AO2845 2006
Los nummer € 3,25
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
AO is een uitgave van AO Uitgeverij, Pascallaan 71, 8218 NJ Lelystad Telefoon: +31 (0)320 28 69 62 Fax: +31 (0)320 28 69 85 E-mail:
[email protected] Internet: www.actueleonderwerpen.nl AO Uitgeverij (Actuele Onderwerpen) brengt in de AO-reeks publicaties van deskundige auteurs en heeft als doel hoogwaardige, exclusieve informatie op een objectieve en toegankelijke wijze voor een breed publiek te ontsluiten. AO verschijnt elke 14 dagen. Uitgever Drs. Meine Breemhaar Hoofdredacteur Andries Greiner Manager Ing. Ronald Buitenhuis Marketing & PR Bc. Astrid van Rijn Abonnementen administratie José Koning Vormgeving Alex Rimini Productie Karmac Drukwerk BV Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa AO-2845
ISBN 90-8587-021-6 ISSN 0001-7841 Jaar verschijning 2006 Samenstelling De tekst voor dit AO is geschreven door dr. Gert-Jan Hospers, docent economie aan de Universiteit Twente. Beeldrecht Van werken van kunstenaars aangesloten bij een cisacorganisatie zijn de publicatierechten geregeld met beeldrecht te Amsterdam. © 1999 c/o beeldrecht, Amsterdam. AO heeft al het mogelijke gedaan om de eigenaars van de reproductierechten op te sporen en verontschuldigt zich voor elke onopzettelijke weglating en zou in zulke gevallen graag in toekomstige uitgaven een vermelding opnemen. Redactie en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een betrouwbare uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventueel in deze uitgave voorkomende onjuistheden.
Losse uitgaven Kijk voor de complete lijst van uitgaven op onze website: www.actueleonderwerpen.nl. Of ontvang een bestellijst per post: +31 (0)320 28 69 62. Losse nummers € 3,25 Verzamelbanden € 3,50 Verzendkosten bedragen € 2,50 per zending Informeer naar de verkooptarieven voor grotere oplagen. Abonnementen Deelabonnement, 5 boekjes van één thema € 12,50 Abonnement voor de Benelux per jaar € 54 Abonnement per half jaar € 32 Abonnement buitenland per jaar € 89 Bij automatische incasso geldt een korting van € 2,50 op de abonnementsprijzen. En u ontvangt € 2,50 extra korting met uw CJP of 65+ pas. Jubileumabonnement In het kader van ons 70 jarig jubileum ontvangt u nu 70 uitgaven (bijna 3 jaar lang) voor maar € 119. Tevens ontvangt u als extra geschenk alle uitgaven van jaargang 2005 in een mooie verzamelband cadeau! Proefabonnement Ontvang de eerste 4 maanden (8 uitgaven) voor slechts € 19,95. Het abonnement loopt tot wederopzegging (opzegging minimaal 1 maand voor verstrijken van de proefperiode). Daarna betaalt u het reguliere tarief van € 54 per jaar. Meerdere abonnementen? Informeer naar de tarieven. Bestellen van losse uitgaven en abonnementen kan: - Via de website: www.actueleonderwerpen.nl; - Door te bellen: +31 (0)320 28 69 62, of; - Door het te betalen bedrag over te maken op girorekening 7577464 of Bankrekening 68.06.13.730 en vanuit België via een postcheque 000-1741911-82, t.n.v. AO BV Lelystad, o.v.v. naam, adres, woonplaats, (land) en editienummer. Annulering Het abonnement loopt tot wederopzegging. De opzegging dient minimaal 2 maanden voor verstrijken van de abonnementsperiode schriftelijk aan AO Uitgeverij doorgegeven te worden onder vermelding van het abonnementsnummer. Onderwerpsuggestie Hebt u als lezer, auteur of instelling een idee voor een uitgave? Neem dan contact op met AO Uitgeverij. Brailleleesregel/spraakbox De actuele onderwerpen-reeks is voor visueel gehandicapten ook verkrijgbaar via de brailleleesregel/spraakbox. Nadere informatie hierover is te krijgen bij CBB, Christelijk Bibliotheek voor Blinden en Slechtzienden, te Ermelo, telefoon 0341-55 10 14.
© 2006 AO (Actuele Onderwerpen) BV Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
Voorwoord van de hoofdredacteur Gert-Jan Hospers publiceerde al eerder in onze AO-reeks. Zijn bijdragen vielen goed in de smaak en de waardering zal met dit AO alleen maar toenemen. Hij toont aan dat succesvolle vernieuwing van en in bedrijven veel te maken heeft met de kenmerken van het gebied waarin die bedrijven gevestigd zijn. Zo'n kenmerk is bijvoorbeeld de aanwezigheid van een universiteit en het is dan ook voordehandliggend dat in Wageningen een nieuwe, bederfwerende verpakking voor tomaten en paprika's wordt bedacht. Sterker nog: zonder zulke kenmerken valt nauwelijks innovatiekracht van de grond te krijgen. Hij noemt het "kathedralen in de woestijn", zoals in Akademgorok in Siberië, bedoeld als een tweede Silicon Valley, de Amerikaanse bakermat van de computer. Daarbij zijn hardware, software én mindware van belang, zo leren we, terwijl het onderscheid tussen imitatie en innovatie evenzo een grote rol speelt. Essentieel is echter dat hogere overheden, landelijk en Europees, de regio's ondersteunen. Daar waar "het" gebeurt.
Andres Greiner
INHOUD Inleiding Het Europa van de Regio’s Regionale innovatiekracht Opmars van Silicon Somewheres Hardware, software en mindware Hoe slimme streken innoveren
4 4 7 11 15 21
Bronnen Websites
25 25 3
AO2845
Inleiding ‘Implementatie Lissabon-strategie topprioriteit voor Nederland en Europa’, ‘Innovatie helpt Friese economie uit dal’, ‘Regionaal Innovatieplatform zet in op kennisclusters’. Zo maar enkele recente koppen uit de krant met dezelfde strekking: willen we onze welvaart behouden, dan moeten we investeren in de kenniseconomie. Kennis staat immers aan de basis van nieuwe producten, diensten en processen (innovaties) die uiteindelijk de motor vormen achter economische groei. Uit veel studies blijkt dat Europese landen en regio’s moeite hebben om mee te komen in de internationale innovatiewed-
loop. Op alle niveaus – Europees, nationaal en regionaal – hebben bestuurders dan ook programma’s en platforms opgezet om de kenniseconomie te stimuleren. In dat kader komt men er steeds meer achter dat kennisontwikkeling en innovatie het beste gedijen in een regionale context. ‘Slimme streken’ als Noord-Brabant en de Zwitserse Jura laten zien dat innovatief succes sterk afhankelijk is van specifieke, plaatsgebonden factoren. In dit AO kijken we hoe regio’s in Nederland en Europa innoveren en wat ze daarbij van succesvolle voorbeelden kunnen leren.
Het Europa van de Regio’s ‘The variety of the small European continent is great’, schreef de bekende Franse geograaf Gottmann in 1954. Nu, ruim een halve eeuw later, staat die grote diversiteit op ons kleine Europese continent steeds meer onder druk. De voortgaande Europese eenwording leidt er namelijk toe dat plekken steeds meer op elkaar gaan lijken. Ook al is het ideaal van een Verenigde Staten van Europa nog ver weg, de lidstaten van de Europese Unie hopen door verdere integratie sterker te staan in de concurrentiestrijd met andere continenten, zoals Amerika en Azië. In 2000 hebben ze die wens ook met zoveel woorden uitgesproken. Toen is namelijk in Lissabon vastgelegd dat Europa in 2010 ‘de meest concurrerende en dynamische 4
kenniseconomie van de wereld’ dient te zijn. Om die doelstelling te halen, moet er nog het nodige gebeuren, zo concludeerde Wim Kok, die in opdracht van de Europese Commissie eind 2004 de tussenbalans van de Lissabon-agenda opmaakte. In zijn rapport merkte hij op dat de Europese regio’s een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de realisatie van de Lissabon-strategie. Onze voormalige minister-president slaat daarmee de spijker op zijn kop: de Europese kenniseconomie begint inderdaad in de regio. De concurrentiekracht van Europa staat of valt immers met de economische kracht van al haar regio’s afzonderlijk. Innovatie, waar het in de kenniseconomie in feite om gaat, vindt niet in het luchtledige plaats, maar
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
In 2000 kwamen de Europese regeringsleiders in Lissabon bijeen
altijd op een bepaalde plek. Ook al zijn creatieve ondernemers of onderzoekers met internet en mobiele telefonie nog zo ‘on-line’, uiteindelijk bevinden ze zich altijd ergens en die geografische omgeving beïnvloedt onmiskenbaar de vernieuwingen die ze tot stand brengen. Innovatieve regio’s in Nederland (bijvoorbeeld Noord-Brabant en de Gelderse Vallei) en Europa (zoals de Zwitserse Jura en Cambridgeshire) laten zien dat succesvolle vernieuwing vaak te maken heeft met regionale bijzonderheden. Sommige regio’s staan zich ook graag voor op het
feit dat ze anders zijn dan de rest. Denk bijvoorbeeld aan Friesland (‘Fryslân boppe’), de Zuid-Duitse deelstaat Beieren (‘Zwischen Laptop und Lederhose’) en het Italiaanse eiland Sardinië (‘Proud to be different’). Menigeen bekritiseert dat regionalisme of lacht er een beetje om. Het is maar de vraag of dat terecht is. Het accentueren van regionale verschillen zou wel eens een slimme strategie kunnen zijn in een Europa dat steeds eenvormiger wordt. Misschien moeten we de toekomst van ons continent helemaal niet zoeken in een Verenigde Staten van Europa, maar juist in een ‘Europa van de Regio’s’. 5
AO2845
Food Valley: de Gelderse Vallei als smaakmaker In ons land is de Gelderse Vallei (de regio Wageningen-Ede-RhenenVeenendaal) het centrum van innovatief voedingsonderzoek. De streek heeft veel kennis en kunde in huis op het terrein van voedsel, gewassen, biotechnologie en gezondheid en weet dat bovendien om te zetten in klinkende munt. In de keten kennis-kunde-kassa spelen onderzoekscentra (met name bij Wageningen Universiteit) en het bedrijfsleven (zoals Campina, Numico, Keygene en Riedel) een sleutelrol. Om de Gelderse Vallei als innovatieve regio op de Europese kaart te zetten werken de plaatselijke bedrijven, investeerders, overheden en kennisinstellingen sinds kort samen in de Stichting Food Valley. Het idee van de ‘voedingsvallei’ is eigenlijk als grap begonnen. Professor Jo Hautvast, hoogleraar voedingsleer, pleitte op zijn colleges vaak voor Wageningen als ‘food university’. Enkele studenten reageerden daarop door een bord met ‘Food Valley’ op de campus te plaatsen. Wat als grap begon, wordt nu realiteit. De regio is de kraamkamer van tal van nuttige vernieuwingen. Zo ontwikkelden Wageningse onderzoekers een doos die ervoor zorgt dat tomaten en paprika’s niet bederven als ze naar Amerika worden vervoerd. Ook de houdbaarheidsdatum van vlees is dankzij onderzoek in de Food Valley verlengd. Of wat te denken van honing met medicinale werking? Dit soort innovatie maakt de Gelderse Vallei (inter)nationaal tot een ware smaakmaker.
Beieren is trots op zijn Laptops èn Lederhosen
6
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
Regionale innovatiekracht Als Europa wil uitgroeien tot een concurrerende en dynamische kenniseconomie, dan moet ze daarvoor bij haar regio’s te rade gaan. Daar gebeurt het, daar vindt innovatie plaats. Op hun beurt zijn Europese regio’s voor innovatie steeds meer afhankelijk van specifieke, plaatsgebonden kenmerken. In het Europa van de Regio’s komt het erop aan dat streken slim zijn. Want regio’s met voldoende innovatiekracht zijn in staat om uit te groeien tot sterke gebieden die bijdragen aan de concurrentiekracht van Europa als geheel. Maar wat bedoelen we eigenlijk met de termen ‘regio’ en ‘innovatie’? En welke verband bestaat er tussen beide op het eerste gezicht abstracte begrippen?
Regio’s en innovatie Van de begrippen ‘regio’ en ‘innovatie’ zijn vele definities in omloop. De jurist Willem Konijnenbelt schreef eens dat de term regio ‘een begrip van boetseerklei’ is: je kunt ervan maken wat je wilt. Inderdaad wordt het begrip in verschillende betekenissen gebruikt, zoals in ‘Middellandse Zee regio’, ‘de regio Noord-Nederland’ en ‘Euregio Maas-Rijn’. Welke invulling iemand er ook aan geeft, een regio is echter altijd een territoraal afgegrensde eenheid die deel uitmaakt van een groter geheel. Volgens de Finse geograaf Anssi Paasi kunnen we pas ècht van een regio spreken als een gebied naast deze territoriale vorm nog drie kenmerken heeft: symbolen, instituties en identiteit. Bij symbolen moeten we denken aan een dialect,
vlag, volkslied en streekproducten. Instituties verwijzen naar regiospecifieke instanties op het vlak van bestuur (overheidsinstanties), bedrijfsleven (ondernemersnetwerken) en maatschappij (bijvoorbeeld een regionale krant en voetbalclub). Identiteit ten slotte heeft betrekking op het regionale bewustzijn oftewel de binding die mensen met een streek hebben (voelen ze zich inwoner van een regio of niet?). Als we deze vier criteria – grenzen, symbolen, instituties en identiteit – in de praktijk toepassen, dan blijkt dat Schotland, Friesland en Twente duidelijk herkenbare regio’s zijn, maar Zuid-WestEngeland, de Randstad en de IJsselVechtstreek niet. Een regio is dus meer dan louter een gedeelte van het aardoppervlak: de culturele, sociale en mentale kenmerken van een gebied zijn eveneens van belang. Net zoals regio’s zijn innovaties moeilijk eenduidig te definiëren. Gemeenschappelijk aan alle omschrijvingen van het begrip ‘innovatie’ is echter dat het om iets nieuws gaat wat de bedenker ervan bovendien geld oplevert. Dergelijke commercieel interessante vernieuwing zien we meestal in goederen en diensten (productinnovatie) en productieen bedrijfsprocessen (procesinnovatie). Bekende innovaties uit het verleden zijn de auto, gloeilamp, CD-speler en fastfood (denk aan McDonald’s). Maar ook verbeteringen in bestaande concepten mogen als innovaties aangemerkt worden, zoals de digitale camera, Senseo-koffiezetter, mountainbike en Word 1998. Overigens is 7
AO2845
een innovatie wat anders dan een uitvinding (inventie). Zolang een organisatie een vernieuwing nog op de plank heeft liggen, is ze niet bezig met innoveren. Pas als een uitvinding met succes op de markt
wordt gebracht, kunnen we van een innovatie spreken. Bedrijven investeren dan ook in innovatief onderzoek in de hoop er uiteindelijk winst mee te maken.
De Techno-Triangle: Eindhoven-Leuven-Aken. De regio rond Eindhoven, waar 40% van het Nederlandse op innovatie gerichte onderzoek plaatsvindt, kijkt steeds vaker over de grens met België en Duitsland. In 2004 tekenden de burgemeesters van Eindhoven, Leuven en Aken een verklaring om intensiever te gaan samenwerken. De droom van de ‘mayors for innovation’ is dat de driehoek Eindhoven-Leuven-Aken (‘Techno-Triangle’) tot de meest innovatieve regio van Europa uitgroeit. Bedrijven en kennisinstellingen in de drie steden werken al langer samen op het gebied van innovatie. Zo doen Philips en ASML onderzoek naar halfgeleiders op het Interuniversitair Micro-Elektronica Centrum (IMEC) in Leuven, terwijl het Eindhovense Automotive Technology Center (ATC) vruchtbare contacten heeft met Ford Research in Duitsland. Het Techno-Triangle project hoopt dat ondernemers en onderzoekers in de drie regio’s vaker tot grensoverschrijdende innovatie aangaan. Ook al zien velen de voordelen van euregionale samenwerking, de verschillen in regelgeving over de grens blijken nog altijd een barrière te vormen. Ook de verbindingen over de weg en het spoor tussen Eindhoven, Leuven en Aken zijn verre van optimaal. Een goede onderlinge bereikbaarheid is echter hard nodig, want een gebied kan pas innovatief zijn als mensen elkaar snel en gemakkelijk kunnen ontmoeten. De Techno-Triangle is helaas nog een kunstmatige regio die de kenmerken mist die een gebied tot een duidelijk herkenbare territoriale eenheid maken.
De groeipolen van Perroux Over de relatie tussen innovatie en regio’s wordt reeds lang nagedacht. Een van de eersten die expliciet aandacht schonk aan de regionale dimensie van innovatie was de Fransman François Perroux (19031987). In zijn groeipooltheorie bouwde hij 8
voort op het werk van de Oostenrijkse econoom Joseph Alois Schumpeter (18831950). Aan Schumpeter ontleende Perroux de gedachte dat bevlogen ondernemers (entrepreneurs) de motor achter economische groei vormen: met hun innovaties zetten deze rasondernemers een proces
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
Innoveren is bezig zijn met de toekomst
van ‘creatieve destructie’ in gang waardoor bestaande economische structuren vervangen worden door nieuwe technologieën en markten. Recente voorbeelden daarvan zijn de vervanging van LP’s door CD’s, video’s door DVD’s en vaste telefoons door mobieltjes. Voor een regio is de
aanwezigheid van dergelijke innovatieve ondernemers van groot belang, aldus Perroux. Door hun ondernemerschap vestigen ze namelijk vaak ‘sleutelondernemingen’ met een regionale uitstraling. Dat zijn stuwende bedrijven in een economische groeimarkt die door de opbouw van intensieve relaties met naburige partijen (bijvoorbeeld toeleveranciers, afnemers en kennisinstellingen) de regionale ontwikkeling diepgaand kunnen beïnvloeden. Op deze wijze kan een gebied uitgroeien tot een broedplaats van innovatieve bedrijvigheid oftewel een ‘groeipool’. Zuid-Oost Brabant zou bijvoorbeeld nooit zo sterk gegroeid zijn als de familie Philips in 1891 niet het bedrijf Philips had gesticht in Eindhoven.
Wie Eindhoven zegt, zegt Philips
9
AO2845
Nokia schakelde over van kabels op mobieltjes
Hetzelfde geldt voor de Finse kabelfirma Nokia – nu een hippe telecommunicatieonderneming – die de gelijknamige stad en omringende regio een impuls gaf. In Nederland en Europa heeft de groeipooltheorie van Perroux veel invloed gehad. Vanaf 1960 deden nationale overheden hun best om probleemregio’s tot groeipolen te transformeren. Dat groeipoolbeleid heeft echter weinig resultaat opgeleverd:
de uit het niets opgeworpen sleutelbedrijven pasten vaak niet bij de bestaande economische structuur, waardoor de uitstralingseffecten in de omgeving grotendeels uitbleven. Berucht zijn de mislukte industrialisering van Zuid-Italië en de tegenvallende ‘Aufbau Ost’ van OostDuitse deelstaten na de Duitse hereniging. In deze regio’s eindigden de van buitenaf geïmporteerde bedrijven als ‘kathedralen
De Eemshaven leidde niet tot de groeipool waarop men hoopte
10
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
in de woestijn’ zonder een relatie met de rest van de plaatselijke economie. Te veel vertrouwen in de maakbaarheid van de regionale economie is ook in de Benelux op teleurstellingen uitgelopen. Denk in dat verband aan het mislukte groeipoolbeleid rond de Eemshaven in Groningen
en de ineenstorting van Language Valley (spraaktechnologie) in Vlaanderen. Blijkbaar gaat het bij regionale innovatiekracht om meer dan alleen de vestiging van innovatieve bedrijvigheid op een bepaalde plek.
Opmars van Silicon Somewheres Ondanks de teleurstellende ervaringen met het groeipoolbeleid in Nederland en Europa lijkt het erop dat de geschiedenis zich thans herhaalt. Een paar decennia na Perroux geloven veel regio’s nog steeds dat regionale innovatiekracht maakbaar is door slechts te investeren in de tastbare kant (‘hardware’) van innovatie, zoals kennisparken, laboratoria en technocentra. De begrippen en voorbeelden waardoor de betrokken overheden zich nu laten leiden zijn weliswaar anders, maar hun kijk
op de relatie tussen innovatie en regio’s is niet wezenlijk veranderd. Ze moeten dan ook oppassen dat ze niet in dezelfde valkuilen als vroeger vallen.
Succes in Silicon Valley Wat in de jaren zestig een ‘groeipool’ heette, heet nu in navolging van de invloedrijke Amerikaanse economen Michael Porter en Paul Krugman ‘regionale clustervorming’. En was voor Perroux de agglomeratie rond Parijs nog een toon-
Silicon Valley staat bekend om zijn vele computerfirma’s
11
AO2845
beeld van regionale innovatie, tegenwoordig is dat Silicon Valley in Californië aan de Amerikaanse Westkust. De regio Silicon Valley – zo genoemd naar het element silicium (silicon) dat in computerchips zit – is de bakermat van de computer en geldt wereldwijd als toplocatie in de informatietechnologie. Verblind door het economische succes van Silicon Valley besteden overheden in Nederland en Europa veel subsidiegeld aan de ontwikkeling van regionale high-tech-activiteiten zoals informatie-, bio- en nanotechnologie. Enkele regio’s durven zelfs openlijk de concurrentie met Silicon Valley aan te gaan: Schotland noemt zich Silicon Glen, de Duitse deelstaat Sachsen profileert zich
als Silicon Saxony en in Hollandse regio’s spreekt men van Silicon Valley in de Polder. Het aantal Silicon Somewheres neemt alleen maar toe, nu ook economen de regio ontdekt hebben. In de wetenschappelijke literatuur wordt vanaf de jaren negentig gewezen op het belang van regionale clustervorming omdat wiskundig aangetoond kan worden dat de geografische concentratie van innovatieve activiteiten economisch voordelig is. Onder de indruk van dat soort modellen (die in ons land onder meer worden gemaakt door het Centraal Planbureau) volgen bestuurders het advies van de rekenmeesters: ze leggen kennisparken aan en bouwen centra waar regionale
Trinity College legde de basis voor het Cambridge Phenomenon
12
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
innovatie tot bloei zou moeten komen. Als we kijken naar de geschiedenis van Silicon Valley, dan blijkt echter dat dergelijke planning nauwelijks een rol heeft gespeeld. Het succes van de regio is te danken aan de juiste persoon op de juiste plek op het juiste moment: aan het begin van de Koude Oorlog verhuisde Leland Stanford senior – de ondernemende oprichter van Stanford University – van New York naar het warme Californië omdat hij een aandoening aan zijn lucht-
wegen had. Vervolgens groeiden de universiteit en de omringende regio door politieke en sociaal-psychologische factoren. Enerzijds bleek de Amerikaanse defensiemacht behoefte te hebben aan juist dat onderzoek waar Stanford University sterk in was. Anderzijds trok Silicon Valley door haar goede imago veel wetenschappers en gelukszoekers van buiten aan: de regio stond bekend als tolerant, creatief en aantrekkelijk – kortom: ‘the place to be’.
Cambridgeshire en innovatief ondernemerschap In 1973 zette Trinity College, het rijkste onderwijsinstituut op Cambridge University in Engeland, een lokaal wetenschapspark op. Het Science Park Cambridge (SPC) beoogde de verbinding tussen academische kennis en commerciële toepassing tot stand te brengen. Dat lukte – en hoè: in twaalf jaar tijd werd het rustige stadje Cambridge met zijn eerbiedwaardige universiteit de thuishaven van 300 high-tech bedrijven. Het merendeel van deze ‘spin-offs’, meestal opgericht door net afgestudeerde ingenieurs, onderhield nauwe banden met de lokale universiteit. Geïnspireerd door dit succes – dat als het ‘Cambridge Phenomenon’ bekend kwam te staan – volgde St. John’s College op Cambridge University het voorbeeld van Trinity College en richtte tegenover het SPC het St. John’s Innovation Centre (SJIC) op. Vanaf dat moment werd Cambridge een ware broedplaats van innovatief ondernemerschap met grote uitstraling naar de omringende regio Cambridgeshire. Ongeveer 8% van de beroepsbevolking van Cambridgheshire werkt in de hightech sector, wat 5% meer is dan het Engels gemiddelde. De meer dan duizend regionale high-tech bedrijven zijn vooral actief op het terrein van de informatica, telecommunicatie, biotechnologie en technische adviesdiensten. Ook in Nederland kennen we het Cambridge Phenonemon. Met name de Universiteit Twente en Radboud Universiteit hebben goede ervaringen met innovatief ondernemerschap. Honderden spin-off-bedrijven (in Twente 550, in Nijmegen en omgeving 350) leveren een grote bijdrage aan de regionale economie. 13
AO2845
Innovatie of imitatie? De les van Silicon Valley is dat regionaaleconomisch succes de optelsom is van een aantal unieke, plaatsgebonden omstandigheden. Over het algemeen geldt dat succesverhalen altijd in hun specifieke historische en geografische context geplaatst moeten worden. Deze notie is minder triviaal dan ze lijkt. In hun enthousiasme gaan regio’s nogal eens voorbij aan de vraag of de activiteiten die ze willen stimuleren, wel passen in de plaatselijke economie. Veel gebieden hebben een agrarisch of industrieel verleden, waardoor ze niet zonder meer geschikt zijn voor bedrijvigheid die op de nieuwste technologie gericht is. Zo zijn de pogingen van de Russische overheid om naar het voorbeeld van Silicon Valley in de bossen van Siberië een eigen ‘high-tech-regio’ van de grond af te bouwen jammerlijk mislukt. Akademgorodok, zoals het Russische Silicon Valley ging heten, werd een ‘great planning disaster’: de regio
werd nooit innovatief en kwijnde weg in armoede. De unieke mix van ondernemerschap, wetenschap, politiek en imago die de ontwikkeling van Silicon Valley kenmerkte, ontbrak in Akademgorodok ten enenmale. Hoewel de situatie in Nederland en Europa minder extreem is dan in het toenmalige Siberië, regio’s stellen zich kwetsbaar op door te dromen van een tweede Silicon Valley. Om te beginnen is de eenzijdige nadruk op high-tech riskant, omdat lastig valt in te schatten wat in de toekomst de meest kansrijke activiteiten zijn. Voorbeeld: eens vergeleek de Zweedse minister van Economische Zaken de beslissing van Volvo om personenauto’s te verkopen in Amerika met ‘het verkopen van koelkasten aan eskimo’s’. De autoproducent trok zich er niets van aan – en later bleek de Verenigde Staten voor Volvo de meest lucratieve afzetmarkt. Verder leidt het wenkende perspectief van Silicon Valley ertoe dat veel regio’s een min of meer gelijkvormige,
Het Siberische Akademgorodok is geen tweede Silicon Valley
14
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
weinig doordachte innovatiestrategie volgen. In beleidsnota’s wordt veelal in algemene termen over innovatie gesproken; deze vaagheid verhult echter de leegte van de inhoud. Ten slotte gaat de opmars van Silicon Somewheres in Nederland en Europa gepaard met overinvestering in dezelfde soort technologieën. Op dit
moment richten regio’s hun pijlen vooral op informatie-, communicatie-, bio- en nanotechnologie. Door dat kuddegedrag ondermijnen gebieden hun concurrentiekracht: innovatie is wat anders dan imitatie en vraagt van regio’s juist het vermogen en de durf om zich van de concurrentie te onderscheiden.
Hardware, software en mindware Waarom is de Brabantse economie innovatiever dan die van Friesland? En hoe komt het dat ondernemers in Zuid-Italië minder vernieuwend bezig zijn dan hun collega’s in Noord-Italië? Deze vragen zijn natuurlijk niet zo maar te beantwoorden. Toch valt daar wel het een en ander over te zeggen. In de loop der jaren hebben economisch geografen namelijk veel onderzoek gedaan naar de innovatiekracht van regio’s en de factoren die eraan ten grondslag liggen. Om gebieden enigszins met elkaar te kunnen vergelijken maken ze veelal gebruik van ‘innovatie-indicatoren’. Dat zijn maatstaven die zicht geven op het al dan niet innovatieve karakter van een regio. Om te beginnen hanteren onderzoekers ‘inputindicatoren’ die de investeringen aan het begin van het innovatieproces meten, zoals de onderzoeksprestaties van een universiteit in een regio of de uitgaven van het plaatselijke bedrijfsleven aan onderzoek en ontwikkeling (‘Research & Development’ oftewel R&D). Verder is het mogelijk om te kijken naar ‘throughput’-indicatoren (tussenresultaten) in het lange traject van
een nieuw idee tot de marktintroductie van een vernieuwing. Daarbij valt te denken aan samenwerking op het gebied van R&D, octrooiaanvragen en het aantal nieuwe bedrijven dat vanuit een universiteit ontstaat (‘academische spin-offs’). Ten slotte beschikken we soms over ‘outputindicatoren’ die de eigenlijke innovatiekracht van een regio meten, omdat ze direct aansluiten bij de resulaten van het vernieuwingsproces. Voorbeelden daarvan zijn het aantal gerealiseerde innovaties per jaar of het aandeel van de jaaromzet dat het regionale bedrijfsleven behaalt met nieuwe producten. Aan het gebruik van al deze indicatoren kleven nadelen, omdat elke maat slechts een beperkt gedeelte van het innovatietraject onder de loep neemt. Voor een volledig beeld hanteren onderzoekers dan ook vaak meerdere indicatoren naast elkaar. Nu we een idee hebben van de wijze waarop regio’s met elkaar vergeleken worden, is het interessant om een blik te werpen op de mogelijke oorzaken van de verschillen in innovatiekracht tussen regio’s. Uit het bestaande onderzoeksma15
AO2845
teriaal kunnen we drie factoren destilleren die in algemene zin het innovatieve vermogen van een gebied bepalen. Dat zijn achtereenvolgens: (1) de regionale ‘hardware’ (2) de regionale ‘software’ (3) de regionale ‘mindware’.
Hardware Regionale innovatiekracht is in de eerste plaats een kwestie van de ‘hardware’, dat wil zeggen de zichtbare en tastbare (‘harde’) elementen in de regionale economie. Traditioneel wijzen economen op het belang van de productiefactoren arbeid, natuur en kapitaal voor economische dynamiek. Een locatie die beschikt over voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten, natuurlijke hulpbronnen (zoals nabijheid van de zee en grondstoffen) en
productiemiddelen (denk aan machines en gebouwen) zou zonder problemen moeten kunnen innoveren, zo is de gedachte. De laatste decennia zijn wetenschappers er echter achter gekomen dat met deze basisfactoren niet alle verschillen in regionale innovatiekracht te verklaren zijn. Ook de aanwezigheid van infrastructuur (wegen, (lucht)havens en de digitale ontsluiting van een gebied) en het kennisniveau van bedrijven en instellingen in een regio zijn van groot belang. Met name de laatste factor blijkt een grote rol te spelen in het regionale innovatieproces. Om het kennisniveau in een regio te meten wordt in recente rapporten en nota’s vaak de indicator ‘R&D-intensiteit’ gehanteerd. Daarbij gaat het om het aantal euro’s dat het bedrijfsleven in een bepaalde regio jaarlijks per werknemer besteedt aan
Aan innovatie gaat vaak Research & Development vooraf
16
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
Research & Development. Zo kunnen we uit het rode balkje in onderstaande figuur aflezen dat Twentse bedrijven in 2002 per personeelslid gemiddeld 628 euro aan R&D hebben uitgegeven. Dat is ruim twee keer zoveel als het landelijk gemiddelde in dat jaar (Nederland: 312 euro aan R&D per werknemer), maar een stuk lager dan de topscore in Zuid-Oost-Brabant. De uitschieter die het zuid-oosten van Noord-Brabant in de figuur laat zien heeft te maken met de hoge R&D-uitgaven van elektronicaconcern Philips en daaraan gerelateerde technologisch hoogwaardige bedrijvigheid in Eindhoven. Het ‘Philips-effect’ illustreert hoe belangrijk de aanwezigheid van een
‘sleutelbedrijf’ – om het in terminologie van Perroux te zeggen – kan zijn voor de regionale economie. Door de relaties die zo’n bedrijf met partijen in de nabije omgeving onderhoudt kan een gebied inderdaad, zoals Perroux reeds aangaf, uitgroeien tot een innovatieve groeipool. Dankzij Philips is Zuid-Oost-Brabant de meest innovatieve regio van ons land. Toch gaat het in het proces van regionale innovatie niet louter om de ‘hardware’. Techno-economische factoren zoals arbeid, natuur, kapitaal, infrastructuur en kennis mogen dan noodzakelijke voorwaarden zijn, het zijn zeker geen voldoende voorwaarden voor regionale innovatiekracht.
Software
nemers die al die faciliteiten gebruiken, hun instelling en de wijze waarop ze met elkaar omgaan. Innovatie is tenslotte mensenwerk: een ondernemer is een mens van vlees en bloed, onderhoudt relaties met anderen in de buurt en ontleent daaraan juist de inspiratie en creativiteit die nodig zijn voor vernieuwing. Deze visie zien we terug in de literatuur over
Anders dan economen, die vooral in ‘harde’ factoren geïnteresseerd zijn, leggen geografen en sociologen juist de nadruk op de ‘software’ van de regionale economie. Het gaat volgens hen niet zozeer om de aanwezigheid van traditionele en geavanceerde productiefactoren in een gebied, maar veeleer om de onder-
17
AO2845
Universiteiten maken deel uit van de regionale ‘hardware’
‘industriële districten’ en ‘sociaal kapitaal’. Zo kan de economische kloof tussen Noord- en Zuid-Italië met behulp van sociaal-culturele factoren verklaard worden. Noord-Italiaanse industriële districten als Veneto en Emilia-Romagna zijn uitermate welvarend, terwijl de Zuid-Italiaanse eilanden Sicilië en Sardinië tot de armste streken van Europa behoren. Dat komt, zo blijkt uit onderzoek, door verschillen in ‘sociaal kapitaal’, met andere woorden de
Dankzij de Noord-Italiaanse ‘software’ is Benetton een succes
18
mate waarin de plaatselijke bevolking deelneemt aan netwerken en elkaar vertrouwt. In Noord-Italië hebben nauwe contacten tussen ondernemers geleid tot hechte sociale netwerken die op hun beurt gunstig zijn voor innovatie. Het is inderdaad opvallend hoe vernieuwingsgezind de textiel-, schoen- en keramiekbedrijven in Noord-Italië zijn (bijvoorbeeld Benetton, Nordica en Marazzi). Deze relaties hebben geleid tot een ondernemingsklimaat dat veel innovatiever is dan op de Zuid-Italiaanse eilanden, waar het sociaal kapitaal ver te zoeken is (denk aan de Maffia). Ook Zwitserland heeft een variant op het Italiaanse industrieel district, namelijk het ‘innovatief milieu’. Net zoals Noord-Italië heeft de Zwitserse Juraregio baat bij netwerkvorming: hier zorgen de netwerken ervoor dat ondernemers bijzonder goed op elkaar zijn ingespeeld. Termen als ‘netwerken’ en ‘leren’ staan ook centraal in de recente literatuur over ‘regionale innovatiesystemen’ en ‘lerende
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
Het Ruhrgebied is groen, maar heeft een grauwe ‘mindware’
regio’s’. In beide benaderingen wordt innovatie gezien als een zichzelf versterkend leerproces op regionale schaal. De geografische nabijheid van partijen die bij innovatie betrokken zijn, maakt niet alleen ‘face-to-face’ contact mogelijk, maar leidt ook tot vertrouwen en leren en daarmee tot innovatie. Nieuwe ideeën ontstaan veelal door intensieve communicatie en kennisuitwisseling met naaste collega’s of anderen in de buurt. In dat kader hoort men wel eens de kreet: ‘high-tech’ vereist ‘high touch’. In gewoon Nederlands: innovatie is meer gebaat bij een goede buur dan bij een verre vriend. Het geheel aan relaties tussen regionale partijen die in het innovatieproces met elkaar samenwerken, vormt een regionaal innovatiesysteem dat na verloop van tijd kan uitgroeien tot een heuse lerende regio. Hoe abstract al deze redeneringen over de regionale ‘software’ ook lijken, ze komen allemaal tot een even paradoxale als interessante conclusie: zachte, sociaal-culturele factoren kunnen leiden tot regionale innovatiekracht die zich vertaalt in harde economische cijfers.
Mindware De aanwezigheid van een goede ‘hardware’ en ‘software’ in een regio biedt nog geen garantie voor innovatiekracht. Naast techno-economische en sociaal-culturele factoren zijn bij regionale innovatie ook cognitief-psychologische aspecten (de ‘mindware’) van belang. Daarmee bedoelen we dat beelden van mensen over innovatie enerzijds en over de regio anderzijds van invloed zijn op het innovatievermogen van een streek. Psychologen wijzen erop dat mensen nooit alles weten en zich bij hun handelen altijd laten leiden door de fragmentarische informatie die ze wèl hebben. Die informatie is per definitie subjectief, omdat ze is gebaseerd op ervaringen, vooroordelen, verhalen van anderen en de media. Uit recent onderzoek blijkt dat de beeldvorming van zowel innovatie als regio’s positief beïnvloed wordt door de mate van bekendheid, oftewel ‘onbekend maakt onbemind’ en ‘bekend maakt bemind’. Dat verklaart bijvoorbeeld waarom de regio Twente niet zo innovatief is als men op basis van haar uitstekende 19
AO2845
‘hardware’ en ‘software’ zou mogen verwachten. Niet alleen bij de bevolking zelf, maar ook bij buitenstaanders geldt dat de ‘mindware’ van Twente nog niet optimaal is. Beelden verworden daardoor tot feiten. Zo beschouwt de gemiddelde Twentenaar innovatie nog als een ver-van-zijn-bedshow. Innoveren wordt afgedaan als moeilijk, saai en iets wat ‘ze daar op de universiteit doen’. Als men wist dat innovatie spannend is, gewoon in winkels ligt en voor elkwat-wils biedt (van het midden- en kleinbedrijf tot middelbaar beroepsonderwijs), dan was men misschien veel eerder geneigd om er zelf een bijdrage aan te leveren. Wie kan er immers enthousiast worden voor iets zonder precies te weten wat het is? Op hun beurt hebben mensen buiten Twente nog een eenzijdig en gekleurd beeld van de regio. Het gros van de Nederlanders associeert Twente nog met textiel, natuur, rust en ruimte, terwijl de stedelijke kwaliteiten van de regio nagenoeg onbekend zijn. Dat landelijke imago leidt ertoe dat de
In de Zwitserse Jura heeft de tijd niet stilgestaan
20
streek maar weinig creatieve geesten aantrekt die juist nodig zijn om de Twentse innovatiekracht te vergroten. Ondanks de hoge R&D-intensiteit en de vele kennisinstellingen en netwerken hebben de Twentse steden Enschede, Hengelo en Almelo met gemiddeld 14% creatievelingen zo’n 9% minder potentiële vernieuwers dan de vijftig grootste Nederlandse steden. Dit is natuurlijk geen typisch Twents probleem; het beeld van veel regio’s in de periferie of met een industrieel verleden is gekleurd, wat problemen oplevert bij het werven van innovatieve bedrijven en nieuwe werknemers. Het Duitse Ruhrgebied, Zeeuws-Vlaanderen en Noord-Frankrijk hebben bijvoorbeeld nog steeds te kampen met een redelijk negatief imago, ook al hebben ze op zich een prima innovatieklimaat. Daardoor leggen deze regio’s het meestal af tegen Beieren, NoordBrabant en Cambridgeshire die in de media als innovatieve ‘hot spots’ te boek staan. De beroemde natuurkundige Albert Einstein zei ooit: ‘Een atoom is gemakkelijker te splijten
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
dan een vooroordeel’. Helaas geldt zijn uitspraak ook voor de beeldvorming rond regionale innovatie: een gebied mag dan
alle voorwaarden voor innovatiekracht hebben, ze is pas werkelijk innovatief als het grote publiek dat ook zo ziet.
Trendy Swatch geworteld in Zwitserse traditie Rolex, Breitling, Patek Philippe, Swatch... Zwitserse horloges zijn wereldberoemd en staan voor vakmanschap en precisie. Dat de Zwitserse uurwerkindustrie zo sterk is, dankt ze aan kerkhervormer Jean Calvijn die halverwege de zestiende eeuw het ambacht van goudsmid-juwelier veroordeelde. De gilde der goudsmeden besloot zich toen op de vervaardiging van horloges te richten. De Jura in de West-Zwisterse bergen is al eeuwenlang het kloppende hart van de nationale uurwerkindustrie. In de jaren tachtig raakten de horlogemakers in de Jura echter in problemen, toen de veel goedkopere quartz-horloges uit Japan de Europese markt veroverden. Als reactie op de Japanners ontwikkelde de Jura-regio ‘Swatch’, een trendy en betaalbaar horloge, maar nog wel degelijk ‘Swiss made’. Deze commerciële meesterzet was mogelijk dankzij de kennis en kunde van de producenten, opleidingen en overheden in de regio en de nauwe relaties die ze van oudsher met elkaar onderhielden. Op Swatch volgden veel andere innovaties. Onder horlogemakers in de Jura heerst optimisme. Volgens critici heeft dat ook een nadeel: omdat nu alles weer goed gaat, is de regionale horlogesector sinds kort minder geneigd tot het aangaan van risicovolle, innovatieve projecten. De ‘hardware’, ‘software’ en ‘mindware’ van de Jura zijn echter zo gunstig dat de regio waarschijnlijk ook een eventuele volgende economische crisis wel weer te boven zal komen.
Hoe slimme streken innoveren Regionale innovatiekracht is een mix van ‘hardware’, ‘software’ en ‘mindware’. Gebieden hoeven niet aan elke factor even veel aandacht te besteden om innovatief te zijn. Slimme streken hebben echter voor al de drie aspecten oog. Innovatieve regio’s slagen erin hun productiefactoren en netwerken op een effectieve wijze te benutten, weten hun inwoners voor innovatie te enthousiasmeren en hebben ook nog eens een goede reputatie. Zo’n situatie bereik je
natuurlijk niet van de ene dag op de andere. In de praktijk blijkt echter dat de (regionale) overheid een helpende hand kan bieden bij het ontwikkelen van een rijke voedingsbodem voor innovatiekracht.
Regionaal Realisme In evaluatierapporten over het succes van innovatieve regio’s komt één stichtelijke les telkens naar voren: ‘onderzoek het nieuwe, maar behoud het goede’. Dat is 21
AO2845
wat anders dan de poging van veel regio’s om de zoveelste Silicon Somewhere te worden. In plaats van dat kopieergedrag kunnen gebieden beter uitgaan van activiteiten waarin ze traditioneel goed zijn en die passen bij de specifieke regionale ‘hardware’, ‘software’ en ‘mindware’. Elke regio is immers wat ze is geworden. Dat betekent dat Zeeland en De Kop van Noord-Holland hun waterverleden dienen te koesteren, terwijl Zuid-Limburg en Drenthe moeten innoveren op basis van hun imago van rust, ruimte en gemoedelijkheid. Juist binnen die regiospecifieke context liggen reële kansen voor vernieuwing en is meestal een originele koppeling te maken met moderne trends. Zo’n regionale innovatiestrategie voorkomt niet alleen imitatiegedrag, maar is ook doelgerichter en realistischer. Toegegeven, het identificeren van ‘nieuwe combinaties’ waarin moderne trends en regionale tradities samenkomen, is verre van gemakkelijk. Regio’s kunnen echter wel hun licht opsteken bij collega’s – zonder hun succes te kunnen kopiëren. Niet alleen EmiliaRomagna in Italië (Benetton-kleding), Baden-Württemberg in Zuid-Duitsland (mul-
Zeeland is van oudsher sterk in watermanagement
22
timedia) en de Jura in Zwitserland (Swatchhorloges) bieden inspiratie. Ook Noord-Frankrijk (postorderdiensten voortbouwend op de textielhistorie), Jutland in Denemarken (designmeubels), de Bohemen-regio in Tjechië (bio-cosmetica), Vogtland in Oost-Duitsland (muziektherapie) en Alentejo in Portugal (ecowijn op basis van viticultuur) zijn erin geslaagd is om moderne trends op een slimme wijze in traditionele activiteiten te integreren. Zo’n aanpak van ‘trend door traditie’ heeft ook in Nederland meer kans van slagen dan de heersende traditie onder regio’s om de laatste trends na te jagen. In enkele streken lijkt dat besef door te dringen: Friesland en Zeeland ontwikkelen sinds kort activiteiten op het terrein van ‘watermanagement’ en de Achterhoek en Twente investeren in materialentechnologie die voortbouwt op het regionale industrieverleden. Hopelijk zoeken ook andere regio’s in ons land naar plaatsgebonden ‘nieuwe combinaties’ waar trend en traditie samenkomen. Want niet alleen Europa als geheel, maar ook Nederland is meer gebaat bij Regionaal Realisme dan bij de zoveelste Silicon Somewhere.
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
Baden-Württemberg kan alles... behalve Hoogduits De Zuid-Duitse deelstaat Baden-Württemberg is één van de meest innovatieve en welvarende regio’s in Europa. Het gebied heeft een lange traditie in de maakindustrie en is de thuisbasis van topbedrijven zoals Daimler-Chrysler, Porsche, Bosch, SAP, Zeiss en Hugo Boss. Op technologisch gebied behoort de deelstaat tot de wereldtop. Niet alleen de ‘hardware’ van het gebied is in orde, ook de regionale ‘software’ is uitstekend. Baden-Württemberg staat bekend om de nauwe samenwerking tussen regionale ‘Staat, Industrie und Wissenschaft’. Het bestuur van de deelstaat in de hoofdstad Stuttgart fungeert daarbij van oudsher als de spin in het web. Zo zette de voormalige minister-president Lothar Späth zich hoogstpersoonlijk in om contacten tussen regionale bedrijven, universiteiten en hogescholen tot stand te brengen. Met het vertrek van Späth is die rol overgenomen door andere partijen, zoals het Ministerie van Economische Zaken en de Regio Stuttgart. Deze instanties hebben zich vooral sterk gemaakt voor de integratie van de nieuwe economie (denk aan biotechnologie, multimedia en zakelijke diensten) in de bestaande industriële structuur. Met succes: Baden-Württemberg maakt met Lombardije, Rhône-Alpes en Catalonië deel uit van de ‘Four Motors of Europe’, een groep regio’s die uitzonderlijk hoge groeicijfers laat zien. En dat Baden-Württemberg daar trots op is, blijkt duidelijk uit Duitse TVspotjes en andere marketinginstrumenten waarmee de regio haar ‘mindware’ ondersteunt: ‘Wir können alles – nur kein Hochdeutsch’.
De rol van de overheid Overheden die uitgaan van het credo ‘onderzoek het nieuwe, maar behoud het goede’ kunnen een streek nog slimmer maken dan ze al is. Eigenlijk zouden de betrokken bestuurders voor elk van de drie determinanten van regionale innovatiekracht een onderling samenhangend pakket aan maatregelen in het leven moeten roepen. Om te beginnen kan de overheid een bijdrage leveren aan de optimalisering van de regionale ‘hardware’. Denk daarbij aan het stimuleren
van innovatief ondernemerschap en op de regio toegesneden onderzoek bij plaatselijke kennisinstellingen, zoals reeds in Twente en Nijmegen gebeurt. Ervaringen in Engelse en Amerikaanse regio’s met ‘smart rules’ laten zien dat het beperken van regels voor het bedrijfsleven die innovatie in de weg staan, ook nuttig kan zijn. Voorts kan de overheid de regionale ‘software’ verbeteren door als ‘makelaar en schakelaar’ op te treden. Als relatief onafhankelijke partij kan de overheid bedrijven, kennisinstellingen en 23
AO2845
andere betrokkenen in een regio rond een bepaald innovatiethema bij elkaar brengen. In de regio’s Baden-Württemberg, Jutland en Schotland hebben dergelijke thematische werkgroepen geleid tot het ontstaan van innovatieve netwerken. Tenslotte is de overheid de aangewezen instantie om te zorgen voor een regionale ‘mindware’ die meer overeenkomt met de feiten. Binnen de regio kan een gemeente of provincie projecten opzetten die ondernemers en burgers een beter beeld geven over het wat, hoe en waarom van innovatie. Voorbeelden daarvan zijn een lokale wetenschaps- en techniekweek of de productie en verspreiding van een regionale innovatiekaart. Ook doet de overheid er goed aan om te investeren in de verbetering van de ‘mindware’ buiten de regio met behulp van regiomarketing. Omdat de zegswijze ‘onbekend maakt onbemind’ evengoed voor regio’s geldt, is het van belang dat een gebied zich een onderscheidend merk aanmeet. In Noord-Brabant (‘Europe’s Heart of Smart Solutions’), Beieren (‘Zwischen Laptop und Lederhose’) en het gebied rond Kopenhangen en Malmö (‘Øresund – The Human Capital’) heeft zo’n regiospecifieke marketingstrategie nieuwe bedrijvigheid opgeleverd. Al deze beleidsmaatregelen kunnen overigens het beste overgelaten worden aan de regionale overheid. Die is immers het beste op de hoogte van de plaatselijke omstandigheden. Hogere overheden (zoals de natiestaat en de Europese Commissie) hoeven er slechts op te letten dat regio’s niet te veel toegeven aan 24
Baden-Württemberg is regionalistisch, maar denkt Europees
hun neiging om succesverhalen van elders te kopiëren. Want dat kopieergedrag leidt op zijn best tot een overinvestering in Silicon Somewheres met een regionale afvalrace als gevolg. Als Europa inderdaad blijft vasthouden aan het Lissabon-ideaal van ‘de meest concurrende en dynamische kenniseconomie van de wereld’, dan moet ze toe naar een ‘Europa van de Innovatieve Regio’s’. De geograaf Jean Gottmann had inderdaad gelijk toen hij in 1954 schreef: ‘The variety of the small European continent is great’. Wat ons betreft heeft zijn uitspraak ruim een halve eeuw later een dubbele betekenis: de grote diversiteit van Europa is fantastisch – en zouden we veel meer moeten benutten.
Slimme streken: regionale innovatie in Nederland en Europa
Lees meer over dit onderwerp: Websites www.innovatieplatform.nl www.innovating-regions.org
en ek o B
www.minez.nl www.regr.nl
Nu ook rechtstreeks bij AO te bestellen! kijk voor meer informatie of andere uitgaven op onze website Titel
: Burchten & versterkingen in de euregio Maas-Rijn een toeristische ontdekkingsreis ISBN : 9054331607 Formaat : 271 Pagina's, Paperback Prijs : € 15,00
Literatuur
Titel
: Europa / druk 1-ruimtelijke samenhang en verscheidenheid in de Europese Unie ISBN : 9023240057 Formaat : 272 pagina’s, Paperback Prijs : € 25,00
Titel
: Ruimtelijke economische dynamiek - kijk op bedrijfslocatie en regionale ontwikkeling ISBN : 9062833160 Formaat : 214 pagina’s, Paperback Prijs : € 19,50
Elfring, T. (2000), Innovatief onderne merschap, Academic Service, Schoonhoven H. Bouwman en W. Hulsink (2000), Silicon Valley in de Polder: ICT-clusters in de Lage Landen, Lemma, Utrecht Atzema, O., J. Lambooy, T. van Rietbergen en E. Wever (2002), Ruimtelijke economische dynamiek: kijk op bedrijflocatie en regionale ontwikkeling, Countinho, Bussum Nederlof, H. (red.) (1997), Dynamiek van de markt, Lemma, Utrecht Pater, B. de, T. Béneker en W. Buunk (red.) (2004), Europa: ruimtelijke samenhang en verscheidenheid in de Europese Unie, Van Gorcum, Assen Pater, B. de, P. Groote en K. Terlouw (2002), Denken over regio’s: geografische perspectieven,Countinho,Bussum
AO Lees ook
AO 2705 De kenniseconomie – dr. G.J. Hospers AO 2764 Creatieve steden – dr. G.J. Hospers
Bestellen:
Bestel via onze website: www.actueleonderwerpen.nl of bel: +31(0)320 - 28 69 62 geen verzendkosten bij 3 of meer (AO) uitgaven niet goed, geld terug snelle levering gratis attenderingsservice voor nieuwe boeken
25
AO2845
2844
2843
2842
2840
2841
2840
2839
2838
2837
2836
2835
Recent verschenen:
www.actueleonderwerpen.nl
of word abonnee !
AO verrast u elke twee weken met een unieke uitgave. Aanmelden kan via onze website of bel: 0320-286962. U kunt kiezen uit de volgende abonnementsvormen* Proefabonnement; u ontvangt de eerste 4 maanden (8 uitgaven) voor slechts Deelabonnement; u ontvangt 5 uitgaven van een thema voor slechts Halfjaarabonnement; u ontvangt 13 uitgaven voor slechts Jaarabonnement; u ontvangt 26 uitgaven voor slechts Jubileumabonnement; u ontvangt 70 uitgaven voor slechts 26
€19,95 €12,50 € 32,€ 54,€ 119,-
* Bij alle abonnementen ontvangt u twee uitgaven naar keuze en een verzamelband cadeau!
Bestellen van deze uitgaven kan via onze website:
Kijk op onze website voor het bestellen van losse exemplaren en (cadeau-) abonnementen: www.actueleonderwerpen.nl
SISO: 354.6; Euregio’s
In 2000 spraken de Europese regeringsleiders in Lissabon af dat Europa in 2010 ‘de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie van de wereld’ dient te zijn. Willen de Europse lidstaten deze ambitie alsnog waarmaken, dan moeten ze bij hun regio’s terecht. De concurrentiekracht van Europa is ten slotte de optelsom van de economische prestaties van alle Europese regio’s afzonderlijk. Innovatie, waar het in de kenniseconomie om draait, vindt altijd ergens plaats en is sterk afhankelijk van speficieke, plaatsgebonden factoren. Hoe komen regio’s in Nederland en Europa tot innovatiekracht? Wat kunnen ze daarbij leren van ‘slimme streken’ zoals de Gelderse Vallei en BadenWürttemberg? Welke rol kan de overheid bij regionale innovatie spelen? Dit AO laat zien hoe Europa juist dankzij haar regionale diversiteit de Lissabon-doelstelling in 2010 misschien toch nog kan halen. De auteur van dit AO, Dr. Gert-Jan Hospers, doceert economie aan de Universiteit Twente. Eerder schreef hij onder meer AO’s over de kenniseconomie (AO 2705), het Ruhrgebied (AO 2729), creatieve steden (AO 2764) en Twente (AO 2816).
ISBN 90-8587-021-6
Kijk op onze website voor abonnementen en losse uitgaven:
DM
www.actueleonderwerpen.nl Of telefonisch 0800 - 0224222 dagelijks (ook in het weekend) van 8.00-20.30 uur (uitsluitend voor het opgeven van een nieuw lidmaatschap of een CD-ROM bestelling)
9 789085 870210