en de mogelijkheid den brand te~ localiseeren door branddeuren, brandmuren enz. Behalve door brand- en brysantbommen zullen in oorlogstijd evengoed de normale, dagelijksche branden ontstaan? zelfs kunnen deze meer voorkomen door gebruik van-minderwaardige brandstoffen, Het localiseeren van brand.
Onder localiseeren van brand wordt verstaani de uitbreiding van een brand te voorkomen. Uitbreiding van een brand kan plaats hebben door luchtstroomingen en brandbaar materiaal* Luchtstroomingen worden veroorzaakt door open ramen, deuren, lift- en ventilatiekokers.. Brandbaar materiaal bestaat niet alleen uit licht brand.bare voorwerpen* Alle houtwerk? dakbeschietings schottenf behang op een betengeling enz» moet daaronder worden begrepen, eveneens het gas in de gasleiding binnenshuis„ Het localiseeren van een brand kan geschieden door ramen, deuren en toegangen tot ventilatiekokers en liften gesloten te houdenf door de afscheiding van vertrekken van moeilijk brandbaar materiaal te maken? door het houtwerk met brandwerende verf of een of ander impregneermiddel te behandelen en door het licht Brandbare materiaal verwijderd te houden van die plaatsen waar gemakkelijk brand kan ontstaan(dus geen romel op de zolders). Bij groote gebouwen tracht men eventueelen brand te localiseeren door toepassing van
betonvloeren en brandmuren^ waarvan de op^niBgen door branddeuren kunnen worden afgesloten.
Uit proeven is komen vast te staan? dat men op een zolder, waarvan de vloer van "behoorlijk "brandwerend materiaal is vervaardigd of ermede is bedekt, en het houtwerk geïmpregneerd of met brandvrije verf bestreken is, een brandbom rustig kan laten uitbranden, zonder dat ernstige schade wordt aangericht.Dit geldt echter slechts voor de thans bekende brandbommen. Men zij dus voorzichtig! niemand weet met zokerheid9 welke de samenstelling en het brandstichtend vermogen van de toekomst-boiamen zullen zijn» Voor het loealiseeren van den brand kan het noodig zijn het gas af te sluiten, terwijl moet worden nagegaan of in het brandend perceel licht brandbare vloeistoffen? benzine, petroloum enz» aanwezig zijn* Deze moeten zoo spoedig mogelijk verwijderd worden» Het voorkomen van brand. Met uitzondering van de branden ontstaan door natuurverschijnselen(blikseminslag), door gewelddaden (brandbommen, brandstichting), kunnen de meeste branden voorkomen worden, mits men zorgt dat? Ie. de electrische installatie in goeden staat verkeert en voldoet aan de voorschriften van het (f* E» B»
y
2e* de gasinstallatie in goeden staat verkeert en voldoet aan de voorschriften van het G.Gr.B. 5 3e. licht brandbare vloeistoffen opgeborgen worden in goed afgesloten, liefst metalen kannen of bussen en men deze verwijderd houdt vp.n open licht of open vlam; 4e» brandende petroleumtoestellen en -kachels niet verplaatst of gevuld worden of geplaatst worden in do nabijheid van licht brandbare voorwerpen (gordijnen enz«)l dit laatste geXdt ook voor gastoestelleni 5e* kinderen niet met lucifers kunnen spelen! 6e» electrische strijkijzers niet onder stroom blijven staan.
Het
Het blus schen van brand. Het blusschen van brand is het gewelddadig ingrijpen in het verbrandingsproces met het doel dit zoo spoedig mogelijk te doen beëindigen«Het geschiedt door het verwijderen of het te niet gaan van de brandende stof? het verhinderen van de toetreding van zuurstof (dooven b.v. door uittrappen of afdekken) of door het verlagen van de temperatuur(blusschen). Water is het beste bluschmiddel en is gewoonlijk kosteloos en in voldoende hoeveelheid beschikbaar» Verdere bluschmiddelen zijn chemische(schuim- of gasvormende) bluschmiddelen. Water kan op verschillende manieren betrokken wordenj n»l* vanuit de waterleiding door middel van de ondergrondsche brandkranen en vanuit daartoe geschikte brandputten, vanuit open water (grachten, kanalenf sloten enz»)? hetzij direct hetzij door middel van do in verbinding met het water .staande brandputten en uit putten in verbinding staande met het grondwater, De druk op de waterleiding hier ter stede bef draagt overdag 25-28 meter(dagdruk) en s nachts 15-18 meter(nachtdruk)« Bij ernstige branden kan ss 11 hooge druk worden gevraagd, in welk geval de druk ongeveer 35 meter bedraagt» De brandkranen zijn alle ondergronds* Zij bestaan uit een afsluiter met klep en spindel en een stijgbuis* De stijgbuis is aan de oovenzijde van een draad voorzien en met een culotte afgesloten* Op den draad kan een standpijp geschroefd T^orden. De stijgbuis is aan de onderzijde van eem aftapkraan voorzien om het water af te tappen tegen bevriezing* De spindel heeft een vierkant, waarop de brandkraansleutel past. Men draait de spindel tegen de wijzers van hetiaurwerk in om de brandkraan te openen» De brandkranen zijn aangegeven door kraanplaat jes? die aan lantaarns, lichtmasten enz» bevestigd,zijn* De brandputten zijn van een ander model bordje voorzien* Alle bordjes zijn zoodanig beschilderd j dat de ligging van de brandkranen en brandputten hierop gemakkelijk kan worden afgelegen* Van brandkranen en -putten kan slechts gebruik worden gemaakt, indien men de beschikking heeft over daartoe
-5--
' "'''"
daartoe Ingericht materieel* Veor kleine branden kan men gebruik maken van handbrandblusehmiddelen* Als zoodanig kunnen dienen: een op de huisleiding geplaatste tuinslang, een emmer water en verder zand als de eenvoudigste en goedkoopste handbrandblus onmiddelen. Zeer geschikte handbrandbMscïwniddelen voor kleine branden zijn verder s gper spui fren. •^ cf annihila t or st zijnde een reservoir van ÏÖ«30 £7 inïïoül gevuld me t water . Door middel van een handpomp ""wordt het water naar een verplaatsbaar mondstuk gevoerd» Bluschagparaten^gevuld me t wat er9 waarin dubbelkoolzure soda ïs Opgelost . tn £e t "apparaat bevindt zich verder een met een sterk zuur gevuld glazen fleschje? dat door het inslaan van een knop wordt verbrijzeld, of dat leegloopt door het apparaat om te keeren. Er vormt zich dan koolzuur , dat de vloeistof onder een druk van 6-8 atm« uitdrijft* . S chuiffiblus cha ppar a t on ^ eyentue el ^handschuimp omp en • l)ez e apparaten geven? wanne or zij ïn™wërkihg worden gesteld, een schuim, waarmede de brandende oppervlakte wordt afgedekt, 2ij zijn zeer geschikt voor het blusschen van vlo e is t ofbranden, .eracliloorkoolstof en methylbromide wier ussjchendewerking berust op het snelle pen van de vloeistof , waarmede zij gevuld zijn* Bij felle branden kunnen zich chloor- en zou t zuur damp e n cntwikkelen? alsmede fosgeen, Deze apparaten zijn geschikt voor het blusschen van vloeistof branden, doch alleen in de buitenlucht» De meeste dezer bluschapparaten hebben het bezwaarf dat zij, eenmaal leeggespoten zijnde? opnieuw gevuld moeten worden met een vulling, die slechtB bij den leverancier verkrijgbaar is* Emmerspuiten hebben dit bezwaar niet? omdat zij met water gevuld worden, Voor het blusschen van grootere branden moet men de beschikking hebben over zwaarder materieel9 dat ergens -gestationneerd en haar den brand vervoerd wordt» 'Hiervoor komen in aanmerking! voor ê® niet te zware brandent lichte tweewi^lige. slangenwagens;' voor' de grootere branden : lichte tweewie lige motor-
voor de catastrophale brandens automobielspuiten. De slangenwagens zijn slechts geschikt om op de waterleiding te werken. Hiertoe zijn zij voorzien van een standpijp voor aansluiting op de brandkranen,een aantal slangen en een straalpijp» De motorspuiten en de automobielspuiten:zijn voorzien van een pomp, die door een benzinemotor gedreven wordt* Daardoor kan op open water en brandputten gewerkt worden? terwijl hiermede tevens het water uit de waterleiding onder hoogeren druk kan worden gebracht. De capaciteit van de automobielspuiten is grooter dan die van de tweewielige motorspuiten; zij zijn van meer gereedschap voorzien» De slangen dienen om het bluschwater naar den brand te voeren* De straalpijpen zorgen door den bijzonderen vorm van het mondstuk, dat een straal wordt gevormd, waardoor het water met kracht op den brand gespoten wordt. Ogtreden b ij brand, *
*
Bij het blusschen van een brand moeten de stralen altijd zóó worden gelegd, dat de brand zich-.niet of zoo weinig mogelijk kan uitbreiden» Een brand breidt zich uit in de richting, waarheen de wind waait„Aan die zijde moet de brand allereerst worden aangetast. De volgende stralen .worden zóó uitgelegd, dat de brand wordt omsingeld. De slanglengte moet zoodanig zijn, dat de-straalvoerder voldoende bewegingsvrijheid heeft« Er moet op gelet worden, of er zich in het brandende perceel licht ontbrandbare vloeistoffen of anders stoffen bevinden(benzine, petroleum enz». ,celluloid) of gemakkelijk ontplofbare lichamen(koolzuur- of zuurstofcylinders), of het noodig kan zijn den gastoevoer af te sluiten of den electrischen stroom uit te schakelen* Bij het werken met stralen vanaf den beganen grond moetf indien zich in de nabijheid bovengrondsche stroomdraden van electrische tramlijnen bevinden, de stroom worden uitgeschakeld. De vuurhaard moet altijd zoo dicht mogelijk bena-
derd en de straal direct op don vuurhaard gerioht wor°den»
Spuiten op rook heeft g-e^a ^in»
de vuurhaard wegene
!
-7-
wegenss hevige rookontwikkeling of gevaar van invallende muren niet benaderd worden* dan moet men trachten den vuurhaard' 200 hogelijk vanaf de daken der'Tse-' lemdingen te 'bereiken. Rook is altijd een-handicap bij brand. Men moet dan gebruik maken van rook- eventueel zuurstofmaskers. Bij lichten rook is dikwijls een natte doek in den mond voldoende. Rook stijgt altijd naar boven? zoodat de rook langs den grond" gewoonlijk minder dik is» Op brandende vloeistoffen mag nooit met water gespoten worden," Hiervoor moet schuim worden gebruikt. 2ijn de oppervlakten klein, dan kan veel worden bereikt met zand of nat zaagsel» Schoorsteenbranden zijn weinig gevaarlijk, wanneer de schoorsteen goed geconstrueerd is» Wanneer men niet over geschikte bluschmiddelen(ramoneur) beschikt, moet de schoorsteen van onderen worden afge-
stopt nadat ,de kachel is weggehaald» Het toet in den schoorsteen brandt dan langzaam uit door gebrek aan zuurstof* '-'- *. *s i
Het nablusschen,. Een brand is nog niet gebluschtf wanneer men geen vuur meer ziet. Het vuur zoekt zich altijd een weg door reten in. houtwerkt langs plinten en gaten in de muren en plafonds e Pit alles moet worden nagegaan en zoo nöodig worden weggebroken. Zijn voorraden aangetast, b,v, hooi* mok? papier? lompen? riet enz»* dan moeten deze voorraden geheel worden omgewerkt» Het ma t eri e el. Het materieel hier ter stede bestaat uit s Ie, automobielspuiten(Sectórbrandweer) 2e. motorspuitjes(Wijkbrandweer).
Be automobielspuiten zijn uitgerust met i bluschmiddelen, redmiddelen en gereedschappen. Be BLÜSCHMIBB5LE1 zijn t een 'door den mcrtor gedreven hoogedruk eentrifugaalpomp* capaciteit 1200 tot 1500 L/min bij 60 tot 80 meter opvoerhoogte? waarmede van de waterleiding en op open water kan worden gewerkt en tevens uit een medegevoerd reservoir met 300 L« water voor dm eerst en
-8een schuimgenerator. Be slangen zijn rondgeweven vlas-.
slangen met gummivoering? alle 20 meter lang en met Storzkoppelingen* De slangen worden aan elkander gekoppeld op haspels medegevoerd. Verder heeft iedere automobielspuit 4 straalpijpen met afsluitbaar mondstuk en standpijpen voor aansluiting op de waterleiding en de Stangputten^ een ramoneur en schoorsteenijzers voor het blusschen van schoorsteenbranden. De REDMIDDELEN bestaan uit: springzeil? redgordel met stalen lijn en eenige manilla-lijnen* De mechanische ladders zijn ook redmiddelen* De GEREEDSCHAPPEN bestaan uit s rookmaskers en zuurstofmaskers en een gereedschapkist met voor de nablussching noodzakelijke gereedschappen. De slangenwagentjes zijn tweewielige wagentjes, die zijn voorzien van blus chmidd el.en en ger e edsc haj)pe n, e ^ t-lus c hmidd el en zijns een standpijp met sleutels, een aantal lengten vlasslang varieerende van 100 tot 150 meterj een straalpijp met mondstukf oen schop. De g er e e ds o -hr>p pen zijn t rookmaskers , een bijl? een koevoet, tevens breekijzers, een hamer, zaag, hakbeitel, slangenhouders en woellappen* De koppelingen van stand-» en straalpijpen en van de slangen zijn alle 2-J-" Storzkoppelingen, e -^ standpijpen zijn ijzeren of koperen pijpen? die aan de onderzijde een van draad voorziene aansluiting hebben, waarmede de standpijp op een brandkraan kan worden gedraaid. In da aansluiting bevindt zich een lederen dichtingsring? door middel warrvan een dichte verbinding tusschen brandkraan en standpijp verkregen wordt,- Aan de bovenzijde is de standpijp voorzien van een of twee Storakoppelingen, waarop iedere slangkoppeling past* De sleutels dienenf .m de brandkraan open te draaien. De standpijp wordt geborgen in den daartoe bestemden bak -9f in een op het gestel aangebrachten beugel«. Sê^£iü^SjiIL.z^3n ^ir11 vlas slangen van 25 meter l3ngte7*~Zi3.""si jn aan beide einden van een Storzkoppeling voorzien. De slangen worden aangekoppeld en op de haspel gerold medegeToerd» De haspels kunnen zijns rijdbare-, draagbare en vaate haspels* Iteïialve o^ de haspel gerold? kunnen de alangen af zonêerlijfc worden
medegevoerd*! Zij zijn dan opgerold* Zij kunnen enkel of dubbel worden opgerolde Wanneer een slang enkel wordt opgerold, wordt deze in zijn lengte en zoo recht mogelijk uitgelegd en daarna9 beginnende met een der beide koppelingen? opgerold. Moet een slang dubbel worden gerold, dan wordt de slang na uitlegging zoodanig gevouwen* dat de koppeling van het gedeelte, dat boven ligt* ongeveer l meter van de andere koppeling op de slang komt te liggen» Be slang wordt dan gerold vanaf het einde waar de slang gevouwen Is. Be beide koppelingen komen bij de gerolde slang bij elkander aan den buitenkant» Het voordeel van deze wijze van oprollen is, dat de slang kan worden uitgeloopen door de koppelingen in tegenovergestelde richting van elkander te verwijderen* Be slang ligt dan altijd zonder alagen* Be koppelingen zijn ieder voorzien van een sponniiigrlng* twee nokken met haken en een gummi dichtingsring. Om de koppelingen aan elkander te koppelensmoeten de haken van de eene koppeling grijpen achter de randen van den sponningsring van de andere koppeling en omgekeerd. Rechts van elke twee haken (gezien In de draairichting van de wijzers van een uurwerk) is de rand onderbroken osi de haken te laten passeeren, Be dikte van den rand Is niet overal gelijk* zij wordt gezien in de draairichting eerst vrij snel grooter, daarna langzaam minder* Indien het aankoppelen zwaar gaat? kan gebruik gemaakt worden van een aanzetten» Be slangenhouder Is een haak met een"handvat op de haak aangeoracSt7" Aan het andere einde heeft de slangenhouder een kort stuk touw met een lus. Be slangenhouder dient om op hooge punten de slang te kunnen ophangen. Hiertoe wordt het touw om de slang gelegd en de haak door de lus gehaald. Be haak kan nu In een dakgoot aan een trapleuning enz* worden opgehangen*e ® gtraalgdj,pr bestaat uit de eigenlijke straal-» pijp of tromp met aan één einde een koppeling, passende op de slangkoppelingen en aan het andere einde een mondstuk» Be mondstukken kunnen zijns vaste met verschillende diameters en verstelbare, waarbij de dikte van den straal door draaien van het boveneinde het mondstuk kan worden geregeld en het water
-l O-geheel e kan worden afgesloten* •^ woellap bestaat uit een stuk weefsel van ongeveer 12 c.M. breedte en een lengte van ongeveer 35 c*M« Aan een zijde is de woellap voordien van een beugel, waarin een gekartelde rol door middel van een handvat kan worden gedraaid* De woellap dient oin een -spuitende lek in een slang tijdelijk te stoppen. Hiertoe wordt de woellap om de slang gelegd* Het vrije einde van de woellap wordt tusschen de gekartelde rol en den beugel gestoken en zoo vast mogelijk aangehaald» Daarna wordt de gekartelde rol door middel van het handvat gedraaid waardoor de woel^ap wordt vastgeklemd» Het uitleggen dern slangen^ Om de slangen uit te leggen wordt de slangenwagen zoo dicht mogelijk naar de plaats van den brand gereden» Te slang wordt dan van de haspel losgemaakt en de straalpijp wordt opgezet* Moet de slang verder worden gevoerd dan tot waar de slangenwagen kan worden gereden? dan wordt de slang zoover afgerold als noodig is? om den straalvoerder gelegenheid te geven zich voldoende te kunnen bewegen. Daarna wordt de slangenwagen naar de dichtstbijzijnde brandkraan gereden en aan de inmiddels opgezette standpijp gekoppeld» De slangleiding is nu gereed en de brandkraan kan worden geopend i Moet een enkel opgerolde slang worden uitgelegd9 dan neme men de slang op den rechterarmf terwijl met de linkerhand de koppeling wordt vastgehouden* De slang wordt nu uitgerold door haar als- een bal in de goede richting te werpen» Moet men lange slangleidingen leggen? dan rolt men de volgende slang op dezelfde wijze uit? doch staande ter hoogte van de reeds uitgerolde slang. Dubbel opgerolde slangen kan men op dezelfde wijze uitrollen* Yervolgens loopt men met een der koppelin*gen weg in de richting waarheen de slang moet worden gelegd. „ Een andere manier is de eerste slang op ongaveer
de helft van haar lengte van de brandkraan :yerwijderd neer te leggen in de richting! waarheen de slangleiding gelegd moet worden* De volgende slangen worden telkens? in de richting waarheen de slangleiaing
-11leiding gelegd moet worden* op een slanglengte van elkander verwijderd f neergelegd. De koppelingen van twee opvolgende slangen worden naar elkander toegetrokken en aangekoppeld. Op deze wijze kan men vlug een lange slangleiding leggen» Wanneer op groot er afstand van een "brandkraan twee stralen moeten worden gemaakt9 kan men gebruik maken van een 'broekstuk. Dit is een eenvoudig gietstuk met drie van een koppeling voorziene uitmondingen, Op één ervan wordt de slangeleiding aangesloten, die . • van de brandkraan komt» Op ieder van de twee uitmoiidingen kan dan nog een slang met straalpijp worden aangekoppeld» Bij het uitleggen en het gebruik van slangen moet op het volgende gelet worden» Ie» Het laten vallen of tegen den grond slaan van koppelingen moet worden voorkomen* 2e* Slangen mogen nooit over den grond worden gesleept* Hierdoor slijt liet weefsel spoedig en wordt de levensduur van de slang verkort, 3e. Slangen- mogen niet over scherpe muurdeel en, punten van hekken? prikkeldraad en andere scherpe voorwerpen? noch door olie? zuren en andere bijtende vloeistoffen gevoerd worden* 4e» Bij het uitleggen van slangen moet steeds voorkomen worden* dat bij het vullen knikken ontstaan* J ochten moeten daarom zoo ruim mogelijk worden gelegd en r'êedsbij het vullen moet de slangleiding worden nageloopen? om haar, daar waar knikken optreden? te kunnen klaren»
Bij het opruimen der slangen moet hetzelfde in acht worden genomen als hierboven onder l t/m 3 bepaald» Yóór de slang wordt opgeruimd moet deze worden leeggeloopeny nadat de watertoevoer is afgesloten* Alle slangen worden eerst ontkoppeld» Om de slang te laten leegloopen? wordt deze eerst gestrekt. De te strekken gedeelten moeten worden opgetild en ver-
plaatst zonder den grond te raken» Wanneer de slang is leeggeloopen, wordt deze enkel gerold* Maatregelen
Maatregelen Tb ij,, v;ors.t». Bij vorst moet erop gelet worden, dat de in gebruik zijnde slangenniet bevriezen. Bij bevroren slangen leidt elke knik onherroepelijk tot beschadiging of breuk van het weefsel. Het water in de slangen moet zooveel mogelijk stroomende worden gehouden* Wanneer het blusschingswerk gestaakt ?/ordts moet het water worden afgesloten en de slangen onmiddellijk worden ontkoppeld f leeggeloopen en opgerold. Indien een slang zou kunnen bevriezen door water buiten de slang( af loopend bluschwater of wel zweetwater bij een ongevoerde slang) f dient dit te worden voorkomen door het nu en dan verplaatsen van de slang of door het strooien van zand*
Het "Begea" rookmasker bestaat uit een gummi masker, voorzien van een handenstelsel» waarmede het masker voor het gelaat wordt bevestigd en een inschroefbare vulpatroon» De oogglazen zijn vervaardigd uit onbreekbaar triplexglas en zitten vast in het masker. Om het beslaan te verhinderen zijn deze glazen aan de binnenzijde voorzien van klaar schijven» Deze moeten, zoodra zij na veelvuldig gebruik hun eigenschap van ^nbeslaanbaarheid hebben verloren* door nieuwe worden vervangen* Om de klaarschijf te verwisselen? moet de veerring, waarmede de schijf wordt vastgehouden? naar binnen worden gedrukt; daarna kan de oude klaarschijf worden verwijderd» Be nieuwe klaarschijf moet bij den rand worden aangevat en zoodanig tegen!f het glas worden gelegd , dat de woorden "Begea Innen van binnen uit goed leesbaar zijn» Bij het herplaatsen van de veerring zorge menf dat de klaarschijf niet wordt beschadigd. Bij het schoonmaken van het masker aan de binnenzijde mogen de klaarschi jven niet worden geraakt» Be vulpatronen bestaan uit 2 soorten: de grijs, ge kleurde (gemerkt 89 V), die den drager beschermen tegen alle gassens behalve C 0(koölm©n©xyde) en de roodgekleurde patronen{ gemerkt F 2730)* Beide vulpatronen bevatten een nevelfilter en actieve kool, de 89 V patroon bovendien diatomiet* Be nevelfilter en de actieve kool hebben een physische werking* de diatomiet een chemische» ledere
13ledere vulpatrotm heeft een bepaald opnemrrigpver*mogen voor rook» He gebruiksduur kan zeer lang zi,1n? hangt echter van de rookconcentratie af en is uie-t nauwkeurig op te geven» Men bemerkt de uitputting van de patroon aan een doorstrooming 'van den rook. Bit is zoo spoedig merkbaar, -dat hieraan hoegenaamd geen gevaar is verboden» Soodra men dit bemerkt, moet men de patroon vernieuwen. Niet gebruikte patronen kunnen onbepaalden tijd bewaard worden. De patroon neemt den aanwezigen rook op en laat de zuurstof door» Daarom mag het masker nooit worden gebruikt? wanneer men niet do volle overtuiging heeft, dat voldoende zuurstof in de betredon ruimte-aanwezig is» Gebruik» Alvorens het masker op te zetten moet de b'rdpapieren afsluiting van de vulpatroon worden verwijderd» Dit geschiedt het gemakkelijkst door met een scherp voorwerp het papier langs den openstaanden rand door te snijden» De vulpatroon moet goed worden aangeschroefd* Om hot masker op te zetten wordt eerst de kin onder in het masï;3r gedrukt en daarna de banden over het hoofd getrokken en den nekband vastgemaakt. Oefeningen met het Tookraaskor, Bij oefeningen met hot rookmasker zijn hiervoor aangewezen de Hos. ? er 3(zie onder "Bediening van de W?jlrspuiten ")• No». zet het masker op. Ho,4 i;orgt voor een geregelde verbinding mot ITo.j door middel van e on lijn. ^ooneer bo-rel wordt gegeven tot het gebruik maken van het roolonasFOr?halen de hiervoor aangewezen nummers het masker,eon .electrische handlamp, üeneveiiB een gordel met lijn uit den slangenwagen* Ho.S zet het masker op* Hij brengt hiertoe het ondergedeelte onder de kin en vervolgens het masker voor het gelaat* ÏJo»4 maakt het goud om het achterhoofd vast, zoodat het behoorlijk om het gelaat sluit; Het masker kan nu op dichtheid beproefd worden de vulpatroon uit het masker te draaien en het ontstane
-14- ; tntstane gat met de hand af te sluiten» •No-5 doet den gordel om en ifp.4 haakt de lijn inden ring . van den gordel» Ho.* 4 geeft vervolgens Ho» 5 . een brandende electris,che lantaarn in "de hand» Wanneer Ho.§ zich, voorzien van het maskerf naar
binnen begeeft, houdt Ko-4- door middel van de lijn verbinding met hem* De lijn wordt zoo strak gehouden, dat Ho «5 niet in zijn bewegingen wordt belemmerd. Yan de lijn kan. gebruik worden gemaakt tot het , geven van seinen en weli • . 1 ruk s . meer loos 2 rukkensdoel bereikt 3 rukkeniik kom terug,, of als bevels "kom terug", 4 rukken 2 ©ogenblikkelijkH hulp noodigi voor Ho. 4 beteekent dit: er dreigt gevaar; koüTterug" . Ho*4 moet steeds het sein, dat hij ontvangt', herhalen en doorgeven naar den bevel" -oerder, die ^maatregelen treft in verband met de ontvangen seinen. Het kan van het grootste belang zijn, wanneer men, terugkomende, ongeveer den weg kan beschrijven, dien men gegaan is* Baar om moet bij de oefening getracht ^ worden zich aan te wennen^ het aantal passen, in één richting, de wendingen links of rechts, het aantal, treden van trappen op of af, te tellen en dit na terugkomst mede te deelen*
Elk der Wi jkbrandspuiten bestaat uit een op een tweewieligen wagen geplaatste motorspuit* Deze laatste bestaat uit een door een benzinemotor gedfeven pomp met bi jbehoorende zuig- en persslangen, straalpijpen en gereedschappen* De motors puit is als draagbare motorspuit ingericht en kan gemakkelijk op den tweewieligen wagen worden geplaatst en daarvan afgenomen*
om met de motorspuit te kunnen werken, kan deze worden afgenomen* Het geheel .kan, hetzij achter een automobiel, hetzdj met de hand getrokken, gemakkelijk vervoerd worden. ledere motorspuit is voorzien van een verlichtingsinstallatie , bestaan.ee uit een dynamo met accwmulator en schijnwerper, voor gebruik waarvan iedere motQ.ir8.gult. _
-15-r
motorspuit van twee contactdoozen is voorsien» ledere wagen is voorzien van een slangenhaspel, gelegenheid voor het bergen van de zuigbuizen en een kist voor de gereedschappen. Bediening van de Wi^kbrandspui ten. Voor de bediening van de wijkbrandspuiten zijn aangewezen 5 man? die genummerd zijn l t/m 5» Mo.1 is de bevelvoerder. Hij zorgt te weten, waarheen moet worden uitgerukt en ziet toe? dat da plaats van alarmeering langs den kortst mogelijken weg en zoo vlug mogelijk bereikt wordt* Hij is verantwoordelijk voor het goede verloop bij het blusschingswerfej zoolang geen meerdere in rang op de plaats van den brand aanwezig is. No._2 is belast met de bediening van de motorspuit. Hij draagt zorg goed op de hoogte te zijn. van de uedieningsvoorschriften voor motor en pomp en is verant\voordeli jk voor de goede werking van het geheel tijdens het gebruik» Hij is No*3 behulpzaam bij het aankoppelen van de zuigbuizen en van de slangen* die de verbindingen vormen tusschen standpijp en pomp en tusschën verdeelstuk en pomp. No>3 is de kraandraaier. Hij is belast met het opzetten van de standpijp, het aankoppelen van den slangen tusschen de standpijp en de pompy indien van de waterleiding gewerkt wordt en met het aankoppelen van de zuigbuizen? indien van open water of van een brandput gewerkt wordt, daarbij geholpen door No»2» Tevens is hij voerder van den 3en straal en is No.4 behulpzaam bij het in gereedheid brengen van den 2 en straal® Ho^J. is de voerder van den 2en straal* hij is Bo*5 behulpzaam bij het in gereedheid brengen van den len straal en het opzetten van het rookmasker» Nq._5 is de voerder van den len st&aal, die hij met behulp van Ho*4 in gereedheid brengt* Als voerder van den len straal zal hij tevens de eerste zijn, die het rookmasker opzet*
Het uitrukken* Het uttrufefcen moet altijd zoo snel mogelijk geschieden* terwijl 200 snel mogelijk en langs den kortste n
-16kortsten weg naar de plaats van den brand gereden moet worden» Om het uitrukken te bespoedigen^ zullen de hulpkrachten van de Wi jkb randwee r zich in uitruktemie op hun post moeten bevinden. Indien het vervoer van de Wi jkbrandspuit achter een auto geschiedt? kunnen alle manschappen met de auto vervoerd worden. Moet de Wi jkbrandspuit aan de hand vervoerd worden? dan loopen de Hos* 2 en 3 resp» links en rechts voor en de Mos. 4 en 5 resp, links en rechts acht er • Stralen van de . ^^.^iQidljigL^pgy^Q, motprspuit » De Wi jkbrandspuit wordt , gezamenlijk dcor de Hos, 2,3y 4 en 5, naar de brandkraan gereden, Z±$ stellen zich hierbij op als onder "Het uitrukken'* is aangegeven* Eerst moet nu de motorspuit worden afgenomen» De pennenf waarmede de motorspuit op het onderstel is vastgezet^ worden door de Hos* 2 en 3? ieder aan zijn eigen kant? weggenomen , terwijl intusschen de beide handvatten aan de motorzijde door de Hos* 4 en 5 ".mhoog gebracht worden» De voorzijde van den wagen wordt nu door de Hos. 2 en 3 voorzichtig gelicht. De motors puit glijdt nu van het onderst elf waarbij de Hos» 4 en 5 zqrgen? dat dit langzaam geschiedt . Wanneer de motorspuit met de motorzijde op den grond komt? brengen de' Hos» 4 en 5 de beide handvatten aan de pompzijde omhoog, of trekken deze uit en houden met de handvatten de motorspuit vast? terwijl de Hos. 2 en 3 den wagen wegri j-den* Daarna kan de motorspuit op den grond gezet worden» De motorspuit wordt in de onmiddellijke nabijheid van de brandkraan opgesteld met de zuigzijde naar de brandkraan gericht* De wagen wordt in de nabijheid geplaatst met de haspel in de richting naar den brand» Ho »2 slaat nu den motor aan en laat deze sta-* tionnair loopen met ket voorgeschreven aantal toeren. Wanneer de mot^r goed "loopt , neemt hij de calotte van de guigzijde van de ^omp af en p-laatst bij die motcrspuiten? waarvan de zuigbuizen van Stor"zkoppelingen zijn voorzien, het verloopstuk '• •' gj*
-172-|-n op 3fl Storz op de zuigaansluiting yan de pomp» Daarna is hij No»3 behulpzaam Mj het in gereedheid brengen Yan de verbindingen tussehen standpijp en motorspuit. No»3 neemt de standpijp en de kraansleutels van de Wi jkbrandspuit? ontdoet de brandkraan van deksel en calotte en zet de standpijp op» Hij ziet daarbij • toe, dat de lederen dichtingsring van de standpijp zich op haar plaats bevindt en dat de stijgbuis van de brandkraan niet verstopt is(doorspoelen). Hij schroeft de standpijp recht op de stijgbuis en sluit de aftapkraan» Wanneer hij de standpijp heeft opgezet, koppelt • hij de korte 2-J-" slang aar de standpijp; en aan de zuigzijde van de pomp* Wanneer de slang is aangekoppeld, kan de brandkraan geopend worden» De verbinding tussehen standpijp en zuigzijde pomp kan ook tot stand worden gebracht door middel van een of meer zuigbuizen,, De verloopkoppeling 2-J-" op 3" Storz wordt dan op de standpijp geplaatst, wanneer zuigbuizen met 3" Storzkoppelingen gebruikt worden. Worden zuigbuizen met draadkoppelingen gebruikt, dan wordt de verloopkoppeling 2%-"' Storz op draad op de standpijp geplaatst». Ho,4 neemt een straalpijp en een slangenheudor en koppelt tezamen met I\For. 5 de straalpi'jp op de bovenste slang van de haspel, No*5 begeeft zich nu met straalpijp en slang zoo spoedig mogelijk naar de plaats, waar hij zich moet opstellen, waarbij No.4 zorgdraagt, dat de slang goed van de haspel loopt en goed wordt uitgelegd. Wanneer voldoende slang is uitgeloopen, ontkoppelt No*4 de slang op de haspel en sluit deze aan op een der 2" persafsluiters van de pomp. Slechts wanneer hij niet de overtuiging heeft, dat No„5 zich goed heeft opgesteld, wacht hij op een teeken van Ho*5? dat water gegeven kan worden. No*5 moet zoonoodig de slang met een slangenhouder bevestigen. De motorspuit is nu klaar,om in werking gesteld te worden» Ho.2 verhoogt nu het toerental van den motor en schakelt, bij de motorspuiten, die yan een frictiekoppeling
-18-
tiekoppeling voorzien zijns de pomp in» Hij regelt den druk op de persslangen zoodanig, dat deze druk niet meer bedraagt dan 4 kg*/cm.2s tenzij hem door een meerdere anders wordt bevolen» Werken met de motorsuiten van o e n water en van o e n Het groote voordeel van de draagbare motorspui ten is? dat deze bijna altijd direct aan het water gebracht kunnen worden, al kan het ook voorkomens dat de motorspuit over zekeren afstand moet worden gedragen^ b» v. daar waar niet tot aan het water gereden kan worden? doordat zich tusschen openbare straat en open water een talud of een breede gras-» of zandstrook bevindt. Bij het dragen kan eventueel gebruik gemaakt worden van de in iedere Wi jkbrandspuit aanwezige draagzeelen, Het is eveneens mogelijk de motorspuit in een schuit of in een roeiboot te plaatsen om aldus de plaats van den brand zoo dicht mogelijk te benaderen en het uitleggen van groote lengten persslang te voorkomen. ll De motorspuit wordt afgenomen, zooals in stralen 1 van de waterleiding door de motorspuit' is aangegeven en zoo dicht mogelijk aan het water „gezet, echter niet direct met de zuigzijde naar het water gekeerd, No.2 slaat weer den motor aan en laat deze stationnair loopen met het voorgeschreven aantal . toeren* Hij neemt de calotte van de zuigzijde van de pomp af en is verder Ho» 3 behulpzaam bij het in gereeêheid brengen van do zuigbuizen» Dez,; laatste neemt zooveel lengten zuigbuis uit de kasten^ als noodig zijn? om de zuigkorf goed onder water te doen komon, Hij legt verder de zuigkorf en de kurken drijver klaar , voor zoover deze niet reeds aan de zuigbuis verbonden is. De zuigbuizen worden gelegd in de richting naar de zuigzijde van de pomp, De van draadkoppelingen voorziene zuigbuizen met de wartel in de richting naar de zuigzijde van de pomp*De zuigbuizen worden nu aan elkander gekoppeld en zoonoodig de zuigkorf aan de het verst van, de motorspuit verwijderde zuigbuiskoppeling bevestigd «Daarna wordt de kurken drijver door middel van den riem aan de zuigkorf verbonden en zoo noodig de lijn van de voetklep losgemaakt* B© zuigbuis wordt nu aan de
-19zuigzijde van de motorspuit gekoppeld, de motorspuit met de zuigzijde naar het water gedraaid en de zuigbuis te water gelaten. De lijn van de voetklep wordt los aan een of ander voorwerp bevestigd» Indien van een brandput moet worden gewerkt?moet het putdeksel niet verwijderd worden, eer de zuigbuis te water gelaten kan worden» De Ie straal is intusschen door ÜJos * 4 en 5 op de omschreven wijze in gereedheid gebracht en wordt aangesloten op een der persafsluiters op de pomp» De motorspuit is nu gereeé om in werking te worden gesteld* No. 2, opent nu den gas toevoer van den motor, laat dezen op een voldoend aantal toeren loopen* koppelt zoonoodig de pomp in en zet den handel voor de bediening van de vacuumpomp, op "Aanzuigen"* De persafsluiters op de pomp moeten gesloten blijven. De manometer op de zuigzijde van de pomp zal nu onderdruk gaan aanwijzen, waarna die op de perszijde van de pomp spoedig overdruk aanwijst» Eerst dan kannen de persaMu? ters langzaam geopend worden* Een 2e. straal is intusschen door de ¥os»3 en 4 klaar gemaakt op^ de omschreven wijze. Wanneer gewerkt moet worden op brandspuiten of andere waterbronnen met een bijzondere aansluiting H of met een 3 Storz«~aansluiting? moet van de in de Wijkbrandspuit aanwezige verloopkoppeling gebruik gemaakt worden, in plaats van de zuigkorf* Op de n putten met een 3 S t orz -aansluit ing kan de zuigbuis direct worden aangesloten^ zonder gebruikmaking van de zuigkorf* Werkzaamheden_ na af loop_ van Wanneer een brand is afgeloopen* of wanneer , zonder dat een brand is afgeloopen? een Wijkbrandspuit bevel tot inrukken krijgt? wordt de motor gestopt en de benzinekraan gesloten* ïïos* 2 en 3 .zorgen voor het opbergen van de standpijp en de korte 24M slangen* indien van de waterleiding en voor de zuigbuizen? indien van open water gewerkt is* De zuigbuizen met draadkoppelingen worden in de testen gelegd met de wartel naar de
voorzijde van de Wijkbrandspuit.
Sos*
-20-
Nos, 4 en 5 zorgen voor het opbergen van de persslangen. Wanneer men van de waterleiding gewerkt heeft?moet> nadat de standpijp is afgenomen? de calotte op de "brandkraan geschroefd, de aftapkraan geopend en het deksel goed op de brandkraan gelegd worden. Wanneer men de zuigbuizen gebruikt heeft, moeten deze eerst aan de zuigzijde van de pomp worden afgekoppeld,, Daarna"laat men de zuigbuizen zoo mogelijk leegloopen door de voetklep met de lijn te lichten.Daarna kan de zuigbuis uit het water worden gehaald. De zuigbuizen moeten worden geborgen in de daarvoor bestemde kastun. De persafsluiters op de pomp worden gesloten. De gebruikte persslangen worden zorgvuldig leeggeloopen en enkel opgerold» Al het gebruikte materiaal en gereedschap wordt op de hiervoor bestemde plaats opgeborgen* De motorspuit kan nu weer worden opgeladen. Hiertoe wordt deze aan de pompzijde door de Hos, 4 en 5 op~ gelicht. De wagen wordt nu door de NOS. 2 en 3 met den voorkant omhoog recht voor de motorspuit gereden en zoover mogelijk daaronder gestokenf hetgeen mogelijk gemaakt wordt9 doordat de Hos, 4 en 5 de motorspuit zoo hoog mogelijk gelicht hebben* De voorzijde van den wagen wordt nu door de Hos. 2 en 3 naar beneden gebracht en tegelijkertijd wordt de motorspuit aan de achterzijde door de NOS, 4 en 5 . gelicht» De motorspuit schuift nu gemakkelijk op den wagen j waarbij er aan gedacht moet word enf 'de hand-» vatten naar beneden te drukken. Wanneer de motorspuit op haar plaats is? wordt deze door de Hos". 2 en 3 niet de pennen vastgezet* Nu kan naar de standplaats teruggereden worden,Op de standplaats aangekomen, v/ordt de motorspuit weer in gereedheid gebracht, om uit te rukken* De haspel moet worden voorzien van droge slangen, de benzinevoorraad moet gecontroleerd wórden en het reservoir eventueel bijgevuld, de vetpotten op de pompaslagers moeten gecontroleerd en eventueel bijgevuld worden en bij vriezend weer moet de pomp worden afgetapt, Be natte slangen worden vanwege de Gemeentelijke Brandweer afgehaald en gedroogd.