Lekensamenvattingen van kamer II 2008 (Aandachtsgebieden: Hart/longen, Immunologie & Infectie, Vaten) Vergadering woensdag 16 januari 2008 Neutralizing antibodies against interferon alpha formulations Neutraliserende antistoffen tegen interferon alpha formuleringen DEC nummer: 2008.II.01.001 Huidige therapeutische eiwitten kunnen ernstige bijwerkingen hebben door de reactie van het lichaam tegen hen. Om het mechanisme achter de immunogeniciteit van deze eiwitten beter te begrijpen wordt recombinant interferon alfa genomen als model eiwit. Het is bekend dat specifieke formuleringen een immuun response veroorzaken. Therapeutische recombinante humane eiwitten worden steeds meer gebruikt en hun immunogeniciteit zal moeten worden gevolgd en het liefst worden voorspeld. Tot nu toe zijn er geen in vitro assays om de immunogeniciteit te voorspellen. Maar er is een in vivo model, van transgene muizen tolerant voor interferon alfa, dat de menselijke situatie nabootst. Dit kan leiden tot een beter inzicht van wat er gebeurt in het menselijk lichaam. In de toekomst kan het model gaan functioneren als een betrouwbaar model voor het voorspellen van de immunogeniciteit van nieuwe therapeutische eiwitten. A study of allogenetic mesenchymal precursor cells (MPCs) for myocardial ischemia Een studie naar de rol van allogenetische mesenchymale voorlopercellen bij de behandeling van myocardiale ischemie DEC nummer: 2008.II.01.002 Na een hartinfarct is een deel van de hartspier afgestorven. Het hart is daardoor ernstig verzwakt wat een levensbedreigende situatie voor de patiënt betekent. Harttransplantatie is een levensreddende behandeling voor deze patiënten maar donorharten zijn schaars en de patiënt is niet altijd fysiek in staat een transplantatie te ondergaan. De patiënten worden medicamenteus behandeld om de functie van het hart te ondersteunen. Een andere optie zou zijn om cellen te transplanteren die in staat zijn het hart van nieuwe bloedvaten te voorzien, waardoor er weer voldoende zuurstof in de hartspier komt om het hartspierweefsel te doen overleven. Het bedrijf A. heeft een cellijn gevonden waarmee in een rattenmodel goede resultaten zijn geboekt. Na een hartinfarct werden deze cellen ingespoten in het zieke hart. De functie van het hart was sterk verbeterd vergeleken met een andere groep die deze cellen niet kreeg ingespoten. Nu zijn deze experimenten uitgevoerd met cellen die verkregen waren uit de mens. De rat werd daarom behandeld met geneesmiddelen die de afweerreactie remmen. Nu blijken deze cellen wel goed verdragen te worden door het schaap zonder dat daar afweerremmende middelen nodig zijn. Om die reden wordt het effect van deze cellen nu getest in schapen. In deze eerste fase zullen we onderzoeken hoeveel cellen we in kunnen brengen, zodat er zoveel mogelijk cellen in het hart terechtkomen, terwijl de cellen niet gaan klonteren en vastlopen en zo de bloeddoorstroming beperken. Delivery van kinase remmers naar de nier: farmacokinetische studies DEC nummer: 2008.II.01.005 Nierfibrose is een vergevorderd stadium van nierbeschadiging, waarbij er een voortdurende verslechtering van de nierfunctie optreedt. Wereldwijd is een toename van nierfibrose gerapporteerd, o.a als gevolg van een toename in ziektes als diabetes en hypertensie. Dit onderzoek richt zich op de ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen die nierfibrose kunnen remmen. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van zogeheten drug targeting, een techniek die zorgt voor het cel-specifiek afleveren van het geneesmiddel. Door de geneesmiddelen selectief in de nier af te leveren werken ze heel gericht in bepaalde cellen, waardoor hun werking versterkt wordt en het optreden van bijwerkingen verminderd wordt. In deze studie zal onderzocht worden hoe efficient deze niergerichte geneesmiddelen in de nieren van muizen accumuleren en in welke mate dit afhangt van de gekozen toedieningsroute of het gekoppelde geneesmiddel. Productie van anti-SIRL antilichaam DEC nummer: 2008.II.01.006 In dit project onderzoeken we een nieuwe ITIM-dragende receptor SIRL-1. ITIM staat voor Immuno Receptor Tyrosine- Based Inhibitory Motief; dit motief speelt een rol bij het remmen van celactivatie. De aanwezigheid van ITIM’s op deze receptor wijst erop dat SIRL-1 hoort tot een groep van remmende receptoren. De groep receptoren is van groot belang voor de regulatie van het immuunsysteem. Het ontbreken van receptoren die behoren tot deze groep kan leiden tot overactivatie van het immuunsysteem bij infectie waardoor weefselschade ontstaat of tot auto-immuunziekten leidt. De functie van deze nieuwe receptor SIRL-1 is tot nu toe onbekend. In deze studie wordt onderzocht of deze receptor belangrijk is bij het remmen van een overmatige immuunreactie,
op welke cellen de receptor voorkomt, en op welke manier hij zijn functie uitoefent. Dit alles kan bijdragen aan een beter begrip van het mechanisme van immuunregulatie en op de lange duur ook in de kliniek leiden tot betere behandelmethoden. Om bovenstaande kenmerken van SIRL-1 te onderzoeken hebben de onderzoekers een antilichaam nodig dat deze receptor herkent. Dit antilichaam kan gebruikt worden voor het zichtbaar maken van de receptor op cellen zodat ze kunnen zien op welke cellen SIRL-1 voorkomt. Daarnaast kan dit antilichaam gebruikt worden voor verschillende experimenten (buiten het lichaam) waarbij het antilichaam tegen SIRL-1 deze receptor kan binden en daardoor stimuleren. Zulke experimenten kunnen ons informatie geven over de functie van SIRL-1 bij de immuunrespons. Om antilichaam gericht tegen SIRL-1 te verkrijgen is het nodig muizen in te spuiten met (bestraalde) cellen waarop SIRL-1 voorkomt. De muizen zulllen een immuunreactie ontwikkelen tegen SIRl-1 en B cellen zullen antilichamen produceren die SIRL-1 herkennen. Deze B cellen zullen na afloop van het experiment geisoleerd worden uit de muis en gebruikt worden voor grootschalige productie van antilichaam. Reperfusieschade en remodeling van het hart DEC nummer: 2008.II.01.007 Wanneer een kransslagader verstopt raakt, gaan hartspiercellen langzaam dood. Er ontstaat een hartinfarct. Het vat moet zo snel mogelijk geopend worden, anders kan het dodelijk aflopen voor de patient. Helaas treedt er tijdens het openen van het vat tijdelijk extra schade op. Hierdoor gaan levensvatbare hartspiercellen toch in een kort tijdsbestek dood. Dit leidt tot een afname van de pompfunctie van het hart, wat uiteindelijk kan leiden tot hartfalen. Deze zogenaamde ischemie/reperfusie schade wordt veroorzaakt doordat er een ontstekingsreactie optreedt in het hart. Recentelijk zijn eiwitten ontdekt die een rol spelen in deze ontstekingsreactie. Deze eiwitten, EDA en Haptoglobine, komen vrij na een hartinfarct. Dit onderzoek gaat na of de schade die ontstaat tijdens het openen van een verstopte kransslagader, verminderd kan worden wanneer deze eiwitten ontbreken. Pilotstudy for determination of an appropriate experimental inoculation method leading to transmission of Streptococcus suis serotype 9 Pilotstudie om een passende experimentele inoculatiemethode te bepalen die leidt tot transmissie van Streptococcus suis serotype 9 DEC nummer: 2008.II.01.009 Infecties met de bacterie Streptococcus suis veroorzaken wereldwijd veel ziekte en sterfte bij biggen. S.suis kan mensen ernstig ziek maken. Om het effect van interventiemaatregelen op het optreden van S.suis infecties, de mate S.suis-uitscheiding, de overdracht van S.suis bacteriën binnen een varkenskoppel (=transmissie), de dynamiek van dubbel-infecties (met serotype 2 en 9) en het optreden van klinische verschijnselen te kunnen bepalen, is er behoefte aan een gestandaardiseerd infectie/transmissiemodel voor S.suis type 9. Doel van dit model is niet primair het opwekken van deze infectieziekte (zoals bij vaccinatie-challenge experimenten veelal wel het geval is), maar juist het opwekken van infectie zonder ernstige ziekte. Voordeel van dit model is ook dat het onder gecontroleerde omstandigheden kan worden uitgevoerd, wat het aantal benodigde dieren dat behandeld en bemonsterd dient te worden zoveel mogelijk beperkt in vergelijking met veldstudies. Inhibitie van CD26 ter bevordering van arteriogenese DEC nummer: 2008.II.01.003 (= 06.12.098) Ondanks de recente ontwikkelingen is er een groot aantal patiënten met aderverkalking dat niet voldoende kan worden geholpen. Deze patiënten hebben dus een grote behoefte aan alternatieve behandelingsmogelijkheden. Een van deze mogelijkheden is het bevorderen van de groei van collaterale vaten of natuurlijke bypasses. In het verleden werd vooral geprobeerd dit te bereiken d.m.v. het toedienen van enkele (groei-)factoren. Het remmen van de afbraak van lokaal geproduceerde factoren biedt een mogelijkheid vaatgroei te bevorderen zonder deze factoren toe te hoeven dienen. Doel van deze studie is het deze mogelijkheid verder te onderzoeken en te kijken, of er mogelijk bijwerkingen zijn op de onderliggende aderverkalking. Keuzevak Immunofarmacologie DEC nummer: 2008.II.01.004 Een van de belangrijke pijlers in dit keuzevak is het geven van een introductie in het preklinisch geneesmiddel onderzoek. De docenten hopen de studenten daarmee te motiveren en te enthousiasmeren voor deze onderzoeksrichting. In de dierexperimenten zullen ze een demonstratie geven van belangrijke technieken om luchtwegfunctie te meten en een immuunresponse te scoren (op macroscopisch niveau). Vervolgens zullen weefsels (longwasvloeistof met residente cellen, oortjes, trachea) uit deze dieren geisoleerd worden om m.b.v.
ELISA en flowcytometrie cytokines te meten en m.b.v. histochemische technieken de infiltratie van ontstekingscellen te quantificeren. Role of CD200-CD200R signaling in the immune system for influenza infection in mice De rol van CD200CD-200R signalering op het immuunsysteem bij influenza infectie in muizen DEC nummer: 2007.III.01.014/vervolg3 Om goed te functioneren moet het immuunsysteem in balans worden gehouden met stimulerende en remmende signalen. Het moet ook in staat zijn om infectie te bestrijden zonder het eigen lichaam aan te vallen. Er zijn verschillende moleculen betrokken bij immuunregulatie. De zogenoemde inhiberende (remmende) receptoren zijn verantwoordelijk voor het verminderen van de immuunrespons. Tijdens een infectie moet de immuunrespons worden gereguleerd, omdat een te hoge activatie van het immuunsysteem kan leiden tot schade aan gezond weefsel, en daardoor zelfs tot de dood. De remmende receptor genoemd CD200R is betrokken bij de regulatie van de immuunrespons bij influenza. Muizen waarin CD200 niet functioneel is reageren zeer heftig op influenza infectie. Het lijkt erop dat afwijkende T cel functies een rol spelen bij dit fenomeen. Met deze experimenten willen de onderzoekers de rol bekijken van specifieke T cell types: CD 8 positieve, wild type en CD200 -/- T-regulerende cellen.
Vergadering woensdag 20 februari 2008 CD35 behandeling van Multiple Myeloom in combinatie met chemotherapie DEC nummer: 2008.II.02.014 Het multiple myeloom (MM, ziekte van Kahler) ontstaat voornamelijk op latere leeftijd en de incidentie zal door de vergrijzing toenemen. MM is moeilijk tot niet te genezen. Bij MM komt de merker CD38 op de tumorcellen veelal tot expressie en is een "target" voor therapie met CD38 specifieke antilichamen. Het doel van dit onderzoek is om in een speciaal ontwikkeld muizenmodel voor MM, met behulp van Bioluminescentie Imaging, te onderzoeken hoe effectief anti-CD38 therapie is. De ervaring leert dat monotherapie bij kanker vaak onvoldoende effectief is. Daarom wordt combinatietherapie met experimentele geneesmiddelen voor MM onderzocht. De dierexperimenten zijn in dit geval van groot belang om vroegtijdig effectieve nieuwe middelen (zoals anti-CD38) en de juiste combinatie met chemotherapie te identificeren. Hierdoor is het mogelijk om de
meest kansrijke therapie voor de behandeling van MM patiënten te identificeren en hierdoor jaren winst te boeken bij therapie-ontwikkeling voor MM. Rol van ADCC in antistoftherapie voor B16 melanoma DEC nummer: 2008.II.02.015 De ontwikkeling van nieuwe strategieën voor de behandeling van kanker is belangrijk, omdat conventionele therapieën vaak falen. Antistoftherapie is een belangrijke veelbelovende nieuwe therapie voor de behandeling van kanker. Genezing is vaak echter nog niet mogelijk. Bovendien is de klinische respons heel verschillend. Verbetering van bestaande behandelingen is dus gewenst. Hiervoor is meer inzicht in het werkingsmechanisme van antistoftherapie nodig. De onderzoekers verwachten dat het werkingsmechanisme van antistoffen anders is voor verschillende tumortypen. Het doel van deze studie is te bepalen wat het werkingsmechanisme is van antistoftherapie van melanoma. Serial transthoracic left-ventricular biopsy sampling in adult cats Het nemen van hartbiopten uit de volwassen kat via de borstkast DEC nummer: 2008.II.02.016 Dit onderzoek evalueert de mogelijkheid om op een veilige en onschadelijke wijze hartbiopten bij katten af te nemen met behulp van een minimaal invasieve techniek die het hart via de bortskast benaderd, zoals voor de hond beschreven is door Donker et al in 2007. Als deze techniek veilig en onschadelijk voor het dier blijkt, kan deze zowel gebruikt worden om materiaal van patiënten (aangeboden aan de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht) te verzamelen als om materiaal van dieren in een experimentele setting te verzamelen. Zodoende is het mogelijk om de kat als model voor de mens te gebruiken en wordt op deze wijze het onderzoek naar verschillende ziekten van het hart gestimuleerd. Ook is het mogelijk door het verzamelen van patiëntmateriaal een Biobank op te zetten. Via deze Biobank is op een eenvoudige wijze materiaal voor onderzoekers beschikbaar. Neutralizing antibodies against insulin in diabetes patients Neutraliserende antistoffen tegen insuline in diabetes patiënten DEC nummer: 2008.II.02.019 Het aantal nieuwe diabetes patiënten vandaag de dag is enorm gestegen. Het geschatte aantal patiënten dat lijdt aan type I en type II diabetes is opgelopen tot 245 miljoen en stijgt nog steeds. De enige behandeling voor diabetes type I is injectie van insuline. Nieuwe producten zijn recentelijk op de markt gebracht, voornamelijk recombinant humaan insuline. Zoals de meeste biofarmaceutica, leiden deze medicijnen tot de vorming van neutraliserende antilichamen (NAb). Deze antilichamen leiden tot inefficiëntie en falen van de behandeling, wat uiteindelijk kan leiden tot de dood van de patiënt. Bovendien zijn de kosten van een inefficiënte behandeling veroorzaakt door de NAb enorm. Deze studie richt zich op het valideren van een transgene muis die humaan insuline-tolerant is. Met dit muismodel kunnen de effecten en immunogeniciteit van insulinepreparaten voorspeld worden. Het doel is om bij te dragen aan de ontwikkeling van biofarmaceutica die minder immunogeen zijn. Immunological features of the respiratory tract of chicken Immunologische kenmerken van de luchtwegen van de kip DEC nummer: 2007.II.07.162/vervolg2 Pluimvee is erg gevoelig voor infecties aan het respiratoir systeem en deze zorgen voor grote economische verliezen in de pluimvee-industrie. Desondanks is er nog erg weinig bekend over immunologische processen in de kiplong. Voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins is het belangrijk om meer kennis te verkrijgen van de immunologie van de gezonde en de geïnfecteerde kiplong. Bescherming tegen influenza infectie is voor een groot deel afhankelijk van antistoffen, maar het is nog niet bekend wat de rol is van respiratoire antistoffen in de afweerreactie tegen influenza. Om dit te onderzoeken, wordt als eerste de distributie van verschillende antistoffen in de long van gezonde kippen bepaald. Daarna kan worden getest wat het effect is van een infectie met influenza op de verdeling van deze antistoffen. Genereren van hybridoma’s tegen boChr7 antigeen presenterend molecuul DEC nummer: 2008.II.01.012 (= 0310.0801) Het rund is een diersoort van groot maatschappelijk belang. Goede vaccins tegen gangbare ziekten zoals bovine tuberculose en paratuberculose in het rund komen de gezondheid van mens en dier ten goede. De meeste beschikbare vaccins zijn gebaseerd op eiwitten. Andere stoffen, waaronder lipiden, zijn ook goede kandidaten
om afweerreacties op te wekken. Dit onderzoek richt zich op de vraag hoe lipiden en andere stoffen door het immuuunsysteem herkend worden en of ze gebruikt kunnen worden in vaccins. Role of infected cells in priming of Listeria-specific T-cells (Ntan1-/- mice) LM-Flu Rol van geïnfecteerde cellen in priming van Listeria-specifieke T-cellen DEC nummer: 2007.II.02.046/vervolg3 (zie ook 2007.II.02.048/vervolg1) Normaal worden bacteriële eiwitten, die door een bacterie in een geïnfecteerde cel uitgescheiden worden, door de cel afgebroken en delen daarvan aan het cel oppervlak gepresenteerd. De cellulaire tak van het afweersysteem (CD8 T cellen) herkennen deze delen aan het cel oppervlak van geïnfecteerde cellen die eerst geactiveerd worden door APCs (professionele activerende cellen). Doel van deze aanvraag is te bestuderen of cellen die met de bacterie Listeria geïnfecteerd zijn de cellulaire tak van het afweersysteem (CD8 T cellen) zelf activeren, of dat zij de Listeria eiwitten aan professionele activerende cellen doorgeven, die het afweersysteem dan activeren zonder zelf geïnfecteerd te zijn. Het vermogen van geïnfecteerde cellen om bepaalde bacteriële eiwitten af te breken is afhankelijk van de aanwezigheid van het eiwit Ntan1. In cellen die dit eiwit niet bezitten, worden deze bacteriële eiwitten niet afgebroken. Zulke eiwitten kunnen echter wel afgebroken worden, via een ander mechanisme, indien ze aan een tweede cel doorgegeven worden. De onderzoekers willen Ntan1-deficiente muizen gebruiken om te zien of in deze muizen na infectie CD8 cellen geactiveerd worden, wat betekent, dat het eiwit aan APCs doorgegeven moet worden. Effects of pathogen-context on the functional phenotype of antigen-specific CD8 T cells, responding to infection: Cellular immunity to infection by respiratory viruses Cellulaire immuniteit tegen infectie met respiratoire virussen DEC nummer: 2007.II.02.048/vervolg1 (zie ook 2007.II.02.046/vervolg3) Het afweersysteem is belangrijk bij de bescherming van ons lichaam tegen allerlei indringers, zoals virussen. Maar virussen hebben zich op hun beurt weer aangepast aan ons afweersysteem zodat ze toch kunnen overleven. Een voorbeeld hiervan is het verkoudheidsvirus respiratoir syncytiaal virus (RSV). Het is bekend dat RSV een bepaalde soort afweercellen, de CD4 T cellen, dusdanig kan beïnvloeden waardoor ergere ziekteverschijnselen optreden. Het doel van deze studie is om te kijken naar de rol van een ander soort T cellen tijdens RSV infectie: de CD8 T cellen. Om dit te bewerkstelligen willen we muizen infecteren met RSV, pneumonia virus of mice (PVM; de muisvariant van RSV) en influenza (controle waarvan bekend is dat CD8 T cellen reageren). De cellen zullen ex vivo worden bekeken en vergeleken. Cytokine expression in chicken antigen presenting cells after influenza A infection Cytokine-expressie bij kip antigeen presenterende cellen na influenza A-infectie DEC nummer: 2008.II.01.010 (= 0509.0805) De meeste respiratoire pluimveeziekten worden veroorzaakt door respiratoire virussen. Alleen tegen influenza zijn klassieke vaccines aanwezig, echter, deze zijn meer dan een halve eeuw geleden ontwikkeld en verbetering van efficientie en effectiviteit is noodzakelijk. Om respiratoire virus infecties te elimineren zijn ontwikkeling van vaccines en andere interventie strategieen nodig. Echter, hiervoor is een beter inzicht in het mechanisme achter immuunresponsen noodzakelijk. Centraal in dit nieuwe project staat de vraag welke immuunresponsen in kippen een rol spelen bij respiratoire virus infecties. De verschillende immuunresponsen die uiteindelijk samen leiden tot de eliminatie van respiratoire virussen zijn nog maar oppervlakkig bekend. Macrofagen en DCs lijken een belangrijke rol te spelen bij deze vroege innate responsen. Het aansturen van de respons in een heel vroeg stadium van target cellen (oa trachea en long epitheel cellen), macrofagen en dendritische cellen (DCs) zal een cruciale rol gaan spelen in toekomstige vaccins. De uiteindelijk beoogde experimenten zullen ons verder helpen in ons begrip van deze vroege responsen van het aviaire immuunsysteem, en wel in het bijzonder om nieuwe vaccinatie-strategieën te ontwikkelen in de kip. Dit heeft een grote economische waarde, komt het welzijn van de kip ten goede en is van belang ter preventie van zoonosen. Effects of voluntary exercise on cytokine and thyroid hormone blood levels and hindlimb flexor muscle phenotype and function in WT mice Effecten van vrijwillige training op cytokine en schildklierhormoon bloedspiegels en op het fenotype van de buigspier (aan de achterkant van de poot) en functie in wildtype muizen DEC nummer: 2008.II.02.017 (= 0204.0206) Het is algemeen bekend dat spieren beter gaan presteren door training. Hoe dit echter gebeurt, is nog grotendeels onbekend. In de huidige studie proberen we inzicht te krijgen welke processen een rol spelen bij de adaptatie van
spieren t.g.v. duurtraining. Om dit te bewerkstelligen worden muizen individueel gehuisvest. Muizen in de exercise groep hebben de beschikking over een loopwiel, muizen zonder loopwiel dienen als controle groep. Na 6 weken worden muizen opgeofferd en worden mechanische functies van spieren geanalyseerd in combinatie met analyse van verschillende eiwitten die van belang zijn in spiercontracties. Het huidige onderzoek koppelt fysiologische (fenotypische) aan genotypische data en hoopt zo inzicht te krijgen in de processen rondom spieradaptatie. Deze informatie zo verkregen over een gunstige situatie kan later gebruikt bij onderzoek naar spierziektes, herstel van spieren na langdurige bedrust of - na extrapolatie van de gegevens- bij hart- en vaatziekten. CXC chemokine receptors: potential targets for chronic inflammatory disease CXC chemokine receptoren: potentiele targets voor longemfyseem DEC nummer: 2007.II.02.044/vervolg3 Het is bekend dat longemfyseem (rokerslong) wordt gekenmerkt door het verdwijnen van de normale structuur van de longblaasjes, doordat de wanden van de longblaasjes stuk gaan. Aan de huidige methode om longemfyseem aan te tonen in de muis zitten wat haken en ogen. Daarom willen de onderzoekers deze methode verbeteren. Dit zal een positieve invloed hebben op het onderzoek naar deze ziekte. Om een rokerslong na te bootsen krijgen de dieren LPS toegediend, zodat we gezonde dieren met deze groep kunnen vergelijken. De onderzoekers zullen de longen op verschillende manieren fixeren en verschillende fixatieven uitproberen, zodat ze kunnen bepalen wat de beste methode is. Veranderingen in de rokerslong zullen worden gemeten mbv twee verschillende methodes Lm-bepaling (afstand tussen de wanden van de longblaasjes) en de DI-bepaling (mate van vernietiging van de wanden van de longblaasjes). CFI en perfusie DEC nummer: 2008.II.02.013 (=16.12.100) Kransslagaderverkalking is de belangrijkste oorzaak van sterfte in Westerse landen. In de meeste gevallen moeten vaatvernauwingen opgeheven (dotteren) of overbrugd (bypass) worden. Sommige patiënten, dat wil zeggen patiënten met een goed ontwikkeld collateraal vaatbed (natuurlijke bypasses) kunnen er echter baat bij hebben, als er geen interventie wordt uitgevoerd, omdat het collaterale vaatbed anders na een interventie weer in regressie kan gaan. In dat geval leidt een herhaalde vernauwing tot ernstigere gevolgen dan wanneer er geen interventie was gedaan. Deze patiënten kunnen worden geïdentificeerd door de functie van het collaterale vaatbed d.m.v. CFI (collateral flow index) metingen te bepalen. Dit wordt in de kliniek al toegepast, maar hoewel deze techniek al meerdere jaren in gebruik is, is hij nog nooit experimenteel geëvalueerd t.o.v. van een experimentele gouden standaard. Dit is het doel van deze studie.
Arrythmogenic and second messenger pathways in mice overexpressing an active form of calcineurin Onderzoek naar biochemische veranderingen in een muizenmodel met hartritmestoornissen en hartfalen. DEC nummer: 2007.II.02.053/vervolg2 Alhoewel hartftalen per definitie een syndroom is waarbij de pompfunctie van het hart is verminderd, is plotse dood door hartritmestoornissen een belangrijke doodsoorzaak bij deze patienten. Bij hartfalen spelen gecombineerde veranderingen in de structurele, contractiele en electrische eigenschappen waarschijnlijk een belangrijke rol. Welke veranderingen belangrijk zijn voor het ontstaan van hartstoornissen en welke moleculaire mechanismen dit reguleren is echter onbekend. Deze studie maakt gebruik van een genetisch gemanipuleerde muis, waarin een verandering in een van de belangrijke moleculaire signaalroutes leidt tot hartfalen en ritmestoornissen. Dit gedefineerde model kan inzicht verschaffen in de kritische veranderingen in het hart die leiden tot hartritmestoornissen. GG2580 IG 01-257 fok: fok van een muizenmodel met hartritmestoornissen en hartfalen DEC nummer: 2007.II.02.053/fok Toegenomen belasting van het hart leidt tot remodelering. Deze remodelering bestaat uit veranderingen in drie processen, te weten contractiel, structureel en electrisch. Alhoewel deze aanpassingen initieel een adaptief karakter hebben, kunnen deze contractiele en structurele aanpassingen uiteindelijk mogelijk tot hartfalen leiden. De electrische veranderingen echter leiden al vanaf de eerste stadia van aanpassing tot een verhoogde kans op hartritmestoornissen. Hierdoor wordt de helft van de mortaliteit van patienten, zelfs in vroege stadia van hartfalen, bepaald door plotse aritmogene dood. Het is echter onduidelijk waarom sommige harten zeer aritmogeen zijn, terwijl harten in vrijwel dezelfde pathofysiologische staat electrisch stabiel zijn. De moleculaire
en cellulaire basis voor ventriculaire aritmogene remodelering bij hartfalen is een van de belangrijkste thema’s in de afdeling Medische Fysiologie. In deze studie zullen wij gebruik maken van een muismodel met cardiale overexpressie van een geactiveerde vorm van het fosfatase calcineurine. Dit resulteert in hypertrofie en hartfalen vanaf vier weken na de geboorte (Molketin et al. Cell 1998). Deze harten zijn vatbaar voor ventriculaire ritmestoornissen en vormen als zodanig een zeer relevant model voor het bestuderen van moleculaire en cellulaire processen die het substraat vormen voor hartritmestoornissen. Immunotherapie van hematologische tumoren DEC nummer: 2007.II.03.090/vervolg1 Transplantatie van afweercellen is een veelbelovende methode om kanker te bestrijden. Door afweercellen van een gezonde donor te transplanteren naar een patiënt met een tumor, kan de tumor worden bestreden door deze afweercellen. Een nadelige bijkomstigheid van deze therapie is dat getransplanteerde afweercellen ook gezond weefsel van de behandelde patiënt kunnen zien als 'vreemd', waardoor afstoting van gezond weefsel kan ontstaan. Een gezond afweersysteem bevat van nature 'regulatoire T cellen' die afstotingsreacties kunnen beperken. Echter, ook afweerreacties tegen de tumor kunnen hierdoor beperkt worden. Het doel van deze studie is om te onderzoeken hoe m.b.v. regulatoire T cellen, toegevoegd aan de getransplanteerde cellen, de ongewenste afstotingsreacties bestreden kunnen worden, zonder dat de reactie tegen de tumoren verloren gaat. Hiervoor wordt een muizenmodel gebruikt waarin afweercellen, regulatoire T cellen en diverse tumoren van menselijke oorsprong kunnen worden onderzocht. Coronary allograft vasculopath: An immune proliferative disease due to the induction of a pro-fibrogenic respons by infiltrating lymphocytes Het opzetten van een muizenmodel ter bestudering van bloedvatvernauwing (vasculopathie) optredend bij harttransplantatie DEC nummer: 2007.II.10.205 Voor patienten met ernstig hartfalen is een harttransplantatie een laatste redmiddel. Echter de overleving op langere termijn is mede afhankelijk van de mate van chronische rejectiereacties in de kransslagaders van het getransplanteerde hart. In dit project worden de processen die een rol spelen bij deze reacties, resulterend in een totale bloedvatvernauwing, nader onderzocht. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een diermodel waarbij de veranderingen in de vaatwand gemanipuleerd kunnen worden. Daartoe worden stukjes humaan bloedvat getransplanteerd in muizen zonder eigen immuunafweer. De injectie van (humane) perifere lymfocyten (allogeen t.o.v. het bloedvattransplantaat) brengt vervolgens de rejectie op gang. Het doel van dit project is te komen tot een remming van de chronische vaatveranderingen optredend na transplantatie. Dit is tevens het belang van dit project namelijk: patienten een vooruitzicht geven op een langdurige(re) overleving na ondergane orgaantransplantatie. Bot Tissue Engineering Engineering van botweefsel DEC nummer: 2007.II.03.084/vervolg2 Deze aanvraag betreft een betrekking op "Bot Tissue Engineering" in vivo. Hieronder wordt verstaan het kweken van botweefsel in en op een biomateriaal dat vervolgens gebruikt kan worden voor transplantatie doeleinden. Het huidige onderzoek spitst zich toe op het onderzoeken of op een andere wijze gekweekte stamcellen of uit beenmerg geïsoleerde stamcel subpopulaties beter geschikt zijn om botvorming te verkrijgen. Het gebruikte model is geschikt voor kwalitatieve evaluatie van t.b.v. klinische behandeling gekweekte stamcellen. Als de stamcellen onder klinisch toelaatbare GMP condities gekweekt kunnen worden die een verhoogde botvormende capaciteit hebben, kan een stamceltherapie ontwikkeld worden voor de behandeling van bot gerelateerde ziektes (bijv. Osteogenesis Imperfecta en de ziekte van Hurler). Daarnaast kunnen de stamcellen in combinatie met biomaterialen gebruikt worden om grote botdefecten te repareren, waarbij de kans op herstel groter is en met minder complicaties is. Population dynamics of T lymphocytes Populatiedynamica van T lymfocyten DEC nummer: 2007.II.06.137/vervolg1 Er is veel controverse wat betreft de levensduur, productie- en sterktesnelheid (oftewel turnover) van zowel humane als muizen T lymfocyten populaties. Hierdoor blijven een aantal belangrijke vragen grotendeels onbeantwoord zoals: hoe wordt de grootte en diversiteit van de T cel populatie gehandhaafd? Hoe wordt het immunologisch geheugen in stand gehouden? Etc. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de effecten van ziekten (HIV, rheumatoide arthritis) of de gevolgen van therapeutische interventies (chematherapie, stam-cell
transplantaties) op de kinetiek van de T lymfocyten pool. Echter, omdat er zoveel onduidelijkheid is wat betreft de “normale” kinetiek blijft het lastig om een goede conclusie te trekken met betrekking tot deze gevolgen. Momenteel is de beste methode om T cel turnover te bestuderen het gebruik van stabiele isotopen (zwaar water (D2O) en zwaar glucose (D-glucose)). Deze worden ingebouwd in het DNA van delende cellen, waarna de mate van incorporatie van deze isotopen kan worden gebruikt om productie- en sterfteparameters te berekenen. Er zijn op deze wijze verscheidene studies uitgevoerd in zowel muizen als mensen, die verscheidene turnover parameters hebben opgeleverd van T cellen. Een recente review over het gebruik van stabiele isotopen (Borghans & de Boer Imm. Rev. 2007) heeft echter uitgewezen dat labelen met D-glucose structureel hogere parameter schattingen geeft dan labelen met D2O. Het doel van dit onderzoek is daarom dan ook te begrijpen waarom deze verschillen er zijn, zodat we de daadwerkelijke turnover van T cellen in gezonde en zieke situaties in muis en mens kunnen bepalen. Mechanisms of CD4 T cell depletion: A study of T cell dynamics in CD70 and Nef transgenic (TG) mice Mechanismen van CD4 T-cel depletie: een studie naar T cel dynamiek in CD70 en NEF transgene (TG) muizen DEC nummer: 2008.II.03.086/vervolg1 In verschillende ziekten, zoals aids, is het afweersysteem ernstig verstoord, wat zichtbaar is in een sterk verminderd aantal T cellen. Een gebrek aan T cellen leidt ertoe dat ziekteverwekkers minder goed uitgeschakeld kunnen worden. Daarom is het van belang om behandelingen te ontwikkelen om het aantal T cellen in het lichaam te herstellen. Hiervoor is het nodig om een gedegen kennis te hebben van de bijdrage die verschillende factoren leveren aan het in stand houden van de T cel populatie. Hierbij meten de onderzoekers productie van nieuwe T cellen door de thymus, celdeling en celdood (= doel 1). Deze factoren bepalen gezamenlijk de levensduur van de T cellen. Verschillende methoden om de hoeveelheid celdeling en productie door de thymus te meten, worden vergeleken (= doel 2). Het mechanisme waardoor het aantal T cellen in aids-patienten afneemt, is nog steeds onduidelijk. In dit onderzoek wordt de hypothese onderzocht of continue activatie van het afweersysteem de oorzaak is van deze T celafname in aids-patienten (= doel 3). Daarvoor gebruiken ze muizen met een continu geactiveerd immuunsysteem als model voor aids. Doel van deze aangevraagde studie is het bepalen van de levensduur van een subpopulatie T cellen, namelijk de T cellen die recent door de thymus geproduceerd zijn (en daarom Recent Thymic Emigrants of RTEs genoemd worden). Antigeen presentatie gedurende RSV infecties DEC nummer: 2007.II.01.011/vervolg2 Infectie met Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) vormt een probleem voor met name premature zuigelingen, ouderen en personen met een immuundeficiëntie. De manier waarop RSV gepresenteerd wordt aan het immuunsysteem is nog geheel onduidelijk. Een beter inzicht in de regulering en inductie van RSV specifieke responsen kan helpen bij de ontwikkeling van een veilig en effectief vaccin. Er is sinds meer dan 50 jaar na de ontdekking van RSV nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar, maar dit is wel een wens op een RSV vaccin op te nemen in het Rijks vaccinatie programma, gezien de ernstige complicaties die kunnen optreden in zuigelingen en ouderen. Bovendien kan deze studie bijdragen aan het algehele beeld hoe T-cel responsen worden geinduceerd na een respiratoire infectie. Werkingsmechanismen van anti-tumorantistoffen DEC nummer: 2007.II.11.223/vervolg1 Antistoftherapie is een belangrijke nieuwe behandelingsmethode van kankerpatiënten. Antistoffen gericht tegen de humaan epidermal growth factor receptor (EGFR), die op kankercellen vaak hoger tot expressie komt, zijn veelbelovende therapeutische middelen. Om de werkingsmechanismen van deze antistof te onderzoeken zijn tumormodellen in de muis nodig. Tot op heden werd in onze onderzoeksgroep het B16F10 longmetastasemodel succesvol gebruikt. Behandeling met het muis antilichaam, TA99, gericht tegen de gp75 molecuul op de B16F10 cellen voorkomt uitgroei van de tumor in de longen. Het doel van dit project is om dit model zodanig aan te passen dat de werkingsmechanismen van anti-EGFR antistoffen bestudeerd kunnen worden. Daarvoor zijn een aantal B16F10 klonen opgezet die het humane EGFR gen op verschillend niveau tot expressie brengen. De onderzoekers willen eerst deze klonen uittesten voor hun groeipotentieel en gevoeligheid voor behandeling met anti-EGFR antistoffen in de muis. Arteriogenese en inflammatie (ontsteking) DEC nummer: 2007.II.05.121/vervolg2
Collateralen zijn bloedvaten die uitrijpen/ vergroten in diameter, nadat er een vernauwing in de bloedbaan is opgetreden (zoals bij slagaderverkalking). Deze collaterale bloedvaten nemen de functie van het oorspronkelijke bloedvat over, waardoor de bloeddoorstroming van weefsel na de vernauwing behouden blijft. In de praktijk is dit proces echter vaak niet toerijkend genoeg. Wanneer een vernauwing te snel ontstaat, loopt het mechanisme achter en ontstaat er vaak onherstelbare schade in het weefsel. De zoektocht is dus naar aangrijppunten om dit proces sneller en beter te laten verlopen, zodat invasieve ingrepen zoals een dotter behandeling of bypass operatie overbodig worden. De Toll Like Receptor, een receptor die een belangrijke rol speelt bij de aangeboren afweer van mens en dier speelt een rol bij collateraal vorming. Stimulatie van de receptor door stoffen die je toedient (bijv. delen van bacteriën) leidt tot meer collateraal vorming en afwezigheid geeft minder collateraal vorming (eerder onderzoek). Er zijn stoffen bekend die in het lichaam voorkomen en die deze receptoren ook kunnen stimuleren (dus zonder dat iets van buiten wordt toegediend), oa. EDA. In deze studie wordt onderzocht of de afwezigheid van deze lichaamseigen TLR stimulator verminderde arteriogenese geeft, nadat er een vernauwing van een slagader optreedt. Onze hypothese is dat afwezigheid van EDA verminderde collateralisatie geeft. Inhibition of restenosis following angioplasty Remming van restenose na angioplastie DEC nummer: 2008.II.02.018 (=03.12.080) Bij hartproblemen wordt er vaak gedotterd. Er wordt een stent geplaatst die de vernauwing in de ader oprekt. Door de behandeling reageert de ader echter door een versnelde intimavorming (extra laagjes in het bloedvat) waardoor het weer kan dichtslibben. Het coaten van en het aanbrengen van medicijnen in de stents zorgt voor vermindering van deze reactie. Echter, het coaten kan vorming van stolsels te weeg brengen. Door een coating van ander materiaal aan te brengen zou deze stolselvorming verminderd moeten worden. Het doel van deze studie is dat te onderzoeken.
Vergadering woensdag 19 maart 2008 Myocardial Viability Levensvatbaarheid van de hartspier DEC nummer: 2008.II.03.020 Voor het in stand houden van de zoutbalans van het hart zijn diverse ion transporters verantwoordelijk. Een van die transporters is de Natrum(Na)/Kalium(K)-pomp die Natrium-ionen naar de buitenzijde en Kalium-ionen naar de binnenzijde van het celmembraan van de hartspiercel pompt. Er bestaan diverse aanwijzigingen dat de activiteit van de Na/K-transporter niet alleen gereguleerd wordt door de hoeveelheid beschikbare energie en de zuurgraad in de celvloeistof maar vooral door de concentratie van Natrium en Kalium ionen in een ‘fuzzy layer’ direct onder het celmembraan. Met behulp van rubidium spectroscopie zal de activiteit van de Na/K-pomp ex-vivo gevolgd worden, in gepacete, geperfundeerde rattenharten; Rubidium lijkt sterk op Kalium en wordt ook door de Na/K-transporter de cel ingepompt. Natrium spectroscopie wordt gebruikt om de intracellulaire natrium concentratie tijdens verschillende belastingniveaus te meten, terwijl fosfor spectroscopie wordt gebruikt voor het meten van het intracellulaire volume. De bestudering van deze ‘fuzzy laag’ direct onder de celmembraan kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van nieuwe mogelijkheden voor de behandeling van hartfalen. Towards improved efficiency of EPC-therapy in diabetes Op weg naar een verbetering van de efficiëntie van de EPC-therapie bij diabetes patiënten. DEC nummer: 2008.II.03.021 Diabetes mellitus is één van de meest voorkomende chronische ziekten, die wereldwijd voorkomt bij meer dan 170 miljoen mensen. De verwachting is dat dit aantal in 2025 verdubbeld is. Diabetes patienten hebben ongeveer 4 keer zoveel risico op cardiovasculaire complicaties. Een complicatie die in ongeveer 15% van de patienten voorkomt zijn diabetische voet ulcera, welke voorafgaan aan 84 % van alle diabetes-gerelateerde onderbeenamputaties. Een van de factoren die bijdragen aan het ontstaan van deze ulcera is een gereduceerde capaciteit van het lichaam om beschadigd vaatendotheel te repareren. Deze gereduceerde capaciteit vindt haar oorzaken in het endotheel zelf: gezonde endotheelcellen zijn minder goed in staat om beschadigde delen te repareren, maar ook door een verminderde functionaliteit van endotheliale progenitor cellen, cellen afkomstig uit het beenmerg die kunnen bijdragen aan de vaatreparatie ter plaatse. Eiwitten op het oppervlak van endotheel en endotheliale progenitor cellen (EPC) spelen naar verwachting een belangrijke rol in het recruteren van endotheliale progenitorcellen uit het beenmerg en het nestelen op het beschadigde endotheel. In dit onderzoek wordt onderzocht wat het effect is van diabetes op de aanwezigheid van eiwitten op het celoppervlak, zowel op het aanwezige endotheel als op endotheliale progenitor cellen. Verwacht wordt dat de identificatie van
veranderingen in deze eiwitten inzicht zal geven in het (verstoorde) proces van vaatreparatie, wat uiteindelijk kan leiden tot de ontwikkeling van een therapie voor deze grote groep patienten. Pre-clinical evaluation of the role of interleukin-7 in joint inflammation and joint destruction in RA patients Preklinische evaluatie van de rol van interleukine 7 bij gewrichtsontsteking en gewrichtsschade in patiënten met reumatoïde artritis DEC nummer: 2008.II.03.022 Reumatoïde artritis (RA) is een aandoening die gepaard gaat met gewrichtsontsteking en gewrichtsschade, leidend tot invaliditeit. Ondanks vele therapieën, o.a. anti-TNFα, is er een groot aantal patiënten (>50%) dat slechts gedeeltelijke of helemaal geen verbetering laat zien. Dit doet vermoeden dat andere ontstekingsmediatoren betrokken zijn bij ontstekings en weefseldestructieve activiteit kenmerkend voor RA. Eigen onderzoek heeft aangetoond dat er verhoogde spiegels van het cytokine interleukine-7 (IL-7) en de IL-7 receptor in ontstoken gewrichten van RA patiënten aanwezig zijn. Ook is aangetoond dat wanneer anti-TNFα therapie bij RA patiënten faalt, de IL-7 spiegels verhoogd blijven. Uit het voorwerk kunnen we opmaken dat IL7 een belangrijke rol kan spelen in het aantrekken, activeren en vasthouden van ontstekingcellen in het gewricht. In deze studie willen we bestuderen of IL-7 blokkade in een muizenmodel voor chronische artritis, ontstekingsen weefseldestructieve T cel activiteit kan voorkomen. Fok voor cel of weefselisolatie van embryo's DEC nummer: 2008.II.03.023 Onderzoek naar processen en signalen in cellen die ook in de bloedvatwand belangrijk zijn, kunnen soms ook in vitro onderzocht worden. Hiervoor moeten cellen geïsoleerd worden. Cellen die hier erg geschikt voor zijn, zijn embryonale cellen. In deze aanvraag worden vrouwtjes muizen zwanger om op maximaal dag E14 de embryo's te oogsten en cellen te isoleren om in vitro experimenten mee uit te voeren. Immunogenicity of therapeutic proteins Immunogeniciteit van therapeutische eiwitten DEC nummer: 2008.II.03.024 Jaarlijks verschijnen nieuwe medicijnen op de markt. Mede door vooruitgang op het gebied van genetische modificatie zijn veel van deze medicijnen recombinante menselijke eiwitten. Echter, net als de meeste biofarmaceutische middelen kunnen ze een antilichaam-reactie opwekken. Deze antilichamen kunnen het geneesmiddel (gedeeltelijk) neutraliseren en zelfs gevaarlijke bijwerkingen veroorzaken. Er is weinig bekend over de immunologische mechanismen die een rol spelen bij deze immuunrespons. Recombinante menselijke eiwitten zijn lichaamseigen eiwitten en zouden door het lichaam getolereerd moeten worden. Momenteel wordt aangenomen dat bij de bereiding van de medicijnen aggregatie van de eiwitten optreedt die normaal niet in het menselijk lichaam aanwezig is. Als gevolg hiervan reageert het immuunsysteem via een ‘short-cut’-mechanisme door antilichamen tegen het medicijn te produceren. De antigenen die via deze short-cut werken, worden T-cell independant antigenen genoemd (TI-antigenen). Een bekende hypothese is dat recombinante menselijke eiwitten onder specifieke omstandigheden deze TIantigenen imiteren en zo een immuunreactie uitlokken. Echter, deze hypothese is tot op heden noch bevestigd dan wel verder onderzocht. Het doel van dit project is om de onderliggende immunologische mechanismen van de hierboven beschreven klasse van medicijnen te onderzoeken en te manipuleren en het gebruik ervan veiliger en efficiënter te maken. Immunological relevance of the type II cytokine and EGF-like growth factor Amphiregulin Immunologische relevantie van type II cytokine en EGF-achtige groeifactor Amphiregulin DEC nummer: 2008.II.03.025 Astma is een chronische longziekte die gepaard gaat met veranderingen in het longweefsel. Patiënten kunnen hieraan, ondanks behandeling met corticosteroiden, overlijden. Wij hebben gevonden dat cellen van het immuunsysteem groeifactoren uitscheiden. De door ons ge-identificeerde groeifactor (amphiregulin) wordt o.a. door zgn. mestcellen uitgescheiden, welke in biopten van astmapatiënten aanwezig zijn. Het blijkt dat deze cellen in astma patiënten inderdaad amphiregulin uitscheiden. Wij willen nu, gebruik makend van een chronisch astma model in de muis, de rol van amphiregulin in de herstructurering van longweefsel onderzoeken. Hiertoe willen we astma opwekken in muizen die deze groeifactor missen, en bestuderen of er herstructurering van het longweefsel plaatsvindt. Deze experimenten kunnen nieuwe inzichten in de met astma geassocieerde longweefselherstructurering geven en mogelijk de basis voor nieuwe interventietherapieën vormen. Immunofarmacologie – de rol van collageen fragmenten in het proces van chronische ontsteking bij artritis
2007.II.02.037/vervolg1 Chemokines en chemokine receptoren spelen een centrale rol bij de migratie van circulerende ontstekingscellen naar de verschillende weefsels. In artritis zijn chemokines evenals de bijbehorende ontstekingscellen in overmaat aanwezig in het gewricht. Factoren die door de ontstekingscellen worden geproduceerd spelen een centrale rol in het proces van kraakbeenafbraak bij artritis. Tijdens de afbraak van het kraakbeen komen collageenfragmenten vrij die bijdragen aan een verdere verergering van het ontstekingsproces doordat ze de migratie van specifieke witte bloedcellen, de neutrofielen, induceren. In dit onderzoek zal nagegaan worden op welke manier collageenfragmenten de activiteit van ontstekingscellen beïnvloeden en hoe dit proces tegengegaan kan worden om op die manier een betere therapie voor artritis te ontwikkelen. Regulatie van MHC gerestricteerde antigeenpresentatie en de consequenties voor de adaptieve immuunrespons 2007.II.02.064/vervolg1 Voor het opwekken van een specifieke afweerreactie is de communicatie tussen cellen van het afweersysteem van groot belang. Eiwitten op het oppervlak van bepaalde cellen kunnen specifiek binden aan oppervlakte eiwitten van andere afweercellen en op die wijze kunnen signalen tussen cellen overgebracht worden. Het is gebleken dat deze oppervlakte eiwitten ook tussen cellen uitgewisseld kunnen worden. Het effect van dit fenomeen op de afweerreactie is nog niet bekend. De studie richt zich op het ophelderen van het mechanisme en de rol van oppervlakte eiwit transfer tussen cellen van het immuunsysteem. De resultaten van dit onderzoek zullen leiden tot een beter inzicht in de communicatie tussen cellen van het immuunsysteem en mogelijk bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe therapieën voor (auto)immuunziekten en kanker in mens en dier. Immunogenicity of Listeria-derived antigens Immunogeniciteit van van Listeria afkomstige antigenen 2007.II.02.046/vervolg4 Type I diabetes is een ziekte, veroorzaakt door afbraak van de insuline producerende beta-cellen in de pancreas. Een van onze gen-deficiente muizenstammen blijkt na bestraling diabetes te ontwikkelen. Deze muizenstam mist een aantal enzymen, dat nodig is om intracellulaire eiwitten te fragmenteren. Normaliter dienen zulke eiwitfragmenten om bepaalde cellen van het afweersysteem (CD8 T cellen) te activeren. Dus, het is mogelijk dat CD8 cellen, gericht tegen “verkeerde” eiwitfragmenten, diabetes veroorzaken. In deze experimenten willen de onderzoekers bekijken of de tests die een arts met patiënten doet om te zien of deze een latente vorm van diabetes heeft, ook gebruikt kunnen worden om in onze muizen diabetes te diagnosticeren. Bepaling van de moleculaire mechanismen die betrokken zijn bij de regulatie van hematopoiese 2007.II.01.021/vervolg1 De ontwikkeling van bloedcellen in het beenmerg is een gecompliceerd proces dat verstoord is bij patienten met ernstige ziektes zoals leukemie. Beenmergtransplantaties worden toegepast als therapie bij dit soort ernstige aandoeningen. Recentelijk is duidelijk geworden dat navelstrengbloed een veilig en makkelijk toegankelijk alternatief is voor het gebruik van beenmerg. Het nadeel van navelstrengbloed is de kleine hoeveelheid hematopoietische stamcellen, waardoor momenteel alleen kleine kinderen behandeld kunnen worden. Er is dus grote behoefte aan alternatieve methodes om of hematopoietische stamcellen te laten expanderen of om de migratie van stamcellen te verbeteren waardoor kleinere hoeveelheden stamcellen nodig zijn. Dit onderzoek is erop gericht om de migratie van hematopoietische stam cellen naar het beenmerg na een beenmerg transplantatie te verbeteren. Begrip van deze processen zal leiden tot de ontwikkeling van nieuwe therapieën. Neutrofiel deficiëntie bij pediatrische patiënten met GSD-1 2008.II.03.026 9=06.10.083) Glycogeenstapelingsziekte type 1b (GSD-1b) is een ernstige stofwisselingsziekte. Kinderen met deze ziekte hebben daarnaast ook een probleem met de aanmaak van een type bloedcel genaamd: de neutrofiele granulocyt. Afwezigheid van deze cellen leidt tot een verhoogde kans op ernstige infecties. Op dit moment is onduidelijk hoe het komt dat deze patiënten geen neutrofiele granulocyten hebben, terwijl andere bloedcellen gewoon aangemaakt kunnen worden. Dit onderzoek is er op gericht om te onderzoeken waarom neutrofiele granulocyten niet aanwezig zijn bij patiënten. Begrip hiervan is nodig voor de ontwikkeling van nieuwe behandelingsmethoden bij kinderen met GSD-1b. Bone marrow-derived vascular progenitor cells in diabetes; a potential pro-atherogenic role?
Van beenmerg afkomstige vasculaire voorlopercellen bij diabetes, een potentieel pro-atherogene rol? 2007.II.02.062 Diabetes is een risico factor voor het ontstaan van atherosclerose. Wereldwijd zijn er meer dan 100 miljoen mensen die de chronische ziekte diabetes hebben en 75-80% van de patienten met diabetes overlijden aan complicaties van atherosclerose. De pathogenese van het versneld ontstaan van atherosclerose in de patienten is grotendeels onbekend. Wel is bekend dat beenmergcellen een bijdrage kunnen leveren aan het ontstaan en verdere ontwikkelen van atherosclerose en dat van beenmerg afkomstige cellen in diabetische patienten in aantal en functie anders zijn dan in gezonde mensen. Daarnaast worden in de kliniek beenmerg-afkomstige cellen geinjecteerd in het hart van patienten met risico factoren voor atherosclerose (zoals diabetes) om nieuwe bloedvatvorming te stimuleren. Daarom is het belangrijk uit te zoeken of deze cellen in diabetes een bijdrage kunnen leveren aan het onstaan van atherosclerose. Assessment of myocardial viability with magnetic resonance imaging techniques. Beoordeling van de levensvatbaarheid van de hartspier met behulp van MRI-technieken 2007.II.03.16 Als een deel van het hart niet meer goed samentrekt, is het belangrijk te weten of een bypass operatie of een dotterbehandeling dit kan verhelpen. Met beeldvormende technieken kan worden nagegaan of het weefsel nog levensvatbaar is. MRI wordt hier steeds vaker voor gebruikt. Wel wordt hiermee de infarctgrootte vaak overschat omdat rond pas ontstane infarcten vaak vocht (oedeem) aanwezig is en dit oedeem evenals het infarct als een heldere vlek zichtbaar is. De onderzoekers willen bekijken of dit klopt door in geisoleerde rattenharten verschillende stadia van oedeem te induceren. Vervolgens willen ze dit met MRI bestuderen en vergelijken met Natrium MRI, dat het natrium in het hart in beeld kan brengen. Hiermee verwachten ze wel onderscheid te kunnen maken tussen infarct en oedeem. Tenslotte willen ze Natrium MRI gebruiken bij ratten met een hartinfarct, om ook in vivo onderscheid tussen infarct en oedeem te kunnen maken, met als uiteindelijk doel verbetering van diagnostiek bij patienten. Renal Bone Morphogenetic Protein (BMP) signalling and BMP signalling modulation in health and response to injury. De rol van de groeifactor BMP en BMP modulerende stoffen bij nierschade 2007.II.03.027 (=05.01.007) Bij het ontstaan van chronische nierschade spelen onder andere de groeifactoren BMP en TGFβ een belangrijke rol. Deze eiwitten hebben in de nierschade een tegenovergestelde werking, waarbij BMP goede eigenschappen bezit. Omdat er wel bekend is dat BMP een helende functie heeft bij nierschade, maar niet goed bekend is hoe en waar dit effect in de nier een rol speelt en wat de invloed is van verschillende BMP’s en BMP modulerende stoffen, doen wij momenteel onderzoek naar de rol van BMP signalering in een genetisch gemanipuleerde reportermuis waarin door middel van een lichtgevend eiwit goed te volgen is hoveel BMP activiteit er is en waar deze zich bevindt. Een gedegen begrip van hoe en waar BMP werkzaam is, zal hopelijk op den duur leiden tot nieuwe medicijnen die nierbeschadiging remmen en tegengaan. Mechanisms of CD4 T cell depletion: A study of T cell dynamics in CD70 and Nef transgenic (TG) mice. Het mechanisme van CD4 T cel depletie: Een studie naar T cel dynamica in CD70 en Nef transgene muizen. 2007.II.03.086/vervolg2 In verschillende ziekten (zoals aids) is het aantal T cellen ernstig verstoord. Voor de ontwikkeling van behandelingen om dit te herstellen, is het belangrijk om kennis te hebben van de relatieve bijdrage die productie door de thymus (thymus output genoemd), celdeling, celdood en differentiatie leveren aan de handhaving van de T celpopulatie (= doel 1). Verschillende methoden om de hoeveelheid celdeling en thymus output te meten, worden vergeleken (= doel 2). Het mechanisme waardoor het aantal T cellen in HIV-geïnfecteerden afneemt, is nog steeds onduidelijk. Wij onderzoeken de hypothese of chronische activatie van het afweersysteem de drijvende kracht is achter deze T celafname in aids-patiënten (= doel 3). Daarvoor gebruiken we muizen met een chronisch geactiveerd immuunsysteem als model voor aids. Doel van deze specifieke studie is het bepalen van de levensduur van een bepaalde populatie T cellen: degenen die recent door de thymus geproduceerd zijn (en daarom Recent Thymic Emigrants of RTEs genoemd worden). Bepalen van de levensduur, productie- en sterftesnelheid van naïeve T-cellen 2007II.03.086/vervolg3 Er is veel controverse wat betreft de levensduur, productie- en sterftesnelheid (ofwel turnover) van zowel humane als muizen T cel populaties. Hierdoor blijven een aantal belangrijke vragen grotendeels onbeantwoord
zoals: hoe wordt de grootte en diversiteit van de T celpopulatie gehandhaafd? Hoe wordt het immunologisch geheugen in stand gehouden? Etc. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de effecten van ziekten (HIV, rheumatoide arthritis) of de gevolgen van therapeutische interventies (chemotherapie, stam-cel transplantaties) op de kinetiek van de T cel pool. Echter, omdat er zoveel onduidelijkheid is wat betreft de “normale” kinetiek blijft het lastig om een goede conclusie te trekken met betrekking tot de gevolgen van ziekten en therapieën. Momenteel is de beste methode om T cel turnover te bestuderen het gebruik van stabiele isotopen, zoals zwaar water [D2O]. Dit wordt ingebouwd in het DNA van delende cellen, waarna de mate van incorporatie van deze isotopen kan worden gebruikt om productie- en sterfteparameters te berekenen. In dit experiment bestuderen we de verschillen in T celkinetiek van volwassen en oude muizen. Mechanisme van pro-aritmie, QT verlenging en TdP door pentamidine in de CAVB hond. 2007.II.10.202 Er zijn medicamenten die de tijd verlengen die het hart nodig heeft om samen te trekken en bloed rond te pompen. Op het ECG (hartfilmpje) is dit te zien als een QT-tijd toename. De verlenging is geassocieerd met hartritmestoornissen, al is een directe relatie nog niet aangetoond. Toediening van pentamidine bij HIV patiënten leidde in enkele patiënten tot hartritmestoornissen. Frappant is het moment hoe deze ontstaan: pas enkele dagen na toediening traden hartritmestoornissen op. Via cellulair onderzoek zag men dat het hierbij niet om een blokkade van ket K+ kanaal (Ikr) gaat (normale actie van een medicament), maar dat het medicament de aanmaak en het in de membraan plaatsen van dit kanaal remt. Door deze remming is er een tekort aan kanalen. De afname van kanalen komt overeen met een genetisch syndroom. Dit is echter nooit in vivo voor medicamenten aangetoond
Vergadering woensdag 16 april 2008 In ovo vaccination against Avian Influenza Vaccineren in het ei tegen vogelgriep 2008.II.03.028 Pluimvee is erg gevoelig voor infecties aan het respiratoire systeem zoals vogelgriep (aviaire influenza). Deze infecties zijn potentieel ook gevaarlijk voor mensen en veroorzaken grote economische verliezen in de pluimvee industrie. Voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins is het van belang om meer kennis te verkrijgen van de immunologie van de gezonde en de met vogelgriep geïnfecteerde kip. Door in het ei te vaccineren met vogelgriep virus, trachten wij het afweersysteem van de kip zo vroeg mogelijk te activeren om zodoende de kip te beschermen tegen vogelgriep en de verspreiding van het virus naar andere dieren en mensen te voorkomen. Genomics of host-respiratory virus interactions Genomics van gastheer-respiratoire virus interacties 2008.II.03.029 De meeste respiratoire pluimveeziekten worden veroorzaakt door respiratoire virussen. Alleen tegen influenza zijn klassieke vaccines aanwezig, echter deze zijn meer dan een halve eeuw geleden ontwikkeld en verbetering van efficiëntie en effectiviteit zijn noodzakelijk. Om respiratoire virus infecties te elimineren zijn ontwikkeling van vaccines en andere interventie strategieën nodig. Echter, hiervoor is een beter inzicht in het mechanisme achter vroege innate immunresponsen noodzakelijk. Centraal in dit nieuwe project staat de vraag welke vroege innate immuunresponsen in kippen in een bepaalde leeftijdscategorie een rol spelen bij respiratoire virus infecties. De verschillende vroege innate responsen die uiteindelijk samen leiden tot de eliminatie van respiratoire virussen zijn nog maar oppervlakkig bekend. Het aansturen van de respons in een heel vroeg stadium van target cellen (oa trachea en long epitheel cellen), macrofagen, dendritische cellen (DCs) en natuurlijke killer (NK) cellen zal een cruciale rol gaan spelen in toekomstige vaccins. De uiteindelijk beoogde experimenten zullen ons verder helpen in ons begrip van deze vroege innate responsen van het aviaire immuunsysteem, en wel in het bijzonder om nieuwe vaccinatie-strategieën te ontwikkelen in de kip. Dit heeft een grote economische waarde, komt het welzijn van de kip ten goede en is van belang ter preventie van zoönosen. The Role of Toll-like Receptors in Inflammatory Bowel Disease: An In Vivo Approach to Disease Modulation De rol van Toll-like receptoren bij inflammatory bowel disease: Een in vivo benadering 2008.II.03.030 Patiënten met chronisch inflammatoire darmziekten, zoals colitis en de ziekte van Crohn, lijden aan perioden met diarree, ernstige buikpijnen en intestinale bloedingen. Tot op heden is de oorzaak van deze ziekten niet duidelijk. Recent is aangetoond dat mogelijk een verstoorde reactie op intestinale bacteriën een belangrijke rol zou kunnen spelen in inflammatoire darmziekten. In de gezonde mens worden intestinale bacteriën voortdurend herkend door het afweersysteem, om zo adequaat te kunnen reageren op foute bacteriën. Hiervoor zijn een bepaalde groep van receptoren op afweercellen en epitheelcellen in darmen heel belangrijk. Deze receptoren, Toll like receptors (TLR) genaamd, zijn gespecialiseerd in het herkennen van bacteriële componenten. Klinisch onderzoek heeft aangetoond dat de ziekte gerelateerd kan worden aan genen die coderen voor bepaalde TLRs. Bovendien, hebben ‘goede bacteriën (probiotica), die ook herkend worden door TLRs, een gunstig effect op patiënten. Dit zou kunnen betekenen dat TLRs mogelijk een aangrijppunt zouden kunnen zijn voor nieuwe geneesmiddelen. Ons doel, in het kader van het TIPharma TLR-platform, is te onderzoeken hoe belangrijk TLRs zijn voor de ontwikkeling van chronisch inflammatoire darmziekten. Deze aanvraag bevat basale experimenten om TLRs te bestuderen in muizen modellen voor inflammatoire darmziekten. Dit doen we door de verschillende TLRs te meten in gezonde en zieke darmen. Deze studies zullen ons inzicht geven welke TLR(s) van belang zijn voor ziekte. Vervolg studies kunnen dan opgezet gaan worden om de effecten van hetzij TLR stimulerende als TLR blokkerende stoffen te gaan meten in de muizenmodellen voor chronisch inflammatoire darmziekten.
Long Ischemie Reperfusie Schade 2008.II.03.031
Long ischemie-reperfusie schade is een belangrijke complicatie die kan ontstaan na long transplantatie. Het wordt gekenmerkt door een heftige immuunreactie, influx van ontstekingscellen, oedeemvorming, en ernstige ademhalingsproblemen. In dit onderzoek willen de onderzoekers bekijken of ze deze ontstekingsreactie kunnen remmen met behulp van statines. Statines worden veelvuldig voorgeschreven als cholesterol-verlagende middelen; echter het is ook bekend dat statines anti-inflammatoir zijn. Vagale Stimulatie en Atherosclerose 2008.II.03.032 Atherosclerose, in de volksmond "aderverkalking" en daarmee cardio-vasculaire ziekte is een der belangrijkste doodsoorzaken in de westerse wereld. Atherosclerose wordt beschouwd als een ontstekingsziekte waar een breed scala factoren aan ten grondslag ligt. Een van die factoren is de werking van specifieke witte bloedcellen die sterk beïnvloed wordt door de activiteit van het autonome zenuwstelsel. In de recente literatuur komt de vraag naar beter inzicht in deze processen steeds dringender naar voren. De onderzoekers zijn erin geslaagd om een technische oplossing te vinden om de onderzoeksvraag in een muizenmodel te operationaliseren. In dit acute model wordt het directe effect gemeten van parasympathische werking op relevante bloedparameters als markers van ontstekingactiviteit, TNF-alfa, IL1-beta en IL6. De studie zal als achtergrond dienen voor een langere termijn onderzoek naar de specifieke wegen waarlangs de parasympatische invloeden op ontwikkeling van atherosclerose tot effect komen. Ontwikkeling van memory T-cellen na een RSV infectie 2008.II.03.033 Infectie met Respiratoir Syncytial Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen en ouderen. Op het moment is er nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar. Om een goed en veilig vaccin te ontwikkelen is het van groot belang om te weten welke cellen uit het immuunsysteem betrokken zijn bij het genereren van een effectieve immuunresponse. De onderzoekers hebben in voorgaande experimenten gekeken naar de activiteit van T-cellen betrokken bij een tweede infectie. Hierin zien ze dat de activiteit van T-cellen na een tweede infectie ongeveer even actief zijn als na een eerste infectie, er wordt dus geen goede memory response opgebouwd. Op dag 28 zijn er nog twee types memory cellen aanwezig, een effector memory T-cel en een central memory T-cel populatie. De onderzoekers verwachten dat de central memory response actiever is dan een combinatie van voorgaand genoemde T-cellen. Ze willen dus nu gaan kijken of 4 maanden na een eerste infectie, als alle effector memory cellen verdwenen zijn, de response tegen de verschillende eiwitten van RSV is veranderd. Het is belangrijk om bij het ontwikkelen van een vaccin de goede cel populaties te activeren. Epidemiology of Campylobacter infection in broiler flocks Epidemiologie van campylobacter infectie in koppels vleeskuikens 2008.II.03.034 Campylobacter is een bacterie die zich vermeerdert in warmbloedige dieren. De mens kan blootgesteld worden aan deze bacterie via o.a. oppervlaktewater en vlees. Campylobacter kan bij de mens diarree en koorts veroorzaken. In inventariserende studies is aangetoond dat ongeveer 40% van de Campylobacter infecties bij de mens (in NL ongeveer 200.000/jaar) verband houden met consumptie van pluimveevlees. Beperking van de besmetting van pluimveevlees is dan ook een middel om het aantal ziektegevallen bij de mens te beperken. Dit kan in principe op twee verschillende manieren: voorkómen dat de dieren besmet raken of verlagen van de mate van besmetting ten tijde van het slachten in het geval dat de dieren toch besmet geraakt zijn. In deze studie wordt onderzocht of toevoeging van bepaalde veilige voederadditieven op een van deze twee manieren een bijdrage kan leveren aan een beperking van de blootstelling voor de consument. Towards improved efficiency of EPC-therapy in diabetes. Naar een verbetering van de efficiëntie van de EPC-therapie in diabetes 2008.II.03.035 Diabetes mellitus is één van de meest voorkomende chronische ziekten, die wereldwijd voorkomt bij meer dan 170 miljoen mensen, en het wordt verwacht dat dit aantal in 2025 verdubbeld is. Diabetes patiënten hebben ongeveer 4 keer zoveel risico op cardiovasculaire complicaties. Een complicatie die in ongeveer 15% van de patiënten voorkomt zijn diabetische voet ulcera, welke voorafgaan aan 84 % van alle diabetes-gerelateerde onderbeenamputaties. Een van de factoren die bijdragen aan het ontstaan van deze ulcera is een gereduceerde capaciteit van het lichaam om beschadigd vaatendotheel te repareren. Deze gereduceerde capaciteit vindt haar oorzaken in het endotheel zelf: gezonde endotheelcellen zijn minder goed in staat om beschadigde delen te repareren, maar ook door een verminderde functionaliteit van endotheliale progenitor cellen (EPC), cellen afkomstig uit het beenmerg die kunnen bijdragen aan de vaatreparatie ter plaatse. Eiwitten op het oppervlak van
endotheel en endotheliale progenitor cellen spelen naar verwachting een belangrijke rol in het recruteren van endotheliale progenitorcellen uit het beenmerg en het nestelen op het beschadigde endotheel. In dit onderzoek wordt onderzocht wat het effect is van diabetes op de aanwezigheid van eiwitten op de het celoppervlak, zowel op het aanwezige endotheel als op endotheliale progenitor cellen. Verwacht wordt dat de identificatie van veranderingen in deze eiwitten inzicht zal geven in het (verstoorde) proces van vaatreparatie, wat uiteindelijk kan leiden tot de ontwikkeling van een therapie voor deze grote groep patiënten. Adaptatie en Weerstand II, Immuno-Epidemiologie van coccidiose. DEC nummer: 2008.II.03.036 In deze pilot wordt getoetst of een zeer lage besmettingsdosis met de eencellige darmparasiet Eimeria acervulina bij vleeskuikens leidt tot infectie van het kunstmatig besmette dier en tot transmissie (overdracht van de infectie) van 1 kunstmatig besmet dier naar 1 onbesmet contactdier en of dit leidt tot een meetbare uitscheiding van eieren (oocysten) in de mest van besmette- en contactdieren. Deze pilot is noodzakelijk voor het ontwerpen van een proefopzet voor een toekomstig transmissie-experiment. Met behulp van deze pilot kan bepaald worden hoeveel dieren per groep geïnfecteerd moeten worden, hoe vaak het experiment herhaald moet worden en of de onderzoekers gevoeligere technieken, zoals DNA technieken (PCR), nodig hebben voor het aantonen van de (contact)infectie. In het toekomstige experiment zal de initiële infectiedosis worden gevarieerd om de dynamiek van een Eimeria infectie in een vleeskuikenkoppel na te bootsen, om vervolgens deze experimentele opzet als infectiemodel te kunnen gebruiken voor vervolgstudies met interventies, zoals bv. vaccinaties. De kwantitatieve informatie uit dit experiment kan tevens gebruikt worden in wiskundige modellen die de populatie dynamica kunnen beschrijven / voorspellen. Met deze experimenten wordt inzicht verkregen in factoren die de populatie dynamica van Eimeria infecties in vleeskuikens bepalen en kunnen bestrijdingsstrategieën beter getoetst worden. Eimeria infecties geven productiederving en welzijnsaantasting in de vleeskuikenhouderij en ondanks de huidige bestrijdingsmethode, namelijk door middel van medicatie van het voer, kan schade vooralsnog niet voorkomen worden. Autologous Tissue Engineered Heart Valve Apparatus Onderzoek inzake hartkleppen die uit lichaamseigen weefsel zijn gemaakt in het kader van het programma “Autologous Tissue Engineering Heart Valve Apparatur” DEC nummer: 2008.II.03.037 Hartklepziekte neemt in aantal wereldwijd toe. Mogelijk meer dan 850.000 patiënten hebben in 2050 klepvervanging nodig. De huidige geïmplanteerde prothese veroorzaakt trombo-embolieen, hebben mechanische defecten (opnieuw vervangen is dan noodzakelijk) en geven een immuun response. Tevens krijgen patiënten levenslang antistolling. Het is daarom wenselijk dat patiënten in de toekomst een klep van lichaamseigen weefsel als vervanging van de zieke klep krijgen welke "onderhoudsvrij is". In een bioreactor kan een autologe klep op een pasvorm worden gekweekt (TUe, voorgaande traject in vitro onderzoek). Het doel van het "Autologous Tissue Engineered valve (TEHV) Apparatus" programma is te komen tot de eindpunten veiligheid, duurzaamheid en effectiviteit van TEHV's als noodzakelijke stap voor klinisch gebruik. Dit onderzoek test in vivo de eerste generatie klep in het schaap welke een geaccepteerd een 'worse case scenario" model voor kleponderzoek is. Met klassieke implantatie methoden worden ongeveer 8 weken oude kleppen welke uit tevoren geoogste endotheel cellen gekweekt werden, in het hart geïmplanteerd. Na een pilot fase (acute techniek) en korte termijn overleving (vier weken) zal de klep geëvalueerd worden op langere termijn afhankelijk van de positie in het hart (Pulmonaal klep en Aorta klep, 1 mnd, 2 mnd, 3mnd, 6 mnd, 1,2 jaar). Tussentijdse evaluatie vindt plaats met niet invasieve echoscopie. De eindpunten zijn adequate meegroei, sterkte, functie, morfologie en veiligheid (afwezig zijn van trombo-embolieen met regimes van antistolling). De studie start met een beperkt aantal dieren als pilot studie. Population dynamics of T lymphocytes Populatiedynamica van T lymfocyten DEC nummer: 2007.II.06.137 Er is veel controverse wat betreft de levensduur, productie- en sterftesnelheid (ofwel turnover) van zowel humane als muizen T cel populaties. Hierdoor blijven een aantal belangrijke vragen grotendeels onbeantwoord zoals: hoe wordt de grootte en diversiteit van de T celpopulatie gehandhaafd? Hoe wordt het immunologisch geheugen in stand gehouden? Etc. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de effecten van ziekten (HIV, rheumatoide arthritis) of de gevolgen van therapeutische interventies (chemotherapie, stam-cell transplantaties) op de kinetiek van de T cel pool. Echter, omdat er zoveel onduidelijkheid is wat betreft de “normale” kinetiek blijft het lastig om een goede conclusie te trekken met betrekking tot de gevolgen van ziekten en therapieen.
Momenteel is de beste methode om T cel turnover te bestuderen het gebruik van stabiele isotopen (zwaar water [D2O] en zwaar glucose [D-glucose]). Deze worden ingebouwd in het DNA van delende cellen, waarna de mate van incorporatie van deze isotopen kan worden gebruikt om productie- en sterfteparameters te berekenen. Er zijn op deze wijze verscheidene studies uitgevoerd in zowel muizen als mensen, die verschillende turnover parameters hebben opgeleverd van T cellen. Een recente review over het gebruik van stabiele isotopen (Borghans & de Boer Imm. Rev. 2007) heeft echter uitgewezen dat labelen met D-glucose structureel hogere parameter schattingen geeft dan labelen met D2O. Het doel van dit onderzoek is daarom dan ook te begrijpen waarom deze verschillen er zijn, zodat we de daadwerkelijke turnover van T cellen in gezonde en zieke situaties in muis en mens kunnen bepalen. The influence of smoking in the development of lung emphysema De invloed van roken op de ontwikkeling van longemfyseem DEC nummer: 2007.II.01.001/vervolg1 COPD is een aandoening van de longen en de luchtwegen en is op dit moment doodsoorzaak nummer drie in Nederland. Er is nog weinig bekend over de rol die dendritische cellen spelen in de ontwikkeling van longemfyseem. Wel is bekend dat dendritische cellen een van de eerste barrieres in de luchtwegen zijn. Door de rol te bestuderen die dendritische cellen spelen in longemfyseem zal dit mogelijk leiden tot therapieen die het herstel van de beschadigde luchtwegen bevorderd. Mechanisms of CD4 T cell depletion: A study of T cell dynamics in CD70 and Nef transgenic (TG) mice. Mechanismen van CD4 T cel depletie: Studie naar T cel dynamica in CD70 en Nef transgene muizen DEC nummer: 2007.II.03.086/vervolg3 Er is veel controverse wat betreft de levensduur, productie- en sterftesnelheid (ofwel turnover) van zowel humane als muizen T cel populaties. Hierdoor blijven een aantal belangrijke vragen grotendeels onbeantwoord zoals: hoe wordt de grootte en diversiteit van de T celpopulatie gehandhaafd? Hoe wordt het immunologisch geheugen in stand gehouden? Etc. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de effecten van ziekten (HIV, rheumatoide arthritis) of de gevolgen van therapeutische interventies (chemotherapie, stam-cell transplantaties) op de kinetiek van de T cel pool. Echter, omdat er zoveel onduidelijkheid is wat betreft de “normale” kinetiek blijft het lastig om een goede conclusie te trekken met betrekking tot de gevolgen van ziekten en therapieën. Momenteel is de beste methode om T cel turnover te bestuderen het gebruik van stabiele isotopen (zwaar water [D2O] en zwaar glucose [D-glucose]). Deze worden ingebouwd in het DNA van delende cellen, waarna de mate van incorporatie van deze isotopen kan worden gebruikt om productie- en sterfteparameters te berekenen. Er zijn op deze wijze verscheidene studies uitgevoerd in zowel muizen als mensen, die verschillende turnover parameters hebben opgeleverd van T cellen. In dit experiment willen we nagaan of de gevonden turnoverparameters afhankelijk zijn van partiele versus volledige labeling van de T cel pool. T cell turnover in volwassen en oude C57BL/6 muizen. DEC nummer: 2007.II.03.086/Vervolg4 Er is veel controverse wat betreft de levensduur, productie- en sterftesnelheid (ofwel turnover) van zowel humane als muizen T cel populaties. Hierdoor blijven een aantal belangrijke vragen grotendeels onbeantwoord zoals: hoe wordt de grootte en diversiteit van de T celpopulatie gehandhaafd? Hoe wordt het immunologisch geheugen in stand gehouden? Etc. Er wordt veel onderzoek gedaan naar de effecten van ziekten (HIV, rheumatoide arthritis) of de gevolgen van therapeutische interventies (chemotherapie, stam-cell transplantaties) op de kinetiek van de T cel pool. Echter, omdat er zoveel onduidelijkheid is wat betreft de “normale” kinetiek blijft het lastig om een goede conclusie te trekken met betrekking tot de gevolgen van ziekten en therapieën. Momenteel is de beste methode om T cel turnover te bestuderen het gebruik van stabiele isotopen, zoals zwaar water [D2O]. Dit wordt ingebouwd in het DNA van delende cellen, waarna de mate van incorporatie van deze isotopen kan worden gebruikt om productie- en sterfteparameters te berekenen. In dit experiment bestuderen we de verschillen in T celkinetiek van volwassen en oude muizen. Atherosclerosis and inflammation Aderverkalking en ontsteking DEC nummer: 2007.II.08.182/vervolg1 Atherosclerosis (aderverkalking) is de onderliggende ziekte van een myocard infarct of een herseninfarct welke doodsoorzaak nummer 1 is in de westerse wereld. Diabetes is de ziekte welke enorm aan het toenemen is en als gevolg zal hebben dat nog meer mensen aan cardiovasculaire ziekten zullen overlijden. Haptoglobine is een eiwit waarvan bekend is dat het een antioxidatieve werking heeft en dat het betrokken is bij de afbraak van collageen wat het weefsel zijn vorm geeft. Deze processen zijn enorm belangrijk bij atherosclerosis. Dit is ook in
de mens te zien. De 2 verschillende haptoglobines (no 1 en 2) hangen samen met de gevolgen van atherosclerosis waarbij mensen die alleen 2 hebben meer cardiovasculaire ziekten hebben vooral wanneer ze suikerziekte hebben. De causale rol van het haptoglobine eiwit in atherosclerosis is echter onbekend en in deze aanvraag gaan de onderzoekers in atherosclerotische muizen met en zonder haptoglobine kijken wat de rol is van dit eiwit en of dit beïnvloed wordt door suikerziekte. Infectie en Immuniteit DEC nummer: 2007.II.01.007/vervolg14 Het onderzoek richt zich op het maken van een geheel nieuw synthetisch vaccin (GlycoGold) tegen de bacterie Streptococcus pneumoniae, de belangrijkste veroorzaker van hersenvlies- en longontsteking bij de mens. Het huidige vaccin is duur en moet tenminste 3 keer toegediend te worden. Het nieuwe vaccin is ontworpen op basis van zeer recent onderzoek naar de afweer tegen infecties; het zijn zeer kleine goudbolletjes met daaraan vast geplakt een stukje van de bacteriewand. Men verwacht dat 2 injecties voldoende zijn om ziekte te voorkomen. Het vaccin is stabiel bij omgevingstemperatuur, dit maakt toepassing van het vaccin in ontwikkelingslanden een stuk gemakkelijker. Atherosclerosis and inflammation Aderverkalking en ontsteking DEC nummer: 2007.II.04.112/vervolg2 Het krijgen van een hartinfarct of de gevolgen daarvan is een van de grootste doodsoorzaken van Nederland. De laatste tijd komen er veel goede berichten uit het stamcel veld waarbij men met het inspuiten van (eigen) stamcellen het hart probeert te herstellen. Echter, men kan vaak de cellen niet terug kan vinden waardoor het idee ontstaan dat de stamcellen iets uitscheiden wat de genezing van het hart na infarct gunstig beïnvloed, de zogenoemde paracrine hypothese. Op basis van deze paracrine hypothese zijn onderzoekers van het UMC Utrecht met onderzoekers uit Singapore begonnen met het isoleren en kweken van humane cellijnen van embryonale stamcellen die stoffen in het medium uitscheidden. Dit medium kan, met de uitgescheiden producten van de mesenchymale stamcellijnen, als het op de juiste schone wijze gemaakt wordt, in de patiënt gebruikt worden. Ze hebben dit getest in muizen en varkens die een hartinfarct kregen door een afsluiting van de hartslagader. Dit laatste was zeer bemoedigend, want het liet in de muizen maar ook in de varkens zien dat de infarctgrootte met 60% gereduceerd was en het hart beter werkte na een infarct. De onderzoekers willen in dit project met dit medium kijken in hartinfarct muismodellen in de tijd na het infarct om er achter te komen wat dit medium nu precies doet. In vivo functies van LRP1 en ApoER2 DEC nummer: 2007.II.02.065 De familie van LDL-receptoren is vooral bekend vanwege hun bijdrage aan het vet-metabolisme. In de afgelopen jaren is het echter duidelijk geworden dat een groot deel van deze familie beperkt bijdraagt aan het vet-metabolisme, maar juist van belang zijn voor een aantal andere (patho)fysiologische processen. In onze studies richten de onderzoekers zich op de bijdrage van twee van deze receptoren, genaamd LRP1 en ApoER2. Door gebruik te maken van muismodellen waarin deze receptoren selectief zijn uitgeschakeld kunnen ze onderzoeken wat de exacte bijdrage is van deze receptoren aan processen als arteriële trombose en de verwijdering van bepaalde therapeutische eiwitten. Op termijn hopen ze de inzichten die ze uit deze studies verkrijgen toe te kunnen passen om de behandeling van aandoeningen zoals hemofilie A en het antiphospholipidesyndroom te kunnen verbeteren. The interactive effects of MGF and thyroid hormone on hypertrophy of the heart, DEC nummer 2007.II.12.228. Het doel van het voorgestelde onderzoek is het ontrafelen van de rol van de groeifactor Mechano Growth Factor (=MGF) in het hart. MGF is een splice variant van het insulin-like growth factor I gen. Uit eerdere studies is gebleken dat MGF verhoogd is tijdens harthypertrofie (= het abnormaal toenemen in omvang en gewicht van het hart) en na een myocard infarct . Beide kunnen uiteindelijk resulteren in hartfalen. Hartfalen is een groot probleem binnen de klinische cardiologie, Patiënten met hartfalen hebben een slecht vooruitzicht tot overleven, met een 1-jaar overlevingskans van 80% en 5-jaar van 40% Op dit moment is de enige definitieve therapie voor patiënten met hartfalen transplantatie. Daarom is het belangrijk om het ziekteproces goed te onderzoeken, en alternatieve of additonele therapiën te ontwikkelen om de overlevingskans van patiënten te vergroten.
Helaas is nog weinig bekend over het werkingsmechanisme van MGF. Omdat er geen geschikte cellijn voor hartcellen bestaat, willen we primaire neonatale rat cardiomyocyten isoleren en kweken. Hierin wordt de endogene expressie van MGF bepaald en daarnaast of en hoe MGF verhoogd wordt door groeifactoren en hormonen die hypertrofie stimuleren. Deze analyse vormt de basis voor het opstellen van een hypothese over het werkingsmechanisme van MGF.
Vergadering woensdag 21 mei 2008 Neutralizing antibodies against insulin in diabetes patients Neutraliserende antistoffen tegen insuline bij diabetes patiënten DEC nummer: 2008.II.02.019/vervolg1 Het aantal nieuwe diabetes patiënten vandaag de dag is enorm gestegen. Het geschatte aantal patiënten dat leidt aan type I en type II Diabetes is opgelopen tot 245 miljoen en stijgt nog steeds. De enige behandeling voor Diabetes type I is injectie van insuline. Nieuwe producten zijn recentelijk op de markt gebracht, voornamelijk recombinant humaan insuline. Zoals de meeste biofarmaceutica, leiden deze medicijnen tot de vorming van neutraliserende antilichamen (NAb). Deze antilichamen leiden tot inefficiëntie en falen van de behandeling, wat uiteindelijk kan leiden tot de dood van de patiënt. Bovendien zijn de kosten van een inefficiënte behandeling veroorzaakt door de NAb enorm. Deze studie richt zich op het valideren van een transgene muis die humaan insuline-tolerant is. Met dit muismodel kunnen de effecten en immunogeniciteit van insulinepreparaten voorspeld worden. Het doel is om bij te dragen aan de ontwikkeling van biofarmaceutica die minder immunogeen zijn. Cellular determinants in the dog with normal heart rhythm
Cellulaire factoren in de hond met een normaal hartritme DEC nummer: 2008.II.05.041 Hartritmestoornissen ontstaan als gevolg van een abnormale electrische activiteit van het hart. Dit kan worden veroorzaakt door een abnormale prikkelvorming en/of een abnormale prikkelgeleiding, en veranderingen in de eigenschappen van de hartcellen liggen hier vaak aan ten grondslag. Om inzicht te verwerven in deze mechanismen maken de onderzoekers gebruik van een diermodel dat heel gevoelig is voor het ontwikkelen van hartritmestoornissen. In het verleden hebben zij reeds aangetoond dat een abnormale prikkelvorming een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van ritmestoornissen in dit model en hebben zij de onderliggende oorzaken daarvan onderzocht. Deze studie is erop gericht om na te gaan of in dit specifieke model verstoorde prikkelgeleiding ook een rol zou spelen. Dit wordt bestudeerd in zowel het intacte hart als op het niveau van de hartspiercel. Onderzoek naar de route van antigeen presentatie in dendritische cellen DEC nummer: 2008.II.05.040 Infectie met Respiratoir Syncytial Virus (RSV) vormt een probleem voor in het bijzonder premature zuigelingen en ouderen. Op dit moment is er nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar. Om een goed en veilig vaccin te ontwikkelen is het van groot belang om te weten welke cellen en welke receptoren aan het oppervlak van deze cellen, uit het immuunsysteem, betrokken zijn bij het genereren van een effectieve immuunrespons. De onderzoekers hebben in voorgaande experimenten laten zien dat Fc receptoren (antistof bindende moleculen aanwezig op immuuncellen) belangrijk zijn voor het activeren van T-cellen. De vervolg stap is om naar het exacte mechanisme te kijken, dus hoe en via welke route antigeen wordt gepresenteerd aan T-cellen, welke vervolgens de geïnfecteerde cellen lyseert en opruimt. Het is bovendien aangetoond in andere virusmodellen dat antilichamen ook onder bepaalde omstandigheden de infectie kunnen verhogen. Of dit mechanisme ook voor RSV opgaat, zal worden bestudeerd. Neutralizing antibodies against interferon alpha formulations Neutraliserende antistoffen tegen interferon alpha formuleringen DEC nummer: 2008.II.01.001/vervolg1 Therapeutische eiwitten bestaan uit verschillende functionele domeinen. Deze domeinen kunnen worden veranderd om de therapeutische werking te verbeteren. Voor interferon-alpha zijn honderden van zulke veranderingen geinduceerd en gescreend, waarvan enkelen een bijzonder sterke verhoging van de therapeutische effecten in vitro lieten zien ten opzichte van het natuurlijke eiwit. Maar in proefpersonen bleek tegen het ‘verbeterde’ eiwit snel een immuunrespons te worden opgebouwd. De vraag is nu of dit door de kleine verandering in het eiwit komt of door de farmaceutische formulering van dit nieuwe eiwit. Inzicht in deze oorzaak biedt aanknopingspunten voor de ontwikkelingsroute voor zulke nieuwe, veranderde, eiwitten. De immunogeniciteit van Baroferon in human-IFN-beta transgene muizen. Wat is het effect van glycosylering van Baroferon op de opgewekte immuunrespons? DEC nummer: 2007.II.04.116/vervolg2 In deze studie staat een innovatieve technologie centraal waarbij humane recombinante eiwitten geschikt kunnen worden gemaakt voor (vnl) farmaceutische toepassingen. De techniek maakt het mogelijk eiwitcomplexen, zoals die ontstaan bij grootschalige productie (door bv bacteriën), te disagregeren en opnieuw functioneel actief te maken. Dit gebeurt door oplossingen van geaggregeerd eiwit in een drukvat te exposeren aan zeer hoge druk. Van belang hierbij is dat elk eiwit onder specifieke condities wordt behandeld om uiteindelijk als actief product te worden gebruikt. In het in deze DEC beschreven onderzoek wordt Baroferon bestudeerd, een door Barofold behandelde vorm van humaan Interferon beta. Om te testen in hoeverre Baroferon een immuunreactie opwekt na disaggregatie, worden immunisatiestudies uitgevoerd in transgene muizen die humaan interferon beta tot expressie brengen. Als controle wordt Betaseron gebruikt, een actieve, en in de kliniek gebruikte vorm van humaan Interferon beta. The role of the complement C5a-FcR axis in antibody therapy De rol van de interactie tussen Fc receptoren en het complement systeem in antistoftherapie DEC nummer: 2008.II.05.042 Antistoftherapie is een veelbelovende nieuwe behandelingsmethode voor kankerpatiënten. De klinische respons in patiënten is echter heel verschillend. Daarom is het van belang om beter inzicht te krijgen in werkingsmechanisme van antistoffen. Een antistof kan de tumor doden door het binden aan Fc receptoren op effector cellen of door het activeren van het complement systeem. Dat antistof therapie niet meer werkt in Fc receptor (FcR) knockout muizen wijst op de dominante rol van FcR in dit proces. Platleggen van het
complement systeem voorkomt ook therapie door antistoffen. Een co-dominante rol voor Fc receptor en complement is eerder aangetoond in ontstekingsmodellen. De interactie tussen Fc receptoren en complement zou kunnen betekenen dat een Fc receptor knockout muis niet alleen Fc receptoren mist, maar de activiteit van het complement systeem ook is verstoord. Een dergelijk fenomeen betekent dat in studies met FcR knockout muizen men tot nu toe tot verkeerde conclusies is gekomen. In de huidige aanvraag willen de onderzoekers de interactie tussen Fc receptoren en complement mbt antistof therapie onderzoeken in het EL4-CD20 lymphoma model. Anti-EGFR antibody immunotherapy of lung metastasis of human EGFR-expressing B16F10 tumor cell-line Een nieuwe antistof immunotherapie voor behandeling van longmetastasen DEC nummer: 2007.II.11.223/vervolg2 Antistoftherapie is een belangrijke nieuwe behandelingsmethode van kankerpatiënten. Antistoffen gericht tegen de humaan epidermal growth factor receptor (EGFR), die op kankercellen vaak hoger tot expressie komt, zijn veelbelovende nieuwe therapeutische middelen. Om de werkingsmechanismen van deze antistof te onderzoeken zijn tumormodellen in de muis nodig. Tot op heden werd in deze onderzoeksgroep het B16F10 longmetastasemodel succesvol gebruikt. Behandeling met het muis antilichaam, TA99, gericht tegen het gp75 molecuul op de B16F10 cellen voorkomt uitgroei van de tumor in de longen. Het doel van dit project is om het werkingmechanisme van het door Genmab ontwikkelde antistof, huMAX-EGFR (zalutumumab) te testen in vivo. De onderzoekers hebben in vitro dmv transfectie een aantal B16F10 klonen opgezet die de humaan EGFR tot expressie brengen. Twee klonen hebben zij in het verleden al getest: de tumor uitgroei was niet long-specifiek en zij hebben geen therapeutische effect van huMAX-EGFR kunnen zien. De twee klonen hadden aanzienlijk lagere EGFR expressie hetgeen dit fenomeen zou verklaren. De onderzoekers hebben nu B16F10-EGFR klonen opgezet met hogere EGFR expressie. Zij willen de in vivo groeipatronen (snelheid, long-specifiteiet) van de nieuwe klonen uittesten en de beste klonen behandelen met huMAX-EGFR. Effect of conditioned medium in chronic kidney disease Effecten van geconditioneerd medium (stoffen uitgescheiden door stamcellen) bij chronische nierinsufficiëntie DEC nummer: 2007.II.05.131/vervolg4 Chronische nierinsufficiëntie (onvoldoende nierwerking) is wereldwijd een groeiend probleem. Het aantal patiënten dat niervervangende behandeling (dialyse) nodig heeft neemt toe. In Nederland is in de afgelopen 10 jaar het aantal dialyse patiënten met gemiddeld 3,5% per jaar gestegen. Daarnaast hebben patiënten met chronische nierinsufficiëntie een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Het is daarom van groot belang om nieuwe methoden te ontwikkelen om voortschrijden van nierinsufficiëntie te vertragen of voorkomen of zelfs herstel van nierfunctie te bewerkstelligen. Stamceltherapie lijkt hiervoor een veelbelovende optie. Uit dierstudies is gebleken dat stamcellen uit het beenmerg het herstel van verschillende vormen van acute nierinsufficiëntie kunnen bevorderen. Ook is gebleken dat het toedienen van de door de stamcel uitgescheiden stoffen (geconditioneerd medium) een regeneratief effect heeft in hartfalen. De voorliggende studie beoogt te onderzoeken of dergelijke uit beenmerg afkomstige stamcellen of de uitgescheiden stoffen ook in een diermodel met chronische nierinsufficiëntie de nierfunctie gunstig zou kunnen beïnvloeden. Hiervoor zullen de onderzoekers een aantal celtypen uit het beenmerg testen op hun vermogen om in verschillende stadia van nierinsufficiëntie de nierfunctie te herstellen. Daarnaast zullen zij onderzoeken via welke mechanismen stamcellen hun gunstig effect hebben en of er mogelijkheden zijn dit gunstig effect te vergroten. Indien stamcellen en of geconditioneerd medium een regeneratief effect hebben kan een (combinatie) therapie ontwikkeld worden om te testen in een klinische setting. Rol van Toll-like receptor antagonisten in atherosclerotische plaque vorming en stabilizering. DEC nummer: 2008.II.05.043 Aderverkalking is de grootste boosdoener in zowel ziekte als sterfte in patienten die lijden aan hart- en vaatziekten. Aderverkalking kan leiden tot pijn op de borst klachten, zogenaamde etalage benen, tijdelijke verlammingen, het hersen- en hartinfarct en ook tot de dood. Deze klinische manifestaties worden veroorzaakt doordat de aderverkalking groter wordt of scheurt. Hierdoor raakt het vat of vernauwd of totaal verstopt. De geleidelijke toename van de vernauwing en de plotse scheur die ontstaat in de vaten, worden gekenmerkt door een ontstekingsreactie. Deze ontstekingsreactie wordt gestuurd door zogenaamde Toll-like receptoren. Dit onderzoek gaat na of het remmen van deze receptoren de vorming van aderverkalking kan voorkomen en de afwijkingen die tot scheuren leiden kan stabiliseren. Rol van Toll-like receptor 2 antagonisten in ischemie/reperfusie schade van het hart DEC nummer: 2007.II.03.101/vervolg1
Wanneer een kransslagader verstopt raakt, gaan hartspiercellen langzaam dood. Er ontstaat een hartinfarct. Het vat moet zo snel mogelijk geopend worden, anders kan het dodelijk aflopen voor de patient. Helaas treedt er tijdens het openen van het vat tijdelijk extra schade op. Hierdoor gaan levensvatbare hartspiercellen toch in een kort tijdsbestek dood. Dit leidt tot een afname van de pompfunctie van het hart, wat uiteindelijk kan leiden tot hartfalen. Deze zogenaamde ischemie/reperfusie schade wordt veroorzaakt doordat er een ontstekingsreactie optreedt in het hart. Recentelijk zijn moleculen ontdekt op hartspiercellen die een rol spelen in ontstekingsreacties. Deze moleculen op hartspiercellen zijn Toll-like receptor 2, 4 en 5. Dit onderzoek gaat na of de schade die ontstaat tijdens het openen van een verstopte kransslagader, verminderd kan worden door Toll-like receptor 2 te blokkeren. Upregulation of connexins in cultured mouse myocytes and explanted langendorff perfused mouse hearts: Effect on conduction velocity and arrythmogenity Upregulatie van connexins in gekweekte muizen cardiomyocyten en geëxplanteerde Langendorff geperfuseerde muizenharten: Gevolgen voor de snelheidgeleiding en aritmogeniteit. DEC nummer: 2007.II.03.107.vervolg1 De helft van de patiënten met hartfalen sterft aan een aritmie. Een van de factoren die bijdragen aan het creëren van een aritmogeniteit substraat is een verlaagde koppeling tussen individuele hartcellen (verlaagde connexin 43 expressie). In deze studie willen de onderzoekers aantonen dat het normaliseren van de koppeling de impulsconductie verhoogd en de aritmogeniteit verlaagd. Hiertoe hebben ze wild-type muizen en muizen met een verlaagde Cx43 expressie (ongeveer 50%), welke na inductie verder verlaagd kan worden (10%). Door middel van een adenoviraal Cx43 construct kan de koppeling weer ge(super)normaliseerd worden. Hier zullen experimenten op intacte harten worden uitgevoerd dmv epicardiale mapping, maar ook in vitro conductiemetingen op celparen en hartplakjes en monolayers van neonatale cardiomyocyten. CD8 T cell responses in the chicken CD8 T cel responses in de kip DEC nummer: 2007.II.06.142/vervolg1 De huidige vaccins die gebruikt worden om tegen influenza te vaccineren a), bieden suboptimale bescherming en b), beschermen tegen slechts 1 enkele influenza stam, welke zijn oppervlakte antigenen relatief snel muteert om aan de opgewekte immuniteit te ontsnappen. CD8 T cel-inducerende vaccins verschaffen mogelijk een betere protectie dan de huidige antistof-inducerende vaccins, bieden waarschijnlijk kruisbescherming tegen verschillende influenza stammen en, aangezien de eiwitten die door CD8 T cellen herkend worden minder snel muteren, is de kans op het ontstaan van virale “escape-varianten” relatief gering. Doel van dit project is een CD8 T cel-inducerend, in kippen toepasbaar vaccin tegen aviaire influenza te ontwikkelen en de effectiviteit van dit vaccin met dat van antistof-inducerende vaccins te bestuderen, t.a.v. boven beschreven parameters. Productie van antilichamen specifiek voor verschillende vormen van Fc receptoren DEC nummer: 2008.II.05.045 Immunotherapie is een nieuwe, gerichte vorm van kankerbestrijding die steeds vaker wordt toegepast. Hierbij worden antilichamen specifiek voor de tumor in patienten ingespoten. Een belangrijke component van de werkingsmechanismen van deze antilichamen is afhankelijk van Fc receptoren. Deze receptoren komen voor op cellen van het immuunsysteem die gespecialiseerd zijn om antilichaam gebonden pathogenen (of tumorcellen) op te ruimen. Uit recent onderzoek is gebleken dat de gevoeligheid waarmee een Fc receptor een antilichaam bindt, kan veranderen. Dit zou kunnen komen door een verandering in de structuur van de Fc receptor. Door antilichamen te maken die deze veranderingen in structuur detecteren kunnen de onderzoekers iets zeggen over onder welke omstandigheden de Fc receptoren maximaal gevoelig zijn voor binding aan antilichaam gebonden tumorcellen. Zo kunnen de onderzoekers te weten komen hoe ze de effectiviteit van immunotherapie kunnen verhogen. Enhanced susceptability to arrhythmias in pressure overloaded hearts from mice haplosufficient for Cx 43 or SCN5a Verhoogde gevoeligheid voor aritmieën in met overdruk belaste harten van muizen. DEC nummer: 2007.II.02.051/vervolg1 Hartfalen zorgt in mensen voor een grote kans op plotselinge dood door het optreden van ritmestoornissen in de kamers van het hart. De onderzoekers hebben een goed model voor hartfalen ontwikkeld in muizen. Er wordt een overdruk op het hart gecreëerd door om de transverse aorta plaatselijk een constrictie aan te brengen van ongeveer 60%. Na 16 weken vertoont 50% van de muizen gecompenseerde hypertrofie en de andere 50% van de dieren heeft dan hartfalen ontwikkeld. In beide groepen is ongeveer de helft van de dieren gevoelig voor het
opwekken van ritmestoornissen. In deze studie willen de onderzoekers in dit model de onderliggende mechanismen gaan onderzoeken met 2 verschillend genetisch veranderde muizenstammen, die alle twee een belangrijke, maar verschillende elektrische component in het hart missen. Met dit onderzoek willen ze onderzoeken of dit ook in hartfalen dominante onderdelen zijn. Dat zou dan moeten resulteren in meer opgewekte ritmestoornissen dan in de controlegroep. Het model met de meeste ritmestoornissen zal de meest kritische factor voor ritmestoornissen in het hart aanwijzen. Het effect van Rho-kinase remming op acute longschade DEC nummer: 2008.II.05.044 Patiënten met acute en langdurige longproblemen als gevolg van bijv pneumonie hebben te kampen met ademhalingsproblemen en zware ontstekingen in de long. Ondanks voortschrijdend inzicht in de pathologie van longschade is het sterftegetal nog erg hoog en zijn er nog weinig therapeutische middelen op de markt. In dit onderzoek willen de onderzoekers bestuderen of remming van de Rho-kinase-pathway een mogelijke therapeutische target kan zijn voor de behandeling van acute longschade. Glycocalix en leukocyten migratie DEC nummer: 2008.II.05.047 Vaatvernauwing door aderverkalking is de belangrijkste doodsoorzaak in de Westerse wereld. Huidige therapieën zijn niet voor alle patiënten beschikbaar en er is dus behoefte aan alternatieve behandelingen. Een veel belovende optie is het bevorderen van de groei van bestaande "omleidingen" ook natuurlijke bypasses genoemd. Aan de binnenkant van een vat zit een laag cellen met suiker ketens erop. Deze ketens hebben grote invloed op de functie van het vat. Het doel van dit onderzoek is de rol van deze suiker ketens (glycocalix) nader te bestuderen.
De rol van een humaan RSV specifiek antilichaam in protectie tegen lagere luchtweg infecties DEC-nummer: 2007.II.07.161/vervolg1 Infectie met Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen, ouderen en personen met een immuundeficiëntie. Vanwege het in ontwikkeling zijnde immuunsysteem induceert vaccinatie bij pre-mature zuigelingen maar een matige bescherming. Een ander alternatief om deze risicogroep te beschermen is profylactische toediening van RSV specifieke antilichamen. Momenteel is er maar één antilichaam in gebruik in de kliniek (Palivizumab), dit is een gehumaniseerd antilichaam gericht tegen het Feiwit. Palivizumab is erg duur en beschermt maar een kleine groep van de pre-mature zuigelingen tegen een ernstige luchtweg infectie. De onderzoekers hebben nu een in-vitro techniek ontwikkeld waarmee ze RSV specifieke natuurlijke humane antilichamen isoleren en produceren. Deze antilichamen hebben een veel hogere affiniteit voor RSV en werken zeer goed virusneutraliserend in vitro. Zij willen nu onderzoeken of hun antilichamen een betere bescherming kunnen bieden tegen RSV. Invloed van mechanische belasting op variabiliteit van repolarisatie en aritmogeniteit in de CAVB hond DEC nummer: 2008.II.05.046 In de westerse wereld overlijden jaarlijks honderdduizenden mensen aan een plotse hartstilstand (hartdood). In veel van deze gevallen was men niet op de hoogte van een verhoogd risico op hartritmestoornissen. In patiëntenpopulaties en in door ons gebruikte diermodellen is aangetoond dat kleine variaties in de tijd die het hart nodig heeft om zich te herstellen van een hartslag (repolarisatieduur) een voorbode kunnen zijn van een hartritmestoornis. Deze informatie zou gebruikt kunnen worden om de mensen met een verhoogd risico te identificeren en preventief te behandelen of van risicovolle behandelingen uit te sluiten. In het gebruikte hondenmodel lijkt de variatie in repolarisatieduur samen te hangen met de mate van vulling van het hart voor een samentrekking. In deze studie wordt onderzocht hoe deze mechanische variatie de diagnostische waarde van variatie in repolarisatieduur beïnvloedt. In vivo functies van LRP1 en ApoER2 DEC nummer: 2007.II.02.065 De familie van LDL-receptoren is vooral bekend vanwege hun bijdrage aan het vet-metabolisme. In de afgelopen jaren is het echter duidelijk geworden dat een groot deel van deze familie slechts een beperkte rol speelt in het vet-metabolisme, maar juist van belang is voor een aantal andere (patho)fysiologische processen. In de studies van deze onderzoeksgroep richt men zich op de bijdrage van één van deze receptoren, genaamd ApoER2. Door gebruik te maken van een muismodel waarin deze receptor selectief is uitgeschakeld kunnen ze
onderzoeken wat de exacte bijdrage is van deze receptor aan een proces als vasculaire trombose. Op termijn hopen de onderzoekers de inzichten die ze uit deze studies verkrijgen toe te kunnen passen om de behandeling van aandoeningen zoals hypercholesterolemie en het anti-fosfolipiden syndroom te kunnen verbeteren.
Vergadering woensdag 18 juni 2008 Genereren van hybridoma’s tegen FLIPr-like (Formyl Peptide Receptor Like-1 Inhibitory Protein), SSL5 (Staphylococal Superantigen like-5), complement C2, en Masp-2 (MBL associated serine protease-2). DEC nummer: 2008.II.06.048 Infecties bij de mens (maar ook bv bij het rund en varken) met Staphylococcen kunnen ernstige vormen aannemen en zijn niet altijd met antibiotica te verhelpen. De bacterie heeft ook een arsenaal aan uitgescheiden eiwitten ter beschikking die interfereren met de afweer. Belangrijke onderdelen van het immuun systeem worden specifiek geremd door verschillende eiwitten. Kennis betreffende het voorkomen en functioneren van deze Staphylococcen eiwitten geeft inzicht in zowel de virulentie van de bacterie als het functioneren van het immuun systeem. Daarvoor zijn specifieke antilichamen gericht tegen de Staphylococcen eiwitten een belangrijk stuk gereedschap. Mogelijk kunnen deze Staphylococcen eiwitten dienen als basis van een nieuwe set van ontstekingsremmers die breed kunnen worden ingezet. Het complement systeem is een belangrijk onderdeel van de eerste afweer tegen o.a. Staphylococcen. Specifieke antilichamen zijn van belang om een goed moleculair beeld te krijgen van de complexe interacties tussen de complement factoren en de interferentie door o.a. Staphylococcen eiwitten. The validation of a new apparatus to measure respiratory changes induced in a rat model for asthma Validatie van een nieuw apparaat om luchtwegveranderingen te meten die worden opgewekt in een rattenmodel voor astma. DEC nummer: 2008.II.06.049 Astma wordt gekenmerkt door vernauwde, ontstoken en overgevoelige luchtwegen waardoor patienten moeilijk kunnen ademhalen. Op dit moment zijn er alleen medicijnen die de symptomen bestrijden, maar astma niet oorzakelijk aanpakken. Binnen deze afdeling is het ovalbumine rattenmodel geintroduceerd waarin ontstekingen, luchtweg hyperreactiviteit, maar ook vroege en late astmatische reacties worden waargenomen en is daarmee representatief voor de humane situatie. Een verhoogde Penh werd tot op heden gebruikt als een maat voor hyperreactiviteit in vivo, maar in de wetenschappelijke literatuur wordt de Penh niet meer geaccepteerd zodat er naar alternatieven gezocht moet worden. Het doel van deze studie is om luchtwegweerstand en compliantie, die in de kliniek ook worden gebruikt, als parameters te introduceren in dit model en daartoe zal de nieuwe, door EMKA Technologies ontwikkelde opstelling gevalideerd worden voor de rat. Hierdoor zullen mogelijk betere inzichten verkregen worden in de oorzaken die leiden tot de ziekte astma. Immunogeniciteit van muis monoclonale antilichamen in balb/c muizen DEC nummer: 2008.II.06.050
Monoklonale antilichamen zijn de snelst groeiende klasse van geneesmiddelen. Een groot nadeel van deze eiwitten is hun immunogeniciteit: ze veroorzaken in een substantieel deel van de patiënten een immuunrespons. Dit kan resulteren in een verminderde werking van het eiwit en verhoogde kans op bijwerkingen. Hoe deze immuunrespons tot stand komt, is onbekend. Vorige studies hebben laten zien dat waarschijnlijk factoren zoals toedieningsroute, toedieningsschema, aggregaten en formulering een belangrijke rol spelen. Het doel van deze studie is de factoren bepalen die bijdragen aan de immunogeniciteit van monoklonale antistoffen. Verkregen inzicht in deze factoren en dus het immunologisch mechanisme kan gebruikt worden om de immunogeniciteit van monoklonale antilichamen te voorspellen, helpen om hun effectiviteit te verhogen en de kans op bijwerkingen te verlagen. Antigen-expressing immunostimulatory liposomes (AnexILS) for vaccination against H1N1 influenza virus as apandemic strain DEC nummer: 2007.II.03.078/vervolg 1 Nederlandse titel: Het testen van nieuwe liposomale vaccin formuleringen ter voorkoming van infecties met humaan influenza A) Achtergrond: Het influenza virus is de veroorzaker van griep waaraan ieder jaar een groot aantal mensen (vooral ouderen) sterft. Vaccinatie kan deze morbiditeitsgraad verlagen mits het vaccin goed is afgestemd op het type influenza virus dat op dat moment in omloop is. Doel/hypothese: Het doel van dit experiment is te kijken of een nieuw, op liposomen en DNA gebaseerd vaccin in staat is cellulaire en humorale responsen op te wekken in muizen.Het voordeel van het nieuwe vaccin tov van bestaande vaccins is de snelheid waarmee het vaccin geproduceerd kan worden. Opzet van onderzoek: Liposomale influenza vaccins worden i.m. of s.c. ingespoten in muizen op dag 0 en dag 21 (prime/boost) om zo een immuunreactie op te wekken. Er wordt gekeken naar: expressie van het DNA in de muizen, inductie van CTL en antilichaamresponsen. Voor dit onderzoek zijn proefdieren noodzakelijk omdat voor vaccinatie het complete immuunsysteem nodig is. Pneumococcen vaccinbereiding DEC nummer: 2007.II.01.007/vervolg15 Het onderzoek richt zich op het maken van een geheel nieuw synthetisch vaccin (GlycoGold) tegen de bacterie Streptococcus pneumoniae, de belangrijkste veroorzaker van hersenvlies- en longontsteking bij de mens. Het huidige vaccin is duur en moet tenminste 3 keer toegediend te worden. Het nieuwe vaccin is ontworpen op basis van zeer recent onderzoek naar de afweer tegen infecties; het zijn zeer kleine goudbolletjes met daaraan vast geplakt een stukje van de bacteriewand. Men verwacht dat 2 injecties voldoende zijn om ziekte te voorkomen. Het vaccin is stabiel bij omgevings temperatuur, dit maakt toepassing van het vaccin in ontwikkelingslanden een stuk gemakkelijker. Biological ventricular pacemaker to prevent ventricular remodeling in the chronic complete AV-block dog Biologische ventriculaire pacemaker ter voorkoming van hartritmestoringen in een hondenmodel DEC nummer: 2007.II.02.034 Hartritmestoornissen ontstaan als gevolg van een abnormale elektrische activiteit van het hart. Dit kan worden veroorzaakt door een abnormale prikkelvorming en/of een abnormale prikkelgeleiding, en veranderingen in de eigenschappen van de hartcellen liggen hier vaak aan ten grondslag. 1:20.000 kinderen geboren in Nederland hebben totaal AV-blok. De behandeling - wel of geen pacemaker geven - van dit vertraagd hartritme is niet altijd gemakkelijk. Alternatieve methoden om het hartritme te versnellen zijn nog niet voorhanden. De biologische ventriculaire pacemaker kan eventueel een alternatief zijn om deze hartritmestoornis te behandelen. Het hier gebruikte hondenmodel, totaal atrio ventricular blok hartritme, bootst in veel opzichten de hierboven beschreven kinderharten na. In deze studie willen de onderzoekers graag een biologische pacemaker ontwikkelen die eventueel de elektrische pacemaker kan vervangen. Following antigen-specific responses within traditional models of colitis Het volgen van antigeen-specifieke reacties binnen traditionele modellen van colitis DEC nummer: 2008.II.06.051 Patiënten met chronisch inflammatoire darmziekten, zoals colitis en de ziekte van Crohn, lijden aan perioden met diarree, ernstige buikpijnen en intestinale bloedingen. Tot op heden is de oorzaak van deze ziekten niet duidelijk. Recent is aangetoond dat mogelijk een verstoorde reactie op intestinale bacteriën een belangrijke rol zou kunnen spelen in inflammatoire darmziekten. In de gezonde mens worden intestinale bacteriën voortdurend herkend door het afweersysteem, zodat dit adequaat kan reageren op foute bacteriën. Hiervoor zijn een bepaalde groep
van receptoren op afweercellen en epitheelcellen in darmen heel belangrijk. Deze receptoren, Toll-like receptors (TLR) genaamd, hebben zich gespecialiseerd in het herkennen van bacteriële componenten. Het is waarschijnlijk dat TLRs mogelijk een aangrijppunt zouden kunnen zijn voor nieuwe geneesmiddelen. Het doel van deze groep onderzoekers is, in het kader van TIPharma TLR-Platform, te onderzoeken hoe belangrijk TLRs zijn voor de ontwikkeling van chronisch inflammatoire darmziekten. Om dit uit te voeren gebruiken zij colitis modellen waar het simpel is om de adaptieve immuunrespons te volgen. Dus het doel van deze studie is een traditionele colitis model te verbeteren door toevoeging van een “tracking” antigeen en vervolgens dit model te gebruiken om TLRgerichte geneesmiddelen te ontwikkelen.
Het kwantificeren van de transmissie van Salmonella enteritidis bij leghennen. DEC nummer: 2007.II.01.004 Consumenten kunnen via voedsel worden blootgesteld aan Salmonella. Dat kan leiden tot maagdarmstoornissen en, bij verzwakte individuen, zelfs tot de dood. Eieren zijn een belangrijke bron van ziekte door Salmonella bij mensen. Het is nodig te weten hoe snel Salmonella zich verspreidt in een koppel leghennen. Uit dierexperimenteel onderzoek bleek dat een besmette hen elke dag 0,1 andere hennen besmet. Deze kennis kan helpen een Salmonella infectie bij leghennen te vinden voordat de eieren bij de consument terecht komen. Implantatie van ISI veneuze klepsysteem DEC nummer: 2008.II.06.052 Bij veel patiënten resteren na een doorgemaakt trombosebeen nog zwelling, moeheid en terugkerende infecties waardoor immobiliteit ontstaat. De oorzaak hiervan is een verstoorde functie van de kleppen die in het diepe systeem van de beenaderen aanwezig zijn. Nu nog worden deze klachten bestreden door compressie kousen en zwachtels. Bestaande chirurgische technieken zijn niet effectief en niet duurzaam gebleken, en gingen bovendien gepaard met grove morbiditeit. Middels een nieuwe (endovasculaire) techniek, is het mogelijk om een kunststof klep van een afstand in een bloedvat te plaatsen om zo de pompfunctie in het been te verbeteren, en de klachten te verminderen of te laten verdwijnen. Het effect van liposomaal prednisolonfosfaat in een in vivo model voor inflammatoire darmziekte. DEC nummer: 2008.II.06.053 De ziekte van Crohn en Colitis Ulcerosa (samen ook wel inflammatoire darmziekte genoemd) vormen ernstig invaliderende ziekten, waarbij de patienten lijden aan perioden van (bloedige) diarree en buikpijn. Er is momenteel nog geen genezing mogelijk, waardoor de behandeling bestaat uit het voorkómen en bestrijden van deze opvlammingen. Bij de bestrijding worden regelmatig hormonale medicijnen gebruikt, maar deze zijn niet altijd effectief en gaan vaak gepaard met bijwerkingen. Door deze hormonale medicijnen te 'verpakken' in miniscule vetbolletjes (liposomen) alvorens ze toe te dienen, worden, door natuurlijke mechanismen in het lichaam, deze medicijnen specifiek naar ontstoken gebieden (in dit geval de darmen) geleid. Hierdoor zullen er hogere concentraties van het hormonale medicijn in de aangedane darmen ontstaan, en lagere concentraties in de rest van het lichaam. De verwachting is daarom dat dit liposomale medicament effectiever zal zijn dan het vrije medicament. Structural abnormalities in hearts of cMyBP-c-/- and cMyBP-C +/- mice Structurele abnormaliteiten in muizen harten DEC nummer: 2007.II.02.038 Hypertrofe Cardiomyopathie (HCM) wordt veroorzaakt door een genetische afwijking. Die mutaties leiden uiteindelijk tot hartfalen en spontaan overlijden door "sudden death" op relatief jonge leeftijd. Recent is m.b.v. MRI ontdekt dat er bij mensen die drager zijn van de genoemde afwijking, in de hartspier zgn. "crypten" bestaan terwijl er nog geen sprake is van HCM. Het vermoeden bestaat dat de hypertrofie een gevolg is van een reactie van het lichaam op deze crypten die het goed functioneren van het hart vermindert. Met het tijdig vaststellen van crypten bij dragers van de genetische mutatie kunnen we mogelijk voorspellen welke er in de nabije toekomst cardiale hypertrofie zullen ontwikkelen. Met deze studie willen de onderzoekers aantonen dat met MRI dezelfde crypten ook zijn aan te tonen in muizen met een HCM mutatie. Vervolgens volgen ze de ontwikkeling tot HCM. Hiermee denken de onderzoekers een bijdrage te kunnen leveren aan het begrijpen van deze ziekte. Immunisatie van HuMab muizen (transgeen voor humaan IgG)
DEC nummer: 2007.II.03.087 Dit project betreft de ontwikkeling van nieuwe monoclonale antistoffen voor gebruik in de immunotherapie van ernstige ziekten, zoals kanker en reumatoïde artritis. Hiervoor worden transgene muizen geïmmuniseerd die humane antistoffen tot expressie brengen. Van muizen met een duidelijke antilichaamrespons worden B cellen geïsoleerd voor in vitro productie van monoclonale antistoffen. Op basis van uitgebreid pre-klinisch onderzoek wordt uit het beschikbare panel de monoclonale antistof geselecteerd met de beste karakteristieken voor therapeutische toepassing bij de mens. Aangezien monoclonale antistoffen in het algemeen niet toxisch zijn en met name humane monoclonale antistoffen geen allergische reactie teweegbrengen is het ontwikkelingstraject van deze geneesmiddelen relatief kort, zodat een succesvolle antistof al binnen tien jaar klinisch toepasbaar kan zijn. Allogene mesenchymale stamcel (MSC) transplantatie na myocardiale ischemie DEC nummer: 2008.II.01.002/vervolg1 Na een hartinfarct is een deel van de hartspier afgestorven. Het kan daardoor ernstig verzwakt raken en een levenbedreigend falen van het hart kan ontstaan (20-30% kans). Harttransplantatie is een levensreddende behandeling voor deze patiënten, maar donorharten zijn schaars en niet iedereen kan de ingrijpende operatie ondergaan. Tot nu zullen de meest patiënten 'slechts' ondersteunend medicamenteus behandeld worden. Stamcellen zijn cellen die nog in allerlei verschillende celsoorten kunnen uitrijpen. Transplanteren van stamcellen in het hart na een infarct zou voor nieuwvorming van vaten en mogelijk zelfs ook weefsel kunnen zorgen ter plaatse van het afgestorven gebied. Hierdoor zou voorkomen kunnen worden dat functieverlies optreedt en wordt de patiënt voor ernstige complicaties behoed. In de huidige studie transplanteren de onderzoekers stamcellen in het hart van een schaap, vlak nadat er een hartinfarct heeft plaats gevonden. Ze vervolgen het infarct en de hartfunctie gedurende 8 weken om te kijken of er verbetering optreedt na transplantatie van de cellen in vergelijking met het niet toedienen van cellen. Bij gunstige resultaten kan deze studie rechtstreeks vertaald worden naar een patiënten trial. Characterization of heart cells activated by thyroid hormone (T3) Karakterisering van hartcellen geïnduceerd door schildklierhormoon DEC nummer: 2007.II.04.117/vervolg6 Het hart werd lange tijd beschouwd als een post-mitotisch orgaan. Vergroting en/of herstel van het hart was alleen mogelijk door groei van de bestaande cellen (cellulaire hypertrofie). Recent zijn er echter stamcellen in het hart aangetoond die kunnen delen en ontwikkelen tot nieuwe hartcellen. Onderzoek richt zich nu op het ontrafelen van de genen en signaalroutes betrokken bij de activatie van deze stamcellen, met als doel de intrinsieke reparatiecapaciteit van het hart te kunnen vergroten. De onderzoekers hebben fysiologische hypertrofie, geïnduceerd door schildklierhormoon, gekozen als niet pathologisch model om activatie van stamcellen te bestuderen. In het laboratorium is reeds aangetoond dat in dit model inderdaad deling van cellen gestimuleerd wordt. Nadere analyses van de genen betrokken bij dit proces vinden nu plaats. Dit onderzoek wordt gedaan in muizen geïnjecteerd met schildklierhormoon. Serial transthoracic left-ventricular biopsy sampling in adult cats Het nemen van hartbiopten uit de linkerhartkamer bij volwassen katten. DEC nummer: 2008.II.02.016/vervolg1 Dit onderzoek evalueert de mogelijkheid om op een veilige en onschadelijke wijze hartbiopten bij katten af te nemen met behulp van een minimaal invasieve techniek die het hart via de borstkast benadert, zoals voor de hond beschreven is door Donker et al in 2007. Als deze techniek veilig en onschadelijk voor het dier blijkt, kan deze zowel gebruikt worden om materiaal van patiënten (aangeboden aan de Universiteitskliniek voor Gezelschapsdieren in Utrecht) te verzamelen als om materiaal van dieren in een experimentele setting te verzamelen. Zodoende is het mogelijk om de kat als model voor de mens te gebruiken en wordt op deze wijze het onderzoek naar verschillende ziekten van het hart gestimuleerd. Ook is het mogelijk door het verzamelen van patiëntmateriaal een Biobank op te zetten. Via deze Biobank is op een eenvoudige wijze materiaal voor onderzoekers beschikbaar. HSP inducers as immuno-modulatory agents Over de rol van HSP inducerende stoffen op de immuunrespons DEC nummer: 2007.II.07.164 Chronische ontstekingsziekten als reumatoïde artritis, diabetes en atherosclerose zijn een ernstig probleem zowel op persoonlijk als maatschappelijk vlak. Uit eerder onderzoek is gebleken dat heat shock eiwitten (Hsp) betrokken zijn bij de regulatie van chronische ontstekingszieken via Hsp specifieke T cellen. In diermodellen is
het beschermende effect van Hsp's aangetoond. Daarnaast worden Hsp's momenteel in de kliniek gebruikt in fase I clinical trials. Het is bekend dat Hsp's verlaagd tot expressie komen in oudere individuen. Verder komen chronische ontstekingsziekten vaker voor bij ouderen. Het herstellen van de Hsp expressie en daarmee van regulatie van de ontsteking, door Hsp specifieke T-cellen, kan bijdragen aan het voorkomen van chronische ontstekingsziekten. In deze studie zullen Hsp inducerende stoffen gekarakteriseerd worden en zal het effect van behandeling met deze stoffen op de Hsp-specifieke immuunrespons en op het ontwikkelen van artritis bestudeerd worden. Role mast cell-derived Amphiregulin in the induction of dermatitis Over de rol van – de van mestcellen afkomstige stof - Amphiregulin bij de inductie van dermatitis DEC nummer: 2008.II.03.025/vervolg1 Een juiste regulatie van het afweersysteem is nodig om auto-immuunziektes te voorkomen of om opgetreden schade te beperken, en verder ook om tumoren te bestrijden, met name aangezien tumoren methodes ontwikkelen om het afweer systeem locaal te onderdrukken. Het is bekend dat cellen van het afweersysteem groeifactoren uitscheiden. De door de onderzoekers geïdentificeerde groeifactor (amphiregulin) wordt o.a. door zgn. "mest"cellen uitgescheiden. Het is bekend dat mestcellen een rol kunnen spelen in onderdrukking van locale afweer, bijvoorbeeld in de huid bij de inductie van dermatitis. De onderzoekers willen nu, gebruik makend van een muis die gendeficiënt voor deze groeifactor is, onderzoeken welke rol deze door de mestcel uitgescheiden groeifactor speelt bij onderdrukking van de afweer. Hiertoe willen ze, in een model voor weefselafstoting, bestuderen of transfer van mestcellen, die deze groeifactor uitscheiden, genoeg is om afstoting te voorkomen. Deze experimenten kunnen nieuwe inzichten in de regulatie van het locale afweersysteem geven en daardoor mogelijk de basis voor nieuwe interventie therapieën tegen auto-immuun ziekten of kanker vormen. Effect of Organic acid on Campylobacter-colonization in commercial broilers and effect on bodyweight growth Effect van organische zuren op Campylobacter kolonisatie in commerciële slachtkuikens en de gevolgen hiervan op lichaamsgewichttoename DEC nummer: 2008.II.03.034/vervolg1 Campylobacter is een bacterie die zich vermeerdert in warmbloedige dieren. De mens kan blootgesteld worden aan deze bacterie via o.a. oppervlaktewater en vlees. Campylobacter kan bij de mens diarree en koorts veroorzaken. In inventariserende studies is aangetoond dat ongeveer 40% van de Campylobacter infecties bij de mens (in NL ongeveer 200.000/jaar) verband houden met consumptie van pluimveevlees. Beperking van de besmetting van pluimveevlees is dan ook een middel om het aantal ziektegevallen bij de mens te beperken. Dit kan in principe op twee verschillende manieren: voorkómen dat de dieren besmet raken of verlagen van de mate van besmetting ten tijde van het slachten in het geval dat de dieren toch besmet geraakt zijn. In deze studie wordt onderzocht of toevoeging van bepaalde veilige voederadditieven op een van deze twee manieren een bijdrage kan leveren aan een beperking van de ziektelast voor de consument. Validatie van een kippenembryo infectiemodel als model van Campylobacter besmetting van vleeskuikens EN de dosis respons karakteristieken van Campylobacter kolonisatie van individueel gehuisveste vleeskuikens DEC nummer: 2007.II.02.056/vervolg2 Om inzicht te krijgen in factoren die van invloed zijn op besmetting met Campylobacter bij mens en dier, worden kippen regelmatig gebruikt in zogenaamde kolonisatiestudies. Hoewel de dieren niet ziek worden ten gevolge van deze kunstmatige infectie, ondervinden ze wel ongerief doordat ze, ten behoeve van het onderzoek, individueel gehuisvest worden. Nu uit eerder onderzoek is gebleken dat de dynamiek van Campylobacter infecties in kippenembryo's vergelijkbaar is met die in levende dieren, willen de onderzoekers bekijken of kippenembryo's ook kunnen worden gebruikt als vervanging van proeven met levende dieren. Voordeel van het gebruik van embryo's is, dat zij niet op een onnatuurlijke manier gehuisvest behoeven te worden, aangezien de eischaal waarbinnen ze zich bevinden al zorgt voor een geïsoleerde omgeving. In twee experimenten willen de onderzoekers aantonen dat het verschil in gevoeligheid voor Campylobacter constant is, wat het embryomodel geschikt maakt als vervanging voor gebruik van levende kippen.
Optimizing the E.coli-OVA model of colitis for probiotics research
Het optimaliseren van het E.coli-OVA colitismodel voor probiotica onderzoek DEC nummer: 2008.II.06.054 Patiënten met chronisch inflammatoire darmziekten, zoals colitis en de ziekte van Crohn, lijden aan perioden met diarree, ernstige buikpijnen en intestinale bloedingen. Tot op heden is de oorzaak van deze ziekten niet duidelijk. Recent is aangetoond dat mogelijk een verstoorde reactie op intestinale bacteriën een belangrijke rol zou kunnen spelen in inflammatoire darmziekten. In de gezonde mens worden intestinale bacteriën voortdurend herkend door het afweersysteem, om zo adequaat te kunnen reageren op foute bacteriën. Hiervoor zijn een bepaalde groep van receptoren op afweercellen en epitheelcellen in darmen heel belangrijk. Deze receptoren, Toll-like receptors (TLR) genaamd, zijn gespecialiseerd in het herkennen van bacteriële componenten. Klinisch onderzoek heeft aangetoond dat de ziekte gerelateerd kan worden aan genen die coderen voor bepaalde TLRs. Bovendien, hebben “goede bacteriën” (probiotica), die ook herkend worden door TLRs, een gunstig effect op patiënten. Dit zou kunnen betekenen dat TLRs mogelijk een aangrijpingspunt zouden kunnen zijn voor nieuwe geneesmiddelen. Om dit goed te kunnen bestuderen, willen wij een muismodel voor darmontsteking implementeren waarmee een immuunrespons tegen darmflora ontstaat. Dit model bestaat al, maar het dient eerst aangepast worden voor onderzoek met probiotica. Transient depletion of CD4+ T immune cells to investigate the immunological mechanisms underlying the immunogenicity of therapeutic proteins Voorbijgaande depletie van de CD4 + T immuuncellen om onderzoek te doen naar de immunologische mechanismen die ten grondslag liggen aan de immunogeniciteit van therapeutische eiwitten DEC nummer: 2008.II.03.024/vervolg1 Jaarlijks verschijnen nieuwe medicijnen op de markt. Mede door vooruitgang op het gebied van genetische modificatie zijn veel van deze medicijnen recombinante menselijke eiwitten. Echter, net als de meeste biofarmaceutische middelen kunnen ze een antilichaam-reactie opwekken. Deze antilichamen kunnen het geneesmiddel (gedeeltelijk) neutraliseren en zelfs gevaarlijke bijwerkingen veroorzaken. Er is weinig bekend over de immunologische mechanismen die een rol spelen bij deze immuunrespons. Recombinante menselijke eiwitten zijn lichaamseigen eiwitten en zouden door het lichaam getolereerd moeten worden. Momenteel wordt aangenomen dat bij de bereiding van de medicijnen aggregatie van de eiwitten optreedt die normaal niet in het menselijke lichaam aanwezig is. Als gevolg hiervan reageert het immuunsysteem via een ‘short-cut’-mechanisme door antilichamen tegen het medicijn te produceren. De antigenen die via deze short-cut werken worden T-cel onafhankelijke antigenen genoemd (TI-antigenen). Een bekende hypothese is dat recombinante menselijke eiwitten onder specifieke omstandigheden deze TIantigenen imiteren en zo een immuunreactie uitlokken. Echter, deze hypothese is tot op heden niet bevestigd of verder onderzocht. Het doel van dit project is om de onderliggende immunologische mechanismen van de hierboven beschreven klasse van medicijnen te onderzoeken en te manipuleren en het gebruik ervan veiliger en efficiënter te maken.
Vergadering woensdag 16 juli 2008 Neutralizing antibodies on interferon beta in multiple sclerosis Neutralizerende antistoffen tegen interferon beta in multiple sclerose
DEC nummer: 2007.II.03.083/vervolg2 In Europa wordt het aantal mensen met de chronische aandoening multiple sclerose (MS) geschat op meer dan 350.000. Voor behandeling van de relapsing-remitting vorm is de effectiviteit van recombinant interferon beta (IFN-β) aangetoond. De toepassing van dit therapeutische eiwit blijkt in de praktijk gecompliceerd door de vorming van neutraliserende antilichamen (NABs). Deze NABs reduceren de biobeschikbaarheid en de werkzaamheid van IFN-β. De kosten die in Europa worden gemaakt als gevolg van niet-effectieve IFN-β behandeling worden geschat op € 100 miljoen per jaar. Als onderdeel van het EU-project 'NABINMS' wordt in deze studie onderzoek gedaan naar de validatie van humaan IFN-β transgene, immuun tolerante muizen als model voor de immunogeniciteit van IFN-β in mensen. Met dit muismodel kunnen de effecten van o.a. formulering en eiwitdegradatie op immunogeniciteit bestudeerd worden. Deze studie draagt bij aan de ontwikkeling van biopharmaceutica met verminderde ongewenste immunogeniciteit. Effect of bonemarrow in chronic kidney disease Effect van uit beenmerg afkomstige stamcellen op chronische nierinsufficiëntie DEC nummer: 2007.II.05.131/vervolg4 Chronische nierinsufficiëntie (onvoldoende nierwerking) is wereldwijd een groeiend probleem. Het aantal patiënten dat niervervangende behandeling (dialyse) nodig heeft neemt toe. In Nederland is in de afgelopen 10 jaar het aantal dialyse patiënten met gemiddeld 3,5% per jaar gestegen. Daarnaast hebben patiënten met chronische nierinsufficiëntie een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Het is daarom van groot belang om nieuwe methoden te ontwikkelen om voortschrijden van nierinsufficiëntie te vertragen of te voorkomen of zelfs herstel van nierfunctie te bewerkstelligen. Stamceltherapie lijkt hiervoor een veelbelovende optie. Uit dierstudies is gebleken dat stamcellen uit het beenmerg het herstel van verschillende vormen van acute nierinsufficiëntie kunnen bevorderen. De voorliggende studie beoogt te onderzoeken of dergelijke uit beenmerg afkomstige stamcellen ook in een diermodel met chronische nierinsufficiëntie de nierfunctie gunstig zou kunnen beïnvloeden. Daarnaast zullen de onderzoekers bekijken via welke mechanismen stamcellen hun gunstig effect hebben en of er mogelijkheden zijn dit gunstig effect te vergroten. Wanneer deze dierstudies in chronische nierinsufficiëntie inderdaad een gunstig effect van BM stamceltherapie laten zien, zullen deze bevindingen snel kunnen worden vertaald naar een klinische toepassing. De onderzoekers verwachten dat de resultaten van dit onderzoek kunnen bijdragen aan een juist ontwerp van klinische trials naar de effectiviteit van stamceltherapie voor patiënten met chronische nierinsufficiëntie. Humorale en cellulaire response na FI-RSV vaccinatie en RSV challenge DEC nummer: 2007.II.10.212 Infectie met Respiratoir Syncitieel Virus (RSV) vormt een probleem voor in het bijzonder pre-mature zuigelingen en ouderen. Op het moment is er nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar. De eerste klinische trial, met een formaline-geïnactiveerd RSV (FI-RSV) in de V.S. verliep desastreus. De gevaccineerde kinderen ontwikkelden een verergerd ziektebeeld na een natuurlijke infectie met RSV. Hieraan zijn uiteindelijk twee kinderen overleden. De kinderen bleken onbeschermd tegen natuurlijk RSV, ondanks hoge RSV specifieke antilichamen en ontwikkelden een type 2 gemedieerde immunologische reactie. De hypothese is nu dat deze antilichamen het virus niet kunnen neutraliseren en juist de opname van natuurlijk RSV bevorderen; dit immuuncomplex stimuleerde een type 2 gemedieerde immuun response. Het doel van dit voorstel is om het achterliggende mechanisme van het door FI-RSV veroorzaakte verergerd ziektebeeld te achterhalen. The effects of timing of treatment with enteral probiotics in experimental acute pancreatitis De effecten van timing van behandeling met enterale probiotica bij experimentele acute pancreatitis DEC nummer: 2007.II.01.28/vervolg1 Acute pancreatitis is een zeldzame, maar ernstige ziekte met een hoge mortaliteit. Infectie van het dode alvleesklierweefsel is de belangrijkste oorzaak van het overlijden. Behandeling met antibiotica kunnen deze infecties niet voorkomen. In een diermodel kunnen probiotica beschermen tegen de gevolgen van de pancreatitis. Echter, de probiotica werden daarbij (om dier-experimentele redenen) al toegediend voordat de pancreatitis werd opgewekt. In de klinische situatie is dit niet mogelijk en kan pas worden gestart met probiotica NADAT pancreatitis is opgetreden. In een grote klinische studie is gevonden dat probiotica in dat geval niet beschermen, maar juist de ernst van de ziekte verergeren. Het toedienen van probiotica tijdens de piek van de aandoening heeft mogelijk direct een negatief effect gehad, aangezien het verschil in overleving met name in de eerste dagen optrad. Een andere veronderstelling is dat de probiotica bacteriën het al zwaar belaste afweersysteem negatief heeft beïnvloed waardoor het ontstekingsproces verder kon voortschrijden. Met het voorliggende onderzoek willen de onderzoekers dan ook bekijken of de timing van de probiotica gift ten opzichte van inductie van de ziekte bepalend is voor de uitkomst. Hiertoe zullen ze gebruikmakend van een gevalideerd dierexperimenteel
model voor acute pancreatitis, de gunstige alsook eventuele ongunstige effecten van probiotica toediening na inductie van ziekte onderzoeken. Nabootsen infectiedynamiek Eimeria acervulina in een koppeltje vleeskuikens DEC nummer: 2008.II.07.056 In dit experiment zal getracht worden de dynamiek van een Eimeria infectie in een vleeskuikenkoppel na te bootsen, om vervolgens deze experimentele opzet als infectiemodel te kunnen gebruiken voor vervolgstudies met interventies, zoals bv. vaccinaties. De kwantitatieve informatie uit dit experiment kan tevens gebruikt worden in wiskundige modellen die de populatie-dynamica kunnen beschrijven/voorspellen. Met deze experimenten en modellen wordt inzicht verkregen in factoren die de populatie-dynamica van Eimeria infecties in vleeskuikens bepalen en kunnen bestrijdingsstrategieën beter getoetst worden. Eimeria infecties geven productiederving en welzijnsaantasting in de vleeskuikenhouderij en ondanks de huidige bestrijdingsmethode, namelijk door middel van medicatie van het voer, kan schade vooralsnog niet voorkomen worden. Training medewerkers CardioMR DEC nummer: 2008.II.06.055 Het komt regelmatig voor dat medewerkers moeten worden ingewerkt in specifieke procedures en technieken. Het gaat dan m.n. om Langendorff perfusie van het hart in de NMR setting en om het instrumenteren/prepareren van proefdieren voor MRI experimenten. Dit zijn technieken van een algemene aard waarvoor de onderzoekers de benodigde dieren niet kunnen opvoeren op de bestaande projecten. Voor dit doel werden voorheen surplus ratten en muizen gebruikt die op dat moment getermineerd werden. Omdat de behoefte aan dieren en verse harten structureel is en het om meerdere dieren per jaar gaat dienen de onderzoekers dit verzoek om surplus ratten en muizen in. Beneficial effects of pre- en probiotics in a mouse model for allergic astma and the atopic march Gunstige effecten van pre-en probiotica in een muis-model van allergische astma en atopic march (verhoogde kans op asthma op latere leeftijd) DEC nummer: 2007.II.01.017/vervolg1 Allergie wordt een steeds groter probleem. Er is veel belangstelling voor therapieën (dieet interventies) om allergieën te voorkomen of te behandelen en er zijn sterke aanwijzingen dat pre- (van nature in moedermelk voorkomende suikers) en probiotica (gunstige bacteriën) een beschermende rol kunnen vervullen. Koemelkallergie is de eerste allergie waarmee gevoelige zuigelingen in aanraking komen. Koemelk allergische patiënten hebben later een verhoogde kans op asthma (Atopic march). Therapieën welke beschermend werken bij het ontwikkelen van koemelk allergie hebben mogelijk ook een effect op de atopic march. Door in een vroeg stadium te behandelen met voedselcomponenten (e.a. pre- en probiotica) kunnen allergische problemen op latere leeftijd (huistof/pollen/huisdieren) mogelijk voorkomen worden. Role of T cells and macrophages in the regulation of immune pathology in influenza infection De rol van CD20R signalering in T cellen en macrofagen in immuun pathologie tijdens influenza infectie DEC nummer: 2007.II.01.014/vervolg4 Om goed te functioneren moet het immuunsysteem in evenwicht worden gehouden door activerende signalen aan de ene kant en remmende signalen aan de andere kant. Het moet infecties kunnen bestrijden, maar het eigen lichaam niet aanvallen. Verschillende moleculen zijn betrokken bij de regulatie van de afweer reactie. Zogenaamde remmende receptoren zorgen voor een vermindering van de afweer reactie. Tijdens een infectie moet dit streng worden gereguleerd, omdat een te sterke activatie van het immuunsysteem schade aan het gezonde weefsel kan veroorzaken en zelfs in dood kan resulteren. De remmende receptor CD200R is geïmpliceerd in de regulatie van de afweerreactie tijdens influenza infectie. Muizen waarin CD200R-signalering niet functioneel is (CD200-/- muizen) reageren zeer sterk op de infectie en worden veel zieker dan muizen waarin de signalering van CD200R nog intact is. Eerdere experimenten geven aanwijzingen dat te sterke T cel functie hiervan de oorzaak is. De onderzoekers zouden willen begrijpen welke soort T cellen voor deze immuno-pathologie verantwoordelijk zijn. Verder willen ze abnormale activatie van macrofagen onderzoeken als mogelijke oorzaak van de afwijkende T cel functie. De rol van NFkB-1 in arteriogenese DEC nummer: 2007.II.05.121/vervolg 3 Nuclear Factor kappa B (NFkB) is een transcriptiefactor die na activatie zorgt voor de productie van inflammatoire factoren. NFkB bestaat uit meerdere subunits (met name p50, p52, p65). In deze studie zijn de onderzoekers geïnteresseerd in de p50 subunit. Ze hebben bij eerder onderzoek aangetoond dat p50 een inhiberende subunit is, die zorgt voor verminderde activiteit van NFkB. Tijdens een arteriële occlusie wordt
NFkB geactiveerd en zorgt deze voor een inflammatoire respons welke resulteert in de ontwikkeling van natuurlijke bypasses (arteriogenese of collateraal vorming). Ze constateerden bij vorig onderzoek dat muizen zonder p50 na een arteriële occlusie een beter perfusie herstel hadden. De p50 gemedieerde genen lijken dus een belangrijke stimulerende werking te hebben op collateraal vorming. In de huidige studie verwachten de onderzoekers meer inzicht te krijgen in de betrokken cellen en moleculaire achtergronden van lichaamseigen reddingsmechanismen bij arteriële vernauwingen. Kennis over de mechanistische achtergronden van collateraal vorming zal de ontwikkeling van nieuwe behandelingsmogelijkheden bij arteriële vernauwingen/occlusies positief beïnvloeden. Haptoglobine in arteriogenese DEC nummer: 2008.II.07.058 (= 06.03.024) Arteriogenese is een natuurlijk herstelproces waarbij bestaande vaten groter worden door een groei in de bloedtoevoer. Dit proces treedt vaak op wanneer een bestaand bloedvat vernauwd raakt of volledig afgesloten wordt door bijvoorbeeld plaque vorming. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat het uitschakelen van de TLR4 receptor signaling pathway leidt tot verminderde arteriogenese. Aangezien haptoglobine productie wordt gestimuleerd door deze signaling pathway is het mogelijk dat haptoglobine betrokken is bij arteriogenese. Door het onderzoeken van arteriogenese in een haptoglobine deficiënte muis wordt het inzicht in de rol van haptoglobine in arteriogenese vergroot wat uiteindelijk aanknopingspunten kan bieden voor nieuwe therapieën die arteriogenese versnellen. Versnelde arteriogenese op zijn beurt verkleind de kans op schade in het perfusiegebied achter de bloedvatafsluiting. Arteriogenese en ouderdom DEC nummer: 2008.II.07.058 /vervolg1 (= 06.03.024) Uit een eerdere studie is naar voren gekomen dat activatie van het aangeboren immuunsysteem een zeer belangrijke rol speelt bij het vormen van collateraal arteriën (= natuurlijke bypasses die zich ontwikkelen om een afsluiting in een slagader). Er zijn aanwijzingen dat de respons van het immuun systeem op prikkels verandert op hoge leeftijd. De invloed van veroudering op collateraal vorming willen de onderzoekers in de huidige studie bestuderen. Daarbij willen ze zich focussen op de rol van veranderde immuunreacties na vaatvernauwing in oude muizen. Tevens willen ze onderzoeken of er de mogelijkheid bestaat om het vermogen tot collaterale groei in oude muizen te herstellen door beenmerg van jonge donoren te transplanteren. Dit onderzoek geeft belangrijke informatie over de invloed van leeftijd op collaterale groei. Dit is extra relevant, aangezien de patiëntenpopulatie die het meest profiteert van collateralen (patiënten met vaatvernauwingen door slagaderverkalking) vaak van hoge leeftijd is. Immunogeniciteit van eiwitaggregaten – vervolg4 DEC nummer: 2007.II.05.127/vervolg4 Eiwitten zijn van nature op een bepaalde manier gevouwen, maar kunnen door bepaalde processen zoals stress, mutaties of veroudering het vermogen verliezen de natuurlijke conformatie te behouden. Daardoor kunnen eiwitten misvouwen, wat het samenklonteren bevordert tot zgn. aggregaten met crossbeta structuur. Deze eiwitaggregaten zijn toxisch en kunnen eiwitstapelingziekten zoals Alzheimer en BSE veroorzaken. Recentelijk hebben de onderzoekers gevonden dat deze vormen van geaggregeerd eiwit niet alleen toxisch zijn, maar ook het immuun systeem kunnen activeren tegen endogene eiwitten. In het geval van een autoimmuunziekte is er een vergelijkbare situatie, waarbij het immuunsysteem chronisch gestimuleerd wordt door lichaamseigen eiwitten. Tegelijkertijd kunnen de onderzoekers dit gegeven gebruiken om een sterkere, gewenste immuunrespons op te wekken tegen exogene eiwitten ten einde beschermd te worden tegen infecties. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken wat het mechanisme is van de immunogeniciteit van eiwitaggregaten met crossbeta structuur. De onderzoekers bekijken tevens welke cellen van het immuunsysteem hierbij betrokken zijn en of er een beschermende memory respons kan worden gegenereerd. De combinatie van deze nieuwe inzichten zullen gebruikt worden bij de ontwikkeling van eiwit subunit vaccins (therapeutisch en prophylactisch) en bovendien analyseren de onderzoekers of de celexperimenten een voldoende voorspellende waarde vertegenwoordigen als ze de immuunrespons op misvouwen eiwitten willen toetsen zonder dierexperimenten. Immunogeniciteit van eiwitaggregaten – vervolg5 DEC nummer: 2007.II.05.127/vervolg5 Eiwitten zijn van nature op een bepaalde manier gevouwen, maar kunnen door bepaalde processen zoals stress, mutaties of veroudering het vermogen verliezen de natuurlijk conformatie te behouden. Daardoor kunnen eiwitten misvouwen, wat het samenklonteren bevordert tot zgn aggregaten. Deze eiwitaggregaten zijn toxisch en kunnen eiwitstapelingziekten zoals Alzheimer en BSE veroorzaken. Recentelijk hebben de onderzoekers
gevonden dat deze vorm van geaggregeerd eiwit niet alleen toxisch is, maar ook het immuun systeem kan activeren tegen eiwitten die in het lichaam zelf voorkomen. In het geval van een autoimmuunziekte is er een vergelijkbare situatie, waarbij het immuunsysteem chronisch gestimuleerd wordt door lichaamseigen eiwitten. Tegelijkertijd kunnen de onderzoekers dit gegeven gebruiken om een sterkere gewenste immuunrespons op te wekken tegen exogene eiwitten ten einde beschermd te worden tegen infecties. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken wat het mechanisme is van de immungeniciteit van eiwitaggregaten. De onderzoekers zullen bekijken welke cellen van het immuunsysteem hierbij betrokken zouden kunnen zijn. Cellulaire immunogeniciteit van eiwitaggregaten DEC nummer: 2008.II.07.057 (= 2007.II.01.032) Eiwitten zijn van nature op een bepaalde manier gevouwen, maar kunnen door bepaalde processen zoals stress, mutaties of veroudering het vermogen verliezen de natuurlijk conformatie te behouden. Daardoor kunnen eiwitten misvouwen, wat het samenklonteren bevorderd tot z.g.n. aggregaten. Deze eiwitaggregaten zijn in sommige verschijningsvormen immunogeen en kunnen in alternatieve vormen eiwitstapelingziekten zoals Alzheimer en BSE veroorzaken. Recentelijk hebben deze onderzoekers gevonden dat deze vorm van geaggregeerd eiwit niet alleen toxisch zijn, maar ook het immuun systeem kan activeren tegen eiwitten die in het lichaam zelf voorkomen. In het geval van een autoimmuunziekte is er een vergelijkbare situatie, waarbij het immuunsysteem chronisch gestimuleerd wordt door lichaamseigen eiwitten. Tegelijkertijd kunnen de onderzoekers dit gegeven gebruiken om een sterkere gewenste immuun respons op te wekken tegen exogene eiwitten ten einde beschermd te worden tegen infecties. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken wat het mechanisme is van de immungeniciteit van eiwitaggregaten door het effect te bestuderen in vitro op dendritische cellen (DC) en de capaciteit van DCs om T cellen te activeren. Graft-versus-Tumor (GvT) effecten bij de toepassing en regulatie van immuuntherapie voor de behandeling van hematologische tumoren – vervolg2 DEC nummer: 2007.II.03.090/vervolg2 Transplantatie van afweercellen is een veelbelovende methode om kanker te bestrijden. Door afweercellen van een gezonde donor te transplanteren naar een patiënt met een tumor, kan de tumor worden bestreden door deze afweercellen. Een nadelige bijkomstigheid van deze therapie is dat getransplanteerde afweercellen ook gezond weefsel van de behandelde patiënt kunnen zien als 'vreemd', waardoor afstoting van gezond weefsel kan ontstaan. Een gezond afweersysteem bevat van nature 'regulatoire T cellen' die afstotingsreacties kunnen beperken. Echter, ook afweerreacties tegen de tumor kunnen hierdoor beperkt worden. Het doel van deze studie is om te onderzoeken hoe m.b.v. regulatoire T cellen, toegevoegd aan de getransplanteerde cellen, de ongewenste afstotingsreacties bestreden kunnen worden, zonder dat de reactie tegen de tumoren verloren gaat. Hiervoor wordt een muizenmodel gebruikt waarin afweercellen, regulatoire T cellen en diverse tumoren van menselijke oorsprong kunnen worden onderzocht.
Vergadering woensdag 20 augustus 2008 Bepaling van de rol van Protein Kinase B in de regulatie van hematopoiese DEC nummer: 2007.II.07.165 Dendritische cellen (DC) vervullen een sleutelfunctie bij het aanzetten en reguleren van immuunreacties. Begrip van de regulatie van het ontstaan en overleven van deze cellen is van groot belang om DC gebaseerde therapieën (behandeling van kanker, infecties, allergie en afstoting) te ontwikkelen en te verbeteren. Het doel van deze specifieke studie is om te onderzoeken welke rol een eiwit genaamd PKB speelt in de vorming van bloed- en immuuncellen. Eerste experimenten wijzen erop dat verandering in de activiteit van dit eiwit grote gevolgen heeft voor de uitrijping van verschillende soorten bloed- en immuuncellen uit voorloper cellen. Deze eerste experimenten moeten nog herhaald worden. Daarnaast wordt onderzocht of dit eiwit ook een belangrijke rol speelt bij het in stand houden van de stamcellen, die verantwoordelijk zijn voor bloedcelvorming gedurende het hele leven van een mens. Upregulation of connexins in cultured mouse myocytes and explanted langendorff perfused mouse hearts: Effect on conduction velocity and arrythmogeneity Opregulatie van connexines in gekweekte muismyocyten en geëxplanteerde Langendorff geperfundeerde muizenharten: Invloed op de impulsconductie en aritmogeniteit DEC nummer: 2007.II.03.107/vervolg2 De helft van de patiënten met hartfalen sterft aan een aritmie. Een van de factoren die bijdragen aan het creëren van een aritmogeen substraat is een verlaagde koppeling tussen individuele hartcellen (verlaagde connexin 43 expressie). In deze studie willen de onderzoekers aantonen dat het normaliseren van de koppeling de impulsconductie verhoogd en de aritmogeniteit verlaagd. Hiertoe gebruiken de onderzoekers wild-type muizen en muizen met een verlaagde Cx43 expressie (ongeveer 50%), dat na inductie verder verlaagd kan worden
(10%). Door middel van een adenoviraal Cx43 construct kan de koppeling weer ge(super)normaliseerd worden. Hier zullen experimenten op intacte harten worden uitgevoerd d.m.v. epicardiale mapping, maar ook in vitro conductie metingen op celparen en hartplakjes en monolayers van neonatale cardiomyocyten. Titratie H9N2 aviaire influenza veldstam in kippen. DEC nummer: 2008.II.07.066 Het doel van dit onderzoek is om de laag pathogene veldstam H9N2 in kippen te titreren om te bepalen welke virus dosis bruikbaar is in de vaccinatie-experimenten, die deze onderzoeksgroep binnenkort wil opstarten. In het verleden is gebruik gemaakt van andere veldstammen, maar door een recente verandering (verhoging) in de ARBO veiligheidsinschaling hebben de onderzoekers besloten over te stappen naar een laag pathogene H9 stam. Deze stam heeft hetzelfde M en NP eiwit als de eerder gebruikte veldstam H7N1, dus worden de nu uit te voeren vaccinatie-experimenten met recombinant M eiwit niet beïnvloedt door gebruik te maken van de veldstam H9N2. The modulatory effect of heat shock proteins (HSP) and CpG (Cytosine-phosphate-Guanine) oligodeoxynucleotides on inflammation in canine atopic dermatitis (AD) Immunomodulatie bij atopische dermatitis van de hond DEC nummer: 2008.II.07.067 Atopische dermatitis (AD) is een genetisch bepaalde huidallergie voor huisstofmijten en komt zowel bij de mens als bij honden voor. De aandoening heeft ernstige consequenties voor het welzijn en komt bij 10-15% van de honden voor. Gangbare behandelingen zijn zowel voor de hond als de mens in veel gevallen levenslang. De allergie wordt manifest door een verstoring van het immuun(afweer)systeem. Bepaalde groepen cellen (T lymfocyten) oefenen hun functie niet meer optimaal uit. Het onderzoek richt zich op het herstel van dit verstoorde T cel evenwicht door gebruik te maken van zogenaamde immunomodulatoren (heat shock eiwitten en CpG oligonucleotiden). Aangenomen wordt dat herstel van dit evenwicht leidt tot het onder controle krijgen van de allergie. Gezien de immunologische overeenkomsten tussen AD van mens en hond, zou een dergelijk effect bij honden ook implicaties kunnen hebben voor de behandeling van AD bij mensen.
The role of LAIR-collagen signaling in tumor immunity De rol van LAIR-collageen signalering in tumor immuniteit DEC nummer: 2008.II.07.060 De lymfocyt geassocieerde inhiberende receptor (LAIR) is een receptor die in staat is de activiteit (cytotoxiciteit en celproliferatie) van het afweersysteem te remmen. De signaalmoleculen (liganden) voor LAIR zijn verschillende soorten collagenen. Collagenen komen vaak tot overexpressie in tumorcellen en induceren hiermee LAIR activiteit. Wat vervolgens leidt tot remming van de anti-kanker afweerrespons. In dit project willen de onderzoekers bepalen of expressie van collagenen door T cel lymfoma’s de overleving van de tumor in vivo vergroot. Een beter begrip van de interactie tussen de tumor en de regulatie van de afweer kan bijdragen aan de ontwikkeling van nieuwe en meer efficiënte kankertherapieën. De rol van Cx-40 gapjunction kanalen bij de impulsoverdracht in het hart DEC nummer: 2008.II.07.062 (= 03.08.053) Dit project beoogt de fundamentele principes van de impulsvoortgeleiding in het hart nader te bestuderen om beter te begrijpen hoe daarin onder ongunstige omstandigheden veranderingen kunnen optreden die tot (totale) ritmestoornissen zouden kunnen leiden. Impulsvoortgeleiding tussen hartcellen wordt verzorgd door groepjes kanalen tussen nabuurcellen, gap junctions genaamd. In het hart worden deze kanalen gevormd door drie verschillende gap junction eiwitten (connexines). De elektrische weerstand van gap junction kanalen is afhankelijk van het connexine waaruit het is opgebouwd. Connexine40 kanalen hebben de laagste elektrische weerstand en komen met name voor in delen van het geleidingssysteem van het hart. Connexine40, samen met connexine45, zijn tot nu toe de enige connexines die in het geleidingssysteem konden worden aangetoond. Het is daarom waarschijnlijk dat connexine40 kanalen een belangrijke rol spelen bij de impulsvoortgeleiding. Farmacologische controle van hartritme stoornissen (beat-to-beat variability of repolarization duration (BVR)) DEC nummer: 2008.II.07.0 Hartritmestoornissen vormen een bedreiging voor vele patiënten en zijn verantwoordelijk voor 30000 doden per jaar in Nederland. Effectieve medicatie is niet beschikbaar met de uitzondering van beta-blokkers. Nieuwe antiaritmische strategieën zouden kunnen leiden tot effectievere medicatie.
In dit onderzoek zal gebruik gemaakt worden van een al bestaand hondenmodel: de CAVB-hond (Chronische Atrio-Ventriculair Blok). Dit hondenmodel heeft een verhoogde intra-cellulair calcium in het Sarcoplasmatisch Reticulum (SR) wat leidt tot een verhoogde labiliteit van repolarisatie en grotere gevoeligheid voor medicament geïnduceerde hartritmestoornissen (Torsade de Pointes). Een vermindering van SR calcium werkt anti-aritmisch. In deze studie willen de onderzoekers twee medicamenten testen. Een natrium-calcium exchange blokker SEA0400 en een calmodulin blokker W7. Ze verwachten dat de aritmogene uitkomsten verminderd worden door deze twee medicamenten. Rol van Wnt-signalling in onderhoud en herstel van het hart (pilot studie) DEC nummer: 2007.II.03.102 Gezien de hoge incidentie van hartfalen in de westerse wereld, vaak ten gevolge van een hartinfarct, en de beperkte behandelingsmogelijkheden, is het belangrijk dat onderzoek plaatsvindt naar nieuwe therapieën. Stamceltherapie is veelbelovend. Inmiddels is bekend dat er ook stamcellen in het volwassen hart voorkomen. Gedacht wordt dat deze stamcellen het hartweefsel in stand houdt en bijdraagt aan het herstel bij schade. Deze cellen kunnen uit het hart worden geïsoleerd en in het laboratorium uitgroeien tot kloppende hartcellen. Maar de processen die de stamcellen activeren of juist remmen zijn nog onbekend. Omdat wnt-signalling in verschillende stamcelpopulaties (bijvoorbeeld in huid en darm) de drijvende kracht in vermeerdering en ontwikkeling van deze cellen blijkt te zijn en bovendien een prominente rol speelt in hartontwikkeling in het embryo willen de onderzoekers bepalen of dit proces ook betrokken is bij stamcel mobilisatie en differentiatie tijdens herstel na een hartinfarct.
Instandhouding tekenkolonies DEC nummer: 2008.II.07.068 (=0111.0807) Teken en door teken overgebrachte ziekten leveren wereldwijd problemen voor de gezondheid van dieren en mensen. De ziekte van Lyme, babesiosis and anaplasmose zijn voorbeelden van ziekten die zoal overgebracht kunnen worden door teken. Daarnaast zal er, voornamelijk in ontwikkelingslanden, ook sprake zijn van economische verliezen in de veeproductie als gevolg van teken (leerschade en verminderde productie t.g.v. bloedverlies) en de door teken overdraagbare ziekten. Het Utrecht Centrum voor Tekengebonden Ziekten (UCTD) doet onderzoek naar deze ziektes en houdt zich bezig met het ontwerpen van vaccines gericht tegen de teken zelf. Om dit onderzoek mogelijk te maken is het noodzakelijk een aantal tekenkolonies aan te houden. Daarnaast worden de teken gebruikt als demonstratiemateriaal voor onderwijsdoeleinden. Determining whether the human C1-3 monoclonal antibody targets liver myofibroblasts in vivo using a mouse model of liver fibrosis. Bepalen of de humane antistof C1-3 lever myofibroblasten in vivo doodt in een muismodel voor leverfibrose. . DEC nummer: 2008.II.07.059 Leverziektes kunnen diverse oorzaken hebben, van toxines (alcohol) tot virussen (bijv. Hepatitis C), of aangeboren aandoeningen (Wilson’s disease). In veel gevallen onstaat fibrose en als eindstadium cirrhose. Cirrhose verkort de levensverwachting met 37 of 20 jaar in 30- en 50-jarigen, respectivelijk. Fibrose en cirrhose zijn afhankelijk van de activatie van levercellen die myofibroblasten heten. Deze onderzoekers waren de eersten die konden aantonen dat het doden van myofibroblasten gunstig is voor het herstel van lever fibrose. Echter, het doden moet wel specifiek gebeuren. Daartoe hebben de onderzoekers een antilichaam ontwikkeld, C1-3, dat alleen maar de myofibroblasten herkend. Zij willen nu uitzoeken 1) of deze antistof ook lever myofibroblasten herkend in vivo in een muismodel voor leverfibrose, en 2) of de C1-3 mAb ook witte bloedcellen aantrekt naar de myofibroblasten, en 3) of er veel veranderingen zijn in het aantal myofibroblasten in de behandelde muizen. Pilot feasibility, efficacy and safety study of the modified Vineberg mammary artery tissue flap as oxygen supply tissue in the infarcted pig heart for autologous heart tissue constructs Pilotstudie naar de haalbaarheid, effectiviteit en veiligheid van een zuurstof leverende zwaailap in een varkensmodel voor hartinfarcten. DEC nummer: 2008.II.07.063 Hartfalen is een complex van ernstige klachten en verschijnselen ten gevolge van een tekort schietende pompfunctie van het hart, uiteindelijk leidend tot de dood wanneer medicamenteuze behandeling niet meer effectief is. De incidentie van hartfalen is ongeveer 5 tot 10 /1000 personen per jaar. Deze aantallen zullen in de toekomst sterk toenemen door de vergrijzing. Harttransplantatie is geen realistische therapeutische optie gezien het grote aantal hartfalers versus donoraanbod. De basis van hartfalen is de toenemende uitzetting en
krachtverlies van het hart. Een therapeutische optie is het vervangen of toevoegen van nieuw te vormen hartspierweefsel als methode om de knijpkracht te vergroten. Getransplanteerde "myoblasten" (hartcellen) die de functieverbetering moeten gaan verzorgen ,worden geplaatst tussen/over het bestaande niet functionerende hartweefsel. Het probleem dat daarbij ontstaat is, dat er te weinig zuurstof in de omgeving aanwezig is voor het overleven en functioneren van het nieuwe weefsel, omdat aanvoerende de bloedvaten vernauwd of verstopt zijn. Deze studie onderzoekt de haalbaarheid van het aanbrengen van een zuurstof leverende zwaailap die over het infarct gebied uitgespannen is. Onderzocht wordt of de kleine haarvaten van de zwaailap zich verbinden met de omgeving van het beschadigde hartweefsel en zo mogelijk een potentieel alternatieve route kan zijn voor zuurstof in getransplanteerd gekweekt autoloog hartweefsel. In een verkennende studie met korte overlevingstijd wordt het effect van een vaatgroeifactor met de zwaailap in een hartinfarctmodel geobserveerd.
Effect van cryotherapie op intimaformatie bij AV shunting. DEC nummer: 2007.II.04.115 Om driemaal per week adequaat te kunnen dialyseren zijn hemodialysepatiënten afhankelijk van hun dialyseshunt. In een aanzienlijk percentage is dit een vaatprothese. Echter, binnen een jaar na aanleg ontwikkelt meer dan de helft van deze protheses littekenvorming ('intimahyperplasie') wat leidt tot vernauwingen ('stenose') en stolselvorming. Omdat deze patiënten niet verder kunnen leven zonder dialyse, moeten vernauwingen direct behandeld worden. Dit gebeurt door dotteren, d.w.z. oprekken met een ballon. Echter, restenose treedt vaak op. Met de zgn. cryoballon kan lokaal weefsel worden bevroren (cryotherapie). Het idee is eenvoudig: na tijdelijke bevriezing zal er niet meteen een reactieve littekenrespons optreden. In deze studie wordt gekeken naar primaire preventie, maar omdat het eindpunt (intimahyperplasie) hetzelfde is als voor restenose studies, denken de onderzoekers dat een positieve uitkomst ook implicaties heeft voor dotterbehandelingen van reeds gestenoseerde dialyseprotheses. Pilot feasibility, efficacy and safety study of Octopus suction mediated delivery of progenitor heart cells in the infarcted pig heart Pilotstudie naar de haalbaarheid, effectiviteit en veiligheid van het aanbrengen van hartspiervormende hartcellen in een varkensmodel voor hartinfarcten DEC nummer: 2008.II.07.064 Hartfalen is een complex van ernstige klachten en verschijnselen ten gevolge van een tekort schietende pompfunctie van het hart, uiteindelijk leidend tot de dood wanneer medicamenteuze behandeling niet meer effectief is. De incidentie van hartfalen is ongeveer 5 tot 10 /1000 personen per jaar. Deze aantallen zullen in de toekomst sterk toenemen door de vergrijzing. Harttransplantatie is geen realistische therapeutische optie gezien het grote aantal hartfalers versus donoraanbod. De basis van hartfalen is de toenemende uitzetting en krachtverlies van het hart. Een therapeutische optie is het vervangen of toevoegen van nieuw te vormen hartspierweefsel als methode om de knijpkracht te vergroten. Getransplanteerde "myoblasten" (hartcellen) die de functieverbetering moeten gaan verzorgen, worden geplaatst tussen/over het bestaande niet functionerende hart hartcellen. Het probleem dat daarbij ontstaat is, naast dat er te weinig zuurstof in de omgeving aanwezig is, de juiste plaasting (homing ) niet bereikt wordt, welke voor het overleven van zulke cellen van belang is. Deze studie onderzoekt de haalbaarheid van het aanbrengen van hartspiervormende hartcellen in het infarct gebied met behulp van een zuignap. Onderzocht wordt of de ingebrachte cellen tussen kleine haarvaten van het beschadigde hartweefsel gaan zitten en overleven. Fok ApoE -/DEC nummer: 2008.II.07.065 Atherosclerose (verkalking van de vaatwand) is de belangrijkste doodsoorzaak in de Westerse wereld. Om de mechanismes van het ontstaan van aderverkalking te kunnen onderzoeken en begrijpen heeft men (dier)modellen nodig. ApoE -/- muizen ontwikkelen spontaan op een voorspelbare manier en op voorspelbare plaatsen aderverkalking en daarom is dit model bijzonder geschikt om het proces van aderverkalking te kunnen onderzoeken. De dieren uit deze fok zullen gebruikt worden voor het project "Vagale Stimulatie en Atherosclerose", DECnr: 2008.II.03.032. Mechanische ventilatie bij RSV geïnfecteerde muizen: vergelijking lage en hoge teugvolumes DEC nummer: 2007.II.03.099/vervolg1
De meest voorkomende opname-indicatie voor zuigelingen op een kinderintensieve care gedurende het winterseizoen, is beademingsbehoefte op basis van een lagere luchtweginfectie veroorzaakt door het RS-virus (RSV-LLWI). Eerder onderzoek heeft aangetoond dat een RSV-infectie op zich, maar ook de vaak levensreddende beademing kan leiden tot een ontstekingsreactie in de longen en tot longschade. Tot op dit moment echter is er niets bekend over de effecten van beademing op deze ontstekingsreactie ten gevolge van RSV-LLWI en de longschade die daarbij ontstaat. Er bestaat tot op heden geen diermodel waarbij de effecten van beademing op een RSV-LLWI bestudeerd kunnen worden. Dit onderzoek beoogt de interactie tussen de RSV-geïnduceerde luchtwegontsteking en de beademingsgerelateerde luchtwegontsteking te bestuderen in een muizenmodel. Vervolgonderzoek zal gericht zijn op het ontwikkelen van beschermende beademingsstrategieën voor deze categorie van zieke kinderen. Hierbij kan gedacht worden aan mechanische beademing waarbij hoge teugvolumes worden vermeden of medicamenteus ingrijpen in de door de RSV en beademing geactiveerde cascade van inflammatie. Role of non-DC (Dentritic Cell) processed antigens in priming of CD8 T-cell responses Onderzoek naar de rol van door pathogenen geinfecteerde macrofagenin de activatie van T cellen DEC nummer: 2007.II.02.046/vervolg1 Doel van deze studie is te bestuderen of cellen die met pathogenen geïnfecteerd zijn de cellulaire tak van het afweersysteem (CD8 T cellen) zelf activeren, of dat zij de eiwitten van de pathogenen aan andere, niet geïnfecteerde cellen doorgeven, die dan het afweersysteem activeren. De onderzoekers willen dit als volgt aanpakken: normaal worden pathogene eiwitten, die in een geïnfecteerde cel uitgescheiden worden, door de cel afgebroken. De ontstane eiwitstukjes worden op het celoppervlak getoond, zodat CD8 T cellen die deze stukjes herkennen worden geactiveerd. Het vermogen van cellen om bepaalde pathogene eiwitten af te breken is afhankelijk van de aanwezigheid van bepaalde onderdelen van een groot intracellulair complex, het proteasoom. Alleen cellen die deze onderdelen bezitten, kunnen bepaalde CD8 T cellen activeren. De onderzoekers willen nu deze onderdelen alleen maar in bepaalde cel typen (in dit geval macrofagen) tot expressie brengen, om te zien of deze cellen van belang zijn om CD8 T cellen te activeren. Onderzoek van de farmacokinetiek in kleine proefdieren DEC nummer: 2007.II.02.068/vervolg2 Dit project betreft de ontwikkeling van nieuwe monoclonale antistoffen voor gebruik in de immunotherapie van onder meer kanker en reumatoïde artritis. Een lange verblijftijd in het lichaam is belangrijk voor de effectiviteit van antistoffen in patiënten. In dit onderzoek met kleine proefdieren wordt bepaald of de betreffende producten wat dit betreft aan de verwachtingen voldoet. Aangezien het verdwijnen van antistoffen uit de bloedcirculatie een complex en deels onbekend proces is, kan dit alleen in levende dieren onderzocht worden voordat het uiteindelijk in de mens geëvalueerd wordt. Onderzoek naar de mechanismen die aan antigeen presentatie aan T lymphocyten ten grondslag liggen DEC nummer: 2008.II.08.071 De processen en mechanismen die betrokken zijn bij het initiëren van immuunresponsen zijn niet volledig opgehelderd. Het is echter van groot belang te weten waarom sommige antigenen gepresenteerd worden in een stimulerende manier die leidt tot sterke immuun activatie, en waarom voor sommige andere antigenen of onder andere omstandigheden dit niet het geval is. Het kan namelijk betekenen dat er een effectieve of minder effectieve respons opgewekt wordt tegen een microbiële infectie, of dat een autoimmuunziekte zoals reuma of diabetes ontwikkelt. De focus van vele onderzoeken ligt op de cellen die de immuunresponsen mediëren (zogenoemde T en B lymfocyten bijvoorbeeld) en niet binnen de cellen die de ontwikkeling of activatie van antigeen-specifieke T en B cellen bewerkstelligen. Het onderzoek hier betreft antigeen-presenterende cellen, met name dendritische cellen, maar ook CD4/CD8 dubbel-positieve thymocyten, die door middel van lipiden antigeen presentatie de ontwikkeling van zogenoemde NKT cellen bewerkstelligen. Bij dit onderzoek naar de mechanismen binnen antigeen-presenterende cellen die betrokken zijn bij antigeen selectie en presentatie aan lymfocyten, maken de onderzoekers gebruik van muizen die mutant zijn in belangrijke componenten bij deze processen. De immunogeniciteit van Baroferon, Rebif en PEG-Baroferon in human-IFN-beta transgene muizen. DEC nummer: 2007.II.04.116/vervolg3 In deze studie staat een innovatieve technologie centraal waarbij humane recombinante eiwitten geschikt kunnen worden gemaakt voor (vnl) farmaceutische toepassingen. De techniek maakt het mogelijk eiwitcomplexen, zoals die ontstaan bij grootschalige productie (door bv bacteriën), te disaggregeren en opnieuw functioneel actief te maken. Dit gebeurt door oplossingen van geaggregeerd eiwit in een drukvat te exposeren aan zeer hoge druk.
Van belang hierbij is dat elk eiwit onder specifieke condities wordt behandeld om uiteindelijk als actief product te worden gebruikt. In het in deze DEC beschreven onderzoek wordt Baroferon bestudeerd, een door Barofold behandelde vorm van humaan Interferon beta. Om te testen in hoeverre Baroferon een immuunreactie opwekt na disaggregatie, worden immunisatiestudies uitgevoerd in transgene muizen die humaan interferon beta tot expressie brengen. The immune modulating effect of a prebiotic oligosaccharide mixture on immune parameters during RSV infection in a Balb/c mouse model Studie naar het effect van oligosacchariden (suikers) op immuniteit getest in een infectiemodel in de muis. DEC nummer: 2008.II.08.070 In moedermelk zijn naast voedingsstoffen ook componenten aanwezig die de immuniteit van de zuigeling verhogen. Naast antilichamen die direct micro-organismen kunnen neutraliseren zijn er suikergroepen aanwezig die een verhogend effect kunnen geven van de response van T lymfocyten (witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen bij het onder controle brengen van virale infecties en die ook een rol spelen bij het ontwikkelen van allergieën). Hoe deze suikergroepen precies werken en welk onderdeel van de immuunresponse wordt beïnvloed is onduidelijk. Bovendien is niet duidelijk welke suikers in moedermelk precies welke functie hebben. In dit onderzoek willen de onderzoekers het werkingsmechanisme van verschillende suikergroepen bestuderen in een viraal infectie model in muizen. Het uiteindelijke doel is een zuigelingenvoeding te ontwikkelen die meer lijkt op moedermelk en die helpt een goede afweer te ontwikkelen tegen virale infecties en bovendien voorkomt dat er allergieën worden ontwikkeld. Study on effects of spatial separation and vaccination on transmission of S.suis serotype 9 Studie naar de effecten van ruimtelijke scheiding en vaccinatie op de overdracht van de bacterie Streptococcus suis DEC nummer: 2008.II.08.072 Infecties met de bacterie Streptococcus suis (S.suis) veroorzaken wereldwijd veel ziekte en sterfte bij biggen en leiden tot veel antibiotica-gebruik in de varkenssector. S. suis kan ook bij mensen tot ernstige ziekte leiden. Doel is om infecties met deze bacterie in de varkenshouderij te verminderen. Van maatregelen als vaccinatie en ruimtelijke scheiding op de overdracht (=transmissie) van S.suis bacteriën binnen een varkenskoppel en op het optreden van klinische verschijnselen moet de effectiviteit kunnen worden onderzocht. Hiervoor is een infectiemodel ontwikkeld waarin de interventiemaatregelen kunnen worden geëvalueerd en waarin ook andere vraagstellingen met betrekking tot de pathogenese kunnen worden onderzocht. In deze studie worden zowel vaccinatie als ruimtelijke scheiding op effectiviteit onderzocht en wordt bepaald of deze maatregelen de horizontale transmissie van de kiem kunnen tegengaan. Bepaling van de rol van acetylatie van de transcriptie factor Foxp3 DEC nummer: 2008.II.08.069 Het immuunsysteem speelt een cruciale rol in de bescherming van het lichaam tegen infecties. Om ervoor te zorgen dat het immuunsysteem alleen reageert op de juiste momenten en niet lichaamseigen cellen aanvalt, is een goede regulatie van dit systeem nodig. Een groep cellen genaamd regulatoire T cellen spelen een cruciale rol in het remmen van het immuunsyteem. Een specifiek eiwit genaamd Foxp3 speelt een zeer belangrijke rol in de ontwikkeling en de functie van deze regulatoire T cellen. Dit betekent dat voor een goede balans van het immuun systeem ook het eiwit Foxp3 correct moet worden gereguleerd. Hoe de expressie van dit specifieke eiwit precies gereguleerd wordt, is op dit moment nog onbekend. Dit onderzoek is erop gericht om meer inzicht te krijgen in de manier waarop de expressie van Foxp3 gereguleerd wordt en of dit in directe relatie staat met de hoeveelheid regulatoire T cellen. Begrip van dit proces zal leiden tot de ontwikkeling van nieuwe therapieën bij verschillende ernstige aandoeningen waarbij het immuunsysteem is aangetast. Transfer of diabetogenic T-cells into RAG-/- mice Invloed van CD8 cellen, die tegen de beta cellen van de pancreas reageren, op het ontstaan van een latente vorm van diabetes DEC nummer: 2007.II.02.046/vervolg5 Type I diabetes is een ziekte, veroorzaakt door afbraak van de insuline producerende beta-cellen in de pancreas. Een van onze gendeficiënte muizenstammen blijkt na bestraling een latente vorm van diabetes te ontwikkelen. Deze muizenstam mist een aantal enzymen die nodig zijn om intracellulaire eiwitten te fragmenteren; deze enzymen zijn de “immuno”-onderdelen van het intracellulaire protease complex, het proteasoom. Normaliter dienen zulke eiwitfragmenten om bepaalde cellen van het afweersysteem (CD8 T cellen) te activeren. Dus, het is mogelijk dat CD8 cellen, gericht tegen “verkeerde” eiwitfragmenten, de beta cellen van de pancreas afbreken en
daardoor deze vorm van diabetes veroorzaken. Om hiervan zeker te zijn, en alle andere invloeden uit te schakelen, willen de onderzoekers CD8 cellen, die tegen de beta cellen van de pancreas reageren in muizen, injecteren, die geen eigen afweersysteem hebben. Zij postuleren dat muizen die de “immuno”-onderdelen tot expressie brengen na CD8 T cel transfer geen diabetes ontwikkelen, maar muizen die gen-deficiënt voor de “immuno”-onderdelen zijn wel. Role of mast cell derived AREG in airway remodelling during chronic asthma Rol van een groeifactor in de met chronische astma geassocieerde longweefselherstructurering DEC nummer: 2008.II.03.025/vervolg2 Astma is een chronische longziekte die gepaard gaat met veranderingen in het longweefsel. Patiënten kunnen hieraan, ondanks behandeling met corticosteroïden, overlijden. Onderzoekers hebben gevonden dat cellen van het immuunsysteem groeifactoren uitscheiden. De door hun geïdentificeerde groeifactor (amphiregulin) wordt o.a. door zgn. mestcellen uitgescheiden, welke in biopten van astmapatiënten verhoogd aanwezig zijn. Ook blijkt het dat deze cellen in astmapatiënten inderdaad amphiregulin uitscheiden. De onderzoekers hebben gebruik gemaakt van een chronisch astma model in de muis om de rol van amphiregulin in de herstructurering van longweefsel te onderzoeken. Zij hebben gevonden dat amphiregulin inderdaad van belang is voor de herstructurering van het longweefsel in astma. Zij willen nu onderzoeken of het amphiregulin, dat van mest cellen komt, de oorzaak voor het longweefselherstructurering zou zijn. Deze experimenten kunnen nieuwe inzichten in de met astma geassocieerde longweefselherstructurering geven en mogelijk de basis voor nieuwe interventie therapieën vormen. Systemic neutrophil kinetics in acute inflammation are determined by lung injury Neutrofielen als voorspellers van longschade na trauma DEC nummer: 2007.II.01.027 Longschade na verwonding als gevolg van het ontsporen van het eigen immuunsysteem blijft een serieus probleem. Het vroeg herkennen van patiënten met een verhoogd risico op deze longschade is niet mogelijk, omdat de wijze waarop dit ziektebeeld ontstaat nog niet geheel duidelijk is. In deze studie proberen de onderzoekers door middel van het begrijpen van de kinetiek van neutrofielen, de belangrijkste witte bloedcel in dit ziektebeeld, uitspraken te doen of de long betrokken is in het veranderen van de buitenkant van deze cel. Veranderingen aan de buitenkant kunnen ze meten, en wanneer de long daadwerkelijk betrokken is in deze veranderingen zouden ze dit kunnen gebruiken om het ziektebeeld vroeg te herkennen en hierop de te volgen therapie aan te passen. Analyse van de rol van verschillende antigeen presenterende cellen gedurende RSV infecties DEC nummer: 2007.II.01.011/vervolg3 Infectie met Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen, ouderen en personen met een immuundeficiëntie. De manier waarop RSV gepresenteerd wordt aan het immuunsysteem is nog geheel onduidelijk. Een beter inzicht in de regulering en inductie van RSV specifieke responsen kan helpen bij de ontwikkeling van een veilig en effectief vaccin. Dit is sinds meer dan 50 jaar na de ontdekking van RSV nog altijd niet beschikbaar, maar dit is wel gewenst, gezien de ernstige complicaties die kunnen optreden in zuigelingen en ouderen. Daarnaast kan deze studie bijdragen aan het algehele beeld van hoe T-cel responsen worden geinduceerd na een respiratoire infectie. Effect of bonemarrow in chronic kidney disease Het effect van stamcellen uit beenmerg op het herstel van acute nierinsufficiëntie DEC nummer: 2007.II.05.131/vervolg6 Chronische nierinsufficiëntie (CNI) is wereldwijd een groeiend probleem. Het is van groot belang om voortschrijdende CNI te vertragen of zelfs herstel van nierfunctie te bewerkstelligen. Stamceltherapie, o.a. ook toegepast bij hartfalen, lijkt hiervoor een veelbelovende optie. Stamcellen uit het beenmerg kunnen herstel van acute nierinsufficiëntie bevorderen. Deze studie beoogt te onderzoeken of uit beenmerg afkomstige stamcellen in een diermodel met CNI de nierfunctie gunstig zou kunnen beïnvloeden. De onderzoekers zullen beenmergcellen en endotheel progenitor cellen testen op hun vermogen om de nierfunctie te herstellen. Daarnaast zullen zij onderzoeken via welke mechanismen stamcellen hun gunstige effect hebben en of er medicamenteuze mogelijkheden zijn om dit gunstige effect te vergroten. De onderzoekers verwachten dat deze resultaten kunnen bijdragen tot een juist ontwerp van klinische trials naar effectiviteit van stamceltherapie in patiënten met CNI. The role of PA28 and immunosubunits in the induction of CD8 T cell responses
De rol van PA28 en de impact van afwezigheid van PA28 en immunosubunits bij antigeen processing en CD8 T cel activatie DEC nummer: 2007.II.02.046/vervolg6 CD8 T cellen spelen een belangrijke rol bij de afweer tegen pathogenen en tumorgroei. Activatie van deze cellen vindt plaats wanneer een specifieke CD8 T cel een klein stukje eiwit (peptide), afkomstig van een pathogeen of tumor, herkent op het celoppervlak van een zogenaamde antigeen presenterende cel. Slechts enkele tumor/pathogeen afkomstige peptiden zorgen daadwerkelijk voor activatie van de CD8 T cel. Proteasomen spelen een belangrijke rol bij de productie van deze peptiden en zijn daarom belangrijk voor CD8 T cel activatie. De snelheid waarmee deze peptiden worden gemaakt is belangrijk voor de activatie van CD8 T cellen. Uit voorgaande studies is gebleken dat drie cytokine-induceerbare delen (immunosubunits) van het proteasoom en proteasoom activator PA28 de productie van sommige peptiden aanzienlijk versnelt, hetgeen een efficiënte CD8 T cel respons oplevert. In deze studie wordt onderzocht wat de invloed is van de afwezigheid van alle cytokineinduceerbare proteasoomcomponenten op de snelheid van peptideproductie en op CD8 T cel activatie. Ondanks dat immunosubunits belangrijk zijn voor T cel responsen tegen bepaalde epitopen, geeft afwezigheid van immunosubunits genoeg weerstand door responsen tegen andere epitopen. Wellicht is de combinatie van afwezigheid van immunosubunits en PA28 belangrijk. Deze studie geeft ons inzicht in de rol van PA28 en de impact van afwezigheid van PA28 en immunosubunits bij antigeen processing en CD8 T cel activatie. Inzicht in het verkrijgen van efficiënte CD8 T cel responsen is relevant voor het ontwikkelen van vaccins tegen specifieke pathogenen. The role of proteasome activator PA28 in antigen degradation and generation of peptides for CD8 T cell priming. De rol van de proteasoom activator PA28 in antigeen afbraak en productie van peptiden voor CD8 T cel priming DEC nummer: 2007.II.02.046 CD8 T cellen spelen een belangrijke rol bij de afweer tegen (intracellulaire) ziekteverwekkers (pathogenen) en tumorgroei. Hierdoor zijn deze cellen een aantrekkelijk doelwit voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins. CD8 T cellen komen pas in actie nadat ze zijn geactiveerd. Activatie vindt plaats wanneer een specifieke CD8 T cel een klein stukje eiwit (peptide), dat afkomstig is van een pathogeen of tumor, herkent op het celoppervlak van een zogenaamde antigeen presenterende cel. Slechts enkele tumor/pathogeen afkomstige peptiden zorgen daadwerkelijk voor activatie van de CD8 T cel. Proteasomen spelen een belangrijke rol bij de productie van deze peptiden en zijn daarom belangrijk voor CD8 T cel activatie. De snelheid waarmee deze peptiden worden gemaakt is belangrijk voor de activatie van CD8 T cellen. Uit voorgaande studies is gebleken dat proteasoom activator PA28 de productie van sommige peptiden aanzienlijk versnelt, hetgeen een efficiente CD8 T cel respons oplevert. In deze studie willen we onderzoeken wat de rol is van PA28 in antigeen processing en CD8 T cel, om zodoende pathogeen specifieke vaccins te kunnen ontwikkelen.
Vergadering woensdag 17 september 2008 Intradermal skin testing in horses with insect bite hypersensitivity, using an extract of Culicoides (obsoletus and pulicaris) trapped in the Netherlands. Het ontwikkelen van een huidtest om Staart-en-Manen Eczeem te diagnosticeren DEC nummer: 2007.II.05.129 Staart-en-manen eczeem (SME) is een groot probleem bij paarden en pony’s over de hele wereld. Het is een overgevoeligheidsreactie op bepaalde mugjes en gevoelige dieren reageren met heftige jeuk wanneer zij gestoken worden door de knutten. Door de jeuk gaan zij schuren en ontstaan huidlaesies. De diagnose wordt momenteel gesteld op grond van het seizoensgebonden optreden en de aard en lokalisatie van de laesies. Het doel van deze studie is om een huidtest te ontwikkelen om een betrouwbare diagnose (ook in de winter) mogelijk te maken. Voor de test worden extracten gebruikt van muggen die in Nederland (in de omgeving van paarden) zijn gevangen. Wanneer de huidtest succesvol blijkt, ontstaat ook de mogelijkheid om te proberen de paarden te desensibiliseren (genezen van hun allergie). In vivo imaging of coronavirus infected mice
Onderzoek naar de verspreiding van het coronavirus in geinfecteerde muizen DEC nummer: 2007.II.03.081/vervolg3 Traditioneel, worden in infectie-experimenten de proefdieren op verschillende tijdstippen na infectie geeuthaniseerd, waarna de hoeveelheid virussen/bacterien wordt bepaald. Deze onderzoeksgroep heeft verschillende murine coronavirus varianten ontwikkeld die het luciferase reporter gen tot expressie brengen. Deze virussen kunnen gebruikt worden om de verspreiding van het virus op niet-invasieve manier in levende dieren te volgen middels het "licht" dat zij uitzenden. Dit onderzoek zal meer inzicht geven in hoe coronavirussen zich verspreiden in de muis. Hier willen de onderzoekers de rol van een aantal, voor het virus niet-essentiele genen, bestuderen door gebruik te maken van bovenstaande techniek. Dit in combinatie met muizen die een volledig functioneel dan wel verzwakt immuunsysteem hebben. Dit zal meer inzicht verschaffen in belangrijke processen tijdens coronavirus-gastheer interacties die tot nu toe onduidelijk zijn. De invloed van rechter ventrikel apicaal pacen op de proaritmogeniteit bij honden met chronisch atrioventriculair block (CAVB). DEC nummer: 2008.II.09.074 Hartritmestoornissen vormen een bedreiging voor vele patiënten en zijn verantwoordelijk voor 30.000 doden per jaar in Nederland. Bij de keuze voor de locatie van een pacemakerdraad wordt echter nog weinig rekening gehouden met het plaatsafhankelijke risico van aritmieën, omdat hier nog weinig over bekend is. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat de activatie van het hart een belangrijke rol speelt bij de elektrische remodellering van de kamers die kan leiden tot een groter risico op ernstige hartritmestoornissen. Bij honden met Chronisch Atrio-Ventriculair Blok (een vertraagd spontaan hartritme) wordt een hoge induceerbaarheid gezien van gevaarlijke hartritmestoornissen die plotse dood tot gevolg kan hebben (Torsade de Pointes aritmieën) bij een specifiek medicament, dofetilide. De onderzoekers vermoeden dat pacen via een pacemakerdraad in de apex van de rechter kamer zal leiden tot een sterkere relatieve toename van rechter kamer elektrische remodellering en minder LV remodellering. In combinatie met de gerapporteerde hogere repolarizatiereserve van de rechterkamer in vergelijking met de linker kamer ondersteunt dit de hypothese dat RV apex pacen niet pro-aritmogeen zal zijn. Om deze hypothese te bevestigen zullen de onderzoekers gebruik maken van een hondenmodel met honden met CAVB honden, waarin honden gepaced vanuit de RV apex vergeleken worden met honden met een vertraagd spontaan hartritme (idioventriculair ritme) uit eerdere experimenten. Induction of APS by M like proteins of Streptococcus pyogenes Onderzoek naar de rol van een bacteriële infectie in het verleden op het ontstaan van het antifosfolipiden syndroom (APS) DEC nummer: 2008.II.09.075 Het antifosfolipiden syndroom (APS) is een auto-immuunziekte die wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van zowel arteriële en/of veneuze trombose in combinatie met zwangerschapscomplicaties. Bij patiënten circuleren antifosfolipiden antilichamen in het plasma, deze antilichamen zijn niet gericht tegen fosfolipiden, maar tegen eiwitten die aan fosfolipiden binden. Hierbij is het belangrijkste eiwit Beta2 glycoproteine I (B2GPI). B2GPI komt in hoge concentraties voor in het plasma (tot 300ug/ml) maar de fysiologische functie van B2GPI blijft onbekend. Er is verschillende malen aangetoond dat er een significant verband bestaat tussen de aanwezigheid van Anti B2GPI antilichamen en trombotische complicaties. Hoewel er nog veel onduidelijk is over het ontstaan van auto-immuunziekten, in het algemeen en APS in het bijzonder, is de meest ondersteunde hypothese dat een auto-immuunziekte het gevolg is van een bacteriële infectie in het verleden. Dit is echter zeer moeilijk te bewijzen aangezien de infectie verdwenen is wanneer de auto-immuunziekte zich aandient. De onderzoekers hebben aangetoond dat de manteleiwitten van een bacterie binden aan B2GPI in vitro en vervolgens een conformationele verandering in B2GPI induceren. Door deze verandering wordt de epitoop die patiënten antilichamen herkent geëxponeerd. Dit is een mogelijke verklaring voor het ontstaan van APS. Wanneer de onderzoekers muizen kunnen immuniseren met de bacteriële eiwitten en over tijd B2GPI antilichamen vinden kunnen ze concluderen dat het inderdaad zo is dat infecties op den duur kunnen leiden tot APS. En wanneer dit voor APS geldt, is het niet onwaarschijnlijk dat dit ook voor andere autoimmuunziekten geldt. Bone morphogenetic protein 6 (BMP6) in renal response to injury Onderzoek naar de rol van het eiwit BMP-6 in diabetische nefropathie DEC nummer: 2007.II.08.185/vervolg1 Diabetes (=suikerziekte) vormt een zeer ernstig probleem in de gezondheidszorg, met nu wereldwijd circa 100 miljoen patiënten. Naar verwachting zal dit aantal de komende jaren steeds verder stijgen. Ongeveer 25% van de patiënten met diabetes zal uiteindelijk nierschade ontwikkelen. Deze nierschade wordt diabetische nefropathie genoemd.
In vooronderzoek in patienten en muizen met diabetes hebben de onderzoekers aangetoond dat bij diabetische nefropathie het eiwit BMP-6 verlaagd is. In deze studie willen ze onderzoeken in hoeverre BMP-6 daadwerkelijk van belang is voor het ontwikkelen van nierschade in diabetes. Hiervoor zullen ze gebruik maken van muizen die het eiwit BMP-6 missen. Door de nierschade in deze muizen te bestuderen, zal duidelijk worden wat de rol van BMP-6 is in diabetische nefropathie. De resultaten van dit project zullen meer duidelijkheid verschaffen in de pathogenese van diabetische nefropathie en mogelijk tot nieuwe therapieën leiden. Proarrhythmia-predictive value of beat-to-beat variability of repolarization in non-predisposed cells Het opzetten van een systeem om te kunnen voorspellen of medicamenten als bijwerking hartritmestoornissen kunnen geven DEC nummer: 2008.II.09.076 Hartritmestoornissen kunnen een ernstige, en soms levensbedreigende, bijwerking zijn van medicijnen. De medicijnen kunnen op vele verschillende eiwitten, de zogenaamde ionkanalen, in de hartcel hun negatieve effect uitoefenen. Alvorens een medicament op de markt komt, moet het volgens de standaardregels getest worden, waarbij echter slechts 1 ionkanaal bestudeerd wordt. Zo kunnen er toch medicamenten op de markt komen die levensbedreigende bijwerkingen hebben. Ook kan de verdere ontwikkeling van een veelbelovend medicament onterecht voortijdig gestaakt worden. Deze onderzoeksgroep heeft een nieuwe methode ontwikkeld, BVR genoemd, waardoor tegelijkertijd naar het effect van een medicament op alle ionkanalen in het hart gekeken kan worden. Deze methode is geschikt om te kijken naar de effecten op zieke hartcellen. Op dit moment is onbekend of dezelfde methode ook bruikbaar is op gezonde hartcellen, en dus waarde heeft voor mensen zonder hartaandoeningen. Om dit in kaart te brengen zullen de onderzoekers een testsysteem opzetten dat bestaat uit gezonde hartcellen die uit het konijnen geïsoleerd worden. Het elektrische systeem van de konijnenhartcel lijkt veel op die van de mens, in tegenstelling tot kleinere proefdieren als muizen en ratten. Deze cellen zullen vervolgens behandeld worden met de te testen medicamenten. Vervolgens zullen de elektrische reacties van de cellen worden gemeten en geanalyseerd worden. Aan de hand van deze analyses kan bepaald worden of een medicament gevaarlijke bijwerkingen heeft of niet. Hsp inducerende stoffen als behandeling van chronische ontstekingsziekten DEC nummer: 2007.II.07.164/vervolg2 Chronische ontstekingsziekten als reumatoïde artritis, diabetes en atherosclerose zijn een ernstig probleem zowel op persoonlijk als maatschappelijk vlak. Uit eerder onderzoek is gebleken dat heat shock eiwitten (Hsp) betrokken zijn bij de regulatie van chronische ontstekingszieken via Hsp specieke T-cellen. In diermodellen is het beschermde effect van Hsp's aangetoond. Daarnaast worden Hsp's momenteel in de kliniek gebruikt in fase I clinical trials. Het is bekend dat Hsp's verlaagd tot expressie komen in oudere individuen. Verder komen chronische ontstekings ziekten vaker voor bij ouderen. Het herstellen van de Hsp expressie en daarmee van regulatie van de ontsteking, door Hsp specifieke T-cellen, kan bijdragen aan het voorkomen van chronische ontstekingsziekten. In deze studie zullen Hsp inducerende stoffen gekarakteriseerd worden en zal het effect van behandeling met deze stoffen op het ontwikkelen van artritis bestudeerd worden. In kaart brengen van de antilichaamrespons betrokken bij het doorbreken van immuuntolerantie DEC nummer: 2008.II.06.050/vervolg1 Tegenwoordig worden veel ziekten zoals multiple sclerose succesvol behandeld met humane eiwitten zoals interferon-beta. Ondanks dat de therapeutische eiwitten humaan zijn en patiënten dus tolerant zouden moeten zijn, veroorzaken ze een immuunrespons die resulteert in de productie van antistoffen tegen het therapeutische eiwit. Deze antistoffen worden geproduceerd door de B-cellen van het immuunsysteem en kunnen de werking van het therapeutische eiwit neutraliseren. Dit verlaagt vervolgens de effectiviteit van de behandeling, verhoogt de kans op bijwerkingen en kan zelfs resulteren in het falen van de therapie. Hoe de immuunrespons en bijbehorende antistofproductie veroorzaakt worden is onbekend. Deze aanvraag richt zich op het in kaart brengen van de immuunrespons op antistof niveau. De onderzoekers gebruiken hiervoor 2 soorten muizen die het gen voor humaan interferon beta tot expressie brengen en dus tolerant zijn voor het humaan interferon beta eiwit (zoals in mensen). Deze immuuntolerante muizen, een gevoelige en een relatief ongevoelige soort (en controles), worden blootgesteld aan een "standaard" 3 weekse immunisatie met humaan interferon beta. Vervolgens wordt op verschillende tijdspunten bloed afgenomen en wordt dit onderzocht op antistof titers, isotype, affiniteit en neutraliserende capaciteit. Deze resultaten zullen leiden tot meer aanknopingspunten waarmee het ontstaan van (schadelijke) antistoffen kan worden voorkomen of verholpen.
Anti-CD20 antibody immunotherapy of the human CD20-expressing murine EL4 lymphoma Het opzetten van een lange termijn lymfoma model met een muis lymfoma cellijn die het humaan CD20 molecuul tot expressie brengt DEC nummer: DEC 2008.II.09.073 Antistoftherapie is een belangrijke nieuwe behandelingsmethode van kankerpatiënten. Antistoffen gericht tegen de humaan CD20 wordt succesvol gebruikt tegen B cel lymfoma’s. Om de werkingsmechanismen van deze antistof te onderzoeken zijn tumormodellen in de muis nodig. Het doel van dit project is het opzetten van een lange termijn lymfoma model met een muis lymfoma cellijn die het humaan CD20 molecuul tot expressie brengt. Dit maakt het onderzoeken van de mechanismen van humaan therapeutische antistoffen in de muis mogelijk. Daarnaast zijn de tumorcellen gemarkeerd met een gen voor luciferase, waardoor ze licht gaan uitzenden. Dit kan gemeten worden in een speciaal apparaat (Bioluminescent Imager, kortweg BLI), waardoor de muizen niet per tijdstip hoeven te worden opgeofferd, maar levend gevolgd worden. Bij elke meting zal in een plaatje te zien zijn waar de tumoren zich bevinden, hoe groot ze zijn, en de intensiteit zegt iets over het aantal tumorcellen. Dit levert veel meer data op per muis, zodat uiteindelijk muisbesparend gewerkt gaat worden. In dit project willen de onderzoekers het groeipatroon (snelheid, locatie) in de muis van nieuwe klonen uittesten. Ontwikkeling van de ELANA techniek DEC nummer: 2007.II.08.188/vervolg1 De ELANA (Excimer Laser-Assisted Non-Occlusive Anastomosis) techniek maakt het mogelijk een bypass (omleiding) op een slagader aan te sluiten zonder dat die slagader afgesloten hoeft te worden. Deze eigenschap is essentieel als er een bypass op de slagaders in de hersenen gemaakt dient te worden. De ELANA onderzoeksgroep richt zich erop de ELANA bypass techniek minder invasief voor de patient te maken en relatief eenvoudiger en sneller voor de neurochirurg. Tevens dienen Nederlandse en buitenlandse neurochirurgen in deze techniek getraind te worden. Januvia treatment in arteriogenesis and its effect in artherosclerotic mice Het bevorderen van vaatgroei door het remmen van cytokine-afbraak DEC nummer: 2008.II.01.003/vervolg1 Ondanks de recente ontwikkelingen is er een groot aantal patiënten met aderverkalking dat niet voldoende kan worden geholpen met de bestaande middelen. Deze patiënten hebben dus een grote behoefte aan alternatieve behandelingsmogelijkheden. Een van deze mogelijkheden is het bevorderen van de groei van collaterale vaten of natuurlijke bypasses. Het remmen van de afbraak van lokaal geproduceerde cytokines lijkt een goede mogelijkheid de vaatgroei te bevorderen zonder de patiënt veel te belasten. Doel van deze studie is deze mogelijkheid verder te onderzoeken en te kijken of er mogelijk bijwerkingen zijn op onderliggende aderverkalking. Time-course and validation of porcine cardiac arteriogenesis model Valideren en optimaliseren van een model voor stimulatie van collateraalvorming in het varkenshart DEC nummer: 2007.II.03.091 (herhaalde aanvraag, ongewijzigd) Patiënten met hart- en vaatzieken hebben vaak een of meerdere vernauwingen in de kransslagaderen. Hierdoor lopen ze een verhoogde kans op totale afsluiting van deze kransslagaderen en hierdoor ook op het ontstaan van een hartinfarct. Een hartinfarct is in de westerse wereld een van de meest voorkomende oorzaken van ziekte en sterfte. Collaterale vaten zijn natuurlijke bypasses die het ontstaan van een infarct kunnen voorkomen. Het doel van deze serie experimenten is om een model voor stimulatie van collateraalvorming in het varkenshart te valideren en optimaliseren. Dit zal plaatsvinden door vernauwingen aan te brengen in de kransslagader en dan te meten (mbv perfusiemetingen) hoe functioneel de gevormde collateralen zijn. Met dit diermodel kunnen de onderzoekers de klinische situatie nauwkeurig nabootsen. Nieuwe therapieën die mogelijk collaterale vaatgroei in het hart stimuleren kunnen hierin worden onderzocht. Deze middelen zouden dan, in de toekomst, in patiënten kunnen worden toegepast. Het effect van calcium en fecaal water op de permeabiliteit van de darm DEC nummer: 2008.II.09.077 Inflammatoire darmziekten (IBD) (ziekte van Crohn en colitis ulcerosa) komen veel voor in Nederland en kunnen klachten veroorzaken die zwaar wegen op de levenskwaliteit van de patiënten. Een belangrijk kenmerk van IBD is dat de darmdoorlaatbaarheid verhoogd is, met het gevolg dat er gemakkelijker stoffen vanuit de darmholte het lichaam in komen. In de gezonde situatie is de darm weinig doorlaatbaar voor bijvoorbeeld stoffen afkomstig van bacteriën. De hogere darmdoorlaatbaarheid bij IBD is ongewenst. In verschillend onderzoek is door de onderzoekers aangetoond dat extra calcium in de voeding de darmdoorlaatbaarheid verlaagt. In deze studie willen de onderzoekers bekijken hoe calcium de darmdoorlaatbaarheid verlaagt. Dit willen ze doen in
zogenaamde Ussing kamers. Hierin wordt een klein stukje darmslijmvlies gebruikt dat twee verschillende kamers van elkaar scheidt. De ene kamer stelt de darmholte voor en de andere kamer de darmwand. Door verschillende calciumconcentraties en fecale waters in de darmholte-kant te doen, kunnen ze onderzoeken wat hiervan het verschil in doorlaatbaarheid veroorzaakt. Voor deze proef zijn een klein aantal gezonde ratten nodig, waar ze het darmslijmvlies uit kunnen halen. Via deze studie kunnen ze meer inzicht verwerven in de mechanismen die een rol spelen bij IBD, en hoe deze met behulp van voeding beïnvloed kunnen worden. In vitro analyse van thymocyten en T cel functie DEC nummer: 2007.II.06.139 In dit project wordt de functie van T cellen afkomstig uit verschillende muizenmodellen voor HIV-infectie bestudeerd. Hiervoor worden verschillende functionele testen met deze cellen in het laboratorium uitgevoerd. Voor het uitvoeren van nieuw te introduceren, in de literatuur beschreven assays is het noodzakelijk om deze testen enige malen uit te voeren voor de uiteindelijke proef. Hiervoor zijn cellen uit muizen nodig. Naast al bestaande testen worden ook nieuwe functionele testen ontwikkeld. Binnen het laboratorium willen de onderzoekers een test ontwikkelen waarmee ze de diversiteit van het T cel repertoire kunnen meten. Deze diversiteit bepaalt hoe goed het afweersysteem zal kunnen omgaan met bepaalde ziekte verwekkers, wat van belang is voor de pathogenese van een HIV-infectie. Gezien het feit dat alleen populaties van perifere T cellen en thymocyten een uitgebreide diversiteit hebben, zullen de onderzoekers deze cellen gebruiken om de assay op te zetten. In vitro manipulatie van de endogene stress response en het effect hiervan op T-cel activatie 2007.II.03.074/vervolg1 Het doel van deze studie is om cellijnen te maken die peptiden van heat shock eiwitten herkennen. Omdat de cellen zich ongeremd blijven delen beschikken de onderzoekers over een blijvende bron aan peptide-specifieke cellen. Met de cellen kunnen experimenten gedaan worden om het effect van cellulaire stress te onderzoeken. Het is reeds aangetoond dat T cellen met een specificiteit voor heat shock eiwitten gebruikt kunnen worden om ontstekingsreacties te onderdrukken. Muizen die anders rheumatische artritis zouden krijgen, kunnen op deze manier beschermd worden. Door cellijnen te maken die heat shock eiwitten herkennen is het mogelijk het werkingsmechanisme van T cellen verder te bestuderen. Uiteindelijk kan dit onderzoek bijdragen aan de ontwikkeling of verbetering van medicijnen die ontstekingsreacties onderdrukken.
Vergadering woensdag 15 oktober 2008 Cytokine profiling of transgenic animals immune competent for human interferon beta in a breakage of tolerance Cytokine profilering bij transgene dieren die immuuncompetent zijn voor humaan interferon bèta bij een doorbreking van de tolerantie DEC nummer: 2008.II.10.084 Immunogeniciteit wordt een steeds groter probleem, omdat het aantal recombinante medicijnen op de markt enorm is gestegen in de afgelopen 10 jaar. Er is weinig bekend over het mechanisme dat immunogeniciteit van therapeutische eiwitten veroorzaakt. Er wordt gedacht dat de formulering van het product aggregatie veroorzaakt. Deze aggregaties veroorzaken een immuunrespons, de zogenaamde ‘doorbreking van tolerantie’. Dit is een shortcut van het immuunsysteem om repetitieve patronen te herkennen die normaal alleen aanwezig zijn op bacteriën. Deze antigenen die de doorbreking van de tolerantie veroorzaken heten T cel onafhankelijke antigenen (TI antigenen). Er wordt gedacht dat de aggregatie van het medicijn, artificiële repetitieve patronen bevat die door het lichaam worden aangezien voor T cel onafhankelijke antigenen, hetgeen leidt tot antilichaam productie. Het is tot nu toe nog niet wetenschappelijk aangetoond dat dit echt het geval is. Als de onderzoekers het immunologische mechanisme begrijpen, wat de basis vormt voor immunogeniciteit van therapeutische eiwitten, dan kunnen ze interfereren en het geneesmiddel veiliger en efficiënter maken. Investigation of memory formation against the therapeutic protein human interferon beta in a breakage of tolerance model Onderzoek naar geheugenvorming tegen het therapeutische eiwit humaan interferon bèta bij doorbreking van de tolerantie DEC nummer: 2008.II.10.083 Immunogeniciteit wordt een steeds groter probleem, omdat het aantal recombinante medicijnen op de markt enorm is gestegen in de afgelopen 10 jaar. Er is weinig bekend over het mechanisme dat immunogeniciteit van therapeutische eiwitten veroorzaakt. Er wordt gedacht dat de formulering van het product aggregatie veroorzaakt. Deze aggregaties veroorzaken een immuunrespons, de zogenaamde ‘doorbreking van tolerantie’. Dit is een shortcut van het immuunsysteem om repetitieve patronen te herkennen die normaal alleen aanwezig zijn op bacteriën. Deze antigenen die de doorbreking van de tolerantie veroorzaken heten T cel onafhankelijke antigenen (TI antigenen). Er wordt gedacht dat de aggregatie van het medicijn, artificiële repetitieve patronen bevat die door het lichaam worden aangezien voor T cel onafhankelijke antigenen, hetgeen leidt tot antilichaam productie. Het is tot nu toe nog niet wetenschappelijk aangetoond dat dit echt het geval is. Als de onderzoekers het immunologische mechanisme begrijpen, wat de basis vormt voor immunogeniciteit van therapeutische eiwitten, dan kunnen ze interfereren en het geneesmiddel veiliger en efficiënter maken. Immunogenicity of human insulin in BALB/c mice: study 1 optimal doses, 2. pharmacokinetics, 3. optimal route of administration Drie studies naar de immunogeniciteit van humane insuline in balb/c muizen DEC nummer: 2008.II.10.082 Recombinante humane eiwitten zijn de snelst groeiende groep van nieuwe medicijnen. Binnenkort zullen de meeste medicijnen op de markt recombinant humaan zijn. Hoewel deze medicijnen bijna 100% identiek zijn aan natuurlijk humane eiwitten en door de patiënten getolereerd zouden moeten worden, ontwikkelen sommige patiënten toch antilichamen tegen deze recombinante humane medicijnen. Deze antilichamen, zowel bindende als neutraliserende, kunnen een groot invloed hebben op de effectiviteit van een behandeling en kunnen zelfs erg gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de patiënt wanneer ze kruisreageren met het endogene eiwit (bijvoorbeeld EPO, puur red-cell aplasia). Insuline is een eiwit dat gebruikt wordt voor het behandelen van diabetes mellitus 1 en 2. In het verleden werden therapeutische eiwitten gesynthetiseerd en opgezuiverd uit niethumane organismen en induceerden een klassieke immuunreactie. Tegenwoordig zijn de meeste producten
gehumaniseerd. Toch kunnen ze een immuunreactie veroorzaken in sommige patiënten. Afhankelijk van de manier van toediening, lengte van de behandeling en product kan antilichaamproductie tegen therapeutisch insuline in meer dan 44% van de patiënten waargenomen worden. Dit is een ernstig probleem, helemaal wanneer de exponentiële toename van mensen die worden gediagnosticeerd met diabetes en afhankelijk zijn van insuline behandeling in overweging wordt genomen. Als de onderzoekers het immunologische mechanisme begrijpen, wat de basis vormt voor immunogeniciteit van therapeutische eiwitten, dan kunnen ze interfereren en het geneesmiddel veiliger en efficiënter maken. Nabootsen infectiedynamiek Eimeria acervulina in een koppeltje vleeskuikens DEC nummer: 2008.II.07.056 In dit experiment zal getracht worden de dynamiek van een Eimeria infectie in een vleeskuikenkoppel na te bootsen, om vervolgens deze experimentele opzet als infectiemodel te kunnen gebruiken voor vervolgstudies met interventies, zoals bv. vaccinaties. De kwantitatieve informatie uit dit experiment kan tevens gebruikt worden in wiskundige modellen die de populatie-dynamica kunnen beschrijven / voorspellen. Met deze experimenten en modellen wordt inzicht verkregen in factoren die de populatie-dynamica van Eimeria infecties in vleeskuikens bepalen en kunnen bestrijdingsstrategieën beter getoetst worden. Eimeria infecties geven productiederving en welzijnsaantasting in de vleeskuikenhouderij en ondanks de huidige bestrijdingsmethode, namelijk door middel van medicatie van het voer, kan schade vooralsnog niet voorkomen worden. Onderzoek naar de route van antigeen presentatie in dendritische cellen DEC Nummer: 2008.II.05.040/vervolg1 Infectie met Respiratoir Syncytial Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen en ouderen. Op het moment is er nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar. Om een goed en veilig vaccin te ontwikkelen is het van groot belang om te weten welke cellen en welke receptoren aan het oppervlak van deze cellen, uit het immuunsysteem, betrokken zijn bij het genereren van een effectieve immuunrespons. De onderzoekers hebben in voorgaande experimenten laten zien dat Fc receptoren (antistof bindende moleculen aanwezig op immuuncellen) belangrijk zijn voor het activeren van T-cellen. De vervolgstap is om naar het exacte mechanisme te kijken, dus hoe en via welke route antigeen wordt gepresenteerd aan T-cellen, welke vervolgens de geïnfecteerde cellen lyseert en opruimt. Het is bovendien aangetoond in andere virus modellen dat antilichamen ook onder bepaalde omstandigheden de infectie kunnen verhogen. Of dit mechanisme ook voor RSV opgaat, zal worden bestudeerd. B cel kwaliteit en kwantiteit na immunisatie (i.p. of oraal) met vreemd of lichaamseigen antigeen DEC nummer: 2008.II.09.074 Vaccinontwikkeling is een langdurig proces, niet in de laatste plaats omdat de effectiviteit van een vaccinatie pas een paar maanden na immunisatie in het dier gemeten kan worden. Recentelijk is er op het lab een techniek ontwikkeld waarbij specifieke B cellen (welke ontstaan na immuniseren en verantwoordelijk zijn voor de productie van specifieke antilichamen) in zeer kleine aantallen gedetecteerd kunnen worden. Het blijkt dat deze specifieke B cellen zeer kort na immuniseren al gevonden kunnen worden in bv de milt. In het hier beschreven experiment willen de onderzoekers deze specifieke B cellen volgen over tijd en willen ze onderzoeken of verschillende immunisatieprotocollen (i.p. vs. i.g.) of verschillende antigenen (exogen (ovalbumine) versus endogen (HSP70)) resulteren in andere B cel reacties. Hiermee kan op basis van de kwaliteit en kwantiteit van de B cel respons kort na immuniseren een uitspraak gedaan worden over de kwaliteit van een vaccin. Rol van immuun remmende eiwitten bij stafylococcen infectie in vivo DEC nummer: 2008.II.10.078 Enkele jaren geleden is ontdekt dat bacteriën eiwitten uitscheiden, waarmee zij de eerste lijn van het afweersysteem van de gastheer kunnen remmen. Hierdoor zijn deze bacteriën in staat zich te vermenigvuldigen en te verspreiden, nog voordat de tweede lijn van het afweersysteem in actie kan komen om ze te vernietigen. Kennis over en inzicht in de processen die hierbij een rol spelen kunnen op termijn leiden tot nieuwe behandelingen voor infectieziekten of ziekten waarbij de afweer zich tegen het eigen lichaam keert. Omdat een dringende behoefte bestaat aan onderzoek in levende wezens, is een ziekte model in de muis ontwikkeld dat gedurende dit experiment wordt gebruikt. Hierbij krijgen de muizen de gewone bacterie toegediend of één waarvan het afweer remmende gen is uitgeschakeld. Vervolgens wordt gekeken naar de lokale ophoping van ontstekingscellen en de groei van bacteriën in de organen van de muis. Dit verschaft inzicht in de bijdrage van het afweer remmende eiwit in het ziekteproces van bacteriële infectieziekten in levende wezens. Ontwikkeling en optimalisatie van methoden voor muizen MRI DEC nummer: 2007.II.10.206
Doel van de studie is het ontwikkelen, testen en optimaliseren van MRI meetprotocollen. MRI is een steeds belangrijkere methode in hart- en vaatonderzoek. MRI methoden en technieken zijn voortdurend in ontwikkeling en deze nieuwe ontwikkelingen stellen onderzoekers in staat om steeds efficiënter te meten. Het is van groot belang om bij te blijven en de nieuwe mogelijkheden te exploreren. Daarvoor zijn experimenten noodzakelijk. Door noodzakelijke triggering op hart- en ademfrequentie zijn deze experimenten niet op weefsels of op dood materiaal uit te voeren. MRI is een relatief diervriendelijke methode en het ongerief voor het dier blijft beperkt. In plaats van het gebruik van meerdere dieren kan eenzelfde muis over langere periode gevolgd worden, wat over de hele linie een flinke besparing van het proefdiergebruik kan opleveren. Daarnaast leidt optimalisatie tot een hogere kwaliteit images en een kortere meettijd waardoor de dieren korter in de experimentele setting hoeven te verblijven. Studie naar de rol van diverse componenten in het FI-mock vaccin DEC nummer: 2008.II.10.080 Infectie met Respiratoir Syncitieel Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen en ouderen. Jaarlijks is er minimaal één uitbraak van RSV. Daarnaast is er op het moment nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar. De eerste klinische trial, met een formaline-geïnactiveerd RSV (FI-RSV) in de V.S. verliep desastreus. De gevaccineerde kinderen ontwikkelden een verergerd ziektebeeld na een natuurlijke infectie met RSV. Hieraan zijn uiteindelijk twee kinderen overleden. De kinderen bleken onbeschermd tegen natuurlijk RSV, ondanks hoge RSV specifieke antilichamen. Daarnaast ontwikkelden de kinderen een heftige allergische immuunreactie. Uit voorgaand onderzoek is gebleken dat de diverse componenten uit het FI-RSV controle vaccin leidden tot de heftige allergische reactie. Het is van groot belang, voor het produceren van toekomstige vaccins, om te begrijpen wat de rol van verschillende componenten is in het vaccin, met name welke component de verergerde allergische immuunreactie genereert. DYRK1A Is a NFAT Kinase Mediating Negative Feedback on Calcineurin/NFAT Signaling in Cardiac Myocytes Dyrk1A is een NFAT kinase die een negatieve feedback heeft op calcineurin/NFAT signalering. DEC nummer: 2008.II.10.079 Dyrk1A is een NFAT kinase die een negatieve feedback heeft op calcineurin/NFAT signalering. Hartfalen is een belangrijke oorzaak van sterfte onder de bevolking in westerse landen zoals Nederland. Het is bekend dat de oorzaak van hartfalen ligt bij een vergroting van de hartspier na bijv. een hartaanval. Het hart verandert van samenstelling en vorm en kan op een bepaald moment niet meer aan de vraag voor voldoende bloedcirculatie in het hele lichaam voldoen. Hoewel deze veranderingen van het hart aanvankelijk gunstig is, kan chronische aanpassing er toe leiden dat de hartspierwand verdund en dat de hartspier zeer verslapt, waardoor hartfalen en pompfalen ontstaat. De prognose van deze aandoening is ongunstiger dan de meeste vormen van kanker. Onderzoek in de laatste jaren heeft aangetoond dat het ziektebeeld dat leidt tot hartfalen gepaard gaat met een aantal veranderingen in the activiteit van het overerfbare deel van de hartspiercel, het DNA in de chromosomen. Meer recentelijk is duidelijk geworden dat er specifieke, zeer kleine kopieën van het DNA (het zogenaamde RNA) bestaan die de hoeveelheid eiwit kunnen veranderen. Deze nieuwe klasse van kleine RNA moleculen, (microRNAs), hebben een belangrijke functie bij het in stand houden van de cellulaire homeostase. Ook in het zich ontwikkelende hart spelen microRNAs een belangrijke rol, wat suggereert dat microRNAs ook de ontwikkeling van hartfalen in het adulte hart reguleren. Dit voorstel heeft daarom als doel meer fundamentele kennis op te bouwen over deze nieuwe klasse van RNA moleculen en hun mogelijk modulerende rol in hartfalenontwikkeling. Fok cMyBP-C -/- en +/- knock out muizen. DEC nummer: 2007.II.10.210 Fok van cMyBP-C -/- en +/- knock out muizen t.b.v. onderzoek naar cardiale hypertrofie. Deze fok volgt op een saneringsprogramma van cMyBP-C knock out muizen en is bedoeld om dieren te leveren voor het onderzoek naar de ontwikkeling van hypertrofie van het hart (zie DECnr: 2007.II.02.038). Deze knock out muis ontwikkelt bij het ouder worden cardiale hypertrofie en is daarom een bijzonder geschikt model voor dit onderzoek. De muizen zullen 4 keer gemeten worden in de MRI faciliteit. Om ongerief ten gevolge van de hypertrofie te voorkomen willen de onderzoekers de dieren termineren voor ze 9 maanden oud zijn. Om zeker te zijn van voldoende dieren om het project naar wens te kunnen afronden is het van belang om tot het eind van de studie een kleine fok in reserve te houden. B cel kwaliteit en kwantiteit na immunisatie (i.p. of oraal) met vreemd of lichaamseigen antigeen DEC nummer: 2008.II.10.081
Vaccinontwikkeling is een langdurig proces, niet in de laatste plaats omdat de effectiviteit van een vaccinatie pas een paar maanden na immunisatie in het dier gemeten kan worden. Recentelijk is er op het lab een techniek ontwikkeld waarbij specifieke B cellen (welke ontstaan na immuniseren en verantwoordelijk zijn voor de productie van specifieke antilichamen) in zeer kleine aantallen gedetecteerd kunnen worden. Het blijkt dat deze specifieke B cellen zeer kort na immuniseren al gevonden kunnen worden in bv de milt. In het hier beschreven experiment willen de onderzoekers deze specifieke B cellen volgen over tijd en willen ze onderzoeken of verschillende immunisatieprotocollen (i.p. vs. i.g.) of verschillende antigenen (exogen (ovalbumine) versus endogen (HSP70)) resulteren in andere B cel reacties. Hiermee kan op basis van de kwaliteit en kwantiteit van de B cel respons kort na immuniseren een uitspraak gedaan worden over de kwaliteit van een vaccin. Role of individual FcgRs in antibody therapy in EL4-CD20 model De rol van verschillende Fc receptoren bij antistof therapie DEC nummer: 2008.II.10.088 Antistoftherapie is een belangrijke nieuwe behandelingsmethode van kankerpatiënten, bijv. therapie met rituximab en ofatumumab bij lymfoom patiënten. Deze antistoffen zijn gericht tegen humaan CD20, een molecuul dat specifiek op B cellen tot expressie komt. Om de werkingsmechanismen van deze antistof te onderzoeken zijn tumormodellen in de muis nodig. In het model (EL4-CD20 model) dat in deze aanvraag wordt gebruikt, wordt een muis tumor cellijn gebruikt die het humaan CD20 molecuul tot expressie brengt. Dit maakt het behandelen van de tumor in de muis mogelijk met antistoffen die ook in de mens zijn (of zullen worden) gebruikt. Op deze manier kunnen de onderzoekers inzicht krijgen in hoe de in de kliniek gebruikte therapeutische antistoffen werken. Deze informatie is belangrijk voor het ontwikkelen van de nieuwe generatie van antistoffen. Antistoffen worden gebonden door Fc receptoren (FcR) en de onderzoekers weten dat zonder Fc receptoren antistofbehandeling niet meer werkt. Nu willen ze aantonen welke FcR belangrijk is. In de muis zijn er namelijk 4: FcgRI, FcgRII, III en IV, waarvan alleen FcgRII een remmende receptor. Het doel van dit project is om de individuele rol van deze FcR-en te bepalen, zodat ze met deze informatie uiteindelijk de antistoftherapie bij patiënten kunnen verbeteren. De invloed van rechter ventrikel apicaal pacen op de pro-aritmogeniteit bij honden met chronisch atrioventriculair block (CAVB). DEC nummer 2008.II.09.074 Het model van honden met chronische atrioventriculair blok (CAVB) wordt gekenmerkt door een hoge gevoeligheid voor repolarisatieafhankelijk hartritmestoornissen, die voor een belangrijk deel veroorzaakt worden door de veranderde activatie. Met deze studie wordt onderzocht of het induceren van ritmestoornissen voorkomen kan worden door een activatie vanuit de rechter kamer te bewerkstelligen, in plaats van een activatie vanuit de linker kamer, zoals spontaan gebeurt in honden met CAVB. De onderzoekers zullen hiertoe honden gepacet vanuit de rechter kamer apex onderzoeken, en vergelijken met honden gepacet vanuit de linker kamer apex. De onderbouwing is dat de linker kamer door zijn hogere gevoeligheid bepalend is voor het optreden van ritmestoornissen in CAVB honden. Door de linker kamer laat te activeren middels rechter kamer pacen zal de pro-aritmogene elektrische remodellering van de linker kamer worden geminimaliseerd. Jaarlijks worden in Nederland 15.000 pacemakers geïmplanteerd. Bij pacen van de kamers wordt al decennia standaard de apex van de rechter ventrikel gebruikt, vanwege de relatieve eenvoud en de betrouwbaarheid van de klinische procedure. Momenteel staan alternatieve lokaties echter in de belangstelling, zoals biventriculair pacen, omdat er toenemend bewijs is dat rechter ventrikel pacen niet de optimale plaats is voor de mechanische functie van de linker kamer. Over de invloed van plaats van activatie op het ontstaan van aritmieën is echter nog weinig bekend, waardoor dit tot op heden nauwelijks een rol speelt in de keuze van paceplaats. The role of FcR g-chain ITAM independent signaling in antigen presentation De rol van gamma-keten onafhankelijke FcR signalen in antigeenpresentatie. DEC nummer: 2008.II.10.087 Antistoftherapie is een nieuwe behandelingsmethode voor kankerpatiënten, en het is belangrijk meer te weten over de werkingsmechanismen van antistoffen. Antistoffen binden aan Fc receptoren, zonder Fc receptoren werkt antistoftherapie niet in de muis. Fc receptoren (FcR) geven signalen door in de cel via een zogenaamde gamma (g)-keten. Als je de g-keten weghaalt in een knock-out muis, verlies je ook Fc receptoren. Daarom kon tot nu toe niet naar het belang van gketen gestuurde signalen worden gekeken. Echter, nu hebben de onderzoekers een nieuwe muis gemaakt, waarin de g-keten gemuteerd is, zodat hij niet kan signaleren. Deze muis heeft wel normale expressie van FcR. In deze aanvraag willen de onderzoekers de g-keten onafhankelijke FcR signalen en functies bestuderen in cellen afkomstig van de NOTAM muis. Deze kennis zal
bijdragen aan het begrip van antistof therapie bij kankerpatiënten, en kan in de toekomst leiden tot verbetering van bestaande therapieën. De activiteit van natural killer (NK) cellen tijdens respiratoire virus infecties DEC nummer: 2007.II.11.218/vervolg2 NK cellen maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem en reageren relatief snel op infecties met bijvoorbeeld virussen. In een vorige studie hebben de onderzoekers een methode ontwikkeld, genaamd 'de lysisSpot', waarbij de cytotoxische activiteit van NK cellen ex vivo gemeten kan worden. De cytotoxische activiteit is de mate waarin een NK cel een doel-cel (bijvoorbeeld een virus-geïnfecteerde cel) dood kan maken. Voor het uitvoeren van de lysisSpot zijn, in tegenstelling tot bestaande methoden, relatief weinig NK cellen nodig. Hiermee is deze methode ideaal voor situaties wanneer weinig cellen beschikbaar zijn, zoals tijdens virale infecties in de longen. In de huidige studie willen de onderzoekers de activiteit van de NK cellen uit de longen na een respiratoire virus infectie meten met behulp van de lysisSpot en door het meten van een signaalstof (IFNy). De NK cel activiteit in de longen willen ze vergelijken met de NK cel activiteit in andere organen (milt en lymfe klieren) op verscheidene tijdstippen. Bovendien willen ze kijken of de activiteit van de NK cellen varieert tijdens infectie met verschillende virale respiratoire infecties. Hiervoor gebruiken ze respiratoiry syncytial virus (RSV), muizen Pneumonia virus (PVM) en influenza. NK cell memory formation and specificity during infection Onderzoek naar de rol van het geheugen van NK cellen bij infectie DEC nummer: 2007.II.02.048 Natural Killer (NK) cellen maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem. Ze kunnen relatief snel reageren op infecties met bijvoorbeeld virussen. Het is bekend dat sommige virussen eiwitten tot expressie brengen die NK cellen direct activeren. Uit onderzoek is gebleken dat hemagglutinin (HA) van influenza een eiwit is dat NK cellen direct kan activeren. Uit recentelijk onderzoek is gebleken dat NK cellen ook geheugen vormen. De onderzoekers vroegen zich daarom af of er ook geheugen NK cellen achterblijven na influenza infectie. En als dit het geval is, kunnen deze geheugen NK cellen ook een andere influenza stam herkennen? Om dit te onderzoeken willen ze gebruik maken van twee soorten influenza stammen met een variërend HA. Ze willen ex vivo bestuderen of specifieke NK cellen uit muizen geïnfecteerd met de ene influenza stam, ook geactiveerd worden door HA van de andere influenza stam.
Activatie van NK cellen door transmembraan eiwitten van RSV en/ of PVM. DEC nummer: 2007.II.11.218/vervolg1 Natural Killer (NK) cellen maken deel uit van het aangeboren immuunsysteem. Ze kunnen relatief snel reageren op infecties met bijvoorbeeld virussen. Het is bekend dat sommige virussen eiwitten hebben die NK cellen direct activeren. Een voorbeeld hiervan is hemagglutinin (HA) van influenza. Respiratoir Syncytial Virus (RSV) is een long virus dat kinderen op zeer jonge leeftijd infecteert. Op deze leeftijd is het specifieke immuun systeem nog onervaren en speelt het aangeboren immuunsysteem een belangrijke rol voor het opruimen van virale infecties. Over de rol van NK cellen tijdens RSV infectie is nog niet erg veel bekend. In een muis-model is wel gevonden dat geactiveerde NK cellen belangrijk zijn bij het verminderen van ziektebeelden. Daarom vroegen de onderzoekers zich af of RSV eiwitten heeft die NK cellen direct kunnen activeren. Ze willen ook kijken of dit het geval is voor pneumonia virus of mice (PVM), de muisvariant van RSV. Immunisatie van HuMab muizen (transgeen voor humaan IgG) Ontwikkeling van humane monclonale antistoffen voor therapeutische toepassing DEC nummer: 2008.II.10.086 (=2007.II.03.087) Dit project betreft de ontwikkeling van nieuwe monoklonale antistoffen voor gebruik in de immunotherapie van ernstige ziekten, zoals kanker en reumatoïde artritis. Hiervoor worden transgene muizen geïmmuniseerd die humane antistoffen tot expressie brengen. Van muizen met een duidelijke antilichaamrespons worden B cellen geïsoleerd voor in vitro productie van monoklonale antistoffen. Op basis van uitgebreid preklinisch onderzoek wordt uit het beschikbare panel de monoklonale antistof geselecteerd met de beste karakteristieken voor therapeutische toepassing bij de mens. Aangezien monoklonale antistoffen in het algemeen niet toxisch zijn en
met name humane monoklonale antistoffen geen allergische reactie teweegbrengen is het ontwikkelingstraject van deze geneesmiddelen relatief kort, zodat een succesvolle antistof al binnen tien jaar klinisch toepasbaar kan zijn. Role of macrophages in the regulation of immune pathology in influenza infection De rol van CD200R signalering in T cellen en macrofagen in immuun pathologie tijdens influenza infectie DEC nummer: 2007.II.01.014/vervolg5 Om goed te functioneren moet het immuunsysteem in evenwicht worden gehouden door activerende signalen aan de ene kant en remmende signalen aan de andere kant. Het moet infecties kunnen bestrijden maar het eigen lichaam niet aanvallen. Verschillende moleculen zijn betrokken bij de regulatie van de afweer reactie. Zogenaamde remmende receptoren zorgen voor een vermindering van de afweer reactie. Tijdens een infectie moet dit streng worden gereguleerd, omdat een te sterke activatie van het immuunsysteem schade aan het gezonde weefsel kan veroorzaken en zelfs in dood kan resulteren. De remmende receptor CD200R is geïmpliceerd in de regulatie van de afweerreactie tijdens influenza infectie. Muizen waarin CD200R-signalering niet functioneel is(CD200-/- muizen) reageren zeer sterk op de infectie en worden veel zieker dan muizen waarin de signalering van CD200R nog intact is. Eerdere experimenten geven aanwijzingen dat te sterke T cel functie hiervan de oorzaak is. De onderzoekers willen de relatie tussen T cellen en macrofagen begrijpen die voor deze immuno-pathologie verantwoordelijk is. Tracking of injected mesenchymal stem cells in arthritic mice by Bioluminescence Imaging Het volgen van geïnjecteerde mesenchymale stamcellen in artritis muizen door Bioluminescentie Imaging DEC nummer: 2007.II.03.085/vervolg1 Het met een lichtgevoelige camera volgen van in het hart gespoten mesenchymale stamcellen in muizen met gewrichtsontsteking. Reuma is een autoimmuunziekte waarbij een continue ontsteking zonder behandeling leidt tot schade aan kraakbeen en bot van gewrichten. Voor moeilijk behandelbare patiënten is er als laatste optie een celtherapie namelijk een autologe beenmergtransplanatie, echter met een overlijdensrisico tot 9%. Mesenchymale stamcellen (MSC's) zijn niet-embryonale stamcellen die met name in het beenmerg en vet voorkomen. MSC's zijn ideale kandidaten voor reumabehandeling vanwege hun zowel afweeronderdrukkende als weefselherstellende kwaliteiten en temeer daar zij de neiging hebben om beschadigde gebieden op te zoeken. Het College voor Zorgverzekeringen vermeldt: “Er is veel basaal onderzoek nodig voor de ontwikkeling van nieuwe therapieën, zowel in embryonale als volwassen stamcellen.” De onderzoekers willen middels een uniek muizenmodel dat het best lijkt op reuma ons onderzoek, waarbij de gewrichtsontsteking minder ernstig verloopt na toediening van MSC's, proberen te achterhalen of deze cellen uit zichzelf de neiging hebben om naar de ontstoken gewrichten te verplaatsen. Het begrip over de werking geeft ook inzicht in eventueel te verwachten bijwerkingen. Beademing met de Oxylog 3000plus: effectiviteit gegarandeerd bij spontane ademhaling en bij ernstige longpathologie? DEC nummer: 2008.II.10.085 De Oxylog 3000plus is een nieuw beademingsapparaat, speciaal ontwikkeld voor het adequaat beademen van ernstig zieke patiënten tijdens transport (zowel inter- als intra-hospitaal) en/of op een eerste hulp afdeling. Het apparaat wordt tijdens de ontwikkeling uitvoerig getest op mechanische longmodellen. Deze modellen schieten echter tekort in het nauwkeurig simuleren van de interactie tussen de ventilator en de spontaan ademhalende patiënt alsmede een zieke long. Voordat de Oxylog 3000 plus vrijgegeven kan worden voor gebruik in de humane situatie zal in een proefdiermodel de impact van spontane ademhaling en de veranderde compliantie van een zieke long op de dynamische eigenschappen van de patiënt (work of breathing) en de kwaliteit van gaswisseling (PaO2 en PaCO2) getest moeten worden. Pas hierna wil de fabrikant de Oxylog 3000 plus met bijbehorende slangensystemen vrijgeven voor humaan gebruik. Graft-versus-Tumor (GvT) effecten bij de toepassing en regulatie van immuuntherapie voor de behandeling van hematologische tumoren DEC nummer: 2007.II.03.090/vervolg4 Transplantatie van afweercellen is een veelbelovende methode om kanker te bestrijden. Door afweercellen van een gezonde donor te transplanteren naar een patiënt met een tumor, kan de tumor worden bestreden door deze afweercellen. Een nadelige bijkomstigheid van deze therapie is dat getransplanteerde afweercellen ook gezond weefsel van de behandelde patiënt kunnen zien als 'vreemd', waardoor afstoting van gezond weefsel kan ontstaan. Een gezond afweersysteem bevat van nature 'regulatoire T cellen' die afstotingsreacties kunnen beperken. Echter, ook afweerreacties tegen de tumor kunnen hierdoor beperkt worden. Het doel van onze studie is om te onderzoeken hoe mbv regulatoire T cellen, toegevoegd aan de getransplanteerde cellen, de ongewenste
afstotingsreacties bestreden kunnen worden, zonder dat de reactie tegen de tumoren verloren gaat. Hiervoor wordt een muizenmodel gebruikt waarin afweercellen, regulatoire T cellen en diverse tumoren van menselijke oorsprong kunnen worden onderzocht.
Vergadering woensdag 19 november 2008 Overload proteinuria in 129 SV mice transgenic for SOD Nierziekten: voorkomen is beter dan genezen. DEC nummer: 2007.II.04.119 Als de onderzoekers specifieke ingrepen kunnen ontwikkelen welke de progressie van chronische nierziekten, en uiteindelijk nierfalen, kunnen afremmen, dan kunnen zij de noodzaak voor nierfunctievervangende therapie uitstellen. Nierfunctie vervangende therapie is een zware last, zowel voor het individu als voor de gezondheidszorg. Vergelijking en validering van twee methoden (Buxco en Emka) om de luchtwegreactiviteit in een mild en severe astma model te meten. DEC nummer: 2008.II.10.089 Op basis van longfunctietesten, de ernst van de benauwdheidsaanvallen, de frequentie van deze aanvallen overdag en ’s nachts en de mate van de overgevoeligheid van de luchtwegen kunnen astmapatiënten ingedeeld worden in mild, moderate of severe astmapatiënten. In het preklinisch onderzoek naar het ontstaan en de behandeling van astma wordt met deze indeling niet of nauwelijks rekening gehouden. In dit experiment willen de onderzoekers wel een mild (methode 1) en severe model (methode 2) met elkaar vergelijken om de humane situatie zo goed mogelijk te benaderen. Methode 1: In veel preklinische laboratoria wordt de luchtwegfunctie van proefdieren gemeten met een opstelling waarbij de dieren niet onder narcose gebracht hoeven te worden, niet geopereerd en niet beademd dienen te worden. Bovendien is het niet noodzakelijk om de dieren aan het einde van het experiment te doden. Een nadeel van deze apparatuur is echter, dat de uitlees parameter dimensieloos is en over dit aspect is de laatste tijd in de wetenschappelijke wereld behoorlijk wat discussie ontstaan. Methode 2: Een alternatieve methode is beschikbaar, echter hier worden de dieren wel onder narcose gebracht, vinden er wel chirurgische ingrepen plaats en wordt het dier aan het einde van het experiment gedood. Het voordeel van deze techniek is dat de uitlees parameters van de luchtwegfunctie hetzelfde zijn als bij de mens. En deze techniek kan uitgevoerd worden in dieren die beademd of niet beademd worden. Het doel van dit experiment is om te onderzoeken of methode 1 dezelfde resultaten oplevert als methode 2. De invloed van TLR stimulatie dan wel afwezigheid op inflammatoire cel functie en aantallen in het muis hindlimb model DEC nummer: 2007.II.05.121/vervolg4 Collateralen zijn bloedvaten die uitrijpen/vergroten in diameter, nadat er een vernauwing in de bloedbaan is opgetreden (zoals bij slagaderverkalking). Deze collaterale bloedvaten nemen de functie van het oorspronkelijke bloedvat over, waardoor de bloeddoorstroming van weefsel na de vernauwing behouden blijft. In de praktijk is dit proces echter vaak niet toerijkend genoeg. Wanneer een vernauwing te snel ontstaat, loopt het mechanisme achter en ontstaat er vaak onherstelbare schade in het weefsel. De zoektocht is dus naar aangrijppunten om dit
proces sneller en beter te laten verlopen, zodat invasieve ingrepen als een dotter behandeling of bypass operatie overbodig worden. De Toll Like Receptor, een receptor die een belangrijke rol speelt bij de aangeboren afweer van mens en dier, speelt een rol bij collateraal vorming. Stimulatie van de receptor door stoffen die je toedient (bijv. delen van bacteriën) leidt tot meer collateraal vorming en afwezigheid geeft minder collateraal vorming (resultaat eerder onderzoek). Er zijn stoffen bekend die in het lichaam voorkomen en die deze receptoren ook kunnen stimuleren (dus zonder dat iets van buiten wordt toegediend), oa. EDA. In deze studie willen de onderzoekers bekijken hoe het mechanisme werkt, dat bij stimulatie van de TLR danwel afwezigheid van de TLR, dat invloed heeft op arteriogenese. Onze hypothese is dat de verklaring gevonden kan worden in het aantal inflammatoire cellen en hun functioneren. Toepassing van Toll-like receptor 2 antagonisten in myocard infarct: een pre-klinische studie DEC nummer: 2008.II.11.092 Wanneer een kransslagader verstopt raakt, gaan hartspiercellen langzaam dood. Er ontstaat een hartinfarct. Het vat moet zo snel mogelijk geopend worden, anders kan het dodelijk aflopen voor de patiënt. Helaas treedt er tijdens het openen van het vat tijdelijk extra schade op. Hierdoor gaan levensvatbare hartspiercellen toch in een kort tijdsbestek dood. Daarnaast ondergaat het hart een aanpassingsproces, waardoor het hart groter wordt. Dit leidt op den duur tot een afname van de pompfunctie van het hart, wat uiteindelijk kan leiden tot hartfalen. Deze zogenaamde ischemie/reperfusie schade en maladaptieve remodeling wordt veroorzaakt doordat er een ontstekingsreactie optreedt in het hart. Recentelijk zijn moleculen ontdekt op hartspiercellen die een rol spelen in ontstekingsreacties. Deze moleculen op hartspiercellen zijn Toll-like receptor 2, 4 en 5. Dit onderzoek gaat na of de reperfusie schade verminderd kan worden en de maladaptieve remodeling voorkomen kan worden door Tolllike receptor 2 te blokkeren. De rol van antilichamen op RSV specifieke T-cel responsen DEC nummer: 2007.II.08.183/vervolg2 Infectie met Respiratoir Syncytial Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen en ouderen. Op het moment is er nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar. Om een goed en veilig vaccin te ontwikkelen is het van groot belang om te weten welke cellen en welke receptoren aan het oppervlak van deze cellen, uit het immuunsysteem, betrokken zijn bij het genereren van een effectieve immuunrespons. De onderzoekers hebben in voorgaande experimenten laten zien dat Fc receptoren (antistof bindende moleculen aanwezig op immuuncellen) belangrijk zijn voor het activeren van T-cellen. De vervolgstap is om naar het exacte mechanisme te kijken, dus hoe en via welke route antigeen wordt gepresenteerd aan T-cellen, die vervolgens de geïnfecteerde cellen lyseert en opruimt. Het is bovendien aangetoond in andere virus modellen dat antilichamen ook onder bepaalde omstandigheden de infectie kunnen verhogen. Of dit mechanisme ook voor RSV opgaat, zal worden bestudeerd. Onderzoek naar de route van antigeen presentatie in dendritische cellen DEC nummer: 2008.II.05.040/vervolg2 Infectie met Respiratoir Syncytial Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen en ouderen. Op het moment is er nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar. Om een goed en veilig vaccin te ontwikkelen is het van groot belang om te weten welke cellen en welke receptoren aan het oppervlak van deze cellen, uit het immuunsysteem, betrokken zijn bij het genereren van een effectieve immuunrespons. De onderzoekers hebben in voorgaande experimenten laten zien dat Fc receptoren (antistof bindende moleculen aanwezig op immuuncellen) belangrijk zijn voor het activeren van T-cellen. De vervolgstap is om naar het exacte mechanisme te kijken, dus hoe en via welke route antigeen wordt gepresenteerd aan T-cellen, die vervolgens de geïnfecteerde cellen lyseert en opruimt. Het is bovendien aangetoond in andere virus modellen dat antilichamen ook onder bepaalde omstandigheden de infectie kunnen verhogen. Of dit mechanisme ook voor RSV opgaat, zal worden bestudeerd. Role of NK cells in the defence against avian influenza infection Zijn natural killer cellen betrokken bij de afweer tegen influenza? DEC nummer: 2008.II.11.090 Wanneer een ziekteverwekker het lichaam binnenkomt, reageert het afweer systeem direct door killer cellen te activeren die deze ziekteverwekker kunnen doden. In de muis en in de mens zijn deze cellen uitgebreid beschreven, maar in de kip is er nog weinig bekend over deze cellen. In 14 dagen oude embryo's hebben de onderzoekers markers gevonden die het mogelijk maken om zowel de aanwezigheid als de functie van deze cellen in de kip te bestuderen. Met behulp van deze technieken willen de onderzoekers in deze studie onderzoeken of killer cellen aanwezig zijn na een infectie met het vogelgriep virus, en of deze cellen inderdaad kunnen doden (de belangrijkste eigenschap van killer cellen). Dit leert de onderzoekers of deze killer cellen
belangrijk zijn in de afweer tegen influenza. Deze kennis is belangrijk omdat dit kan bijdragen tot ontwikkeling van vaccines tegen bijvoorbeeld vogelgriep. Karakterisatie RSV specifieke CD4+ T cel epitopen DEC nummer: 2008.II.11.093 Infectie met Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) veroorzaakt een luchtweginfectie en vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen, ouderen en personen met een immuundeficiëntie. Een veilig en effectief vaccin is op het moment nog niet beschikbaar. Tijdens een RSV infectie worden immuuncellen geactiveerd waardoor de geïnfecteerde cellen samen met RSV uit het lichaam kunnen worden verwijderd. In dit onderzoek zijn de onderzoekers geïnteresseerd in de T-cel uit het immuunsysteem. Nadat het virus een cel infecteert, komen er stukjes van het virus aan het oppervlakte van de geïnfecteerde cel. De T-cel herkent dit stukje van het virus en zorgt ervoor dat de cel die dit stukje aan het oppervlakte heeft, wordt vernietigd. Dit experiment heeft als doel om te onderzoeken op welk stukje van het virus de T-cel reageert. De reden waarom de onderzoekers dit onderzoek in muizen willen doen is omdat ze muizen met het virus kunnen infecteren en daarna de T-cel respons in de long kunnen bestuderen. Dit is niet mogelijk met cel lijnen, omdat ze hiermee niet de situatie in de long kunnen nabootsen. Lange termijn onderzoek naar de re-endothelisatie en doorgankelijkheid van de SELANA (Sutureless Excimer Laser-Assisted non-Occlusive Anastomosis) bypass – vervolg1 DEC nummer: 2007.II.10.215/vervolg1 De ELANA (Excimer Laser Assisted Nonocclusive Anastomosis) is een bewezen veilige techniek om omleidingen (bypasses) te maken in het menselijke hoofd. De belangrijkste eigenschap van de ELANA techniek is dat de vaten waarop de bypasses gemaakt worden, niet afgesloten hoeven te worden, wat wel het geval is bij een 'normale' bypass zoals op het hart gebruikt wordt. Het afsluiten van vaten naar de hersenen kan namelijk leiden tot ischemie (zuurstofgebrek) in de hersenen. De techniek is echter tijdrovend en technisch relatief ingewikkeld. Deze studie is er op gericht een aanpassing van de ELANA te testen welke geen gebruik meer maakt van hechtingen, maar van een 'klik'systeem voor een bypass die in enkele seconden aangebracht kan worden door een sleutelgat grote opening. Zo kunnen veel meer mensen zonder behandelmogelijkheden toch geopereerd worden met een bypass, omdat deze veiliger is en makkelijker aan te brengen dan de oudere, gebruikelijke bypass technieken. Visualisation of vulnerable plaques in mice Het visualiseren van vetafzettingen in vaten bij muizen DEC nummer: 2008.II.11.095 Acute hartaanvallen en beroertes worden vaak veroorzaakt door scheuring van vetafzettingen in vaten. Macrofagen (allesetende cellen) met veel ontstekingsactiviteit en uitgebreide afgifte van stoffen, welke de vetafzettingen laten scheuren, karakteriseren de hoog-risico vetafzettingen. Niet de mate van afsluiting van een bloedvat door een vetafzetting, maar met name het verschijnen van de genoemde stoffen in de vetafzetting, bepalen het risico op een hartaanval of beroerte. Met MRI kunnen deze stoffen in beeld gebracht worden met behulp van contrastmiddelen welke specifiek hechten aan deze stoffen. MRI zou op deze manier kunnen dienen als screeningsmiddel voor het bepalen van het risico van bijvoorbeeld patiënten met pijn op de borst. Een scala aan stoffen in de vetafzetting, waarvan vaststaat, dan wel verondersteld wordt dat ze samenhangen met een hoog risico op scheuring van de vetafzetting, zal met MRI en specifiek hechtende contrastmiddelen in een muizenmodel, dat onder invloed van een westers dieet versneld vetafzettingen laat zien, in de grote lichaamsslagader zichtbaar gemaakt worden. Prevention of drug-induced TdP in the AV-block dog Onderzoek naar hartritmestoornissen en de rol van de verhoging van de hartfrequentie hierbij DEC nummer: 2008.II.11.100 (05.10.090) Hartritmestoornissen worden nu vaak behandeld met een elektrische schok uit een implanteerbare defibrillator. Dit is een pijnlijke ingreep als de patiënt nog bij bewustzijn is. Het verhogen van de hartfrequentie kan in een aantal gevallen een ritmestoornis voorkomen, maar een continue verhoogde hartfrequentie kan tot hartfalen leiden. In patiëntenpopulaties en in door hier gebruikte diermodellen is aangetoond dat kleine variaties in de tijd die het hart nodig heeft om zich te herstellen van een hartslag (repolarisatieduur) een voorbode kunnen zijn van een hartritmestoornis. Deze informatie kan gebruikt worden om te bepalen wanneer een verhoging van de hartfrequentie nuttig is. In deze studie wordt onderzocht : - of een verhoging van hartfrequentie hartritmestoornissen kan voorkomen in dit hondenmodel met chronisch AV blok.
- of een preventieve werking van een verhoogde hartfrequentie weerspiegeld wordt in de variatie van repolarisatieduur - of deze variatie van repolarisatieduur gemeten kan worden met een chronische electrogramelektrode, zoals ook gebruikt in implanteerbare defibrillatoren. Het fokken van een ApoE/eNOS double knockout DEC nummer: 2007.II.11.224 In het project "In vivo evaluation of targeted MRI contrast agents for vulnerable atherosclerotic plaque imaging " wordt aan genetisch gemodificeerde muizen een vet- en cholesterolrijk dieet gevoerd. De muizen missen het apoE- en het eNOS-gen waardoor respectievelijk het cholesterolmetabolisme gestoord is en ze een hoge bloeddruk en endotheeldysfunctie hebben. Onder invloed van het atherogene dieet ontwikkelen ze in betrekkelijk korte tijd atherosclerotische plaques, zelfs in de abdominale aorta, waar MRI-technisch eenvoudiger te meten is dan de aortaboog vanwege bewegingsartefacten. Rescue of cardiac hypertrophy by knockout of microRNA-199b Onderzoek naar de rol van microRNAs op de regulatie van de ontwikkeling van hartfalen DEC nummer: 2008.II.11.096 Hartfalen is een belangrijke oorzaak van sterfte onder de bevolking in westerse landen waaronder Nederland. Het is bekend dat de oorzaak van hartfalen het gevolg is van de vergroting van de hartspier na bijv. een hartaanval. Het hart verandert van samenstelling en van vorm en kan op een bepaald moment niet meer voldoen aan de vraag voor voldoende bloedcirculatie in het lichaam. Hoewel deze veranderingen van het hart aanvankelijk gunstig zijn, kan de chronische aanpassing er toe leiden dat de hartspierwand verdunt en dat de hartspier zeer verslapt, waardoor hartfalen en pompfalen ontstaan. Pompfalen is klinisch moeilijk te behandelen en leidt vaak tot sterfte binnen enkele jaren. De prognose van deze aandoening is ongunstiger dan de meeste vormen van kanker. Onderzoek in de laatste jaren heeft aangetoond dat het ziektebeeld dat leidt tot hartfalen gepaard gaat met een aantal veranderingen in de activiteit van het overerfbare deel van de hartspiercel, het DNA in de chromosomen. Meer recentelijk is duidelijk geworden dat er specifieke, zeer kleine kopieën van het DNA (het zogenaamde RNA) bestaan die de hoeveelheid eiwit additioneel kunnen veranderen. Deze nieuwe klasse van kleine RNA moleculen, (microRNAs), hebben een belangrijke functie bij het in stand houden van de cellulaire homeostase. Ook in het ontwikkelende hart spelen microRNAs een belangrijke rol, wat suggereert dat microRNAs ook de ontwikkeling van hartfalen in het adulte hart reguleren. Dit voorstel heeft daarom als doel meer fundamentele kennis op te bouwen over deze nieuwe klasse van RNA moleculen en hun mogelijk modulerende rol in de hartfalen ontwikkeling. Analyse van de rol van verschillende antigeen presenterende cellen gedurende RSV infecties DEC nummer: 2007.II.01.011/vervolg3 Infectie met Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen, ouderen en personen met een immuundeficiëntie. De manier waarop RSV gepresenteerd wordt aan het immuunsyteem is nog geheel onduidelijk. Een beter inzicht in de regulering en inductie van RSV specifieke responsen kan helpen bij de ontwikkeling van een veilig en effectief vaccin. Er is sinds meer dan 50 jaar na de ontdekking van RSV nog geen veilig en effectief vaccin beschikbaar, maar dit is wel een wens van Rijks vaccinatie programma, gezien de ernstige complicaties die kunnen optreden in zuigelingen en ouderen. Bovendien kan deze studie bijdragen aan het algehele beeld hoe T-cel responsen worden geïnduceerd na een respiratoire infectie. ACDC-3a – veiligheid DEC nummer: 2007.II.03.088/vervolg2 Het doel van de vervolgstudie ACDC-3a-veiligheid is het bepalen van de veiligheid op langere termijn (90 dagen overleving) van het toepassen van DC-shocks met een lasso-catheter in de inmondingen van de longvenen (ostia) en in de longvenen zelf. Na afgifte van de circulaire DC-shock willen de onderzoekers bekijken of er een circulaire elektrische isolatie is. Uit de voorloperstudies ACDC-pilot en ACDC-2 weten de onderzoekers dat applicatie van circulaire DC-shocks effectief en veilig is op een termijn van 2 weken. Ze weten echter niet of het appliceren van DC-shocks in de longaders zelf - een onwenselijke, maar wel reële situatie in de klinische praktijk - veilig is. En ze weten evenmin of reguliere DC-shocks rond de longvenen op langere termijn (90 dagen overleving) veilig is. Hypothese: DC-shock in en rond de longvenen leidt niet tot stenosering van de longaders op termijn, ongeacht de locatie en veelvoud van shock-afgifte. ACDC-3b – effectiviteit DEC nummer: 2007.II.03.088/vervolg3
Het doel van de vervolgstudie ACDC-3b-effectiviteit is het bepalen van de effectiviteit op langere termijn (90 dagen overleving) van het toepassen van DC-shocks met een lasso-catheter in de inmondingen van de longvenen (ostia). Na afgifte van de circulaire DC-shock willen de onderzoekers bekijken of er een circulaire elektrische isolatie is. Uit de voorloperstudies ACDC-pilot en ACDC-2 weten ze dat circulaire DC-shocks effectief en veilig zijn op een termijn van 2 weken. Ze weten echter niet of het appliceren van DC-shocks rond de inmondingen van de longvenen op langere termijn effectief is; met andere woorden of het initiële resultaat behouden blijft op een termijn van 3 maanden. Hypothese: de initiële longvene-isolatie verkregen met circulaire DC-shocks rond de inmondingen van de longvenen (ostia) blijft op termijn behouden. Het koemelk muis allergie model (CMA) DEC nummer: 2007.II.01.017 Voedsel-allergie is een serieus gezondheidsprobleem dat net als andere allergische aandoeningen enorm is toegenomen de afgelopen jaren. Geschikte muismodellen zullen van belang zijn voor het begrijpen en ophelderen van het bestaan, ontstaan, voorkomen en behandelen van voedselallergie. Het afgelopen jaar hebben de onderzoekers hiervoor een koemelkallergie model in de muis opgezet voor verscheidene koemelk fracties (o.a. casein en whey). Naast immunologische parameters meten ze ook darmveranderingen (motiliteit/permeabiliteit). Het meten van dit soort darmveranderingen is niet mogelijk in de mens. Er is veel belangstelling voor therapieën om voedselallergie te voorkomen of te behandelen. Er zijn sterke aanwijzingen dat prebiotica (moedermelkcomponenten, o.a. oligosacchariden) en probiotica (niet pathogene microbiële cellen of cel-componenten die een gunstige invloed hebben op de host) een beschermende rol kunnen hebben. Mogelijk dat dit onderzoek kan leiden tot symptoom verlichtende therapieën. Comparison of in vitro effector functions of IgG and IgA therapeutic antibodies Werkingsmechanismes van anti-tumor antistoffen DEC nummer: 2008.II.11.098 Achtergrond: Antistoftherapie is een nieuwe behandelingsmethode voor kankerpatiënten. Het is van belang meer te weten te komen over het werkingsmechanisme van antistoffen. Antistoffen herkennen hun target met een variabel deel en zetten het immuun systeem aan met behulp van hun constante deel. Op basis van hun constante deel, kunnen antistoffen gegroepeerd worden in verschillende isotypes zoals IgM, IgD, IgG, IgA en IgE. Deze isotypes zetten verschillende immuun functies aan. Alle therapeutische antistoffen zijn op dit moment van het IgG isotype. Onderzoek van de laatste jaren heeft aangetoond dat IgA anti-kanker antistoffen nog beter tumorcellen kunnen doden dan IgG. Dit is alleen in een reageerbuis aangetoond. Nu willen de onderzoekers dit graag in vivo (in de muis) onderzoeken. Daartoe hebben zij antistoffen gegenereerd die dezelfde tumortarget herkennen (variabele regio is hetzelfde), terwijl ze door hun verschillende constante deel verschillende immuun effector functies aanzetten. Doel van dit project: IgG en IgA antistoffen direct met elkaar vergelijken in tumor killing in vivo. Opzet van onderzoek: De onderzoekers gaan IgA en IgG antistoffen direct met elkaar vergelijken in een solide tumormodel in de muis. Functional analysis of mouse models with inhereted cardiomyopathy by MRI Functionele analyse d.m.v. MRI van een muismodel met aangeboren hartziekten DEC nummer: 2008.II.11.097 Tot nu toe weten de onderzoekers redelijk goed welke mutaties leiden tot aangeboren hartziekten in de mens, maar er zijn nog geen specifieke medicijnen ontwikkeld voor deze aangeboren hartziekten. Er bestaan muis modellen waarin de genen verwijderd zijn die in de mens leiden tot aangeboren hartziekten. In deze muismodellen hebben de onderzoekers eerste aanwijzingen dat een bepaald intracellulair signaal overdracht pad belangrijk is voor de ontwikkeling van de hartziekte bij deze muismodellen. In deze aanvraag willen ze door gebruik te maken van muizen die twee essentiële genen missen, kijken of ook de functie van het hart beter is van twee verschillende muismodellen van aangeboren hartziekten. Dit kunnen ze aantonen door middel van MRI analyse van verschillende muismodellen. Cardiothoracale Onderwijsprojecten DEC nummer: 2007.II.03.095/vervolg3 Training en instructie van nieuwe technieken aan de hartlong chirurgen, anesthesisten en OK personeel wordt noodzakelijk geacht voor het slagen van minder invasieve complexe behandeling van hartziekten. Het UMC Utrecht draagt daarmee bij aan de verbetering van de zorg. De veiligheid van de nieuwe behandeling is cruciaal. Het wetenschappelijk belang is de overdracht van kennis en vaardigheden op het gebied van de nieuwste ontwikkelingen van de minder invasieve hartchirurgie/cardiologie aan de behandelaars voordat de techniek bij de patiënt kan en mag worden toegepast.
Het maatschappelijk belang is het handhaven van de kwaliteit van de hartchirurgische/cardiologische zorg door de laatste innovaties te kunnen introduceren op een veilige en verantwoorde wijze zodat de patiënten geen onbekend additioneel risico lopen. Rol van TLR2 op circulerende cellen in migratie na reperfusieschade van het hart DEC nummer: 2008.II.11.094 Wanneer een kransslagader verstopt raakt, gaan hartspiercellen langzaam dood. Er ontstaat een hartinfarct. Het vat moet zo snel mogelijk geopend worden, anders kan het dodelijk aflopen voor de patiënt. Helaas treedt er tijdens het openen van het vat tijdelijk extra schade op. Hierdoor gaan levensvatbare hartspiercellen toch in een kort tijdsbestek dood. Dit leidt op den duur tot een afname van de pompfunctie van het hart, wat uiteindelijk kan leiden tot hartfalen. Deze zogenaamde ischemie/reperfusie schade wordt veroorzaakt doordat er een ontstekingsreactie optreedt in het hart. De onderzoekers hebben onlangs ontdekt dat deze ontsteking afhankelijk is van moleculen op witte bloedcellen die een rol spelen in ontstekingsreacties; zogenaamd Toll-like receptor 2 moleculen. Dit onderzoek gaat na welke rol Toll-like receptor 2 heeft in het gedrag van witte bloedcellen na reperfusie schade van het hart. Het lange termijn / imprint effect van LC-PUFAs op het immuunsysteem DEC nummer: 2007.II.05.123/vervolg3 De effecten van LC-PUFA-content van het maternale dieet op de ontwikkeling van het immuunsysteem van het kind Het immuunsysteem ontwikkelt zich met name voor de geboorte en in de periode vlak daarna. Lang-keten meervoudig onverzadigde vetzuren (long-chain poly unsaturated fatty acids, LC-PUFAs) kunnen het immuunsysteem beïnvloeden. LC-PUFAs kunnen tijdens de zwangerschap en daarna (via de moedermelk) het kind bereiken. Er zijn directe effecten van LC-PUFAs op het immuunsysteem bekend, maar er zijn ook aanwijzingen dat maternale diëten een "imprinting effect" kunnen hebben op het immuunsysteem van het kind. Met andere woorden, wat de moeder tijdens de zwangerschap en / of tijdens het geven van borstvoeding eet, kan (in mensen) jaren later een effect hebben op de mogelijke ontwikkeling van allergische (ontstekings-) ziekten in haar kind. Om te zien welke LC-PUFAs hierin van belang zijn, welke periode van ontwikkeling (zwangerschap/lactatie) het belangrijkst is, en welk mechanisme hiervoor verantwoordelijk is, willen de onderzoekers in dit onderzoek de effecten van verschillende maternale LC-PUFA diëten op de immuunrespons van de nakomelingen gaan bepalen. Phagocytic potential of chicken lung cells Onderzoek naar de immunologische processen in de ademhalingswegen van de kip DEC nummer: 2008.II.11.099 Pluimvee is erg gevoelig voor infecties aan het respiratoir systeem en deze zorgen voor grote economische verliezen in de pluimvee-industrie. Desondanks is er nog erg weinig bekend over immunologische processen in de respiratoire tract van de kip. Voor de ontwikkeling van nieuwe vaccins is het belangrijk om meer kennis te verkrijgen van de immunologie van de gezonde en de geïnfecteerde respiratoire tract. Wanneer een pathogeen de long binnen dringt, wordt deze daar opgenomen door fagocyterende cellen, en deze cellen kunnen vervolgens een immuunrespons induceren. Het is in de kip nog niet bekend welke cellen zijn betrokken bij de opname van pathogenen en ook niet waar de immuunrespons vervolgens wordt geïnduceerd. In deze studie wordt gekeken welke cellen verantwoordelijk zijn voor opname, of er vervolgens migratie optreedt en welke celtypen hierbij betrokken zijn. Vervolgstudie validatie "Non-invasive stroke volume monitoring using thoracic voltage measuring electrodes" Het vaststellen van de statistische nauwkeurigheid van een nieuwe niet-invasieve registratie van het slagvolume van het hart DEC nummer: 2007.II.10.207/vervolg1 Patiënten met een ernstige lichaamsdoorbloedingsstoornis dienen liefst doorlopend en niet invasief voor hun hartfunctie bewaakt te worden om snel en effectief te kunnen behandelen. Het doel van deze vervolgstudie is het vaststellen van de statistische nauwkeurigheid van een nieuwe niet-invasieve registratie van het slagvolume van het hart welke d.m.v een potentiaalmeting met triplet elektroden (soort drie hoeks spanningsverschil) van een borstwand berekend wordt . In een waterbakproef met een kadaverborstwand werden de essentiële algoritmes ontworpen. Uit een eerdere verkennende studie in het levende varken werd duidelijk dat de meetmethode in aanleg gevoelig genoeg is om veranderingen te registreren van de boezemgrootte en de hartkamergrootte (de inhoud) mits de borstwand niet te dik en te "vet" is. Het doel van deze vervolgproef in het levende varken is het vaststellen van de meetgevoeligheid van de methode waarbij een bekende variatie in het slagvolume
(hartfunctie) wordt opgelegd en potentiële verstoringen door ademhaling, positie van het hart en circulerend volume worden vastgesteld. De rol van een humaan RSV specifiek antilichaam in protectie tegen lagere luchtweg infecties – vervolg2 DEC nummer: 2007.II.07.161/vervolg2 Infectie met Respiratoir Syncytieel Virus (RSV) vormt een probleem voor met name pre-mature zuigelingen, ouderen en personen met een immuundeficiëntie. Vanwege het in ontwikkeling zijnde immuunsysteem induceert vaccinatie bij pre-mature zuigelingen maar een matige bescherming. Een ander alternatief om deze risicogroep te beschermen is profylactische toediening van RSV specifieke antilichamen. Momenteel is er maar één antilichaam in gebruik in de kliniek (Palivizumab), dit is een gehumaniseerd antilichaam gericht tegen het Feiwit. Palivizumab is erg duur en beschermt maar een kleine groep van de pre-mature zuigelingen tegen een ernstige luchtweg infectie. De onderzoekers hebben nu een in-vitro techniek ontwikkeld waarmee ze RSV specifieke natuurlijke humane antilichamen isoleren en produceren. Deze antilichamen hebben een vele hogere affiniteit voor RSV en werken zeer goed virus neutraliserend in vitro. Zij willen nu onderzoeken of deze antilichamen een betere bescherming kunnen bieden tegen RSV. Training muis myocard infarct model DEC nummer: 2008.II.11.101 (= 04.10.074) Gezien de hoge incidentie van hartfalen in de westerse wereld, vaak ten gevolge van een hartinfart, en de beperkte behandelingsmogelijkheden is het belangrijk dat onderzoek plaatsvindt naar nieuwe therapieën. Het gebruik van het muis myocard infarct model heeft een grote rol in verschillende projecten die trachten te begrijpen wat er gebeurd na een myocard infarct. Als men het proces beter begrijpt, kan daaruit voor de patiënt een betere genezing worden gedistilleerd. Assessment of myocardial viability with magnetic resonance imaging techniques Kijken naar de levensvatbaarheid van het hart met MRI DEC nummer: 2007.II.08.169 Als een deel van het hart niet goed meer samentrekt is het belangrijk te weten of een bypass operatie of een dotterbehandeling dit kan verhelpen. Met beeldvormende technieken kan worden nagegaan of het weefsel nog levensvatbaar is. MRI wordt hiervoor steeds vaker gebruikt. Wel wordt hiermee de infarctgrootte vaak overschat, omdat rond pas ontstane infarcten vaak vocht (oedeem) aanwezig is en dit oedeem evenals het infarct als een heldere vlek zichtbaar is. De onderzoekers willen bekijken of dit klopt door in geïsoleerde rattenharten verschillende stadia van oedeem te induceren. Vervolgens willen ze dit met MRI bestuderen en vergelijken met Natrium MRI, dat het natrium in het hart in beeld kan brengen. Zij verwachten hiermee wel onderscheid te kunnen maken tussen infarct en oedeem. Ten slotte, willen ze Natrium MRI gebruiken bij ratten met een hartinfarct, om ook in vivo onderscheid tussen infarct en oedeem te kunnen maken, met als uiteindelijk doel verbetering van de diagnostiek bij patiënten. Cell transplantation in the mouse heart Celtransplantatie in het muizenhart DEC nummer: 2007.II.01.015/vervolg1 Een myocardinfarct (MI) ontstaat doordat een gedeelte van het hart niet genoeg bloed krijgt (meestal door vaatvernauwing ten gevolge van atherosclerose). Dit deel van het hart sterft daardoor af en er wordt een litteken gevormd. Hartspiercellen zijn gespecialiseerde cellen die hun vermogen om zich te vermenigvuldigen voor een groot deel verloren hebben. Herstel van het infarct is hierdoor niet mogelijk en het litteken is dus van permanent karakter waardoor de pompkracht van het hart vermindert. Stamcellen zijn een mogelijkheid om een stap verder te gaan in de therapie na MI. Stamcellen zijn cellen die zeer goed kunnen delen en kunnen differentiëren in verschillende soorten gespecialiseerde cellen, zoals de cardiomyocyt. Injectie van stamcellen in het infarct zou kunnen resulteren in de vorming van cardiomyocyten die het litteken vervangen en zo de hartfunctie verbeteren. Het doel is om de potentie van cardiomyocyt progenitor cellen, geïsoleerd uit humaan hartweefsel, te bestuderen na MI.
Vergadering woensdag 10 december 2008 HSP induced regulatory T cells De T-lymfocyt als regulator van de immuunresponse DEC nummer: 2007.II.03.072/vervolg2 Chronische ontstekingsziekten als reumatoïde artritis, diabetes en atherosclerose zijn een ernstig probleem zowel op persoonlijk als maatschappelijk vlak. Uit eerder onderzoek is gebleken dat Heat shock eiwitten (Hsp) betrokken zijn bij de regulatie van chronische ontstekingszieken. In diermodellen is het beschermde effect van zowel Hsp's als peptiden, dus Hsp fragmenten, aangetoond. Daarnaast worden Hsp's momenteel in de kliniek gebruikt in fase I clinical trials. De werkingsmechanismen en de inductiefase van de hsp reactieve T-cellen zijn verre van volledig begrepen. Onderzoek naar het mechanisme van Hsp (peptide) specifieke regulatie is daarom van groot belang om bestaande/nieuwe behandelmethoden te optimaliseren of te initiëren. 1. Mitotic regulation of organelle inheritance 2. Role of rab27a and effector proteins in haematopoietic cells Ontrafelen van belangrijke generieke cellulaire processen waarvan verstoring leidt tot ernstige ziektes in de mens DEC nummer: 2008.II.11.102 (= 2007.II.02.043) Achtergrond: Kinderreuma is een chronische ontsteking van gewrichten die wordt gekarakteriserd door zwelling, warmte en pijn. Een van die vormen is systemische idiopathische arthritis (sJIA) die wordt gekenschetst door hoge koorts welke plotseling ook weer verdwijnt. Er wordt gedacht dat sJIA een autoimmuunziekte is waarbij witte bloedcellen stoffen afgeven die gezonde organen aanvallen en ontstekingen en pijn veroorzaken. Deze symptomen zijn karakteristiek voor de aandoening familiare hemofagocyterende lymfohistiocytose (FHL). Doel: We proberen het moleculaire mechanisme van FHL te ontrafelen door de eiwitten die erbij betrokken zijn op te sporen en te karakteriseren. Opzet onderzoek: Karakterisering van nieuw gevonden eiwitten zal in eerste instantie plaatsvinden met microscopische methoden. Hiervoor hebben we antistoffen nodig, die we maken in konijnen. De ontwikkeling van COPD in de A/J muizenstam DEC nummer: 2008.II.11.103 In het onderzoek naar de chronische obstructieve longziekte COPD (verzamelnaam voor de longaandoeningen chronische bronchitis en longemfyseem) is het noodzakelijk dat proefdieren longemfyseem ontwikkelen en een verhoging in het aantal neutrofielen laten zien na blootstelling aan sigarettenrook, zodat de onderzoekers de werkelijkheid zo goed mogelijk nabootsen. Roken is de grootste risicofactor in de ontwikkeling van COPD. De neutrofiel is een belangrijk celtype dat bijdraagt aan de ontwikkeling van COPD en het aantal neutrofielen is ook
verhoogd in de longen van COPD-patiënten. Nu willen de onderzoekers met de A/J muizenstam aantonen dat er in de longen een neutrofielinflux ontstaat na 1 week en na 1 maand blootstelling aan sigarettenrook, zodat ze daarop in kunnen spelen qua therapie. Pharmacokinetiek van humaan interferon beta in muizen Hoe wordt een menselijk eiwit in twee verschillende muizenstammen geklaard? DEC nummer: 2008.II.11.104 Humaan interferon beta is een menselijk eiwit dat in verschillende medicijnen wordt gebruikt in de behandeling van de zenuwaandoening multiple sclerose. Chronisch gebruik van deze medicijnen veroorzaken in meerdere of mindere mate een immuunrespons gericht tegen het eiwit. De antistoffen die patiënten aanmaken, zorgen ervoor dat het medicijn niet of nauwelijks meer werkt en de ziekte verergert. Het doel van het project is het bestuderen welke oorzaken de ongewenste antistofvorming heeft. Hiervoor gebruiken de onderzoekers transgene muizen die, net als mensen, tolerant zijn voor het menselijk interferon beta eiwit. Een van de oorzaken van het verschil in antistofvorming zou een verschil in klaring tussen interferon beta medicijnen kunnen zijn. In deze studie willen ze bepalen of dit verschil in klaring ook in dit muismodel voorkomt. Hiervoor behandelen ze de twee muizen stammen die ze eenmalig gebruiken met twee soorten interferon beta medicijnen. Daarbij bepalen ze op verschillende tijdspunten het aanwezige menselijke interferon beta eiwit in het bloed. De resultaten vergelijken ze met de snelheid waarmee hetzelfde eiwit uit het menselijk lichaam verdwijnt. Verkregen data geven een additionele waarde van het gebruikte muismodel en zullen verder inzicht geven in welke oorzaken de ongewenste immuunrespons heeft. De kennis die wordt opgedaan kan later worden gebruikt om antistofvorming bij andere eiwitmedicijnen te voorkomen. Protective and augmenting factors for the development of atopic dermatitis in Labrador retrievers Beschermende en veroorzakende factoren bij de ontwikkeling van atopische dermatitis in Labrador retrievers. DEC nummer: 2008.II.11.106 Atopische dermatitis (AD) is een genetisch beïnvloede huidallergie voor huisstofmijten en komt zowel bij de mens als bij honden voor. De aandoening heeft ernstige consequenties voor het welzijn en komt bij 10-15% van de honden voor. Gangbare behandelingen zijn zowel voor de hond als de mens in veel gevallen levenslang. De allergie wordt manifest door een verstoring van het immuun(afweer)systeem. Bepaalde groepen cellen (T lymfocyten) worden geactiveerd door allergenen zoals bijvoorbeeld huisstofmijt en pollen van gras en bomen. Tot nu toe behoren alle bekende allergenen tot de groep eiwitten/enzymen. Dit onderzoek is opgezet om te bepalen of er ook lipide allergenen aanwezig zijn in extracten van huisstofmijt en of deze lipide allergenen instaat zijn om immuuncellen te activeren. Voor dit onderzoek gebruiken de onderzoekers immuuncellen die uit het bloed gehaald worden van honden met atopische dermatitis en gezonde honden. Pilotstudy: Depletion of marginal zone B cells to investigate their role in breakage of tolerance against the therapeutic protein interferon beta Immunogeniciteit van therapeutische eiwitten: Interferon beta DEC nummer: 2008.II.11.105 Achtergrond: Therapeutische eiwitten worden gebruikt als therapie bij verschillende ernstige aandoeningen zoals multiple sclerose, diabetes en kanker. Bij de productie van deze therapeutische eiwitten is het doel ze zo identiek mogelijk te maken aan dezelfde eiwitten die in het menselijk lichaam voorkomen. Dit zorgt ervoor dat het immuunsysteem de therapeutische eiwitten niet herkent als lichaamsvreemd en dus geen immuunreactie ontstaat. Helaas kunnen de therapeutische eiwitten wel een immunreactie opwekken en dus resulteren in de productie van antistoffen. Deze antistoffen kunnen de effectiviteit van de therapie verlagen en resulteren in zeer ernstige bijeffecten. Het onderliggend mechanisme aan de immunogeniciteit is onbekend. Het ontbreken van deze kennis hindert het onderzoek hoe we deze medicijnen minder immunogeen, en dus veiliger kunnen maken. Men denkt dat de vorming van eiwitaggregaten door stoffen in de formulering of door verkeerd handelen van de medicijnen bij kunnen dragen aan het ontstaan van de immuunrespons. Deze aggregaten lijken op type 2 T-cel onafhankelijke antigenen, zoals aanwezig bij bacteriën en zouden dus via deze T-cel onafhankelijke route een immuunrespons kunnen opwekken. Doel/Hypothese Vorige experimenten met (geaggregeerd) humaan interferon beta als therapeutisch eiwit hebben laten zien dat de productie van antistoffen inderdaad T-cel onafhankelijk verloopt. Antistoffen kunnen alleen door B-cellen geproduceerd worden, maar er zijn veel verschillende type B-cellen in het lichaam aanwezig die hiervoor verantwoordelijk kunnen zijn. Hier willen we bestuderen welke subset van B-cellen de antistofproductie medieert. Uit de literatuur blijkt dat marginale zone B-cellen het meest waarschijnlijk de antistoffen produceren. De experimenten in deze aanvraag hebben als doel het inactief maken van marginale zone B-cellen en zo bepalen of
(i) deze B-cel subset belangrijk is in de immunogeniciteit van interferon beta, en dus ook (ii) bepalen of verminderde werking van deze B-cellen de immunrespons zou kunnen voorkomen. Opzet van onderzoek: In een pilot experiment zullen transgene muizen die het humane gen voor interferon beta in hun genoom hebben en wildtype muizen behandeld worden met DAPT. DAPT vermindert de marginale zone B-cellen tijdelijk. Na 7 dagen worden de muizen opgeofferd en zal met FACS op post mortem materiaal worden bepaald hoe effectief DAPT de marginale zone B-cellen heeft verminderd. Na bevestiging van marginale B-cel vermindering zal verder worden gegaan met een groter onderzoek waarin transgene en wildtype muizen van dezelfde stam herhaaldelijk humaan interferon beta toegediend krijgen. Door een gedeelte van deze muizen met DAPT te behandelen kan de invloed van marginale zone B-cellen op de antistofproductie bepaald worden. Antistofproductie word gemeten met ELISA en ELispot. Transient depletion of CD4+ T immune cells to investigate the immunological mechanisms underlying the immunogenicity of therapeutic proteins Onderzoek naar de onderliggende immunologische mechanismen van de immunogeniciteit van therapeutische eiwitten DEC nummer: 2008.II.03.024/vervolg2 Jaarlijks verschijnen nieuwe medicijnen op de markt. Mede door vooruitgang op het gebied van genetische modificatie zijn veel van deze medicijnen recombinante menselijke eiwitten. Echter, net als de meeste biofarmaceutische middelen kunnen ze een antilichaamreactie opwekken. Deze antilichamen kunnen het geneesmiddel (gedeeltelijk) neutraliseren en zelfs gevaarlijke bijwerkingen veroorzaken. Er is weinig bekend over de immunologische mechanismen die een rol spelen bij deze immuunrespons. Recombinante menselijke eiwitten zijn lichaamseigen eiwitten en zouden door het lichaam getolereerd moeten worden. Momenteel wordt aangenomen dat bij de bereiding van de medicijnen aggregatie van de eiwitten optreedt die normaal niet in het menselijk lichaam aanwezig is. Als gevolg hiervan reageert het immuunsysteem via een ‘short-cut’-mechanisme door antilichamen tegen het medicijn te produceren. De antigenen die via deze short-cut werken worden T-cell independant antigenen genoemd (TI-antigenen). Een bekende hypothese is dat recombinante menselijke eiwitten onder specifieke omstandigheden deze TIantigenen imiteren en zo een immuunreactie uitlokken. Echter, deze hypothese is tot op heden noch bevestigd danwel verder onderzocht. Het doel van dit project is om de onderliggende immunologische mechanismen van de hierboven beschreven klasse van medicijnen te onderzoeken en te manipuleren en het gebruik ervan veiliger en efficiënter te maken. C1)Interventie muizen vaccinatie model DEC nummer: DEC 2007.II.08.186 Bij bijvoorbeeld zuigelingen is er sprake van een immuunsysteem dat nog niet volledig ontwikkeld is. Als aangetoond kan worden dat en hoe pre- en probiotica de vaccinatie responsen kunnen verbeteren, zou dit gemakkelijk toegepast kunnen worden in de vorm van verbeterde klinische voeding en babyvoeding. Keuzevak Immunofarmacologie DEC nummer: 2008.II.01.004/vervolg1 In de geneesmiddelontwikkeling is een goed begrip van het ontstaan van ziekten zeer belangrijk. In dit onderwijsonderdeel komen Masterfase studenten met een medisch biologische achtergrond (Farmacie, BMW, Drug Innovation) in een aantal experimenten in aanraking met belangrijke technieken in het preklinisch astmaen allergie-onderzoek. Daarnaast wordt de complexiteit van de respons van het afweersysteem tijdens lokale ontstekingsreacties onderzocht. De studenten krijgen op deze manier een goed inzicht in de mogelijkheden (en de beperkingen) van preklinische proefdieronderzoek m.b.t. geneesmiddelontwikkeling. Training van de transverse aortic banding (TAC) operatie in muizen. DEC nummer: 2008.II.11.110 De laatste jaren is het voorkomen van hartfalen in de westerse wereld behoorlijk toegenomen. Omdat sterfte onder patiënten hoog is en er nog geen goede medicijnen tegen hartfalen zijn ontwikkeld, is het van groot belang dat er onderzoek wordt gedaan naar hartfalen. Via de transversale aortic banding (TAC) techniek kan hartfalen in muizen worden nagebootst en worden bestudeerd. Omdat de techniek vrij delicaat is, is training van deze techniek noodzakelijk om op deze wijze zo min mogelijk dieren te hoeven gebruiken. De beschermende rol van een commensale darmbacterie (CRIB) in experimentele acute pancreatitis. DEC nummer: 2008.II.11.111 Bij een acute alvleesklierontsteking treedt er gemakkelijk bloedvergiftiging op, omdat bij deze patiënten de samenstelling van de bacteriën in de darm en de darmbarrière verstoord zijn. Hierdoor kunnen potentieel
schadelijke darmbacteriën uitgroeien en in het bloed belanden. In een eerder gedaan experiment resulteerde de toediening van een speciaal voor dit ziektebeeld ontwikkeld probioticum aan ratten, in een 100-voudige reductie van de bacteriële overgroei in de twaalfvingerige darm, en in verminderde lekkage van darmbacteriën naar het bloed. Dit had als gevolg dat deze ratten een betere algemene gezondheid hielden. Moleculair microbiologisch onderzoek leerde dat het probioticum een nog niet eerder ontdekte nuttige darmbacterie stimuleert. Deze bacterie is inmiddels geïsoleerd en CRIB genoemd. Binnen dit project gaat onderzocht worden of ratten nog beter beschermd kunnen worden door de specifieke toediening van CRIB. The immune modulating effect of a prebiotic oligosaccharide mixture on immune parameters during RSV infection in a c57bl/6 mouse model. Studie naar het effect van oligosacchariden (suikers) op immuniteit getest in infectie modellen in de muis. DEC-nummer: 2008.II.08.070/vervolg1 In moedermelk zijn naast voedingsstoffen ook componenten aanwezig die de immuniteit van de zuigeling verhogen. Naast antilichamen die direct micro-organismen kunnen neutraliseren zijn er suikergroepen aanwezig die een verhogend effect kunnen geven van de response van T lymfocyten (witte bloedcellen die een belangrijke rol spelen bij het onder controle brengen van virale infecties en ook een rol spelen bij het ontwikkelen van allergieën). Hoe deze suikergroepen precies werken en welk onderdeel van de immuunresponse wordt beïnvloed, is onduidelijk. Bovendien is niet duidelijk welke suikers in moedermelk precies welke functie hebben. In dit onderzoek willen de onderzoekers het werkingsmechanisme van verschillende suikergroepen bestuderen in een viraal infectie model in muizen. Het uiteindelijke doel is een zuigelingenvoeding te ontwikkelen die meer lijkt op moedermelk en die helpt een goede afweer te ontwikkelen tegen virale infecties en bovendien voorkomt dat er allergieën worden ontwikkeld. Effect of conditioned medium in chronic kidney disease Het regeneratieve effect van door de stamcel uitgescheiden stoffen (geconditioneerd medium) bij hartfalen DEC-nummer: 2007.II.05.131/vervolg6 Chronische nierinsufficiëntie (onvoldoende nierwerking) is wereldwijd een groeiend probleem. Het aantal patiënten dat niervervangende behandeling (dialyse) nodig heeft neemt toe. In Nederland is in de afgelopen 10 jaar het aantal dialyse patiënten met gemiddeld 3,5% per jaar gestegen. Daarnaast hebben patiënten met chronische nierinsufficiëntie een sterk verhoogd risico op hart- en vaatziekten. Het is daarom van groot belang om nieuwe methoden te ontwikkelen om voortschrijden van nierinsufficiëntie te vertragen of voorkomen of zelfs herstel van nierfunctie te bewerkstelligen. Stamceltherapie lijkt hiervoor een veelbelovende optie. Uit dierstudies is gebleken dat stamcellen uit het beenmerg het herstel van verschillende vormen van acute nierinsufficiëntie kunnen bevorderen. Ook is gebleken dat het toedienen van de door de stamcel uitgescheiden stoffen (geconditioneerd medium) een regeneratief effect heeft in hartfalen. De voorliggende studie beoogt te onderzoeken of dergelijke uit beenmerg afkomstige stamcellen of de uitgescheiden stoffen ook in een diermodel met chronische nierinsufficiëntie de nierfunctie gunstig zou kunnen beïnvloeden. Hiervoor zullen wij een aantal celtypen uit het beenmerg testen op hun vermogen om in verschillende stadia van nierinsufficiëntie nierfunctie te herstellen. Daarnaast zullen wij onderzoeken via welke mechanismen stamcellen hun gunstig effect hebben en of er mogelijkheden zijn dit gunstig effect te vergroten. Indien stamcellen en of geconditioneerd medium een regeneratief effect hebben kan een (combinatie) therapie ontwikkeld worden om te testen in een klinische setting. Wat is het effect van het preventief of therapeutisch toedienen van prebiotica en/of probiotica op de Th1gemedieerde vaccinatierespons DEC-nummer: DEC 2007.II.08.186/vervolg1 Een belangrijke rol van het immuunsysteem is de verdediging tegen pathogenen zoals virussen en bacteriën. Bij pasgeborenen is het immuunsysteem nog niet volledig ontwikkeld waardoor pasgeborenen erg vatbaar zijn voor infecties. Uit de literatuur zijn aanwijzingen dat prebiotica (van nature in moedermelk voorkomende suikers) en probiotica (gunstige darmbacteriën) de ontwikkeling van het immuunsysteem kunnen bevorderen. Het doel van deze studie is om na te gaan of prebiotica en/of probiotica de immuunrespons in een goed gekarakteriseerd muizenmodel kan verbeteren. Indien in het experiment van het huidige onderzoeksplan kan worden aangetoond dat toedienen van prebiotica en/of probiotica de immuunrespons kan verbeteren, geeft dit verdere mechanistische onderbouwing aan het concept dat prebiotica en/of probiotica voor te schrijven is aan pasgeborenen. Cellulaire immunogeniciteit van eiwit aggragaten DEC-nummer: 2008.II.07.057 Eiwitten zijn van nature op een bepaalde manier gevouwen, maar kunnen door bepaalde processen zoals stress, mutaties of veroudering het vermogen verliezen de natuurlijke conformatie te behouden. Daardoor kunnen eiwitten misvouwen, wat het samenklonteren bevorderd tot zgn aggregaten. Deze eiwitaggregaten zijn in
sommige verschijningsvormen immunogeen en kunnen in alternatieve vormen eiwitstapelingsziekten zoals Alzheimer en BSE veroorzaken. Recentelijk hebben de onderzoekers gevonden dat deze vorm van geaggregeerd eiwit niet alleen toxisch zijn, maar ook het immuun systeem kan activeren tegen eiwitten die in het lichaam zelf voorkomen. In het geval van een autoimmuunziekte is er een vergelijkbare situatie, waarbij het immuunsysteem chronisch gestimuleerd wordt door lichaamseigen eiwitten. Tegelijkertijd kunnen de onderzoekers dit gegeven gebruiken om een sterkere gewenste immuun respons op te wekken tegen exogene eiwitten ten einde beschermd te worden tegen infecties. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken wat het mechanisme is van de immunogeniciteit van eiwitaggregaten door het effect te bestuderen in vitro op dendritische cellen (DC) en de capaciteit van DCs om T cellen te activeren. Effects of upregulation of hypoxia inducible factors in a rat model of chronic renal failure and neurogenic hypertension. De rol van hypoxie induceerbare factoren (HIFs) in ontstaan en progressie van chronisch nierfalen en geassocieerde hypertensie. DEC-nummer: 2008.II.11.109 Hart- en vaatziekten (HVZ) komen frequent voor bij patiënten met een nieraandoening. Waarschijnlijk speelt overactiviteit van het autonome zenuwstelsel een belangrijke rol. Verschillende experimenten hebben aangetoond dat verhoogde autonome zenuwactiviteit ontstaat doordat er in beschadigde nieren gebieden van zuurstoftekort bestaan. De bloeddruk verlagende medicijnen ACE remmers en angiotensine II blockers remmen deze verhoogde zenuwactiviteit, deels door te zorgen voor een betere zuurstofvoorziening in de aangetaste nieren. De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat cellen een eigen aanpassingsmechanisme hebben tegen zuurstoftekort, de zgn. hypoxia inducible factors (HIFs). Proefdierstudies laten zien dat therapeutische stimulering van HIFs gunstig is bij acute nierschade. Over de rol van HIFs bij chronische nierschade is veel minder bekend. In het huidige project wordt bekeken of stimulering van HIFs gunstige effecten heeft op progressie van chronisch nierlijden en op de bijkomende verhoogde activiteit van het autonome zenuwstelsel. Omdat de overactiviteit van het autonome zenuwstelsel waarschijnlijk gerelateerd is aan hypoxische gebieden in de nier, vermoeden de onderzoekers dat opregulatie van HIFs een bloeddrukverlagend effect zal hebben waardoor HVZ worden teruggedrongen. Verder is het denkbaar dat men verdere nierschade door de beschermende effecten van HIFs kan vertragen. Pneumococcen vaccinbereiding - pooled mouse sera (studie 16) DEC-nummer: 2007.II.01.007/vervolg 16 Achtergrond: Het huidige pneumococcenvaccin, gebaseerd op polysacchariden (T-cel onafhankelijke antigenen) geeft in volwassen mensen een kortdurende immuunrespons maar bij jonge kinderen en ouderen ontstaat vaak geen immuniteit tegen de pneumococ. Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een vaccin tegen Streptococcus pneumoniae op basis van synthetische oligosacchariden gekoppeld aan een drager-eiwit of -peptide. Doel/hypothese: De ontwikkeling van een breed toepasbaar effectief synthetisch pneumococcen vaccin. Opzet van dit onderzoek In dit experiment worden commerciële vaccins gebruikt om referentie sera te maken die als standaard gebruikt zullen worden in de evaluatie van ons onderzoek naar de ontwikkeling van een synthetisch vaccin tegen pneumococcen infecties. Pneumococcen vaccinbereiding, effecten van adjuvantia op Th1/Th2 respons (studie 17) DEC-nummer: 2007.II.01.007/vervolg 17 Achtergrond: Het huidige pneumococcenvaccin, gebaseerd op polysacchariden (T-cel onafhankelijke antigenen) geeft in volwassen mensen een kortdurende immuunrespons maar bij jonge kinderen en ouderen ontstaat vaak geen immuniteit tegen de pneumococ. Dit onderzoek richt zich op het ontwikkelen van een vaccin tegen Streptococcus pneumoniae op basis van synthetische oligosacchariden gekoppeld aan een drager-eiwit of -peptide. Doel/hypothese: De ontwikkeling van een breed toepasbaar effectief synthetisch pneumococcen vaccin. Opzet van dit onderzoek: Getracht wordt een immunologische verklaring te vinden voor reeds eerder behaalde resultaten. Adjuvantia stimuleren en sturen de immuunrespons t.o.v. conjugaat vaccins. De hoeveelheid geinduceerde antilichamen en de specificiteit daarvan is afhankelijk van het gebruikte adjuvans. Om dit te onderzoeken worden proefdieren intracutaan gevaccineerd met een polysaccharide-conjugaat vaccin in combinatie met verschillende adjuvantia of
combinaties daarvan. Vervolgens worden reeds na 6 uur en na 1 dag de vroege immunologische reacties (verschillende cytokinen en de verhouding van circulerende CD4/CD8 cellen) gemeten in het serum van de proefdieren en in de verschillende lymphoide organen (milt en lymfeklieren). De verwachting is dat de verschillende adjuvantia verschillende cytokinen induceren die vervolgens de immuunrespons aansturen. Titel studie: APCMin/+ CD200-/DEC-nummer: 2008.II.11.108 CD200R is een receptor die de immuunreactie remt en deze receptoren komen tot expressie op de myeloide en lymfoide cellen van het afweersysteem. De ligand van CD200R (CD200) komt tot expressie op verschillende soorten celtypes zowel binnen als buiten het afweersysteem. De interactie van het immuunsysteem met nieuw groeiende tumoren is een interessant en belangrijk onderzoeksgebied. Het immuunsysteem van CD200-/- muizen blijkt super-geactiveerd te zijn, wat een afnemende tumorgroei tot gevolg kan hebben. Maar bij een sterke ontstekingsreactie, zeker in het tumor gebied kan leiden tot tumorgroei. De onderzoekers willen graag bekijken hoe CD200 en de receptoren daarvan betrokken zijn bij de ontwikkeling van darm tumoren. Hiervoor zullen ze CD200-/- muizen kruisen met APCMin/+ muizen. APCMin/+ muizen zijn een beproefd model voor de bestudering van darmtumoren. Door een mutatie in deze muizen wordt celproliferatie gestimuleerd en ontstaan spontaan goedaardige darmtumoren. De kruising van CD200-/- met APCMin/+ muizen maakt het mogelijk om de rol van CD200-CD200R te onderzoeken tijdens de ontwikkeling van darmtumoren. Role of CD200-CD200R in the initiation and progression of skin tumors De rol van CD200-CD200R tijdens de ontwikkeling en de progressie van huid kanker. DEC-nummer: 2008.II.11.107 De respons van het immuunsysteem op ontwikkelende tumoren is nog steeds slecht bekend. De onderzoekers betrokken bij deze aanvraag zijn geïnteresseerd in de processen die verantwoordelijk zijn voor de regulatie van de immuunactiviteit in de context van de tumorrespons. Enerzijds kunnen immuuncellen tumoren afbreken, de groei van primaire tumoren vertragen of uitzaaiingen voorkomen. Anderzijds kunnen immuuncellen de groei van tumorcellen stimuleren door afgifte van pro-inflammatoire cytokines (ontstekingsfactoren). Daarom is het van belang om de rol van het immuunsysteem in de tumorontwikkeling te begrijpen en inzicht te krijgen in hoe de immuunactiviteit beïnvloed kan worden. De CD200-CD200R as reguleert de activiteit van verschillende immuunceltypen en beïnvloedt de ontwikkeling van autoimmuunziekten. De onderzoekers denken dat het ontbreken van deze route ook de ontwikkeling van huidtumoren kan beïnvloeden. Daarom willen ze huidtumoren induceren in wildtype en CD200-/- muizen om vervolgens de groei en ontwikkeling van deze tumoren te volgen. Verder willen ze de progressie van deze tumoren, mogelijke uitzaaiingen en de immuunceltypen die deze tumoren infiltreren, analyseren. Establishing human EGFR-expressing B16F10 tumor cell-line with lung-specific outgrowth Werkingsmechanismes van anti-tumor antistoffen DEC-nummer: 2007.II.11.223/vervolg3 Achtergrond: Antistoftherapie is een belangrijke nieuwe behandelingsmethode van kankerpatiënten. Antistoffen gericht tegen de humaan epidermal growth factor receptor (EGFR), die op kankercellen vaak hoger tot expressie komt, zijn veelbelovend nieuwe therapeutische middelen. Om de werkingsmechanismen van deze antistof te onderzoeken zijn tumormodellen in de muis nodig. De onderzoekers willen een longmetastase model opzetten waarin de tumoren de humane EGFR tot expressie brengen. Dit model zou testen en bestuderen van nieuwe antistoffen gericht tegen EGFR mogelijk maken. Voor dit doel is een tumorcellijn nodig die reproduceerbaar uitgroeit in de longen. De door deze onderzoeksgroep tot nu toe geteste tumorklonen groeiden helaas nauwelijks uit in de longen. Doel van dit project: Om tumorcellen te selecteren die long-specifiek uitgroei geven in de muis. Opzet van het onderzoek: Tumor klonen zullen worden ingespoten en tumor metastase in de longen zal worden verder gekweekt. Influence of tumor cell load and therapeutic antibody concentrations on mechanisms of therapeutic antibodies Werkingsmechanismes van anti-tumor antistoffen DEC-nummer: 2008.II.10.088/vervolg1 Achtergrond: Antistoftherapie is een nieuwe behandelingsmethode voor kankerpatiënten. Het van belang meer te weten te komen over het werkingsmechanisme van antistoffen. Antistoffen gericht tegen de humaan CD20, een molecuul, die specifiek op B cellen tot expressie komt, wordt succesvol gebruikt tegen B cel lymphoma’s. Antistoffen kunnen op meerdere manier tumor doden. Ze kunnen direct de tumorcel doden door het binden aan hun target. Daarnaast kunnen antistoffen immuuncellen of immuuneiwitten activeren die ervoor zorgen dat de
tumor gedood wordt. Echter, welke mechanisme het belangrijkste is in de patiënt is niet volledig bekend. Afhankelijk van de locatie van de tumor, het aantal tumorcellen en de beschikbaarheid van immuun cellen en/of eiwitten, kunnen andere mechanismen domineren. Doel van dit project: het relatieve belang van mogelijke werkingmechanismen van anti-tumor antistoffen onderzoeken. Opzet van het onderzoek: in dit muismodel verschillende condities uittesten, zoals aantal tumorcellen, beschikbaarheid van immuun cellen of immuun eiwitten Inhibitie van ontsteking en weefseldestructie door de vrije lichte keten antagonist F991 in proteoglycaangeïnduceerde artritis. DEC-nummer: 2008.II.11.113 Inhibitie van ontsteking en weefseldestructie door de vrije lichte keten antagonist F991 in proteoglycaangeïnduceerde artritis. Reumatoïde artritis (RA) is een aandoening die gepaard gaat met gewrichtsontsteking en gewrichtsschade, leidend tot invaliditeit. Ondanks vele therapieën, o.a. anti-TNFα, is er een groot aantal patiënten (>50%) dat slechts gedeeltelijk of helemaal geen verbetering laat zien. Dit doet vermoeden dat andere ontstekingsmediatoren betrokken zijn bij ontstekings en weefseldestructieve activiteit kenmerkend voor RA. Bovendien is bij de meeste patiënten chronische behandeling noodzakelijk wat de noodzaak voor betere behandelingen onderstreept. Eigen onderzoek heeft aangetoond dat vrije lichte ketens (FLC) een antigeen-specifieke en mestcel afhankelijke ontstekingsreactie van de huid kunnen veroorzaken. Deze ontsteking was te remmen door de selectieve FLC inhibitor F991. Ander onderzoek heeft aangetoond dat FLC levels in synoviaal vocht van artritis patienten sterk verhoogd zijn ten op zichte van controle personen. Bovendien is er een positieve correlatie tussen FLC concentraties en gewrichtsontsteking aangetoond wat een rol van FLC in het ontstekingsproces suggereert. In deze studie willen de onderzoekers bestuderen of het blokkeren van vrije lichte ketens in een muizenmodel voor chronische artritis, ontsteking en weefseldestructie in de gewrichten kan verminderen/voorkomen.
Activatie van het cellulaire immuunsysteem door misvouwde eiwitten DEC nummer: 2008.II.11.112 Eiwitten zijn van nature op een bepaalde manier gevouwen, maar kunnen door bepaalde processen zoals stress, mutaties of veroudering het vermogen verliezen de natuurlijk conformatie te behouden. Daardoor kunnen eiwitten misvouwen, wat het samenklonteren bevorderd tot zgn aggregaten. Deze eiwitaggregaten kunnen in sommige verschijningsvormen zeer krachtige afweerresponses opwekken. De onderzoekers willen dit gegeven gebruiken om een sterkere immuun respons op te wekken tegen exogene eiwitten ten einde beschermd te worden tegen infecties en kanker. Het doel van dit onderzoek is om uit te zoeken wat het mechanisme is van de immunogeniciteit van eiwitaggregaten door hun effect in vitro en in vivo te bestuderen op dendritische cellen en op T cellen. Graft-versus-Tumor (GvT) effecten bij de toepassing en regulatie van immuuntherapie voor de behandeling van hematologische tumoren. DEC nummer: 2007.II.03.090/vervolg5 Door afweercellen van een gezonde donor te transplanteren naar een patiënt met een tumor, kan de tumor worden bestreden door deze afweercellen. Een nadelige bijkomstigheid van deze therapie is dat getransplanteerde afweercellen ook gezond weefsel van de behandelde patiënt kunnen zien als 'vreemd', waardoor afstoting van gezond weefsel kan ontstaan. Een gezond afweersysteem bevat van nature 'regulatoire T cellen' die afstotingsreacties kunnen beperken. Echter, ook afweerreacties tegen de tumor kunnen hierdoor beperkt worden. Het doel van deze studie is om te onderzoeken hoe mbv regulatoire T cellen of Mesenchymale Stamcellen, toegevoegd aan de getransplanteerde cellen, de ongewenste afstotingsreacties bestreden kunnen worden, zonder dat de reactie tegen de tumoren verloren gaat. Hiervoor wordt een muizenmodel gebruikt waarin afweercellen, regulatoire T cellen, MSC en diverse tumoren van menselijke oorsprong kunnen worden onderzocht.