Mei
2008
Lokale overheidsbedrijven
Concept en activiteitskader van de lokale overheidsbedrijven in België
3
Het begrip lokaal overheidsbedrijf Een sector in volle ontwikkeling Draagwijdte van de analyse
3 4 7
Analyse van de financiële situatie van de lokale overheidsbedrijven
8
Kader van de financiële analyse Algemene kenmerken van de activiteitssectoren Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven
11
Energiesector
17
Context en belangrijkste actoren Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven van de energiesector
17
Waterbeheer
30
Context en belangrijkste actoren Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven voor waterbeheer
30
PUBLIC FINANCE
8 8
21
32
De rol en de specificiteit van de lokale overheidsbedrijven De lokale besturen zijn verantwoordelijk voor een aantal opdrachten van algemeen belang die vitaal zijn voor de levenskwaliteit van de burgers, zoals de energie- en watervoorziening, de economische expansie, de afvalinzameling enz. Om deze activiteiten efficiënt uit te kunnen voeren hebben de lokale besturen ze doorgaans toevertrouwd of uitbesteed aan gespecialiseerde entiteiten die we lokale overheidsbedrijven noemen. Een lokaal overheidsbedrijf is echter geen juridisch begrip als zodanig. De meest bekende vormen in ons land zijn de gemeentebedrijven (gebonden aan het grondgebied van één enkele gemeente) en de intercommunales (die hun activiteiten voor meerdere gemeenten uitoefenen). Deze ietwat hybride organisatievorm van een onderneming tussen privésector en overheid, die tegelijk onderworpen is aan de vennootschapsboekhouding en aan het toezicht en zelfs gefinancierd wordt door de overheid, komt voor in vrijwel alle landen van de Europese Unie en is er zelfs in opmars. Van intercommunales tot lokale overheidsbedrijven Voor het eerst behandelt deze publicatie alle publieke actoren van de bestudeerde economische sectoren, d.w.z. niet alleen de intercommunales maar ook de gemeentebedrijven en de regionale overheidsbedrijven, evenals de privébedrijven die een sleutelrol spelen in de betrokken sectoren. In het kader van deze studie heet de vroegere publicatie Lokale financiën – Intercommunales voortaan Lokale financiën – Lokale overheidsbedrijven.
Editoriaal
Inhoud
17
Energiesector
1. Context en belangrijkste actoren 1.1. Markante feiten in 2006 2006 is in België een jaar van gedeeltelijke liberalisering van de energiemarkt en het opduiken van nieuwe energiebronnen in een context van duurzame ontwikkeling en zekerheid van de bevoorrading.
•
•
• Terwijl in Vlaanderen de liberalisering sinds 2004
•
volledig werd doorgevoerd, geldt ze in Brussel en Wallonië uitsluitend voor de professionele cliënteel. De markten van deze twee gewesten werden vanaf januari 2007 volledig geliberaliseerd. De Europese richtlijnen die de principes voor de liberalisering van de markten in de lidstaten bepalen, werden zowel op federaal als gewestelijk vlak in Belgisch recht omgezet. Op federaal niveau gaat het om de wet van 1 juni 2005 tot wijziging van de wet van 29 april 1999 voor de elektriciteit- en gasmarkt. Op gewestelijk niveau gaat het om de decreten van 17 juli 2000 (elektriciteit) en 6 juli 2001 (gas), die de markten in Vlaanderen regelen. In Wallonië berust de reglementering op de decreten van 12 april 2001 (elektriciteit) en 19 december 2002 (gas). In Brussel baseert de reglementering zich op de ordonnanties van 19 juli 2001 voor elektriciteit en 1 april 2004 voor gas. De Europese Commissie publiceerde over hernieuwbare energie in 2006 het groenboek Een Europese strategie voor zekere, competitieve en duurzame energie om de productiebronnen voor alternatieve energie te promoten. Terzelfder tijd heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan het Actieplan voor het energierendement om over een looptijd van zes jaar greep op de consumptie te krijgen. Anderzijds heeft in België de commissie Energie 2030, ingesteld bij het Koninklijk Besluit van 6 december 2005 en belast met het opstellen van een rapport over de strategische keuzes voor het Belgische energiebeleid op halflange en lange termijn op basis van uitgestippelde scenario’s, een
•
•
tussentijds verslag voorgesteld over de zekerheid van de bevoorrading in België. Op het tarifaire vlak en om de energieprijzen over een langere periode onder controle te houden, bepaalt de wet van 20 juli 2006 de invoering van meerjarentarieven, geldig vanaf 2008 voor een periode van vier jaar voor de elektriciteitsnetten en het gastransport en vanaf 2009 voor de distributie. De kabeltelevisiesector, waarin meerdere energieintercommunales actief zijn, kende in 2006 de oprichting van VOO, een gemeenschappelijk commercieel aanbod van Brutele en ALE-Télédis.VOO heeft een samenwerkingsakkoord voor de ontwikkeling van de interactieve digitale televisie met INDI, het digitale platform van de Vlaamse kabeltelevisieoperatoren Integan, Interelectra, PBE en WVEM. Het aantal gemeentebedrijven dat tien jaar geleden nog actief was in de energiesector, is in de loop van de jaren sterk gedaald, vermoedelijk als gevolg van de eisen van het metier, dat een voortdurende vernieuwing van investeringen in infrastructuur vereist en een logica van schaalvoordelen volgt. De privébedrijven worden er eveneens toe aangezet een sleutelrol te spelen in de organisatie van de geliberaliseerde markt. Dit is het geval met Elia en Fluxys voor het transport van respectievelijk elektriciteit via hoogspanningslijnen en van gas via hogedrukleidingen. Gevoelige wijzigingen ingegeven door een streven naar schaalvoordeel en verbetering van de efficiëntie doen zich eveneens voor in het domein van de distributie, waar in 2006 Eandis als operator zijn intrede deed en optreedt voor rekening van de distributienetbeheerders (zie infra) en InfraX voor rekening van Interelectra, Iveg en Wvem. In Brussel zorgt Brussels Network Operations (BNO) voor de exploitatie van de Brusselse netten. 2006 is ook het jaar van een nieuwe fusiegolf onder de producenten en leveranciers: de aankondiging door Suez van een fusie met Gaz de France, een toenadering tussen Nuon en Essent alsook een overname van City Power door Luminus, dat ondergebracht is bij SPE. Deze feiten
Energiesector
18
vergden ingrepen van zowel de Europese als de federale overheid om de concurrentie op de energiemarkt te handhaven.
De energieproductie De elektriciteitsproductie1 in België is een van de aangelegenheden die aan mededinging onderworpen zijn. De producenten kunnen Belgisch of buitenlands zijn en uit de publieke of de privésector komen. Om hun activiteiten uit te oefenen zijn licenties noodzakelijk. Deze worden, afhankelijk van het geval, toegekend ofwel door de federale minister voor energie ofwel door de gewestministers als het om hernieuwbare energie gaat.
1.2. Organisatie van de vrijgemaakte energiemarkt – sleutelactoren De liberalisering maakt een einde aan bepaalde monopolies en impliceert een scheiding van de activiteiten die voordien vaak in dezelfde ondernemingen waren geïntegreerd. Aparte entiteiten moeten zich bezighouden met de productie, het transport, de distributie en de levering van elektriciteit en gas. Schema 1 geeft een overzicht van de voornaamste soorten spelers in een volledig geliberaliseerde energiemarkt, alsook van de onderling bestaande banden.
Schema 1
In het kader van de Europese richtlijn 2003/54/EC voor de binnenlandse elektriciteitsmarkt hebben de gewesten de deur geopend voor de productie van 1
In tegenstelling tot elektriciteit wordt gas volledig ingevoerd in België.
Voornaamste actoren van de elektriciteits- en gasmarkt na volledige liberalisering
Tariefregulator: CREG
Marktregulatoren: CREG (federaal), VREG – CWaPE – BRUGEL (regionaal)
Contract voor verkoop of levering
Cliënt (gezin, onderneming)
Leverancier
Contract voor toegang
Aankoopcontract
Ondernemingen die meteropname uitvoeren voor de facturatie
Client (industrie) Aansluiting
Productie Producent, invoer door publieke of privéonderneming
Distributie Transportnetbeheerder (TNB) Elia - Fluxys
Levering Distributienetbeheerder (DNB) Intercommunales
Dividenden
Belastingen/heffingen
Inkomen uit deelneming Gemeenten Gewesten Federaties: Inter-regies, Intermixt, Synergrid, Febeg
De contracten die de commerciële relatie tussen de leverancier en de cliënt mogelijk maken. De contracten in verband met de toegang hebben betrekking op het transport en de distributie van de energie. Het ter beschikking stellen van de energie.
Federale overheid
De regulerende instanties van de markt en de federaties. De gemeenten en de intercommunales waarin ze verenigd zijn. De inkomstenstromen naar de gemeenten.
Energiesector
hernieuwbare energie, die echter minder dan 2 % van de totale energie vertegenwoordigt die noodzakelijk is voor het Belgische verbruik. Het kenmerk van groene of hernieuwbare energie is dat ze voortdurend kan worden geregenereerd dankzij wind (windenergie), zon (thermische of fotovoltaïsche zonneenergie), water (hydraulische energie), bepaalde vergistbare organische stoffen (biomassa-energie) enz. In Vlaanderen wordt deze aanpak bekrachtigd door het decreet van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 voor de promotie van de elektriciteitsproductie via hernieuwbare energiebronnen, dat gewijzigd werd bij het decreet van 20 april 2007. In Wallonië heeft de Waalse regering op 30 november 2006 een besluit aangenomen over de promotie van groene elektriciteit dat het besluit van 4 juli 2002 afschaft. In Brussel werd de productie van hernieuwbare energie ingevoerd door de ordonnantie van 19 juli 2001 over de organisatie van de gewestelijke elektriciteitsmarkt, die gewijzigd werd door de ordonnantie van 14 december 2006. In België worden de producenten van hernieuwbare energie gesteund via een mechanisme van groene
certificaten (zie kaderartikel). Dit mechanisme wordt georganiseerd op het niveau van de gewesten.
Het transport In het kader van de vrijgemaakte markt heeft de federale overheid Elia System Operator en Fluxys als transportnetbeheerder (TNB) aangewezen. Het gaat om het transport van elektriciteit via hoogspanningslijnen en van gas via hogedrukleidingen. Op die manier worden ze feitelijke monopolies die in hun respectieve domein worden gereguleerd. Elia produceert geen elektriciteit, maar vergewist zich vooraf van de adequate bevoorrading van zijn net door het afsluiten van contracten met producenten of het invoeren van elektriciteit. Achteraf moet Elia ervoor zorgen dat de door zijn cliënten gevraagde leveringsniveaus worden gewaarborgd. Deze laatsten kunnen rechtstreeks aangesloten industriële cliënten of distributienetbeheerders (DNB) zijn (zie infra).Voor Elia komt het erop aan het evenwicht te bewaren tussen input (productie + import) en output (levering + export). Dit wordt gerealiseerd via contracten tussen de betrokkenen vooraf en ach-
Wat is een groen certificaat? Deze term vindt zijn oorsprong in de Europese richtlijn 96/92/EC, die werd afgeschaft door richtlijn 2003/54/EC voor de binnenlandse elektriciteitsmarkt. De richtlijn verplicht de lidstaten een systeem van herkomstgarantie in te voeren “volgens objectieve, duidelijke en niet-discriminerende criteria”. Het groene certificaat komt neer op een mechanisme van vrijwillige registratie in een database die aangeeft dat gedurende een bepaalde periode door een bepaalde producent op een bepaalde plaats een bepaalde hoeveelheid hernieuwbare elektriciteit werd geproduceerd. Zodra de groene certificaten zijn “uitgegeven” (d.w.z. geregistreerd), kunnen ze aan twee soorten cliënten worden verkocht: een elektriciteitsleverancier onderworpen aan een verplicht quotum hernieuwbare elektriciteit opgelegd door het land waar hij zijn activiteit uitoefent en die deze elektriciteit niet zelf kan of mag produceren en er ook geen mag kopen bij een producent op de markt. een rechts- of natuurlijk persoon die groene elektriciteit wenst te verbruiken.
•
•
In het eerste geval is het groene certificaat een van de bestanddelen van een systeem van steunverlening voor de ontwikkeling van hernieuwbare elektriciteit specifiek beslist door een land. Het fungeert als een soort “bijsturingsmechanisme”. In een dergelijk systeem van quota zijn alle leveranciers van elektriciteit die op het nationale grondgebied opereren verplicht om in hun verkoop een bepaalde proportie (die geacht wordt regelmatig te verhogen) hernieuwbare elektriciteit aan de man te brengen, zo niet volgen er sancties in de vorm van een financiële boete. Om zich te conformeren, zijn er drie oplossingen: zelf rechtstreeks investeren in voorzieningen die hernieuwbare elektriciteit produceren, de ontbrekende hernieuwbare elektriciteit kopen bij een of meer producenten om ze aan hun cliënten door te verkopen, groene certificaten kopen ten belope van de ontbrekende hoeveelheid hernieuwbare energie.
• • •
Deze derde oplossing kan uiteraard enkel werken indien het land dat de quota voorschrijft de geldigheid van de “certificatie” kan garanderen.
19
20
Energiesector
teraf. Het is belangrijk erop te wijzen dat elektriciteit niet kan worden opgeslagen. Elia moet er zich dus van vergewissen over een transportinfrastructuur te beschikken die voortdurend verbonden is met verschillende bevoorradingsbronnen en zo goed mogelijk op de behoeften is afgestemd. Zo vormen de dispatchingfuncties die over alle gewesten van het land zijn verdeeld en het evenwicht input-output verzekeren op een kwartier na, een ander belangrijk aspect van de activiteit van Elia. Het is voor Elia een conditio sine qua non om vóór het jaar Y-1 de behoeften van Y te kennen, om de infrastructuur af te stemmen, zijn dispatchings te kunnen inschatten en het gereguleerd tarief te kunnen bepalen dat aan de CREG moet worden voorgelegd. Dezelfde logica kan worden toegepast voor gas bij Fluxys, dat eigenaar is van het transport- en doorvoernet voor gas en de opslaginstallaties en de LNG-terminal2 van Zeebrugge beheert. De distributienetten zijn lokale netten die, aangesloten op het transportnet, elektriciteit en gas tot bij de eindgebruiker brengen. De distributienetbeheerder (DNB) heeft een monopoliepositie in zijn geografische zone. Deze DNB’s zijn intercommunales of gemeentebedrijven. De DNB’s zijn belast met de ontwikkeling, de exploitatie en het onderhoud van de distributienetten, met inbegrip van de aansluitingen en het installeren van de meters. De DNB’s moeten zorgen voor de exploitatie, het onderhoud en de ontwikkeling in alle onafhankelijkheid ten aanzien van de traditionele operator, wat neerkomt op een reorganisatie van de markt om deze activiteiten uit te oefenen. Vanuit deze optiek worden dergelijke werkzaamheden toevertrouwd aan maatschappijen opgericht door de DNB’s: InfraX voor de zuivere intercommunales Interelectra, Iveg en Wvem; Eandis voor de gemengde intercommunales in Vlaanderen (Gaselwest, IGAO, IMEA, Imewo, Intergem, Iveka, Iverlek en Sibelgas); Brussels Network Operations (BNO) voor de Brusselse netten en het Netwall-project voor Wallonië. De meteropname van de gemengde intercommunales werd toevertrouwd aan gespecialiseerde dochterondernemingen. Deze ondernemingen zorgen voor de meteropname en de gegevensverwerking. Ze sturen de gegevens door naar de leveranciers om hen in staat te stellen de facturen van hun cliënten op te maken. Het gaat om Indexis voor de gemengde energie-intercommunales in Wallonië en in Vlaanderen en over Metrix in Brussel. De zuivere intercommunales voeren deze activiteit zelf uit.
De levering De 29 leveranciers die verspreid zijn over het hele land ontvangen een licentie van de bevoegde gewestelijke overheid. Ze kunnen een commerciële activiteit ontwikkelen tussen de energieproducent en de eindverbruiker door een beroep te doen op de diensten van de DNB. Om hun commerciële activiteit te kunnen uitvoeren, moeten ze over alle informatie beschikken die noodzakelijk is voor de facturering aan hun cliënten, namelijk de tarieven van de TNB’s/ DNB’s, de verschillende taksen die van toepassing zijn en de verbruiksgegevens. De regulatoren Vier reguleringsinstanties hebben een adviserende rol ten aanzien van de overheid en zien ook toe op de toepassing van de reglementering. Op federaal niveau is dat de Commissie voor de Regulering van Elektriciteit en Gas (CREG). Er bestaan drie regionale instanties: de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteit- en Gasmarkt (VREG), de Commission Wallonne pour l’Énergie (CWaPE) en het Brussels Instituut voor Milieubeheer (BRUGEL). De liberalisering van de markt veronderstelt dat er concurrentie speelt tussen de producenten enerzijds en de leveranciers anderzijds, met name via de toegepaste tarieven. Het transport en de distributie hebben een gereguleerde tariefstructuur. Het tarief dat de energieleveranciers toepassen omvat verscheidene onderdelen: de productiekosten, de kosten voor het transport (Elia + Fluxys) via hoogspanningslijnen en hogedrukleidingen + de kosten voor de distributie (DNB) van elektriciteit via lijnen van midden- en laagspanning en voor gas de leidingen van middelmatige en hoge druk naar de eindgebruiker + de operationele en aansluitingskosten. De tijdsspanne tussen het vastleggen van de gereguleerde tarieven en de daadwerkelijke inning vormt een niet te verwaarlozen element van het mechanisme en kan de inkomsten van de marktspelers beïnvloeden. Enerzijds moeten de gereguleerde prijzen ex-ante worden vastgelegd op basis van geraamde behoeften, de omvang van de infrastructuur en het noodzakelijk operationeel beheer. Anderzijds is de periode waarop het tarief betrekking heeft (na één jaar) korter dan de timing en het tempo van de investeringen in de infrastructuur vanwege hun omvang en complexiteit. Het bevoorradingsmechanisme vooral gebaseerd op het vroegere verbruik kan 2
Vloeibaar aardgas.
Energiesector
echter de verschillen tussen de kosten en opbrengsten wegwerken.
De federaties Naast de reguleringsinstanties zijn er ook enkele groeperingen van marktspelers die banden hebben met de energiesector: Interregies (verenigingen van zuivere intercommunales en gemeentebedrijven), Intermixt (vereniging van gemengde intercommunales), Synergrid (federatie van de netbeheerders voor elektriciteit en gas in België), Febeg (federatie van de ondernemingen die een exploitatiezetel hebben in België en actief zijn in de productie, het netbeheer, de meteropname of een commerciële activiteit uitoefenen op vlak van elektriciteit of gas).
2. Financiële analyse van de lokale overheidsbedrijven van de energiesector 2.1. Lokale overheidsbedrijven voor elektriciteits- en gasdistributie
Analyse van de sector De analyse heeft betrekking op de actoren waarvoor de gereglementeerde tarieven van de energiemarkt gelden (de transportnetbeheerders (TNB’s) en de distributienetbeheerders (DNB’s)) en die door de regulatoren zijn erkend, ongeacht hun rechtsvorm. Het gaat om lokale overheidsbedrijven die actief zijn in de elektriciteits- en gasdistributie, namelijk de intercommunales en de gemeentebedrijven en daarnaast om enkele privébedrijven die sleutelactoren van
de sector zijn. Dit zijn Elia System Operator voor elektriciteit, Fluxys en Fluxys LNG voor gas, alsook de DNB voor elektriciteit van Brussels Airport, een dochteronderneming van Brussels Airport Company. De TNB Fluxys en Elia System Operator hebben eveneens een functie van rechtstreekse distributie naar de industriële cliënten in de zogenaamde tranches “hoogspanning” voor elektriciteit en “hoge druk” voor gas. Er zijn 35 spelers in België (tabel 6), verdeeld over 28 DNB-intercommunales, waarvan veertien in Vlaanderen, dertien in Wallonië en één in Brussel. Naast de intercommunales zijn er drie DNB’s in de vorm van een gemeentebedrijf, waarvan twee in Vlaanderen3 en één in Wallonië. De sector telt vier belangrijke sleutelactoren. De jaarrekeningen werden samengevoegd om een beeld te geven van de sector in zijn geheel op nationaal vlak enerzijds en per gewest anderzijds. Onder de intercommunales zijn er een aantal die actief zijn in de kabeltelevisiesector. Voor zover de intercommunale haar jaarrekening per sector publiceert, werden deze gegevens uit de energiesector gelicht en ondergebracht bij de kabeltelevisiesector. In 2006 blijft de functie van energieleverancier in Wallonië en Brussel opgenomen in de jaarrekeningen van de geanalyseerde DNB’s. Achter de samengevoegde cijfers kunnen zeer verschillende individuele situaties binnen de sector schuilgaan. Men moet dus zeer voorzichtig zijn bij de interpretatie van de resultaten. 3
De regie Gemeentelijk autonoom havenbedrijf Antwerpen werd niet in de cijfers opgenomen. Ze wordt door de VREG echter wel als DNB erkend voor een gedeelte van haar activiteit in verband met de elektriciteitsvoorziening van de haven van Antwerpen.
Tabel 6
Kenmerken van de lokale overheidsbedrijven en sleutelactoren voor energie – 2006
Gewest
Vlaanderen
Wallonië
Brussel Federaal Totaal
Type onderneming
Aantal
Balanstotaal (in miljoen EUR)
Aandeel (%)
Aandeel van de intercommunales (%)
Zuivere intercommunales
4
1 796
8,2 %
11,2 %
Gemengde intercommunales
10
7 105
32,6 %
44,3 %
Gemeentebedrijven
2
14
0,1 %
-
Zuivere intercommunales
4
1 893
8,7 %
11,8 %
Gemengde intercommunales
9
3 728
17,1 %
23,3 %
Gemeentebedrijven
1
37
0,2 %
-
Gemengde intercommunales
1
1 504
6,9 %
9,4 %
4
5 742
26,3 %
-
35
21 819
100,0 %
-
Andere belangrijke spelers in de sector
21
Energiesector
22
Tegen de achtergrond van een industriële logica werd de golf van fusies en overnames van intercommunales die enkele jaren geleden werd ingezet, in 2006 voortgezet. Zo werd in Wallonië de Société liégeoise d'électricité overgenomen door ALE, dat nu Tecteo heet. De Intercommunale ElectrHainaut werd overgenomen door de Intercommunale pure de financement du Hainaut (IPFH). De IPFH bevat eveneens de cijfers van de Intercommunales d’électricité et de gaz de la région de Mons et du Borinage. In Vlaanderen komt InterEnerga InterElectra vervangen als DNB in de provincie Limburg. Sibelga is de enige DNB in Brussel. De impact van de liberalisering van de energiemarkt sorteert volledig effect in Vlaanderen sedert 2003 en gedeeltelijk in Wallonië en in Brussel4. De liberalisering is volledig vanaf 2007.
Balansstructuur Het boekjaar 2006 wordt afgesloten met een balanstotaal van 21,8 miljard EUR voor de 35 actoren van de energiesector. Het totale actief van de intercom-
munales (16 miljard EUR) vertegenwoordigt het grootste gedeelte van de sector, namelijk 73,5 %. De sleutelactoren bekleden de tweede plaats met 26,3 % van het balanstotaal van de sector, terwijl de gemeentebedrijven minder dan 1 % vertegenwoordigen (tabel 6). Uit een analyse per gewest voor de intercommunales en de gemeentebedrijven blijkt dat Vlaanderen 40,9 % van het balanstotaal opeist, tegen 26 % voor Wallonië en 6,9 % voor Brussel. Binnen de groep intercommunales neemt die van het gemengde type5 het leeuwendeel voor zijn rekening, met 77 % van het balanstotaal van de intercommunales en met een doorslaggevend gewicht van de Vlaamse gemengde intercommunales (44,3 %). Wat de spreiding per gewest betreft, vertegenwoordigen de intercommunales in Vlaanderen 55,5 % van het balanstotaal, in Wallonië 35,1 % en in Brussel 9,4 %. Als we de voornaamste balansrubrieken bekijken, stellen we vast dat de vaste activa aan de actiefzijde 4 5
Voor de grote ondernemingen en de professionele cliënteel. Aanwezigheid van een privéaandeelhouder naast de gemeenten en provincies.
Tabel 7
Structuur van de voornaamste balansrubrieken van de energie-intercommunales en andere actoren (in % van het balanstotaal) – 2005-2006 2005
2006
Wallonië
Vlaanderen
Brussel
Zuivere Gemengde Zuivere Gemengde Gemengde intercom. intercom. intercom. intercom. intercom. Activa
72,5 %
Vaste activa
81,2 %
Materiële activa Financiële activa
Andere spelers (*)
Totaal
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Zuivere Gemengde Zuivere Gemengde Gemengde intercom. intercom. intercom. intercom. intercom.
Andere spelers (*)
Totaal
60,2 %
70,7 %
62,6 %
74,6 %
74,6 %
74,6 %
74,6 %
74,6 %
74,6 %
74,6 %
74,6 %
74,6 %
84,3 %
60,3 %
70,7 %
63,6 %
86,1 %
78,4 %
88,6 %
84,9 %
63,5 %
79,6 %
60,7 %
86,1 %
81,1 %
77,7 %
81,3 %
44,2 %
66,2 %
51,2 %
26,7 %
58,4 %
85,6 %
82,8 %
47,7 %
74,5 %
49,0 %
27,1 %
61,4 %
3,5 %
3,0 %
15,9 %
0,0 %
0,0 %
59,2 %
18,3 %
3,0 %
2,1 %
15,5 %
0,1 %
0,3 %
58,8 %
17,9 %
18,8 %
15,7 %
39,7 %
29,3 %
36,4 %
13,9 %
21,6 %
11,4 %
15,1 %
36,5 %
20,4 %
39,3 %
13,9 %
18,9 %
15,1 %
8,4 %
24,7 %
9,6 %
12,5 %
12,5 %
12,0 %
8,0 %
5,6 %
30,9 %
12,4 %
16,7 %
10,3 %
11,2 %
Eigen vermogen
61,8 %
73,1 %
65,7 %
60,3 %
56,5 %
48,3 %
61,6 %
72,0 %
56,3 %
75,6 %
66,3 %
52,0 %
48,0 %
58,5 %
Reserves
21,6 %
2,8 %
32,9 %
4,1 %
8,8 %
6,1 %
8,4 %
19,3 %
3,0 %
41,7 %
4,2 %
8,5 %
7,2 %
9,4 %
1,8 %
0,6 %
2,1 %
0,6 %
1,1 %
2,0 %
1,2 %
1,5 %
0,6 %
3,0 %
0,7 %
2,1 %
1,7 %
1,3 %
36,4 %
26,3 %
32,1 %
39,1 %
42,5 %
49,7 %
37,1 %
26,4 %
43,1 %
21,5 %
33,1 %
45,8 %
50,3 %
40,2 %
17,6 %
17,7 %
18,0 %
16,0 %
12,8 %
39,5 %
22,8 %
17,4 %
36,9 %
8,4 %
19,5 %
11,8 %
39,4 %
28,8 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 % 100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Vlottende activa KT-vorderingen,geldbeleg. en liquide mid. Passiva
Voorzieningen en uitgestelde belastingen Schulden Schulden op meer dan één jaar Totaal
* De sleutelactoren van de sector en de gemeentebedrijven.
100,0 % 100,0 %
Energiesector
81,1 % van het balanstotaal van de sector voor het boekjaar 2006 vertegenwoordigen (tabel 7). De samenstelling van deze vaste activa is echter afhankelijk van het segment. Binnen de intercommunales nemen de materiële vaste activa een belangrijke plaats in. Voor de overige actoren (sleutelactoren en gemeentebedrijven) beloopt het aandeel van de materiële vaste activa slechts 27,1 % voor 2006. Dat heeft te maken met de specifieke deelnemingsstructuur van de TNB voor elektriciteit, waardoor een belangrijk deel van de vaste activa gerealiseerd wordt via deelnemingen in dochterondernemingen. Het aandeel van de financiële vaste activa is verhoudingsgewijs dan ook aanzienlijk, nl. 58,8 % van het totale actief in 2006. De materiële vaste activa van de intercommunales vertegenwoordigen 73,8 % van het totale actief. Het drukt de waarde uit van de distributienetten voor energie die deze intercommunales bezitten. Als we meer in detail gaan kijken, blijkt dat de rubriek Installaties, machines en uitrusting 96,3 % voor zijn rekening neemt en de rubriek terreinen en gebouwen 2,8 % van de totale materiële vaste activa van de intercommunales opeist. Terwijl de materiële vaste activa in de Vlaamse intercommunales meer dan 80 % van het totale actief voor hun rekening nemen, ligt het percentage lager voor Wallonië en Brussel, wat aantoont dat deze intercommunales geen eigenaar zijn van een gedeelte van hun net. Ze betalen dus een gebruiksrecht aan de gemeenten, dat geboekt wordt op de rubriek van de immateriële vaste activa. De financiële vaste activa vertegenwoordigen 17,9 % van het totale actief van de sector.Verhoudingsgewijs is deze rubriek belangrijker in de zuivere intercommunales in Wallonië omdat sommige ervan aanzienlijke deelnemingen hebben in andere ondernemingen van de energiesector. De vlottende activa vertegenwoordigen 18,9 % van het totale actief van de geanalyseerde ondernemingen van de energiesector. De intercommunales hebben vlottende activa ten belope van 20,7 % van het totale actief, terwijl de overige actoren 13,9 % opeisen. De evolutie tussen 2005 en 2006 van de rubrieken van het actief wijst op een stijging van de vaste activa van 78,4 % van het totale actief in 2005 naar 81,1 % in 2006. Binnen deze rubriek bedragen de materiële vaste activa meer dan 60 %, ten koste van de vlottende activa, die dalen van 21,6 % naar 18,9 %. Terwijl het aandeel van de materiële vaste activa tussen 2005 en 2006 vrij stabiel blijft bij de sleutelactoren en de gemeentebedrijven, stijgt het gemiddeld
4,5 % bij de intercommunales, met evenwel sterke onderlinge verschillen. Bij de gehanteerde Cost plusaanpak, die toelaat een billijke vergoeding6 van de TNB’s/DNB’s in een gereglementeerde markt te bepalen, worden de vaste activa, en meer bepaald de infrastructuurwaarde van het net, in aanmerking genomen om een gedeelte van de Regulated Asset Base (RAB7) vast te stellen. Elk jaar wordt een nieuwe RAB bepaald die onder meer rekening houdt met de nieuwe investeringen alsook met de afschrijvingen die door de TNB’s/DNB’s werden uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de omvang van het net en de verbruiksbehoeften beter op elkaar worden afgestemd. De regels die worden toegepast voor de aflossingen kunnen een invloed hebben op de RAB en dus op de vergoeding van het kapitaal dat door de TNB’s/DNB’s wordt geïnvesteerd. Het aandeel van het eigen vermogen in het totale passief bedraagt in 2006 gemiddeld 58,5 % voor de actoren van de energiesector. Terwijl de individuele situatie grondige verschillen kan vertonen, doet er zich tussen 2005 en 2006 een dalende trend voor in het aandeel van het eigen vermogen, wat in de richting gaat van de solvabiliteitsratio die de CREG hanteert, namelijk een verhouding (eigen vermogen/ totaal vermogen) die zo dicht mogelijk bij 33 % ligt. Het is zo dat de CREG voor een jaar een vergoedingsgraad vastlegt op basis van de gemiddelde rentevoet van de Belgische lineaire obligaties op 10 jaar, die het aandeel vergoedt van het eigen vermogen boven 33 %. De evolutie van het eigen vermogen wordt eveneens beïnvloed door de herstructureringen en fusies van de intercommunales enerzijds en door de herschikking van de aandeelhoudersstructuur om tegemoet te komen aan de geliberaliseerde markt anderzijds. Boven op de waarde van het net, uitgedrukt tegen de economische heropbouwwaarde, bestaat de RAB ook uit de behoefte aan bedrijfskapitaal (BBK). Deze behoefte wordt berekend door enerzijds de voorraden, de bestellingen in uitvoering en de overlopende rekeningen aan de actiefzijde samen te nemen en anderzijds aan de passiefzijde de schulden op ten hoogste één jaar en de overlopende rekeningen. Het komt erop aan het vast kapitaal te bepalen dat noodzakelijk is voor de werking van de TNB/DNB. De eventueel ontvangen toelagen moeten daarvan in 6
7
Het betreft de vergoeding van het kapitaal dat in transportnet- en/of distributievoorzieningen werd geïnvesteerd. De RAB is de som van de economische heropbouwwaarde van het net en van de behoefte aan nettobedrijfskapitaal.
23
Energiesector
Grafiek 5
Evolutie van de behoefte aan bedrijfskapitaal 2005-2006 voor de energiesector (in % van het balanstotaal)
35 % 30 %
Behoefte aan bedrijfskapitaal 2006
24
25 % 20 % 15 % 10 % 5% 0% -5 % -10 % -15 % -15 %
-10 %
-5 %
0%
5%
10 %
15 %
20 %
25 %
Behoefte aan bedrijfskapitaal 2005
Intercommunales
Andere spelers
mindering worden gebracht. Gemiddeld beloopt de BBK 2,7 % van het balanstotaal in 2006 voor de sector, tegen 2,1 % in 2005. De gemiddelde BBK van de intercommunales stijgt van 3,3 % in 2005 naar 4,3 % in 2006, gedeeltelijk als gevolg van het feit dat de schulden op ten hoogste één jaar sterker gedaald zijn dan de vorderingen op ten hoogste één jaar. De overige actoren vertonen een negatieve BBK van -1,2 % in 2005, die daalt tot -1,9 % in 2006, gedeeltelijk als gevolg van een stijging van de schulden op ten hoogste één jaar. Grafiek 5 toont per onderneming de evolutie van de behoefte aan bedrijfskapitaal tussen 2005 en 2006 in percent van het balanstotaal. Elk punt vertegenwoordigt een speler van de sector, met een onderscheid tussen de intercommunales en de overige actoren. De ondernemingen die boven de bissectrice liggen, verhogen hun BBK tussen 2005 en 2006. Degene die daarentegen onder de bissectrice liggen, zien hun BBK tussen 2005 en 2006 dalen.
Resultaat van het boekjaar Het resultaat van het boekjaar 2006 beloopt 883 miljoen EUR. Het aandeel van de intercommunales hierin bedraagt 753 miljoen EUR, d.i. 85,2 % van het resultaat van de sector. De Vlaamse intercommunales dragen voor 44 % bij in het totaal van het resultaat van de intercommunales, terwijl ze 55,5 % van het balanstotaal vertegenwoordigen (tabel 6). Deze situatie weerspiegelt de effecten van de liberalisering van de markt, die volledig werd doorgevoerd in Vlaanderen en waardoor de DNB’s geen energieleverancier meer zijn. Een analyse van de bestanddelen van het resultaat toont aan dat het bedrijfsresultaat sterk bijdraagt tot het resultaat van het boekjaar (tabel 8). Dit resultaat kan evenwel worden beïnvloed door het niveau van de gereglementeerde tarieven van de TNB/DNB. De vaststelling van deze tarieven hangt vooral af van de berekening van de billijke vergoeding van het geïnvesteerde kapitaal die de regulerende instantie bepaalt. Ook de bedrijfskosten moeten in deze tarie-
Energiesector
Structuur van het resultaat van de energiesector per segment (in % van het totale resultaat) – 2006 Vlaanderen
Wallonië
Tabel 8
Brussel Andere spelers
Totaal
106,4 %
217,1 %
127,7 %
-4,1 %
-58,0 %
-14,6 %
0,0 %
0,0 %
-1,6 %
-2,4 %
0,5 %
2,5 %
2,3 %
57,5 %
10,7 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
267
150
165
107
130
883
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Gemengde intercom.
Bedrijfsresultaat
103,5 %
133,8 %
82,4 %
111,3 %
Financieel resultaat
-12,0 %
-18,1 %
14,3 %
-8,8 %
Uitzonderlijk resultaat
9,0 %
-11,5 %
3,8 %
Belastingen (-)
0,4 %
4,3 %
100,0 % 63
Resultaat van het boekjaar (in miljoen EUR)
ven worden doorgerekend. De CREG schat deze in via een methode die de efficiëntie van de ondernemingen berekent aan de hand van benchmarking, dat een vergelijking tussen ondernemingen met hetzelfde profiel mogelijk maakt. Het bedrijfsresultaat kan door meerdere factoren worden beïnvloed, bijv. door: de methode die wordt toegepast voor de afschrijvingen; de verschillen tussen het voorstel ex-ante en ex-post en de eventuele verschillen op het niveau van de billijke marge; de weerslag van de transportkosten voor de DNB’s; de voorwaarden in verband met de Openbare Dienstverplichtingen (ODV),
• • • •
Uit een grondiger onderzoek van de segmenten van de intercommunales blijkt dat de gevolgen van de liberalisering van de energiemarkt zich aftekenen via een vermindering van het resultaat sedert 2003, het jaar van de volledige liberalisering in Vlaanderen (grafiek 6). Het resultaat van het boekjaar daalt met 42,9 % over de periode 2003-2006 en is voor een groot gedeelte toe te schrijven aan de Vlaamse intercommunales, die sedert 2003 uitsluitend nog als DNB (-60,8 %) werken. De daling is meer uitgesproken voor de gemengde intercommunales (-61,7 %) dan voor de zuivere (-56,7 %). Voor de Waalse en Brusselse intercommunales vertoont het effect van de liberalisering
Evolutie en uitsplitsing van het resultaat van het boekjaar van de energie-intercommunales (in miljoen EUR) – 2001-2006
1 800 1 600 134
134
200
187
112
93
1 400 1 200
180 187
1 000
107
800 835 600
149 171
1 006 697
146
400 200
375 290
0 2001 Vlaanderen zuivere Brussel gemengde
155
146
2002
2003 Vlaanderen gemengde
25
72 2004 Wallonië zuivere
130 173
107 165
167
150
212 267 175 2005 Wallonië gemengde
63 2006
Grafiek 6
Energiesector
26
Tabel 9
Ratio's van de energiesector per segment – 2006 Vlaanderen
Wallonie
Brussel Gemeentebedrijven
Belangrijke spelers
Energiesector
1,2
3,4
1,1
1,5
1,3
1,0
4,1
1,9
1,5
75,6 %
66,3 %
52,0 %
87,2 %
47,7 %
58,5 %
66,6 %
15,1 %
30,4 %
26,9 %
0,8 %
87,2 %
51,5 %
19,4 %
5,8 %
44,0 %
4,4 %
8,5 %
67,1 %
7,2 %
10,7 %
29,2 %
16,0 %
44,1 %
20,4 %
22,3 %
119,7 %
6,2 %
16,1 %
4,9 %
6,7 %
10,5 %
6,7 %
13,7 %
15,1 %
4,5 %
6,9 %
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Zuivere intercom.
Gemengde intercom.
Gemengde intercom.
Current ratio
1,2
2,2
2,8
1,3
Acid test
1,3
1,2
2,5
Financiële onafhankelijkheid
72,0 %
56,3 %
Langetermijnschuldratio
26,2 %
Zelffinancieringsgraad Cashflow / vreemd vermogen
Liquiditeit
Solvabiliteit
Rentabiliteit Rentabiliteit van het eigen vermogen Rentabiliteit van het actief
3,5 %
3,8 %
7,9 %
4,4 %
7,1 %
13,2 %
2,2 %
4,0 %
Operationele rentabiliteit
14,5 %
24,6 %
20,3 %
12,6 %
13,9 %
58,5 %
23,7 %
18,9 %
van de professionele cliënteel vanaf 1 juli 2004 een contrasterende evolutie. Terwijl voor Brussel het resultaat met 28,4 % is gedaald over de periode 2004-2006, is het vrij stabiel gebleven in Wallonië.
Financiële ratio’s We berekenden voor het boekjaar 2006 de gemiddelde financiële ratio’s die de ondernemingen van de energiesector optekenen voor de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit. Deze ratio’s bieden synthetische informatie die globaal positief is voor alle geanalyseerde segmenten (tabel 9). We noteren de goede prestatie van de gemeentebedrijven, gevolgd door de zuivere intercommunales in Wallonië. De gemiddelde liquiditeitsratio’s wijzen op een voldoende liquiditeit voor het boekjaar 2006 voor alle segmenten. De gemeentebedrijven vertonen een grote liquiditeit, gevolgd door de zuivere intercommunales in Wallonië. De gemiddelde solvabiliteitsratio’s geven een gunstige situatie aan voor de energiesector in 2006. De ratio van de financiële onafhankelijkheid ligt boven 50 % voor vrijwel alle segmenten, wat wijst op een zwakke schuld. De uitzondering komt echter van het segment van de sleutelactoren (TNB), dat uitkomt op slechts 47,7 %, meer bepaald voor elektriciteit. Dit wordt bevestigd door de ratio van de langetermijnschuld, die 87,2 % bedraagt voor het
segment van de sleutelactoren, tegenover een hele gunstige situatie voor de gemeentebedrijven en de zuivere intercommunales in Wallonië en in Vlaanderen, evenals voor de gemengde intercommunale in Brussel. De zelffinancieringsgraad geeft een indicatie van de (het) overgedragen winst (verlies) van de onderneming. Deze ratio weegt door voor de gemeentebedrijven en de zuivere intercommunales in Wallonië, die over meer reserves en overgedragen winst beschikken. De ondernemingen van de energiesector hebben goede rentabiliteitsratio’s voor het boekjaar 2006. Hun resultaten bevestigen de trend die we zagen bij de liquiditeit en de solvabiliteit, waarvoor de gemeentebedrijven, de zuivere intercommunales in Wallonië en de gemengde intercommunale in Brussel de hoogste ratio’s kunnen voorleggen. De gemengde intercommunales in Vlaanderen hebben de hoogste ratio voor de operationele rentabiliteit. Die ligt duidelijk boven 10 % voor alle segmenten. Grafiek 7 schetst voor elke speler van de energiesector de evolutie van de rentabiliteit op het eigen vermogen tussen 2005 en 2006. De ondernemingen die boven de bissectrice liggen, verbeteren hun rentabiliteit op eigen vermogen tussen 2005 en 2006. Negentien ondernemingen verbeteren deze ratio in 2006, terwijl zestien hun rentabiliteit zien verslechteren.
Energiesector
Evolutie van de rentabiliteit van het eigen vermogen van de energiemarktspelers – 2005-2006
27
Grafiek 7
50 %
Rentabiliteit van het eigen vermogen 2006
45 % 40 % 35 % 30 % 25 % 20 % 15 % 10 % 5% 0% 0%
5%
10 %
15 %
20 %
25 %
Rentabiliteit van het eigen vermogen 2005
Intercommunales
Belangrijke spelers
Gemeentebedrijven
van het aantal intercommunales door de rationalisering van de sector. De herschikking van intercommunales werd voortgezet in 2006 met de overname door de Intercommunale pure de financement du Hainaut van de Intercommunales d’électricité et de gaz de Mons et du Borinage, alsook van de Intercommunale hennuyère de gaz. Achttien financieringsintercommunales zijn actief in 2006. Er zijn meer financieringsintercommunales in Wallonië dan in Vlaanderen, terwijl Brussel er drie telt (tabel 10).
2.2. De financieringsintercommunales verbonden met de energiesector
Analyse van de sector De lokale overheidsbedrijven voor financiering verbonden met de energiesector zijn intercommunales met deelnemingen in ondernemingen die in de energiesector actief zijn. Ze ondervinden ook de weerslag van de liberalisering van de energiemarkt maar voelen tegelijk het effect van de vermindering
Tabel 10
Kenmerken van de financieringsintercommunales – 2006 Aantal
Balanstotaal (in miljoen EUR)
Aandeel (%)
Vlaanderen
6
555
24,6 %
Wallonië
9
1 136
50,3 %
Brussel
3
566
25,1 %
Totaal
18
2 257
100,0 %
Gewest
Energiesector
28
Tabel 11
Structuur van de voornaamste balansrubrieken van de financieringsintercommunales (in % van het balanstotaal) – 2006 Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Totaal
Activa
81,2 %
Vaste activa
25,2 %
63,8 %
61,9 %
53,8 %
Financiële activa
25,2 %
63,7 %
61,9 %
53,8 %
Vlottende activa
74,8 %
36,2 %
38,1 %
46,2 %
KT-vorderingen,geldbeleggingen en liquide middelen
51,3 %
33,9 %
38,1 %
39,2 %
27,6 %
69,3 %
94,1 %
65,3 %
Reserves
9,1 %
45,4 %
33,3 %
33,5 %
Voorzieningen en uitgestelde belastingen
0,0 %
0,3 %
0,0 %
0,2 %
Schulden
72,4 %
30,3 %
5,9 %
34,6 %
Schulden op meer dan één jaar
27,7 %
15,4 %
0,2 %
14,6 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
60,3
Passiva Eigen vermogen
Totaal
Balansstructuur Voor het boekjaar 2006 beloopt het totale actief van de financieringsintercommunales 2,3 miljard EUR (tabel 10). Het aandeel hierin van de Waalse intercommunales bedraagt 50,3 %, wat tweemaal zoveel is als de Vlaamse (24,6 %) en Brusselse (25,1 %). Dit kan paradoxaal klinken omdat het aandeel van de gemengde energie-intercommunales in Vlaanderen 44,3 % van het totale actief bedraagt (tabel 6). Het vrij zwakke gewicht van de financieringsintercommunales in Vlaanderen heeft te maken met het mechanisme van deelneming in andere ondernemingen dat verschilt van gewest tot gewest. In Vlaanderen nemen de intercommunales belangen in naam van en voor rekening van de gemeenten, terwijl deze deelnemingen in Wallonië en Brussel gebeuren in naam van de intercommunales zelf. Uit een analyse van de rubrieken van het actief blijkt dat de vaste activa het sterkst doorwegen met 53,8 % (tabel 11). De actiefzijde bestaat vooral uit financiële vaste activa, met niveaus die aantonen dat het mechanisme voor deelneming in kapitaal niet in elk gewest hetzelfde is. Het grootste aandeel gaat naar Wallonië en Brussel, met respectievelijk 63,7 % en 61,9 % van het totale actief, terwijl Vlaanderen 25,2 % voor zijn rekening neemt. De financiële vaste activa kennen een evolutie van 67,3 % van het totale actief in 2004, naar 53,8 % in 2006, een daling die voornamelijk het gevolg is van de verkoop van Electrabel-aandelen aan Suez. De liberalisering van de energiemarkt heeft evenwel
gezorgd voor een diversificatie in de deelnemingen om de dividenden te kunnen handhaven, die door het verlies van de energieleveranciersfunctie waren geslonken. Zo werden er onder meer belangen genomen in de TNB’s (Elia, Fluxys) via Publi-T, Publigas en energieleveranciers. We zien bovendien een versterking van de financieringsintercommunales in de energie-intercommunales door de scheiding tussen de leveringsactiviteit enerzijds en het netbeheer anderzijds. Op het passief verschillen vooral de bronnen van geldmiddelen grondig tussen de gewesten. Het eigen vermogen vertegenwoordigt minder dan een derde van het totale passief in Vlaanderen, terwijl het bijna 70 % bedraagt voor Wallonië en meer dan 90 % van het totale passief in Brussel. Deze rubriek bestaat vooral uit reserves. Het aandeel van de schulden is omgekeerd tussen Vlaanderen en de twee overige gewesten. Vlaanderen heeft een groter aandeel aan kortlopende schulden.
Resultaat van het boekjaar Het resultaat van het boekjaar 2006 komt uit op 271 miljoen EUR. Met 56,9 % draagt het financiële resultaat het sterkst bij tot het resultaat van het boekjaar (tabel 12). Het bedrijfsresultaat is onder meer afkomstig van wegenheffingen van de DNB’s voor elektriciteit. Sinds 2001 gaat het resultaat van het boekjaar van de financieringsintercommunales in stijgende lijn,
Energiesector
Structuur van het resultaat van de financieringsintercommunales (in % van het totale resultaat) – 2006
Tabel 12
Vlaanderen
Wallonië
Brussel
Totaal
Bedrijfsresultaat
46,0 %
38,8 %
6,4 %
35,1 %
Financieel resultaat
54,0 %
54,5 %
67,7 %
56,9 %
Uitzonderlijk resultaat
0,0 %
6,9 %
25,9 %
8,2 %
Belastingen (-)
0,0 %
0,2 %
0,0 %
0,1 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
100,0 %
Evolutie en uitsplitsing van het resultaat van het boekjaar van de financieringsintercommunales (in miljoen EUR) – 2001-2006
1 200 1 000 800 600 400 200 0 2001 Vlaanderen
2002
2003 Wallonië
met evenwel een uitzonderlijke heropleving in 2005, die verband houdt met het openbaar bod tot overname van de Electrabel-aandelen door Suez (grafiek 8). De inkomsten van deze uitzonderlijke transactie werden nog gedeeltelijk verrekend in het boekjaar 2006. Het resultaat van het boekjaar vertoont een gemiddelde jaarlijkse groei van meer dan 20 % tussen 2001 en 2006.
2004
2005
29
2006
Brussel
Met uitzondering van het jaar 2005 blijkt uit de uitsplitsing per gewest dat het grootste gedeelte van het resultaat van 2006 gegenereerd wordt door de Waalse intercommunales, die ook het grootst in aantal zijn. Een analyse van de rentabiliteit van het actief (resultaat van het boekjaar ten opzichte van het totale actief) levert een betere ratio op voor Vlaanderen (16,6 %) dan voor Wallonië (11,2 %) en Brussel (9,2 %).
Grafiek 8
Bijkomende informatie In verband met de verspreiding van deze brochure: Directie Communicatie – Tel.: 02 222 45 50 In verband met de inhoud: Directie Research – Tel.: 02 222 56 10 De trimestriële studie “Lokale financiën” alsook de bijbehorende statistieken kunnen geraadpleegd worden
op PubliLink en op het internet: www.dexia.be Volgend nummer “Lokale financiën”: Gemeenten en provincies Uitgave voorzien juni 2008
Concept en opmaak Plume Production – Brussel
Druk Chauveheid – Stavelot
Verantwoordelijke uitgever: Dirk Smet, Dexia Bank, Pachecolaan 44, 1000 Brussel – RPR Brussel BTW BE 0403.201.185 – SDRA0916-2 – MEI 2008
Deze studie werd gerealiseerd door de Directie Research van Dexia Bank België Met de medewerking van Arnaud Dessoy, Anne-Leen Erauw en Philippe Lafontaine Pachecolaan 44 – 1000 Brussel