Kapucijnenvoer 39 bus 5310 3000 Leuven +32(0)16 33 69 10 fax: +32(0)16 33 69 22 www.kuleuven.be/lucas
LUCAS zorgonderzoek & consultancy Een interfacultair centrum van de K.U.Leuven
WERKINGSVERSLAG 2008
Goedgekeurd op het Dagelijks Bestuur van 12 mei 2009
INHOUD
1
VOORWOORD
5
2
FINANCIERING
6
3
ONDERZOEK 2008
7
I.
ZORG VOOR OUDEREN
HET RESIDENT ASSESSMENT INSTRUMENT (RAI)
7 7
1. De haalbaarheid en de voorwaarden voor de implementatie van het RAI instrument in België (BelRAI) 7 2. Vergelijkende studie over het RAI instrument en de BEL-profielschaal 3. De Vlaamse Ouderen Zorg Studie (VoZs) DE ZORG VOOR PERSONEN MET DEMENTIE
9 10 10
1. Het zorgaanbod voor personen met dementie in België
10
2. Stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen
11
3. Ontmoetingsgroepen voor personen die lijden aan dementie
12
HET ZORGAANBOD, DE AFSTEMMING EN DE SAMENWERKING
1 2
13
Onderhandelde zorg: het overleg over kritische beslissingen in de residentiële ouderenzorg
13
Mantelzorgers en eerstelijnszorganisaties: de relatie tussen vraag en aanbod
14
3. De invloed van gemeentelijke kenmerken op de zorgbehoefte en het zorggebruik van Vlaamse ouderen (Sociale staat Vlaanderen) 14 II. GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG
16
DE PREVENTIE VAN DEPRESSIE EN SUÏCIDE
16
1. Het globale kader van preventie van depressie en suïcide (EAAD)
16
2. EAAD in Vlaanderen: de ontwikkeling van een instrument voor het meten van capaciteiten in het omgaan met suïcide
17
3. Deskundigheidsontwikkeling van verpleegkundigen inzake depressie en suïcide 18 4. Suïcidaal gedrag: verschillen tussen Vlaanderen en andere regio’s in Europa
2
19
DE VERMAATSCHAPPELIJKING VAN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG
1
20
Patiëntenparticipatie- & familievertegenwoordigingen aan therapeutische projecten en transversaal overleg 20
2. T-bedden in de psychiatrie: studie over langdurige psychiatrische opnames
21
3. Professionalisering van ‘verantwoordelijk verpleegkundigen’ in de geestelijke gezondheidszorg
21
4. Project Bruggenbouwers (Hestia)
22
DE AMBULANTE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG
1. Getrapte zorg
23
23
2. Indicatoren als basis voor een zelfevaluatieinstrument van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) 24 RAI MENTAL HEALTH
1. Verkenning van de mogelijkheden van het RAI-instrument in de geestelijke gezondheidszorg III. WELZIJN
1. Innovatie in de welzijnszorg 2
24
24 25
25
Ontwikkelen van indicatoren en een programmatie voor het autonoom algemeen welzijnswerk 26
3. Effectief Budgetmanagement. Hoe komen tot duurzame gedragsverandering? PWO-project Katholieke Hogeschool Kempen, Studiecentrum voor lokaal sociaal en economisch beleid 27 IV. PATIËNTENPARTICIPATIE EN HET WERKEN MET DECISION AIDS 4
5
6 I.
27
VORMING
28
1. Management in de welzijnszorg
28
2. Rehabilitatie werkt. Ook in de eigen organisatie?!
29
WETENSCHAPPELIJKE DIENSTVERLENING
31
1. Terugkomdag psychosociale rehabilitatie in het UC Sint-Camillus Bierbeek en Beschut Wonen Walden
32
2. Een vormingsprogramma over psychosociale rehabilitatie als katalysator voor ontwikkelingen binnen de divisie Rehabilitatie binnen het OPZ Geel
32
INTERNATIONALE NETWERKEN EN PROJECTEN
34
INTERNATIONALE NETWERKEN
34
1. Inter RAI (Resident Assessment Instrument)
34
2. EAAD-Netwerk (European Alliance Against Depression)
34 3
3. Enmesh (European of mental health services research) II. INTERNATIONALE PROJECTEN
1. EAAD (European Alliance Against Depression)
34 35
35
2. OSPI (Optimised suicide prevention programs and their implementation in Europe)36 3. ASPEN (Anti Stigma Programme: European Network)
38
4. ITHACA (Institutional Treatment, Human Rights And Care Assessment)
40
STEUNPUNT WELZIJN VOLKSGEZONDHEID EN GEZIN
42
1. Algemene doelen
42
2. Specifieke doelen
42
3. Budget
42
4. Centrale opties
42
KENNIS- EN ONDERZOEKSPLATFORM IN DE GEZONDHEIDS- EN WELZIJNSZORG ASSOCIATIE K.U.LEUVEN
46
De doelstellingen van het zorgonderzoek binnen de Associatie K.U.Leuven
47
Doelstelling van het platform
47
Strategische doelstellingen van dit platform zijn bijgevolg:
47
Operationele doelstellingen van het kennis- en onderzoeksplatform
47
Cedefop Project
48
9
PUBLICATIES
49
10
PRESENTATIES
51
11
DOCTORATEN
54
12
BESTUUR EN PERSONEEL
55
7
8
4
1
Voorwoord
LUCAS – Centrum voor zorgonderzoek en consultancy, werd in 2008 gekenmerkt door een versterking en verdere uitbouw van de basislijnen van onderzoek, vorming en dienstverlening. De bestaande programma’s in de ouderenzorg en de geestelijke gezondheidszorg werden verder ontwikkeld en gediversifieerd. Een overzichtspublicatie over de huidige zorg voor personen met dementie in België werd in samenwerking met de Koning Boudewijnstichting gerealiseerd. Veel aandacht ging naar vernieuwingen in de ouderenzorg, onder andere door de ontwikkeling en implementatie van een webbased elektronisch dossier en door de wetenschappelijke studies over de evoluties in de richting van kleinschalig genormaliseerd wonen. In de geestelijke gezondheidszorg is patiëntenparticipatie een sleutelwoord. Het overlegmodel en de toepassing van beslissingshulpen in de oncologie zijn vernieuwende evoluties die door het LUCASonderzoek krachtig ondersteund worden. Tevens wordt een doctoraatsproject voorbereid over patiëntenparticipatie op het organisatieniveau. Daarnaast werd er veel gerealiseerd in het domein van de preventie van depressie en suïcide. Acties in eigen land werden ondersteund en dit leidde tot meerdere internationale publicaties. Nieuwe projecten gingen in de welzijnssector van start, onder meer over de innovatiebeweging en over de programmatie van het autonoom algemeen welzijnswerk. LUCAS staat niet op zich, maar werkt krachtig samen met partners in het werkveld en in onderzoek. Met de komst van het Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin in 2007, ontstond een krachtige samenwerking met collega’s in UGent, VUB en de KHKempen. De onderzoeksvragen die ons gezamenlijk boeien leiden tot een krachtige synergie in de wetenschappelijke antwoorden aan het beleid en aan de praktijk. De samenwerking met partners binnen het “Kennis- en onderzoeksplatform in de gezondheids- en welzijnszorg” van de Associatie K.U.Leuven leidde in 2008 tot een aantal belangrijke realisaties. Zo werden twee personeelsleden van de KHLimburg en een personeelslid van het Wit-Gele Kruis gedelegeerd naar LUCAS met de bedoeling de brug te maken tussen LUCAS-onderzoek en de praktijkonderzoekers binnen de hogeschool. De verwetenschappelijking van de praktijk krijgt hierdoor een concrete invulling. Ook onze consultancy progamma’s over de vermaatschappelijking van de GGZ hebben in 2008 een grote belangstelling gekregen en werden geïntegreerd in basisopleidingen voor verpleegkundigen. LUCAS is verbonden met internationale onderzoeksnetwerken waarin de eigen sterktes aangevuld worden met de input van competenties uit de internationale context. Het onderzoek in Vlaanderen of België kan dankzij deze programma’s een plaats innemen bij interregionale vergelijkingen. We werken samen rond de thema’s discriminatie en stigma van psychiatrische patiënten en rond de optimalisering van evidence based suïcidepreventieprogramma’s. Hoogtepunten in de werking van 2008 waren de studiedagen die vanuit het SWVG georganiseerd werden over ‘Deugdelijk bestuur in de non-profit welzijns- en gezondheidssector’ en ‘Less is more. Een wetenschappelijke kijk op de cijfers en de preventie van suïcide in Vlaanderen’. De komst van Koning Albert II op de studiedag over preventie van suïcide en depressie was zeker een opsteker voor al wie bij onze werking betrokken was.
5
2
Financiering
De werking van LUCAS is in 2008 enerzijds gefinancierd via de basisfinanciering ten bedrage van 116.706 euro, ingebracht door beide partners in het samenwerkingsverband. Deze basisfinanciering werd in 2008 aangevuld met € 1.633.442 projectfinanciering door externe opdrachtgevers. De basisfinanciering maakt 6 % van de inkomsten van LUCAS uit. De projectfinanciering was het afgelopen jaar afkomstig van privé-instellingen waaronder de Caritasgeledingen (4 %), van Vlaamse (59%) en Federale overheid (21 %) en van Europese instellingen (2%). Ongeveer 26% van de inkomsten voor onderzoek was in 2008 bestemd voor projecten over de zorg voor oudere personen en voor personen met dementie. Ongeveer 9% van de inkomsten was bestemd voor projecten over de geestelijke gezondheidszorg en 59% voor het Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin (SWVG).
Basisfinanciering Caritas 3%
Basisfinanciering K.U.Leuven 3% Caritas 4% Europese instelling 2% Federale overheid 21%
Vlaamse Overheid 59%
Basisfinanciering Caritas Basisfinanciering K.U.Leuven Privé 8%
Caritas Europese instelling Federale overheid Privé Vlaamse Overheid
Welzijn 6%
Dementie & Ouderen 26%
Dementie & Ouderen
Steunpunt WVG 59%
Geestelijke gezondheidszorg 9%
Geestelijke gezondheidszorg Steunpunt WVG Welzijn
6
3
Onderzoek 2008
LUCAS staat voor kwalitatief hoogstaand onderzoek, uitgevoerd over zeer diverse thema’s in de zorg. Een jarenlange traditie van onderzoek is er in de volgende domeinen: de zorg voor ouderen, de geestelijke gezondheidszorg en welzijnszorg. We belichten deze drie onderzoekslijnen en stellen de lopende en afgeronde onderzoeksprojecten voor van 2008.
I.
Zorg voor ouderen
Het studiewerk van LUCAS over de zorg voor ouderen concentreert zich in 2008 rondom drie grote thema’s: Onderzoek over het Resident Assessment Instrument (RAI), Onderzoek over de zorg voor personen met dementie en Onderzoek over het zorgaanbod, de afstemming en de samenwerking.
Het Resident Assessment Instrument (RAI) Het Resident Assessment Instrument (RAI) is een evaluatie-instrument om de zorgtoestand en het welzijn van ouderen in kaart te brengen op een gestandaardiseerde en gestructureerde manier, met als doel een beter zorgplan en kwaliteitscontrole. Hoewel RAI oorspronkelijk ontwikkeld is voor de residentiële zorg, zijn er ook instrumenten ontwikkeld voor andere zorgsettings, zoals de thuiszorg. RAI is een internationaal ontwikkeld en gevalideerd instrument met brede ondersteuning in verscheidene landen (zie www.interrai.org). RAI bestaat uit een vragenlijst met vragen over de zorgsituatie van een patiënt, onderverdeeld in een twintigtal hoofdstukken, zoals persoonlijke gegevens, stemming en gedrag, psychosociaal welzijn, continentie, ziektebeelden, gezondheidstoestand en geneesmiddelen. Uit deze vragen worden resultaten berekend volgens internationaal gevalideerde algoritmes. Voorbeelden van dergelijke resultaten zijn CAP’s (Clinical Assessment Protocols) en zorgschalen. CAP’s geven triggers aan, waarschuwingen die een bepaald probleem kunnen signaleren, terwijl zorgschalen samenvattende berekeningen van cliëntkarakteristieken zijn, zoals de BMI (Body Mass Index). Daarnaast kunnen ook kwaliteitsindicatoren (QI) en zorgzwaarte-indexen (RUG’s) berekend worden. Ten slotte is het mogelijk om te voorzien in statistieken waarmee de evolutie van de cliënt doorheen de tijd opgevolgd wordt (op cliëntniveau), samenvattende statistieken voor de organisatie (op organisatie- of afdelingsniveau) of statistieken over alle cliënten in België of een regio in België (op macroniveau). 1.
De haalbaarheid en de voorwaarden voor de implementatie van het RAI instrument in België (BelRAI) Sinds 2001 koos de federale overheid op basis van onderzoek het RAI instrument uit om verder te kunnen werken met een coherent instrument dat als basis kan dienen voor een zorgplan en dat bruikbaar is in verschillende zorgcontexten. BelRAI is een Belgisch pilootproject, in opdracht van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu voor de uniforme en web gebaseerde registratie van cliëntgegevens met behulp van het RAI instrument, in verschillende zorgsettings.
7
Men beoogt met BelRAI dat de gestandaardiseerde gegevensverzameling bij ouderen met het RAI instrument zal leiden tot: ▪
▪ ▪
een verbetering van de kwaliteit van de zorg voor oudere cliënten door een betere zorgplanning, een betere communicatie tussen zorgverleners, multi- en interdisciplinaire samenwerking, kwaliteitsmonitoring en een meer persoonsgerichte zorg; wetenschappelijk onderzoek met als doel het evalueren en het monitoren van de kwaliteit van de zorg voor oudere personen; beleidsondersteuning via wetenschappelijk onderzoek en door het voorzien in betrouwbare data.
LUCAS neemt in dit BelRAI-project een leidinggevende rol op zich en staat in voor de coördinatie en inhoudelijke invulling van drie opeenvolgende deelprojecten die sinds 2006 zijn uitgevoerd. De projecten verliepen in samenwerking met de Universiteit van Luik, het Centrum voor Ziekenhuiswetenschappen (K.U.Leuven) en het Centrum voor Usability Onderzoek (CUO). Looptijd: Opdrachtgever: Promotoren:
Wetenschappelijk medewerkers:
2006 - 2009 FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu A. Declercq , coördinator Ch. Van Audenhove, LUCAS P. Moons, Centrum voor Ziekenhuiswetenschappen K.U.Leuven K. Milisen, Centrum voor Ziekenhuiswetenschappen K.U.Leuven J. Mello, lic. toegepaste economische wetenschappen, E. Detroyer, lic. medisch sociale wetenschappen, D. Vanneste, lic. medische sociale wetenschappen S. Vanneste, lic. vertaler-tolk
In het BelRAI-I-project (maart 2006-maart 2007) is werk gemaakt van een inhoudelijke en structurele aanpassing van het RAI instrument aan de Belgische situatie. Het RAI instrument is uitgetest in de thuiszorg, de residentiële ouderenzorg en de ziekenhuiszorg. Er werd een steekproef samengesteld van tien geïntegreerde diensten voor thuisverpleging (GDT’s), tien rust- en verzorgingstehuizen (RVT’s) en tien geriatrische dagziekenhuizen (GDZ). Uit deze eerste haalbaarheidsstudie kwam duidelijk naar voren dat het RAI instrument door de betrokken zorgverleners als een meerwaarde werd beschouwd door zijn holistisch beeld, door de aandacht voor zorgaspecten die anders blind blijven, door het bevorderen van overleg en multi- en interdisciplinaire samenwerking. Knelpunten bleken vooral de gebrekkige vertaling in het Nederlands en in het Frans, het ontbreken van verdere output bruikbaar voor de praktijk en de te weinig performante webapplicatie. In het BelRAI-II-project (mei 2007-2008) is verder gewerkt aan de haalbaarheid en implementatie door de aanpak van de knelpunten uit BelRAI-I. Er is een nieuwe webapplicatie ontwikkeld, waarbij onder andere ook een publiek toegankelijke ‘Wiki-site’ is opgebouwd met uitleg voor gebruikers van het RAI instrument (http://wiki.belrai.org). Er zijn Belgische versies gemaakt van de instrumenten voor de thuiszorg (InterRAI HC) en 8
residentiële zorg (InterRAI LCTF). Ook is er gestart met de ontwikkeling van CAP’s of Cliënt Assessment Protocollen en zorgschalen. Huisartsen werden gemotiveerd om het onderdeel van het RAI instrument in te vullen voor hun cliënten. De procedure is gedefinieerd voor welke cliënten het RAI instrument moet worden ingevuld. LUCAS nam de studie van de thuiszorg (GDT’s) en residentiële zorg (RVT’s) voor zijn rekening, terwijl de studie van tien ziekenhuizen in een apart project (door CZW – K.U.Leuven) is uitgevoerd. Van juni 2008 t.e.m. februari 2009 liep het BelRAI-III-project, opnieuw met dezelfde onderzoeksequipe. De voorwaarden voor implementatie van het RAI instrument zijn er nog meer in detail bestudeerd. Zo was er aandacht voor bijkomende beveiligingsmaatregelen van de webapplicatie, integratie met het federale e-health-project en verbeteringen van de usability van het instrument. Er gebeurde een bevraging naar de mate van informatisering in de thuiszorg en residentiële zorg. Diverse beroepsgroepen en organisaties zijn geconsulteerd en om advies gevraagd. Een literatuurstudie werd uitgevoerd om te komen tot een duidelijkere screening van oudere personen die gebaat zouden zijn met het RAI instrument. Bovendien is ook werk gemaakt van de verdere opbouw van ‘output’ voor gebruikers van het RAI instrument. Meerdere CAP’s zijn intussen beschikbaar en er is gestart met de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren. Ten slotte is een pedagogische koffer ontwikkeld en een plan voor vorming en opleiding ontworpen. BelRAI – III resulteerde in een strategische nota over de randvoorwaarden voor implementatie van het Resident Assessment Instrument in België. 2. Vergelijkende studie over het RAI instrument en de BEL-profielschaal Looptijd: april 2008 tot oktober 2008 Opdrachtgever: Vereniging van de diensten voor gezinszorg van de Vlaamse Gemeenschap (VVDG) Promotoren: A. Declercq Wetenschappelijk medewerkers: J. Mello, lic. toegepaste economische wetenschappen De BEL-profielschaal is het meetinstrument waarmee diensten voor gezinszorg de zorgbehoefte van cliënten in kaart brengen. In deze studie is een vergelijking gebeurd tussen deze BEL-profielschaal en het RAI instrument zoals dat is ontwikkeld voor de thuiszorg (InterRAI Home Care). De volgende onderzoeksvragen stonden voorop: In welke mate correleren de items van de BEL-schaal met items van het RAI instrument? Wat is de meerwaarde van RAI instrument ten opzichte van de BEL-schaal? Indien er een meerwaarde is, geldt deze meerwaarde voor elke cliënt of moet er een onderscheid gemaakt worden tussen cliënten? Wat zijn de kosten die aan het gebruik van RAI verbonden zijn? Is er een meerkost ten opzichte van het gebruik van de BEL-schaal en zo ja, welke? Wanneer kosten en baten tegenover elkaar worden afgezet, wat is dan de conclusie? In het voorjaar 2008 werd voor 533 cliënten uit de gezinszorg zowel de BEL-profielschaal ingevuld, alsook een verkorte versie van het RAI instrument. Daarnaast zijn ook focusgroepen georganiseerd met de zorgverleners om te peilen naar hun ervaringen met het RAI instrument. Het eindrapport met de resultaten, conclusies en aanbevelingen is voorlopig nog niet vrijgegeven door de opdrachtgever. 9
3. De Vlaamse Ouderen Zorg Studie (VoZs) Looptijd: april 2007 tot maart 2011 Opdrachtgever/financiering : Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin Projectleiding: A. Declercq Wetenschappelijk medewerker: M. Demaerschalk, lic. sociologie De Vlaamse Ouderen Zorg Studie (VoZs) is een deelstudie van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. VoZs focust op ouderen met depressie en ouderen met dementie en hun mantelzorgers. Meer bepaald wordt onderzocht welk zorgtraject deze ouderen volgen, en welke invloed het gevolgde zorgtraject heeft op de oudere en de mantelzorger. De Vlaamse Ouderen Zorg Studie wil zorgtrajecten en de factoren die hulpvragen versterken of afzwakken, in kaart te brengen. VoZs hoopt een antwoord te bieden op vragen als: ‘Bereiken (kwetsbare) ouderen de hulpverlening? Welke ouderen maken vooral gebruik van (welke vorm van) zorg? Welk effect heeft de mantelzorger op de hulpvraag van de oudere? Welk effect heeft de mantelzorger op het zorggebruik van de oudere? Welk effect heeft het zorggebruik van de oudere op de mantelzorger? Welke invloed heeft de regio waar de oudere woont op de zorgvraag? Welke invloed heeft de regio waar de oudere woont op het zorggebruik?’ VoZs beoogt 3600 ouderen (en hun mantelzorgers) uit acht Vlaamse regio’s jaarlijks te bevragen, voor een periode van vier jaar. De regio’s werden voor heel het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin gekozen, rekening houdend met de geografische spreiding, de verstedelijkingsgraad, de socio-economische situatie en de aanwezigheid van voorzieningen. Meer bepaald gaat het om Antwerpen Noord, Ieper, Gent 1, Geel, Oudenaarde, Oostende, Genk en Tielt-Winge. De selectie van de ouderen gebeurt aan de hand van een screeningsinstrument voor cognitieve problemen en voor depressieve gevoelens, dat door eerstelijnsorganisaties gehanteerd wordt. De screening vindt plaats bij alle cliënten die ouder zijn dan 65 jaar, Nederlands spreken en wonen in één van de onderzoeksregio’s. De ouderen die positief scoren op het instrument worden door medewerkers van de thuiszorgorganisaties gemotiveerd om, samen met hun mantelzorger, deel te nemen aan VoZs. De screening begon in september 2008, en loopt tot half 2009. De mondelinge bevraging van de oudere start vanaf 2009 jaarlijks door een peer-interviewer. Ook de mantelzorger van deze oudere wordt bevraagd, hij of zij ontvangt van de interviewer een schriftelijke vragenlijst.
De zorg voor personen met dementie 1. Het zorgaanbod voor personen met dementie in België Looptijd: december 2007 tot maart 2008 Opdrachtgever/financiering : Koning Boudewijnstichting Projectleiding: Ch. Van Audenhove, LUCAS, coördinator A. Declercq, LUCAS M. Ylieff, Université de Liège Medewerkers: E. Detroyer, lic. medisch-sociale wetenschappen I. De Coster, lic. psychologie N. Spruytte, dr. in de psychologie 10
In samenwerking met de universiteit van Luik heeft LUCAS een publicatie voorbereid en uitgewerkt waarin een ‘state-of-the-art’ wordt gegeven van het zorgaanbod voor personen met dementie. Ook de context van de zorg met demografische, wetenschappelijke en maatschappelijke trends is beschreven. Knelpunten zijn op kernachtige wijze geïdentificeerd en geïnventariseerd. In de publicatie wordt ook ingegaan op nieuwe tendensen en innovatieve voorbeelden van zorgverlening voor personen met dementie. De publicatie besluit met concrete aanbevelingen ter verbetering van de zorg voor personen met dementie, op individueel en maatschappelijk vlak. Het boek kadert in een reeks ‘naar een dementievriendelijke samenleving’ waarbij tal van experten uit diverse disciplines hun bedenkingen en suggesties formuleerden om te komen tot een betere kwaliteit van leven voor personen met dementie. LUCAS maakt deel uit van de werkgroep van experts die werkt aan een reeks aanbevelingen en concrete initiatieven met als doel een proces op gang te brengen dat leidt tot een dementievriendelijke samenleving.
2. Stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen Looptijd: januari 2004 tot december 2008 Opdrachtgever: vzw De Bijster te Essen, vzw Huis Perrekes te Geel, vzw Woon- en zorgcentrum Floordam te Melsbroek en OCMW Gullegem, rusthuis Gulle Heem Financier: Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Afdeling Welzijnszorg Projectleiding: A. Declercq & Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerker: N. Spruytte, dr. in de psychologie Eind november 2006 werd het rapport van het innovatieproject ‘Stapstenen naar kleinschalig genormaliseerd wonen’ vrijgegeven. Kleinschalig genormaliseerd wonen is een woon-, leefen zorgconcept dat uitgaat van het streven naar normalisatie. Zes kernprincipes onderbouwen de visie: aandacht voor zorg op maat, kwaliteit van leven, kwaliteitsvolle relaties, evenwicht tussen autonomie en geborgenheid, integratie en participatie en kleinschaligheid. Het eindrapport komt tegemoet aan de vier doelstellingen die geformuleerd werden. In de eerste plaats zijn specifieke zorgaspecten belicht en zorgkosten in kaart gebracht van het kleinschalig genormaliseerd wonen voor personen met dementie. Zo bleek uit een tijdsmeting onder meer dat medewerkers in kleinschalig genormaliseerd wonen meer tijd besteden aan communicatie met bewoners, aan begeleiding bij huishoudelijke taken en aan overleg. Familieleden schatten de waarde van kleinschalig genormaliseerd wonen hoog in (hoge willingness to pay). Medewerkers in kleinschalig genormaliseerd wonen hebben een hoger psychisch welbevinden, ervaren meer autonomie en voelen zich meer ondersteund dat hun collega’s uit het ‘gemiddelde’ Vlaamse rusthuis. Een tweede deel van het rapport toont aan dat de Katz-schaal niet voldoet voor de financiering van de residentiële zorg voor personen met dementie. De benodigde zorgtijd blijkt onafhankelijk te zijn van de Katz-score. Er worden voorstellen geformuleerd voor alternatieve financiering, onder meer door één forfait te voorzien voor personen met dementie. Kunnen specifieke zorgaspecten van het kleinschalig genormaliseerd wonen geïntegreerd worden in de werking van een ‘klassiek’ rusthuis? In het derde deel van het rapport wordt de mythe ontkracht dat kleinschalig genormaliseerd wonen zaligmakend is voor álle personen 11
met dementie. Ook worden enkele ‘goede praktijken’ voorgesteld die bruikbaar kunnen zijn voor de gehele residentiële ouderenzorg. Het laatste deel van het rapport gaat in op het belang van intervisie en stelt diverse modellen voor waarop deze methodiek kan worden toegepast. Dit eindrapport is downloadbaar van de LUCAS-website en blijkt sterk geapprecieerd te zijn door actoren uit het veld. In het najaar van 2008 is verder gewerkt aan de valorisatie rondom dit project. Meer specifiek zal een publicatie verschijnen voor de professionals in de ouderenzorg over het concept en de werking van kleinschalig genormaliseerd wonen. In 100 vragen en antwoorden wordt ingegaan op het concept kleinschalig genormaliseerd wonen voor personen met dementie en hoe het kan geïmplementeerd worden in de praktijk. Daarnaast gebeurde op initiatief van LUCAS een doorstart van de Netwerkgroep Kleinschalig Genormaliseerd Wonen Vlaanderen. Met een tiental initiatiefnemers wordt tijdens een gezamenlijke bijeenkomst informatie uitgewisseld, ervaringen gedeeld en onderlinge ondersteuning geboden. LUCAS inventariseerde het aanbod van kleinschalig genormaliseerd wonen voor personen met dementie in Vlaanderen. Deze ontwikkelingen zullen mogelijk resulteren in de opmaak van een website en de organisatie van een studiedag. LUCAS maakt deel uit van de werkgroep van experts die werken aan een reeks aanbevelingen en concrete initiatieven met als doel een proces op gang te brengen dat leidt tot een dementievriendelijke samenleving. De werkgroep wordt voorgezeten door Magda Aelvoet, minister van Staat en lid van de raad van Bestuur van de Koning Boudewijnstichting. 3. Ontmoetingsgroepen voor personen die lijden aan dementie Looptijd: november 2007 tot oktober 2008 Opdrachtgever: Koning Boudewijnstichting Initiatiefnemer: Expertisecentrum dementie Foton Projectleiding: Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerker: I. De Coster, lic. psychologie Sinds september 2005 organiseert het Expertisecentrum Dementie Foton, in samenwerking met de geheugenkliniek van het AZ Sint-Jan in Brugge, een ontmoetingsgroep voor personen met beginnende dementie. Een achttal mensen met dementie komen op geregelde tijdstippen samen om te praten over hun ziekte, de emoties die ermee gepaard gaan, de reacties van de omgeving, de gevolgen van hun ziekte voor hun dagelijkse leven en hun handelingrepertoire om het hoofd te bieden aan de veranderingen. In de voorbije twee jaar werden, met medeweten en goedkeuring van de participanten en hun familie, de sessies auditief opgenomen en werden bijkomende interviews afgenomen. De onderzoekers verwerkten de uitgeschreven gesprekken van 2005 tot 2008 met NVivo, een softwarepakket voor kwalitatieve data-analyse. De analyse van inhoudelijke thema’s geeft een antwoord op de volgende belangrijke vragen: 1. Hoe beschrijven de deelnemers de ontdekking van de eerste symptomen van dementie en hoe beleven ze de evolutie? 2. Welke impact heeft de diagnose op de relatie tot zichzelf (o.a. zelfbeeld) en op hun relatie met de zorgverstrekkers? 3. Welke strategieën hanteren ze om een antwoord te bieden op de ziekte? 12
4. Wat betekent de ontmoetingsgroep voor hen? Ook staan de onderzoekers stil bij de kerningrediënten en de randvoorwaarden voor de werking. De ontmoetingsgroep vertrekt vanuit een krachtige visie op zorg voor dementerende personen en benadrukt daarbij het belang van presentie, belevingsgerichtheid en de aandacht voor de individuele levensloop. De ontmoetingsgroep is niet voor iedereen geschikt. Randvoorwaarden zijn de erkenning van de ziekte en minimale reflectieve en communicatieve vaardigheden. De begeleiding speelt een belangrijke coachende en ondersteunende rol in het groepsgebeuren. Uitdagingen die op basis van de gespreksanalyses naar voren komen zijn: de aandacht voor de kernkwaliteiten en de ondersteuning van de begeleiders van de ontmoetingsgroep, het bieden van parallelle ontmoetingsmogelijkheden voor de familieleden, alsook het evoceren van nieuwe thema’s en het benutten van de gegenereerde informatie omtrent dementie en de beleving en de noden vanuit het ervaringsperspectief als vertrekpunt voor nieuwe ondersteunende acties voor dementerende personen.
Het zorgaanbod, de afstemming en de samenwerking 1.
Onderhandelde zorg: het overleg over kritische beslissingen in de residentiële ouderenzorg Looptijd: september 2007 tot december 2009 Opdrachtgever/financiering : Caritas Vlaams-Brabant en Mechelen Projectleiding: A. Declercq Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerker: K. Vermeulen, lic. Criminologie N. Spruytte, dr. in de psychologie Dit project wil een antwoord bieden op moeilijke beslissings- en keuzeprocessen in de residentiële zorg voor ouderen. Wanneer een oudere persoon in de residentiële zorg voedsel weigert, slikproblemen ontwikkelt, dwaalgedrag vertoont en het risico loopt op valpartijen … dan komen verzorgenden voor cruciale keuzes te staan. Vaak stelt men in dergelijke kritieke situaties vast dat de besluitvorming zeer moeilijk verloopt. De centrale doelstelling is de ontwikkeling van een methode die de beslissingsprocessen van de verschillende partners in de zorg kan ondersteunen en hen hierbij concrete hulpmiddelen aanreikt. De eerste fase van het onderzoek beoogde een systematische bevraging bij alle betrokkenen in de zorg (professionele verzorgenden en familieleden). Uit de interviews en schriftelijke bevragingen van medewerkers en directie uit de ouderenzorg bleek dat over heel wat thema’s in de zorg de keuze- en beslissingsprocessen moeilijk verlopen. Bovendien kwam ook naar voren dat de professionele zorgverleners een sterke nood ervaren aan methodische ondersteuning bij de communicatie en het overleg met familie, en dat deze nood ruimer lag dan bij bepaalde keuzes of beslissingen (zoals fixatie of sondevoeding toedienen). In een tweede fase van het project zal daarom de focus van de studie verlegd en verruimd worden. Het onderzoek zal zich niet louter toespitsen op de ontwikkeling van hulpmiddelen bij kritische beslissingen. Een nieuwe doorstart van het project is voorzien in 2009. Het project heeft als doelstelling dat diverse ondersteunende methodieken voor participatie van bewoners en familie in de zorg zullen worden aangereikt, uitgetest en geëvalueerd. Eén van de accenten hierbij is ook het 13
volledige zorgtraject: gaande van de opname, het verblijf in het rusthuis tot en met het overlijden en de nazorg. Tegen eind 2009 wordt een eindrapport verwacht. 2. Mantelzorgers en eerstelijnszorgorganisaties: de relatie tussen vraag en aanbod Looptijd: september 2008 tot december 2009 Opdrachtgever: Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin i.s.m. Wit-Gele Kruis Projectleiding: A. Declercq Wetenschappelijk medewerker: K. Scheepmans, lic. medisch sociale wetenschappen, verplegingswetenschappen, vrijwillig medewerker Binnen het gezondheidszorgbeleid wint de thuiszorg meer en meer aan belang. Mantelzorgers nemen een cruciale rol op in die thuiszorg, maar ook professionele eerstelijnsorganisaties zijn vaak onmisbaar om zorgbehoevende personen thuis te kunnen blijven verzorgen en ondersteunen. In dit onderzoek wordt nagegaan wat mantelzorgers nodig hebben en wensen om de thuiszorg verder te kunnen zetten. Wat verwachten zij van de thuiszorgorganisaties en wat hebben zij nodig? Hiervoor worden onder andere interviews uitgevoerd met mantelzorgers van oudere personen die recent zijn opgenomen in een rust- en verzorgingstehuis. Vervolgens wordt bestudeerd in welke mate het aanbod van de thuiszorgorganisaties tegemoet komt aan de verwachtingen en de behoeften van de mantelzorger. Eén van de deelvragen hierbij is de mate waarin regionale kenmerken (karakteristieken van het lokale zorgaanbod) bepalend zijn voor een optimaal verloop van de thuiszorg. Deze analyses zouden inzichten moeten verschaffen in factoren die ondersteuning bieden aan mantelzorgers, zodat de thuiszorg positief wordt ervaren en langdurig kan worden volgehouden, zowel in het belang van de patiënt als van de mantelzorger. Deze studie gebeurt in nauwe samenwerking met de Vlaamse Ouderen Zorg Studie van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Zo zal bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van de informatie uit de vragenlijsten van mantelzorgers. 3.
De invloed van gemeentelijke kenmerken op de zorgbehoefte en het zorggebruik van Vlaamse ouderen (Sociale staat Vlaanderen) Looptijd: augustus 2008 tot juni 2009 Opdrachtgever/ financiering : De Vlaamse Gemeenschap Projectleiding: A. Declercq Wetenschappelijk medewerker: M. Demaerschalk, lic. sociologie Het project ‘De Sociale Staat van Vlaanderen’ werd opgestart op vraag van het Vlaams Parlement (resolutie goedgekeurd op 28 maart 2007). Bedoeling is om onder coördinatie van de Studiedienst van de Vlaamse Regering een tweejaarlijks rapport op te stellen waarin een ‘synthetische analyse’ wordt gemaakt van de maatschappelijke toestand in Vlaanderen. LUCAS kreeg de opdracht om een focusbijdrage over het domein gezondheid en zorg te schrijven. Hiervoor werd samengewerkt met de Vrije Universiteit Brussel (Prof. D. Verté, N. De Witte), het Kenniscentrum WVG in het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (Dr. L. Vanden Boer, J. Bronselaer) en I-Biostat (Prof. G. Molenberghs).
14
In de bijdrage wordt onderzocht of gemeentekenmerken een invloed uitoefenen op de zorgbehoefte en het zorggebruik van Vlaamse ouderen. Daartoe werd nagegaan welke gemeentekenmerken invloed uitoefenen na controle voor individuele kenmerken. Een meer specifieke vraag die wordt behandeld, is in welke mate het formele en informele zorggebruik aansluit bij de zorgbehoeften van ouderen. Het theoretische model van Andersen vormde de centrale leidraad voor de selectie van de onderzochte kenmerken. Voor de analyse werd gebruik gemaakt van gegevens uit vier verschillende databanken. De individukenmerken werden ontleend aan het leefsituatieonderzoek Vlaamse ouderen (LOVO), de gezondheidsenquête en het ouderenbehoefteonderzoek (OBO). Gemeentekenmerken uit de databank lokale statistieken werden gekoppeld aan deze gegevensbanken. Uit de uiteenlopende analyseresultaten blijkt dat verschillende gemeentekenmerken een invloed uitoefenen op het gebruik van formele en informele zorg. De bijdrage wordt opgenomen in een boek over ‘De sociale staat van Vlaanderen’, dat in mei 2009 wordt voorgesteld op een studiedag in het Vlaams Parlement.
15
II.
Geestelijke gezondheidszorg
In 2008 was het onderzoek over geestelijke gezondheidszorg geordend rondom vier thema’s. De preventie van depressie en suïcide is een belangrijke gezondheidsdoelstelling. In tal van deelprojecten leverden de onderzoekers een bijdrage tot de verwetenschappelijking van het beleid en tot een betere evaluatie van beleidsmaatregelen. De vermaatschappelijking van de GGZ is eveneens een sterke trend. Ook hier dragen onderzoekers hun steentje bij in uiteenlopende studies over deelprojecten. Ten slotte leverde LUCAS ook wetenschappelijke inbreng voor de ambulante GGZ en werd studiewerk verricht rondom het gebruik van het Resident Assessment Instrument (RAI).
De preventie van depressie en suïcide 1. Het globale kader van preventie van depressie en suïcide (EAAD) Looptijd: 15 april 2004 tot 30 juni 2008 Opdracht: Klinikum der Universität Leipzig, Klinik und Poliklinik für Psychiatrie und Psychotherapie - Innenstadt Financiering: Europese Commissie, Vlaamse overheid, Ministerie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Provincie West-Vlaanderen Projectleiding: Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerkers: G. Scheerder, lic. psychologie, I. De Coster, lic. psychologie, S. Everaert, lic. psychologie Het European Alliance Against Depression (EAAD) project is een Europees interventieprogramma (2004-2008), dat tot doel heeft om de preventie en aanpak van depressie en suïcide te verbeteren. EAAD is ontstaan uit een vernieuwend pilootproject (The Nüremberg Alliance Against Depression) dat in Duitsland uitgevoerd werd door het “Kompetenznetz Depression und Suizidalität” (januari 2001 tot december 2002). Dit integraal programma op 4 interventieniveaus en gebaseerd op ruime samenwerkingsverbanden, slaagde erin suïcidaal gedrag in vergelijking met een controleregio (Würzburg) met 20% te verminderen (Hegerl et al., 2006). De positieve resultaten van dit project stimuleerden beleidsmakers om dit project uit te breiden naar andere regio’s in Duitsland, en ook andere landen in staat te stellen om met dit beproefd model aan de slag te gaan. Aldus werd, met financiële steun van de Europese Commissie de European Alliance Against Depression opgericht. Dit internationale project wordt gecoördineerd door de groep die het pilootproject in Duitsland uitvoerde, zodat zij hun ervaring kunnen doorgeven voor de implementatie ervan in andere Europese regio’s. Twintig regio’s uit 18 Europese landen maken deel uit van het EAAD project. Het basismodel van het interventieprogramma in Nüremberg dat het uitgangspunt vormt voor de werking van EAAD, bevat onderstaande 4 interventieniveaus: 16
Niveau 1: Deskundigheidsbevordering van huisartsen De huisarts is vaak de eerste contactpersoon voor mensen met een depressie. De detectie en de diagnostiek van depressie stelt echter heel wat uitdagingen in de huisartsenpraktijk. Ook wordt een optimale behandeling van depressie niet steeds geboden, blijft het omgaan met suïcidale patiënten moeilijk en kan er nog heel wat verbeterd worden op het vlak van samenwerking met andere zorgverstrekkers. In het EAAD project worden vormingen aangeboden en instrumenten ontwikkeld om de deskundigheid van huisartsen op dit vlak te verbeteren. Niveau 2: Deskundigheidsbevordering van sleutelfiguren in de samenleving Sleutelfiguren in de samenleving, zoals apothekers, leerkrachten, CLB-medewerkers, jeugdhulpverleners, pastoraal werkers, sociaal werkers, verzorgenden, politieagenten, en penitentiair beambten komen vanuit hun beroep geregeld in contact met mensen met een depressie of suïcidegedachten. Dergelijke professionelen kunnen een belangrijke rol vervullen in een betere ondersteuning van deze mensen, vroegtijdige detectie van problemen en eventuele verwijzing. Vaak echter ontbreken zij hiervoor specifieke kennis en deskundigheid, aangezien zij er niet specifiek toe opgeleid zijn. In het EAAD project worden trainingen over depressie en suïcide opgezet voor deze verschillende beroepsgroepen. Niveau 3: Publieke informatie over depressie en suïcide Er heerst nog steeds een groot taboe rond (het praten over) psychische problemen. Dat werkt stigmatiserend voor mensen die met een depressie of suïcidegedachten kampen, en verhoogt de drempel naar hulpverlening. Door het verspreiden van correcte en doelgroepspecifieke informatie over depressie en suïcide wil het EAAD project kennis en begrip ervan bevorderen. Deze informatieverstrekking en sensibilisering gebeuren aan de hand van o.m. publieke evenementen, persberichten, een website, informatieve brochures en posters. Niveau 4: Zorgverbetering en ondersteuning van patiënten en hun omgeving Op dit niveau wil EAAD de zorg voor patiënten met depressie of suïcidegedachten voornamelijk verbeteren door het optimaliseren van de samenwerking tussen zorgverstrekkers. Verder worden op dit interventieniveau diensten ondersteund en instrumenten ontwikkeld die de patiënt zelf, en zijn omgeving of nabestaanden, beter in staat stelt om om te gaan met de problematiek, zoals crisishulplijnen, zelfhulpgroepen, decision aids en psycho-educatie. In Vlaanderen is LUCAS de coördinator van het EAAD-project. De onderzoeksequipe richtte zich vooral op de ontwikkeling van enkele pilootprojecten, vernieuwingen die men in dit domein noodzakelijk achtte. En daarnaast leverden we een bijdrage tot de wetenschappelijke ondersteuning en de evaluatie van preventieve acties die in Vlaanderen ondernomen werden. In 2008 werd gewerkt aan vier projecten die we hierna meer in detail voorstellen. 2.
EAAD in Vlaanderen: de ontwikkeling van een instrument voor het meten van capaciteiten in het omgaan met suïcide Binnen het EAAD-project worden heel wat opleidingen gegeven aan hulpverleners om hun deskundigheid te bevorderen in het omgaan met patiënten met suïcidaliteit. Om deze opleidingen te evalueren is het wenselijk om over een instrument te beschikken dat het niveau van deze vaardigheden bij hulpverleners meet. Aan de hand hiervan kan de vooruitgang gemeten worden, die deelnemers door toedoen van de opleiding bereiken. Een dergelijk instrument bestaat echter niet in het Nederlandse taalgebied. Er is wel een Engelstalig instrument beschikbaar, de Suïcide Intervention Response Inventory (SIRI-2), met goede 17
psychometrische kwaliteiten. LUCAS ontwikkelde in de periode van 2005-2008 een Nederlandstalige versie van de SIRI-2, die aangepast is aan de Vlaamse context: de Vragenlijst Omgaan met Suïcidaliteit (VROS). De eerste resultaten tonen aan dat het instrument goed kan differentiëren tussen beroepsgroepen met een verschillende competentie op het vlak van gespreksvoering rond suïcidale ideatie en dat voor- en nametingen bij trainingssessies verwachte verschilscores opleveren. 3. Deskundigheidsontwikkeling van verpleegkundigen inzake depressie en suïcide Looptijd: maart 2008 tot februari 2009 Opdrachtgever/ financiering: Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek, KH Limburg Promotor: Ch. Van Audenhove Partners: Virga Jesse Ziekenhuis, Ziekenhuis Oost Limburg, SPIL Limburg en Similes Vrijwillig medewerker: C. Schalenbourg, PWO-medewerker Deze studie beoogt dat patiënten met depressie of suïcide-intenties in algemene ziekenhuizen beter gedetecteerd en/of begeleid worden. Doel van het onderzoek is het verbeteren van de deskundigheid van verpleegkundigen in algemene ziekenhuizen. Deskundigheidsontwikkeling is nodig op het vlak van adequate detectie van depressie en suïcidedreiging alsook op het vlak van deskundige zorg en/of doorverwijzing van patiënten met depressie of suïcide-intenties. De volgende onderzoeksvragen staan centraal: Wat is de attitude van verpleegkundigen t.o.v. patiënten die kampen met depressie en/of suïcide-intenties? Wat is de attitude van verpleegkundigen tegenover hun rol in de zorg voor deze patiënten? Welke zijn de gewenste competenties (kennis en vaardigheden) van verpleegkundigen m.b.t. de thema’s depressie en suïcide? Wat is het effect van een vormingsprogramma voor verpleegkundigen op hun attitude met betrekking tot (patiënten met) depressie en suïcidedreiging, op de perceptie van hun rol in de zorg voor deze patiënten en op de competentieontwikkeling (kennis en vaardigheden) ter zake? Het onderzoek vindt plaats in twee partnerziekenhuizen. Minimaal drie afdelingen per ziekenhuis participeren aan het onderzoek. Een steekproef van 90 deelnemende verpleegkundigen wordt nagestreefd. De methodologie is gebaseerd op de werkwijze die werd ontwikkeld specifiek voor vergelijkbare onderzoeksprogramma’s in het kader van het EAAD – project in Vlaanderen. Gelijkaardig onderzoek dat gevoerd werd bij huisartsen en apothekers vormt een basis voor dit onderzoek. Het vormingsprogramma zal worden ontwikkeld vanuit systematisch verzamelde gegevens in de literatuur, ervaring van experts en door bevraging bij verpleegkundigen tewerkgesteld op afdelingen in een algemeen ziekenhuis. Het effect van het vormingsprogramma wordt gemeten door de attitude, kennis en vaardigheden van verpleegkundigen te evalueren voor en na het programma.
18
Finaal zal dit onderzoek resulteren in een handboek met een uitgewerkt vormingsprogramma. Dit kan zowel aangewend worden in de opleiding verpleegkunde als in het ziekenhuis. 4.
Suïcidaal gedrag: verschillen tussen Vlaanderen en andere regio’s in Europa
♦ Het effect van sociaalcognitieve factoren, coping en hulpzoekend gedrag op suïcidaal gedrag. Regionale verschillen in Vlaanderen en Nederland Looptijd: Opdrachtgever/ financiering :
Projectleiding: Wetenschappelijk medewerker:
oktober 2008 – april 2010 initiatief van het Centrum ter Preventie van Zelfdoding i.s.m. LUCAS, met de steun van Vlaamse Gemeenschap, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Ch. Van Audenhove A. Reynders, lic. sociologie
De suïcidecijfers in Vlaanderen zijn 80% hoger dan in Nederland. Ook zijn er binnen Vlaanderen en Nederland regionale verschillen wat het aantal suïcides betreft. Determinanten op het individueel niveau, net zomin als andere determinanten (zoals de prevalentie van psychiatrische aandoeningen) kunnen afdoende verklaringen bieden voor deze regionale verschillen. Daarom wordt in dit onderzoek bestudeerd in welke mate sociaalcognitieve factoren bepalend kunnen zijn voor suïcidaal gedrag. Onder sociaal cognitieve factoren verstaan we attitudes t.a.v. suïcide; attitudes t.a.v. psychische en emotionele problemen; attitudes t.a.v. (professionele) hulp zoeken en coping; gepercipieerde stigma; self-stigma en het gevoel van controle over eigen psychisch en emotioneel welbevinden (locus of control). Hulpzoekend gedrag en copingstijlen worden eveneens verondersteld een invloed te hebben op de incidentie van suïcide. In dit cross-sectionele onderzoek worden 4500 Vlamingen en 4500 Nederlanders tussen 18 en 65 jaar bevraagd d.m.v. van een gestructureerde postenquête. ♦ Onderzoek naar verklarende factoren voor verschillen in suïcidecijfers in Vlaanderen i.v.m. Europese landen. Ad-hoconderzoeksproject van het Steunpunt WVG. Looptijd van het project: Promotor: Copromotoren: Wetenschappelijk medewerker:
15 september 2008 tot 15 september 2009 Ch. Van Audenhove C. Van Heeringen, UGent J. De Maeseneer, UGent A. Reynders, lic. sociologie
De overheid wordt geregeld geconfronteerd met vragen naar de verklaring voor de hoge suïcidecijfers in Vlaanderen. Dit onderzoeksproject wil een basis bieden voor een wetenschappelijk gefundeerd antwoord op deze vraag en dit met het oog op een verdere verfijning van het preventiebeleid ten aanzien van suïcide. Dit doel zal gerealiseerd worden door een antwoord te bieden op volgende vragen: 1. Wat zijn de suïcidecijfers in Vlaanderen. Hoe verschillen deze cijfers met de suïcidecijfers van onze buurlanden (Frankrijk, Duitsland en Nederland)? 19
2. Wat zijn de determinanten en verklaringen voor suïcide? 3. Welke determinanten komen in meerdere of mindere mate voor in Vlaanderen in vergelijking met andere Europese landen? Welke verklaringsmodellen geven ons een beter inzicht in de hoge suïcidecijfers van Vlaanderen. Wat bestaat er aan wetenschappelijke gegevens om de verschillen tussen regio’s te verklaren op het vlak van suïcidecijfers en –methoden? 4. Welke preventiestrategieën bestaan er in Europa voor ieder van de determinanten? Welke zijn evidence-based en relevant voor Vlaanderen? Het onderzoek zal resulteren in nota met beleidsadviezen om het huidige Vlaamse suïcidepreventiebeleid nog beter af te stemmen op de Vlaamse noden.
De vermaatschappelijking van de geestelijke gezondheidszorg Met de afbouw van bedden in psychiatrische ziekenhuizen in de jaren ’90 is een proces gestart waarbij psychiatrische patiënten meer en meer terug in de maatschappij terechtkomen. Volwaardige integratie en participatie aan het maatschappelijk leven is echter vaak een moeilijk proces. Vermaatschappelijking van de GGZ vormt een tweede spoor in het LUCASonderzoek over de geestelijke gezondheidszorg. 1.
Patiëntenparticipatie- & familievertegenwoordigingen aan therapeutische projecten en transversaal overleg Looptijd: april 2007 tot maart 2010 Opdrachtgever: Federaal minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Partners: Association Interrégionale de Guidance et de Santé, Uilenspiegel vzw, Federatie van Vlaamse Simileskringen vzw, Psytoyens absl, Fédération des associations de Similes Francophone asbl. Projectleiding: Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerker: E. Tambuyzer, lic. psychologie De doelstelling van het project is gebruikers van de geestelijke gezondheidszorg en hun familieleden en organisaties te helpen om actief te participeren aan de zorg, en dit op micro-, meso- en macroniveau. Het is bovendien de bedoeling dat de patiënten, familieleden en organisaties de benodigde competenties verwerven om tot echte participatie te komen. Tijdens het ganse project is geregeld overleg tussen de betrokken partijen van groot belang. Het project onderschrijft expliciet het idee dat personen met een psychisch probleem recht hebben op een positieve tussenkomst die zich richt op hun capaciteiten. Zo is de patiënt nadrukkelijk een partner. Het project omvat drie luiken en loopt overheen drie jaar: In de beginfase staan volgende acties centraal: ▪ ▪ ▪ 20
Ontwikkeling van een conceptueel kader voor patiëntenparticipatie Inventarisatie van bestaande kennis en ervaringen in de wetenschappelijke literatuur en in de praktijk, zowel in België als in het buitenland (‘Best Practices’) Opstellen van een checklist voor het beoordelen van participatie op verschillende niveaus
▪
Vergelijken van deze checklist met de bestaande praktijk in Vlaanderen, met name de therapeutische en transversale projecten Op basis van de bevindingen uit het eerste jaar worden een tiental projecten op organisatie- en beleidsniveau uitgetest. Hierbij zal een grote diversiteit aan projecten nagestreefd worden, teneinde zo rijk mogelijke conclusies en aanbevelingen te kunnen formuleren voor het beleid. In het derde jaar worden de gekozen zorgvernieuwingsprojecten grondig geëvalueerd op basis van de bevindingen van het eerste jaar en in overleg met alle betrokkenen. De verkregen resultaten worden bediscussieerd in focusgroepgesprekken, van waaruit de conclusies en nieuwe inzichten vertaald worden naar concrete beleidsaanbevelingen, o.m. wat betreft het aanpassen van regelgeving en het mogelijk maken van randvoorwaarden voor participatie op de verschillende niveaus. 2. T-bedden in de psychiatrie: studie over langdurige psychiatrische opnames Looptijd: 15 oktober 2006 tot 30 juni 2008 Opdracht en financiering: Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg Projectleiding: Ch. Van Audenhove, LUCAS R. Verniest, IMA A. Laenen, Censtat M. Leys, KCE Wetenschappelijk medewerker: A. Daems, dr. in de psychologie Chronisch psychiatrische patiënten in België kunnen steeds meer terecht in semiresidentiële en ambulante voorzieningen. Dit is het resultaat van een jarenlange trend van vermaatschappelijking, gekenmerkt door een afbouw van ziekenhuisbedden in algemene en psychiatrische ziekenhuizen. Niettemin wordt een grote groep van patiënten nog steeds opgevangen in deze zogenaamde T-bedden in de intramurale GGZ. Dit project heeft als doel inzicht te verschaffen in het gebruik en de kenmerken van de gebruikers van de T-bedden. Wie zijn deze langverblijvers in de psychiatrische (afdelingen van) ziekenhuizen? Wat is hun profiel? Welke langverblijvers komen in aanmerking voor andere vormen van opvang en re-integratie in de maatschappij? Voor welke langverblijvers is re-integratie niet mogelijk of wenselijk? Welke zorg krijgen langverblijvers in de ziekenhuizen waar ze verblijven? Wat is goede kwaliteit van zorg voor dit type patiënten? Welk aanbod is nodig, zowel voor diegenen die in aanmerking komen voor een andere aanpak als voor diegenen die uiteindelijk toch in de T-bedden thuishoren? Deze onderzoeksvragen worden beantwoord aan de hand van een literatuurstudie, de analyse van beschikbare gegevens over de langverblijvers in T-bedden en bijkomende kwalitatieve dataverzameling. 3.
Professionalisering van ‘verantwoordelijk verpleegkundigen’ in de geestelijke gezondheidszorg Looptijd: november 2006 tot november 2009 Opdrachtgever/ financiering: Projectmatig Wetenschappelijk Onderzoek, KH Limburg Promotor: Ch. Van Audenhove Vrijwillig medewerker: J. Gommers, PWO-medewerker 21
Patiëntentoewijzing is een organisatievorm waarbij de verantwoordelijk verpleegkundige de zorg opneemt voor een beperkt aantal patiënten en dit gedurende het gehele verblijf van de patiënt op de zorgeenheid. Dit PWO-project beoogt het aspect verpleegkundige deskundigheid binnen deze organisatievorm verder uit te diepen. Centrale onderzoeksvraag is: ‘Over welke competenties verantwoordelijk verpleegkundigen moeten beschikken binnen een verpleegkundige organisatievorm patiëntentoewijzing?’. In een eerste kwalitatief luik zullen experts worden geconsulteerd voor het formuleren van deze competenties. Het tweede luik van het onderzoek zoekt naar professionaliseringsmethoden die zijn aangewezen in het proces van verwerven én ontwikkelen van de beschreven competenties. Om deze tweede onderzoeksvraag te beantwoorden zal het effect van bestaande én nieuw op te zetten professionaliseringstrajecten worden nagegaan. Aan de hand van de resultaten van dit onderzoek wordt het mogelijk om een gericht traject uit te tekenen dat verpleegkundigen voorbereidt op een functie als verantwoordelijk verpleegkundige. Bovendien kunnen richtlijnen worden uitgeschreven om verantwoordelijk verpleegkundigen zich verder te laten specialiseren in dit domein. 4. Project Bruggenbouwers (Hestia) Looptijd: Opdrachtgever: Financiering: Projectleiding: Wetenschappelijk medewerkers:
december 2007 – november 2008 Hestia vzw beschut wonen, Tienen Koning Boudewijnstichting Ch. Van Audenhove E. Tambuyzer, lic. psychologie I. De Coster, lic. psychologie G. Scheerder, lic. psychologie
Hestia vzw is een organisatie van beschut wonen die tweejaarlijks via een creatief project het taboe rond psychiatrische patiënten wil doorbreken om tot een positieve beeldvorming te komen. Dit creatief project resulteert in een show met een mengeling aan dans, muziek, dialogen, debatten en andere expressievormen. De show wordt telkens driemaal opgevoerd: tweemaal voor de plaatselijke scholieren van de derde graad van het middelbaar onderwijs en eenmaal voor een ruimer publiek. Het thema voor 2008 was: ‘Bruggenbouwers wijzen de weg naar herstel’. Hestia had enkele specifieke vragen, die vertaald werden in de volgende onderzoeksvragen: Welke doelgroep wordt er bereikt op de publieke voorstellingsdag en via welke communicatie- en informatiekanalen wordt deze doelgroep bereikt? Wat is de attitude en kennis van scholieren t.o.v. mensen met een psychiatrische problematiek vóór het zien van de show? Is er een verschil in attitude en kennis na het zien van de show? In welke mate bevorderde medewerking aan de show het herstel en het welbevinden van de bewoners? De leerlingen van de derde graad van de Tiense middelbare scholen woonden de show bij en vulden vóór en na het bekijken van de show een vragenlijst in. Aan het ruimere publiek werd op de dag zelf een vragenlijst voorgelegd. Ten slotte werd de impact van medewerking aan de show op de bewoners nagegaan via twee focusgroepen. Uit dit onderzoek leren we dat er is nood aan doelgerichte interventies met krachtige boodschappen en gerichte informatie. Hierbij moet rekening gehouden worden met de verwachtingen en perspectieven waarmee de respondenten naar het beeldvorminginitiatief 22
komen. Uit dit onderzoek blijkt ook dat het meewerken aan de voorstelling een positieve invloed heeft op het welbevinden en het herstel van de bewoners die eraan meewerkten.
De ambulante geestelijke gezondheidszorg In het kader van het Steunpunt Welzijn, volksgezondheid en Gezin werkt LUCAS mee aan een onderzoek naar de relatie tussen armoede en onwelbevinden. De zorgtrajecten van personen in de eerste lijn met problemen van armoede en onwelbevinden staan centraal in het onderzoek “getrapte zorg”. Een tweede thema handelt over de kwaliteitsindicatoren in de ambulante GGZ. 1. Getrapte zorg Looptijd: Opdrachtgever/financiering: Projectleiding: Wetenschappelijk medewerker:
juli 2007 tot juni 2011 Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin Ch. Van Audenhove S. Everaert, lic. psychologie
In deze doctoraatsstudie wordt nagegaan in welke mate de zorg en dienstverlening voor personen met psychisch onwelbevinden in Vlaanderen georganiseerd is volgens het principe van getrapte zorg en hoe die verbeterd kan worden. ‘Getrapte zorg’ vormt een wetenschappelijk gefundeerde leidraad om de beschikbare middelen voor de doelgroep mensen met ‘psychisch onwelbevinden’ op een efficiënte en weloverwogen manier in te zetten. Deze leidraad gaat uit van een minimale professionele hulpverlening waar mogelijk en intensievere hulpverlening waar nodig. Er wordt maximaal vertrokken vanuit de veerkracht van de persoon en de hulpbronnen binnen de naaste omgeving. Heel wat mensen krijgen in de loop van hun leven te kampen met een vorm van ‘psychisch onwelbevinden’. Dit ‘psychisch onwelbevinden’ definiëren we breed: het kan variëren van milde klachten tot een psychiatrische diagnose, zoals een depressie. Diverse organisaties en hulpverleners worden geconfronteerd met ‘psychisch onwelbevinden’ van mensen. Belangrijke sleutelfiguren in de eerste lijn zijn de huisarts en organisaties voor algemeen welzijnswerk. In deze studie is vertrokken van gebruikers van voorzieningen voor algemeen welzijnswerk, zoals het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW), het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW) en het Ingebouwd Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (ICAW). Hun hulpvraag, profiel en gezondheidszorg- en welzijnszorggebruik wordt gedurende vier jaar in kaart gebracht en vergeleken met dat van gebruikers van meer gespecialiseerde voorzieningen, namelijk de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg. Gedurende een periode van vier jaar, willen we aan de hand van het principe van getrapte zorg nagaan hoe mensen met psychisch onwelbevinden hun problemen te boven komen en welke factoren de problemen net verergeren. Wie vindt de weg naar de hulpverlening en bij welke organisaties komen ze terecht? Welke factoren binnen de hulpverlening zijn helpend? En in welke mate putten mensen kracht uit andere bronnen, zoals familie, vrienden en buurt …?
23
2.
Indicatoren als basis voor een zelfevaluatieinstrument van de centra voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) Looptijd: september 2008 – september 2009 Opdrachtgever/financiering: Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin Projectleiding: Ch. Van Audenhove Copromotor: G. Cuyvers, Katholieke Hogeschool Kempen Wetenschappelijk medewerker: E. Demaerschalk, lic. psychologie De minister geeft aan het SWVG de opdracht om de audit van de inspectie te ondersteunen door een systeem uit te werken ter beoordeling van de zelfevaluatie door de CGG. In het kader van het kwaliteitsdecreet moeten CGG een zelfevaluatie uitvoeren. Het onderzoek ondersteunt deze opdracht door een gemeenschappelijk en algemeen zelfevaluatiesysteem uit te werken. Enerzijds zal dit instrument aansluiten bij de huidige praktijk en het binnen dit kader verrichtte werk door de FDGG en Zorgnet Vlaanderen. Anderzijds wordt dit getoetst aan beschikbaar binnen- en buitenlands onderzoek. Het instrument poogt tevens een antwoord te bieden op de vragen van drie partijen: de IVA Inspectie moet het instrument kunnen gebruiken in het kader van haar inspectieopdracht, het instrument moet bruikbaar zijn voor de voorzieningen en het moet beleidsrelevante informatie opleveren.
RAI Mental Health 1.
Verkenning van de mogelijkheden van het RAI-instrument in de geestelijke gezondheidszorg Looptijd: november 2008 tot februari 2009 Opdrachtgever: FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Partners: L’Elan asbl Projectleiding: A. Declercq & Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerker: M. De Groof, lic. psychologie I. De Coster, lic. psychologie S. Vanneste, lic. vertaler-tolk In de paragraaf over onderzoek in de ouderenzorg (cfr. supra) is het Resident Assessment Instrument kort voorgesteld als holistisch evaluatie-instrument ter verbetering van de kwaliteit van de zorg. Het project ‘RAI – Mental Health’ bouwt verder op de reeds ontwikkelde expertise over het RAI instrumentarium. In het InterRAI-instrumentarium zijn ook twee assessment-instrument voor de geestelijke gezondheidszorg beschikbaar: het InterRAI Suite Mental Health (InterRAI MH) instrument voor de residentiële geestelijke gezondheidszorg en het InterRAI Suite Community Mental Health (InterRAI CMH) instrument voor de ambulante geestelijke gezondheidszorg. Doel van het project is enerzijds het vertalen in het Nederlands en Frans van beide instrumenten en hun respectievelijke handboeken, met aanpassingen aan de Belgische situatie. Anderzijds wordt via interviews en gesprekken in organisaties van de geestelijke gezondheidszorg in beide landsgedeelten nagegaan of deze instrumenten als bruikbaar worden ervaren door de sector en wat mogelijke voordelen en knelpunten kunnen zijn. Ten slotte wordt ook een vergelijking gemaakt tussen de RAI-instrumenten en de MPG-registratie.
24
III. Welzijn Naast de zorg voor ouderen en de geestelijke gezondheidszorg is LUCAS ook actief op het vlak van onderzoek in de welzijnssector. LUCAS bouwt haar deskundigheid verder uit in het op gang trekken van zorgvernieuwing in het project ‘innovatie in de welzijnszorg’. De kracht van samenwerking tussen diverse welzijnssectoren wordt er maximaal aangewend. Daarnaast is ook studiewerk verricht ter voorbereiding van de programmatie van de centra voor algemeen welzijnswerk. 1. Innovatie in de welzijnszorg Looptijd: Opdracht en financiering: Projectleiding: Wetenschappelijk medewerker:
1 juni 2007 tot 31 mei 2010 Vlaams Welzijnsverbond vzw en Cera A. Declercq K. Hermans R. Vranken, lic. sociologie
In een snel veranderende samenleving zien welzijnsvoorzieningen zich voortdurend voor nieuwe uitdagingen, nieuwe zorgbehoeften en nieuwe doelgroepen geplaatst. Welzijnsvoorzieningen zien zich gedwongen om hierop in te spelen en te innoveren. Jammer genoeg worden op dit moment de mogelijkheden van innovatie in de non-profit slechts beperkt erkend in het Vlaams innovatiebeleid. Om de voorzieningen hierbij te stimuleren en te ondersteunen zet het Vlaams Welzijnsverbond een project ‘Zorginnovatie’ op, in samenwerking met LUCAS en met de steun van de CERA. LUCAS staat in voor de wetenschappelijke onderbouw van dit project. Het project richt zich tot de sectoren gehandicaptenzorg, bijzondere jeugdbijstand, de gezinsondersteuning, de kinderdagopvang, het vrijwilligerswerk en de ouderenzorg. Voor de sector ouderenzorg wordt samengewerkt met het Verbond der Verzorgingsinstellingen (VVI). Het project ‘Zorginnovatie’ wil het potentieel van innovatie voor de organisaties van de verschillende zorgsectoren verkennen en in een volgende fase ook aanspreken. Dit vertaalt zich in een drieledige finaliteit. In de eerste plaats wil het project zorginnovatie definiëren. In tweede instantie wordt op zoek gegaan naar knelpunten en hefbomen om innovaties te doen slagen. Dit zal uitmonden in een innovatiemethodiek, die in de derde fase van het project wordt uitgetest, geëvalueerd en bijgestuurd. De synergie tussen kennis en inzichten uit de praktijk van de verschillende zorgsectoren enerzijds en een wetenschappelijke benadering anderzijds, vormt de drijvende kracht van dit project. De uitvoering van het project gebeurt in nauwe samenwerking met het Vlaams Welzijnsverbond, het VVI en een reflectiegroep bestaande uit deskundigen vanuit de Vlaamse welzijnsvoorzieningen. De methodisch aangestuurde wisselwerking tussen een multidisciplinaire wetenschappelijke benadering enerzijds en de kennis en inzichten van de verschillende zorgsectoren anderzijds, vormt de drijvende kracht van dit project.
25
2.
Ontwikkelen van indicatoren en een programmatie voor het autonoom algemeen welzijnswerk Looptijd: januari 2008 tot december 2008 Opdracht en financiering: Vlaamse Gemeenschap, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Projectleiding: K. Hermans Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerker: Anja Daems, dr. in sociale wetenschappen M. De Groof, lic. psychologie
Op vraag van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse overheid ging LUCAS in januari 2008 van start met een onderzoek voor het ontwikkelen van indicatoren en een programmatie voor het Autonoom Algemeen Welzijnswerk. Op dit moment bestaan er aanzienlijke regionale verschillen in de subsidiëring door de Vlaamse overheid. De programmatie dient een verdeelsleutel aan te geven voor de verdeling van de huidige beschikbare middelen en de toekomstige middelen voor het autonoom AWW. Het uitwerken van de programmatie verloopt in drie fasen. De eerste fase bestaat uit het opstellen van een socio-economisch profiel van de CAWgebruikers, van hun problemen en van de geboden hulp. Dit gebeurt via een kwantitatieve analyse van de Tellus-registratiegegevens. Op die manier wordt een beeld geschetst voor heel Vlaanderen, maar ook per werkgebied en per taak. De tweede fase brengt enerzijds de determinanten van het huidig aanbod in kaart en anderzijds de mogelijke behoeften aan eerstelijnhulpverlening per werkgebied. Om de determinanten te bepalen, worden een aantal diepte-interviews afgenomen met een zevental CAW-directeurs uit landelijke en stedelijke contexten en uit kleine en grote CAW’s. In deze interviews ligt de klemtoon op de prioriteiten in het huidige aanbod, op de invloed van andere voorzieningen en op het aanbod van en de vraag naar het AWW. Om de mogelijke behoeften aan eerstelijnhulpverlening per werkgebied in te schatten, wordt een analyse uitgevoerd van de aanwezigheid van potentieel kwetsbare burgers op basis van indicatoren die tot op gemeentelijk niveau beschikbaar zijn (bv. het aantal leefloongerechtigden, het aantal langdurig werklozen, het aantal geboorten in kansarme gezinnen …). De laatste fase van het onderzoek bestaat uit het opstellen van de uiteindelijke programmatie. Deze programmatie moet toelaten de spreiding van het aanbod in Vlaanderen en Brussel te bepalen. De eerste belangrijke taak hierbij is het bepalen op welk niveau de verschillende vormen van hulpverlening georganiseerd dienen te worden. Vervolgens worden de indicatoren bepaald die moeten toelaten om de middelen objectief te spreiden over deze kleinstedelijke zorgregio’s.
26
3.
Effectief Budgetmanagement. Hoe komen tot duurzame gedragsverandering? PWO-project Katholieke Hogeschool Kempen, Studiecentrum voor lokaal sociaal en economisch beleid Looptijd: september 2008-september 2011. Projectleider: Bérénice Storms Externe wetenschappelijke partners: Dr. Koen Hermans, LUCAS K.U.Leuven Prof. Dr. Siegfried Dewitte, Faculteit Economische Wetenschappen, K.U.Leuven Schulden en schuldenoverlast zijn de laatste jaren uitgegroeid tot een omvangrijk sociaal probleem. Bij de diensten voor schuldbemiddeling van OCMW en CAW waren in de periode 2007 -2008 in Vlaanderen 57 005 dossiers in behandeling in de schuldhulpverlening en 16226 in de budgethulpverlening. Deze sectoren hebben nood aan preventieve interventies om de instroom in te perken en aan methodieken om de uitstroom te bevorderen. Dit project wil hierop een antwoord bieden. Dit driejarige onderzoeksproject kent vier fasen. In de eerste fase wordt een systematisch literatuuroverzicht gemaakt van werkzame ingrediënten van methodieken om te komen tot gedragsverandering. De tweede fase bestaat uit een verkenning van de huidige hulpverleningspraktijk om werkzame ingrediënten op te sporen. In de derde fase worden deze werkzame ingrediënten getest in een wetenschappelijk experiment. In de laatste fase worden de inzichten uit de literatuur en uit het experiment vertaald naar hulpverleningsmethodieken.
IV. Patiëntenparticipatie en het werken met decision aids In 2008 werden verdere stappen gezet in het onderzoek over patiëntenparticipatie in het domein van gelokaliseerde prostaatkanker. De decision aid werd elektronisch ter beschikking gesteld en een eerste reeks van focusgroepen en interviews werd afgenomen bij reeds behandelde patiënten. De resultaten waren positief. De patiënten oordeelden dat een webbased informatietool helpend zou kunnen zijn voor sommige patiënten die voor de keuze staan van een behandeling. Hierdoor werd het terrein geëffend voor een onderzoek in reële besluitvormingssituaties. In de loop van het werkjaar werd een project ingediend bij de Vlaamse Kankerliga en er werden middelen ter beschikking gesteld om de werking te implementeren in andere ziekenhuizen van het UZ netwerk en om de webbased versie toe te passen en te onderzoeken naar zijn bruikbaarheid bij specifieke patiëntengroepen. Dit project zal van start gaan in de loop van 2009 en kent een looptijd van 2 jaar. Het is evenwel de bedoeling dat dit zal leiden tot een doctoraat.
27
4
Vorming
Stafmedewerkers van LUCAS verlenen hun medewerking aan vorming- en bijscholingsprogramma’s die door andere organisaties worden ingericht. Daarnaast is er ook een eigen aanbod met onder andere volgende thema’s: ▪ ▪
Management in de welzijnszorg (in samenwerking met VOCA) Een interne opleiding omtrent psychosociale rehabilitatie
De vormingsprogramma's ondersteunen (de taakuitvoering van) hulpverleners in de praktijk en leveren ook een bijdrage aan wenselijke toekomstige evoluties in het beleid van organisaties en netwerken. Kenmerkend voor de programma's is dat er gewerkt wordt vanuit een sociaal constructivistische visie. Hierbij wordt kennis niet zozeer gezien als het gevolg van een directe kennisoverdracht door docenten, maar eerder als het resultaat van de creatieve en constructieve denkactiviteiten van de deelnemers en van de interacties van de groep. Typerend is ook dat de vormingsprogramma’s die LUCAS ontwikkelt geënt zijn op een transparante visie op een professionele organisatie. Hierbij wordt er steeds vanuit gegaan dat de visie van de organisatie en het beleid van de organisatie faciliterend of hinderend kunnen zijn voor de implementatie van nieuwe inzichten, methoden en strategieën. Om die reden wordt voorrang gegeven aan en gestreefd naar vormingsprogramma’s waarbij naast hulpverleners-verzorgers steeds ook de beleidsverantwoordelijken van de deelnemende voorzieningen actief betrokken worden. Het is een streefdoel van LUCAS krachtige leeromgevingen te creëren, waarin deelnemers vertrekken van hun persoonlijke leerdoelen en maximale kansen krijgen om in interactie met collega’s en docenten hun eigen traject uit te werken. Dit uit zich in de werkvormen die tijdens de vormingsdagen gehanteerd worden. Ook tussentijds worden de deelnemers gestimuleerd tot verdieping omtrent de materie. 1. Management in de welzijnszorg Looptijd: Coördinatie:
september 2006 tot juni 2007, september 2007 tot juni 2008, september 2008 tot juni 2009 voor LUCAS, A. Declercq voor VOCA, K. Joly
Een managementfunctie in de welzijnszorg is en blijft een uitdaging. Er komen vaak tegenstrijdige verwachtingen uit allerlei hoeken: vanuit de maatschappij en de overheid, vanuit de omgeving, vanuit de medewerkers en niet in het minst vanuit de gebruikers. Hierop inspelen vraagt een gestage inspanning en volgehouden strategie van het management. Vanuit deze verwachtingen en de steeds groeiende vraag naar professionalisering, groeit de vraag naar vorming. LUCAS en VOCA organiseren daarom samen een managementopleiding. De opleiding duurt 18 dagen. Het programma bestaat uit vijf grote delen: de actuele tendensen in het welzijnsbeleid, het juridisch en wetgevend kader, het algemeen management (strategisch en financieel), de managementfuncties (HRM, kwaliteitszorg, veranderingsmanagement en PR) en het coachend leidinggeven. De deelnemers maken tevens een eindwerk. 28
De bedoeling is om een actieve leergroep te vormen die samen verschillende aspecten van het management bestudeert. Het traject omvat een mix van onmiddellijk toepasbare kennis en middelen en bredere inzichten en verdieping. 2. Rehabilitatie werkt. Ook in de eigen organisatie?! Looptijd: oktober 2008 tot januari 2009 Coördinatie: L. Lacombe, docente en vaardigheidstrainer IPSOC en IPSOC-Bijscholing Opzet In oktober 2008 ging een zesdaagse vorming REHABILITATIE van start. De vorming wordt georganiseerd in samenwerking met KATHO-IPSOC-Bijscholing/VSPW en is een aangepaste vervolgformule op het eerdere vormingsaanbod van LUCAS omtrent rehabilitatie in Vlaanderen. De vorming richt zich naar organisaties die in hun begeleiding van personen met ernstige en langdurige psychische problemen de omschakeling willen maken naar een werking vanuit een rehabilitatievisie, evenals op voorzieningen die reeds vanuit de rehabilitatievisie begeleiden, maar daarbij geconfronteerd worden met talrijke vragen naar kwaliteitsverbetering of deskundigheidsbevordering. De opleiding is vooral bedoeld voor ‘koplopers’ in organisaties die de voorbode kunnen zijn van een ruimere vraag naar organisatieontwikkeling of – verandering, waarvoor LUCAS in een tweede beweging in overleg kan treden om een programma op maat van de organisatie te ontwikkelen. De opleiding wil een ondersteuning en houvast bieden om nieuwe paden te bewandelen en fundamentele zorgkeuzes te durven nemen. Ze fungeert als stapsteen voor de organisaties om hun visie op rehabilitatie te verfijnen en ingang te doen vinden. Het is dan ook belangrijk dat de deelnemers het niveau van de eigen leernoden kunnen overstijgen om de leerinhouden te bekijken vanuit het perspectief van de organisatie. De terugkoppeling dient gebeuren in de eigen organisatie: op welke elementen van de rehabilitatie kan men binnen de eigen organisatie best inzetten? Waar kan men effectief mee aan de slag gaan? De vorming vertrekt vanuit een krachtige visie op rehabilitatie. De visie werd opgebouwd op basis van jarenlang onderzoek en samenwerking in de ggz. Het betreft een eigen Vlaamse integratie van belangrijke internationale tendensen in de vermaatschappelijking van de zorg voor psychisch kwetsbare mensen (o.a. Anthony, Cohen & Farkas (IRB), Liberman, Bennett & Shepherd, Systematisch Rehabilitatiegericht Handelen (SRH), strenghtsmodel van Rapp, maatschappelijk steunsysteem, Assertive Community Treatment, Individual Placement Support, Expressed Emotion …). Een tweede pijler van de opleiding betreft de randvoorwaarden om de rehabilitatievisie te realiseren in de praktijk. Doelgroep De vorming is bedoeld voor coördinatoren en begeleiders van organisaties die zorg opnemen voor personen met ernstige en langdurige psychische problemen; (semi)residentieel of in de samenleving (Psychiatrische ziekenhuizen, Initiatieven Beschut Wonen, Activiteitencentra, Psychiatrische Thuiszorg, ...) . Het strekt tot aanbeveling om zich in te schrijven als duo (bv. coördinator en begeleider), met het mandaat van de directie om rehabilitatie (gerichter) op de strategische agenda van de organisatie te zetten. Dit is ideaal, maar is echter geen voorwaarde. 29
Inhoudelijk programma Dag 1
Visie op rehabilitatie
Iris De Coster
Dag 2
Omgang zorgverlener-zorgvrager
Dr. Greet Van Humbeeck
Dag 3
Ethische dilemma’s en juridische aspecten
Prof. Axel Liégeois Marianne De Boodt
Dag 4
Methodisch werken
Linda Lacombe
Dag 5
Overleg en samenwerking
Leen Van der Vorst
Dag 6
Voorstelling eigen werkopdracht
30
5
Wetenschappelijke dienstverlening
In actieonderzoek en consultancy-opdrachten wordt op verzoek van (netwerken van) organisaties dienstverlening verricht met als doel de ondersteuning van veranderingen in deze organisaties. Dit gebeurt ondermeer door het aanreiken van wetenschappelijke kennis en "evidence based" methodes en strategieën, door audits en doorlichting, door ondersteuning van een VTO-beleid. Kenmerkend aan consultancyopdrachten is dat de beslissingsbevoegdheid in handen blijft van het beleid van de organisatie maar dat er steun en inspiratie wordt geboden voor het uittekenen en het implementeren van de zorgvernieuwingen vanuit wetenschappelijke hoek. Eerst en vooral wordt nagegaan hoe de vraag vanuit het beleid te operationaliseren is. Kenmerkend aan de ondersteuning die LUCAS biedt is dat de veranderingen op een systematische wijze gebeuren volgens een flexibel stappenplan dat houvast biedt. Het startschot voor veranderingen moet gegeven worden door het management. Eerst wordt in overleg tussen het beleid en de onderzoekers het doel, de opzet en de tijdslijn van het project duidelijk uitgetekend. Vervolgens komt het er op aan om de verschillende leden in de organisatie op hetzelfde spoor te krijgen. Belangrijk hierbij is dat iedereen op de hoogte wordt gebracht (bv. in een algemene introductievergadering), dat de vragen en bekommernissen die leven bij de leden gehoord worden (in een bevraging of een overlegmoment) en dat er een stuurgroep samengesteld wordt die de veranderingen van binnenuit aandrijft. De specifieke werkwijzen of kanalen waarmee gewerkt wordt zijn afhankelijk van de structuur en de keuzes van de organisatie. De ondersteuning door LUCAS kan betrekking hebben op één of enkele aspecten van onderzoek en ontwikkeling zoals: ▪ ▪
▪
▪ ▪
Empirisch onderzoek: dataverzameling en interpretatie omtrent een specifiek thema Voorstellen voor bijsturing van de praktijk, bijvoorbeeld op basis van - het in kaart brengen van de huidige praktijk en een toetsing met de literatuur op basis van een grondige literatuurstudie - een inventarisatie van de veranderingsnoden met gebruik van interviews, gevalideerde vragenlijsten of vragenlijsten ontwikkeld op maat Begeleiding van de implementatie van de zorgvernieuwing met oog voor de voornaamste uitdagingen en valkuilen, bijvoorbeeld: - aandacht voor het belang van een krachtige visie als bron en leidraad - erkenning voor en doorwerken van weerstand tegen verandering Evaluatie op regelmatige tijdstippen en gerichte voorstellen tot bijsturing Het ontwikkelen en helpen realiseren van een strategisch VTO-beleid
31
LUCAS ondersteunt vooral veranderingsprocessen die nauw aansluiten bij de eigen onderzoekslijnen. In 2008 werden volgende consultancyopdrachten uitgevoerd: 1.
Terugkomdag psychosociale rehabilitatie in het UC Sint-Camillus Bierbeek en Beschut Wonen Walden Datum: 13 december 2008 Consultant: I. De Coster In de periode van 2005 tot 2007 ontwikkelde LUCAS in nauwe samenwerking met de organisatie een intern vormingsprogramma van 8 halve dagen voor een 35-tal personeelsleden van het dagziekenhuis, Beschut Wonen Walden, ECHO, ontmoeting- en activiteitencentrum ’t Hoeckhuys en psychiatrische thuiszorg. Het vormingsprogramma over rehabilitatie was een hulpmiddel om de visie van de organisatie te laten doorstromen en de werkmethodes van verschillende teams op elkaar af te stemmen. Van meet af aan waren er verantwoordelijken aangeduid in de organisatie om mee te denken en het groepsproces intern te begeleiden. Zij organiseerden tussentijdse trainingsdagen om de aangebrachte leerinhouden om te zetten in vaardigheden voor de dagelijkse begeleidingspraktijk. Op het einde konden de deelnemers hun leertraject valoriseren door het afleggen van een examen of het presenteren van een paper. Naar aanleiding van een concrete praktijknood, namelijk het toestromen van een heel ‘chronische groep’ van personen met ernstige psychiatrische problemen, nam de interne verantwoordelijke nam het initiatief om een terugkomdag te organiseren. LUCAS trad op als partner om tijdens de terugkomdag het aangebrachte rehabilitatiekader op te frissen en om het personeel te ondersteunen bij de vertaalslag naar de ‘moeilijke of uitdagende doelgroep’. Na een introductie vanuit LUCAS en vanuit de werkgroep DENK (met vertegenwoordiging van patiënten), werd er gezamenlijk nagedacht vanuit casuïstiek. Consultancyopdrachten van LUCAS zijn afgelijnd in de tijd en hebben tot doel dat de expertise doorgegeven en strategisch verankerd wordt binnen de organisatie. LUCAS blijft wel op de zijlijn beschikbaar om in te spelen op nieuwe uitdagingen, die al dan niet voortbouwen op de eerdere samenwerking. 2.
Een vormingsprogramma over psychosociale rehabilitatie als katalysator voor ontwikkelingen binnen de divisie Rehabilitatie binnen het OPZ Geel Coördinatie: Ch. Van Audenhove, LUCAS S. Everaert, LUCAS I. De Coster, LUCAS Looptijd: februari 2007 tot april 2008
Situering Het doel van dit vormingsprogramma is om een katalysator te bieden voor de huidige evoluties in de divisie Rehabilitatie van het OPZ Geel. Er is reeds heel wat voorbereidend werk verricht (o.a. ontwikkeling van de visietekst, screening van teamcoördinatoren, discussiegroepen met de leidinggevenden, de oprichting van een cliëntenraad, ... ). De tijd lijkt rijp om de visie te laten doorstromen en de werkmethodes op elkaar af te stemmen. Vorming lijkt hiertoe een belangrijk hulpmiddel. Rehabilitatie biedt een ruim denkkader dat 32
een waardevolle aanvulling kan bieden op de medische invalshoek die nu nog in verschillende teams dominant aanwezig is. Doelgroep Het vormingsprogramma wordt aangeboden aan alle personeelsleden van de divisie ‘Rehabilitatie’ (120 FTE). Dit zijn zowel personeelsleden van het PVT, de arbeidszorg en vrije tijd, de gezinsverpleging, thuiszorg als van het dagactiviteitencentrum. Het programma wordt ook opengesteld voor personeelsleden uit Beschut Wonen en uit het Centrum Geestelijke Gezondheidszorg. Er is bewust gekozen om alle personeelsleden het volledige vormingstraject te laten volgen om een gezamenlijke visie te ontwikkelen over alle eenheden en groepen heen. Sociaalconstructivistische visie op leren Een sociaalconstructivistische visie op leren betekent (1) dat de kennis die men aanreikt zo goed mogelijk aansluit bij de reeds aanwezige ervaringen en inzichten van de deelnemers en (2) dat deelnemers niet enkel leren door te luisteren naar experten, maar ook door de uitwisseling van ervaringen tussen de deelnemers. De vorming vertrekt maximaal bij de ervaringen en leernoden van de deelnemers. Telkens wordt aansluitend op de theorie ruimte gecreëerd voor de uitwisseling van ervaringen in en tussen de teams zodat de deelnemers de eigen blinde vlekken op het spoor kunnen komen. Daarom worden de vormingsgroepen niet te groot gemaakt (30–tal personen) en zijn er per groep twee verantwoordelijken aangesteld die mee het groepsproces begeleiden. Er wordt gezorgd voor een maandelijkse spreiding van de vormingssessies om de persoonlijke verwerking te stimuleren. Van de deelnemers wordt verwacht dat ze na de vormingssessie in team een opdracht maken. De bevindingen die daarbij naar voren komen, worden door de onderzoekers omgezet in een draaiboek. Het draaiboek vormt de leidraad voor de terugkomdagen, waarin nieuwe oefeningen, aandachtspunten en uitdagingen aan bod komen die de transfer van de leerinhouden naar de praktijk ondersteunen. Ook wordt de deelnemers een literatuurmap ter beschikking gesteld. Programma Het totale programma omvat zes vormingssessies van telkens 3 uren. In 2007 kwamen reeds vier thema’s aan bod: psychosociale rehabilitatie, systematisch en methodisch begeleiden, het juridische kader en ethische dilemma’s. In 2008 staan twee inhoudelijke vormingsdagen op het programma: ‘expressed emotion’ en ‘de combinatie van een verstandelijke handicap met een psychiatrische problematiek’. Ter afronding van het programma worden twee terugkomdagen georganiseerd: één voor de totale deelnemersgroep en één voor de teamcoördinatoren die een bijzondere taak te vervullen hebben in het stroomlijnen van de visie en aanpak in en tussen de teams. Tijdens de algemene terugkomdag voor de deelnemersgroep wordt een integratieoefening voorzien (casus) en wordt geïnventariseerd welke ondersteuning de deelnemers van het beleid verwachten om het geïnstalleerde leerproces te kunnen continueren en versterken. De terugkomdag voor teamcoördinatoren wordt besteed aan reflectie over de bestaande en wenselijke overlegstructuren en op de concrete mogelijkheden tot in gebruik name van één gedeeld begeleidingsplan. 33
6
Internationale netwerken en projecten
LUCAS is sterk in zorgonderzoek dat lokaal, regionaal of nationaal is verankerd. Meer en meer ook neemt LUCAS haar rol op van kwaliteitsvol studiecentrum in internationale netwerken en projecten. We stellen deze netwerken en projecten hieronder voor.
I.
Internationale netwerken
LUCAS maakt deel uit van twee internationale netwerken: InterRAI enerzijds en het EAADnetwerk anderzijds. Beide netwerken hangen nauw samen met twee centrale onderzoeksthema’s in de LUCAS-werking, met name de studie van het Resident Assessment Instrument in België en de preventie van depressie en suïcide (zie hoger).
1. Inter RAI (Resident Assessment Instrument) InterRAI is de internationale groep van onderzoekers uit meer dan 30 landen die de InterRAI instrumenten ontwikkelt en actualiseert (zie www.interrai.org) en er onderzoek rond uitvoert. In het mission statement van InterRAI staat dat het doel vermeldt: ‘Our goal is to promote evidence-based clinical practice and policy decisions through the collection and interpretation of high quality data about the characteristics and outcomes of persons served across a variety of health and social services settings’. Het bestuur van InterRAI bestaat uit de volgende onderzoekers: Voorzitter: Ondervoorzitter: Secretariaat: Schatbewaarder: Overige leden:
Brant Fries, USA, Ph.D. Professor Roberto Bernabei, Italië, MD Professor Pálmi Jónsson, IJsland John Hirdes, Canada, Ph.D. Professor Len Gray, Australië, MD Ph.D. Professor Harriet Finne-Soyeri, Finland, MD, Ph.D.. Directeur & Geriatrisch consultant John Morris, USA, Ph.D. Directeur
Anja Declercq is sinds 2007 Associate Fellow en sinds 2008 Full Fellow van InterRAI. 2. EAAD-Netwerk (European Alliance Against Depression) Het EAAD-netwerk is een vervolg en voortzetting van het internationale EAAD-project over depressie en suïcide (zie p. 26). 3. Enmesh (European Network of mental health services research) Het Enmesh-netwerk is een Europees netwerk van onderzoekers in de geestelijke gezondheidszorg.
34
II.
Internationale projecten
1. EAAD (European Alliance Against Depression) Looptijd: 15 april 2004 tot 30 juni 2008 Opdracht: Klinikum der Universität München, Klinik und Poliklinik für Psychiatrie und Psychotherapie - Innenstadt Financiering: Europese Commissie, Vlaamse overheid, Ministerie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Provincie West-Vlaanderen Projectleiding: Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerkers: G. Scheerder, lic. psychologie, I. De Coster, lic. psychologie, S. Everaert, lic. psychologie Een beschrijving van het inhoudelijk kader en de doelstellingen van dit internationale project is te vinden hogerop bij de onderzoekslijn Geestelijke Gezondheidszorg. Projectpartners EAAD Duitsland
Oostenrijk België
Estonia
Finland
Universität Leipzig Klinik und Poliklinik für Psychiatrie
Prof. Dr. Ulrich Hegerl Dipl.-Psych. Katrin Gottlebe
Bayerische Julius-Maximilians-Universität Würzburg Klinik und Poliklinik für Psychiatrie und Psychotherapie
Prof. Dr. Armin Schmidtke Dipl.-Psych. Roxane Sell
GABO:mi mbH &Co. KG
Birgit Fuchs Annette Hohmann
Gesellschaft für Psychische Gesundheit – pro mente tirol
Univ.-Prof. Dr. Ullrich Meise Mag. Angela Ibelshäuser
Prof. Dr. Chantal van Audenhove Gert Scheerder Prof. Dr. Airi Värnik Estonian-Swedish Mental Health and Suicidology Institute Merike Sisask, MSc Kairi Kölves, Ph.D. Katholieke Universiteit Leuven, Leuven
South Ostrobothnia Hospital District
Jyrki Tuulari Lapuan psykiatrinen poliklinikaa
Esa Aromaa
Psychiatric Unit Vaasa
Frankrijk
Hôpital René Dubos, Accueil Psychiatrique
Hongarije
Semmelweis University Budapest Institute of Behavioural Sciences
Dr. Jean-Herve Bouleau Dr. Thierry Baudoin Anne-Claire Horel Prof. Dr. Maria Kopp Mr. András Székely
Ijsland
Directorate of Health
Dr. Högni Oskarsson
Ierland
National Suicide Research Foundation
Dr. Ella Arensman Dr. Margaret Kelleher Karen Walsh
35
Main Partner
Universität Leipzig Klinik und Poliklinik für Psychiatrie Prof. Dr. Ulrich Hegerl Dipl.-Psych. Katrin Gottlebe
2.
OSPI (Optimised suicide prevention programs and their implementation in Europe) Looptijd: oktober 2008 – september 2012 Opdracht en financiering: Europese Unie Promotor: Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerker: G. Scheerder, lic. psychologie Doelstelling van dit Europese project is het uitwerken van een wetenschappelijk gefundeerd concept voor de preventie van suïcide. Concrete methodieken en instrumenten voor interventies en de evaluatie ervan zullen worden ontwikkeld. Bovendien zullen ook aanbevelingen worden geformuleerd met het oog op een optimale implementatie van deze interventies. Dit globale doel zal worden bereikt via vijf operationele doelstellingen: 1. Analyse van de verschillen in suïcide ratios van de Europese lidstaten en harmonisatie van definities, metingen en evaluatie van suïcidaliteit 2. Ontwikkeling van een ‘state of the art intervention concept’ voor de preventie van suïcide. 3. Implementatie van vergelijkbare ‘multilevel community-based’ interventies ter preventie van suïcide in vier Europese modelregio’s. 4. Evaluatie van deze interventies in een pre-post, gecontroleerd en crossnationaal vergelijkbaar design. In kaart brengen van de effectiviteit, efficiëntie, processen en het samenspel tussen de aparte interventiecomponenten. 5. Verspreiding van een geoptimaliseerd concept voor interventies ter preventie van suïcide, met inbegrip van methodieken en instrumenten en aanbevelingen voor de implementatie voor beleidsmakers en belangrijke betrokkenen. Het OSPI-Europe consortium bestaat uit expert-onderzoekers over de preventie van suïcide. Projectcoördinatie: Prof. Dr. Ulrich Hegerl Wetenschappelijke projectmanager: Dipl.-Psych. Katrin Gottlebe Administratief-financieel projectmanager: Ms. Patrizia Torremante
Projectpartners OSPI België Duitsland
Katholieke Universiteit Leuven, LUCAS
Prof. Dr. C. van Audenhove
University of Leipzig, Department of Psychiatry (Coordinator)
Prof. Dr. U. Hegerl
Julius-Maximilians-Universität Würzburg, Department of Clinical Psychology, Clinic for Psychiatry and Prof. Dr. A. Schmidtke Psychotherapy
36
GABO:mi Gesellschaft für Ablauforganisation :milliarium mbH & Co. KG
Ms. B. Schuster-Fuchs
Estonia
Estonian-Swedish Mental Health and Suicidology Institute
Prof. Dr. A. Värnik
Hongarije
Semmelweis University Budapest, Institute of Behavioural Sciences
Prof. Dr. M. Kopp
National Suicide Research Foundation
Dr. E. Arensman
Ierland Portugal
Faculdade de Ciências Médicas da Universidade Nova de Prof. Dr. R. Gusmão Lisboa
Slovenië
IVZ Institute of Public Health
Dr. S. Roškar
University of Primorska, PINT
Prof. Dr. M. Sarchiapone
Nederland Verenigd Koninkrijk
Oostenrijk
Trimbos-instituut / Netherlands Institute of Mental Health Prof. Dr. C. Van der Feltzand Addiction Cornelis London School of Economics LSE
Mr. D. McDaid
University of Stirling
Dr. M. Maxwell
Gesellschaft für Psychische Gesundheit - pro mente tirol
Prof. Dr. U. Meise
37
3. ASPEN (Anti Stigma Programme: European Network) Looptijd: september 2008 – augustus 2011 Opdracht en financiering: Europese Unie Promotor: Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerkers: G. Scheerder, lic. psychologie ASPEN is een driejarig Europees ontwikkelingsproject dat mede gefinancierd wordt door het Gezondheidsprogramma van de Europese Unie. Het project verloopt in samenwerking met 18 Europese partners. Het hoofddoel van ASPEN is het reduceren van de stigmata en discriminatie van mensen met een depressie. Dit doel zal worden bereikt door: 1. het produceren van waarderingsschalen voor stigmatisatie en discriminatie van personen met een depressie, 2. het interviewen van mensen met een depressie om de verspreiding van stigmatisatie en discriminatie te meten, 3. het verzamelen van goede praktijkvoorbeelden om stigmatisatie en discriminatie terug te dringen 4. het ontwikkelen van methodes om service users te betrekken bij het geestelijke gezondheidsbeleid en de wetgeving om discriminatie terug te dringen. Het project omvat ook de ontwikkeling van instrumenten die kunnen aangewend worden voor het implementeren van acties ter vermindering van stigmata en discriminatie van personen met een depressie. ASPEN wordt geleid door Graham Thornicroft, Professor of Community Psychiatry; Head of the multi-disciplinary Health Service Research Department at the Institute of Psychiatry, King's College London
38
Projectpartners ASPEN Roemenië
Asociatia din Romania de Psihiatrie Comunitara, Bucharest
Portugal
Associação para o Estudo e Integração Psicossocial, Lisboa
Slovakije
Association for Mental Health INTEGRA, o. z., Michalovce
Hongarije
Awakenings Foundation, Budapest Mental Disability Advocacy Center, Budapest
Frankrijk
Etablissement Public Santé Mentale Lille-Métropole, Armentieres
Turkije
Foundation of Psychiatry Clinic of Medical Faculty of Istanbul, Istanbul
Bulgarije
Global Initiative on Psychiatry, Sofia
Duitsland
Heinrich-Heine-Universität Düsseldorf, Rheinische Kliniken Düsseldorf, Düsseldorf
België
Katholiek Universiteit Leuven – LUCAS
Verenigd Koninkrijk
Mental Health Foundation - MHF
Finland
National Research and Development Centre for Welfare and Health (STAKES), Helsinki
Italië
Provincia Lombardo Veneta Ordine Ospedaliero di San Giovanni di Dio – Fatebene fratelli, Brescia University of Verona, Verona
Nederland
Stichting Kenniscentrum Rehabilitatie, Utrecht
Griekenland
University Mental Health Research Institute, Athens
Slovenië
University Psychiatric Hospital, Ljubljana
Litouwen
Vilnius University
39
4. ITHACA (Institutional Treatment, Human Rights And Care Assessment) Looptijd: 2007 – 2010 Opdracht: Consortium van partners uit 16 landen. Coördinatie gebeurt door King’s College (London) Financiering: Public Health Executive Agency (PHEA, een divisie van de Europese Commissie) Promotor: Ch. Van Audenhove Wetenschappelijk medewerkers: E. Tambuyzer, lic. psychologie S. Taeymans, lic. Psychologie M. De Groof, lic. psychologie ITHACA of ‘Institutional Treatment, Human Rights And Care Assessment’ is een driejarige, internationale studie over mensenrechten en algemene gezondheidszorg in psychiatrische voorzieningen. ITHACA wil een systematische beoordeling ontwikkelen van twee belangrijke componenten van psychiatrische voorzieningen: mensenrechten en algemene gezondheidszorg. Dit zal gebeuren via het ontwikkelen en testen van een instrument om deze componenten te onderzoeken in voorzieningen doorheen gans Europa. Het instrument zal toegepast worden in zes voorzieningen in elk land. Eén van de twee onderzoekers van elke site die data verzamelt, heeft een gebruikersachtergrond. De data van het totaal van 96 voorzieningen zullen een beeld schetsen van de omstandigheden van de geestelijke gezondheidszorg in Europa. Met de resultaten zullen goede praktijken geïdentificeerd en verspreid kunnen worden over enerzijds de verbetering van de bescherming van de mensenrechten en anderzijds de bevordering van de waardigheid en de algemene gezondheidstoestand van personen die verblijven in residentiële GGZ-voorzieningen. ITHACA wordt gefinancierd door een divisie van de Europese Commissie (PHEA). De studie vindt plaats in zestien landen (België, Bulgarije, Duitsland, Finland, Griekenland, Hongarije, Italië, Litouwen, Nederland, Oostenrijk, Roemenië, Slovakije, Tsjechië, Turkije, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland) en wordt gecoördineerd door King’s College in Londen.
40
Projectpartners ITHACA Oostenrijk
Ludwig Boltzmann Gesellschaft; Heinz Katschnig, MD, Professor of Psychiatry Vienna Michaela Amering, MD, Professor of Psychiatry
België
Katholieke Universiteit Leuven, Leuven
Chantal Van Audenhove, Ph.D., Professor of Psychology Else Tambuyzer, MA, Psychologist
Bulgarije
Global Initiative on Psychiatry; Sofia
Valentina Hristakeva, Director
Tsjechië
Centre for Mental Health Care Development; Czech Republic; Prague
Barbora Wenigova, MA, clinical psychologist
Finland
Research and Development Centre for Welfare and Health (STAKES); Helsinki
Kristian Wahlbeck, Research Professor, MD, Professor of Psychiatry
Duitsland
Heinrich Heine University; Duesseldorf
Griekenland
University Mental Health Research Institute; Athens
Marina Economou, MD, Ph.D., Assoc. Professor of Psychiatry Dimitrios Kolostoumpis, Psychiatrist
Hongarije
Mental Disability Advocacy Center (MDAC); Budapest
Oliver Lewis, Executive Director Csilla Budai, Projects Officer
Italië
University of Verona; Verona
Lorenzo Burti, MD, Professor of Psychiatry Massimo Garatti, MD, specialist in Psychiatry
Litouwen
University of Vilnius; Vilnius
Arunas Germanavicius, MD, Ph.D., Assoc.Prof. in Psychiatry Dovile Juodkaite, MA, Lawyer
Nederland
Stichting Kenniscentrum Rehabilitatie; Amsterdam
Jaap van Weeghel, Ph.D., general director, programme coordinator research Annette Plooy, MA, programme coordinator recovery Judith Hasker, LLM, programme coordinator policy
Roemenië
Romanian Association of Community Psychiatry; Bucharest
Radu Teodorescu, MD, Ph.D., Psychiatrist Ciumageanu Mugur, MD, Ph.D., Psychologist Adela Salceanu, MD, Psychiatrist
Slovakije
Integra o.z., Michalovce; Michalovce
Pětr Nawka, MD, Psychiatrist, Chair Jana Hurová, Project manager, Vice-Chair
Zwitserland
Psychiatric University Hospital; Zurich
Wulf Rössler, MD, MSc, Professor of Clinical and Social Psychiatry Matthias Jäger, MD, Senior Physician
Turkije
Istanbul Medical Faculty; Istanbul
Alp Ucok, MD, Professor of Psychiatry Serap Serbest, MA, Clinical Psychologist
King's College London; London
Graham Thornicroft, MD, Professor of Psychiatry Jennifer Randall, Ph.D., Project Coordinator Diana Rose, Ph.D., Senior Lecturer Jasna Russo, MS, Researcher Stefanie O’Hara, Senior Administrator
Verenigd Koninkrijk
41
7
Steunpunt Welzijn Volksgezondheid en Gezin
Van 1 januari 2007 tot eind 2011 huisvest LUCAS het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Dit steunpunt is een initiatief van de Vlaamse Overheid met als missie de bevoegde minister met wetenschappelijk onderzoek te ondersteunen bij het voeren van een slagkrachtig, innovatief, effectief, inclusief en integraal beleid. Het consortium verenigt deskundigen uit drie universiteiten (K.U.Leuven, UGent, VUB) en een hogeschool (de Katholieke Hogeschool Kempen). Door de samenstelling van de groep van promotoren is multi- en interdisciplinariteit gegarandeerd. LUCAS is de zetel van het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en organiseert het van 1. Algemene doelen ▪ verzamelen, analyseren en ontsluiten van kwalitatieve en kwantitatieve gegevens (ook longitudinaal), ▪ uitvoeren van beleidsgericht onderzoek op korte termijn (ad-hocprojecten) en op langere termijn, ▪ verlenen van wetenschappelijke dienstverlening. 2. Specifieke doelen ▪ inzicht en kennis verwerven over de prevalentie van problemen, met bijzondere aandacht voor specifieke doelgroepen, ▪ inzicht verwerven in de resultaten van het hulpverlenings– en preventieaanbod, ▪ formuleren van beleidsaanbevelingen op vlak van regelgeving, organisatie– en aanbodsvormen en netwerkontwikkeling,ontwikkelen van een kennis– en documentatiecentrum voor beleidsgericht onderzoek. Het Steunpunt WVG zal deze doelen realiseren in een meerjarenprogramma, via adhoconderzoeksprojecten en door de centrale steunpuntwerking. De steunpuntvalorisatie gebeurt via een praktijk- en beleidsplatform. 3. Budget Het budget van SWVG bedraagt 940.000 Euro per jaar waarvan 625.000 Euro ter beschikking gesteld wordt vanuit Wetenschapsbeleid (minister Moerman) en 315.000 Euro via de bevoegde minister (respectievelijk de ministers Vervotte, Van Acker en Heeren). Dit budget wordt verdeeld over het meerjarenprogramma (60%) en over op jaarbasis te bepalen adhoconderzoek (40%). 4. Centrale opties Een breed expertisenetwerk van 9 hoogleraren als promotor en 28 experten. Elk van hen vertegenwoordigt op een specifiek en complementair gebied researchgroepen ingebed in internationale netwerken. Een academische verankering die ook de fundamentele gerichtheid op opleiding, bijkomende vorming, deskundigheidsontwikkeling en differentiatie inbrengt. De resulterende doctoraten 42
in het domein van WVG betekenen een grote meerwaarde voor de kwaliteit van het toegepast praktijk- en beleidsgericht onderzoek in Vlaanderen. De samenwerking met de hogescholen laat toe mogelijkheden voor toegepast en implementatieonderzoek te exploreren en te verspreiden. Een longitudinaal steunpuntprogramma voegt aan die expertise de bijkomende basisgegevens, de centrale knelpuntanalyses en de globale juridische discussiethema’s toe. Dit onderdeel levert fundamentele basisgegevens aan voor een coherent overheidsbeleid, maar ook voor elk van de betrokken groepen ten behoeve van eigen ontwikkelingen. Het voorziene ad-hoconderzoek laat daarenboven toe vlot in te spelen op actuele vragen en thema’s die door het beleid geformuleerd worden. De 6 à 10 zorgvuldig geselecteerde regio’s worden geïntegreerd in het consortium. Ze worden telkens preferentieel aangesproken om gegevens te leveren, om als proefregio te fungeren en om concrete veldexpertise toe te voegen. De regio zal in de toekomstige organisatie van de welzijns- en gezondheidszorg cruciaal worden. Samenwerking, afstemming en integratie zullen steeds meer op dit vlak van de concrete betrokkenen in de zorg rond de patiënt dienen te gebeuren. Deze optie levert het consortium de nodige realiteitscontacten op en betrokkenheid op concrete implementatiemogelijkheden en –moeilijkheden. De schaal en de complexiteit van Brussel hoofdstad vereist de participatie van de Brusselse partner die vertrouwd is met de bestuurlijke complexiteit van dit gebied en die hierbij als toegangspoort fungeert. Programma 1: Kencijfers & monitoring Dit onderzoeksprogramma vertrekt van de vaststelling dat er ondanks de vele registraties en databanken, een tekort is aan sectoroverschrijdende gegevens die gebruikers van voorzieningen in kaart brengen en hun zorggebruik over de grenzen van sectoren en voorzieningen heen beschrijven. Hierdoor ontbreekt het de overheid aan zeer belangrijke informatie over de kostprijs van zorg- en dienstverlening. Dit onderzoek moet hier verandering in brengen. De eerste fase van het programma bestaat uit een gap-analyse waarin alle bestaande onderzoeksdatabestanden, administratieve data en registratiegegevens in kaart worden gebracht. Dit leidt tot een inzicht in de reeds aanwezige informatie, de sectoren waar de informatie overlapt, welke informatie overbodig is en welke hiaten er in de bestaande databestanden zijn. De tweede fase bestaat erin gegevens te verzamelen over panels van zorggebruikers via een (versnelde) geboortecohorte en hun gezin. Deze panels en cohorten zullen herhaaldelijk bevraagd worden over hun gebruik van diensten en voorzieningen, maar ook over hun tevredenheid, kwaliteit van zorg, kwaliteit van leven, ... Door middel van deze herhaalde bevraging van de cohorte of de panels van mensen met een specifieke problematiek (gezondheids-, ontwikkelings-, en opvoedingsproblemen, relationele problemen, armoede, psychische klachten, depressie, dementie) kan worden nagegaan hoe zij op langere termijn zorg en begeleiding zoeken en krijgen. Dit soort informatie laat toe om op beleidsniveau een betere planning op te stellen. De panels zullen worden georganiseerd in duidelijk omschreven territoriale regio’s.
43
Programma 2: Evaluatie & ontwikkeling Het SWVG wil tevens een antwoord bieden op vragen van de overheid op het vlak van effectiviteit en efficiëntie. Ook dit programma begint met een status questionis door in de regio’s uit programma 1 een bevraging te doen naar de prioriteiten van verschillende groepen betrokkenen omtrent de kwaliteit van zorg– en dienstverlening. Tegelijk wordt een stand van zaken opgemaakt over wetenschappelijke methodieken en instrumenten om de kwaliteit te verbeteren. Ten slotte implementeren de onderzoekers een aantal evidence based praktijken in Vlaanderen, waarvan het effect geëvalueerd wordt. Door de panels uit programma 1 te bevragen kan SWVG ook de impact van innovaties op het welbevinden van de gebruiker evalueren. Het SWVG brengt hier ook een welzijns- en gezondheidseconomische cel samen die economische evaluaties van aanbodsvormen in de gezondheids- en welzijnssector zal uitvoeren. Op deze expertise kan de Vlaamse overheid een beroep doen voor de evaluatie van zowel ad hoc als lange termijn projecten. Belangrijk is dat in tegenstelling tot het verleden deze welzijns- en gezondheidseconomische cel zich niet langer beperkt tot de gezondheidszorg, maar ook de welzijnssector in haar onderzoek betrekt. Dit schept de mogelijkheid trajecten op een geïntegreerde manier te evalueren. Programma 3: Juridisch en institutioneel kader In de zorgsector rijzen steeds vaker problemen van juridische aard. Denk aan beroepsgeheim en verwerking van persoonsgegevens, rechtspositie van personen die wilsonbekwaam zijn, grensoverschrijdende zorg, aansprakelijkheid en schuldig hulpverzuim. Steeds meer worden oplossingen gezocht in een al dan niet ‘welzijnsspecifiek’ juridisch begrippenapparaat en instrumentarium. Het juridisch onderzoek is cliëntgericht: de rechtsverhoudingen worden geanalyseerd in het licht van het welzijn van de cliënt en/of het cliëntsysteem. Centraal staat de vraag naar juridische garanties en mogelijkheden om de zorg ten behoeve van de cliënt zo kwaliteitsvol mogelijk juridisch te ondersteunen, met aandacht voor zorgethische gevoeligheden. Ook de verhouding tussen de overheid en de zorgaanbieders en voorzieningen is voorwerp van onderzoek. Dit programma bestudeert o.a. de impact van evoluties aan vraag- en aanbodzijde op het recht op kwaliteitsvolle zorgverlening en de wijze waarop de overheid haar zorgbeleid juridisch vorm geeft. Enerzijds maakt het een juridische benchmarking en ondersteuning mogelijk t.a.v. onderzoeks- en beleidsbevindingen uit de andere programma’s. Anderzijds is een structurele juridische kennisopbouw aangewezen om beter op reële ad hoc kennisnoden te kunnen inspelen. De institutionele aanpak vanuit bestuurskunde zorgt voor een vernieuwende kijk op de bestaande beleidsuitvoering binnen Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Door het zorgaanbod integraal en bottom up te bestuderen, kan de efficiëntie en effectiviteit van de beleidsuitvoering verhogen. www.steunpuntwvg.be Het Steunpunt WVG heeft een eigen website met informatie over het onderzoeksplan, over de betrokken partners van het steunpunt, en over het brede netwerk waarin het SWVG ingebed 44
is. Via deze website kunnen betrokkenen en potentieel geïnteresseerden zich inschrijven voor de trimestriële nieuwsbrief.
45
8 Kennis- en onderzoeksplatform in de Gezondheids- en welzijnszorg Associatie K.U.Leuven Coördinatie: Projectleiding:
Ch. Van Audenhove K. Hermans en Ch. Van Audenhove
Leden van het Kennis- en Onderzoeksplatform Gezondheids- en welzijnszorg Associatie K.U.Leuven : Frank Baert, algemeen directeur KaHoSL Piet Bloemen, departementshoofd Verpleegkunde en Lerarenopleiding KHMechelen Dr. Carine Boonen, expert – kabinet Minister President Vlaamse Regering Peter Degadt, algemeen directeur Verbond van Verzorgingsinstellingen An Descheemaker, directeur - afgevaardigd bestuurder Associatie K.U.Leuven Wim Fyen, K.U.Leuven Research & Development Prof. Dr. Bernard Himpens, decaan faculteit Geneeskunde (voorzitter) Toon Martens, algemeen directeur KHLeuven Jo Praet, departementshoofd Gezondheidszorg EHSAL Monique Michiels, coördinator Gezondheidszorg KaHo Sint-Lieven Prof. Dr. Chantal Van Audenhove, coördinator LUCAS Luc Van Gorp, departementshoofd Gezondheidszorg KHLim Prof. Dr. Arthur Vleugels, directeur Centrum voor Ziekenhuis- en Verplegingswetenschap K.U.Leuven Jef van Holsbeke, Verbond van Verzorgingsinstellingen Guido Van Oevelen, voorzitter Verbond van Verzorgingsinstellingen Frank Cuyt, algemeen directeur Vlaams Welzijnsverbond Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator Wit-Gele Kruis van Vlaanderen Theo Rombouts, voorzitter Vlaams Welzijnsverbond Prof. Dr. Johan Kips, algemeen directeur UZ Leuven Prof. Dr. Mark Waer, vice-rector groep Biomedische wetenschappen K.U.Leuven Ward Heylen, projectcoördinator gezondheidszorg Associatie K.U.Leuven (secretaris) Het Kennis- en Onderzoeksplatform gezondheids- en welzijnszorg van de Associatie K.U.Leuven heeft tot doel de samenwerking tussen leden van de Associatie K.U.Leuven op het gebied van het zorgonderzoek te bevorderen. Het wil een overzicht bieden van het lopende onderzoek in de associatie en dit bekend maken aan geïnteresseerde instanties. Door de samenwerking wil het tevens beter inspelen op de bestaande noden aan zorgonderzoek. Door het bundelen van hun krachten beogen de initiatiefnemers hun expertise te verruimen en de kwaliteit en performantie van het zorgonderzoek te verhogen.
46
De doelstellingen van het zorgonderzoek binnen de Associatie K.U.Leuven Het onderzoek binnen de associatie moet leiden tot ▪ ▪ ▪ ▪ ▪
kennisoverdracht naar het hoger onderwijs, de permanente navorming en de praktijkvoering een goede kwaliteit van zorg, de implementatie van wetenschappelijke kennis in de praktijk, de implementatie van de methodische cyclus in de zorg, ondersteuning en evaluatie van innovatieprojecten.
Doelstelling van het platform Aangezien er in de gezondheids- en welzijnszorg al heel wat praktijk- en beleidsgericht onderzoek gebeurt vanuit de verschillende geledingen van de K.U.Leuven en de hogescholen van de Associatie K.U.Leuven, zijn vooral de wederzijdse afstemming en aansluiting van belang.Het is de bedoeling om door een krachtenbundeling de performantie te verhogen. In de toekomst zal het nodig zijn om de samenwerking tussen de universiteit, de hogescholen en de zorgsector in een ruimer perspectief te plaatsen waarbij bestaande occasionele interactievormen tussen onderzoek, praktijk, opleiding en navorming een meer systematisch en structureel kader krijgen. Strategische doelstellingen van dit platform zijn bijgevolg: ▪ de dialoog tussen onderzoek en praktijk activeren; ▪ het samenbrengen van expertise uit de universiteit, de hogescholen en de zorgsector; ▪ het versterken van de expertise in de breedte en in de diepte; ▪ een goede doorstroming van onderzoeksresultaten naar opleiding en praktijk bevorderen; ▪ het verhogen van de efficiëntie door onderlinge afspraken te maken, door samenwerking en onderlinge ondersteuning; ▪ het creëren van voldoende kennis- en onderzoeksexpertise om deze opdrachten goed te kunnen verrichten en de continuïteit te waarborgen. Operationele doelstellingen van het kennis- en onderzoeksplatform ▪ de bestaande knowhow en expertise in kaart brengen binnen alle geledingen van de Associatie, ▪ nieuwe onderzoeksnoden detecteren en behoeften van de zorgsector systematisch en op een professionele manier in kaart brengen, ▪ in samenwerking met de partners prioriteiten bepalen in het onderzoeksbeleid en goede taakverdelingen afspreken om onnodige concurrentie tegen te gaan en tot een optimalisatie van de inzet van beschikbare onderzoekers en middelen te komen, ▪ een transparante visie ontwikkelen op de samenwerking tussen partners in het onderzoek, waar alle partners zich in herkennen en die een leidraad kan zijn bij de keuzes en bij de praktische uitwerking. ▪ potentiële partners met elkaar in verbinding stellen en opportuniteiten voor overleg en uitwisseling realiseren, ▪ de samenwerking tussen de drie niveaus van onderzoek organiseren en ontwikkelen waar ze ontbreekt, 47
▪ ▪ ▪
▪
de “ketenbewaking” organiseren in functie van een betere kwaliteit van het eindproduct, good practices in kaart brengen en op basis daarvan benchmarkingsessies organiseren, op een gecoördineerde manier – d.w.z. in synergie met alle relevante partners in het werkveld en op het onderzoeks- en beleidsvlak - nieuwe financieringskanalen voor praktijk-en beleidsgericht onderzoek in zorg en welzijn genereren of bedingen bij de bevoegde overheden, een brede verspreiding van de onderzoeksbevindingen naar de praktijk, met bijzondere aandacht voor de maatschappelijke bruikbaarheid en voor de vertaling naar klinische toepassingen (praktijkrelevante kennis)
Cedefop Project In 2008 werd een project geformuleerd voor de ontwikkeling van een VTO-beleid voor “front line workers”. Deze studie gebeurt in opdracht van Cedefop (European Centre for the Development of Vocational Education) en in samenwerking met EASPD (European Association of Service Providers for Persons with Disabilities), EPR (European Platform for Rehabilitation) en WE (Workability Europe). De studie zal leiden tot een kwalitatief Europees vorming-training-en-opleidingsbeleid in functie van toekomstige noden en uitdagingen in de sociale zorgsector. Centraal staan professionals in de eerste lijn, die hulp verlenen aan kwetsbare personen met multiple en complexe noden die langdurige ondersteuning nodig hebben in diverse levensdomeinen. Bijvoorbeeld mensen met chronische psychiatrische problemen, die tegelijkertijd dakloos, verslaafd en gehandicapt zijn. Dit project speelt in op de nieuw verworven competenties die men nodig heeft voor deze doelgroepen die nogal eens zorg weigeren, terwijl ze zorg nodig hebben. De ondersteuning van kwetsbare personen, de participatie van familie, de teamwerking en het leiderschap’ moeten herdacht worden om effectief te kunnen inspelen op de noden. Met het oog op een maximale praktijkrelevantie en mogelijkheden tot disseminatie worden de aanbevelingen mee ontwikkeld en getoetst door partnerships in vijf Europese landen (Zweden, Duitsland, Groot-Brittannië, Portugal en Polen). Tegen de zomer worden de eerste resultaten verwacht. Eind 2009 wordt de totaliteit van het project voorgesteld en wordt beoordeeld welke deelaspecten verdieping vragen.
48
9
Publicaties
Rapporten en Nederlandstalige publicaties Debast, N., Hermans, K., Moons L. & Vanhauwaert F., 5 jaar RMI-wet. In Cahiers OCMWVisies, Vanden Broele, 2008. De Groof, M., Daems, A., Hermans, K. (2008) Ontwikkelen van indicatoren en een programmatie voor het algemeen welzijnswerk. Leuven: LUCAS. Hermans, K (2008). Evidence-based jeugdhulp: veelbelovend of holle hype?, In Handboek integrale jeugdhulp (pp. 303-318). Hermans, K. (2008). Evidence-based practice: opportuniteit voor sociaal werk. Alert, 2, p. 1323. Lambeir, B. & Demaerschalk, M. (2008). Welzijnseconomie: het welzijnswerk telt mee. Alert, 4, 86-93. Piessens, A., Hermans, K. & Vettenburg, N. (2008). Toegankelijkheid realiseren: een permanente opdracht. In Desmet, A., Baert, H., Bouverne-De Bie, M., Verbeke, L. (ed.). Handboek Samenlevingsopbouw in Vlaanderen (pp. 259-274), Brugge: Die Keure Van Audenhove, Ch., De Coster, I., van den Ameele, H., Defruyt, J. & Goetinck, M. (2008). La prise en charge de la dépression par le médecin généraliste. Un manuel destiné à la pratique. Leuven: LannooCampus.
Internationale publicaties Hegerl, U., Wittmann, M., Arensman, E., Van Audenhove, Ch. e.a. (2008). The ‘European Alliance Against Depression (EAAD)’: A multifaceted, community-based action programme against depression and suicidality. The World Journal of Biological Psychiatry, 9(1): 51-58. Isebaert, S., Van Audenhove, Ch., Haustermans, K., Junius, S., Joniau, S., De Ridder, K., Van Poppel, H. (2008). Evaluating a Decision Aid for Patients with Localized Prostate Cancer in Clinical Practice. Urologia Internationalis 2008; 81, 383-388. Scheerder, G., De Coster, I. & Van Audenhove, C. (2008). Pharmacists' Role in Depression Care: A Survey of Attitudes, Current Practices and Barriers. Psychiatric Services, 59, 11551161. Värnik, A., Kõlves, K., Allik, J., Arensman, E., Aromaa, E., Van Audenhove, Ch., Bouleau, J.H., van der Feltz-Cornelis, CM., Giupponi, G., Gusmäo, R., Kopp, M., Marusic, A., Maxwell, M., Oskarsson, H., Palmer, A., Pull, C., Realo, A., Reisch, T., Schmidtke, A., Pérez Sola, V., Wittenburg, W., Hegerl, U. (2008). Gender issues in suicide rates, trends and methods among youths aged 15-24 in 15 European countries. Journal of Affective Disorders 113 (2009) 216-226. Värnik, A., Kõlves, K., van der Feltz-Cornelis, C. M., Marusic, A. , Oskarsson, H., Palmer, A., Reisch, T., Scheerder, G., Arensman, E., Aromaa, E., Giupponi, G., Gusmão, R., Maxwell, M., Pull, C., Szekely, A., Pérez Sola, V. & Hegerl, U. (2008). Suicide methods in Europe: a gender specific analysis of countries participating in the “European Alliance Against Depression”. Journal Epidemiol Community Health, 62, 545-551 49
Declercq, A. (2008). Small scale living-arrangements for people with dementia: the Belgian Situation. Meeting Abstract gepubliceerd in The Gerontologist, 48 (3), 538. De Rooij, I., Luijckx, K., & Declercq, A. (2008). The pro’s and con’s of small-scale living in the Netherlands. Meeting Abstract gepubliceerd in The Gerontologist, 48 (3), 538.
50
10 Presentaties 10.1 Internationaal 18 februari 2008, Tilburg (Nederland) Declercq, A., Ontwikkelingen in de dementiezorg in België. Lezing op Middagsymposium Academische Werkplaats Chronische Zorg ‘Dementiezorg in Nederland en daarbuiten; aspecten van zorg, behandeling en begeleiding’. 24 mei 2008, Kraków (Polen) Everaert, S., Scheerder, G., De Coster, I. & Van Audenhove, Ch., ‘Toward a stepped care for people with depression: action research in community mental health centers’. Enmesh conference 2008: “Good practice – good outcome?” Scheerder, G., Reynders, A. & Van Audenhove, Ch., General population knowledge and attitudes regarding depression and suicide in Belgium. Enmesh conference 2008: “Good practice – good outcome?” Tambuyzer, E., Scheerder, G. & Van Audenhove, Ch., Literature review on user involvement in mental health care. Enmesh conference 2008: “Good practice – good outcome?” 2-5 september 2008, Oslo (Noorwegen) Van Audenhove, Ch., Helping patients choose their treatment: development and first results of a decision aid for depression. Posterpresentatie op ‘EACH International Conference on communication in healthcare’. 27-28 oktober 2008, Barcelona (Spanje) Declercq, A., Belgium: Country Report, InterRAI Meeting Declercq, A., Belgium: Scientific Paper, InterRAI Meeting 8 december 2008, Tilburg (Nederland) Declercq, A., Kleinschalig genormaliseerd wonen in Vlaanderen. Presentatie op het Brabants café Kleinschalige woonvormen voor mensen met dementie.
10.2 Nationaal 15 januari 2008, Schaarbeek Declercq, A., Lezing over ‘Dementie en continue zorg’ en ‘kleinschalig wonen’ 18 januari 2008, Brussel Declercq, A., Lezing over ‘Kleinschalig genormaliseerd wonen in Vlaanderen’CD&V Stuurgroep 19 februari 2008, Brussel Declercq, A., Lezing over ‘What is RAI? The Resident Assessment Instrument in Belgium, RAI Symposiu. 51
Declercq, A. Lezing over ‘Wat zijn de resultaten van de studies in België: de rust- en verzorgingstehuizen, RAI Symposium. 26 februari 2008, Gent Hermans, K., ‘Profiel van de gerechtigde’. Spreker op studienamiddag ‘5 jaar RMI-wet’ 11 maart 2008, Berchem Hermans, K., Inleiding op het debat ALERT Rondetafelgesprek ‘Evidence based sociaal werk’. 10 april 2008, Sint-Martens-Lennik Hermans, K., Hulpverlening aan ‘moeilijke doelgroepen’, MPI Levenslust. 17 april 2008, Brussel Declercq, A. Lezing over ‘Dementie en continue zorg’, Pluralistische vereniging voor palliatieve zorg van het Brusselse Gewest 18 april 2008, Brussel Van Audenhove, Ch., Onderzoek rond het zorgaanbod. Presentatie en plenaire discussie tijdens workshop project dementie, Koning Boudewijnstichting. 21 april 2008, Blankenberge Van Audenhove, Ch., Indicatoren en kwaliteit van zorg. Workshop tijdens de tweedaagse van Agentschap Inspectie Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. 20 mei 2008, Torhout Hermans, K., Voordracht trefdag thuisloosheid. 22 mei 2008, Leuven Declercq, A. Voordracht over ‘RAI in België’, Groep Sas van Gent. 27 mei 2008, Hasselt Hermans K., opleiding 5-jaar RMI-wet, uitgeverij Vanden Broele. 19 juni 2008, Eben-Emael Van Audenhove Ch., Lezing op het congres ‘La Réhabilitation Psychosociale’ 13 september 2008, Beerse Declercq, A., Kwaliteit van zorg: een visie op de toekomst, Armonea, Beerse 16 september 2008 Hermans, K., Perdaens, A., Francq, B., Thuisloosheid door de bril van wetenschappers, Belgisch netwerk armoedebestrijding, Studiedag dakloze vrouwen 16 en 17 september 2008, Antwerpen Scheerder, G., Reynders, A. & Van Audenhove, Ch., Kennis en attitudes van de bevolking t.o.v. depressie en suïcide: een pilootstudie in Vlaanderen, 4e Vlaams Geestelijk Gezondheidscongres “Geestelijke gezondheid: zorg voor velen, door velen”, pag. 124-125 Scheerder, G., Tambuyzer, E., Van Audenhove, Ch., Beeldvorming en stigmabestrijding inzake geestelijke gezondheid(szorg): evaluatie van ervaringen in Vlaanderen, 4e Vlaams 52
Geestelijk Gezondheidscongres “Geestelijke gezondheid: zorg voor velen, door velen”, pag. 125 Everaert, S., Scheerder, G., De Coster, I., Van Audenhove, Ch., Getrapte zorg voor personen met depressie in de centra voor geestlijke gezondheidszorg, 4e Vlaams Geestelijk Gezondheidscongres “Geestelijke gezondheid: zorg voor velen, door velen”, pag. 138-139 De Coster, I., Everaert, S., Van Audenhove, Ch., Nissen, D., Stroobants, M., Van de Walle, L., Werk maken van de rehabilitatievisie: vorming in organisaties Ervaringen vanuit OP Geel en UPC Sint-Kamillus / vzw Walden, 4e Vlaams Geestelijk Gezondheidscongres “Geestelijke gezondheid: zorg voor velen, door velen”, pag. 122 Gommers, J., Van Audenhove, Ch., Professionalisering van verantwoordelijk verpleegkundigen in de geestelijke gezondheidszorg, 4e Vlaams Geestelijk Gezondheidscongres “Geestelijke gezondheid: zorg voor velen, door velen”, pag. 129 25 september 2008, Leuven Hermans, K. Zorginnovatie in welzijn gedefinieerd. Lezing op het congres “Zorginnovatie in Welzijn”. 17 oktober 2008, Leuven Van Audenhove Ch., deelname aan het debat “Tussen lijden en leiden” 25 oktober 2008, Oostende Van Audenhove Ch., Presentatie op het Belgian Brain Congress 2008 “Do doctor’s objectives correspond to patients expectations?” 11 december 2008, Leuven Van Audenhove Ch., Scheerder G., Presentatie op Less is more, een wetenschappelijke kijk op de cijfers en de preventie van suïcide in Vlaanderen,“Preventie van suïcide: overzicht en aanbevelingen.”
53
11 Doctoraten
The care of depression and suicide: attitudes, skills and current practices of community and health professionals Doctorandus: Gert Scheerder Promotor: Prof. dr. Chantal Van Audenhove Getrapte zorg Doctorandus: Promotor:
Stefanie Everaert Prof. dr. Chantal Van Audenhove
Zorgtrajecten van ouderen met geheugenproblemen/depressieve klachten Doctorandus: Melanie Demaerschalk Promotor: Prof. dr. Anja Declercq Patiënten- en familieparticipatie in de geestelijke gezondheidszorg Doctorandus: Else Tambuyzer Promotor: Prof. dr. Chantal Van Audenhove The role of social – cognitive determinants, coping strategies, and help seeking behaviour in the incidence of suicidal behaviour. Regional differences in Flanders and the Netherlands. Doctorandus: Promotor:
Alexandre Reynders Prof. dr. Chantal Van Audenhove
Verhoogt kleinschaligheid de kwaliteit van leven voor dementerende ouderen? Doctorandus: Co-promotor: Promotoren:
54
Ietje de Rooij Dr. Katrien Luijckx Prof. Dr. Jos Schols en Prof. Dr. Anja Declercq
12 Bestuur en personeel
Lucas is in 1989 opgericht als een samenwerkingsverband tussen de K.U. Leuven en Caritas Catholica Vlaanderen, gespecialiseerd in praktijk- en beleidsgericht onderzoek in de sectoren van gezondheids- en welzijnszorg.
Bestuursleden Dagelijks Bestuur* Prof. dr. W. Geijsen, voorzitter Caritas Catholica Vlaanderen tot 8 mei 2008, voorzitter Prof. dr. R. Masschelein, Afdeling Arbeids- en Verzekeringsgeneeskunde, ondervoorzitter De heer D. Verhoeven, coördinator, Caritas Catholica Vlaanderen Prof. dr. M. Waer, vice-rector K.U.Leuven Prof. dr. Ch. Van Audenhove, coördinator LUCAS * De leden van het Dagelijks Bestuur maken ook deel uit van het Bestuurscollege
Bestuurscollege F. Cuyt, algemeen directeur Vlaams Welzijnsverbond (Caritas) J. Felix, Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede, tot april 2008 Prof. dr. J. Verstraeten, Faculteit Godgeleerdheid Prof. dr. F. Lammertyn, directeur LUCAS Prof. dr. H. Nys, Biomedische Ethiek en Recht Prof. dr. G. Van Herck, Faculteit Economie en Toegepaste Economische Wetenschappen Prof. dr. K. De Witte, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen M. Van Engeland, Caritas Vlaams-Brabant Mechelen Guido Van Oevelen, voorzitter Caritas Catholica Vlaanderen, vanaf 8 mei 2008 D. Verhoeven, Caritas Catholica Vlaanderen, coördinator
55
Personeelsleden Coördinator:
Prof. dr. Ch. Van Audenhove
Projectleiders:
Prof. dr. A. Declercq Dr. K. Hermans I. De Coster, licentiaat in de psychologie
Wetenschappelijk medewerkers A. Daems, doctor in de psychologie M. De Groof, licentiaat in de psychologie E. Demaerschalk, licentiaat in de psychologie M. Demaerschalk, licentiaat in de sociale wetenschappen E. Detroyer, licentiaat in medisch sociale wetenschappen S. Everaert, licentiaat in de psychologie J. Gommers, vrijwillig medewerker KHLim J. Mello, licentiaat in de toegepaste economische wetenschappen A. Reynders, licentiaat in de sociologie C. Schalenbourg, vrijwillig medewerker KHLim K. Scheepmans, vrijwillig medewerker Wit-Gele Kruis G. Scheerder, licentiaat in de psychologie N. Spruytte, doctor in de psychologie E. Tambuyzer, licentiaat in de psychologie D. Vanneste,, licentiaat medisch sociale wetenschappen S. Vanneste, licentiaat vertaler-tolk K. Vermeulen, licentiaat in de criminologie R. Vranken, licentiaat in de sociologie
Administratie L. Van Hoof, administratief medewerker S. Van den Bossche, administratief medewerker L. Van Cauwenberghe, administratief medewerker
56