Mei
2009
Lokale overheidsbedrijven
De lokale overheidsbedrijven
3
Kenmerken van de lokale overheidsbedrijven Kader van de financiële analyse Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven
3 4
De energiesector
11
Context en belangrijkste actoren Kader van de financiële analyse Financiële analyse van de energiesector
11 11 12
Sector van de economische expansie
21
5
Context en belangrijkste actoren Kader van de financiële analyse Financiële analyse van de economische expansie
21 22
Afvalbeheer
29
Context en belangrijkste actoren Financiële analyse van de intercommunales van de sector
29
Bijkomende informatie op PubliLink of www.dexia.be (rubriek Professioneel – Public Finance onder het tabblad “Onze studies”): 1. Definitie van de gebruikte ratio’s 2. Waterbeheer 3. Statistieken per sector – aanvulling
PUBLIC FINANCE
22
30
De rol en de specifieke positie van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren Als instanties die het algemeen belang van de burger bewaken zijn de lokale openbare besturen betrokken bij de energie- en waterbevoorrading, de economische expansie, de teledistributie, de gezondheidszorg en het afvalbeheer. Omdat hiervoor specifieke competentie en kennis nodig zijn, delegeren de gemeenten deze opdrachten aan gespecialiseerde entiteiten die diverse juridische vormen kunnen aannemen, nl. een (gewoon of autonoom) gemeentebedrijf actief op het grondgebied van één enkele gemeente of als intergemeentelijk samenwerkingsverband of intercommunale die, zoals de naam al zegt, actief is op het grondgebied van meerdere gemeenten. Deze studie neemt lokale overheidsbedrijven op, die actief zijn in de opgesomde sectoren. Naast gemeentebedrijven en intercommunales nemen we ook regionale overheidsbedrijven op en ondernemingen uit de privésector die een sleutelrol spelen in deze domeinen. Uitdagingen voor de sectoren De lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren zijn actief op domeinen waar de Europese reglementering geldt zowel op het vlak van concurrentiebeleid als van duurzame ontwikkeling. Voor de energiesector werd de markt volledig vrijgemaakt in 2007, het boekjaar dat in deze studie wordt geanalyseerd. Om het verlies te compenseren dat de gemeenten hierbij hebben geleden, namen de financieringsintercommunales van de energiesector participaties in andere bedrijven. De Europese wetgeving voor duurzame ontwikkeling is van toepassing voor zowel de energiesector als het water- en afvalbeheer. Voor het waterbeheer geldt de Europese richtlijn van de werkelijke prijs voor het drinkwater waarin
Editoriaal
Inhoud
2
geleidelijk de reële kosten van de drinkwaterconsumptie worden opgenomen. Voor het afvalbeheer gaat het om het zo correct mogelijk doorrekenen van de collectieve kosten van afvalproductie en -behandeling (volgens het principe dat de vervuiler betaalt). Voor beide domeinen bestaan er regionaal uitgewerkte plannen. Wat betreft economische expansie is het beeld erg verschillend naargelang van de regio. Voor teledistributie vond er in 2007 in Wallonië een hergroepering plaats van de activiteit door één entiteit, terwijl een deel ervan voordien door de energieintercommunales werd verzorgd. In Vlaanderen vond dergelijke hergroepering al vroeger plaats.
Een niet te verwaarlozen gewicht De in deze studie geanalyseerde steekproef telt 228 lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren. Samen hebben ze een balanstotaal van 45,4 miljard EUR en geven ze voor het boekjaar 2007 een resultaat te zien van 1,6 miljard EUR. Het balanstotaal van de intercommunales en de autonome gemeentebedrijven komt uit op 30 miljard EUR. De analyse omvat meer specifiek de sectoren energie, waterbeheer, economische expansie en afvalbeheer die samen niet minder dan 87,5 % van het balanstotaal vertegenwoordigen van de hele sector. De analyse geeft een beeld van de eerste resultaten van het boekjaar na de vrijmaking van de energiesector (financieringsintercommunales inbegrepen). Een vergelijking met het balanstotaal van de gemeenten dat eind 2006 54,7 miljard EUR bedroeg, toont aan hoeveel aangelegenheden door de gemeenten worden uitbesteed. Als werkgever bieden deze ondernemingen werk aan meer dan 38 000 voltijdse equivalenten (VTE). Een erg contrastrijke financiële situatie Op basis van cijfers op 31 december 2007 neemt de energiesector (financiering inbegrepen) met een balanstotaal van 24,5 miljard EUR 54 % van de totale activa voor zijn rekening en draagt de sector voor 75 % bij in het resultaat van het boekjaar van de lokale overheidsbedrijven en de sleutelactoren in de studie. Algemeen genomen, tonen de financiële ratio’s aan dat deze ondernemingen over een ruime liquiditeit beschikken, een voldoende solvabiliteit en een stabiele rentabiliteit. De rentabiliteit van het eigen vermogen bedraagt 6,6 %, de operationele rentabiliteit 9,9 %. Er bestaan echter grote verschillen tussen de sectoren. De lokale overheidsbedrijven actief in de energiesector weten hun rol beperkt tot het transport en de distributie van energie. Ze zetten een resultaat
van het boekjaar 2007 neer van 733 miljoen EUR terwijl dit in 2002 nog 1 575 EUR was. Vooral de liquiditeitsratio’s zijn minder goed in 2007. In meerdere segmenten zijn de schulden op korte termijn hoger dan de vorderingen op ten hoogste één jaar, de beleggingen en de thesaurie. De rentabiliteitsratio’s blijven op het niveau van het vorige jaar. Het grote buitengewone resultaat heeft echter te maken met het afsluiten van de rekeningen van de zogenaamde gebonden afnemers van voor 2007 in Brussel en Wallonië; de vrijmaking van de markt in Vlaanderen dateert al van 2003. Als compensatie voor de geleden verliezen zien de financieringsintercommunales voor energie hun resultaat toenemen. Het komt uit op 446 miljoen EUR in 2007 tegenover 151 miljoen EUR in 2002, met een uitzonderlijke piek in 2005 door de overname van de aandelen van Electrabel. De lokale overheidsbedrijven voor economische expansie, waterbeheer en afvalbeheer kennen een vrij lage winst in vergelijking met hun kosten. In hun resultaat zitten echter de werkings- en/of kapitaalsubsidies vervat die ze genieten. De sector van het waterbeheer kent twee types van activiteit, namelijk de distributie en productie van water, en de waterzuivering. In deze sector is de rol van de sleutelactoren vrij belangrijk omdat ze 63,6 % van het balanstotaal van de sector uitmaken. De financiële ratio’s tonen een positieve liquiditeit en solvabiliteit voor de waterdistributie in vergelijking met de waterzuivering. Hetzelfde geldt voor de rentabiliteit. De sector van de economische expansie, met een verschillende regionale aanpak als kenmerk, toont liquiditeits- en solvabiliteitsratio’s van goede kwaliteit. Hoewel de rentabiliteit van het eigen vermogen goed is (10 %), is de operationele rentabiliteit doorgaans negatief (-0,9 %). De sector van het afvalbeheer kent een regelgeving die meer en meer op voorkoming van afval aanstuurt en via het uitwerken van regionale plannen de verwerking conform wil maken met de Europese normen. De sector heeft goede ratio’s in 2007 zowel op vlak van liquiditeit als van rentabiliteit. De schuldgraad is echter vrij hoog. Deze publicatie omvat een transversale analyse van alle sectoren evenals een detailanalyse per sector voor energie, economische expansie en afvalbeheer.
3
De lokale overheidsbedrijven
1. Kenmerken van de lokale overheidsbedrijven Als instanties die het algemeen belang van de burger bewaken zijn de lokale openbare besturen betrokken bij de energie- en waterbevoorrading, de economische expansie en het afvalbeheer. Omdat hiervoor specifieke competentie en kennis nodig zijn, kunnen de gemeenten deze opdrachten delegeren aan gespecialiseerde entiteiten die diverse juridische vormen kunnen aannemen, nl. die van een (gewoon of een autonoom) gemeentebedrijf actief op het grondgebied van één enkele gemeente of die van een intergemeentelijk samenwerkingsverband of een intercommunale die, zoals de naam al zegt, actief zijn op het grondgebied van meerdere gemeenten. Deze studie tracht een overzicht te geven van lokale overheidsbedrijven die actief zijn in deze economische sectoren. Het gaat daarbij niet alleen om gemeentebedrijven en intercommunales, maar ook om regionale overheidsbedrijven en ondernemingen uit de privésector die een sleutelrol spelen in deze domeinen. De voornaamste beweegredenen voor het oprichten van een lokaal overheidsbedrijf, zijn onder meer het zoeken naar een partnership tussen de lokale besturen zowel op financieel als technisch vlak, de mogelijkheid om samen te werken met een privépartner die financiële steun kan inbrengen en technische knowhow, de mogelijkheid om middelen uit te besteden en tegelijk de opdrachten van algemeen belang onder rechtstreeks toezicht te houden.
1.1. Sectorhervormingen (voor water, afval, energie) op Europees niveau De Europese reglementering op het vlak van concurrentiebeleid heeft een niet te verwaarlozen weerslag op de werking van de lokale overheidsbedrijven. Dat is onder meer het geval voor energie, waar enerzijds de sector volledig werd vrijgemaakt en anderzijds
maatregelen in werking traden voor het terugdringen van de productie van broeikasgassen (BKG). Het geldt ook voor het geïntegreerd beheer van de watercyclus en de maatregelen rond waterzuivering en afvalbeheer waar voortaan het principe geldt dat “de vervuiler betaalt” naast steeds striktere normen om de bodemvervuiling tegen te gaan. De inwerkingtreding van deze Europese reglementeringen op lokaal vlak heeft een niet te verwaarlozen weerslag op het activiteitskader van de lokale overheidsbedrijven omdat ze leidde tot een reorganisatie van de marktspelers zelf, wat gepaard gaat met rationaliseringen1. Het meest spectaculair is de vrijmaking van de energiesector, die een volledige reorganisatie van de marktspelers met zich bracht. Concreet betekende deze liberalisering voor de intercommunales van de energiesector immers dat ze geleidelijk hun activiteiten van netbeheer (“net” en “buizen”) hebben afgesplitst van de activiteiten van aan- en verkoop van energie (“levering”). Deze dynamiek heeft een invloed gehad op de gemeenten zelf en op hun ontvangsten (door een daling van de energiedividenden). Bovendien zijn er de consequenties voor de consumenten (overheidsbedrijven incluis), alleen al op het vlak van de nieuwe tariferingsregels die eruit voortvloeien.
1.2. Duurzame ontwikkeling2 “Duurzame ontwikkeling” wordt omschreven als “een ontwikkeling die voorziet in de behoeften van de huidige generaties zonder daarbij de voorziening in de behoeften van de toekomstige generaties in gevaar te brengen”3. De duurzaamheidsfactor wint steeds meer aan belang en beïnvloedt het beleid van de openbare besturen op diverse domeinen waarin ze een sleutelrol kunnen spelen. 1
2
3
Cf Dexia-dossier over de financiële uitdagingen voor de gemeentebesturen – Fiche 8: Vrijmaking van de energiesector, Fiche 15: Waterzuivering, Fiche 16: Afvalbeheer, Fiche 17: Duurzame ontwikkeling. Cf Dexia-dossier over de financiële uitdagingen voor de gemeentebesturen – Fiche 17: Duurzame ontwikkeling. Uit Our Common Future, Verslag van de Wereldcommissie voor milieu en ontwikkeling van de VN, die werd voorgezeten door mevrouw Gro Harlem Brundtland, 1987.
4
De lokale overheidsbedrijven
De voornaamste uitdaging voor de duurzame ontwikkeling bestaat erin evenwichtige oplossingen te vinden voor een ontwikkeling die zowel milieuaspecten als maatschappelijke en economische aspecten met elkaar verzoent. Dat betekent dan ook dat er coördinatie en samenwerking moet zijn op alle niveaus bij de omzetting van de Europese richtlijnen in nationale, regionale en lokale wetgeving.
1.3. Hervorming door de gewesten Door de verschillende institutionele hervormingen is de materie van de intercommunales (en van de gemeentebedrijven) een gewestelijke bevoegdheid geworden. In Wallonië en Vlaanderen werd de federale wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales vervangen door respectievelijk het decreet van 5 december 1996, het decreet van 19 juli 2006 en door het decreet van 6 juli 2001. Voor het Brussels Gewest bestaat er geen specifieke ordonnantie: de intercommunales blijven onderworpen aan de wet van 22 december 1986.
2. Kader van de financiële analyse De financiële situatie van de lokale overheidsbedrijven en de sleutelactoren wordt grotendeels geanalyseerd op basis van hun jaarrekeningen, die gegroepeerd worden per activiteitssector en per gewest. Volgende groeperingsregels werden toegepast voor de analyse: Wanneer een lokaal overheidsbedrijf jaarrekeningen per activiteitssector publiceert, hebben we deze financiële gegevens ook per activiteitssector uitgesplitst. Hoewel bepaalde lokale overheidsbedrijven (zoals de intercommunales voor economische expansie) actief zijn in meerdere sectoren, publiceren ze geen sectorale uitsplitsing van hun jaarrekeningen. Ze worden bijgevolg ondergebracht bij één sector (economische expansie).Voor het activiteitsdomein financiering wordt een onderscheid gemaakt tussen de intercommunales voor de financiering van energie en de andere financieringsintercommunales. Om de intercommunales in te delen per gewest geldt het criterium maatschappelijke zetel. Privéonderaannemers zijn niet opgenomen in de cijfers van de lokale overheidsbedrijven. De sleutelactoren worden ingedeeld per gewest of, in het geval ze federale instellingen zijn, volgens hun specifieke kenmerken in de activiteitssector.
•
• • •
Bovendien kunnen er, binnen eenzelfde activiteitssector, achter de samengetelde cijfers verschillende erg uiteenlopende situaties schuilgaan. Voorzichtig zijn bij de interpretatie van de resultaten is de boodschap. Volgende activiteitssectoren komen aan bod: energie en de financiering ervan waterbeheer economische expansie afvalbeheer financiering (behalve energie) de medisch-sociale sector, onderverdeeld in twee groepen afhankelijk van het al dan niet aanwezig zijn van een ziekenhuisactiviteit kabeltelevisie diverse sectoren
• • • • • • • •
De financiële gegevens van de gewone en autonome gemeentebedrijven komen voor een deel uit hun gepubliceerde jaarrekeningen en werden aangevuld via gegevens uit een speciaal daartoe uitgevoerde enquête van begin 2009. Van de 150 getelde gemeentebedrijven antwoordden er 86, d.w.z. 57,3 %, met samen een balanstotaal van 2,8 miljard EUR voor het boekjaar 2007. Op de resultatenrekening geeft de rubriek Verkoop en prestaties een bedrag van 600 miljoen EUR en een resultaat van 128 miljoen EUR te zien. Enkel de gemeentebedrijven uit de sectoren energie, water, afval en economische expansie komen in deze studie aan bod. Verder zijn er 17 getelde sleutelactoren waarvan voor de analyse een steekproef van 15 actoren met cijfergegevens beschikbaar is. De financiële situatie van de lokale overheidsbedrijven wordt beoordeeld aan de hand van ratio’s. Enerzijds zijn er de ratio’s in de vorm van activiteitsindicatoren, die een financiële waarde delen door een hoeveelheid, een waarde of de omvang van het personeelsbestand. Anderzijds zijn er de financiële ratio’s of de structuurratio’s die worden uitgedrukt als een percentage op basis van een deling van financiële waarden. Ze houden voornamelijk verband met balanswaarden of bedragen van de resultatenrekening en meten voornamelijk het bedrijfskapitaal, de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit. Onze optiek is dubbel: enerzijds is het de bedoeling een vergelijking te maken in de tijd, dus een evolutie weer te geven over verscheidene jaren voor een of meer activiteitssectoren. Anderzijds willen we een geografische vergelijking weergeven tussen verscheidene groepen van spelers,
De lokale overheidsbedrijven
bijvoorbeeld de vergelijking van een activiteitssector per regio. Bij de beoordeling van de resultaten moet men rekening houden met verschillen die aanwezig kunnen zijn binnen een sector: de activiteitsperimeter, de uiteenlopende omvang van de spelers, de aanwezigheid en het belang van privépartners of onderaannemers, het aantal exploitatiezetels enz ... Bij het maken van een vergelijking tussen sectoren moeten we rekening houden met de verscheidenheid aan businessmodellen, het onderliggend reglementair kader van de sector, de boekhoudkundige en financiële regels enz. De financiële analyse slaat voornamelijk op het boekjaar 2007. In zekere mate geeft de studie ook evoluties weer over diverse jaren. Omdat de samenstelling van lokale overheidsbedrijven verandert (door overname, fusie, oprichting enz.), moesten enkele principes worden vastgelegd voor de coherentie van de cijfers. De voorstelling van de gegevens over een periode van twee jaar gaat uit van de situatie die geldt tijdens het laatste boekjaar dat wordt toegelicht. Als er een fusie, overname of vereffening heeft plaatsgehad
5
tijdens de jaren daarvoor en voor zover de cijfers beschikbaar zijn, worden ze bijgevoegd in de statistische reeks van de sector die de intercommunale overnam.
3. Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven 3.1. Algemene kenmerken In Europa zijn niet minder dan 12 000 lokale overheidsbedrijven geregistreerd met een totale omzet van 135 miljard euro4. In België vertegenwoordigt de steekproef van 228 lokale overheidsbedrijven in deze studie op een totaal van 233 een balanstotaal van 45,4 miljard EUR en zien we voor het boekjaar 2007 een resultaat van 1,6 miljard EUR (tabel 1). Het balanstotaal van de intercommunales en de autonome gemeentebedrijven die actief zijn in de geanalyseerde sectoren komt uit op 30 miljard EUR. Een vergelijking met het balanstotaal van de gemeenten dat eind 2006 54,7 miljard EUR bedroeg, toont aan hoeveel aangelegenheden door de gemeenten 4
De lokale overheidsbedrijven in de 25 landen van de Europese Unie, Dexia Crédit Local, 2004.
Tabel 1
Kenmerken van de lokale overheidsbedrijven – 2007
Aantal
Aantal (steekproef)
Aantal VTE’s
Totaal actief (in miljoen EUR)
Resultaat van het boekjaar (in miljoen EUR)
208
208
31 552
30 018
1 367
8
5
66
71
2
17
15
6 860
15 272
197
233
228
38 478
45 361
1 566
Intercommunales Gemeentebedrijven Sleutelactoren van de sector Totaal
Tabel 2
Kenmerken van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren per activiteitssector – 2007
EnergieEnergie financiering
Waterbeheer
Economische expansie
MedischMedischsociaal Afval- sociaal met zonder beheer ziekenhuisziekenhuisactiviteit activiteit
Financiering (behalve energie)
Kabeltelevisie
Diversen
Totaal
Aantal (*)
35
18
32
30
32
13
17
5
12
43
237
Aantal VTE /bedrijf
95
0
260
84
103
1 144
106
1
189
48
162
22 251
2 245
11 611
2 372
1 226
1 581
158
753
2 703
462
45 361
733
446
45
129
41
9
-2
10
185
-30
1 566
Totaal actief (in miljoen EUR) Resultaat van het boekjaar (in miljoen EUR)
* Waarbij vier intercommunales in twee sectoren tegelijk voorkomen.
De lokale overheidsbedrijven
6
Grafiek 1
Aandeel van het totaal actief van elke sector in % van het totaal – 2007
Kabeltelevisie 6 % Financiering (behalve energie) 2 % Medisch-sociaal zonder ziekenhuisactiviteit 0 % Medisch-sociaal met ziekenhuisactiviteit 3 % Afvalbeheer 3 %
Diversen 1 %
Economische expansie 5 % Energie 49 %
Waterbeheer 26 %
Energiefinanciering 5 %
worden uitbesteed.Als werkgever hebben deze ondernemingen een niet te verwaarlozen belang met de tewerkstelling van meer dan 38 000 voltijdse equivalenten (VTE). Uit een analyse van de activiteitssectoren blijkt duidelijk het belang van de energiesector (financiering inbegrepen), die een balanstotaal heeft van 24,5 miljard EUR (tabel 2), d.w.z. 54 % van het totaal van de betrokken sectoren (grafiek 1). Met een totaal actief van 11,6 miljard EUR is de watersector (distributie en waterzuivering) de tweede grootste sector qua balanstotaal, die ongeveer een vierde vertegenwoordigt van het totaal van de bestudeerde sectoren. De sector van de economische expansie laat een totaal
actief optekenen voor 2,4 miljard EUR. De daling van dit bedrag in vergelijking met vorig boekjaar (2,9 miljard EUR) is ten dele toe te schrijven aan een gewijzigde consolidatiekring: in min de opsplitsing van de expansieactiviteiten in een intercommunale en de gemeentebedrijven voor grond- en patrimoniumbeheer, oorspronkelijk opgenomen in de sector diversen; in plus de opname van de cijfergegevens van vier op vijf Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen (POM) in Vlaanderen. De andere sectoren zijn in 2007 samen goed voor 6,9 miljard EUR en vormen 15,2 % van het balanstotaal van de geanalyseerde sectoren. Met meer dan 16 674 VTE’s of 43,3 % van de tewerkstelling in alle sectoren samen is de medisch-sociale sector5, die enkel bestaat uit intercommunales, goed vertegenwoordigd. In aantallen VTE’s per bedrijf vertegenwoordigen de ziekenhuisintercommunales de allergrootste groep met gemiddeld 1 144 VTE’s per bedrijf. De watersector haalt 260 VTE’s per bedrijf en de sector van de kabeltelevisie 189 VTE’s. Merk op dat diensten verleend door onderaannemers niet in deze studie aan bod komen. Dat komt vooral veel voor in de sectoren energie en afvalbeheer.
3.2. De balans De uitsplitsing van de voornaamste balansrubrieken vestigt de aandacht op het overwicht van de vaste activa, die 74,5 % van het totaal actief voor hun rekening nemen. Ze zijn geconcentreerd in de sectoren waarvoor aanzienlijke infrastructuur nodig is zoals 5
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen intercommunales met een ziekenhuisactiviteit en die zonder een ziekenhuisactiviteit.
Tabel 3a
Aandeel van de voornaamste balansrubrieken per activiteitssector in % van het totaal – 2007 MedischMedischsociaal Afval- sociaal met zonder beheer ziekenhuisziekenhuisactiviteit activiteit
Financiering (behalve energie)
Kabeltelevisie
Diversen
Totaal
42,6 %
12,2 %
70,0 %
50,0 %
74,5 %
57,4 %
87,8 %
30,0 %
50,0 %
25,5 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
35,4 %
32,0 %
40,0 %
36,5 %
31,1 %
41,2 %
52,7 %
12,2 %
6,1 %
1,1 %
0,8 %
4,6 %
1,7 %
3,2 %
Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Economische expansie
Vaste activa
84,1 %
61,6 %
76,1 %
43,4 %
61,4 %
50,6 %
Vlottende activa
15,9 %
38,4 %
23,9 %
56,6 %
38,6 %
49,4 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
57,6 %
71,7 %
50,8 %
54,2 %
1,4 %
0,3 %
4,5 %
9,7 %
Totaal actief Eigen vermogen Voorzieningen en uitgestelde belastingen Schulden Totaal passief
41,0 %
27,9 %
44,7 %
36,1 %
52,4 %
61,9 %
58,9 %
62,7 %
64,4 %
57,2 %
44,1 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
De lokale overheidsbedrijven
7
Tabel 3b
Bedrijfskapitaal per sector in % van het balanstotaal – 2007
Bedrijfskapitaal
Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Economische expansie
5,0 %
22,3 %
6,2 %
39,2 %
energie, waterbeheer, afvalbeheer en kabeltelevisie. Bij de vaste activa vertegenwoordigen de materiële vaste activa ongeveer 75,2 %. Ze bestaan in hoofdzaak uit terreinen, installaties en machines die samen tot 97 % van de materiële vaste activa uitmaken. In de energiesector, met het grootste gewicht, vertegenwoordigen vaste activa een relatief aandeel van 84,1 % van het balanstotaal (tabel 3a), wat een stijging is ten opzichte van het vorige boekjaar met 3 %. Dergelijke verhoudingen op het vlak van de vaste activa worden opgetekend zowel in intercommunales als in autonome gemeentebedrijven en andere sleutelactoren op de markt. Ze weerspiegelen in hoofdzaak het soort van activiteit. Aan de passiefzijde neemt het eigen vermogen 52,7 % van het totaal passief voor zijn rekening, terwijl de schulden 44,1 % vertegenwoordigen. Het eigen vermogen, dat bestaat uit het beginkapitaal en de overgedragen winst, is groter dan 50 % in de sectoren energie en de financiering ervan, waterbeheer en economische expansie. De schulden bestaan uit leningen en kredieten op lange termijn, alsook uit kortlopende leningen en kredieten, de schulden aan leveranciers, het personeel en de openbare besturen die op korte termijn opeisbaar zijn. Het aandeel van de schulden in het totaal passief bedraagt gemiddeld 44,1 % voor alle sectoren, een gevoelige stijging ten opzichte van het boekjaar daarvoor. Ze bedragen meer dan 60 % in de medisch-sociale sector en in de sectoren financiering (behalve energie) en kabeltelevisie. Een analyse van de structurele behoeften aan bedrijfskapitaal laat toe de krijtlijnen op halflange termijn te valideren die concreet vorm kregen in het financieel plan en de kortetermijnbehoeften in het thesaurieplan. Het bedrijfskapitaal is het verschil tussen het stabiel kapitaal en de duurzame aanwendingen. Als het resultaat positief is, kunnen met het bedrijfskapitaal de voorraden en de vorderingen van de cliënten worden gefinancierd. De lokale over-
MedischMedischsociaal Afval- sociaal met zonder beheer ziekenhuis- ziekenhuisactiviteit activiteit 15,5 %
12,7 %
13,8 %
Financiering (behalve energie)
Kabeltelevisie
Diversen
Totaal
81,9 %
-3,5 %
25,8 %
9,5 %
heidsbedrijven en de groep sleutelactoren uit de steekproef vertonen een positief bedrijfskapitaal van gemiddeld 9,5 % van het balanstotaal (tabel 3b). Dat is een daling ten opzichte van het vorige boekjaar, toen het nog 11,4 % bedroeg. Toch blijft het globaal genomen toereikend om eventuele schommelingen van de thesauriebehoeften op korte termijn op te vangen. Een analyse per sector wijst echter op sterk contrasterende situaties. Terwijl de sectoren financiering, economische expansie en diversen duidelijk boven 20 % uitkomen, blijven de energie- en de watersector onder 10 %. Enkel de sector kabeltelevisie laat voor het boekjaar 2007 een negatief bedrijfskapitaal optekenen van -3,5 %, wat evenwel neerkomt op een verbetering ten opzichte van het boekjaar daarvoor (-9,3 %). Deze laatste ratio wordt met name beïnvloed door de herverkoop van de activiteit “kabeltelevisie”, die werd geboekt in 2007.
3.3. De resultatenrekening 6 Het nettoresultaat van het boekjaar 2007 komt uit op 1,6 miljard EUR, waarin de intercommunales voor 87,2 % bijdragen, terwijl de gemeentebedrijven 0,1 % en de sleutelactoren 12,6 % voor hun rekening nemen (tabel 4). Het bedrijfsresultaat beloopt 1,1 miljard EUR en neemt alleen al 66,5 % van het resultaat vóór belastingen voor zijn rekening (1 674 miljoen EUR). Merk op hoe groot het uitzonderlijk resultaat is van 517 miljoen EUR voor het boekjaar 2007, d.w.z. 30,9 % van het resultaat vóór belastingen. De relatieve evolutie van het nettoresultaat tussen 2006 en 2007 vertoont een stijging van 19 %, zij het met grote verschillen tussen de rubrieken van dit 6
De belangrijkste componenten van de resultatenrekening zijn in xls-formaat beschikbaar in het dossier Lokale overheidsbedrijven – bijkomende informatie op het intranet van de openbare besturen PubliLink of op de site van Dexia Bank www.dexia.be (rubriek Professioneel – Public Finance onder het tabblad “Onze studies”).
De lokale overheidsbedrijven
8
Tabel 4
Componenten van het resultaat per rechtsvorm (in miljoen EUR en in evolutie %) Boekjaar 2007 (in miljoen EUR)
Evolutie 2006 - 2007 (in %)
Intercommunales
Gemeentebedrijven
Sleutelactoren
Totaal
Intercommunales
Gemeentebedrijven
Sleutelactoren
Totaal
Bedrijfsresultaat
697
1
415
1 113
-31 %
-75 %
-2 %
-23 %
Financieel resultaat
172
0
-130
43
6%
-167 %
-38 %
-193 %
Uitzonderlijk resultaat
529
0
-12
517
898 %
-86 %
-68 %
2 847 %
Belastingen (-)
-32
-1
-75
-108
25 %
-14 %
-6 %
2%
1 366
2
197
1 566
13 %
-69 %
101 %
19 %
Resultaat van het boekjaar
resultaat. Het bedrijfsresultaat is immers afgenomen met 23 %, terwijl het uitzonderlijk resultaat zeer sterk is geëvolueerd. Dat kan met name door twee belangrijke factoren worden verklaard: De volledige vrijmaking van de energiemarkt in de drie gewesten vanaf het boekjaar 2007. Rekening houdend met zijn grote relatieve gewicht, heeft het stopzetten van een deel van de activiteit tot gevolg dat het bedrijfsresultaat is gedaald, enerzijds, en is het uitzonderlijk resultaat enorm gestegen door het verkopen van deze activa, anderzijds. Alle lokale overheidsbedrijven in de energiesector beperken zich sinds 2007 uitsluitend tot de activiteit van distributienetbeheerder (DNB) en zetten hun leveringsactiviteit stop. De stopzetting van de kabeltelevisieactiviteit van acht intercommunales in Wallonië op 28 december 2007 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007.
•
•
Grafiek 2
Bijdrage van het resultaat van het boekjaar van elke sector in % van het totale resultaat – 2007
Kabeltelevisie 11 % Financiering (behalve energie) 1 % Medisch-sociaal zonder ziekenhuisactiviteit 0 % Medisch-sociaal met ziekenhuisactiviteit 1 % Afvalbeheer 3 %
Diversen 2 %
Economische expansie 8 %
Energie 44 %
Waterbeheer 3 %
Energiefinanciering 27 %
Uit een uitsplitsing per activiteitensector blijkt dat de sectoren energie en energiefinanciering voor 71 % bijdragen aan het totale resultaat (grafiek 2). Gelet op het relatieve gewicht van deze sector hebben de lagere inkomsten als gevolg van de volledige vrijmaking van de energiemarkt vanaf 2007 een niet te verwaarlozen impact op de evolutie van het resultaat. Alle overige sectoren samen dragen voor 387 miljoen EUR bij, d.i. 29 % van het totale resultaat.
3.4. Financiële ratio’s Tabellen 5a en 5b geven een overzicht van de voornaamste ratio’s per rechtsvorm en per sector. Hoewel de gemiddelde ratio’s globaal genomen positief blijven, bestaan er verschillen afhankelijk van de rechtsvorm en het soort van ratio’s.
Liquiditeitsratio’s De liquiditeit verwijst niet naar het beschikbaar bedrag, maar wel naar de thesaurie d.w.z. het verschil tussen het bedrijfskapitaal en de behoefte aan bedrijfskapitaal. Op basis van de liquiditeit kan men meten hoe en op welk niveau de financiering op korte termijn van de activiteit verzekerd is. Liquiditeitsratio’s groter dan 1 duiden immers op halflange termijn op een degelijk en structureel financieringsbeleid met name voor de dekking van de kortlopende schulden en de financiering van de activiteit (openstaande cliëntenrekeningen, voorraden enz). De rechtsvorm van het type intercommunale geeft in 2007 een goede liquiditeit te zien in ruime zin (current ratio), terwijl de liquiditeit in strikte zin (acid test) het grootste is voor gemeentebedrijven. Intrinsiek beschikken de lokale overheidsbedrijven over een kleinere commerciële activiteit en hebben ze liquiditeitsratio’s die een stuk hoger liggen dan in
De lokale overheidsbedrijven
9
Tabel 5a
Voornaamste financiële ratio’s van de lokale overheidsbedrijven per rechtsvorm – 2007 Solvabiliteit
Liquiditeit
Rentabiliteit
Current ratio
Acid test
Financiële onafhankelijkheid
Langetermijnschuldratio
Zelffinancieringsgraad
Cashflow / vreemd vermogen
Rentabiliteit van het eigen vermogen
Rentabiliteit van het actief
Operationele rentabiliteit
Intercommunales
1,6
1,3
55,5 %
50,8 %
15,0 %
18,1 %
8,2 %
4,5 %
8,4 %
Gemeentebedrijven
1,4
1,4
71,5 %
16,9 %
39,6 %
27,3 %
4,7 %
3,4 %
4,6 %
Sleutelactoren
1,0
1,0
47,3 %
79,1 %
-0,4 %
10,2 %
2,7 %
1,3 %
11,8 %
Algemeen gemiddelde
1,4
1,2
53,5 %
57,5 %
10,3 %
15,4 %
6,6 %
3,5 %
9,9 %
Tabel 5b
Voornaamste financiële ratio’s van de lokale overheidsbedrijven per activiteitssector – 2007 MedischMedischsociaal Afval- sociaal met zonder beheer ziekenhuisziekenhuisactiviteit activiteit
Financiering (behalve energie)
Kabeltelevisie
Diversen
Algemeen gemiddelde
1,3
8,4
0,9
1,9
1,4
1,3
1,3
11,2
1,1
1,7
1,2
35,4 %
32,0 %
40,0 %
36,5 %
31,1 %
41,2 %
53,5 %
52,4 %
116,8 %
97,8 %
40,7 %
158,0 %
114,1 %
84,1 %
57,5 %
4,3 %
26,3 %
13,1 %
8,2 %
4,3 %
2,2 %
-20,3 %
15,0 %
10,3 %
70,9 %
8,2 %
14,3 %
14,2 %
6,8%
1,4 %
5,6 %
35,0 %
-4,1 %
15,4 %
5,7 %
27,7 %
0,8 %
10,0 %
9,5 %
1,8 %
-3,0 %
3,6 %
22,0 %
-15,9 %
6,6 %
3,3 %
19,9 %
0,4 %
5,4 %
3,4 %
0,6 %
-1,2 %
1,3 %
6,8 %
-6,6 %
3,5 %
18,2 %
88,4 %
3,6 %
-0,9 %
4,5 %
0,7 %
-4,9 %
-5,0 %
3,4 %
-17,2 %
9,9 %
Energie
Energiefinanciering
Waterbeheer
Economische expansie
Current ratio
1,4
2,1
1,1
3,0
1,6
1,3
Acid test
1,0
2,0
0,9
2,1
1,5
Financiële onafhankelijkheid
57,6 %
71,7 %
50,8 %
54,2 %
Langetermijnschuldratio
54,6 %
16,9 %
62,0 %
Zelffinancieringsgraad
11,1 %
45,9 %
Cashflow / vreemd vermogen
14,0 %
Rentabiliteit van het eigen vermogen Rentabiliteit van het actief
Liquiditeit
Solvabiliteit
Rentabiliteit
Operationele rentabiliteit
andere sectoren. Terwijl de acid test doorgaans een lager resultaat geeft dan de current ratio, ligt dit net omgekeerd in de sector van de kabeltelevisie. Een gedeeltelijke verklaring is de verkoop van de activiteit “kabeltelevisie” die met name een weerslag heeft op de rubrieken van het beschikbaar bedrag op de balans.
Solvabiliteitsratio’s De solvabiliteit wordt gemeten aan de hand van diverse ratio’s waarmee het mogelijk is om op langere termijn de globale financiële structuur van de
lokale overheidsbedrijven na te gaan. De gebruikte ratio’s meten de verhoudingen tussen het eigen vermogen, het aandeel van de schulden op meer dan één jaar en de schulden op ten hoogste één jaar. Een gemiddelde ratio voor de financiële onafhankelijkheid van 53,5 % betekent dat de lokale overheidsbedrijven hun schulden met eigen vermogen kunnen dekken. Er bestaan echter grote verschillen tussen de rechtsvormen waarbij de gemeentebedrijven meer dan 75 % hun schulden dekken, terwijl het aandeel van de schulden van de sleutelactoren lichtjes boven het eigen vermogen uitkomen.
10
De lokale overheidsbedrijven
Een analyse per activiteitssector geeft aan dat enkel de sectoren energie en energiefinanciering, alsook de sectoren waterbeheer en economische expansie een ratio halen van meer dan 50 %, terwijl de andere sectoren daar ver onder blijven. De langetermijnschuldratio meet de verhouding tussen de voorzieningen, de uitgestelde belastingen en de schulden op meer dan één jaar, enerzijds, en het eigen vermogen, anderzijds. Deze ratio was voor het boekjaar 2007 gemiddeld gelijk aan 57,5 % en wijst op een aanzienlijk en ruimschoots toereikend aandeel van het eigen vermogen om het hoofd te bieden aan de langetermijnschulden. Het zijn de gemeentebedrijven, gevolgd door de intercommunales, die de beste ratio’s kunnen voorleggen. Een uitsplitsing per sector levert grote verschillen op. Het zijn de sectoren afvalbeheer, financiering (behalve energie) en de sector van de kabeltelevisie die langetermijnschulden torsen die groter zijn dan het eigen vermogen. De zelffinancieringsgraad geeft een indicatie van het vermogen van de onderneming om zich te financieren met eigen vermogen door middel van de reserves en de overgedragen winst. Met een gemiddelde van 10,3 % voor alle lokale overheidsbedrijven samen is deze ratio relatief laag. Volgens rechtsvorm zijn het de gemeentebedrijven die een zeer bevredigende zelffinancieringsgraad bieden, terwijl de sleutelactoren in een atypische situatie verkeren die vooral te maken heeft met de specifieke balansstructuur als beheerders van het transportnet, die weegt op het algemeen gemiddelde. De intercommunales geven een ratio te zien die lager is dan aanvaardbaar (de norm stelt 20 % tot 25 % voorop) en tussen de sectoren bestaan verschillen. De negatieve ratio (-20,3 %) van de kabeltelevisiesector kan voornamelijk worden verklaard door het uitgesteld verlies van één sleutelactor. Ratio’s van minder dan 10 % zijn terug te vinden in de medischsociale sector, de sector van de financiering (behalve energie) en de watersector.
De ratio cashflow op vreemd vermogen van gemiddeld 15,4 % verwijst naar het aandeel van de schulden dat zou kunnen worden terugbetaald met de cashflow van het boekjaar.
Rentabiliteitsratio’s Dankzij de rentabiliteit kan men de verhouding meten tussen de inkomsten van de ondernemingen en haar werkmiddelen. Voor de inkomsten wordt de ratio berekend op basis van de winst na belastingen, de cashflow of het bedrijfsresultaat. Wat de werkmiddelen betreft kan de ratio de rentabiliteit meten van het eigen vermogen (financiële rentabiliteit), de rentabiliteit van het balanstotaal (economische rentabiliteit) of de rentabiliteit van de omzet (commerciële rentabiliteit). De ratio van de rentabiliteit van het eigen vermogen bedraagt gemiddeld 6,6 %. Volgens rechtsvorm zijn de intercommunales het meest performant met een ratio van 8,2 %. Uit een analyse van de ratio’s per sector blijkt een hoge ratio voor de sector van de energiefinanciering (27,7 %) vooral als gevolg van de volledige vrijmaking van de energiemarkt in de drie gewesten en de uitzonderlijke winsten die bij die gelegenheid werden geboekt. De prestatie van deze ratio is ook hoog in de sectoren economische expansie en kabeltelevisie, waar hij de verkoop van het netwerk weerspiegelt. De ratio van de rentabiliteit van de activa beloopt 3,5 % en is het hoogst bij de intercommunales (4,5 %). Volgens sector is het de energiefinanciering die een ratio vertoont van 19,9 % om dezelfde redenen als voor de ratio van het eigen vermogen. Met 9,9 % meet de ratio van de operationele rentabiliteit rechtstreeks het resultaat van de activiteit zelf. De rentabiliteit is lichtjes gedaald ten opzichte van het vorige boekjaar toen ze uitkwam op 10,5 %, vooral als gevolg van de volledige vrijmaking van de energiemarkt en het stopzetten van de activiteit als energieleverancier, zowel in Brussel als in Wallonië.
11
De energiesector
1. Context en belangrijkste actoren 2007 is in België het jaar van de volledige vrijmaking van de energiemarkt en het opduiken van nieuwe energiebronnen in een context van duurzame ontwikkeling en zekerheid van de bevoorrading. Het eerste boekjaar van de volledige vrijmaking van de energiemarkt in de drie gewesten loopt sinds 1 januari 20071. Dit houdt in dat de activiteiten van aan- en verkoop van elektriciteit aan de zogenaamde gebonden afnemers werd stopgezet en alleen de activiteit van Distributienetbeheerders (DNB’s) behouden bleef. Het bedrijfsresultaat bestaat daardoor enkel uit de weerslag van de beheerskosten die worden toegestaan door de CREG, de Belgische instantie voor prijsregulering. Deze werkingskosten worden via de leverancier doorgerekend aan de consument. De aangerekende tarieven kunnen dan ook verschillen van regio tot regio omdat de kosten van de distributienetbeheerder kunnen verschillen afhankelijk van waar de consument zich bevindt. Regionale vergelijkingen tussen Vlaanderen en Wallonië kunnen bovendien ietwat vertekend zijn door het systeem van de gratis kWh2 in Vlaanderen. Toch zullen de tarieven in Wallonië altijd hoger zijn dan in Vlaanderen door de lagere bevolkingsdichtheid en de topografische ligging. Gemeenten die korting kregen op de verkoop van energie voor eigen gebruik als aandeelhouders van de intercommunales zien deze voordelen verdwijnen als gevolg van de vrijmaking. Als gedeeltelijke compensatie van dit verlies hebben de gemeenten het initiatief genomen om aankoopcentrales op te richten voor energie. Hetzelfde geldt voor de overeenkomsten voor de Openbare Dienstverplichtingen (ODV) zoals de straatverlichting. In Wallonië en Brussel moesten als gevolg van de volledige vrijmaking de rekeningen van de gebonden afnemers worden afgesloten, wat gevolgen heeft voor de balansrubrieken van de vaste activa, de vlottende activa, het eigen vermogen
•
•
en de schulden en ook voor de resultatenrekening zowel bij de bedrijfsopbrengsten als bij de bedrijfskosten. In het kader van de vrijmaking zijn er ook bepalingen die zorgen voor aanpassingen in de aandeelhoudersstructuur van de gemengde DNB’s door de grotere macht van de gemeenten. De energiesector is rechtstreeks betrokken bij de duurzame ontwikkeling. In het geïntegreerde pakket maatregelen van 10 januari 2007 van de Europese Commissie is een vermindering voorzien met op zijn minst 20 % van de uitstoot van broeikasgassen tegen 20203. Naast de vrijmaking van de energiemarkt werd tijdens het boekjaar 2007 in Wallonië ook de kabeltelevisieactiviteit aan NewIco (VOO) overgedragen en werden de aandelen van deze nieuwe onderneming verkocht aan Tecteo met een weerslag op de balans. In Vlaanderen werd niet het beheer van de kabeltelevisienetwerken, maar wel de activiteit van digitale televisie verkocht aan Telenet.
• •
2. Kader van de financiële analyse De analyse neemt de actoren op waarvoor de gereglementeerde tarieven van de energiemarkt gelden, nl. de transportnetbeheerders (TNB’s) en de distributienetbeheerders (DNB’s) erkend door de regulatoren, ongeacht hun rechtsvorm. Het gaat om lokale overheidsbedrijven actief in de elektriciteit- en gasdistributie, namelijk de intercommunales en de gemeentebedrijven, plus enkele privébedrijven die sleutelactoren van de sector zijn. Zoals Elia System Operator voor elektriciteit, Fluxys en Fluxys LNG voor gas, alsook de DNB voor elektriciteit van Brussels Airport, een dochteronderneming van Brussels Airport Company. De TNB Fluxys en Elia System
•
1 2
3
De richtdatum voor alle EU-landen was 1 juli 2007. Sinds 2002 krijgt elk Vlaams gezin jaarlijks 100 kWh gratis elektriciteit, een hoeveelheid die nog kan worden opgetrokken volgens de samenstelling van het gezin. Cf Dexia-dossier over de financiële uitdagingen voor de gemeentebesturen – Fiche 17 over duurzame ontwikkeling.
De energiesector
12
Tabel 6
Kenmerken van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren in de energiesector – 2007 Energiefinanciering
Energie
Gewest
Vlaanderen
Wallonië
Brussel Federaal
Aantal
Balanstotaal (in miljoen EUR)
Aandeel (%)
Aandeel van de intercommunales (%)
Aantal
Balanstotaal (in miljoen EUR)
Aandeel (%)
Zuivere intercommunales
5
2 252
10,1 %
13,8 %
6
483
21,5 %
Gemengde intercommunales
10
7 239
32,5 %
44,3 %
Gemeentebedrijven
2
2
0,0 %
-
Zuivere intercommunales
4
2 333
10,5 %
14,3 %
9
1 027
45,7 %
Gemengde intercommunales
8
3 459
15,5 %
21,2 %
Gemeentebedrijven
1
32
0,1 %
-
Gemengde intercommunales
1
1 059
4,8 %
6,5 %
3
736
32,8 %
4
5 876
26,4 %
-
35
22 251
100,0 %
-
18
2 245
100,0 %
Type onderneming
Andere sleutelactoren in de sector
Totaal
Operator staan eveneens in voor rechtstreekse distributie naar industriële cliënten in de zogenaamde tranches “hoogspanning” voor elektriciteit en “hoge druk” voor gas. Er zijn 35 spelers op de Belgische energiemarkt (tabel 6), verdeeld over 28 DNB-intercommunales, waarvan vijftien in Vlaanderen, twaalf in Wallonië en één in Brussel. Verder zijn er drie autonome gemeentebedrijven, waarvan twee in Vlaanderen 4 en één in Wallonië. De sector telt vier belangrijke sleutelactoren, waaronder de drie TNB’s. Naast de lokale overheidsbedrijven voor energie zijn er achttien financieringsintercommunales met participaties in ondernemingen die verbonden zijn met de energiesector, waarvan zes in Vlaanderen, negen in Wallonië en drie in Brussel.
3. Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven van de energiesector 3.1. De lokale overheidsbedrijven als beheerders van het energietransport/distributienetwerk
De balans Het boekjaar 2007 vertoont een balanstotaal voor de sector van 22,3 miljard EUR, waarvan 73,5 % voor de intercommunales, 26,4 % voor de sleutelactoren en 0,1 % voor de autonome gemeentebedrijven (tabel 6). Binnen de intercommunales vertegenwoordigen de gemengde intercommunales 72 % van het balanstotaal terwijl de zuivere intercommunales een aandeel hebben van 28,1 %. De Vlaamse intercommunales vertegenwoordigen 58,1 % van het balanstotaal, tegen 35,5 % voor de Waalse en 6,5 % voor de Brusselse. In de balanscijfers van de zuivere intercommunales in Wallonië zitten niet alleen de cijfers voor energie ten belope van 1 743 miljoen EUR maar ook die voor kabeltelevisie ten belope van 590 miljoen EUR. 4
De regie “Gemeentelijk autonoom havenbedrijf Antwerpen” moet in de cijfers worden opgenomen. Ze wordt door de VREG als DNB erkend voor een gedeelte van haar activiteit in verband met de elektriciteitsvoorziening voor de haven van Antwerpen.
De energiesector
De operationele netbeheerders van de energiesector De vrijmaking van de energiemarkt heeft gezorgd voor een grondige reorganisatie bij de energieactoren. De lokale overheidsbedrijven van de energiesector moeten enkel hun rol van DNB spelen naast de diverse leveranciers die het leveringsaanbod verzorgen. De activiteiten van de exploitatie en het onderhoud van de netwerken, vroeger in handen van de historische operator, moeten voortaan worden verzorgd door de DNB’s die over knowhow moeten beschikken in deze erg complexe aangelegenheden. Om deze taken zo volledig en zo efficiënt mogelijk te kunnen vervullen, hebben de DNB’s via autonome juridische structuren, nl. volle dochterondernemingen, het personeel overgenomen dat vroeger in dienst was van de historische operator.
Het gaat voor het boekjaar 2007 om zo’n 6 500 VTE’s die in deze structuren werken. In Vlaanderen werden twee ondernemingen opgericht, Infrax met alle zuivere intercommunales en Eandis voor de gemengde intercommunales. In Brussel werd Brussel Network Operations opgericht waarin de DNB en een financieringsintercommunale participeren. In Wallonië groepeert NetWal de gemengde intercommunales voor energie. De zuivere intercommunales hebben geen dochteronderneming opgericht (Schema 1). Voor het boekjaar 2007 noteren de ondernemingen een balanstotaal van 959,1 miljoen EUR, NetWal5 niet meegerekend. Op de resultatenrekening bedraagt de omzet 1 113,7 miljoen EUR met een resultaat van het boekjaar vóór belastingen van 7,2 miljoen EUR. 6
NetWal werd opgericht op 30 april 2008.
Schema 1
De operationele netbeheerders van de energiesector
Vlaanderen
13
Brussel
Wallonië
Zuivere intercommunales
Gemengde intercommunales
Gemengde en financieringsintercommunales
100 %
100 %
100 %
100 %
Infrax
Eandis
B.N.O.
NetWal
Het aantal VTE’s dat de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren van de energiesector tewerkstellen bedraagt 3 339 eenheden voor het boekjaar 2007 (tabel 2). De operationele entiteiten nemen echter de activiteiten van onderhoud, exploitatie en ontwikkeling van de netwerken voor hun rekening. Deze dochterondernemingen tellen ook een aanzienlijk aantal van 6 500 VTE’s voor het boekjaar 2007. Om een volledig beeld te krijgen van de werkgelegenheid moeten deze bij de 3 339 VTE’s voor de DNB’s worden geteld (zie kader). Aan de actiefzijde vertegenwoordigen de vaste activa 84,1 % van het balanstotaal van de sector voor het boekjaar 2007 (tabel 7). Bij de intercommunales vertegenwoordigen de materiële vaste activa 91,4 % van de totale vaste activa. Dat is de waarde van de distributienetten voor
Zuivere intercommunales
Gemengde intercommunales
energie die deze intercommunales bezitten. Voor het boekjaar 2007 omvatten de vaste activa ook nog een deel van de kabeltelevisie. Het aandeel van de vaste activa van de overige actoren (sleutelactoren en gemeentebedrijven) bedroeg slechts 27,5 % in 2007. Dat heeft te maken met de specifieke deelnemingsstructuur van de TNB voor elektriciteit, waardoor een belangrijk deel van de vaste activa gerealiseerd wordt via deelnemingen in dochterondernemingen. Het aandeel van de financiële vaste activa is verhoudingsgewijs dan ook aanzienlijk. De financiële vaste activa vertegenwoordigen 19,7 % van de totale activa van de sector. Verhoudingsgewijs is deze rubriek belangrijker in de zuivere intercommunales in Wallonië omdat sommige ervan belangrijke participaties hebben in andere ondernemingen van de energiesector. Het aandeel van de financiële vaste activa in de gemengde intercommunales in
De energiesector
14
Tabel 7
Structuur van de voornaamste balansrubrieken van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor energie in 2007 (in % van het balanstotaal) en evolutie 2006-2007 (in %) Evolutie 2006-2007
2007 Wallonië
Vlaanderen
Brussel
Zuivere Gemengde Zuivere Gemengde Gemengde intercom. intercom. intercom. intercom. intercom.
Andere spelers (*)
Totaal
Wallonië
Vlaanderen
Brussel
Zuivere Gemengde Zuivere Gemengde Gemengde intercom. intercom. intercom. intercom. intercom.
Activa
Andere spelers (*)
Totaal
74,6 %
74,6 %
74,6 %
7
74,6 %
Vaste activa
80,7 %
87,3 %
79,1 %
84,5 %
71,2 %
85,6 %
84,1 %
-1,4 %
2,8 %
24,6 %
5,9 %
17,2 %
-0,6 %
4,4 %
Materiële activa
72,4 %
87,0 %
46,0 %
78,8 %
70,7 %
27,5 %
63,4 %
-0,8 %
5,1 %
-3,7 %
5,7 %
44,4 %
1,7 %
4,6 %
Financiële activa
8,1 %
0,3 %
32,8 %
0,0 %
0,4 %
57,8 %
19,7 %
-6,1 %
-87,8 %
112,3 %
9,4 %
34,5 %
-1,7 %
8,0 %
Vlottende activa
19,3 %
12,7 %
20,9 %
15,5 %
28,8 %
14,4 %
15,9 %
6,3 %
-15,8 %
-42,7 %
-23,3 %
-26,6 %
3,6 % -18,1 %
KT-vorderingen,geldbeleg. en liquide mid.
11,3 %
5,2 %
16,1 %
6,9 %
11,7 %
12,0 %
9,3 %
8,4 %
-7,7 %
-48,0%
-43,0 %
-29,8 %
16,1 % -17,6 %
Eigen vermogen
70,5 %
52,8 %
68,7 %
68,1 %
62,2 %
47,3 %
57,6 %
-0,7 %
-6,2 %
-9,1 %
3,3 %
19,6 %
-1,5 %
-1,5 %
Reserves
24,1 %
2,8 %
36,9 %
3,4 %
16,9 %
7,7 %
10,6 %
-1,5 %
-7,2 %
-11,4 %
-7,2 %
98,9 %
5,6 %
5,9 %
1,2 %
0,6 %
1,6 %
1,4 %
6,0 %
1,4 %
1,4 %
-2,4 %
-3,4 %
-46,3 %
114,4 %
179,5 %
-19,2 %
6,0 %
Schulden
28,2 %
46,6 %
29,7 %
30,5 %
31,8 %
51,3 %
41,0 %
2,0 %
8,2 %
38,4 %
-8,8 %
-30,6 %
2,1 %
2,0 %
Schulden op meer dan één jaar
13,9 %
35,8 %
19,3 %
23,4 %
15,0 %
40,0 %
30,1 %
-5,1 %
-3,0 %
129,2 %
18,6 %
26,8 %
1,5 %
5,8 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 % 100,0 %
-
-
-
-
-
-
-
Passiva
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
Totaal
* De sleutelactoren van de sector en de gemeentebedrijven.
Vlaanderen neemt fors af tussen 2006 en 2007 als gevolg van de verkoop van de financiële participaties in Telenet. Dit is de concrete uitvoering van een beslissing van de intercommunales van medio 2007 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2007 in het kader van de heroriëntering van de activiteit van de participaties in de kabeltelevisiesector. De participaties van de tien Vlaamse gemengde intercommunales in Telenet werden overgenomen door financieringsintercommunales die voortaan de Telenetaandelen voor de gemeenten beheren. De vlottende activa bedragen 15,9 % van de totale activa voor de geanalyseerde ondernemingen van de energiesector, met een vergelijkbaar niveau voor de zuivere en de gemengde intercommunales zowel in Vlaanderen als in Wallonië. Het aandeel van de vaste activa in het balanstotaal evolueert in positieve zin met een toename van 4,4 % tussen 2006 en 2007 vooral onder invloed van de materiële en de financiële vaste activa zowel in Wallonië als in Brussel. Tegelijk verklaart dit voor een deel dat het belang van de vlottende activa fors afnam
in beide gewesten en het aandeel van de vaste activa proportioneel sterk toenam. Deze wijzigingen aan de actiefzijde van de balans vooral in Wallonië en in Brussel zijn toe te schrijven aan de volledige vrijmaking van de markt in deze beide gewesten in boekjaar 2007. Aan de actiefzijde, door de verdwijning van de immateriële vaste activa die verband houden met de inbreng van immateriële waarden en vastgestelde rechten. De vlottende activa en voornamelijk de vorderingen op korte termijn kalfden fors af na het wegwerken van handelsvorderingen op de vroegere gebonden afnemers van vóór de vrijmaking. De forse toename van de financiële vaste activa bij de zuivere intercommunales in Wallonië is vooral het gevolg van de reorganisatie van de kabeltelevisiesector en van de inbreng ervan in de intercommunale die ze overnam. Het aandeel van het eigen vermogen in de totale passiva bedraagt voor het boekjaar 2007 gemiddeld 57,6 % voor de energiesector. Terwijl de individuele situatie grondig kan verschillen, zet de dalende trend in het aandeel van het eigen vermogen zich door tus-
De energiesector
sen 2006 en 2007, zodat dit geleidelijk evolueert in de richting van de solvabiliteitsratio die de CREG hanteert, namelijk een verhouding (eigen vermogen/totaal vermogen) die zo dicht mogelijk bij 33 % ligt. Dat is vooral zichtbaar in Vlaanderen waar de markt al sinds 2003 vrijgemaakt werd. De gevolgen van de volledige vrijmaking doen zich eveneens voelen aan de passiefzijde van de balans omdat het verdwijnen van de immateriële vaste activa aan de actiefzijde neerkomt op de vermindering van de tegenwaarde van immateriële deelbewijzen van het maatschappelijk kapitaal ingeschreven op de passiefzijde van de balans. De vermindering van het relatieve aandeel van het eigen vermogen met 6,2 % bij de gemengde intercommunales in Vlaanderen is de tegenhanger van de verkoop van deelbewijzen van Telenet aan de actiefzijde met het verlies van warrants en deelbewijzen in kapitaal van categorie T. De toename is te merken van het aandeel van de voorzieningen en uitgestelde belastingen, wat ten dele kan worden verklaard doordat aanvullende middelen worden voorzien voor het terugvorderen van vorderingen op gebonden afnemers en het boeken van niet-invorderbare bedragen. Het aandeel van de schuld in het balanstotaal is gestegen met 2 %, met echter een duidelijke daling in Wallonië en Brussel in het kader van de vrijmaking, met name met het afsluiten van de rekeningen van de gebonden afnemers, de kosten voor overeenkomstige benodigdheden en dus in hoofdzaak het aandeel van de kortlopende schulden.
Resultaat van het boekjaar Het resultaat van het boekjaar 2007 beloopt 733 miljoen EUR. Het aandeel van de intercommunales hierin bedraagt 561 miljoen EUR, d.i. 76,5 % van het
resultaat van de sector. De Vlaamse intercommunales dragen voor 35,6 % bij in het totaal van het resultaat van de intercommunales, terwijl ze 58,1 % van het balanstotaal vertegenwoordigen (tabel 6), tegen 35,5 % in Wallonië en 6,5 % in Brussel. Hoewel het resultaat in Vlaanderen verder daalt tijdens het boekjaar 2007, is dat niet het geval in Wallonië of in Brussel na de boeking van een niet onaanzienlijk uitzonderlijk resultaat. Het afsluiten van de rekeningen van de gebonden afnemers heeft als gevolg dat de opbrengsten van de resultatenrekening toenemen door het afhandelen van de handelsvorderingen van deze cliënten. Een analyse van de componenten van het resultaat geeft aan dat het bedrijfsresultaat in grote mate bijdraagt tot het resultaat van het boekjaar, behalve in Brussel, waar een hoog uitzonderlijk resultaat werd geboekt na de afsluiting van de rekeningen van de gebonden afnemers (tabel 8). De intercommunales van alle segmenten ondervinden de gevolgen van de vrijmaking van de energiemarkt, wat tot uiting komt in een daling van het geboekte resultaat sinds 2003, het jaar van de volledige vrijmaking in Vlaanderen (grafiek 3). De daling van het resultaat van de intercommunales tussen 2006 en 2007 bedraagt 25,5 %. Over de periode 2003-2007 gaat het om een afname van 57,4 %. Voor boekjaar 2007 stellen we een verdere daling vast bij de gemengde intercommunales in Vlaanderen. Zij zagen tussen 2006 en 2007 hun bedrijfsresultaat verder afnemen met name omdat de uitgaven tijdens die periode sneller toenamen dan de ontvangsten. In de toegepaste Cost plusmethodologie moeten de behoeften aan energie,
Structuur van het resultaat van de energiesector per segment (in % van het totale resultaat) – 2007 Vlaanderen
Bedrijfsresultaat Financieel resultaat Uitzonderlijk resultaat Belastingen
Resultaat van het boekjaar (in miljoen EUR)
15
Wallonië
Tabel 8
Brussel Andere spelers
Totaal
19,5 %
150,0 %
120,5 %
-14,2 %
-2,2 %
-13,0 %
-14,7 %
-44,1 %
14,4 %
84,9 %
5,2 %
5,8 %
2,3 %
3,0 %
3,4 %
2,2 %
42,2 %
11,7 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
83
178
48
148
103
172
733
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Gemengde intercom.
97,2 %
187,3 %
79,0 %
103,2 %
9,0 %
-57,3 %
68,0 %
-5,9 %
-27,6 %
0,4 %
De energiesector
16
Grafiek 3
Evolutie en uitsplitsing van het resultaat van het boekjaar van de energie-intercommunales (in miljoen EUR) – 2001-2007
1 600 1 400 1 200
134
134
200
187
112
93
187
1 000
107
800 835 600
149
130
171
1 006 697
400 200
180
173 167
0 2001 Vlaanderen zuivere
155
146
2002
2003 Vlaanderen gemengde
investeringen en de overeenkomstige werkingskosten één jaar vooraf (ex-ante) worden voorzien en bepalen ze mee de tarieven die tijdens het jaar moeten worden toegepast. De CREG doet een controle ex-post bij een afsluiting van het jaar waarbij ze onder meer de afschrijvingen op de investeringen aanvaardt of verwerpt. Deze controle ex-post kan dus een weerslag hebben op het verwachte resultaat. Merk op dat exogene parameters (bv. in verband met de productie) kunnen leiden tot een lager dan verwachte winstmarge. Op de balans stellen we overigens vast dat tussen 2006 en 2007 de voorzieningen en uitgestelde belastingen voor alle geanalyseerde ondernemingen toenemen met 6,7 %.
Financiële ratio’s De gemiddelde financiële ratio’s voor het boekjaar 2007 van de ondernemingen uit de energiesector maken het mogelijk een indicatie te geven over de situatie van de thesaurie (liquiditeit), het terugbetalingsvermogen (solvabiliteit) en de prestatie (rentabiliteit) van de lokale overheidsbedrijven en van de sleutelactoren (tabel 9). De liquiditeitsratio’s vertonen globaal genomen positieve resultaten over het boekjaar 2007 zowel voor de current ratio (1,4) als voor de acid test (1,0). In vergelijking met het voorgaande boekjaar stellen we echter een dalende trend vast die in de diverse segmenten een verschillend verloop kent. In Vlaanderen zijn de ratio’s van zowel de zuivere als de gemengde intercommunales afgenomen t.o.v. het
150
212
375 290
107 165
146
267 182
72 2004 Wallonië zuivere
2005
103 148 48 178
63
83
2006
2007
Wallonië gemengde
Brussel gemengde
vorige boekjaar. De acid test bevindt zich onder de 1, wat wil zeggen dat de kortlopende schuld groter is dan de som van de vorderingen op ten hoogste één jaar, de beleggingen en de thesaurie. Dit wijst op een gemiddelde thesauriebehoefte. De situatie kan echter sterk verschillen tussen de individuele intercommunales. In Wallonië zijn de ratio’s over 2007 gemiddeld gedaald ten opzichte van 2006, met uitzondering van de current ratio van de gemengde intercommunales. Die laatste omvatten gedeeltelijk de gegevens van de kabeltelevisie. De evolutie van deze ratio’s weerspiegelt de afsluiting van de rekeningen van de gebonden afnemers, die met name een impact hebben op de vorderingen en de schulden op korte termijn, de thesaurie en de overlopende rekeningen die in de berekening van de current ratio worden gebruikt. De situatie van de ratio’s in Brussel wijst net als in Wallonië op de overgang naar de volledige vrijmaking. Merk op dat de overheidsbedrijven en de sleutelactoren van de sector ook te kampen hebben met een vermindering van hun liquiditeitsratio’s, wat wijst op de krappere thesauriemarges. De gemiddelde solvabiliteitsratio’s, die van de onderneming een beeld op langere termijn geven, vertonen een globaal positief beeld van de sector in 2007 met evenwel verschillen afhankelijk van het soort ratio en van het geanalyseerd segment. De ratio van de financiële onafhankelijkheid ligt boven 50 % voor vrijwel alle segmenten, behalve
De energiesector
17
Tabel 9
Ratio’s van de energiesector per segment – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Brussel Gemeentebedrijven
Sleutelactoren
Energiesector
1,7
1,6
1,2
1,4
0,7
1,9
1,7
1,0
68,1 %
62,2 %
88,3 %
47,0 %
57,6 %
30,5 %
36,5 %
33,8 %
0,7 %
88,6 %
54,6 %
38,1 %
3,4 %
16,9 %
66,1 %
8,2 %
11,1 %
12,3 %
12,6 %
22,9 %
37,4 %
55,3 %
7,5 %
14,0 %
5,2 %
4,7 %
3,0 %
6,3 %
15,7 %
4,3 %
6,2 %
5,7 %
Rentabiliteit van het actief
3,7 %
2,5 %
2,1 %
4,3 %
9,8 %
3,8 %
2,9 %
3,3 %
Operationele rentabiliteit
11,1 %
21,5 %
12,5 %
19,9 %
6,5 %
17,7 %
22,0 %
18,2 %
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Gemengde intercom.
Current ratio
1,3
1,2
2,0
1,8
Acid test
0,9
0,5
1,7
1,1
Financiële onafhankelijkheid
70,5 %
52,8 %
68,7 %
Langetermijnschuldratio
21,5 %
68,9 %
Zelffinancieringsgraad
24,2 %
3,4 %
Cashflow / vreemd vermogen
25,1 %
Rentabiliteit van het eigen vermogen
Liquiditeit
Solvabiliteit
Rentabiliteit
voor het segment van de sleutelactoren6, met echter grote verschillen tussen de segmenten, vooral op vlak van de rechtsvorm van de onderneming. Dat geldt in het bijzonder voor het segment van de zuivere intercommunales zowel in Wallonië als in Vlaanderen en dat van de gemeentebedrijven, met een omgekeerde situatie van de ratio 1/3 (eigen vermogen/ totaal vermogen) die de CREG hanteert in de Cost plus-methodologie. Het grote aandeel van het eigen vermogen bestaat voor bijna de helft uit reserves die worden aangehouden binnen deze intercommunales. In tegenstelling tot de zuivere intercommunales, is het zo dat bij de gemengde intercommunales de deelname van een privépartner en financieringsintercommunales in het kapitaal voor een andere logica zorgt bij de verdeling van de resultaten. De ratio van de langetermijnschuld bedraagt voor de sector in 2007 gemiddeld 54,6 %, een toename ten opzichte van het boekjaar 2006, toen die uitkwam op 50,8 %. Uit een analyse van de segmenten blijken uiteenlopende situaties. De ratio van de zuivere intercommunales in Wallonië, die veel hoger ligt dan bij de collega’s uit Vlaanderen, kan gedeeltelijk worden verklaard door elementen die verband houden met de verkoop van de kabeltelevisie en een impact hebben op deze ratio bij één zuivere intercommunale in Wallonië. De gemengde intercommunales in Wallonië en Brussel geven relatief lage ratio’s van de
langetermijnschuld te zien (lager dan 37 %) voor 2007, het eerste jaar van de volledige vrijmaking. Toch kennen ze een toename in vergelijking met het vorige boekjaar. Met een gemiddelde ratio van 68,9 %, hebben de gemengde intercommunales in Vlaanderen, die nu al verscheidene jaren in een vrijgemaakte markt werken, een schuldratio van ongeveer 2/3 wat in de buurt komt van de ratio die de CREG hanteert. Merk op dat de schuldratio is gestegen ten opzichte van 2006. De zelffinancieringsgraad van de energiesector bedraagt gemiddeld 11,1 % voor het boekjaar 2007. Deze ratio weerspiegelt het dividendbeleid van de onderneming en weegt door in de gemeentelijke overheidsbedrijven (66,1 %) en de zuivere intercommunales in Vlaanderen (24,2 %) en Wallonië (38,1 %) omdat die over meer overgedragen reserves en winst beschikken dan de gemengde intercommunales en de andere actoren. De ratio van de cashflow op het vreemd vermogen bedraagt in het boekjaar 2007 gemiddeld 14 % voor de energiesector. Deze ratio is gedaald ten opzichte van het vorige boekjaar, toen hij uitkwam op 16 %. Daaruit blijkt dat de schulden en ook de rubriek voorzieningen en uitgestelde belastingen zijn toegenomen. 6
De solvabiliteitsratio’s van de sleutelactoren worden ten dele beïnvloed door de specifieke samenstelling van de balans van de TNB voor elektriciteit.
De energiesector
18
De rentabiliteitsratio’s geven goede resultaten te zien over het boekjaar 2007, maar zijn gedaald ten opzichte van het voorgaande boekjaar.
handhaaft bij de sleutelactoren. In Vlaanderen is de operationele rentabiliteit lichtjes toegenomen tot 11,1 % voor de zuivere intercommunales en tot 21,5 % afgenomen voor de gemengde. Het tegengestelde beeld bij de Waalse en de Brusselse intercommunales vindt zijn oorsprong bij de boekingen onder opbrengsten en uitgaven van de afsluitingen van de rekeningen van de gebonden afnemers, maar ook bij de verkoop van de kabeltelevisieactiviteit.
De ratio van de rentabiliteit op het eigen vermogen, die eigenlijk een maatstaf is van de return on investment voor de aandeelhouders bedraagt gemiddeld 5,7 % voor het boekjaar 2007, tegen 6,8 % voor het boekjaar daarvoor. In Wallonië en in Brussel wordt deze ratio beïnvloed door de overgang naar de volledige vrijmaking van de energiesector in deze beide gewesten. In Brussel verwijst het hoge niveau van 15,7 % naar de boeking van uitzonderlijke ontvangsten die te maken hebben met de inning van de vorderingen van de gebonden afnemers. We wijzen ook op de forse daling van de ratio voor het segment van de gemeentelijke overheidsbedrijven.
3.2. Financiële analyse van de financieringsintercommunales uit de energiesector
De balans Voor het boekjaar 2007 belopen de totale activa van de financieringsintercommunales 2,2 miljard EUR (tabel 6). Het aandeel van de totale activa van de intercommunales in Wallonië bedraagt 45,7 %, d.w.z. meer dan het dubbel van Vlaanderen (21,5 %) en Brussel (32,8 %) doordat in tegenstelling tot Vlaanderen, waar deze participaties genomen worden op naam van de gemeenten, deze participaties in Wallonië en Brussel gebeuren op naam van de intercommunales. Deze situatie wordt weerspiegeld in het aandeel van de vaste activa, dat fors verschilt tussen Vlaanderen (32,7 %), Wallonië (72,8 %) en Brussel (64,9 %). Het gemiddeld aandeel van de vaste activa in alle gewesten bedraagt 61,6 % (tabel 10).
De ratio van de rentabiliteit van de activa bedraagt 3,3 % voor het boekjaar 2007, een daling ten opzichte van het voorgaande boekjaar (4 %). In dit segment is de daling het meest uitgesproken. De ratio van de operationele rentabiliteit, die aangeeft wat de onderneming kan halen uit haar bedrijfsvoering, komt in 2007 uit op gemiddeld 18,2 % voor de sector en is nagenoeg gelijk aan die van het vorige boekjaar (18,3 %). De ratio is gedaald voor de gemeentelijke overheidsbedrijven, terwijl hij zich Tabel 10
Structuur van de voornaamste balansrubrieken van de financieringsintercommunales (in % van het balanstotaal) – 2006-2007 2006 Vlaanderen
Wallonië
2007 Brussel
Totaal
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Totaal
Activa Vaste activa
25,2 %
63,6 %
61,9 %
53,7 %
32,7 %
72,8 %
64,9 %
61,6 %
Financiële activa
25,2 %
63,5 %
61,9 %
53,7 %
32,7 %
72,6 %
64,9 %
61,5 %
Vlottende activa
74,8 %
36,4 %
38,1 %
46,3 %
67,3 %
27,2 %
35,1 %
38,4 %
KT-vorderingen,geldbeleggingen en liquide middelen
51,3 %
34,1 %
38,1 %
39,3 %
44,1 %
25,5 %
35,1 %
32,6 %
27,6 %
69,0 %
94,1 %
65,1 %
32,1 %
76,1 %
91,7 %
71,7 %
Reserves
9,1 %
45,2 %
33,3 %
33,4 %
13,8 %
55,2 %
45,0 %
42,9 %
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
0,0 %
0,3 %
0,0 %
0,2 %
0,0 %
0,7 %
0,0 %
0,3 %
Passiva Eigen vermogen
Schulden
72,4 %
30,6 %
5,9 %
34,7 %
67,9 %
23,2 %
8,3 %
27,9 %
Schulden op meer dan één jaar
27,7 %
15,7 %
0,2 %
14,8 %
23,1 %
14,9 %
0,0 %
11,8 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Totaal
De energiesector
De vaste activa bestaan bijna uitsluitend uit financiële vaste activa. Die omvatten diverse participaties in ondernemingen van de energiesector met het oog op het behoud van een voldoende financiële stroom via de uitgekeerde dividenden om zo de gevolgen van de vrijmaking tegen te gaan. Zo werden er onder meer belangen genomen in de TNB’s (Elia, Fluxys) via Publi-T, Publigas, Suez en energieleveranciers. We stellen tijdens het boekjaar bovendien een versterking vast van de financieringsintercommunales in de energie-intercommunales door de scheiding tussen de leveringsactiviteit enerzijds en het netbeheer anderzijds. Het aandeel van de financiële vaste activa is toegenomen in 2007 (61,5 %) ten opzichte van 2006 (53,7 %). In Vlaanderen, waar de vrijmaking nu al enkele jaren volledig is doorgevoerd, gaat het aandeel van de vaste activa van 25,2 % naar 32,7 %. Merk op dat in de financieringsintercommunales de participaties in Telenet werden opgenomen, terwijl ze aanvankelijk in handen waren van de gemengde intercommunales voor energie. In Wallonië stijgt het aandeel van de financiële vaste activa van 63,5 % in 2006 tot 72,6 % in 2007. In Brussel
19
beloopt het aandeel van de financiële vaste activa 64,9 % in 2007 tegen 61,9 % in 2006. De aangroei van de participaties houdt eveneens rekening met de versterking van de financieringsintercommunales in de intercommunales voor energie door de overname van de deelbewijzen van de privépartner. Aan de passiefzijde verschillen vooral de bronnen van geldmiddelen grondig tussen de gewesten. Het eigen vermogen vertegenwoordigt minder dan een derde van de totale passiva in Vlaanderen, terwijl meer dan 75 % bedraagt voor Wallonië en meer dan 90 % van de totale passiva in Brussel. Deze rubriek bestaat vooral uit reserves. Het aandeel van de schulden is omgekeerd tussen Vlaanderen en de twee overige gewesten. Vlaanderen heeft een groter aandeel aan kortlopende schulden.
Resultaat van het boekjaar Het resultaat van het boekjaar 2007 komt uit op 446 miljoen EUR. Met 41,8 % draagt het uitzonderlijke resultaat het meest bij tot het resultaat van het boekjaar (tabel 11). Het aandeel van het Tabel 11
Structuur van het resultaat van de financieringsintercommunales (in % van het totale resultaat) – 2006-2007 2006 Vlaanderen
Wallonië
2007 Brussel
Totaal
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Totaal
Bedrijfsresultaat
46,0 %
39,9 %
6,4 %
35,6 %
25,1 %
44,1 %
1,7 %
19,6 %
Financieel resultaat
54,0 %
53,6 %
67,7 %
56,4 %
48,4 %
56,1 %
21,7 %
38,6 %
Uitzonderlijk resultaat
0,0 %
6,8 %
25,9 %
8,1 %
26,5 %
0,1 %
76,6 %
41,8 %
Belastingen
0,0 %
-0,2 %
0,0 %
-0,1 %
0,0 %
-0,3 %
0,0 %
-0,1 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Totaal
Evolutie en uitsplitsing van het resultaat van het boekjaar van de financieringsintercommunales (in miljoen EUR) – 2001-2007 1 200 1 000 137 800 413
600 400 200 0
25 75 21 2001 Vlaanderen
38
26
28
100
130
128
25 2002
29 2003
59 2004
Wallonië
442
2005 Brussel
52
197
130 92
115 134
2006
2007
Grafiek 4
20
De energiesector
uitzonderlijk resultaat in Vlaanderen is gedeeltelijk toe te schrijven aan de verkoop van de Telenet-deelbewijzen. In Brussel heeft het grotere belang (70 % in plaats van 50 %) van een intercommunale in het kapitaal van Sibelga gezorgd voor een uitzonderlijk resultaat en voor een overheveling naar de reserves. Het financieel resultaat komt op de tweede plaats. Het bedrijfsresultaat beloopt 88 miljoen EUR in 2007 tegen 98 miljoen EUR voor het boekjaar daarvoor en draagt slechts voor 19,6 % bij tot het uiteindelijke resultaat. Het resultaat van het boekjaar van de financieringsintercommunales is toegenomen sinds 2001 met een uitzonderlijke piek in 2005, die te maken had met de overname door Suez van de aandelen van Electrabel (grafiek 4). De evolutie van deze resultaten wijst op de toenemende rol van de financie-
ringsintercommunales om te zorgen voor inkomsten voor de overheidsaandeelhouders in een klimaat van vrijmaking, waarin de energie-intercommunales die enkel de rol vervullen van DNB hun winsten zien afnemen. De regionale uitsplitsing van het resultaat over 2007 geeft aan dat 44,2 % afkomstig is van de Brusselse financieringsintercommunales, tegen 30 % van de Vlaamse intercommunales en 25,8 % van de Waalse intercommunales. Toch blijkt uit een analyse van de rentabiliteit op het eigen vermogen (resultaat van het boekjaar/eigen vermogen) een weinig significante ratio van 86,2 % in Vlaanderen 7, 14,7 % in Wallonië en 29,3 % in Brussel. 7
Volgens de specifieke structuur van de intercommunales in Vlaanderen, waar de deelbewijzen worden aangehouden in naam van de gemeenten, met een equivalent voor het eigen vermogen.
21
Sector van de economische expansie
1. Context en belangrijkste actoren De lokale overheidsinstellingen en sleutelactoren uit de sector van de economische expansie hebben de economische ontwikkeling als gemeenschappelijk doel. Concreet komt dit neer op het onthaal van bedrijven en de verkoop van industrieel vastgoed, maar ook op de aanleg van industrieparken in bepaalde geografische zones. Dit speelt zich af op het grondgebied van de lokale openbare aandeelhouders. Het voorgestelde dienstengamma kan echter sterk verschillen van de ene entiteit tot de andere en wordt bepaald door het regionaal en provinciaal economisch weefsel en door lokale gebruiken. De dienstverlening omvat onder meer studiebureaus, beheer van industriezones, coördinatie, organisatie van opleidingen, beheer van milieugebonden materies en ruimtelijke ordening, beheer van Europese of regionale hulp of projecten, enz. Naast de economische expansie zien sommige lokale overheidsinstellingen hun verantwoordelijkheid uitbreiden naar andere sectoren zoals waterzuivering, afvalverwerking, coördinatie en uitvoering van het beleid op het gebied van toerisme, woningbouw bijvoorbeeld in de grote steden en sanering van industriële sites. Bij deze aanvullende activiteiten gaat het vaak om grote bedragen die een impact hebben op de balans. De lokale openbare instellingen vormen een interface tussen verschillende gesprekspartners: bedrijven die zich willen vestigen, lokale dienstverleners, overheden op de verschillende niveaus en de burger. Het juridisch kader en de organisatie van deze sector zijn in de drie gewesten verschillend. In Vlaanderen heeft het decreet van 6 juli 2001 betreffende de intergemeentelijke samenwerking een belangrijke weerslag op de structuur van de intercommunales voor economische expansie die actief zijn op het vlak van afvalbeheer. Deze intercommunales moesten hun activiteiten opsplitsen in
een dienstverlenende vereniging voor de economische expansie, enerzijds, en een opdrachthoudende vereniging voor het afvalbeheer, anderzijds. Hoewel deze intercommunales de behoeften van gemeenten voor economische ontwikkeling op zich nemen, bestaan er ook vijf provinciale agentschappen voor regionale ontwikkeling (Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijen – POM’s), die in die vorm zijn opgericht in 2006. Een POM is een overheidsinstelling met rechtspersoonlijkheid die actief is in de provincie waardoor ze werd opgericht. Haar opdracht bestaat erin het sociaaleconomische beleid van de provincie uit te voeren, namelijk de basis van de gekozen strategie en ondersteuning in de uitvoering van projecten die daaruit voortvloeien. Op het gebied van economische expansie telt Wallonië uitsluitend intercommunales. Behalve in Henegouwen komen deze geografisch overeen met het grondgebied van de provincie. In vergelijking met Vlaanderen houden ze zich echter meestal met andere belangrijke activiteiten bezig zoals waterzuivering of afvalverwerking. In het kader van de wet op de lokale democratie zijn ze onder meer verplicht meerjarenplannen op te stellen. Het decreet van 9 maart 2007 ter wijziging van dat van 19 juli 2006 bepaalt dat de intercommunales deze plannen moeten bekendmaken en ze ook publiceren op de website van de intercommunale. De in 2007 opgestelde strategische plannen 2008-2011 omschrijven de doelstellingen en reiken cijfermatige indicatoren aan om de realisatie ervan te meten. Brussel heeft geen intercommunale voor economische expansie. De economische ontwikkeling is in handen van de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (GOMB). Deze werd in 1974 opgericht als orgaan naar publiek recht belast met de uitvoering van het beleid voor economische expansie en stadsvernieuwing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Doel van de economische expansie is de economische ontwikkeling te analyseren en promoten. Meer concreet
Sector van de economische expansie
22
heeft de GOMB als doel industriële, ambachtelijke en dienstverlenende ondernemingen aan te trekken naar en ze aan het gewest te binden door hun vastgoedinfrastructuur (gronden of gebouwen) aan te bieden tegen aantrekkelijke prijzen. De GOMB heeft in het kader van zijn opdracht ook andere bevoegdheden zoals de bouw van woningen voor gezinnen met een gemiddeld inkomen. Voor het boekjaar 2007 kunnen we voor de sector enkele opmerkelijke feiten aanhalen: 2007 is het eerste werkingsjaar met de nieuwe gemeenteraden en colleges na de lokale verkiezingen van 2006. De nieuwe programmatie van structuurfondsen 2007-2013 op Europees niveau. De ontwikkeling van activiteiten op vlak van huisvesting in meerdere intercommunales in Vlaanderen, Wallonië en Brussel. De verdere uitvoering van milieureglementeringen die almaar belangrijker worden, zowel voor ondernemingen die zich willen vestigen als voor de aanleg van sites en ten aanzien van de burger1.
• • • •
2. Kader van de financiële analyse De geanalyseerde steekproef heeft betrekking op het boekjaar 2007 met 30 lokale overheidsbedrijven opgedeeld in 24 intercommunales en 6 sleutelactoren (tabel 12). De sleutelactoren in Vlaanderen zijn de POM’s waarvan er voor vier op vijf een balans werd gepubliceerd. In Wallonië gaat het enkel om intercommunales, maar deze hebben wel een ruimer actieterrein dan in Vlaanderen; in Brussel gaat het om de GOMB.
3. Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren van de economische expansie 3.1. De balans De activa van de intercommunales voor economische expansie beliepen 2,1 miljard EUR in 2007. De Waalse intercommunales bezitten 51,4 % tegenover 36,5 % voor Vlaanderen (tabel 12). De sleutelactoren vertegenwoordigen 12,1 % van de totale activa van de overheidsbedrijven voor economische expansie. Brussel telt slechts één sleutelactor met een relatief gewicht van 10,3 % van het balanstotaal van alle intercommunales en sleutelactoren. Het gemiddelde gewicht van de activa per entiteit ligt in Vlaanderen lager dan in Wallonië door het aantal actoren (negentien in Vlaanderen tegenover tien in de andere gewesten). Geografisch bekeken is de concentratie van het actief in Vlaanderen het sterkst in de provincies Antwerpen en West-Vlaanderen en in het arrondissement HalleVilvoorde. In Wallonië moeten we bij de relatieve percentages het nodige voorbehoud maken, omdat het actieterrein sterk verschilt van de ene intercommunale tot de andere. De vlottende activa zijn goed voor 1 342,1 miljoen EUR en ze wegen met een aandeel van 56,6 % door in het balanstotaal. Dit vloeit voort uit de verkoop van gronden en gebouwen die we moeten beschouwen als voorraden en niet als vaste activa. Bij de Vlaamse intercommunales is het percentage 1
Cf Dexia-dossier over de financiële uitdagingen voor de gemeentebesturen – Fiche 17: Duurzame ontwikkeling.
Tabel 12
Kenmerken van de intercommunales en sleutelactoren voor economische expansie – 2007
Vlaanderen
Wallonië Brussel Totaal
Type onderneming
Aantal
Totaal actief (miljoenen EUR)
Aandeel (%)
Gemiddeld actief per intercommunale
Intercommunales
15
864,8
36,5 %
57,7
Sleutelactoren
4
42,5
1,8 %
10,6
Totaal
19
907,3
38,3 %
47,8
Intercommunales
9
1 220,1
51,4 %
135,6
Sleutelactoren
1
244,3
10,3 %
244,3
29
2 371,7
100 %
98,8
Sector van de economische expansie
Structuur van het actief van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor economische expansie (in % van het totaal actief) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Brussel Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Vaste activa
26,2 %
48,5 %
27,3 %
50,4 %
68,2 %
43,4 %
Materiële vaste activa
25,9 %
10,0 %
25,1 %
38,4 %
61,2 %
35,7 %
0,3 %
37,2 %
2,1 %
12,0 %
6,9 %
7,7 %
73,8 %
51,5 %
72,7 %
49,6 %
31,8 %
56,6 %
Vorderingen op meer dan één jaar
1,6 %
2,6 %
1,7 %
7,1 %
0,0 %
4,3 %
Vorderingen op ten hoogste één jaar
6,0 %
9,1 %
6,1 %
12,2 %
24,2 %
11,1 %
Financiële vaste activa Vlottende activa
Voorraden
37,9 %
4,0 %
36,3 %
13,3 %
6,5 %
35,3 %
Geldbeleggingen
21,8 %
15,3 %
21,5 %
13,1 %
0,1 %
15,0 %
Liquide middelen
3,0 %
19,3 %
3,7 %
2,4 %
0,9 %
2,8 %
Overlopende rekeningen
3,6 %
1,1 %
3,5 %
1,0 %
0,0 %
11,1 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Totaal
van de vlottende activa hoger (73,8 %), omdat de activiteit hoofdzakelijk is toegespitst op economische expansie. De vlottende activa liggen dan weer onder 50 % in Wallonië (49,6 %) en in Brussel (31,8 %). Deze cijfers weerspiegelen de aanwezigheid van andere activiteiten zoals waterzuivering, afvalbeheer of woningbouw, die een grotere infrastructuur vereisen. De vaste activa bedragen 845,5 miljoen EUR en bestaan voornamelijk uit materiële vaste activa. Ze bestaan vooral uit gronden en gebouwen bestemd voor exploitatie2 en verhuur van activa. De vaste activa vertegenwoordigen een relatief groter gewicht in Wallonië (50,4 %) dan in Vlaanderen (27,3 %), omdat er meer financiële middelen nodig zijn voor waterzuivering en afvalverwerking, waarvoor er grote infrastructuurinvesteringen moeten gebeuren. We onderstrepen het niet te verwaarlozen aandeel van de vaste activa van de sleutelactoren waaronder de POM’s in Vlaanderen (48,5 %), die met een aandeel van 37,2 % voornamelijk uit financiële vaste activa bestaan. Het gaat met name om participaties in ondernemingen die verband houden met economische ontwikkeling. Het aandeel van de vaste activa in Brussel is het hoogste van alle segmenten (68,2 %) en omvat voornamelijk gronden en gebouwen in het kader van de bouw van woningen door de GOMB. De rubriek voorraden en lopende bestellingen bevat de nettowaarde van de voor verkoop bestemde gron-
den en gebouwen. Deze is gelijk aan de brutowaarde min het bedrag van de ontvangen subsidies. Hieraan moet de waarde van de nieuwe investeringen worden toegevoegd en de waarde van de uitgaande voorraden moet worden afgetrokken. In 2007 kwam deze rubriek uit op 836,8 miljoen EUR met een verschil tussen de gewesten. In Vlaanderen ligt dat bedrag op 327,6 miljoen EUR, wat ongeveer het dubbele is van Wallonië (162,4 miljoen EUR). In Brussel loopt deze rubriek op tot 15,8 miljoen EUR. In percentage van het totaal actief neemt deze rubriek gemiddeld 35,3 % voor alle entiteiten samen met verschillen per gewest. In Vlaanderen bedraagt het aandeel van de voorraden gemiddeld 36,3 %, wat ongeveer driemaal zo veel is als in Wallonië (13,3 %). Het aandeel van de voorraden op het totaal actief voor Brussel bedraagt 6,5 %. Het gaat hier uitsluitend om vastgoed bestemd voor verkoop. De rubriek thesauriebeleggingen komt uit op 355,5 miljoen EUR voor het boekjaar 2007 en vertegenwoordigt 15 % van het totaal actief. Het is opgesplitst in 195,1 miljoen EUR voor Vlaanderen en 160,4 miljoen EUR voor Wallonië. De schuldvorderingen op ten hoogste één jaar bedroegen 263,8 miljoen EUR in 2007 en hebben een aandeel van 11,1 % in het totaal actief, met een verschil tussen de gewesten. Het aandeel van de schuldvorderingen op ten hoogste één jaar beloopt 2
De voor verkoop bestemde gronden of gebouwen komen voor in de voorraden en lopende bestellingen.
23
Tabel 13
Sector van de economische expansie
24
Tabel 14
Structuur van het passief van lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor economische expansie (in % van het totaal passief) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Brussel Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Eigen vermogen
56,8 %
53,5 %
56,6 %
46,8 %
82,3 %
54,2 %
Kapitaal
16,3 %
2,4 %
15,6 %
8,2 %
1,0 %
10,3 %
Reserves
35,7 %
11,3 %
34,5 %
16,8 %
1,1 %
22,0 %
Overgedragen winst
2,4 %
14,7 %
2,9 %
6,3 %
0,1 %
4,4 %
Kapitaalsubsidies
1,5 %
23,8 %
2,6 %
14,7 %
80,1 %
16,8 %
12,8 %
5,0 %
12,4 %
8,0 %
7,8 %
9,7 %
Schulden
30,5 %
41,5 %
31,0 %
45,2 %
9,9 %
36,1 %
Schulden op meer dan één jaar
14,9 %
27,8 %
15,5 %
24,8 %
0,0 %
18,7 %
Schulden op ten hoogste één jaar
14,1 %
11,1 %
14,0 %
14,9 %
9,7 %
14,0 %
1,4 %
2,6 %
1,5 %
5,5 %
0,3 %
3,4 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
Overlopende rekeningen Totaal
6,1 % in Vlaanderen, 24,2 % in Brussel en 12,2 % in Wallonië. In Brussel gaat dit in hoofdzaak om stadsvernieuwing. In Wallonië omvat deze rubriek een deel van de schuldvorderingen op het Waalse Gewest voor de terugbetaling van leningen door het gewest. Aan de passiefzijde liep in 2007 het eigen vermogen op tot 1 285,4 miljoen EUR. Het vertegenwoordigt meer dan de helft van de financieringsbronnen of 54,2 % van het totaal passief (tabel 14). Het eigen vermogen is voor 10,3 % van het balanstotaal samengesteld uit kapitaal, reserves (22 %) en kapitaalsubsidies (16,8 %). De kapitaalsubsidies hebben betrekking op de materiële vaste activa en worden geleidelijk aan geboekt op de resultatenrekening naargelang van de afschrijvingen op die vaste activa. Dit mechanisme genereert intrinsiek een zekere schommeling van het eigen vermogen. De omvang van de subsidies hangt ook af van de grootte van de entiteit. Het deel van de reserves dat voortvloeit uit vroegere winsten (521,4 miljoen EUR) is de belangrijkste rubriek van het eigen vermogen, met evenwel verschillen tussen de gewesten. De Vlaamse intercommunales hebben de grootste reserves, goed voor 35,7 % van het totaal passief. In Wallonië en in Brussel belopen de reserves respectievelijk 16,8 % en 1,1 %. In laatstgenoemde gewesten hangt het niveau van de reserves samen met het niveau van de activiteiten van bepaalde entiteiten in de sectoren water, afval en huisvesting, waar de reserves lager liggen.
De schulden bedroegen 856,7 miljoen EUR voor het boekjaar 2007 en vertegenwoordigen gemiddeld 36,1 % van het totaal passief. Bij de Waalse intercommunales zijn ze met een gewicht van 45,2 % doorslaggevend in het totaal passief; in Vlaanderen komen de schulden uit op 31 %, in Brussel op 9,9 %. Ze bestaan voornamelijk uit schulden op meer dan één jaar (18,7 % van het totaal passief ). Daarvan bestaat 87,3 % uit financiële schulden op meer dan één jaar. De schulden op hoogstens één jaar maken iets meer dan een derde van de schuldenlast uit. De overlopende rekeningen zijn belangrijker in Wallonië (5,5 %) dan in de andere gewesten, wat voor een stuk voortvloeit uit de activiteiten op het gebied van waterzuivering van sommige Waalse intercommunales. De ontvangsten uit sale-and-lease-backverrichtingen van deze zuiveringsstations met de SPGE worden overgedragen naar latere boekjaren.
3.2. Resultatenrekening De resultatenrekening wordt gestijfd door de opbrengsten en de kosten uit de activiteit van de entiteit. De opbrengsten van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren van de economische expansie bedroegen in 2007 673 miljoen EUR en ze bestaan uit verkoop en prestaties, financiële en uitzonderlijke opbrengsten (tabel 15).
Sector van de economische expansie
Voornaamste opbrengsten van lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor economische expansie (in % van de totale opbrengsten) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Totaal
Sleutelactoren
Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Verkopen en prestaties
95,2 %
82,9 %
94,6 %
64,7 %
37,7 %
72,1 %
Financiële opbrengsten
4,4 %
10,4 %
4,7 %
12,5 %
62,2 %
13,9 %
Uitzonderlijke opbrengsten
0,3 %
6,6 %
0,7 %
22,8 %
0,0 %
13,9 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
De bedrijfsopbrengsten die de eigenlijke activiteit van de entiteit weerspiegelen, nemen de eerste plaats in met 72,1 % van de totale opbrengsten van het boekjaar. De rubriek bestaat uit de opbrengsten uit de verhuur van gebouwen en de bedrijfssubsidies van de overheid. Deze subsidies zijn goed voor 8,3 % van de bedrijfsopbrengsten. In Vlaanderen zijn de bedrijfsopbrengsten het hoogst met gemiddeld 94,6 % van de totale opbrengsten tegenover 64,7 % in Wallonië en 37,7 % in Brussel. De financiële opbrengsten vertegenwoordigen 13,9 % van het totaal aan opbrengsten. Ze bestaan voor het grootste deel uit kapitaalsubsidies waarvan de opbrengst geboekt wordt pro rata van de afschrijving van de materiële vaste activa die via deze subsidies worden gefinancierd. De bijdrage van de kapitaalsubsidies varieert van de ene intercommunale
tot de andere. Enkele grote intercommunales (met name degene die actief zijn rond waterzuivering) noteren het grootste deel van deze subsidies. De uitzonderlijke opbrengsten belopen 13,9 % van de totale opbrengsten en situeren zich voornamelijk in de Waalse intercommunales. Het gaat hoofdzakelijk om de uitzonderlijke verkoop van financiële participaties in een waterintercommunale3. De kosten komen voor 2007 uit op 542,9 miljoen EUR. De verhouding tussen het resultaat van het boekjaar en de gezamenlijke kosten ligt vrij hoog en bedraagt 13,3 % zonder uitzonderlijke kosten. Voor 100 EUR gemaakte kosten betekent dit dat de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren 13,3 EUR 3
De cijfers van de intercommunale werden niet uitgesplitst per sector.
Voornaamste kosten van lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor economische expansie (in % van het kostentotaal) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Brussel Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
97,1 %
78,4 %
96,2 %
93,7 %
48,3 %
90,2 %
69,4 %
34,4 %
67,6 %
48,9 %
11,5 %
52,1 %
16,7 %
44,2 %
18,1 %
25,9 %
16,9 %
22,2 %
2,9 %
3,0 %
2,9 %
3,9 %
0,0 %
3,2 %
2,7 %
0,0 %
2,5 %
3,8 %
0,0 %
2,9 %
Uitzonderlijke kosten
0,1 %
18,6 %
1,0 %
2,5 %
51,7 %
6,7 %
Belastingen
0,2 %
0,0 %
0,2 %
0,1 %
0,0 %
0,1 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Bedrijfskosten Handelsgoederen – Diverse diensten en goederen Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen Financiële kosten Kosten van schulden
Totaal
Tabel 15
Brussel
Intercommunales
Totaal
25
Tabel 16
Sector van de economische expansie
26
winst genereren. Deze ratio bedraagt 8,3 % in Vlaanderen, 9,3 % in Wallonië en 52,7 % in Brussel.
regio’s vertoont het bedrijfsresultaat een verlies in de beschouwde periode. Zo zijn de hoge financiële resultaten ook voornamelijk het gevolg van specifieke verrichtingen van twee entiteiten.
De kosten bestaan voor 90,2 % uit bedrijfskosten (tabel 16). De rubrieken Handelsgoederen – Diverse diensten en goederen en Bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen zijn de twee belangrijkste kostenrubrieken met respectievelijk 52,1 % en 22,2 % van het kostentotaal. De atypische situatie van Brussel vloeit voort uit de uitzonderlijke kosten die de terugboeking van subsidies voor een project met zich meebrengen. Het aandeel van de Financiële kosten in het totaal van de kosten is gering.
De subsidies bestaan uit drie delen: bedrijfssubsidies, kapitaalsubsidies en interestsubsidies. Voor het boekjaar 2007 bedroegen de subsidies 104,2 miljoen EUR (tabel 18). Het aandeel van de subsidies in de totale bedrijfsopbrengsten bedraagt 15,5 % en vertegenwoordigt 81,1 % ten opzichte van het resultaat van het boekjaar. In Wallonië zijn de subsidies het hoogst, nl. 57,2 % van de totale subsidies in 2007. Vlaanderen en Brussel noteren respectievelijk 5,2 % en 37,6 % van de totale toegekende subsidies.
Het nettoresultaat van het boekjaar 2007 kwam uit op 128,6 miljoen EUR (tabel 17). Het bestaat uit het resultaat van de bedrijfsactiviteit, aangevuld met het resultaat van de financiële en uitzonderlijke verrichtingen. In Vlaanderen eist het bedrijfsresultaat het leeuwendeel op (77,1 %) in het nettoresultaat vóór belastingen, in Wallonië en in Brussel is dat veeleer het financieel of uitzondelijk resultaat. In beide
Tabel 17
3.3. Financiële ratio’s Aan de hand van gemiddelde financiële ratio’s voor het boekjaar 2007 van de ondernemingen uit de sector voor economische expansie is het mogelijk een indicatie te geven over de situatie van de thesaurie
Structuur van het resultaat van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor economische expansie (in duizend EUR) – 2007 Vlaanderen
Brussel Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
11 046
1 846
12 891
-12 015
-5 332
-4 456
3 466
925
4 390
39 130
32 947
76 467
Uitzonderlijk resultaat
523
-1 089
-566
84 844
-27 068
57 209
Belastingen
276
0
276
380
0
656
14 758
1 682
16 439
111 578
547
128 565
Bedrijfsresultaat Financieel resultaat
Resultaat van het boekjaar
Tabel 18
Wallonië
Bijdrage van de subsidies in het resultaat van het boekjaar van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor de economische expansie (in duizend EUR) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Brussel Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
4 372
0
4 372
44 859
6 424
55 655
Kapitaalsubsidies
932
0
932
14 526
32 763
48 221
Interestsubsidies
131
0
131
151
0
282
5 435
0
5 435
59 536
39 187
104 158
14 758
1 682
16 439
111 578
547
128 565
Exploitatiesubsidies
Totale subsidies Resultaat van het boekjaar
Sector van de economische expansie
(liquiditeit), de terugbetalingscapaciteit (solvabiliteit) en de prestatie (rentabiliteit) van de lokale overheidsbedrijven en van de sleutelactoren. De lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren van de economische expansie beschikken over ruime liquide middelen met een current ratio van 3 en een acid ratio van 2,1 (tabel 19). De liquide middelen van de Vlaamse intercommunales liggen nog hoger (4,6 en 2,2). Op de balans heeft het kortlopend passief relatief gezien een lager gewicht (14,9 % van het balanstotaal tegen 24,8 % in de Waalse intercommunales), terwijl de vlottende activa (zonder de vorderingen op meer dan één jaar), die in de teller van de ratio voorkomen, relatief hoger liggen (72,2 % tegen 42,5 % voor de Waalse intercommunales). Uit de analyse van de individuele gegevens blijkt dat de current ratio gelijk of groter is dan 1 voor alle intercommunales uit de steekproef en dat de acid ratio kleiner is dan 1 voor vijf intercommunales. De sleutelactoren in Vlaanderen (POM’s) en in Brussel hebben allemaal een ruime liquiditeit.
27
82,3 % in Brussel vloeit voort uit een uitzonderlijke verrichting voor een project, wat de onderliggende waarden van de ratio voor financiële onafhankelijkheid gevoelig verbetert. De langetermijnschuldratio bedraagt gemiddeld 52,4 % voor de sector in 2007, met echter grote regionale verschillen. In Wallonië is de ratio van de langetermijnschuld het hoogst met 70,3 %. De ratio weerspiegelt de situatie van sommige intercommunales die ook actief zijn in sectoren zoals waterzuivering en afvalverwerking, waarvoor grotere investeringen en financiële dekking nodig zijn. De zelffinancieringsratio van de sector voor economische expansie bedraagt gemiddeld 26,3 % voor het boekjaar 2007. De ratio die de politiek van winsttoewijzing weerspiegelt, is doorslaggevend voor de Vlaamse intercommunales (38 %), die over meer reserves en overgedragen winst beschikken. De ratio voor Brussel weerspiegelt de verliezen van de vorige boekjaren van de sleutelactor waardoor er onvoldoende middelen beschikbaar zijn om zich zelf te kunnen financieren.
De gemiddelde solvabiliteitsratio’s, die van de onderneming een beeld op langere termijn geven, vertonen een globaal positief beeld van de sector in 2007 met evenwel regionale verschillen.
De ratio cashflow op vreemd vermogen bedraagt gemiddeld 14,3 % voor de sector voor economische expansie in boekjaar 2007.
De ratio voor financiële onafhankelijkheid ligt voor Vlaanderen en Brussel boven 50 %. De ratio van
De rentabiliteitsratio’s tonen een uiteenlopende situatie in boekjaar 2007.
Voornaamste financiële ratio’s van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor economische expansie – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Brussel Totaal
Intercommunales
Sleutelactoren
Intercommunales
Sleutelactoren
Current ratio
4,6
3,5
2,1
3,2
3,0
Acid test
2,2
3,9
1,9
2,6
2,1
Financiële onafhankelijkheid
56,8 %
53,5 %
46,8 %
82,3 %
54,2 %
Langetermijnschuldratio
48,7 %
61,3 %
70,3 %
9,4 %
52,4 %
Zelffinancieringsgraad
38,0 %
26,0 %
23,1 %
1,2 %
26,3 %
Cashflow / middelen van derden
8,9 %
4,5 %
22,6 %
-58,1 %
14,3 %
Rentabiliteit van het eigen vermogen
3,0 %
7,4 %
19,6 %
0,3 %
10,0 %
Rentabiliteit van het actief
1,7 %
4,0 %
9,1 %
0,2 %
5,4 %
Operationele rentabiliteit
5,7 %
19,0 %
-4,6 %
-26,7 %
-0,9 %
Liquiditeit
Solvabiliteit
Rentabiliteit
Tabel 19
28
Sector van de economische expansie
De ratio rentabiliteit van het eigen vermogen die de return on investment berekent, bedraagt voor het boekjaar 2007 gemiddeld 10 % en wordt sterk beïnvloed door de Waalse intercommunales. De ratio van de rentabiliteit van het actief bedraagt 5,4 % voor het boekjaar 2007, met grote regionale verschillen. Voor de Waalse intercommunales bedraagt hij 9,1 %, voor de Vlaamse 1,7 %.
De ratio van de operationele rentabiliteit meet wat het bedrijf uit zijn exploitatie haalt en is negatief (-0,9 %) voor het boekjaar 2007 door de ratio’s van de Waalse intercommunales (-4,6 %) en de Brusselse sleutelactor (-26,7 %). Dat heeft te maken met het povere resultaat ten opzichte van de totale kosten (zie hierboven), wat zijn weerslag heeft op het bedrijfsresultaat voor zowel Wallonië als Brussel.
29
Afvalbeheer
1. Context en belangrijkste actoren Het adagium “voorkomen is beter dan genezen” is zeer toepasselijk op het afvalbeleid, dat een ruimer perspectief heeft dan alleen milieubescherming en duurzame ontwikkeling. De afvalproducent staat centraal in de huidige regelgeving. Het afvalvolume verminderen heeft een belangrijke impact op de hele verwerkingsketen. De Europese Unie heeft een prioriteitenhiërarchie vastgelegd voor afvalbeheer, met op de eerste plaats de kwantitatieve en kwalitatieve preventie bij de afvalproducenten. Daarna komen in dalende volgorde hergebruik, recycling, energievalorisatie, verbranding met energierecuperatie, eliminatie door verbranding of een andere techniek en, op de laatste plaats, storten. Om het geproduceerde afvalvolume te minderen wordt het accent vooral op recycling en energievalorisatie gelegd terwijl storten zoveel mogelijk moet worden vermeden. Deze laatste fase is aan een strenge reglementering onderworpen. De financiële kosten worden op de verantwoordelijken afgewenteld volgens het principe “de vervuiler betaalt” (werkelijke prijs1). In België is het de federale overheid die de normen bepaalt van de producten die op de markt worden gebracht en die maatregelen neemt voor de bescherming tegen ioniserende stralen, met inbegrip van het radioactief afval. Het afvalbeleid behoort echter tot de bevoegdheid van de gewestregeringen. Die hebben aan regionale instanties opdracht gegeven om plannen voor afvalbeheer op te stellen met te halen streefcijfers en controlemechanismen voor de beheersing van de volumes, de afvalkosten en de gevolgen voor het leefmilieu. In Vlaanderen werden deze opdrachten toevertrouwd aan de Vlaamse overheidsdienst Leefmilieu, Natuur en Energie/Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (LNE/OVAM), in Wallonië aan de Direction générale des Ressources
naturelles et de l’Environnement/ Office Wallon des Déchets (DGRNE/OWD) en voor Brussel aan het Leefmilieu Brussel – Brussels Instituut voor Milieubeheer (Leefmilieu Brussel – BIM). Deze instanties werken beleidsmatig samen met de lokale actoren, waaronder de gemeenten. Hoewel de wetgeving niet uitdrukkelijk voorschrijft dat de gemeenten afvalverwerking moeten uitvoeren, heeft de milieuhinder die het afval in het verleden veroorzaakte de gemeenten ertoe aangezet om de afvalophaling te organiseren in het kader van hun verantwoordelijkheid voor de openbare netheid. Om de kosten van afvalbeheer te rationaliseren, verenigden de gemeenten zich in intercommunales waaraan ze een ruime waaier van activiteiten toevertrouwden. Sommige leggen zich toe op de huisvuilophaling bij de gezinnen, het beheer van containerparken en afvalpreventie, terwijl andere zich eveneens specialiseren in afvalverwerking en -valorisatie. Deze laatste twee activiteiten vergen een dermate zware infrastructuur dat men verplicht is om met andere gemeenten samen te werken. Bovendien werd het intercommunale landschap herschikt naar aanleiding van de gewijzigde Europese wetgeving en verschillende institutionele hervormingen. In Vlaanderen vormde het decreet over de Intergemeentelijke Samenwerking van 6 juli 2001 de aanzet terwijl dit in Wallonië de richtnota was van de Waalse minister van Binnenlandse Aangelegenheden en van het Openbaar Ambt, goedgekeurd door de Waalse Regering op 28 april 2005. Daarenboven bepaalde de Waalse Regering op 30 maart 2006 een nieuwe strategie voor het afvalbeleid waarbij het principe “de vervuiler betaalt de werkelijke prijs van het afval” voorop staat. Het belastingdecreet van het Waals Gewest van 19 december 2007 (M.B. 21.02.2008) wil het voorkomen en verwerken van 1
De werkelijke prijs is een concept ingesteld door de Europese Unie waarbij alle kosten van het afvalbeheer in een integrale prijs worden verwerkt met de bedoeling dit aan te rekenen aan degene die het afval produceert volgens het principe “de vervuiler betaalt”.
Afvalbeheer
30
afval stimuleren in het gewest. Het voorziet een reeks belastingen die de verwerking in een afvalketen zo goed als mogelijk zullen sturen. De belastingen slaan op het technisch ingraven, op afvalverbranden en afvalophalen, op de terugnameplicht en op het selectief ophalen van huisvuil. Vermindering en vrijstelling van belasting is voorzien voor producenten die de norm voor voorkoming van afval halen. Deze hervorming van het afvalbeleid zal in de praktijk pas vanaf 2008 zichtbaar worden in de boekhouding van de actieve intercommunales voor afvalbeheer, met een impact op de aangesloten gemeenten.
2. Financiële analyse van de intercommunales van de sector 2.1. Analyse van de sector Omdat de financiële gegevens van de sleutelactoren niet beschikbaar zijn, beperken we onze analyse tot de intercommunales. Er waren in 2007 31 intercommunales actief op het vlak van afvalbeheer. Daarvan zijn er 25 gevestigd in Vlaanderen en zes in Wallonië. Een aantal intercommunales voor economische expansie die ook actief zijn rond afval maar geen jaarverslag per activiteitssector publiceren, konden niet in de analyse worden opgenomen. Hierdoor wordt bijgevolg het belang van de Waalse intercommunales onderschat.
Eind 2007 waren 31 intercommunales actief op het gebied van afvalverwerking, waarvan 25 in Vlaanderen en zes in Wallonië. Zo’n twaalf ervan beschikken ook over een verbrandingsinstallatie of een biogasproductie-eenheid. In Wallonië zijn er nog drie bijkomende intercommunales actief op diverse domeinen waaronder afvalbeheer. Brussel heeft geen intercommunale voor afvalbeheer. Het afvalbeheer is toevertrouwd aan een gewestelijke instelling (Agentschap Net Brussel), die belast is met de ophaling en de verwerking van het huishoudelijk afval.
Schema 2
Schema 2 illustreert de voornaamste financiële stromen tussen de verschillende actoren op het vlak van afvalbeheer. Er zijn twee grote circuits: het eerste voor het luik “infrastructuur” (in het rood), het tweede voor het luik “afvalvolume en -kwaliteit” (in het zilver).
Voornaamste financiële stromen tussen de intercommunales en de andere actoren voor afvalverwerking
Gewestregeringen Belasting als sanctie
OVAM / ABP / OWD Subsidies voor infrastructuur (Mat. vaste activa)
Subsidies voor Preventie
8
Afvalstoffenplan
2
5
Strategisch plan Gemeente Gewestbelasting
Bijdragen
6
Intercommunale
Gemeente-
4
(Fin. vaste activa verkoop)
3
(Contracten)
Onderneming
Onderaannemer
Preventie Ophaling
Verwerking: Recycling / Energievalorisatie / Verbranding
1 Opslag
Afvalketen
Regels (Quota, werkelijke prijs ...)
(Afschrijvingen)
7 belasting
Gezin/Onderneming
9
Afvalbeheer
De gewestelijke instanties stimuleren het uitwerken van een strategisch plan voor elke intercommunale in overeenkomst met het gewestelijk afvalstoffenplan 9 .
Infrastructuur voor afvalverwerking De aangewende middelen nemen toe met het belang van de opdrachten die de intercommunale vervult in de afvalverwerking 1 . De toepassing van industriële processen vergt immers aanzienlijke financiële middelen. De intercommunales gebruiken daarvoor hun eigen vermogen en langlopende schulden en subsidies van de gewestelijke instanties 2 die jaarlijks worden afgeschreven 3 via de resultatenrekening. Afhankelijk van de grootte van de afvalverwerkingssites kunnen partnerships worden gecreëerd via deelnemingen in het kapitaal van onderaannemers 4 of via specifieke contracten. Om het afvalbeleid te financieren, kan de gewestregering belastingen heffen bij de afvalproducent 5 .
2.2. Structuur van het actief Voor 2007 noteren de intercommunales voor afvalbeheer in totaal 1,2 miljard EUR aan activa op de balans (tabel 20). Het merendeel ervan is in handen van de Vlaamse intercommunales, wat aansluit bij de verdeling van het aantal inwoners over de gewesten. Het gemiddelde actief per intercommunale is echter zwakker in Vlaanderen, wat wijst op een grotere versnippering. Ook al is voor Wallonië het gemiddelde gewicht van de sector onderschat – drie intercommunales met meerdere activiteitsdomeinen werden immers niet in de steekproef opgenomen – dan nog is het gemiddeld balanstotaal van een intercommunale meer dan tweemaal hoger dan dat van de Vlaamse intercommunales.
Afvalvolume en -kwaliteit Een belangrijke rubriek van de resultatenrekening bestaat uit bijdragen 6 van de gemeenten2 die deel uitmaken van de intercommunale. De gewestplannen stippelen de grote lijnen uit voor de realisatie van het afvalbeleid door de gemeenten. Een voorbeeld hiervan is het principe “de vervuiler betaalt”, waarbij de gemeente een gedeelte van de afvalkosten op de bevolking verhaalt via belastingheffing 7 . Bij het overschrijden van quota treedt een sanctionerend mechanisme in werking. Ten slotte krijgt het preventiebeleid gewestelijke steun onder de vorm van subsidies die hetzij rechtstreeks bij de gemeenten terechtkomen 8 , hetzij via de intercommunale doorgestort worden.
Het actief van de balans van de intercommunales voor afvalbeheer moet worden gezien tegen het licht van een langetermijnlogica. De vaste activa zijn doorslaggevend (tabel 21), meer bepaald de materiële vaste activa, wat de noodzaak bevestigt van een infrastructuur die toelaat om de doelstellingen van de afvalplannen te halen. Het relatieve belang van de 2
Behalve gemeenten kunnen ook provincies, gewesten en privépartners deelnemen.
Tabel 20
Kenmerken van de geanalyseerde intercommunales voor afvalbeheer (in miljoen EUR) – 2007
Gewest
Vlaanderen Wallonië Totaal
Aantal
Balanstotaal
Gemiddeld balanstotaal per intercommunale
25
744,4
29,8
6
481,6
80,3
31
1 226,0
39,5
Tabel 21
Structuur van het actief van de intercommunales voor afvalbeheer (in % van het totaal actief) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Totaal
Vaste activa
62,2 %
60,1 %
61,4 %
Materiële vaste activa
48,5 %
58,3 %
52,4 %
Financiële vaste activa
7,3 %
0,5 %
4,7 %
37,8 %
39,9 %
38,6 %
Vlottende activa
31
Afvalbeheer
32
materiële vaste activa op de actiefzijde schommelt tussen 15,6 % en 85,9 % naargelang van de betrokken intercommunale, rekening houdend met het type van activiteit en meer bepaald met het feit of de intercommunale in kwestie zelf over de afvalverwerkingsinfrastructuur beschikt. Deze materiële vaste activa bestaan voor drie kwart uit terreinen en gebouwen, alsook uit installaties, machines en uitrusting. De immateriële vaste activa daarentegen zijn slechts een fractie. Ze vertegenwoordigen de waarde van de inbreng van het gebruik van de terreinen en gebouwen waarvan de deelnemende gemeenten eigenaar blijven. Bij de Vlaamse intercommunales gaat het om gemiddeld 4,3 % van de materiële vaste activa, bij de Waalse om 2,1 %.
2.3. Structuur van het passief Uit tabel 22 blijkt dat de Vlaamse intercommunales in sterkere mate dan hun Waalse tegenhangers een beroep doen op vreemd vermogen om hun activa te financieren. Ook de samenstelling van het eigen vermogen verschilt tussen de intercommunales van de twee gewesten. In Vlaanderen overwegen de reserves en het kapitaal, terwijl in Wallonië het eigen vermogen voor 57,2 % uit kapitaalsubsidies bestaat. Het overwicht van de kapitaalsubsidies geldt voor vier van de zes
Tabel 22
Wat de samenstelling van de schuld betreft, vormen de schulden op meer dan één jaar in elk van de gewesten meer dan de helft van de schuldenlast en deze bestaan vooral uit financiële schulden tegenover de kredietinstellingen. Omgekeerd omvatten de schulden op ten hoogste één jaar vooral handelsschulden. De berekening van het bedrijfskapitaal (15,5 %) leert in welke mate de intercommunales een overschot hebben aan stabiel kapitaal ten opzichte van de duurzame aanwendingen op de actiefzijde (tabel 23). Uitgedrukt als percentage van het balanstotaal is het bedrijfskapitaal gemiddeld hoger in de Waalse intercommunales. In zekere zin blijft er zo echter meer kapitaal onderbenut, wat ten koste kan gaan van de rentabiliteit. Binnen de sector is er een grote spreiding van deze indicator. Zo zijn er twee Waalse intercommunales met een negatief bedrijfskapitaal enerzijds en loopt in deze regio de indicator op van 28,8 % tot 74,5 % terwijl er aan Vlaamse kant zes intercommunales een negatief bedrijfskapitaal noteren en veertien van de negentien overige boven het
Structuur van het passief van de intercommunales voor afvalbeheer (in % van het totaal passief) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Totaal
33,1 %
39,1 %
35,4 %
Kapitaal
9,2 %
8,9 %
9,1 %
Reserves
Eigen vermogen
13,0 %
6,4 %
10,4 %
Overgedragen winst
3,9 %
0,9 %
2,7 %
Kapitaalsubsidies
3,5 %
22,3 %
10,9 %
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
9,4 %
16,5 %
12,2 %
Schulden
57,5 %
44,4 %
52,4 %
Schulden op meer dan één jaar
32,8 %
23,7 %
29,2 %
Schulden op ten hoogste één jaar
23,9 %
18,8 %
21,9 %
0,8 %
1,9 %
1,2 %
Overlopende rekeningen
Tabel 23
geanalyseerde Waalse intercommunales. In Vlaanderen zijn de kapitaalsubsidies slechts voor enkele intercommunales belangrijk en vormen ze de voornaamste component van het eigen vermogen voor twee van de 25 intercommunales.
Bedrijfskapitaal van de intercommunales voor afvalbeheer (in % van het balanstotaal) – 2007
Bedrijfskapitaal
Vlaanderen
Wallonië
Totaal
13,1 %
19,2 %
15,5 %
Afvalbeheer
gemiddelde van 13,1 % uitkomen.Voor beide gewesten is het bedrijfskapitaal lichtjes achteruit gegaan ten opzichte van 2006.
2.4. Resultaat van het boekjaar In 2007 beloopt het resultaat van het boekjaar van de intercommunales voor afvalbeheer 41,4 miljoen EUR. Het wordt gerealiseerd door 24 intercommunales die een positief resultaat noteren voor een gecumuleerd bedrag van 45,4 miljoen EUR en zes intercommunales die een verlies lijden van samen 3,9 miljoen EUR. Ondanks zes verlieslatende afvalintercommunales in Vlaanderen dragen de Vlaamse intercommunales het meeste bij aan het positieve resultaat van de sector. De analyse van de samenstelling van het resultaat van het boekjaar toont dat er uitgesproken verschillen bestaan tussen de twee gewesten (tabel 24). Het positief resultaat van het boekjaar van de Vlaamse intercommunales is te danken aan het bedrijfsresultaat en het uitzonderlijk resultaat, aangezien het financieel resultaat negatief is. In Wallonië daarentegen dragen voornamelijk het financieel en het uitzonderlijk resultaat positief bij. Voor de intercommunales van de twee gewesten zijn de bedrijfsopbrengsten en -kosten de belangrijkste elementen van de resultatenrekening. De bedrijfsopbrengsten omvatten de bijdrage van de deelne-
mende gemeenten3 voor de geleverde prestaties. Het bedrijfsresultaat levert in verhouding tot de bedrijfsopbrengsten voor de Vlaamse intercommunales 6 % op (tegenover 0,3 % voor de Waalse intercommunales). In vier van de zes Waalse intercommunales voor afvalbeheer kunnen de bedrijfsopbrengsten de bedrijfskosten immers niet dekken, ondanks de exploitatiebijdrage van de gemeenten. De twee andere Waalse intercommunales en de zestien Vlaamse intercommunales met een positief bedrijfsresultaat halen een gemiddelde marge van respectievelijk 9,3 % en 10,5 %. De regionale verschillen in de bijdrage van het financieel resultaat zijn grotendeels te verklaren door de sterkere verhouding van kapitaalsubsidies die de Waalse intercommunales genieten. Deze kapitaalsubsidies leveren een belangrijke component aan de financiële opbrengstenzijde. Ze worden op de resultatenrekening ingebracht tegen hetzelfde ritme van de afschrijvingen van de materiële activa die ze financieren. Het uitzonderlijk resultaat is positief in beide gewesten. De hoge uitzonderlijke opbrengsten en kosten worden vooral genoteerd door enkele intercommunales die in de loop van het boekjaar uitzonderlijke verrichtingen realiseerden (terugname van voorzieningen, uitzonderlijke afschrijvingen enz.). 3
Deze bijdrage is afhankelijk van de hoeveelheid afval die door de deelnemende gemeenten wordt geproduceerd.
Tabel 24
Samenvatting van de resultatenrekening van de intercommunales voor afvalbeheer (in miljoen EUR) – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Totaal
Bedrijfsopbrengsten
497,0
186,6
683,5
Bedrijfskosten
467,0
186,0
653,0
Bedrijfsresultaat
29,9
0,6
30,5
Financieel resultaat
-2,9
8,9
6,0
4,3
1,7
6,0
Uitzonderlijk resultaat Belastingen Resultaat van het boekjaar
0,7
0,4
1,1
30,7
10,7
41,4
Bijdrage van de subsidies in het resultaat van het boekjaar van de intercommunales voor afvalbeheer (in miljoen EUR) – 2007
Tabel 25
Vlaanderen (*)
Wallonië (*)
Totaal
Exploitatiesubsidies
6,8
19,2
26,0
Kapitaalsubsidies
4,3
8,3
12,6
Interestsubsidies
0,0
0,0
0,0
Totale subsidies
11,1
27,5
38,6
Resultaat van het boekjaar
30,7
10,7
41,4
* Eén intercommunale heeft de bijdrage van de aangesloten gemeenten ondergebracht bij de exploitatiesubsidies. Om met vergelijkbare gegevens te kunnen werken, hebben we deze bijdrage in mindering gebracht van de exploitatiesubsidies.
33
Afvalbeheer
34
Tabel 25 geeft een beeld van de bijdrage die de kapitaal- en exploitatiesubsidies leveren in het resultaat van het boekjaar. In 2007 ontvingen de intercommunales voor een bedrag van 38,6 miljoen EUR subsidies, d.i. een bedrag dat groter is dan het resultaat van het boekjaar. Uit de individuele gegevens blijkt dat dit het geval is voor alle Waalse intercommunales en voor drie Vlaamse.
2.5. Financiële ratio’s Liquiditeit Om na te gaan of de kortetermijnfinanciering van de activiteiten verzekerd is, volstaat het de liquiditeit te berekenen. De intercommunales voor afvalbeheer hebben een gunstige liquiditeit, met ratio’s die hoger liggen dan 1 (tabel 26). De Waalse intercommunales doen het qua liquiditeit lichtjes beter dan hun Vlaamse tegenhangers. Voor de Waalse intercommunales was het kortlopend passief steeds relatief minder belangrijk (tabel 22) maar in 2007 groeien de handelsschulden voor één Waalse intercommunale sterk aan. De current ratio verbergt grote verschillen binnen de steekproef. Zo is voor zes intercommunales de liquiditeit in strikte zin onvoldoende (ratio kleiner dan 1) terwijl zes intercommunales een ratio hebben die groter is dan drie.
Solvabiliteit De solvabiliteit meet via verschillende ratio’s in welke mate de globale financieringsstructuur op lange termijn stevig is. De intercommunales voor
Tabel 26
afvalbeheer hebben een vrij zwakke solvabiliteit (tabel 26). De verschillende ratio’s wijzen bovendien op heel wat contrasten tussen de twee gewesten. Omdat het om gemiddelde cijfers gaat, ligt het voor de hand dat er ook verschillen bestaan tussen de intercommunales onderling. Uit de ratio van de financiële onafhankelijkheid blijkt dat het eigen vermogen niet volstaat om het vreemd vermogen volledig te dekken.Vooral heel wat Vlaamse intercommunales vertonen een zwakke ratio (< 50 %). Ze maken immers voor de financiering van hun activiteiten veeleer schulden. Slechts twee Waalse en zes Vlaamse intercommunales hebben een ratio groter dan 50 % (grafiek 5). Ook de ratio van de langetermijnschuld wijst duidelijk in de richting van een zwakke onafhankelijkheid. Ruim de helft van de 31 intercommunales hebben langetermijnverbintenissen die groter zijn dan hun eigen vermogen, namelijk drie Waalse en dertien Vlaamse intercommunales (grafiek 5). Bij sommige van deze intercommunales weegt de langetermijnschuld dan ook sterk door in het balanstotaal. Over het algemeen zijn deze eerste solvabiliteitsratio’s gunstiger voor de Waalse intercommunales maar kenden ze een achteruitgang, terwijl de ratio’s lichtjes verbeterden voor de Vlaamse intercommunales. De zelffinancieringsratio ging er voor de intercommunales van beide gewesten op vooruit en is voor de Vlaamse intercommunales dubbel zo hoog als voor de Waalse. Reserves vertegenwoordigen over de jaren heen een groeiend aandeel in het passief (tabel 22).
Ratio’s van de intercommunales voor afvalbeheer – 2007 Vlaanderen
Wallonië
Totaal
Current ratio
1,5
1,8
1,6
Acid test
1,3
1,9
1,5
Liquiditeit
Solvabiliteit Financiële onafhankelijkheid
33,1 %
39,1 %
35,4 %
127,5 %
102,9 %
116,8 %
Zelffinancieringsgraad
16,9 %
7,3 %
13,1 %
Cashflow / vreemd vermogen
15,2 %
12,5 %
14,2 %
Langetermijnschuldratio
Rentabiliteit Rentabiliteit van het eigen vermogen
12,5 %
5,7 %
9,5 %
Rentabiliteit van het actief
4,1 %
2,2 %
3,4 %
Operationele rentabiliteit
5,8 %
0,3 %
4,5 %
Afvalbeheer
Spreiding van de ratio van de financiële onafhankelijkheid en de langetermijnschuld voor de intercommunales voor afvalbeheer – 2007
Financiële onafhankelijkheid
80 % 70 % 60 % 50 % 40 % 30 % 20 % 10 % 0% 0%
100 %
200 %
300 %
400 %
500 %
600 %
700 %
Langetermijnschuldratio
Vlaanderen
Wallonië
Ten slotte noteren de intercommunales van de twee gewesten een positieve ratio voor de cashflow op het vreemd vermogen. De Waalse intercommunales genereren een iets kleinere cashflowratio dan hun Vlaamse tegenhangers. Een hoge ratio bewijst dat er potentiële marge is om schulden aan te gaan.
Rentabiliteit De rentabiliteit geeft de verhouding weer tussen de inkomsten en de ingezette middelen. De intercommunales voor afvalbeheer hebben goede rentabiliteitsratio’s voor het eigen vermogen (tabel 26). Voor
de Waalse intercommunales is vooral de operationele rentabiliteit sterk achteruit gegaan ten opzichte van vorige boekjaren. De rentabiliteit van de sector houdt verband met het omzetcijfer en de bijdragen van de gemeenten, alsook met een toename van de overige bedrijfsopbrengsten. Uitgedrukt ten opzichte van het balanstotaal blijft de rentabiliteit eerder beperkt. De operationele rentabiliteit blijkt eveneens hoger te liggen voor de Vlaamse intercommunales omdat ze een hoger bedrijfsresultaat kunnen voorleggen dan hun Waalse tegenhangers.
35
Grafiek 5
Bijkomende informatie In verband met de verspreiding van deze brochure: Directie Communicatie – Tel.: 02 222 45 50 In verband met de inhoud: Directie Research – Tel.: 02 222 56 10 De trimestriële studie “Lokale financiën” alsook de bijkomende informatie kunnen geraadpleegd worden
op PubliLink en op het internet: www.dexia.be Volgend nummer “Lokale financiën”: Gemeenten en provincies Uitgave voorzien juni 2009
Concept en opmaak Plume Production – Brussel
Druk JNP Printing – Lembeek
Verantwoordelijke uitgever: Dirk Smet, Dexia Bank, Pachecolaan 44, 1000 Brussel – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – SDRA0918-2 – MEI 2009
Deze studie werd gerealiseerd door de Directie Research van Dexia Bank België Met de medewerking van Arnaud Dessoy, Anne-Leen Erauw en Philippe Lafontaine Pachecolaan 44 – 1000 Brussel