Lokaal sociaal beleid: de intenties onder de loep Beleidsplananalyse 2008-2014
Leen Sannen Projectleiding: Prof. dr. Tine Van Regenmortel
In opdracht van de Vlaamse Gemeenschap, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
www.hiva.be
CIP Koninklijke Bibliotheek Albert I Sannen, Leen Lokaal sociaal beleid: de intenties onder de loep. Beleidsplananalyse 2008-2014 / Leen Sannen. - Leuven: Katholieke Universiteit Leuven. Hoger instituut voor de arbeid, 2009, 162 p. ISBN 9789088360077. D/2009/4718/5.
Omslagontwerp: Koloriet. Foto omslag: Leen Sannen, Zaragoza, mei 2008.
Copyright (2009)
Hoger instituut voor de arbeid (K.U.Leuven) Parkstraat 47 - bus 5300, B-3000 Leuven
[email protected] http://www.hiva.be
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by mimeograph, film or any other means, without permission in writing from the publisher.
iii
DANKWOORD
Dit rapport kwam mee tot stand dankzij de inbreng van velen, direct of indirect. Een woord van dank is dan ook op zijn plaats. In de eerste plaats wens ik de medewerkers van het Team Samenleving binnen het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse Gemeenschap te bedanken. Speciale dank gaat hierbij naar Julie Cristens, Caroline Beyers en Rita Storme die tijdens de zomermaanden mee de stapels lokale sociale beleidsplannen onder de loep nemen om er de belangrijkste informatie uit te filteren. Tevens mijn welgemeende dank aan de leden van de stuurgroep (zie bijlage) voor hun geïnteresseerde opvolging en actieve betrokkenheid bij dit project. Tot slot wil ik de lokale besturen en de vele lokale en bovenlokale ‘derden’ bedanken voor de opmaak van de lokale sociale beleidsplannen. Zonder hun inspanningen was er van dit rapport geen sprake. Leen Sannen Onderzoeksexpert HIVA-K.U.Leuven
v
INHOUD
Lijst van afkortingen
xi
Inleiding
1
1. Opzet
1
2. Methode 2.1 Ontwikkeling analysemodel 2.2 Invoering gegevens 2.3 Bundeling informatie en analyse
2 2 2 2
Hoofdstuk 1 / Respons en elementen in het meerjarenplan
3
1. Respons
3
2. Elementen in het meerjarenplan
4
Hoofdstuk 2 / Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
7
1. Welke thema’s staan centraal in de LSB‐plannen? 1.1 Huisvesting op kop?! 1.2 Thema’s ‘buiten categorie’
7 8 10
2. Welke doelgroepen staan centraal in de LSB‐plannen? 2.1 Werk: vooral een zaak voor de algemene burger 2.2 Gezin: doorgaans weinig aandacht voor specifieke doelgroepen 2.3 Welzijn: een divers plaatje 2.4 Gezondheid: senioren in het vizier 2.5 Justitie: vooral een zaak voor de doorsnee burger 2.6 Huisvesting: kansengroepen ondervertegenwoordigd 2.7 Cultuur, sport en vrije tijd: ook kansengroepen komen aan bod 2.8 Onderwijs en vorming: vooral voor de modale burger en jongeren
11 14 15 16 17 18 18 19 20
vi
Inhoud
2.9 Gezond leefmilieu: vooral voor jan modaal 2.10 Mobiliteit: ouderen en personen met een handicap als voornaamste doelgroep 2.11 Toegankelijkheid: aandacht voor ouderen en personen met een handicap 2.12 Communicatie: ouderen mee op het voorplan 2.13 Veiligheid: vooral voor ouderen 2.14 Diversiteit: niet alleen een zaak voor allochtonen 2.15 Wijk‐ en buurtontwikkeling: waar zitten de kansarme buurten? 2.16 Vrijwilligerswerk: voor en door ouderen 2.17 Ontwikkelingssamenwerking: de globale burger staat centraal
21 22 23 24 24 25 26 26 27
Hoofdstuk 3 / Beoogde samenwerking
29
1. Welke actoren beogen samenwerking? 1.1 Samenwerking tussen lokale besturen 1.2 Samenwerking tussen lokale besturen en derden 1.3 Overleg
29 30 30 33
2. Opmerkelijke initiatieven rond samenwerking 2.1 Intragemeentelijke samenwerking 2.2 Intergemeentelijke samenwerking 2.3 Samenwerking met derden 2.4 Samenwerking in het kader van het Sociaal Huis
33 33 34 35 37
Hoofdstuk 4 / Coördinatie van het lokaal sociaal beleid
39
1. Samen gaat het beter?!
39
2. Hoe krijgt coördinatie vorm? 2.1 Het OCMW als coördinator 2.2 Het gemeentebestuur als coördinator: een zeldzaam fenomeen 2.3 OCMW en gemeente samen aan het roer 2.4 OCMW en gemeente wisselen elkaar af
40 40 42 42 44
Hoofdstuk 5 / Toegankelijkheid en Sociaal Huis
47
1. Sociaal Huis 1.1 Stand van zaken 1.2 Invulling Sociaal Huis in de praktijk 1.3 Hoe krijgen de centrale functies in het Sociaal Huis vorm? 1.4 Opmerkelijke initiatieven rond het Sociaal Huis
47 47 48 49 63
Inhoud
vii
2. Toegankelijkheid 2.1 Toegankelijkheid in het Sociaal Huis 2.2 Toegankelijkheid los van het Sociaal Huis
68 68 75
Hoofdstuk 6 / Participatie
83
1. Betrokkenheid bij de voorbereiding van het LSB‐plan 1.1 Betrokkenheid bevolking, lokale actoren, doelgroep(organisaties) 1.2 Over welke doelgroep(organisaties) gaat het?
83 83 84
2. Betrokkenheid bij de uitvoering en voortgang van het plan 2.1 Betrokkenheid bevolking, lokale actoren, doelgroep(organisaties) 2.2 Over welke doelgroep(organisaties) gaat het?
86 86 86
3. Voorbeelden van participatie
87
4. Participatie is een groeiproces
89
Hoofdstuk 7 / Sectorale planverplichtingen
91
1. Integratie van andere sectorale plannen
91
2. Integraal sociaal beleid en coördinatie gaan hand in hand
92
3. Opvallende initiatieven rond planning
92
4. Toemaatje: nog niet vernoemde opmerkelijke initiatieven
93
Hoofdstuk 8 / Conclusies
97
1. Diversiteit en originaliteit
97
2. Lokaal sociaal beleid als proces
97
3. Van woorden naar daden
99
4. Tot slot: lokaal sociaal beleid is …
99
Bijlagen Bijlage 1 / Bijlage 2 / Bijlage 3 / Bijlage 4 / Bijlage 5 /
101 Leden stuurgroep Analyseschema Begeleidende nota bij globale synthese Begeleidende nota bij thematische synthese Aanpassingen n.a.v. testdag
103 104 125 136 152
ix
LIJST VAN AFKORTINGEN
CAD CAW CKO CGGZ CLB DAVO GGZ IMSIR JAC LAC LOK LOGO LOI LOP LSB LSB-plan OCMW OKRA PISAD PWA RESOC Riso RVA SIT Soka VDAB WIGW
Centrum voor Alcohol- en andere Drugsproblemen Centrum Algemeen Welzijnswerk Centrum voor Kinderopvang Centrum Geestelijke Gezondheidszorg Centrum voor Leerlingenbegeleiding Dienst voor Alimentatievordering Geestelijke Gezondheidszorg Intercommunale voor Medico-Sociale instellingen van de Rupelstreek Jongeren Advies Centrum Lokale Adviescommissie Lokaal Overlefplatform Kinderopvang Lokaaal Gezondheidsoverleg Lokaal Opvang Initiatief voor vluchtelingen Lokaal overlegplatform Lokaal sociaal beleid Lokaal sociaal beleidsplan Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn Open, Kristelijk, Respectvol, Actief Provinciaal intergemeentelijk samenwerkingsverband drugspreventie en drugsbegeleiding Plaatselijk Werkgelegenheids Agentschap Regionaal Sociaaleconomisch Overlegcomité Regionaal instituut voor samenlevingsopbouw Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg Sociale kaart Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding Weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen
1
INLEIDING
1. Opzet Voorliggend rapport bundelt de resultaten van de analyse van de lokale sociale beleidsplannen 2008-2014. De analyse gebeurde in opdracht van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van de Vlaamse Gemeenschap. Het Hoger Instituut voor de Arbeid (HIVA-K.U.Leuven) nam hierin een begeleidende rol op. Deze rol bestond uit: – de ontwikkeling van een analysemodel; – de uitvoering van de analyses in functie van een globale synthese; – de uitvoering van thematische analyses met een focus op de thema’s toegankelijkheid en samenwerking; – de rapportage van goede praktijkvoorbeelden; – de ontsluiting van analysegegevens. Van belang is aan te stippen dat het gaat om een analyse van ‘intenties’ van lokale besturen en andere lokale en bovenlokale actoren inzake het lokaal sociaal beleid, zoals deze actoren dat zien voor de periode 2008-2014. Voor een beleidsevaluatie is het nog te vroeg. Bovendien is het rapport in hoofdzaak beschrijvend opgevat. Hierbij werd getracht de diversiteit van de plannen in de verf te zetten. Lokaal sociaal beleid is immers een begrip dat een brede waaier aan thema’s, doelgroepen en initiatieven dekt. Het cijfermateriaal werd geïllustreerd aan de hand van praktijkvoorbeelden. Deze voorbeelden hebben evenwel niet de intentie om exhaustief te zijn. Zo kan het zijn dat ook andere gemeenten, die niet werden vernoemd, vergelijkbare initiatieven nemen. Ook wordt er geen uitspraak gedaan over of bepaalde initiatieven goed of slecht zijn. Het betreft m.a.w. geen evaluatie van de initiatieven die men in het kader van lokaal sociaal beleid wenst te nemen. Dit rapport heeft in hoofdzaak een inspirerende rol. Door de gevarieerde intenties van lokale actoren in kaart te brengen, kan dit rapport een inspiratiebron zijn voor lokale actoren. Zo kunnen ze de komende jaren verder vorm geven aan het eigen lokaal sociaal beleid, op maat van hun gemeente. We trachten hierbij zowel ideeën aan te reiken voor de lokale actoren die reeds ver staan met hun lokaal sociaal beleid, als voor diegenen die nog aan het begin staan.
2
Inleiding
2. Methode 2.1 Ontwikkeling analysemodel In overleg met de stuurgroepleden1 werden de topics voor de analyse afgebakend. Er werd voor geopteerd om de globale en thematische analyse te integreren in één analysemodel. Op basis van een testdag op 6 mei 2008 werd het instrument geoptimaliseerd en werden de verschillende criteria verder verfijnd en gedefinieerd in begeleidende nota’s. Het definitieve analysemodel, evenals de begeleidende nota’s, werden opgenomen in bijlage. Voor de invoer van de gegevens werd het analysemodel omgezet in Excel. Per gemeente werd een Excel document opgemaakt. Nadien werd de informatie van de verschillende gemeenten gebundeld tot één globaal analysebestand. 2.2 Invoering gegevens De betrokken onderzoeker van het HIVA en drie medewerkers van het Team Samenleving van de Vlaamse Gemeenschap zorgden in de periode mei tot en met augustus 2008 voor het grondig screenen van de plannen en het invoeren van de gegevens in Excel. 2.3 Bundeling informatie en analyse Het integreren van de informatie van de afzonderlijke gemeenten in een globaal bestand gebeurde door het HIVA (september 2008). Ook de analyse en het uitschrijven van voorliggend rapport gebeurde door het HIVA (september - oktober 2008). Naast een kwantitatieve analyse op Vlaams niveau, gebeurde er een inhoudelijke analyse op basis van de ingevoerde tekstuele informatie. De focus lag hierbij op de thema’s toegankelijkheid en samenwerking. De beschikbare analysetijd was onvoldoende om het bestand ten volle te analyseren. Zo kon onder meer het thema participatie onvoldoende in de diepte worden geanalyseerd. Ook ontbrak de tijd om de cijfers op te splitsen naargelang onder meer de grootte van de gemeente; provincie; …
1
Een ledenlijst werd opgenomen in bijlage 1.
3
HOOFDSTUK 1 RESPONS EN ELEMENTEN IN HET MEERJARENPLAN
Het lokaal bestuur maakt één lokaal sociaal beleidsplan dat minstens de volgende elementen bevat: (…) 3° een meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van lokale middelen. (Artikel 4)2
1. Respons Onderstaande tabel geeft een overzicht van de beschikbare plannen op 1 juni 2008 per provincie. Tabel 1.1
Beschikbare plannen per provincie op 1 juni 2008
Aantal ingediende plannen Aantal gemeenten Percentage ingediende plannen (%)
Antwerpen
Limburg
OostVlaanderen
70
43
65
70 100
44 98
65 100
VlaamsBrabant
WestVlaanderen
Totaal
60
60
298
65 92
64 94
308 97
Op 1 juni 2008 hadden 298 van de 308 Vlaamse gemeenten een lokaal sociaal beleidsplan ingediend. Er ontbraken m.a.w. slechts 10 plannen bij de start van de screening.3 Dit betekent een respons van 97%. In de provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen dienden alle gemeenten een plan in.
2 3
Decreet betreffende het lokaal sociaal beleid van 19 maart 2004. Ook voor deze lokale besturen is het van belang om werk te maken van lokaal sociaal beleid. De ontbrekende plannen zullen bij ontvangst alsnog door het Team Samenleving van de Vlaamse Gemeenschap worden bekeken.
4
Hoofdstuk 1
2. Elementen in het meerjarenplan Zoals blijkt uit Artikel 4 van het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid bij aanvang van dit hoofdstuk, is het meerjarenplan één van de verplichte onderdelen van het lokaal sociaal beleidsplan. Er werd nagegaan of het meerjarenplan al dan niet volgende elementen bevat: doelstellingen, acties, timing, inschatting middelen, indicatoren of meetinstrumenten, andere.4 Tabel 1.2
Elementen in het meerjarenplan Doelstellingen
Aantal %
285 96
Acties
Timing
Inschatting middelen
Indicatoren of meetinstrumenten
278 93
194 65
108 36
72 24
Andere
76 26
De meeste besturen nemen in hun meerjarenplan doelstellingen (96%) en acties (93%) op. Twee op drie besturen (65%) geven ook een timing voor het realiseren van de doelstellingen en acties. Een inschatting van de nodige middelen wordt slechts door één op drie (36%) besturen neergeschreven. Dit kan een bewuste keuze zijn, zoals blijkt uit onderstaand citaat. ‘Er werd bewust voor gekozen om op vandaag nog geen financiële ramingen aan de acties te koppelen. De uitdaging zal immers zijn om met de beschikbare middelen (zowel financieel als organisatorisch) na te gaan op welke manier doelstellingen kunnen gerealiseerd worden. Samenwerking zal hierbij een sleutelbegrip worden.’ (Brugge)
Eén op vier besturen (24%) neemt concrete indicatoren of meetinstrumenten op (bv. een monitoringfiche). Een aantal besturen geven aan dat per cluster en/of actie nog indicatoren moeten worden ingebouwd om te meten hoe ver de (cluster-)verantwoordelijken gevorderd zijn met de uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan. Een vergelijkbaar aantal (26%) neemt één of meerdere andere elementen op in het meerjarenplan. Voorbeelden van deze elementen zijn: – een omschrijving van de initiatiefnemer, uitvoerder, projectbeheerder, promotor, coördinator, trekker of (politiek of ambtelijk) verantwoordelijke (dienst of persoon) voor een bepaalde actie; – personeelsinzet, tijdsbesteding, taakverdeling of werkafspraken; – betrokken, mogelijke of gewenste partners; – beleidsdomein, doelgroep;
4
Voor een omschrijving van deze begrippen: zie bijlage 3.
Respons en elementen in het meerjarenplan
– –
5
concrete aanpak, stappenplan, startdatum, opvolging, resultaatverbintenissen, vooropgesteld resultaat, (tijdstippen van) evaluatiebijeenkomsten; huidige versus gewenste situatie.
Ook wordt in een aantal plannen verwezen naar andere plannen waarin de actie staat of waarmee het lokaal sociaal beleidsplan wordt afgestemd, evenals of het een nieuwe actie is of een continuering t.a.v. het vorige lokaal sociaal beleidsplan. Diverse lokale besturen vertrekken van een SWOT-analyse (sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen) als basis voor de formulering van doelstellingen per beleidsdomein. Bovendien wordt in een aantal plannen een duidelijke missie en visie omschreven van waaruit het lokaal sociaal beleid vorm krijgt (bv. Scherpenheuvel-Zichem). De lokale sociale beleidsplannen dienen dynamisch te worden opgevat. Zo geven sommige besturen aan dat hun plan jaarlijks wordt geactualiseerd, samen met een jaarlijkse financiële beleidscyclus. Onderstaand voorbeeld illustreert het dynamische karakter van het lokaal sociaal beleid. ‘De volgende jaren zullen de doelstellingen van dit plan jaarlijks vertaald worden in concrete acties, gebudgetteerd en in een welbepaald tijdspad, want sleutelen aan de samenleving is nooit af …’ (Zoersel)
Een aantal besturen geeft toe dat er nog heel wat voorbereidend werk nodig is om tot een gedragen beleidsbepaling te komen. ‘In het plan zijn nog geen strategische en operationele doelstellingen opgenomen. We zijn er ons immers van bewust dat het planningstraject gedurende de periode 2006-2007 nog niet heeft geleid tot een stevige basis die aanleiding kon geven tot een gedragen beleidsbepaling voor deze domeinen. (…) Er is nog geen gestructureerd samenwerkingsverband, er is op dat gebied enkel nog maar een eerste aanzet om er iets aan te doen door het formuleren van strategische doelstellingen, er is nog geen beleidsbepaling op vlak van de prioritaire beleidsdomeinen.’ (Zelzate)
7
HOOFDSTUK 2 INHOUDELIJKE THEMA’S EN DOELGROEPEN
In dit decreet wordt verstaan onder: 1° lokaal sociaal beleid: het geheel van de beleidsbepaling en acties van lokaal bestuur en de acties van lokale actoren, met het oog op het garanderen van de toegang van elke burger tot de rechten, vastgelegd in artikel 23 en artikel 24, §3, van de Grondwet. (Artikel 3,1°)
Lokaal sociaal beleid is een term die vele ladingen dekt. In het decreet van 19 maart 2004 werd lokaal sociaal beleid gedefinieerd aan de hand van de sociale grondrechten. Een gemeente kan evenwel zelf kiezen welke thema’s in het lokaal sociaal beleidsplan worden opgenomen, wat een grote diversiteit mogelijk maakt. Om een zicht te krijgen op welke invulling lokale actoren geven aan lokaal sociaal beleid werd nagegaan welke inhoudelijke thema’s en doelgroepen deel uitmaken van de lokale sociale beleidsplannen. Meer bepaald werd per thema nagegaan welke doelgroepen expliciet in het plan worden vernoemd.
1. Welke thema’s staan centraal in de LSB-plannen? In de eerste plaats werd nagegaan hoeveel besturen een bepaald thema opnemen in hun lokaal sociaal beleidsplan. Hiervoor werden, in overleg met de leden van de stuurgroep, 17 thema’s afgebakend, eventueel met deelthema’s.5 Tevens werd de mogelijkheid voorzien om bij het screenen van de plannen andere thema’s toe te voegen. Volgende tabel geeft een overzicht van de mate waarin de diverse thema’s en subthema’s zijn opgenomen in de 298 beschikbare lokale sociale beleidsplannen.
5
Per thema werd een lijst van trefwoorden opgemaakt. Voor meer details: zie bijlage 2.
8
Tabel 2.1
Hoofdstuk 2
Opgenomen hoofdthema’s en subthema’s
Hoofdthema 1. Werk 2. Gezin Gezinsbeleid algemeen Kinderopvang Opvoedingsondersteuning Ander subthema gezin 3. Welzijn Armoede Maatschappelijke dienstverlening Integrale jeugdhulp Thuiszorg Mantelzorg 4. Gezondheid Preventie Curatie Geestelijke Gezondheidszorg 5. Justitie 6. Huisvesting Sociale huisvesting Wonen voor ouderen Dak- en thuisloosheid Ander subthema huisvesting 7. Cultuur, sport en vrije tijd 8. Onderwijs en vorming 9. Gezond leefmilieu 10. Mobiliteit 11. Toegankelijkheid In kader van Sociaal Huis Los van Sociaal Huis 12. Communicatie 13. Veiligheid 14. Diversiteit 15. Wijk- en buurtontwikkeling 16. Vrijwilligerswerk 17. Ontwikkelingssamenwerking 18. Ander thema
Aantal
% (N=298)
249 263 124 233 80 6 277 88 226 9 221 152 215 207 54 56 55 291 238 226 28 192 237 157 48 186 203 119 174 260 78 82 118 154 25 67
84 88 42 78 27 2 93 30 76 3 74 51 72 70 18 19 19 98 80 76 9 64 80 53 16 62 68 40 58 87 26 28 40 52 8 23
1.1 Huisvesting op kop?! Volgende thema’s komen het meest voor in de lokale sociale beleidsplannen: huisvesting (98%), welzijn (93%), gezin (88%), communicatie (87%), werk (84%), cultuur, sport en vrije tijd (80%) en gezondheid (72%). Ook toegankelijkheid (68%) en mobiliteit (62%) zijn belangrijke thema’s. Volgende thema’s worden weinig opgenomen: ontwikkelingssamenwerking (8%), gezond leefmilieu (16%) en justitie (19%). Dit wil evenwel niet zeggen dat lokale
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
9
besturen geen aandacht besteden aan deze thema’s, maar wel dat ze doorgaans geen deel uitmaken van het lokaal sociaal beleid. Volgende grafiek stelt de cijfers visueel voor.
120 100 80 60 40 20
1. 2. wer 4. 3 ge k ge . w zin 7. zo elz cu ltu 6 5 nd ijn u . 8. r, h . ju hei on sp uis sti d 9. de ort ve tue ge rw , v stin zo ijs, rije g nd vo ti 11 r jd . t 10 lee min oe . fm g 12 ga m ili 15 . c nk ob eu .w om el ilite i jk m ijk it 17 1 -e 3 u he .o n 1 . v nic id nt b e w 1 uu 4. ilig atie ik 6 rt di h ke . v on ve e lin rij tw rs id gs wi ik ite sa llig ke it m er lin en sw g w er er k ki ng
0
Grafiek 2.1 Hoofdthema’s in lokale sociale beleidsplannen
Bij het thema ‘gezin’, konden bij de screening naast de besproken deelthema’s ook andere thema’s worden toegevoegd. De resultaten werden weergegeven in volgende tabel. Tabel 2.2
Andere subthema’s bij gezin
Ten aanzien van kinderen en jongeren:
Voor ouderen:
-
-
-
kinderopvang in crisismomenten of noodsituaties preventiebeleid ter voorkoming van jeugddelinquentie
klusjesdiensten poetsdiensten thuisbezorgde maaltijden persoonsverzorging mogelijkheden onderzoeken tegen vereenzaming oppashulp
Ook bij het thema ‘huisvesting’ konden andere thema’s worden toegevoegd. De resultaten werden weergegeven in volgende tabel.
10
Tabel 2.3
Hoofdstuk 2
Andere subthema’s bij huisvesting
Specifieke vormen van wonen - weekendverblijven - levensloopbestendig wonen - sociale mix - thuis- en woonbegeleiding - beschermd en beschut wonen - bovenwinkelwonen - kangoeroewonen - individuele woonbegeleiding vanuit het OCMW Gericht naar specifieke doelgroepen - huisvesting voor alleenstaanden - wonen voor personen met een mentale handicap - wonen voor minder validen - wonen voor vluchtelingen - residentiële instellingen voor gehandicaptenzorg en bijzondere jeugdzorg - betaalbaar wonen voor kleine gezinnen en alleenstaanden - LOI (Lokaal Opvang Initiatief voor vluchtelingen) - wonen voor asielzoekers
Duurzaamheid - duurzaam wonen - preventie t.a.v. energieverbruik Crisissituaties - noodhulp - crisisopvang - preventie bij uithuiszetting - noodwoning en nazorg - verhuur van doorgangswoningen Diverse - dorpsverfraaiing - woonomgeving - premies - uitbouw woonloket (al dan niet met link naar Sociaal Huis) - schoonmaakactie bij onhygiënische woningen vooraleer de hulpverlening van start gaat
1.2 Thema’s ‘buiten categorie’ Naast de 17 opgesomde thema’s, nemen 67 gemeenten (23%) ook één of meerdere andere thema’s op. Tabel 2.4
Andere thema’s naast 17 hoofdthema’s
Individualisering - vereenzaming (i.h.b. van bejaarden) - sociale cohesie - overlastbestrijding Uitbouw thematische loketten - woonloket - uniek loket werken - Huis van het Kind Doelgroepen - positieve beeldvorming t.a.v. ouderen en personen met een handicap - palliatieve zorg - vreemdelingen/asielzoekers - (verblijfs)toerisme - gelijke kansen
Diverse - participatie - samenwerking (bv. uitbouw lokale netwerken) - schuldproblematiek - vorming personeel - informatica - ruimtelijke ordening - kwaliteitszorg - rechtenonderzoek
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
11
2. Welke doelgroepen staan centraal in de LSB-plannen? Volgende tabel geeft een overzicht van de thema’s opgesplitst volgens doelgroepen.
Thema’s volgens doelgroepen
Thema
1. 2.
Werk Gezin Gezinsbeleid algemeen Kinderopvang Opvoedingsondersteuning 3. Welzijn Armoede Maatschappelijke dienstverlening Integrale jeugdhulp Thuiszorg Mantelzorg 4. Gezondheid Preventie Curatie GGZ 5. Justitie 6. Huisvesting Sociale huisvesting Wonen voor ouderen Dak- en thuisloosheid Ander subthema 7. Cultuur, sport en vrije tijd 8. Onderwijs en vorming 9. Gezond leefmilieu 10. Mobiliteit
12
Tabel 2.5
Personen met een handicap %
Ouderen %
Kinderen %
Jongeren %
Personen met een laag inkomen %
Andere %
6
2
16
7
43
2 0,4 0
71 0 0
16 43 16
23 9 21
5 5 1
10 11 10
3 4
7 44
7 1
9 5
34 14
15 20
0 7 4
0 0,5 0,6
0 81 66
11 0 0
56 0,5 0
0 1 0
0 5 7
84 67 80 87
4 7 2 4
2 2 2 4
31 30 11 4
13 4 13 2
33 7 14 5
8 13 5 13
16 15 9 9
85 9 61 85 46 41 83 40
15 2 0 23 23 4 2 38
1 0,4 0 2 9 12 0 0
19 96 4 15 57 17 6 63
2 0,4 0 0,5 20 22 2 3
2 1 0 4 44 24 4 3
17 0,4 0 11 22 12 10 2
17 13 43 19 32 41 13 12
N
Algemeen %
249
79
14
8
124 233 80
25 67 78
11 2 0
88 226
75 67
1 12
9 221 152
56 33 35
207 54 56 55 238 226 28 192 237 157 48 186
Allochtonen %
Hoofdstuk 2
Thema’s volgens doelgroepen. Vervolg
Thema
11. Toegankelijkheid In kader van Sociaal Huis Los van Sociaal Huis 12. Communicatie 13. Veiligheid 14. Diversiteit 15. Wijk- en buurtontwikkeling 16. Vrijwilligerswerk 17. Ontwikkelingssamenwerking
N
Algemeen %
119 174 260 78 82 118 154 25
92 64 87 49 56 75 58 80
Personen met een handicap %
8 45 8 4 20 2 7 0
Allochtonen %
2 3 4 1 33 3 5 4
Ouderen %
16 31 46 51 11 22 48 0
Kinderen %
Jongeren %
Personen met een laag inkomen %
Andere %
2 10 6 12 2 6 4 0
3 16 15 13 10 11 3 12
3 8 6 0 1 3 3 4
4 18 22 8 32 7 7 0
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
Tabel 2.5
13
14
Hoofdstuk 2
In wat volgt wordt op elk van de thema’s dieper ingegaan. 2.1 Werk: vooral een zaak voor de algemene burger
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.2 Thema werk uitgesplitst naar doelgroepen
We zien dat lokale besturen zich voor het thema werk voornamelijk richten naar de ‘burger in het algemeen’ (79%). Jongeren (16%) en personen met een handicap (14%) komen op de tweede en derde plaats.6 Tevens voegen 108 gemeenten (43%) één of meerdere ‘andere’ doelgroepen toe (niet opgenomen in de grafiek). Volgende tabel geeft een overzicht. – kansengroepen in het algemeen; – langdurige werklozen; – schoolverlaters; – laaggeschoolden (waaronder laaggeschoolde jongeren); – studenten deeltijds onderwijs; – OCMW-cliënten (waaronder leefloongerechtigden); – maatschappelijk kwetsbare groepen (algemene term); – moeilijk te activeren werklozen.
6
De cijfers voor de specifieke doelgroepen zijn wellicht een onderschatting, vermits de categorie ‘andere’ vaak een specifiëring bevat van een bepaalde doelgroep.
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
15
Daarnaast worden nog volgende doelgroepen vernoemd: Tabel 2.6
Andere doelgroepen bij thema ‘werk’
Algemeen - kansengroepen in het algemeen - OCMW-cliënten (waaronder leefloongerechtigden) - maatschappelijk kwetsbare groepen Allochtonen - buitenlandse werknemers - anderstaligen - nieuwkomers - asielzoekers - kandidaat politiek vluchtelingen - laaggeschoolde allochtonen Werkzoekenden - oudere werklozen met ervaring - vrouwen ouder dan 40 - 40-60-jarigen - mensen die opnieuw willen instappen - langdurig werklozen - moeilijk te activeren werklozen
Specifieke problemen - laaggeletterden - druggebruikers - verslaafde jongeren - laaggeschoolden (waaronder laaggeschoolde jongeren) Jongeren - schoolverlaters - studenten deeltijds onderwijs Personen met een handicap - arbeidsgehandicapten - personen met autisme Diverse - tweeverdieners - middenstanders - zelfstandigen - gemeentepersoneel in tewerkstellingsstatuten - alleenstaanden met kinderen - onthaalmoeders - werkgevers
2.2 Gezin: doorgaans weinig aandacht voor specifieke doelgroepen Gezinsbeleid algemeen
Kinderopvang
Opvoedingsondersteuning
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
Grafiek 2.3 Subthema’s gezin uitgesplitst naar doelgroepen
60
70
80
90
16
Hoofdstuk 2
Binnen het thema gezin, is het algemeen gezinsbeleid hoofdzakelijk gericht op ouderen (71%), gevolgd door de burger in het algemeen (25%) en jongeren (23%). Kinderopvang is voornamelijk gericht op de algemene burger (67%), gevolgd door kinderen (43%). Opvallend is het lage percentage gemeenten dat bij kinderopvang expliciete aandacht geeft aan bepaalde doelgroepen: personen met een laag inkomen worden door 5% van de gemeenten genoemd, personen met een handicap door 2% en allochtonen 0,4%. Ook bij opvoedingsondersteuning worden specifieke doelgroepen weinig tot niet vernoemd. 2.3 Welzijn: een divers plaatje Armoede
Maatschappelijke dienstverlening
Integrale jeugdhulp
Thuiszorg
Mantelzorg
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.4 Subthema’s welzijn uitgesplitst naar doelgroepen
Binnen het thema welzijn, richt het subthema armoede zich in hoofdzaak op de algemene burger (75%), gevolgd door personen met een laag inkomen (34%). Het subthema maatschappelijke dienstverlening richt zich daarentegen, naast de algemene burger (67%), in grote mate op ouderen (44%). Integrale jeugdhulp richt zich, begrijpelijk, voornamelijk op jongeren (56%). Thuiszorg is logischerwijze in hoofdzaak gericht op ouderen (81%). Personen met een handicap worden in slechts 7% van de gemeenten bij thuiszorg genoemd. Andere doelgroepen krijgen weinig of geen expliciete aandacht. Vergelijkbare cijfers stellen we vast bij mantelzorg.
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
17
2.4 Gezondheid: senioren in het vizier Preventie
Curatie
GGZ
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.5 Subthema’s gezondheid uitgesplitst naar doelgroepen
Binnen het thema gezondheid richten de preventieve acties zich in de eerste plaats naar de globale burger (84%). Opvallend hierbij is dat ongeveer één op drie gemeenten expliciet melding maakt van preventieve acties gericht naar senioren en jongeren. De curatieve acties richten zich voornamelijk op de globale burger (67%), gevolgd door ouderen (30%). Ook geestelijke gezondheidszorg is in hoofdzaak gericht op de algemene bevolking (80%). Hier is, in tegenstelling tot vele andere thema’s, wel meer - zei het nog bescheiden - aandacht voor bepaalde doelgroepen: jongeren (14%), kinderen (13%), ouderen (11%) en personen met een laag inkomen (9%).
18
Hoofdstuk 2
2.5 Justitie: vooral een zaak voor de doorsnee burger
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Grafiek 2.6 Thema justitie uitgesplitst naar doelgroepen
Justitie richt zich voornamelijk op de doorsnee burger (87%). In 13% van de gemeenten die initiatieven (wensen te) nemen op het vlak van justitie, richten deze acties zich op mensen met een laag inkomen. 2.6 Huisvesting: kansengroepen ondervertegenwoordigd Sociale huisvesting
Wonen voor ouderen
Dak- en thuisloosheid
40
60
80
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
20
100
120
Grafiek 2.7 Subthema’s huisvesting uitgesplitst naar doelgroepen
Binnen het thema huisvesting is het subthema sociale huisvesting in hoofdzaak gericht op de burger in het algemeen (85%). Personen met een laag inkomen wor-
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
19
den in 17% van de LSB-plannen genoemd, wat minder is dan de doelgroep ‘ouderen’ (19%). Sociale huisvestingsinitiatieven richten zich in 15% van de gemeenten naar personen met een handicap. Wonen voor ouderen is, logischerwijze, voornamelijk gericht naar de doelgroep ‘ouderen’ (96%). Bij dak- en thuisloosheid worden doorgaans geen doelgroepen gespecificeerd. Twaalf lokale besturen (43%) richten zich bij dak- en thuisloosheid op andere dan de vernoemde categorieën. Het gaat hier meer bepaald om: asielzoekers, vluchtelingen, minderjarigen, crisisopvang of noodopvang (waaronder gezinnen die getroffen zijn door ramp of overmacht), campingbewoners en bewoners van vakantieverblijven. 2.7 Cultuur, sport en vrije tijd: ook kansengroepen komen aan bod
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
Grafiek 2.8 Thema cultuur, sport en vrije tijd uitgesplitst naar doelgroepen
Bij het thema cultuur, sport en vrije tijd wordt de doelgroep ‘ouderen’ het meest vernoemd (57%), gevolgd door de algemene burger (46%) en jongeren (44%). Ook kansengroepen komen expliciet aan bod: personen met een handicap (23%), personen met een laag inkomen (22%) en kinderen (20%).7 Bij de open categorie ‘andere’ (32%) gaat het onder meer om:
7
Het betreft hier wellicht opnieuw een onderschatting, rekening houdend met de specifiëring in de categorie ‘andere doelgroepen’.
20
Hoofdstuk 2
Tabel 2.7
Andere doelgroepen bij thema ‘cultuur, sport en vrije tijd’ Specifieke problemen - (chronisch) zieken - laaggeletterden - psychiatrische patiënten - minder mobielen Diverse - competitiesporters - jonge gezinnen - alleenstaande ouders - kinderen uit grote gezinnen - aankomende senioren - WIGW-ers (weduwen, invaliden, gepensioneerden, wezen) - scholen
Algemeen - kwetsbare groepen in het algemeen - mensen met minder cultuurkansen - moeilijk bereikbare doelgroepen Allochtonen - (kinderen van) asielzoekers - nieuwe inwoners Personen met een handicap - jongeren met een handicap (waaronder autisme, ADHD, mindervalide jongeren)
2.8 Onderwijs en vorming: vooral voor de modale burger en jongeren
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Grafiek 2.9 Thema onderwijs en vorming uitgesplitst naar doelgroepen
Initiatieven op het vlak van onderwijs en vorming richten zich in de eerste plaats op de bevolking in het algemeen (41%). Daarna volgen jongeren (24%), kinderen (22%) en ouderen (17%). Slechts een beperkt aantal gemeenten vernoemt personen met een handicap (4%), allochtonen (12%) of mensen met een laag inkomen (12%) als doelgroep binnen hun vormingsinitiatieven.8 Daarnaast richten 41% van de lokale actoren hun initiatieven inzake onderwijs en vorming op andere dan de
8
Ook hier betreft het een onderschatting; zie categorie ‘andere doelgroepen’.
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
21
vooraf afgebakende doelgroepen. Het betreft hier zowel een deelgroep van eerder vermelde doelgroepen als ‘nieuwe’ doelgroepen, zoals blijkt uit volgende tabel. Tabel 2.8
Andere doelgroepen bij thema ‘onderwijs en vorming’
Jongeren - moeilijk schoolbare jongeren - jongeren die het onderwijs ongekwalificeerd (dreigen te) verlaten - leerlingen met achterstand - spijbelproblematiek Allochtonen - (kinderen van) asielzoekers - anderstaligen - kinderen van woonwagenbewoners Personen met een handicap - jongeren met een handicap (waaronder autisme, ADHD, mindervalide jongeren) Specifieke problemen - laaggeschoolden - laaggeletterden - ondersteuning van mensen met schulden - hulpverlening rond opvoedingsondersteuning (bv. ondersteuning van moeders in hun opvoedingstaak)
Vorming van personeel - eerstelijnswerkers - baliepersoneel - medewerkers met een loketfunctie in het kader van het Sociaal Huis - thuisverzorgers - vrijwilligers in de thuiszorg - mantelzorgers - begeleiders in de kinderopvang - hulpverleners - vertrouwenspersonen - personeel gemeente en OCMW Diverse - werkzoekenden - volwassenen - aankomende senioren
2.9 Gezond leefmilieu: vooral voor jan modaal
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.10 Thema gezond leefmilieu uitgesplitst naar doelgroepen
Initiatieven die vallen onder de noemer ‘gezond leefmilieu’ zijn in hoofdzaak gericht op de modale burger (83%). 10% van de gemeenten die dit thema opnemen in hun
22
Hoofdstuk 2
lokaal sociaal beleidsplan, richt zich hierbij expliciet naar mensen met een laag inkomen. 2.10 Mobiliteit: ouderen en personen met een handicap als voornaamste doelgroep
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
Grafiek 2.11 Thema mobiliteit uitgesplitst naar doelgroepen
Opvallend is dat initiatieven rond mobiliteit zich in hoofdzaak richten naar ouderen (63%). Ook personen met een handicap (38%) zijn voor lokale actoren een belangrijke doelgroep inzake mobiliteit.
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
23
2.11 Toegankelijkheid: aandacht voor ouderen en personen met een handicap In kader van Sociaal Huis
Los van Sociaal Huis
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Grafiek 2.12 Thema toegankelijkheid uitgesplitst naar doelgroepen
Toegankelijkheid in het kader van het Sociaal Huis richt zich in hoofdzaak naar de globale burger (92%). Ouderen (16%) komen op de tweede plaats, gevolgd door personen met een handicap (8%). Ook los van het Sociaal Huis is het thema toegankelijkheid in de eerste plaats gericht naar de burger in het algemeen (64%). 45% van de gemeenten wenst toegankelijkheidsinitiatieven te nemen naar personen met een handicap. Ook ouderen (31%) zijn een belangrijke doelgroep voor toegankelijkheidsinitiatieven. Daarnaast richt 16% van de gemeenten zich naar jongeren. In hoofdstuk 5 wordt dieper ingegaan op welke manier kan worden vormgegeven aan toegankelijkheid in het kader van lokaal sociaal beleid.
24
Hoofdstuk 2
2.12 Communicatie: ouderen mee op het voorplan
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Grafiek 2.13 Thema communicatie uitgesplitst naar doelgroepen
Bij communicatie staat opnieuw de globale burger (87%) centraal. Opvallend is ook hier de sterke gerichtheid op ouderen (46%). 15% van de gemeenten wenst initiatieven op vlak van communicatie te richten naar jongeren. Slechts 4% doet dit naar allochtonen. 2.13 Veiligheid: vooral voor ouderen
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
Grafiek 2.14 Thema veiligheid uitgesplitst naar doelgroepen
40
50
60
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
25
Ook veiligheidsinitiatieven richten zich in hoofdzaak naar ouderen (51%), gevolgd door de bevolking in het algemeen (49%). 2.14 Diversiteit: niet alleen een zaak voor allochtonen
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
Grafiek 2.15 Thema diversiteit uitgesplitst naar doelgroepen
Initiatieven rond diversiteit zijn in de eerste plaats gericht naar de globale bevolking (56%). Eén op drie gemeenten (33%) richt zich hierbij naar allochtonen. Eén op vijf gemeenten (20%) wenst initiatieven rond diversiteit te nemen naar personen met een handicap. Daarnaast richt 32% van de gemeenten zich naar andere dan de opgenomen doelgroepen. Het gaat hier meer bepaald om: Tabel 2.9
Andere doelgroepen bij thema ‘diversiteit’
Algemeen - kansengroepen algemeen (onder meer in kader van werkgelegenheid) - minderheidsgroepen algemeen Allochtonen - asielzoekers - vluchtelingen - nieuwkomers - uitgeprocedeerden - allochtone senioren - woonwagenbewoners - anderstalige kinderen (bv. Herzele: taalbad gecombineerd met sport/speelkamp)
Diverse - leerlingen en scholen - eigen personeelsbeleid - holebi’s - verenigingen
26
Hoofdstuk 2
2.15 Wijk- en buurtontwikkeling: waar zitten de kansarme buurten?
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
Grafiek 2.16 Thema wijk- en buurtontwikkeling uitgesplitst naar doelgroepen
Ook wijk- en buurtontwikkelingsinitiatieven richten zich in hoofdzaak naar de globale bevolking (75%). Opvallend is ook hier het relatief hoge percentage initiatieven gericht naar ouderen (22%), in tegenstelling tot het lage percentage gericht naar personen met een laag inkomen (3%). Dit laat uitschijnen dat er binnen lokaal sociaal beleid weinig aandacht is voor initiatieven gericht naar kansarme buurten. 2.16 Vrijwilligerswerk: voor en door ouderen
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
Grafiek 2.17 Thema vrijwilligerswerk uitgesplitst naar doelgroepen
50
60
70
Inhoudelijke thema’s en doelgroepen
27
Ook vrijwilligerswerk richt zich, naast de globale bevolking (58%), in sterke mate naar de doelgroep ouderen (48%). Het betreft hier zowel initiatieven waarbij ouderen worden ingeschakeld als vrijwilliger als initiatieven waarbij burgers worden opgeroepen om vrijwilligerswerk t.a.v. ouderen te verrichten (m.a.w. vrijwilligerswerk voor en door ouderen). 2.17 Ontwikkelingssamenwerking: de globale burger staat centraal
Laag inkomen
Jongeren
Kinderen
Ouderen
Allochtonen
Handicap
Algemeen
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
Grafiek 2.18 Thema ontwikkelingssamenwerking uitgesplitst naar doelgroepen
Ontwikkelingssamenwerking tot slot is voornamelijk gericht naar de globale burger (80%). In drie gemeenten (12%) richten deze initiatieven zich naar jongeren.
29
HOOFDSTUK 3 BEOOGDE SAMENWERKING
De Vlaamse regering kan voor de realisatie van de bepalingen van dit decreet het afsluiten van een protocol tussen erkende voorzieningen en tussen erkende voorzieningen en het lokaal bestuur verplichten via de sectorale regelgeving. Dit protocol bevat taakafspraken en samenwerking tussen erkende voorzieningen onderling of tussen erkende voorzieningen en het lokaal bestuur. De Vlaamse regering kan het model van protocol bepalen. (Artikel 12)
Bij de beschrijving van de elementen in het meerjarenplan (hoofdstuk 1) stelden we vast dat er op verschillende manieren verwezen wordt naar samenwerking in het kader van de uitvoering van het plan. Hierbij wordt gesproken van betrokken partners, mogelijke partners en gewenste partners. Dit is een eerste indicatie dat lokale besturen verschillende snelheden en ervaringspraktijken hebben op het vlak van samenwerking. In wat volgt wordt dieper ingegaan op de samenwerking.
1. Welke actoren beogen samenwerking? In de eerste plaats beschrijven we met welke actoren de lokale besturen een intentie tot samenwerking hebben in het kader van lokaal sociaal beleid.
30
Tabel 3.1
Hoofdstuk 3
Intentie tot samenwerking
Actor 1. Tussen lokale besturen Tussen gemeentebestuur en OCMW Tussen OCMW’s onderling Tussen gemeentebesturen onderling 2. Tussen lokale besturen en derden CAW CGGZ Comité Bijzondere Jeugdzorg Riso Voorzieningen voor personen met een handicap Voorzieningen voor senioren Thuiszorg Allochtonen Verenigingen waar armen het woord nemen Tewerkstellingsdiensten Opleidingscentra Huisvesting Mutualiteiten Ziekenhuizen Justitiële diensten Dienstencentra Buurtcentra Andere
Aantal
% (N=298)
234 37 43
79 12 14
65 20 5 23 18 46 74 15 12 133 46 131 30 12 18 16 7 180
22 7 2 8 6 15 25 5 4 45 15 44 10 4 6 5 2 60
1.1 Samenwerking tussen lokale besturen Het behalen van één van de doelstellingen van het lokaal sociaal beleid, namelijk het bevorderen van de samenwerking tussen gemeentebestuur en OCMW, lijkt in positieve zin te evolueren. In 79% van de LSB-plannen wordt expliciet melding gemaakt van deze samenwerking. De intergemeentelijke samenwerking tussen OCMW’s of gemeentebesturen onderling ligt heel wat lager: in respectievelijk 12% en 14% van de LSB-plannen wordt hiernaar verwezen. 1.2 Samenwerking tussen lokale besturen en derden Naast samenwerking tussen lokale besturen stellen we tevens een gevarieerde samenwerking vast tussen lokale besturen en de zogenaamde ‘derden’. De meest ‘favoriete’ samenwerkingspartners in het kader van lokaal sociaal beleid zijn tewerkstellingsdiensten (45%), gevolgd door huisvestingsactoren (44%). Eén lokaal bestuur op vier (25%) werkt samen met initiatieven in de thuiszorg. Eén op vijf (22%) werkt samen met een Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW). Er wordt weinig samenwerking opgetekend tussen lokale besturen en voorzieningen voor personen met een handicap (6%), de Geestelijke Gezondheidszorg (7%),
Beoogde samenwerking
31
allochtonenorganisaties (5%), verenigingen waar armen het woord nemen (4%), dienstencentra (5%) en buurtcentra (2%). Naast de opgesomde ‘derden’, worden in meer dan 60% van de plannen (n=180) één of meerdere andere derden vernoemd. Volgende tabel geeft een overzicht.9
9
De lokale vzw’s, waarvan het op basis van het LSB-plan niet duidelijk is wat hun taak is in het lokaal sociaal beleid, werden niet mee opgelijst.
Overzicht van andere derden waarmee lokale besturen wensen samen te werken
Werk - RESOC - Platform Arbeidszorg - Vakbonden Gezin - Lokaal Overlegplatform Kinderopvang (LOK) - Kinderopvanginitiatieven - Opvoedingswinkel - Centrum voor opvoedingsondersteuning - Gezinsbond - Kind en Gezin (consultatiebureau) - Centrum Pleegzorg - Diensten gezinszorg Welzijn - Dienstenfirma’s - Poverello - Samenwerkingsinitiatief Thuiszorg (SIT) - Welzijnszorg Gezondheid - LOGO (Lokaal Gezondheidsoverleg) - Artsen - Centrum voor Alcohol- en andere Drugsproblemen - Pisad* - Rode Kruis - Wit-Gele Kruis - Apothekers
*
Cultuur, sport en vrije tijd - Cultureel centrum - Bibliotheek Onderwijs en vorming - Centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) - Arktos - Lokaal overlegplatform (LOP) Gezond leefmilieu - Bond Beter Leefmilieu Mobiliteit - Mindermobielencentrale - De Lijn - NMBS Toegankelijkheid - Toegankelijkheidsbureau Communicatie - Softwareleveranciers Justitie - Justitiehuis - Huisvesting - Lokale Opvanginitiatieven (LOI) - Woon- en zorgcentrum Wijk- en buurtontwikkeling - Samenlevingsopbouw - Straathoekwerk Ontwikkelingssamenwerking - Oxfam (wereldwinkel en recyclagewinkel)
32
Tabel 3.2
Allochtonen - Huis van het Nederlands - Babel (tolkendienst) - Provinciaal Integratiecentrum Ouderen - OKRA - Rijksdienst voor Pensioenen Jongeren - Jongerenorganisaties - Jongeren Advies Centrum (JAC) - Time-out projecten Diverse - Politiezone - Sociale dienst van de politie - Intercommunales - Maatschappijen voor nutsvoorzieningen - LAC (Lokale Adviescommissie) - Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten - Dienst voor Alimentatievordering (DAVO) - Kringwinkel - Sociale kredietmaatschappij
Provinciaal intergemeentelijk samenwerkingsverband drugspreventie en drugsbegeleiding.
Hoofdstuk 3
Beoogde samenwerking
33
1.3 Overleg Diverse lokale besturen maken tevens melding van welzijnsoverleg (bv. welzijnsraden of welzijnsfora). Eén lokaal bestuur maakt melding van lokaal cliëntoverleg.
2. Opmerkelijke initiatieven rond samenwerking Bij het analyseren van de plannen werden opmerkelijke initiatieven rond samenwerking apart geregistreerd. Het betreft hier verfrissende ideeën die andere lokale besturen en andere lokale actoren kunnen inspireren. 2.1 Intragemeentelijke samenwerking Tabel 3.3
*
Intragemeentelijke samenwerking
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
LSB-Jeugdbeleid
Zottegem
Gezamenlijke technische dienst, gedeelde logistiek en boekhouding
Vosselaar
- Operationele Doelstelling: linken van het LSB en het Jeugdbeleidsplan - Activiteit: Jeugddienst en Sociale Dienst overleggen in functie van maatschappelijk kwetsbare kinderen/jongeren - Activiteit: Jeugddienst is opgenomen in het LOK De technische dienst van de gemeente verricht de nodige werkzaamheden ook voor het OCMW. De technische dienst zorgt o.a. voor de installatie van personenalarmsystemen bij cliënten thuis, herstellingen in OCMWwoningen. Het OCMW is gehuisvest in gebouwen van de gemeente. Het meubilair en de hardware zijn gemeente-eigendom. Het onderhoud van de gebouwen gebeurt door de werkvrouwen van het gemeentebestuur. Een personeelslid van de gemeentelijke rekendienst zorgt voor de OCMW-boekhouding. Het is de beleidsoptie van Zoersel dat OCMW en gemeente integreren en voor de burger als één kwaliteitsvol lokale openbare dienstverlener functioneren. Op een volledig wettelijke basis kan contractueel en statutair personeel van de gemeente ter beschikking worden gesteld van het OCMW enerzijds en OCMW personeel bij gemeentediensten anderzijds.
Eén lokale openbare dienstverlener
Zoersel
Uitwisseling personeel
Haaltert
Zoals in de inleiding werd aangegeven, hebben deze voorbeelden een illustratieve functie en zijn ze niet exhaustief. Bovendien kunnen in andere, niet-vernoemde gemeenten, vergelijkbare initiatieven genomen worden.
34
Hoofdstuk 3
2.2 Intergemeentelijke samenwerking Tabel 3.4
Intergemeentelijke samenwerking
Trefwoord Regionaal LSB-plan Vervoer minder mobielen Kennisdeling Regionaal kinderopvangaanbod
Intergemeentelijke woonwinkel LOI
Gemeente
Beknopte omschrijving
Boom e.a. Wijnegem e.a.
Regionaal sociaal beleidsplan o.l.v. IMSIR. In samenwerking met drie OCMW’s werd de Minder Mobielen Centrale Mimosa opgericht. Andere overheden laten kennismaken met Gentse knelpunten. Het gemeentebestuur wil werk maken van een geïntegreerd kinderopvangbeleid. Dit zowel op lokaal en bovenlokaal vlak. Op lokaal vlak is er samenwerking tussen de verschillende kinderopvangaanbieders onderling en is er afstemming tussen kinderopvang en andere beleidsdomeinen zoals jeugd, sport en vooral lokaal sociaal beleid. Op bovenlokaal vlak is er verdere afstemming op het regionale kinderopvangaanbod. Oprichten lokaal sociaal woonoverleg en intergemeentelijke woonwinkel tussen de kustgemeenten, geïntegreerd in het Sociaal Huis. Eén keer per jaar wordt een ontspanningsactiviteit georganiseerd in samenwerking met de LOI’s uit de omliggende gemeenten.
Gent WortegemPetegem
KoksijdeOostduinkerke Wingene
Beoogde samenwerking
35
2.3 Samenwerking met derden Tabel 3.5
Samenwerking met derden
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Laagdrempelige informatieverstrekking
Wijnegem
Energieschulden vermijden
Zonnebeke
Maatschappelijke participatie Zigeuners
Wommelgem
Sensibilisering rond schuldenproblematiek
Wuustwezel
Met het nieuwe jeugdontmoetingscentrum van de gemeente, waar zowel het jeugdcentrum, de jeugddienst en de buitenschoolse kinderopvang gevestigd zijn, wordt de kans gecreëerd om informatie aan kinderen en jongeren op een laagdrempelige manier te bezorgen in samenwerking met alle andere sociale actoren. Opmaak van een afsprakennota tussen het OCMW, Gemeente, sociale huisvestingsmaatschappijen, andere relevante partners. Tijdig kunnen onderhandelen bij betalingsachterstanden voorkomt vaak het opstarten van gerechtelijke procedures en bijkomende nodeloze kosten. Zigeuners intensief begeleiden bij maatschappelijke participatie. Er werd reeds door het OCMW een aanzet gegeven voor de opstart van een project ter bevordering van de maatschappelijke oriëntatie, i.s.m. Prisma, het Huis van het Nederlands en het Centrum voor basiseducatie. Er wordt onderzocht of dit project kan ondersteund worden met subsidies vanuit de provincie of het Vlaams gewest. Contact nemen met de secundaire scholen om te bespreken hoe ze de jongeren sensibiliseren rond schuldenproblematiek. Oprichting sociaal forum om een coherent sociaal beleid uit te bouwen. Leden van het forum: derde actoren. Netwerkvorming rond huisvestingsbeleid (met de 3 sociale huisvestingsmaatschappijen en de gemeentediensten en OCMW): afstemmen van wachtlijsten. Doelstelling: verbeteren integratie van de eigen diensten met andere organisaties. Partners: OCMW en gemeente met sociale dienst mutualiteiten, Dendermondse volkswoningen, werkwinkel, gezondheidspreventie, thuiszorg, woonbeleid, andere. Operationalisering: gestructureerd overleg met prioritaire partners (1 keer per jaar); doorstroming van deze informatie. Netwerking van de hulpverleners door middel van ‘Boterhammen in de kring’ en ‘Meet and Greet’. Verdere samenwerking met andere welzijnsorganisaties promoten: minimaal één overleg per jaar, vooral om in te spelen op tendensen, op eenzelfde lijn blijven, … Proactief: samenwerking met andere organisaties zelf opzoeken en initiatieven uitdenken (bv. Huis van het Nederlands, Beschutte werkplaats).
Sociaal forum Afstemming wachtlijsten sociale huisvesting Netwerking
Genk Buggenhout
Waasmunster
Eeklo Proactief samenwerken
Zaventem
36
Tabel 3.5
Hoofdstuk 3
Samenwerking met derden. Vervolg
Trefwoord Crisisnetwerk i.s.m. CAW
Gemeente
Beknopte omschrijving
Ardooie
Het OCMW heeft een samenwerkingsovereenkomst met het CAW, o.a. in verband met het crisisnetwerk. Hiervoor wordt jaarlijks een financiële bijdrage in hun werking gedaan, maar de initiatiefnemer signaleert vooral de nood aan bijkomende opvangmogelijkheden. Gezien grote delen van kloostergebouwen in de gemeente leeg staan, wordt gezocht naar een samenwerking van het CAW met de beheerders van deze gebouwen. Het Kiwanishuis is een kleinschalige, zelfstandige woonvorm voor personen met een handicap. Het project wenst in Waregem de mogelijkheid tot wonen te creëren voor mensen met een handicap, op een hedendaagse, inclusieve manier. Dit woonproject kwam tot stand in een samenwerkingsverband met verschillende partners: stadsbestuur en OCMW Waregem, Regionaal Sociaal Verhuurkantoor, serviceclub Kiwanis, vzw Ten Anker uit Waregem, vzw Dominiek Savio en vertegenwoordiging van (toekomstige) bewoners. De gemeentelijke Cel Welzijn biedt, i.s.m. De Stroom vzw (vrijetijdsorganisatie voor personen met een handicap), werkingen voor kinderen en jongeren met een handicap aan: een maandelijks vrijetijdsaanbod op zaterdag voor kinderen met en zonder handicap en speldagen in de zomervakantie. Via De Stroom worden er vanuit Wevelgem bussen ingelegd om kinderen/jongeren toe te leiden tot het uitgebreidere vakantieaanbod in Kortrijk. Vanaf 2008 wordt het convenant met vzw De Stroom uitgebreid met extra speeldagen in de schoolvakantie. Bij gemeentelijke evenementen (Roefel, Sintfeest) wordt er door de jeugddienst ook extra aandacht besteed aan kinderen/jongeren met een handicap (bv. persoonlijke uitnodiging, persoonlijke begeleider, voorbehouden plaatsen tijdens optreden). Via een speciale clausule in het subsidiereglement lokaal jeugdwerk is een extraatje voorzien voor verenigingen die gehandicapte leden hebben. Er zal een samenwerkingsverband starten tussen OCMW en CAW Stimulans betreffende de opvang van jongvolwassenen. Het CAW begeleidt jongvolwassenen op een zeer intensieve, indringende manier waarbij het residentiële aanbod op de achtergrond komt en slechts een tijdelijke oplossing vormt. Het CAW beschikt hiervoor over een aantal noodstudio's. Het OCMW zal hiervoor ook 2 appartementen ter beschikking stellen aan het CAW. Het OCMW zal gemakkelijker cliënten waarvoor deze zeer intensieve begeleiding noodzakelijk is, kunnen doorsturen naar CAW Stimulans.
Wonen voor personen met een handicap
Waregem
Vrijetijdsbesteding voor kinderen met een handicap
Wevelgem
Opvang jongvolwassenen i.s.m. CAW
Wevelgem
Beoogde samenwerking
Tabel 3.5
37
Samenwerking met derden. Vervolg
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Energiescans
Balen
Toeleiding: sleutelfiguren als brugfiguur
Balen
Subsidies in functie van samenwerking
Geetbets
Samenwerking met energiesnoeiersbedrijf om energiescans uit te voeren om sociale tewerkstelling te creëren. Om de doelgroep kansarmen te bereiken worden sleutelfiguren aangezocht als brugfiguur. Deze figuren worden gesensibiliseerd (artsen, wijkagenten, leerkrachten, …). Subsidies aan thuiszorgdiensten, klusjesdiensten, etc. koppelen aan efficiënte samenwerking. De Stad is samenwerkingsovereenkomsten aangegaan met welzijnsorganisaties. Deze organisaties krijgen jaarlijks een toelage van de stad. Opzetten creatieve samenwerking tussen GGZ-sector en Huisvestingssector. Informatie-uitwisseling rond cliëntdossiers.
Mechelen
GGZ-huisvestingssector
Eeklo
Informatie-uitwisseling rond cliëntdossiers
Eeklo Dendermonde
Onthaal nieuwkomers
Vilvoorde
Casemanager die alle dienstverlening rond 1 cliënt coördineert (i.s.m. met Regionaal Welzijnsoverleg). Om maximale efficiëntie, afstemming en samenwerking in het onthaalbeleid t.a.v. nieuwkomers te realiseren wordt een Open Leercentrum/Onthaal- en integratiecentrum opgericht, waarin onder andere het Centrum voor Basiseducatie, het Huis van het Nederlands en het provinciaal onthaalbureau een plaats zullen krijgen.
2.4 Samenwerking in het kader van het Sociaal Huis Tabel 3.6 Trefwoord
Samenwerking in het kader van het Sociaal Huis Gemeente
Beknopte omschrijving
Dendermonde
6-maandelijks overleg met alle diensten, instellingen en voorzieningen vanuit het Sociaal Huis. Partners uitnodigen om zitdagen te organiseren in Sociaal Huis.
Begijnendijk
39
HOOFDSTUK 4 COÖRDINATIE VAN HET LOKAAL SOCIAAL BELEID
Het lokaal bestuur maakt één lokaal sociaal beleidsplan dat minstens de volgende elementen bevat: (…) 4° de taakverdeling en werkafspraken tussen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met betrekking tot de uitvoering van het meerjarenplan en de coördinerende rol van het lokaal bestuur zoals omschreven in artikel 6 en artikel 7. 10 (Artikel 4)
In wat volgt wordt beschreven wie in de praktijk het lokaal sociaal beleid coördineert en hoe deze rol wordt ingevuld of zal worden ingevuld.
1. Samen gaat het beter?! Tabel 4.1
Coördinatie van het lokaal sociaal beleid
Coördinatie LSB OCMW Gemeentebestuur Samen Afwisselend Onduidelijk of niet beschreven *
Aantal*
% (N= 298)
67 10 121 81 63
23 3 41 27 21
Voor een aantal plannen zijn meerdere categorieën van toepassing.
De coördinatie van het lokaal sociaal beleid gebeurt in 41% van de gevallen door het OCMW en het gemeentebestuur samen. In 27% van de gemeenten gebeurt dit afwisselend. In 23% van de gemeenten is dit een rol voor het OCMW en in
10 Het lokaal bestuur coördineert het lokaal sociaal beleid. (Artikel 6) De Vlaamse regering bepaalt in dit verband de nadere regels (Artikel 7).
40
Hoofdstuk 4
(slechts) 3% gemeenten is dit een rol voor het gemeentebestuur. In één plan op vijf (21%) wordt niet of onduidelijk beschreven wie de coördinerende rol in het lokaal sociaal beleid opneemt.
2. Hoe krijgt coördinatie vorm? In wat volgt worden voorbeelden11 gegeven van hoe de coördinatie in de praktijk vorm krijgt. Het kan hier zowel gaan om de coördinatie van de opmaak van het lokaal sociaal beleidsplan als van het lokaal sociaal beleid in het algemeen. 2.1 Het OCMW als coördinator In 23% van de gemeenten gebeurt de coördinatie van het lokaal sociaal beleid door het OCMW. 2.1.1 Achterliggende overtuigingen De gemeenten waarin het OCMW werd aangeduid als coördinator van het lokaal sociaal beleid doen dit onder meer vanuit volgende overtuigingen: – – – –
Het OCMW is hét aanspreekpunt voor de burger met zijn welzijnsvragen. (Beerse) Er wordt verder gebouwd op de expertise die het OCMW opgebouwd heeft tijdens de planning in het kader van het SIF. (Westerlo) Het OCMW heeft zijn verantwoordelijkheid terzake opgenomen in het verleden en zal dit ook in de toekomst doen. (Kortemark) De OCMW-secretaris werd aangeduid als coördinator vanuit de trekkersrol die het OCMW van bij het begin heeft vervuld. (Ledegem)
2.1.2 Hoe vullen OCMW’s hun coördinerende rol in? In een aantal plannen blijft de omschrijving van de coördinerende rol beperkt tot de aanduiding of erkenning van het OCMW als de verantwoordelijke coördinator. –
Het gemeentebestuur erkent de coördinatietaak van het OCMW in het lokaal welzijnsbeleid. Zowel gemeentebestuur als OCMW vervulden een trekkersrol bij de voorbereiding van het plan. (Kortessem)
Sommige plannen specificeren het domein waarop het coördinerende OCMW verantwoordelijk is. – –
Het OCMW is verantwoordelijk voor de coördinatie van het lokaal sociaal beleid en de operationele en tactisch doelstellingen. (Herentals) Het OCMW doet de screening met het oog op een betere coördinatie van de individuele hulpverlening. (Lint)
11 De voorbeelden zijn illustratief en niet exhaustief.
Coördinatie van het lokaal sociaal beleid
–
41
Het LSB is conceptueel uitgedacht en uitgewerkt vanuit het OCMW. Er worden linken gelegd naar gemeente en private partners evenals impulsen naar de gemeente. (Rijkevorsel)
Hierbij kan een onderscheid worden gemaakt tussen de coördinatie van het lokaal sociaal beleid in zijn geheel en de coördinatie per beleidsdomein. –
De uitwerking en algemene coördinatie van het lokaal sociaal beleid (trekkersrol) werd toegewezen aan het OCMW. Voor de begeleiding van dit proces werd een Stuurgroep opgericht. Het is deze Stuurgroep die de voorstellen rond het lokaal sociaal beleid en de coördinatieopdracht moet ‘superviseren’. Het is ook deze Stuurgroep die het Stadsbestuur (Gemeenteraad – College) en het OCMW-bestuur zal moeten adviseren, wanneer beleidsbeslissingen inzake het lokaal sociaal beleid moeten genomen worden. Naast de overkoepelende coördinatie zal per beleidsdomein ook moeten aangegeven worden welk lokaal bestuur zal instaan voor de concretisering, uitwerking en opvolging van operationele doelstellingen. Hierin werden nog geen beslissingen genomen omdat dit deel uitmaakt van het verdere planningsproces. (Brugge)
Sommige besturen gaan ver in de coördinerende rol van het OCMW en streven naar een volledige overheveling van het sociaal beleid naar het OCMW. –
Sinds 2007 worden de aanvragen voor pensioenen, tegemoetkomingen, verminderingen, vrijstellingen en premies door het OCMW behandeld. OCMW en gemeente streven er naar om het sociaal beleid vanuit de gemeente volledig over te hevelen naar het OCMW. (Houthulst)
Diverse lokale besturen die de coördinerende rol toeschrijven aan het OCMW, onderstrepen tegelijkertijd het belang van samenwerking met het gemeentebestuur en een gedragen beleid. Enkele voorbeelden: –
–
Het welzijnsbeleid wordt gedragen door OCMW én gemeentebestuur. Beide besturen engageren zich om samen, niet naast of tegen elkaar, het lokale welzijnsbeleid vorm te geven. Het gemeentebestuur erkent de coördinatietaak van het OCMW in het lokaal welzijnsbeleid. Om de samenwerking concreet gestalte te geven zal de toevoeging van de voorzitter aan het schepencollege als overleginstrument optimaal gebruikt worden. Beide besturen zullen zich inzetten om dit overleg zo efficiënt mogelijk te gebruiken. Beide besturen zullen gedurende de hele legislatuur overleg plegen. (Wellen) Het welzijnsbeleid moet gedragen worden door OCMW én gemeentebestuur. Beide besturen hebben wettelijke taken inzake welzijn. Door gezamenlijke afspraken te maken en samen te werken, kan overlapping worden voorkomen, afstemming gerealiseerd en concurrentie tegen gegaan worden. Het gemeentebestuur erkent de coördinatietaak van het OCMW in het lokaal welzijnsbeleid. (Waarschoot)
In diverse gemeenten worden ondersteuningsstructuren opgericht om de coördinerende rol vanuit het OCMW uit te voeren. –
–
De planningscoördinator (een maatschappelijk werker van het OCMW) zorgt voor de uitvoering van het stappenplan. Deze wordt ondersteund door clusterverantwoordelijken, een projectgroep, een stuurgroep, het college van Burgemeesters en Schepenen, gemeenteraad en OCMW-raad. (Koksijde-Oostduinkerke) De coördinatie van het volledige meerjarenplan wordt toebedeeld aan het OCMW. Deze coördinatie zal er vooral in bestaan om te streven naar duidelijkere informatie en meer afstemming van acties en diensten op elkaar. Het opzetten van meer en meer gestructureerd overleg kan hiertoe een middel zijn. (Ardooie)
42
Hoofdstuk 4
Tot slot wordt de coördinatie van ‘nieuwe’ projecten en taken, naast de wettelijk voorziene opdrachten, doorgaans toegeschreven aan het OCMW. –
–
Het OCMW neemt de coördinatie voor de opmaak en uitvoering van het lokaal sociaal beleidsplan op. Alle wettelijke taken, opgelegd aan het stadsbestuur, worden daar verder uitgevoerd. Eventuele nieuwe welzijnsbevorderende projecten worden opgestart vanuit het OCMW. (Zottegem) Gemeente en OCMW zijn elk verantwoordelijk voor de aan hen door de wet toegekende specifieke welzijnstaken en opdrachten. Deze taken zijn complementair aan elkaar. Indien op éénzelfde deelterrein beide besturen actief zijn, wordt vastgelegd welk bestuur de eindverantwoordelijkheid draagt voor dat specifiek terrein, en wordt gedetailleerd omschreven wie wat doet binnen dat terrein. Niet toegewezen taken worden opgenomen door het OCMW. (Zomergem)
2.2 Het gemeentebestuur als coördinator: een zeldzaam fenomeen Over hoe het gemeentebestuur als coördinator van het lokaal sociaal beleid fungeert, wordt weinig teruggevonden in de plannen. Het betreft hier ook slechts 10 lokale besturen (3%). Volgende indicatie werd opgetekend: –
Het hoofd van de gemeentelijke sociale dienst neemt de coördinatie van de opvolging van het beleidsplan op en overlegt met de betrokken diensten en/of raden naargelang het domein. (Anzegem)
2.3 OCMW en gemeente samen aan het roer Zoals eerder aangegeven, wordt in 41% van de gemeenten de coördinatierol gezamenlijk door OCMW en gemeente opgenomen. 2.3.1 Achterliggende motivatie Redenen om de coördinatierol gezamenlijk op te nemen, zijn onder meer het streven naar synergie tussen de lokale besturen, het komen tot een geïntegreerd en globaal gecoördineerd welzijnsbeleid en het opnemen van een voorbeeldfunctie: –
De lokale besturen, Gemeente en OCMW, krijgen niet alleen een voortrekkersrol, maar ook een voorbeeldfunctie: hoe beter de lokale besturen samenwerken, hoe groter de impact op de rest van het werkveld. In dit verband wordt gesproken over hét lokaal bestuur, hiermee doelend op het samenwerkingsverband tussen Gemeente en OCMW, als ware het één organisatie. (Wuustwezel)
Diverse lokale besturen spreken hierbij van een (wederzijds) engagement: –
–
Beide besturen engageren zich om gezamenlijk na te denken over het lokaal sociaal beleid en om samen, en niet naast of tegen elkaar, het lokale welzijnsbeleid vorm te geven. (Horebeke; Kluisbergen) Het welzijnsbeleid moet gedragen worden door beide lokale besturen. Gemeente en OCMW engageren zich om gezamenlijk het lokaal sociaal beleid vorm te geven. Beide besturen hebben wettelijke taken inzake welzijn. Door gezamenlijke afspraken te maken en samen te werken kan overlapping voorkomen worden en afstemming gerealiseerd worden. Om deze samenwer-
Coördinatie van het lokaal sociaal beleid
43
king concreet gestalte te geven, fungeerde het Overlegcomité als stuurgroep. Vanaf deze legislatuur maakt de OCMW voorzitter deel uit van het College van Burgemeester en Schepenen. Het Overlegcomité wordt afgeschaft. Gemeente en OCMW dragen beide de eindverantwoordelijkheid voor het uitvoeren van het lokaal sociaal beleid. (Wachtebeke)
2.3.2 Bevorderende factoren Een belangrijke bevorderende factor voor een gezamenlijke coördinatie is een gezamenlijke huisvesting. – –
Ambtelijke en bestuurlijke werkgroep met vertegenwoordigers van beide; beide op zelfde adres gehuisvest. (Baarle-Hertog) Gemeente en OCMW zijn samen een sterke coördinator in lokaal sociaal beleid. Het Sociaal Huis is aanspreekpunt en coördinerend punt voor het hele sociaal beleid. (Kuurne)
2.3.3 Hoe samen vorm geven aan coördinatie? Er zijn verschillende manieren waarop OCMW en gemeentebestuur deze coördinerende rol gezamenlijk vorm kunnen geven. In de eerste plaats kan de coördinatie zich richten op het aanbod naar de burger. –
De coördinatie van het LSB is uitdrukkelijk een gezamenlijke opdracht van stad en OCMW. Deze partijen komen overeen een geïntegreerd lokaal beleid te vormen met respect voor ieders autonomie. Beide besturen streven naar het samenstellen van coherente en zo complementair mogelijke takenpakketten zodat een zo groot mogelijk geïntegreerd aanbod aan de burger verschaft wordt. (Mechelen)
Een tweede manier is dat gemeentebestuur en OCMW komen tot concrete samenwerkingsovereenkomsten en/of een gezamenlijk organogram. –
Tussen gemeente en OCMW werd al eind 2004 een protocol met taak- en werkafspraken door de gemeente- en OCMW raad goedgekeurd. Teneinde concrete afspraken over de problemen van dagelijks beheer die zowel de gemeente- als OCMW-bevoegdheden betreffen, werd een managementteam opgericht, dat veertiendaags vergadert. In het kader van deze doorgedreven samenwerking werd tussen gemeente en OCMW een beheersovereenkomst opgesteld. Tevens hebben beide besturen een gezamenlijk organogram. (Vorselaar)
Ook richten diverse lokale besturen gezamenlijke werkgroepen, plangroepen, stuurgroepen, etc. op, al dan niet met themagroepen. –
–
Werkgroep LSB: gemengd samengestelde groep (politiek/ambtelijk). Themagroepen per beleidsthema. Er is voor gekozen om de werkgroepen samen te stellen uit vertegenwoordigers van de beide besturen aangezien het lokaal bestuur een coördinerende rol heeft bij het opmaken van een lokaal sociaal beleidsplan en het realiseren van een Sociaal Huis. (Wijnegem) Stuurgroep bestaande uit mandatarissen van het OCMW en het gemeentebestuur en anderzijds uit personeel van beide lokale besturen. De stuurgroep zal de komende jaren zorgen voor terugkoppeling naar het politieke en beleidsmatige niveau. (Knesselare)
44
Hoofdstuk 4
Ook kunnen gezamenlijke afspraken worden gemaakt omtrent inzet van personeel en taakafbakening. – – –
–
De hoofdmaatschappelijk werker samen met de verantwoordelijke van de gemeentelijke woondienst worden aangesteld als coördinatoren. (Laarne) Het nog aan te werven hoofd van de sociale dienstverlening van gemeente en OCMW wordt de ondersteunende en trekkende kracht van het inhoudelijke sociale beleid. (Waasmunster) Gemeente en OCMW hebben elk hun eigen specifieke welzijnstaken. De taken van gemeente en OCMW zijn verdeeld zodanig dat beide besturen hun eigen werkterreinen hebben of dat het duidelijk is op welke vlakken men beide aan het werk is. Dit alles is mogelijk gezien het lokaal sociaal beleidsplan goed geïntegreerd is in de reeds bestaande beleidsplannen. De voorzitter van het OCMW is ook lid van het schepencollege. Op die manier wordt de nodige info betreffende opdrachten voor gemeente en opdrachten voor het OCMW goed doorgegeven. (Wielsbeke) Gemeentebestuur en OCMW nemen elk specifieke welzijnstaken op. De taken zijn complementair aan elkaar en worden in deze overeenkomst duidelijk afgebakend. Het gemeentebestuur en het OCMW blijven gedurende de hele legislatuur overleg plegen. De stuurgroep lokaal sociaal beleid organiseert de samenwerking tussen gemeente, OCMW en de particuliere sector. De stuurgroep heeft een adviserende rol bij de uitbouw van het lokaal sociaal beleidsplan. (Wingene)
Daar waar in sommige gemeenten gestreefd wordt naar een overheveling van de ‘sociale zaken’ naar het OCMW, verkiezen andere lokale besturen eerder tot één geïntegreerd lokaal bestuur te komen, al dan niet ondergebracht in het Sociaal Huis. – –
Het is de bedoeling dat gemeentebestuur en OCMW integreren. (Zoersel) Deze samenwerking kan een eerste stap zijn in een evolutie die kan leiden tot een integratie van beide besturen in het Sociaal Huis. (Borgloon)
2.4 OCMW en gemeente wisselen elkaar af Een andere mogelijkheid is dat OCMW en gemeente elkaar afwisselen in hun coördinerende rol. Dit gebeurt in 27% van de gemeenten. Enkele praktijkvoorbeelden ter illustratie: – – – – –
Per thema is er iemand verantwoordelijk. (Dessel) In de uitvoering van het lokale sociaal beleid neemt de gemeente eerder op wat gericht is op de algemene bevolking, terwijl het OCMW zich eerder focust op specifieke doelgroepen. (Hove) Beurtrol aan het loket van het Sociaal Huis wat personeelsbezetting betreft. (As) Welzijnsbeleid: stad; welzijnszorgbeleid: OCMW (Dilsen-Stokkem) Naargelang de aard van de dienstverlening wordt de organisatie uitgevoerd en/of gecoördineerd door de op te richten dienst welzijn, of bij specifieke dienstverlening door het OCMW. Bij dit alles vertrekken we van de visie dat de gemeente zich ontfermt over welzijn op collectief vlak, terwijl het OCMW zich meer toelegt op de realisatie van welzijn op individueel vlak. (Hamont-Achel)
Coördinatie van het lokaal sociaal beleid
45
Tot slot zijn er gemeenten waarbij gemeentebestuur en OCMW gedeeltelijk samen en gedeeltelijk afwisselend de coördinatie van het lokaal sociaal beleid opnemen. Volgende voorbeelden illustreren dit. –
De schepen Sociale Zaken is tevens voorzitter van het OCMW en vervult de trekkersrol inzake LSB. Per thema wordt iemand aangeduid als trekker. Dit is soms iemand van OCWM, voor een ander thema iemand van de stad. (Antwerpen)
–
Gezamenlijke stuurgroep met telkens per actie een verantwoordelijke (OCMW of gemeente). (Berlaar)
47
HOOFDSTUK 5 TOEGANKELIJKHEID EN SOCIAAL HUIS
Het lokaal sociaal beleid is gericht op een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger en een optimaal bereik van de beoogde doelgroep in het kader van het lokaal sociaal beleid zoals omschreven in artikel 3,1°. (Artikel 8) Met het oog op de doelstelling zoals omschreven in artikel 8, realiseert het lokaal bestuur een Sociaal Huis dat minimaal een informatie-, loket- en doorverwijsfunctie heeft. (Artikel 9)
1. Sociaal Huis 1.1 Stand van zaken Tabel 5.1
Stand van zaken Sociaal Huis
Stand van zaken Sociaal Huis Intentie Onderhandelingen bezig Sociaal Huis gerealiseerd Onduidelijk of niet beschreven *
Aantal* 198 93 59 30
% (N=298) 66 31 20 10
Voor een aantal plannen zijn meerdere categorieën van toepassing.
Op basis van de informatie in de plannen blijkt dat op het moment van de analyse in 59 gemeenten (20%) een Sociaal Huis gerealiseerd is. De meerderheid van de lokale besturen (66%) heeft de intentie om een Sociaal Huis te realiseren. In één gemeente op drie (31%) zijn de onderhandelingen over het Sociaal Huis bezig. In de overige 10% van de plannen is de informatie over het Sociaal Huis onduidelijk of ontbrekend.
48
Hoofdstuk 5
1.2 Invulling Sociaal Huis in de praktijk 1.2.1 Gerealiseerde Sociale Huizen: voorkeur voor een fysiek Sociaal Huis Tabel 5.2
Invulling gerealiseerde Sociale Huizen
Sociaal Huis Enkelvoudig model Fysiek Sociaal Huis Netwerk tussen organisaties (met balie) Digitaal Sociaal Huis Gecombineerd model Fysiek + netwerk Fysiek + digitaal Netwerk + digitaal Fysiek + netwerk + digitaal Andere invulling* *
Aantal
% op gerealiseerde Sociale Huizen (N=59)
24 7
41 12
1
2
10 5 2 2 5
17 9 3 3 9
Het betreft hier zowel een andere invulling als een combinatie van een eerder vernoemde vorm + andere.
Van de 59 gemeenten waar reeds een Sociaal Huis is gerealiseerd, gaat het in 24 gevallen (41%) om een fysiek Sociaal Huis. 10 gemeenten (17%) opteren voor de combinatie van een fysiek Sociaal Huis en een netwerk tussen organisaties. In 7 gemeenten (12%) heeft het Sociaal Huis de vorm van een netwerk. Slechts één gemeente koos uitsluitend voor een digitaal Sociaal Huis. Wat de ‘andere’ invullingen betreft, gaat het meer bepaald om: – OCMW en gemeente behouden elk hun loket met bepaalde dienstverlening en sommige dienstverlening wordt dubbel aangeboden, bijvoorbeeld parkeerkaart minder validen; – mobiele informatiefunctie; – Sociaal Huis in het OCMW met zitdagen in het dienstencentrum; – kenniscentrum; – telefonisch Sociaal Huis. 1.2.2 Indien wenselijkheid ook werkelijkheid wordt Volgende tabel geeft een zicht op welke invulling(en) lokale besturen verkiezen voor hun Sociaal Huis. Het betreft hier zowel de invulling van de bestaande Sociale Huizen als deze die nog dienen te worden gerealiseerd.
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
Tabel 5.3
Invulling Sociale Huizen op termijn
Sociaal Huis Enkelvoudig model Uit te klaren Fysiek Sociaal Huis Netwerk tussen organisaties (met balie) Digitaal Sociaal Huis Gecombineerd model Fysiek + netwerk Fysiek + digitaal Netwerk + digitaal Fysiek + netwerk + digitaal Andere invulling* Geen info beschikbaar *
49
Aantal
% op gemeenten met intentie voor Sociaal Huis of onderhandelingen bezig (N=216)
69 40 18
32 19 8
5
2
10 8 4 2 35 25
5 4 2 1 16 12
Het betreft hier zowel een andere invulling als een combinatie van een eerder vernoemde vorm + andere.
Een op drie (32%) gemeenten dient de invulling van het concept Sociaal Huis nog uit te klaren. In ongeveer twee op vijf gemeenten (19%) denkt men in de richting van een fysiek Sociaal Huis. 8% van de gemeenten verkiest een netwerk tussen organisaties. Een digitaal Sociaal Huis is het minst populair (2%). Wat de ‘andere’ invullingen betreft, kan het zowel gaan om een erg minimale invulling van het Sociaal Huis door louter het naamplaatje van het OCMW te vervangen, tot een maximale vorm door de volledige hulp- en dienstverlening te organiseren in het Sociaal Huis. Tussenin liggen volgende varianten: – algemeen centraal telefoonnummer/informatienummer/doorverwijspost; – interne sociale kaart; – efficiënte dienstverlening in de vorm van één aanspreekpunt in het OCMW; – samenwerkingsverband/netwerk tussen organisaties; – de balies van OCMW en gemeente digitaal verbinden; – geïntegreerde seniorendienst als voorbereiding; – woonloket geïntegreerd in Sociaal Huis. Sommige besturen brengen het Sociaal Huis (deels) onder in een bestaand centrum (bv. onthaalloket in het lokaal dienstencentrum). 1.3 Hoe krijgen de centrale functies in het Sociaal Huis vorm? In het decreet betreffende het lokaal sociaal beleid worden aan het Sociaal Huis drie centrale functies toegeschreven: – de informatiefunctie; – de loketfunctie;
50
–
Hoofdstuk 5
de doorverwijsfunctie.
In wat volgt wordt beschreven hoe elk van deze functies in de praktijk concreet vorm krijgt. Tabel 5.4
Beschrijving functies Sociaal Huis
Beschreven functie
Aantal
Informatiefunctie Loketfunctie Doorverwijsfunctie Andere functie
111 131 112 50
% op plannen waarbij informatie over Sociaal Huis beschikbaar is (N=268) 41 49 42 19
Bijna de helft (49%) van de plannen waarin informatie over het Sociaal Huis te vinden is, beschrijft de loketfunctie. Vier op tien plannen geeft informatie over respectievelijk de informatiefunctie (41%) en de doorverwijsfunctie (42%). Opvallend is ook dat bijna één op vijf gemeenten (19%) het Sociaal Huis nog een andere functie toedeelt (zie verder). In wat volgt wordt beschreven hoe de basisfuncties van het Sociaal Huis in de praktijk zullen worden ingevuld, overeenkomstig de informatie uit de LSB-plannen. 1.3.1 De informatiefunctie: meer dan informeren alleen ‘Het Sociaal Huis heeft de opdracht zo ruim mogelijk informatie te verstrekken over onder meer de mogelijke opvang- en hulpvormen en bestaande voorzieningen, die opvang en hulp aanbieden op het lokale en regionale niveau.’ (Artikel 10)
Hoe wordt deze functie vertaald naar de praktijk? 1.3.1.1 De juiste weg naar de juiste informatie In de eerste plaats wordt in de lokale sociale beleidsplannen gewezen op het belang dat de burger de weg vindt naar de juiste informatie en de juiste hulp- en dienstverlening. Op basis van de informatie uit de plannen impliceert dit onder meer: – een eenduidige informatiestroom; – concentratie van informatie (bv. het Sociaal Huis als informatiepunt);
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
– – – – – – – –
51
vraaggerichte en proactieve dienstverlening; gerichte informatiecampagnes; de uitbouw van een (digitaal) informatienetwerk tussen lokale besturen en derden; het Sociaal Huis als draaischijf naar het welzijnsaanbod; oprichting van een welzijnstelefoon (bv. Assenede); optimaal gebruik van de Rechtenverkenner en opmaak productencatalogus; het inrichten van een documentatieruimte; eerstelijnsdiensten als duidelijke toegangspoorten naar de sociale dienstverlening.
Enkele voorbeelden die dit illustreren: –
–
Zandhoven wil de loket- en informatiefunctie die het decreet lokaal sociaal beleid vermeldt vervullen. Actie: Productencatalogus, intranet, sociale kaart, internet zijn gekend en worden gehanteerd door de onthaalbedienden om uiteenlopende informatievragen te beantwoorden. Anderzijds zal vanuit het perspectief van de burger een klantgerichte sociale dienst- en hulpverlening (informatie-, vraagverhelderings- en doorverwijsfunctie) worden uitgebouwd door een proactieve informatieverstrekking, een grote toegankelijkheid, een snelle dienstverlening of vlotte doorstroming naar backoffice en een degelijke ombudswerking. (Zandhoven) Belangrijk facet van het Sociaal Huis is het digitaal netwerk dat zal worden uitgebouwd tussen de betrokken loketten. Via het digitaal systeem zullen alle betrokken loketten de informatie-, loket- en doorverwijsfunctie volwaardig moeten kunnen opnemen. Het betreft een intranetsysteem met informatie over het dienstenaanbod (productenfiches per dienst), formulieren, sociale kaart, verwijzingsmogelijkheden naar een ander loket via mail, toegang tot Rechtenverkenner, e.d.m. (Wervik)
Ook kan dit betekenen dat tussen gemeente en OCMW afspraken worden gemaakt rond communicatie naar de burger. –
De informatiefunctie betekent het informeren van burgers over opvang- en hulpvormen en bestaande voorzieningen. De informatie- en promotieverspreiding vanuit OCMW en gemeente wordt samen aangeboden. (Wijnegem)
Daarnaast wordt gewezen op het belang van het opwaarderen van de functie van informatieverstrekking. Dit is essentieel met het oog op een gerichte doorverwijzing. – –
–
De rol van informatieverstrekker mag worden opgewaardeerd en professioneler uitgebouwd. (Bocholt) Medewerkers worden permanent bijgeschoold en gevormd over de sociale kaart en de bestaande wet- en regelgeving. De medewerkers moeten minstens op de hoogte zijn om vlug en efficiënt de juiste informatie te bezorgen aan de hulpvrager. (Sint-Martens-Latem) Communicatie en informatie als tweede natuur is een cultuur binnen het Sociaal Huis. (Kuurne)
Ook de begrijpbaarheid en toegankelijkheid van de informatie is een aandachtspunt.
52
Hoofdstuk 5
1.3.1.2 Iedereen is welkom Een tweede aspect van de informatiefunctie dat in diverse plannen wordt beschreven is de doelgroep waarnaar het Sociaal Huis zich richt. In principe moet iedereen terecht kunnen in het Sociaal Huis, zowel de bevolking (met inbegrip van kansengroepen) als lokale actoren. Enkele voorbeelden ter illustratie: – –
Het Sociaal Huis moet een plaats worden waar zowel hulpvrager als aanbieder van hulp zijn weg kent en die makkelijk bereikbaar is. (Wielsbeke) Het Sociaal Huis moet er zijn voor alle inwoners, uit alle lagen van de bevolking. Het moet een plaats zijn waar geen drempelvrees bestaat en waar de toegankelijkheid optimaal is. Dat OCMW en gemeente voortaan zullen vertegenwoordigd zijn in één gebouw zal de dienstverlening transparanter maken, voor zowel personeel als bevolking. OCMW en gemeente zullen beter op de hoogte zijn van elkanders manier van werken en de doorverwijzing zal vlotter verlopen. Verder vormt het Sociaal Huis de brug tussen bevolking en lokale overheid. Het moet dan ook dé plaats zijn waar de burger terecht kan met al zijn vragen en opmerkingen. De antennepunten in de deelgemeentes zullen blijven bestaan. (Wichelen)
1.3.1.3 Waarover vindt de burger informatie? Een derde aspect van de informatiefunctie is de breedte van de thematiek waarrond in het Sociaal Huis informatie wordt verstrekt. Dit kan variëren van alle informatie over: – welzijn (waaronder zorg en gezondheid, mobiliteit); – rechten in het algemeen; – het volledige dienst- en hulpverleningsaanbod binnen de eigen diensten en soortgelijke dienst- en hulpverlening in andere organisaties; – alle mogelijke opvang- en hulpvormen en bestaande voorzieningen, zowel op het lokale als regionale niveau; – het aanbod van derden op welzijnsvlak; – het aanbod in eerste lijn. 1.3.1.4 Hoe wordt de informatie verpakt? Een vierde aspect van de informatiefunctie is de vorm waarin informatie beschikbaar wordt gesteld, zowel naar de burger als naar professionelen. Het kan hierbij zowel gaan om bestaande informatiedragers als nieuwe vormen die in het kader van het Sociaal Huis worden ontwikkeld. Het betreft een gevarieerde waaier van mogelijkheden: – (digitale) sociale kaart; – internet; – geactualiseerde folders, (thema) brochures, infogidsen; – inschrijvingsformulieren; – opstart eigen website OCMW en (links met) andere websites; – dienstenwijzer; – helpdesk binnen het Sociaal Huis;
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
– – –
53
digitale productencatalogus; rubriek Sociaal Huis in gemeentelijk infoblad; specifieke aandacht voor informatieverstrekking inzake thuiszorg.
Bovendien kan de informatie op verschillende manieren worden aangeboden: – individueel of collectief; – passief, actief of proactief; – langs de balie, telefonisch, per mail, via een website of folders. 1.3.1.5 Mag het iets meer zijn? Tot slot kan de informatiefunctie breder worden ingevuld dan het louter verstrekken van informatie. We spreken in dit verband van proactieve dienstverlening. Elementen uit de plannen die verband houden met een proactieve dienstverlening zijn: advisering, begeleiding, ondersteuning, hulpverlening, vraagverheldering, eenvoudige administratieve handelingen, afspraken maken met hulpverleners, drempels verlagen en iemands mening leren kennen. 1.3.2 De loketfunctie: een term die verschillende ladingen dekt ‘De loketfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het minimaal tot stand brengen van een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze toegang verschaft tot de sociale dienstverlening van het lokaal bestuur.’ (Artikel 10)
De loketfunctie kan verschillende ladingen dekken, afhankelijk van de functies die het loket vervult en de dienstverlening die er wordt verstrekt. De loketfunctie is ook niet steeds te scheiden van de informatiefunctie en de doorverwijsfunctie, zoals blijkt uit volgende voorbeelden. –
–
–
De onthaalbediende kent de kanalen om informatie op te vragen over de mogelijke dienst- en hulpverleningsvormen en over de bestaande voorzieningen die diensten en hulp aanbieden op het lokale en regionale niveau. De burger die aan de balie of het loket komt, krijgt informatie over het dienst- en hulpverleningsaanbod. (Hulshout) Er wordt een centraal eerste lijnsloket uitgebouwd waar de burger informatie kan krijgen over alle openbare en private vormen van hulp- en dienstverlening; een afspraak kan worden gemaakt met alle hulpverleners en coördinatoren van het private en openbare hulp- en dienstverleningsaanbod; een uitgebreid gamma aan folders en aanvraagformulieren beschikbaar is. (Wetteren) Er zal gewerkt worden met een centraal loket. Hier kan men doorverwezen worden, info ontvangen, documenten ontvangen, opladen budgetmeter. Indien men niet kan helpen aan het loket kan men terecht bij de specifieke dienst aanwezig in het gebouw of kan er een adres doorgegeven worden waar de nodige hulp aanwezig is. Het Sociaal Huis moet een plaats wor-
54
Hoofdstuk 5
den waar zowel hulpvrager als aanbieder van hulp zijn weg kent en die makkelijk bereikbaar is. (Wielsbeke)
In de plannen vinden we onder meer volgende functies van het loket: – onthaal; – intake; – vraagverheldering; – financiële sociale dienstverlening voor alle burgers; – informatieverstrekking; – afspraak maken met hulpverleners; – gemeentelijke wegwijs in het bestaande aanbod van sociale maatregelen en voorzieningen; – elektronische aanvragen; – doorverwijzing; – laden budgetmeter. In sommige plannen worden in het kader van het Sociaal Huis verschillende loketfuncties beschreven, naargelang de doelgroep of de thema’s waarnaar men zich richt. Enkele voorbeelden: – seniorenloket (dienstencentrum); – jongerenloket; – woonwijzer of woonloket; – één loket kinderopvang; – infoloket voor zelfstandigen; – werkwinkel; – opvoedingswinkel. 1.3.2.1 De balie als centrale spil De balie vormt de centrale spil in de realisatie van de loketfunctie. Het is de plaats waar de baliemedewerker de eerste vragen opvangt, in de mate van het mogelijke beantwoordt en verder doorverwijst naar de aangewezen dienst, hetzij intern hetzij extern. Aansluitend hierbij is het onthaal een ander belangrijk aspect van de loketfunctie. Essentiële kenmerken voor een goed functionerend onthaal die we terugvinden in de plannen zijn: – klantgerichtheid; – klantvriendelijkheid; – kwalitatieve eerste opvang van cliënten. In de plannen stellen we vast dat de onthaalfunctie op verschillende manieren wordt omschreven. Dit kan variëren van het antwoorden op een eenduidige
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
55
vraag, het uitvoeren van een snelle analyse van de hulpvraag (al dan niet ruimtelijk gescheiden van de balie) tot gerichte doorverwijzing. –
Zandhoven wil een klantvriendelijk onthaal dat bij vragen die verband houden met de sociale grondrechten een snelle analyse uitvoert van de dienst- of hulpvraag (vraagverheldering/intake). Het personeel van het OCMW en de dienst bevolking/burgerlijke stand maakt geregeld gebruik van de aparte tafel achteraan om de hulpvraag te verhelderen en om cliënten in te lichten over hun rechten. (Zandhoven)
Hierbij wordt (opnieuw) het belang onderstreept van voldoende opgeleid baliepersoneel. De realisatie van een Sociaal Huis betekent immers vaak een uitbreiding van het bestaande takenpakket van de onthaalbediende. Volgende elementen vinden we terug in de plannen: – kennis van de sociale kaart; – uitbreiding takenpakket van de bestaande onthaal- en ombudsdienst tot het centrale aanspreekpunt voor welzijnsvoorzieningen; – stage voor onthaalbediende bij alle lokale diensten. Hiermee samenhangend stelt zich de vraag wie de onthaalfunctie opneemt en de informatievragen beantwoordt. Is dit een taak voor een administratieve bediende of een maatschappelijk werker? In de plannen worden hieromtrent verschillende opvattingen beschreven. Sommige besturen maken een onderscheid tussen eenvoudige en complexere informatievragen of delen de taken duidelijk op. –
–
Eenvoudige informatievragen worden door de baliemedewerker beantwoord. Complexere vragen komen terecht bij één van de maatschappelijk assistenten van het team onthaal. Deze balie staat tevens in voor eenvoudige dienstverlening in zeer duidelijke situaties. (Sint-Niklaas) Loketbediende die instaat voor een persoonlijk en telefonisch onthaal, het beheer van spreekuren en algemene briefwisseling. Maatschappelijk werkers en administratieve medewerkers met een ruime kennis van wetgeving, sociale kaart en administratieve regelgeving. (Veurne)
Andere besturen wegen voor- en nadelen af. –
Of de functie van loketbediende moet ingevuld worden door een maatschappelijk werker of een administratief bediende is niet beslist. Beide hebben voordelen en nadelen. Een maatschappelijk werker heeft een brede kennis van het hulpverleningslandschap maar anderzijds moeten files aan het loket vermeden worden. Het is niet de bedoeling dat mensen hun verhaal helemaal uit te doeken doen aan het loket. Een maatschappelijk werker als loketbediende zal dit misschien in de hand werken. (Wichelen)
1.3.2.2 Front en backoffice In diverse plannen wordt een onderscheid gemaakt tussen de front en backoffice. Bij de frontoffice gaat het doorgaans om de behandeling van eenvoudige vragen die onmiddellijk kunnen beantwoord worden aan het loket. –
In de frontoffice wordt gezorgd voor een laagdrempelige ingang, flexibele openingsuren, een efficiënte en een klantgerichte aanpak voor een uitgebreidere en snellere dienstverlening, een nog betere rechtstreekse doorverwijzing naar de juiste dienst. Het volledige dienstenaanbod wordt ondergebracht in één lokaal, met een combinatie van informatieverstrekking en dienst-
56
Hoofdstuk 5
verlening. Zo krijgen de stadsdiensten een aanspreekbaar gezicht. Elk sociaal loket verstrekt een basispakket dienstverlening, dat enerzijds bestaat uit de eigen dienstverlening en anderzijds uit een goede registratie van de vraag en, indien gewenst, gekoppeld aan een goede doorverwijzing. (Waregem)
Een backoffice omvat de achterliggende organisatie van hulp- en dienstverlening (bv. de volledige sociale dienst van OCMW en/of gemeentebestuur). –
In de backoffice wordt tijd en ruimte vrijgemaakt voor specialisatie, meer ruimte om taken kwaliteitsvoller te behandelen, meer ruimte voor bijscholing, … (Waregem)
In de praktijk kunnen front en backoffice gefaseerd worden ingevoerd. –
In eerste instantie zal de backoffice uitgebouwd worden. In tweede instantie zal de frontoffice zo efficiënt mogelijk uitgebouwd worden. Dit kan door middel van: gezamenlijk agendabeheer, een administratief bediende en een maatschappelijk werkster aan de balie en een gezamenlijk registratiesysteem. (Knesselare)
1.3.2.3 Bestaande infrastructuur of nieuwe locatie Een volgend aspect van de loketfunctie is de infrastructuur en de locatie. Waar het de keuze voor een fysiek Sociaal Huis betreft, wordt de loketfunctie in een aantal gemeenten gerealiseerd in bestaande diensten en loketten, waartussen al dan niet een afstemmingssysteem wordt ontwikkeld. In sommige gemeenten wordt hierbij uitsluitend gefocust op de lokale besturen. – – – – –
Centraal informatie en aanspreekpunt in het OCMW. (Boechout) Centrale balie van het Huis van de stad wordt loket Sociaal Huis. (Lommel) Twee loketten (OCMW en gemeente); deze balies worden op elkaar afgestemd. (Hechtel-Eksel) In het OCMW én in de gemeente met een permanentiesysteem. (Glabbeek) Geen klassiek één loket verhaal, maar een afstemmingssysteem zodat de burger aan alle loketten, en die van de gemeente en het OCMW in het bijzonder, alle basisinformatie kan krijgen en slechts één keer moet worden doorverwezen. (Brecht)
Andere lokale besturen betrekken ook derden in het loketverhaal. –
– – –
Sociaal Huis als een organisatie van meerdere fysieke loketten, waarvan elk loket op een geïntegreerde en doorzichtige wijze toegang verschaft tot de dienstverlening van het lokaal bestuur. (Herenthout) Per thema verschillende loketten: werkwinkel, woonwinkel, kindwinkel. (Buggenhout) Fysieke loketten voortbouwend op welzijnsbureaus, lokale dienstencentra en buurtcentra. (Gent) Zes afgestemde één loketten. (Harelbeke)
In de overige gemeenten wordt een nieuwe infrastructuur gerealiseerd, waarbinnen een (geïntegreerd) loket wordt uitgebouwd. – –
Bouw nieuw gemeentehuis waar ook het OCMW zijn plaats vindt en het fysische Sociaal Huis plaats zal vinden. (Baarle-Hertog) Het tot stand brengen van een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze toegang verschaft tot de lokale dienstverlening. (Ravels)
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
57
Naast fysieke loketten kan ook geopteerd worden voor virtuele (digitale) loketten; al dan niet in combinatie met een fysiek loket. – –
Onderzoek naar de uitbouw van een virtueel loket; uitbouwen van een registratiesysteem. (Kalmthout) Fysiek loket waar een maatschappelijk werker een korte intake doet en een virtueel loket door de oprichting van een sociale kaart. (Izegem)
1.3.2.4 Verschillende snelheden In sommige gemeenten is de éénloketgedachte al jaren een feit. –
Er is slechts één sociale dienst in de gebouwen van het OCMW. De gemeente heeft geen eigen sociale dienst. De ‘éénloketfunctie’ voor de sociale dienstverlening of het Sociaal Huis bestaat reeds sinds 1975. (Wijnegem)
Andere besturen dienen nog uit te klaren hoe ze (bepaalde aspecten van) de loketfunctie concreet vorm zullen geven. Zoals eerder beschreven kan de uitbouw van de loketfunctie ook gefaseerd gebeuren (bv. realisatie front en backoffice). Bovendien kan de uitbouw van de loketfunctie een opstap zijn naar de verdere realisatie van een Sociaal Huis. –
Tegen 1 mei 2009 zal een éénloketfunctie operationeel zijn die als aanloop kan dienen naar een volwaardig Sociaal Huis. Het voorlopige loket zal instaan voor onthaal, eerste (basis) adviesverlening en doorverwijzing van de hulpvragers Via de éénloketfunctie streven naar een optimale samenwerking met en doorverwijzing naar andere lokale actoren op het vlak van thuiszorg. (Wortegem-Petegem)
1.3.3 De doorverwijsfunctie ‘De doorverwijsfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het tot stand brengen van een ruime samenwerking met lokale actoren.’ (Artikel 10)
1.3.3.1 Niet alles hoeft onder één dak Het is niet de bedoeling dat in het Sociaal Huis, voor zover er voor de fysieke invulling wordt geopteerd, alle sociale dienstverlening wordt aangeboden. Via een goed werkende doorverwijsfunctie kunnen burgers ook worden verder geholpen. In de plannen wordt in dit verband gesproken van het Sociaal Huis als dienstenkruispunt, professioneel anker of sociaal servicepunt. –
Het Sociaal Huis is als het ware een professioneel anker om alle inwoners in contact te brengen met de juiste sociale dienstverlening. (Zemst)
58
Hoofdstuk 5
1.3.3.2 De tweede deur is de juiste Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen interne en externe doorverwijzing. Bij interne doorverwijzing gaat het om doorverwijzing tussen de partners ondergebracht in het - fysiek - Sociaal Huis, bijvoorbeeld van de front naar de backoffice. Bij externe doorverwijzing richt de doorverwijzing zich naar actoren buiten het Sociaal Huis. In diverse plannen wordt in dit verband gewezen op het belang van gerichte doorverwijzing. Dit betekent dat de burger vanuit het Sociaal Huis maximaal één keer wordt doorverwezen: ‘De tweede deur is de juiste.’ (Herentals).
1.3.3.3 Minimale of maximale doorverwijzing of iets daartussen? Er zijn verschillende gradaties in de manier waarop de doorverwijsfunctie kan worden ingevuld: – het louter doorgeven van informatie over de betreffende dienst; – het maken van een afspraak; – het verstrekken van informatie over nodige documenten; – het vergezellen van een cliënt naar de betreffende dienst; – opvolging; – het koppelen van een zorgtraject aan de doorverwijzing. Enkele voorbeelden die bovenstaande gradaties illustreren: – – – –
–
–
Het Sociaal Huis neemt stappen voor een gerichte doorverwijzing. Ook neemt het zelf contact op met diensten en maakt afspraken voor mensen waar ze bij zijn. (Heist-op-den-Berg) Doorverwijzing tussen de verschillende loketten: er kan reeds basisinformatie worden meegegeven en een afspraak worden gemaakt met het desbetreffende loket. (Harelbeke) De onthaalbediende verwijst correct door en begeleidt de hulpvrager indien hij elders intern of extern moet worden verder geholpen. (Hulshout) De baliemedewerker moet niet enkel weten wie bevoegd is voor wel beleidsterrein, maar ook correct kunnen doorverwijzen en reeds kunnen meedelen indien er voor bepaalde aanvragen documenten nodig zijn of eventueel reeds specifieke aanvraagformulieren ter beschikking stellen. (Lichtervelde) Het sociaal loket treedt actief op in het kader van doorverwijzing, legt de nodige contacten en maakt, in overleg met de cliënt, de nodige afspraken. Doorverwijzing leidt automatisch tot een terugkoppeling. In samenwerking met andere partners en met het akkoord van de cliënt wordt de mogelijkheid tot opvolging onderzocht. (Waregem) Doorverwijzing met zorgtraject. (Galmaarden)
Bij het louter verstrekken van informatie over een betreffende dienst kunnen we spreken van een eerder passieve invulling van de doorverwijsfunctie. De doorverwijsfunctie kan, net als de informatiefunctie, ook (pro)actiever worden ingevuld. In Zottegem spreekt men in dit verband van een activerend en waar nodig curatief sociaal beleid op maat.
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
59
1.3.3.4 Naar een activerend sociaal beleid op maat In het LSB-plan van Zottegem lezen we: ‘Een activerend sociaal beleid steunt op de talenten en de competenties van mensen, maar respecteert tegelijk ook hun beperkingen. Niet iedereen is in staat om op eigen kracht de weg te vinden naar de sociale grondrechten. Voor sommigen volstaat een duwtje in de rug of een duidelijke wegwijzer. Met anderen moet soms een lange weg afgelegd worden. Hulp- en dienstverlening is dus afhankelijk van het individu en van de situatie waarin het zich bevindt en is dus maatwerk.’ (Zottegem)
Hierbij wordt binnen de dienst- en hulpverlening volgende gradatie aangebracht: – Dienstverlenen: wie hulp nodig heeft en in staat is om zelf te oordelen op welke manier hij/zij uit de problemen kan komen, bepaalt zelf hoe en wat er dient ondernomen te worden. In dit geval is hulp verlenen = dienstverlenen. – Coachen: indien men zelf niet weet welke hulp er nodig is of hoe de situatie moet aangepakt worden. In dit geval is de hulp gericht op het terug in handen nemen van de situatie. Hulp verlenen = coachen. – Tijdelijk overnemen: als de situatie zo problematisch is dat men nog lang niet toe is aan oplossingen, maar dat er eerst rust en stabiliteit nodig is, dan is er directe actieve hulp nodig. Dan wordt hulp verlenen = even overnemen. Wanneer de situatie terug onder controle is en de hulpvrager het stuur weer overneemt, blijft nazorg belangrijk. – Overnemen: voor wie echt niet in staat is om op eigen kracht door het leven te gaan, moeten anderen overnemen en zij moeten er voor zorgen dat er een veilig bestaan gegarandeerd wordt. Pas dan wordt hulp verlenen = overnemen. 1.3.3.5 Link met integrale hulpverlening Doorverwijzing wordt in diverse plannen tevens in verband gebracht met integrale hulpverlening. –
Het Sociaal Huis dient de mensen te begeleiden naar integrale hulpverlening, (…) waar verschillende aspecten op elkaar worden afgestemd en zich richten tot de volledige hulpvraag. (Aalst)
Individueel cliëntoverleg kan een concrete methodiek zijn om tot integrale hulpverlening te komen. –
Begeleid doorverwijzen naar gespecialiseerde diensten en organisaties, evenals overleg met verschillende partners op diverse terreinen inzake individuele problemen. (Hamme)
1.3.3.6 Terreinkennis en samenwerking: noodzakelijke randvoorwaarden Een basisvoorwaarde met het oog op gerichte doorverwijzing is kennis van de sociale kaart bij de medewerkers in het Sociaal Huis.
60
–
Hoofdstuk 5
Iedere maatschappelijk werker tewerkgesteld in het Sociaal Huis kan sociale vragen en welzijnsvragen oplossen en zal doorverwijzen naar de gepaste dienst waar nodig. Het OCMW zal een sociale kaart uitwerken waaruit blijkt wie wat doet aan welzijn binnen de gemeente. (Wellen)
Zoals eerder aangegeven is een goede opleiding hiervoor noodzakelijk. Ook werkbezoeken kunnen het vervullen van de doorverwijsfunctie vergemakkelijken. –
Een goede opleiding voorzien voor al het personeel in verhouding tot hun functie; opleiden voor een begeleidende doorverwijzing; werkbezoeken organiseren voor het personeel bij elkaars diensten. (Wijnegem)
Een tweede essentieel element bij doorverwijzing is samenwerking en collegialiteit. – –
De doorverwijsfunctie is niet alleen over veel informatie beschikken, maar ook samenwerken. (Sint-Martens-Latem) Personen met specifieke behoeften worden, in het belang van de betrokkene, naar elkaar doorverwezen. Relevante informatie wordt op collegiale wijze gedeeld. (Hove)
Via de uitbouw van een netwerk kan deze samenwerking concreet gestalte krijgen. –
Opstarten van een netwerk Sociaal Huis in functie van informatie, afstemming en doorverwijzing. Dit kan deel uitmaken van het ruimere welzijnsoverleg. (Mechelen)
Om de samenwerking te bevorderen en duidelijk te afficheren, kan gedacht worden aan de uitwerking van een label of herkenningsteken. –
Samenwerkingsverband opzetten tussen gemeente- en OCMW diensten en diensten uit de private welzijnssector omtrent informatie en doorverwijzing. Diensten kunnen zich hierin inschrijven en krijgen dan bijvoorbeeld een label/een herkenningsteken dat ze op hun deur kunnen hangen. Zo weet iedere inwoner dat zij bij die dienst terecht kunnen met al hun vragen en dat ze met maximum 1 doorverwijzing op de juiste plaats zullen terecht komen, met de juiste papieren enzovoort. (Willebroek)
1.3.3.7 Hulpmiddelen Er kunnen diverse hulpmiddelen worden ingezet om de doorverwijsfunctie te vergemakkelijken. Volgende voorbeelden (al dan niet nog te ontwikkelen in het kader van het lokaal sociaal beleid) konden op basis van de plannen worden opgetekend. – – – – – – – –
fichesysteem met alle informatie over de actoren uit het sociale veld (sociale kaart op maat) (Hechtel-Eksel) digitale toepassing met informatie van private initiatieven (Evergem) goed gedocumenteerde handleiding voor de loketbedienden (Zele) inventaris van alle hulpverleningsorganisaties via website en evt. andere kanalen; inventaris maken van welzijnsgidsen, folders, enz. (Zaventem) digitale productencatalogus gemeente - OCMW (Anzegem e.a.) Rechtenverkenner en Soka (Damme) samenwerkingsovereenkomsten met derden (Damme) digitaal netwerk tussen de betrokken loketten (Wervik)
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
– – – –
61
uitwerken van procedures inzake doorverwijzing van hulpvragen (Kapellen) oprichten van een bilateraal welzijnsoverleg om te komen tot een gestructureerde samenwerking (Kapellen) organogram van waar men met welke vraag terecht kan (Wijnegem) uitwerken van een doorverwijssysteem (Wijnegem)
Om de opvolging na doorverwijzing te vergemakkelijken, kan een elektronisch dossieropvolgsysteem worden uitgewerkt. –
Er wordt doorverwezen wanneer een dienst niet in het Sociaal Huis is ondergebracht. Er wordt gewerkt met digitale formulieren (elektronische dossieropvolging). (Halle)
Sommige besturen zijn hierbij erg ambitieus. –
De productencatalogus wordt gekoppeld aan on-line aanvraagformulieren, de sociale kaart, Rechtenverkenner, een mailsysteem tussen de verschillende medewerkers van de loketten en op termijn ook een eigen outlookfunctie voor het maken van afspraken in andere loketten. Zodoende kan de medewerker bij een doorverwijzing reeds de nodige basisinformatie meegeven, een afspraak maken en de cliënt inlichten welke informatie hij eventueel dient mee te nemen. (Ieper)
1.3.3.8 Decentraliseren indien nodig Tot slot kan het schaalniveau waarop de doorverwijsfunctie wordt uitgewerkt verschillen. In grote steden kan geopteerd worden voor decentralisatie van de informatie- en doorverwijsfunctie tot op wijkniveau. –
Eerstelijnsdiensten geven gerichte informatie over dienstverlening en verwijzen adequaat door. Er wordt een voorstel uitgewerkt rond de decentralisatie van de informatie- en doorverwijsfunctie naar sociale dienstverlening op wijkniveau. (Brugge)
1.3.4 Andere functie(s) Naast de centrale functies van het Sociaal Huis (informatie-, loket- en doorverwijsfunctie), zoals ze in het decreet beschreven worden, nemen bijna één op vijf besturen (19%) ook andere functies op in het kader van het Sociaal Huis. Het betreft hulp- en dienstverlenende functies in het algemeen, ontmoetingsfuncties, en andere.
62
Hoofdstuk 5
1.3.4.1 Hulp- en dienstverlenende functies Tabel 5.5
Hulp- en dienstverlenende functies
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Toegangspoort
Bocholt
Vuurtorenfunctie
Wervik
Toegangspoort tot en volledige afhandeling op lokaal niveau van provinciale, Vlaamse en federale voorzieningen, diensten, premies en toelagen. Een callcenter neemt de wacht over wanneer de andere diensten van Stad en OCMW gesloten zijn. Tevens wordt dit het enige centrale telefoonnummer. Moeilijk bereikbare en niet mobiele doelgroepen (in het bijzonder personen met een handicap en bejaarden) proactief benaderen, onder meer via huisbezoeken. Problemen inventariseren, systematisch in kaart brengen, ontrafelen, mogelijke oplossingsperspectieven verkennen en, zo nodig, toetsen aan het mogelijk aanbod. Gebruik Rechtenverkenner. Kortdurende en niet gespecialiseerde begeleiding. In de andere gevallen is er sprake van doorverwijzing. Begeleiden van burgers/cliënten bij keuze alternatieven die zich bij een sociaal probleem en de oplossing ervan kunnen stellen. Overleggen met diensten, standpunten en situatie van de cliënt toelichten. Feedback en opvolging na doorverwijzing; contacten nemen met een dienst, met een cliënt, bezorgen van een document; uitbouw zorgopvolgsysteem. Registratie van gegevens.
Proactieve dienstverlening
Diest
Vraagverhelderingsfunctie
Halle
Rechtendetectie Begeleiding
Genk Halle
Adviseren/oriënteren
Halle
Bemiddelen
Halle
Nazorg/opvolging
Administratieve ondersteuning
Lochristi Halle Zwevegem Zwijndrecht Avelgem
In orde brengen van aanvragen en formaliteiten.
1.3.4.2 Ontmoetingsfuncties Tabel 5.6
Ontmoetingsfuncties
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Open huis
Aalter
Zitdagen
Erpe-Mere
Door uiteenlopende diensten onder 1 dak samen te brengen (...) kan vermeden worden dat het Sociaal Huis louter geassocieerd wordt met een probleemhuis. Zitdagen organiseren voor voorzieningen in het Sociaal Huis (bv. juridisch advies). Sociaal restaurant
Gemeenschapsbevorderende rol
Dendermonde Geetbets
Welzijnscafé
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
63
1.3.4.3 Andere Tabel 5.7
Andere functies
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Hefboomfunctie
Antwerpen
Signaalfunctie
Malle Zwijndrecht Halle
Sociale informatiepunten functioneren als hefboom (…) om de kwaliteit van de dienstverlening te verhogen, om de leemtes in sociale dienstverlening op te sporen en weg te werken en om toegang te verkrijgen tot moeilijk bereikbare burgers en/of klantengroepen. Zicht op leemtes in hulpverlening vanuit de praktijkervaring. Uitgesproken signaalfunctie met oog op structurele en preventieve acties. Tekortkomingen, aandachtspunten en structurele problemen in het welzijnsveld signaleren aan de verantwoordelijken van het sociaal beleid. Draaischijf t.a.v. sociale voorzieningen in de regio. Breed netwerk van sociale loketten (mutualiteiten, vakbonden, CAW). Het Sociaal Huis staat in voor zorgcoördinatie: - binnen het Sociaal Huis wordt hiertoe een zorgcoördinator aangesteld waarop externe en interne hulpverleners beroep kunnen doen. De focus ligt hier op multiprobleem situaties; - voor caseoverleg worden locaties ter beschikking gesteld; - de zorgvrager of zijn vertegenwoordiger wordt actief betrokken in dit overleg. Het Sociaal Huis met al zijn partners wordt de motor van het lokaal sociaal beleidsplan.
Draaischijf Netwerkfunctie
Bocholt Deinze
Zorgcoördinatie
Wetteren
Motor
Zemst
1.4 Opmerkelijke initiatieven rond het Sociaal Huis Tijdens de analyse van de plannen werden tevens opmerkelijke initiatieven rond de invulling van het Sociaal Huis opgetekend. Het betreft hier initiatieven die inspirerend kunnen zijn voor andere lokale actoren.
64
Hoofdstuk 5
1.4.1 Betrokken actoren Tabel 5.8
Betrokken actoren
Opmerkelijk initiatief
Gemeente
Beknopte omschrijving
Werkwinkel
Brecht
(idem)
Zwalm
Mogelijkheden aftoetsen of werkwinkel ook kan instappen in het digitaal netwerk tussen gemeentediensten en OCMW. Mogelijkheid om als werkwinkel zitdagen te houden in het Sociaal Huis wordt bekeken. Men wil nagaan of het haalbaar is de WIS-computer van de VDAB in het OCMW (Sociaal Huis) te plaatsen. Dit zou beter aansluiten bij het doelpubliek en misschien biedt dit ook meer kansen om de werkzoekenden te begeleiden bij het solliciteren (aanwezigheid van PWAbeambten of OCMW-maatschappelijk werksters die bijstand kunnen verlenen). Via het Sociaal Huis zal het samenwerkingsinitiatief thuiszorg (SIT) opnieuw worden opgestart en gecoördineerd. Er zal optimale thuiszorg worden aangeboden aan iedereen die erom vraagt. Via het zorgenplan op maat per patiënt/cliënt wordt gewerkt in een multidisciplinaire en pluralistische geest. De toegang tot het aanbod pro deo wordt uitgebouwd vanuit het Sociaal Huis in samenwerking met de lokale advocatuur en de orde van advocaten.
WIS-computer
Herwaardering SIT
Pro deo
Waarschoot
Zemst
Wetteren
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
65
1.4.2 Specifieke dienstverlening Tabel 5.9
Specifieke dienstverlening
Opmerkelijk initiatief
Gemeente
Beknopte omschrijving
Proactieve dienstverlening
Begijnendijk
Actief op zoek gaan naar ondergebruikte sociale voordelen (bijvoorbeeld een bepaalde premie die niemand aanvraagt). De eerste prioriteit voor het Sociaal Huis is bedoeld om de vele mensen die de (sociale) dienst nog niet kennen en misschien toch nodig hebben, actief op te sporen en aan te spreken. Proactief handelen wijkwerker in zijn wijk. Woonbegeleiding voor kansengroepen in de vorm van advies, contacten leggen, tussenkomsten voorzien in huurwaarborg, helpen bij nodige inschrijfprocedures, … Systematische behandeling van klachten en suggesties. Uitbouw van een registratiesysteem van de aanmeldingen. Begeleide doorverwijzing: gebruik van digitaal formulier met het oog op elektronische dossieropvolging. Rond actuele thema's/beleidsdomeinen wordt, in samenwerking met relevante actoren, de informatie- en doorverwijsfunctie samengebracht in een 'informatiewinkel'.
(idem)
Kuurne
(idem) (idem)
Zwevegem Beernem
Klachtenbehandeling Registratiesysteem
Begijnendijk Diest
Elektronische dossieropvolging Informatiewinkel
Halle Brugge
1.4.3 Specifieke doelgroepen Tabel 5.10
Specifieke doelgroepen
Opmerkelijk initiatief Dienstenkruispunt
Gemeente
Beknopte omschrijving
Bree
Thuiszorg en residentiële zorg moeten dichter bij elkaar gebracht worden. Daarom is een onderzoek aangewezen naar de haalbaarheid van een dienstenkruispunt, al of niet gecombineerd met het seniorenloket. Dit is geen zorgaanbieder, maar een zorgbemiddelaar en deze coördineert vanuit een neutrale houding alle aanwezige thuiszorg en residentiële zorg. Het Sociaal Huis is de instantie om een dienstenkruispunt op te richten. De organisatie van een centraal telefoonnummer voor kinderopvang. Dit nummer wordt gekoppeld aan het bestaande groen nummer Sociaal Huis. Aldus wordt een centraal nummer gecreëerd waar iedereen terecht kan met vragen rond seniorenvoorzieningen, kinderopvang, … Er wordt vanuit het Sociaal Huis een intensieve begeleiding opgezet naar daklozen die opgenomen zijn in een doorgangs- of noodwoning die beheerd wordt door het lokaal bestuur.
Centraal telefoonnummer
Daklozen
Wetteren
66
Hoofdstuk 5
1.4.4 Loketfunctie Tabel 5.11
Loketfunctie
Opmerkelijk initiatief Brugfunctie
Intake
Gemeente
Beknopte omschrijving
Bornem
De LSB-coördinator zit aan het loket: als brugfunctie tussen gemeente en OCMW en ook tal van andere taken bewaart ze het overzicht van wat er leeft op welzijnsvlak. Eenzelfde intakeformulier schuldhulpverlening door CAW, OCMW als Sociaal Huis. Eenzelfde begeleider die de cliënt blijft volgen. Huisbezoeken naar mensen die niet zelf naar loket kunnen komen. Naast ruime openingsuren ook afspraken voor mensen die niet tijdens de kantooruren kunnen komen. Jaarlijks de loketdiensten van gemeente en OCMW gezamenlijk vormen over het dienstenaanbod; jaarlijks de eerstelijnsmedewerkers vormen over de sociale kaart.
Aalst
Opvolging Bereikbaarheid
Opleiding personeel
Aalst Deinze
Waasmunster
1.4.5 Communicatie Tabel 5.12
Communicatie
Opmerkelijk initiatief Sms-dienst
Kansengroepen Nieuwe inwoners Rechtenverkenner Modale burger
Gemeente
Beknopte omschrijving
Kuurne
Inwoners die aangeven regelmatig op de hoogte gebracht te willen worden van nuttige sociale informatie ontvangen een sms’je met nieuws; voor cliënten van de sociale dienst wordt dit gebruikt als herinnering aan bijvoorbeeld een afspraak. Stimuleren persoonlijke contacten voor communicatie met kansengroepen. Bekend maken van Sociaal Huis bij nieuwe inwoners. Aanbod dienstverlening bekend maken via Rechtenverkenner. Binnen het gemeentelijk infoblad zal er een rubriek Sociaal Huis worden voorzien waarin zowel de gemeentelijke sociale dienst als de sociale dienst van het OCMW met elk een eigen rubriek wordt opgenomen. Voorzien van visitekaartjes met adres, contactgegevens en openingsuren gemeente en deze ter beschikking stellen van dokters, ziekenfondsen, rusthuizen.
Olen Zutendaal Wachtebeke Anzegem
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
67
1.4.6 Intergemeentelijke samenwerking Tabel 5.13
Intergemeentelijke samenwerking
Opmerkelijk initiatief
Gemeente
Beknopte omschrijving
Gezamenlijke planning en overleg
Zemst
Gezamenlijke jurist
Beernem
Sociale dienstverlening stopt niet bij de gemeentegrenzen. Diverse 'Sociale Huizen' in de regio kunnen komen tot gezamenlijke planning en periodiek overleg rond het aanbieden van dienstverlening. Sociaal Huis heeft erkenning voor schuldbemiddeling en in samenwerking met OCMW’s Zedelgem en Oostkamp hebben ze een jurist aangeworven om de kosten te delen.
1.4.7 Stigmatisering vermijden Tabel 5.14
Stigmatisering vermijden
Opmerkelijk initiatief
Gemeente
Niet stigmatiserende diensten in Sociaal Huis
Aalter
(idem) Internetlokaal
Aartselaar Dendermonde
Beknopte omschrijving ‘Gewone diensten’ worden ondergebracht in het Sociaal Huis zodat het stigma zal verdwijnen (bv. Academie voor Muziek, Woord en Dans; de Gemeentelijke Openbare Bibliotheek, de diensten Buitenschoolse kinderopvang, cultuur, Jeugd en Sport, de ondersteunende dienstverlening inzake verenigingswerk). Belastingaangifte informatiedagen laten plaatsvinden in Sociaal Huis. Snel-Weg: pc en internetlokaal voor jongeren en volwassenen die gratis informatica en internettoepassingen willen gebruiken (lessen volgen, huistaken maken, surfen op internet, …)
68
Hoofdstuk 5
1.4.8 Diverse Tabel 5.15
Diverse
Opmerkelijk initiatief
Gemeente
Mobiel Sociaal Huis
Anzegem
Flexibele kinderopvang
Beernem
Beknopte omschrijving Uitbouw mobiele dienstverlening die een efficiënte aanvulling dient te zijn op de dienstverlening binnen het concept Sociaal Huis. Binnen de mobiele punten zal er op de zitdagen telkens tegelijk iemand van het OCMW en van de gemeente aanwezig zijn. Door de uitbouw van mobiele antennepunten wordt enerzijds de bereikbaarheid van de sociale dienstverlening voor burgers gemakkelijker en anderzijds zal de gelijktijdige aanwezigheid van zowel iemand van OCMW als gemeente een serieuze meerwaarde betekenen inzake dienstverlening. Flexibele kinderopvang met dienstencheques in het Sociaal Huis.
2. Toegankelijkheid 2.1 Toegankelijkheid in het Sociaal Huis 2.1.1 De cijfers Tabel 5.16
Toegankelijkheid in het kader van het Sociaal Huis
Toegankelijkheid Duidelijk beschreven Geen informatie
Aantal 96 202
% (N=298) 32 68
In een derde (32%) van de lokale sociale beleidsplannen wordt toegankelijkheid in het kader van het Sociaal Huis duidelijk beschreven.
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
69
2.1.2 Hoe wordt toegankelijkheid beschreven? Voor de beschrijving van de invulling van het begrip ‘toegankelijkheid’ in het kader van het Sociaal Huis vertrekken we van de zogenaamde ‘7 B’s’ die vaak geassocieerd worden met toegankelijkheid (zie verder).12 Sommige besturen zijn erg ambitieus in het invullen van het toegankelijkheidsaspect in het kader van het Sociaal Huis en koppelen hier verschillende aspecten aan. –
–
Werken aan toegankelijkheid van uit het Sociaal Huis gaan wij op verschillende wijzen aanpakken: – door het aanbod zo te structureren dat het doorzichtiger wordt voor de burger; – door invulling te geven aan de loketfunctie; – door te werken aan bekendheid van de dienst- en hulpverlening; – door de fysieke en tijdruimtelijke toegankelijkheid te verbeteren; – door te werken aan een betere interne communicatie, doorverwijzing en cliëntopvolging; – door oog te hebben voor de psychologische toegankelijkheid; – door te werken aan een kwaliteitsvolle dienstverlening; – door het wegwerken van financiële drempels; – door het wegwerken van administratieve drempels; – door het wegwerken van sociaal-culturele drempels (Ternat). In het kader van het Lokaal Sociaal Beleidsplan streeft het lokale bestuur (gemeente en OCMW) naar een maximale toegankelijkheid voor de individuele sociale dienstverlening voor alle mensen met een hulpvraag en in het bijzonder voor de inwoners van onze gemeente. Mensen verwachten een concreet antwoord op hun vragen en complexe problemen. De hulpverleners moeten dit antwoord kunnen geven of ten minste een begin van een oplossing schetsen, zodat de betrokkene inzicht krijgt in zijn situatie en actief kan meewerken aan de oplossing, eventueel op langere termijn. Het lokale bestuur wenst een laagdrempelige, professionele, kwalitatieve eerstelijns dienst te zijn waar iedere inwoner terecht kan met zijn hulpvraag. Bovendien wil het lokale bestuur coördinerend optreden om te zorgen dat alle nodige welzijnsvoorzieningen in het bereik gebracht worden van alle inwoners. (Bree)
Andere besturen focussen op één of enkele aspecten van toegankelijkheid. 2.1.2.1 Bruikbaarheid Het betreft initiatieven die de bruikbaarheid van de dienstverlening vergroten (bv. door het streven naar meer samenhangende inhoudelijke pakketten van hulp- en dienstverlening zodat deze meer doorzichtiger worden voor de burger).
12 Bronnen: Vanmechelen O., Adriaens K. & Seurs R. (2007), Lokaal Sociaal Beleid Brussel. Van concept naar praktijk, Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad vzw, 42 p. Sels P. et al. (2008), Het concept ‘sociaal huis’ en het werken aan een toegankelijke dienst- en hulpverlening, sneuveltekst.
70
Tabel 5.17
Hoofdstuk 5
Bruikbaarheid
Trefwoord
Gemeente
Toegankelijke informatie Overlappingen wegwerken
Borsbeek
Aanbieding van een digitaal informatiekanaal.
Kapellen
Aanbod afgestemd op de noden
Vosselaar
Psychologische stap naar het OCMW opheffen; opvullen van leemtes en overlappingen; uitvoeren van actiepunten uit de toegankelijkheidsstudie. Visie: Het Sociaal Huis biedt een brede eerstelijns dienstverlening aan die is afgestemd op de noden van de bevolking en op het aanbod van alle andere sociale actoren. Gemeente en OCMW streven naar een laagdrempelige en toegankelijke hulpverlening waar iedereen kan binnen stappen zonder psychische of fysische belemmeringen. Het Sociaal Huis is een operationeel middel om te werken aan toegankelijkheid. Het Sociaal Huis breidt haar netwerk verder uit om de toegankelijkheid tot de sociale grondrechten te bevorderen. Zitdagen van verschillende organisaties van het Sociaal Huis. Betrekken van zoveel mogelijk private diensten in het Sociaal Huis. Via een netwerk van loketten wenst men de dienstverlening naar de burger toegankelijker te maken. Contactpunten (zoals woonwinkel, thuiszorgcontactpunt, etc.) worden gelinkt met het Sociaal Huis.
Samenwerking in functie van toegankelijkheid Zitdagen
HouthalenHelchteren
Betrekken private actoren Netwerk van loketten
Evergem
Eeklo
Waregem Zwevegem
Beknopte omschrijving
2.1.2.2 Betrouwbaarheid Het betreft initiatieven die de burger vertrouwen geven in de hulp- en dienstverlening. Tabel 5.18 Trefwoord
Gemeente Izegem
Beknopte omschrijving Het Sociaal Huis heeft de naam ‘t Antwoord gekregen om zo laagdrempelig mogelijk te zijn. ‘antwoord’ op alle sociale vragen, maar ook ‘an ’t woord’ referend naar toegankelijkheid en participatie.
2.1.2.3 Begrijpbaarheid Het betreft initiatieven die ervoor zorgen dat de informatie over hulp- en dienstverlening begrijpbaar is voor iedere burger.
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
Tabel 5.19
71
Begrijpbaarheid
Trefwoord Duidelijkheid
Gemeente
Beknopte omschrijving
Schelle
Naast de fysieke toegankelijkheid wordt tevens aandacht gegeven aan de duidelijkheid omtrent waar men voor bepaalde dienstverlening terecht kan. Nagaan of eventuele ingewikkelde formulieren en omslachtige procedures kunnen vereenvoudigd worden. Dat OCMW en gemeente voortaan zullen vertegenwoordigd zijn in één gebouw zal de dienstverlening transparanter maken, voor zowel personeel als bevolking. OCMW en gemeente zullen beter op de hoogte zijn van elkaars manier van werken en de doorverwijzing zal vlotter verlopen. Verder vormt het Sociaal Huis de brug tussen bevolking en lokale overheid. Het moet dan ook dé plaats zijn waar de burger terecht kan met al zijn vragen en opmerkingen. De antennepunten in de deelgemeentes zullen evenwel blijven bestaan. Het idee van de stadswinkel leverde de titel van ‘eenvoudigste stad 2007’ op. Dit zet aan tot een nieuwe uitdaging; de creatie van een ‘eenvoudige’ toegang tot de sociale dienstverlening in de stad. Deze stadswinkel wordt in de nabije toekomst verder inhoudelijk uitgewerkt. Hierbij wordt gekozen voor een duidelijke scheiding tussen front- en backoffice.
Formulieren en procedures
Knesselare
Transparante dienstverlening
Wetteren
Eenvoudige toegang
Waregem
2.1.2.4 Bekendheid De mate waarin het aanbod bekend is bij de beoogde doelgroep is essentieel voor de toegankelijkheid. Tabel 5.20
Bekendheid
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Communicatie
Turnhout
Kenbaar maken van het aanbod via duidelijke informatie en communicatie. Duidelijke signalisatie naar en één logo voor het Sociaal Huis. Bekijken of de bewegwijzering naar de diensten voldoende is en zo nodig bijstellen. Toegang tot informatie en tot verschillende diensten voor elke inwoner garanderen. Het lokaal bestuur zal de toegankelijkheid van de dienstverlening voor zijn inwoners verbeteren door het aanbod beter bekend te maken.
Signalisatie
Zwijndrecht
Bewegwijzering
Kampenhout
Toegankelijke informatie Bekendmaking aanbod
Geraardsbergen Zoutleeuw
72
Hoofdstuk 5
2.1.2.5 Bereikbaarheid Het betreft initiatieven die de hulp- en dienstverlening beter bereikbaar maken, zowel fysiek, ruimtelijk als in de tijd. Tabel 5.21
Bereikbaarheid
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Samen onder één dak Fysieke toegankelijkheid
Aartselaar Bornem
Verschillende diensten zitten samen met het OCMW. Fysieke toegankelijkheid in het kader van nabijheid openbaar vervoer, evenals in het kader van Personen met een Handicap (goedgekeurd door toegankelijkheidsbureau). Naar aanleiding van onder meer de ontoegankelijkheid van het huidige OCMW-gebouw wordt geopteerd voor toegankelijke nieuwbouw. Een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger en een optimaal bereik van de beoogde doelgroep met bijzondere aandacht voor kansarmen. Mobiel Sociaal Huis om toegankelijke dienstverlening te bieden aan iedereen. Toegankelijk door haar ligging en haar openingsuren. Permanent loket in hoofdgemeente, antennes in de deelgemeentes. Rolstoeltoegankelijk; huisbezoeken; bekendheid verbeteren, specifiek naar doelgroepen: bejaarden, daklozen, analfabeten, personen van buitenlandse afkomst; charter van Personen met een Handicap. Toeleiding Sociaal Huis verbeteren door middel van allerlei partners te stimuleren (dit gaat ook over inschakelen van postbodes, wijkagent, huisartsen),… Er worden duidelijke toegangspoorten gecreëerd naar de sociale dienstverlening. Er wordt een voorstel uitgewerkt rond de decentralisatie van de informatie- en doorverwijsfunctie naar sociale dienstverlening op wijkniveau. Nagaan of doelgroepen niet bereikt worden.
(idem)
Tienen
Bereiken van de doelgroep
Beringen
Mobiel Sociaal Huis
Tongeren
Openingsuren Antennepunten
Aalst Beveren-Waas
Huisbezoeken
Toeleiding
Deinze
Begijnendijk
Decentralisatie op wijkniveau
Brugge
Opsporen niet bereikte doelgroepen
Damme
2.1.2.6 Beschikbaarheid Het betreft initiatieven die maken dat de hulp- en dienstverlener voor de burger voldoende beschikbaar zijn.
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
73
Tabel 5.22 Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Hulshout
Hulshout wil toegankelijkheid en beschikbaarheid van de dienstverlening communiceren met de burgers (bijvoorbeeld openingsuren van gemeentehuis en OCMW op elkaar afstemmen). Wachttijden van publiek maximum 30 minuten.
Borsbeek
2.1.2.7 Betaalbaarheid Het betreft initiatieven die ervoor zorgen dat de hulp- en dienstverlening betaalbaar is voor iedere burger. Tabel 5.23
Betaalbaarheid
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Herzele
De toegankelijkheid van de verschillende dienstverleners wordt verhoogd op: fysiek, cultureel, financieel, psychologisch en sociaal vlak.
2.1.2.8 Andere Tabel 5.24
Andere voorbeelden van toegankelijkheid in het kader van het Sociaal Huis
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Stigma doorbreken
Boechout
Het OCMW heeft een te hoge drempel voor senioren; het Sociaal Huis kan hier tegemoet komen. Mentale toegankelijkheid; laagdrempelig en neutraal ten aanzien van OCMW of gemeente. Het Sociaal Huis moet zeer laagdrempelig zijn en niet stigmatiserend werken. Elke burger moet terecht kunnen in het Sociaal Huis voor informatie over zeer uiteenlopende levensdomeinen. Het drempelverlagend en stigma-ontwijkend karakter van het (…) Sociaal Huis zal kunnen worden afgeleid uit het feit dat zovele dienstenverstrekkers zullen worden samengebracht.
(idem)
Bornem
(idem)
Heist-op-denBerg
(idem)
Aalter
74
Tabel 5.24
Hoofdstuk 5
Andere voorbeelden van toegankelijkheid in het kader van het Sociaal Huis. Vervolg
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
(idem)
Waasmunster
(idem)
De Haan
(idem)
Veurne
Er zal gebruik gemaakt worden van een nieuw logo. Meteen verdwijnt ook het klassieke OCMW-logo bij vele vormen van sociale dienstverlening. Hiermee wordt vermeden dat heel wat zorgbehoevenden een mooi aanbod aan sociale dienstverlening blijven opzij schuiven omdat de aanbieder nog steeds teveel het etiket van de ‘openbare onderstand’ draagt. Laagdrempeliger dan het OCMW is het lokaal dienstencentrum: daarom de keuze om het loket daar te organiseren Het Sociaal Huis wordt een mensvriendelijk en een toegankelijk aanspreekpunt dat de drempelvrees voor overheidsdiensten en administratie moet wegwerken. Netwerk van partners, privé en openbaar, waarbinnen het OCMW samen met het gemeentebestuur de regierol opnemen, en ook de effectieve uitvoering van de dienstverlening op een toegankelijke wijze verzekeren, dit met bijzondere aandacht voor de kwetsbaren in onze lokale samenleving. Mogelijkheden om geïntegreerde toegang tot sociale dienstverlening te verzekeren. Zowel op vlak van de fysieke huisvesting van de diensten van beide besturen als op vlak van de interne organisatie werd hard gewerkt om te komen tot maximale toegankelijke dienstverlening voor de burger. Laagdrempelig onthaal en netwerk rond Sociaal Huis. De ontvangstruimtes in het Sociaal Huis worden op een klantvriendelijke wijze ingericht met bijzondere aandacht voor de privacy. Uitnodigen om binnen te gaan, aangename ontvangstruimtes waar ook de privacy gerespecteerd wordt. De infobalie is fysisch gemakkelijk bereikbaar; de mensen kunnen op een discrete manier de dienst bereiken. Toegankelijkheid van de dienstverlening optimaliseren door een beter onthaal en een klantvriendelijke benadering. Om de kwetsbare groepen op vlak van tewerkstelling, inkomensgarantie en gezondheidszorg te bereiken zal er gestart worden met de uitbouw van een Sociaal Huis met als doel de toegankelijkheid voor alle burgers te verhogen. Centraal in het Sociaal Huis is er de gezamenlijke loketfunctie die toegang verschaft tot alle sociale dienstverleningen binnen de gemeente. De informatieve en doorverwijsfunctie naar omliggende publieke en private welzijnsdiensten zijn eveneens belangrijk bij hulpverlening aan deze kwetsbare groepen. Het Sociaal Huis zal inspraak en participatie van de burger vergemakkelijken.
Aandacht voor kwetsbare groepen
Hove
Geïntegreerde dienstverlening Interne organisatie
Sint-Amands Vorselaar
Onthaal (idem)
Bocholt Wetteren
Privacy
LangemarkPoelkapelle Zuienkerke
Discretie Kwalitatieve dienstverlening Loketfunctie
Inspraak en participatie
Halen
KoksijdeOostduinkerke
De Panne
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
75
2.2 Toegankelijkheid los van het Sociaal Huis 2.2.1 De cijfers Tabel 5.25
Toegankelijkheid los van het Sociaal Huis
Toegankelijkheid Wordt duidelijk beschreven Geen info beschikbaar
Aantal
% (N=298)
138 160
46 54
Daar waar toegankelijkheid in het kader van het Sociaal Huis in 32% van de LSBplannen wordt beschreven, wordt toegankelijkheid los van het Sociaal Huis in 46% van de plannen beschreven. Dit betekent dat toegankelijkheid ook buiten het Sociaal Huis een belangrijk aandachtspunt is. 2.2.2 Hoe wordt toegankelijkheid los van het Sociaal Huis beschreven? Buiten de context van het Sociaal Huis houdt toegankelijkheid in het kader van het lokaal sociaal beleid in de eerste plaats verband met de fysieke toegankelijkheid voor mindervalide personen. Het gaat hier onder meer om: – toegankelijke huisvesting; – toegankelijkheid van de openbare weg (o.a. fietspaden, voetpaden, straten, …); – toegankelijke openbare gebouwen (o.a.bibliotheek, gemeentehuis, cultureel centrum, …); – verbeteren van mobiliteit; – parkeerbeleid voor minder mobiele personen (o.a. signalisatie parkeerplaatsen voor rolstoelpatiënten). In diverse gemeenten wenst men hiervoor samen te werken met een Toegankelijkheidsbureau. Daarnaast kan werken aan toegankelijkheid betrekking hebben op diverse andere aspecten.
76
Hoofdstuk 5
2.2.2.1 Thematisch werken aan toegankelijkheid Tabel 5.26
Thematisch werken aan toegankelijkheid
Trefwoord Cultuur, sport en vrije tijd
Gemeente
Beknopte omschrijving
Dilsen-Stokkem
Toegankelijkheid verhogen van verenigingsleven voor kansarme jongeren/kinderen. Verhogen van de toegankelijkheid tot sport en culturele activiteiten voor personen met een handicap. Niet enkel het invoeren van de kansenpas (socio-culturele en sportieve activiteiten voor kansarmen) maar ook als effect: de kansenpas moet gemakkelijk worden aangevraagd volgens duidelijke criteria. Toegankelijke en gelijke transparante ondersteuning vanuit gemeente naar alle verenigingen. Wandelroute voor rolstoelgebruikers ontwikkelen.
Ham, Holsbeek e.a. Erpe-Mere
Begijnendijk
Kinderopvang
Brecht, Herk-de-Stad Hamont-Achel
Sint-Truiden Lokeren Vilvoorde
Anzegem
Mobiliteit Communicatie
Brecht Dilsen-Stokkem Genk Herzele
Wetteren
Kortenberg Diest
De kinderopvang moet ervoor zorgen dat alle kinderen en ouders gelijke kansen krijgen. De opvanginitiatieven horen zeer toegankelijk te zijn. Het betekent eveneens dat begeleiders, kinderen en ouders met elkaar leren omgaan op een verdraagzame en democratische manier. Kinderopvang toegankelijk maken voor doelgroepen met specifieke zorgbehoefte. Verhoging aantal kinderopvangplaatsen. Er zal gestreefd worden naar betaalbare opvang die toegankelijk is voor iedereen. In dit verband zal er specifieke aandacht zijn voor occasionele en flexibele opvang om werkzoekenden meer mogelijkheden te bieden te solliciteren of een opleiding te volgen, en met de nadruk op een aanbod voor éénoudergezinnen. Meldpunt kinderopvang wordt omgevormd tot CKO (Centrum voor Kinderopvang). Bedoeling is dat gezinnen met alle vragen inzake kinderopvang en combinatie vrijetijdsopvang op 1 centraal punt terechtkunnen (éénloketfunctie inzake kinderopvang). Opstarten buurtbus voor ouderen en minder validen. Huis-aan-huis maaltijdbedeling bekendmaken voor senioren en Personen met een Handicap. Website OCMW en gemeente toegankelijk voor Personen met een Handicap via anysurferlabel. Verhogen van de toegankelijkheid van informatie en advies: zowel voor ouderen als voor jongeren (ouderen informatiepunt, jongereninformatiepunt, brochures, jeugdgids, website, …). Het taalgebruik in briefwisseling vanuit gemeente en OCMW naar de klant wordt toegankelijker gemaakt door het systematisch weren van vakjargon en ambtelijke taal. Elektronisch loket, elektronische premiezoeker; actualiseren van de welzijnsgids. Internetbus (toegankelijk internet).
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
Tabel 5.26
77
Thematisch werken aan toegankelijkheid. Vervolg
Trefwoord Huisvesting
Gemeente
Beknopte omschrijving
Geel
Laagdrempelig loket voor wonen. Klachten- en meldingsprocedure rond wonen organiseren. Huurmarkt toegankelijker maken voor personen met een handicap, ouderen, sociaal zwakkeren. Toegankelijk maken van alle informatie rond huisvesting (premies en dergelijke). Toegankelijkheid werkwinkel vergroten (toegang tot pc's). Toegankelijkheid van de dienstverlening rond werken: organiseren van vervoer, kinderopvang, … Bereikbaarheid, toegankelijkheid en betaalbaarheid van de dienstverlening voor (zorgbehoevenden) bejaarden met als doel de drempel om naar de diensten te stappen te verlagen. Overleg en samenwerking met betrokken actoren met het oog op een toegankelijke gezondheidszorg. Er wordt een voorstel uitgewerkt rond de toegankelijkheid van de gezondheidszorg en preventieve gezondheidszorg. Ontmoetingshuis in kader van gezondheidspreventie bij kansarmen. Het lokaal bestuur gaat de toegankelijkheid van de dienst juridisch advies voor alle inwoners verhogen. De dienstverlening moet meer en beter gekend zijn bij alle inwoners. Om ervoor te zorgen dat iedereen, ook mensen met een laag inkomen, beroep kunnen doen op juridisch advies, blijft deze dienst gratis ter beschikking. Brede school concept buurtgericht realiseren. Toegankelijkheid voor kansengroepen in het onderwijs verhogen. Vrijwilligerswerk in welzijnssector ondersteunen. Kansen tot vrijwilligerswerk stimuleren voor personen met een handicap en creëren bij de diensten van stad en OCMW.
Lochristi Duffel Werk
Herenthout Kalmthout
Gezondheid
Hulshout
Willebroek Brugge
Torhout Justitie
Onderwijs
Vrijwilligerswerk
Wijnegem
Lokeren Sint-Niklaas Lokeren Halle
78
Hoofdstuk 5
2.2.2.2 Doelgroepspecifiek werken aan toegankelijkheid Tabel 5.27
Doelgroepspecifiek werken aan toegankelijkheid
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Kansengroepen
Kapellen
Drempelverlagende initiatieven voor kansengroepen: herinrichten van een cybercafé in dienstencentrum. De missie het LSB in Mechelen bestaat er in dat iedere Mechelaar toegang heeft tot die instellingen, diensten, organisaties en voorzieningen die voor hem of haar van belang zijn om een menswaardig leven uit te bouwen en die hem of haar toegang bieden tot de sociale grondrechten. Hierbij gaat de bijzondere aandacht uit naar de meest kwetsbare groepen in de Mechelse samenleving. Toegang tot informatie en basiseducatie voor kansarmen. De stad neemt ondersteunende en aanvullende initiatieven die gericht zijn op het verhogen van de deelname van personen met een handicap aan het maatschappelijk, sociaal en cultureel leven; de focus ligt hierbij op het wegwerken van drempels die de toegankelijkheid belemmeren. Voor personen met een handicap worden initiatieven genomen om een zo groot mogelijke mobiliteit en een maximale basistoegankelijkheid te garanderen. Tevens wordt een aanspreekpunt toegankelijkheid opgericht. Divers en toegankelijk jeugdwerk: inclusief jeugdwerk stimuleren. Jeugdhelpdesk en infocentrum oprichten (ook met website). Toegankelijkheid van het jeugdwerk: verminderen van de financiële drempels. Toegankelijk maken van speelpleintjes voor kinderen met beperking. Senioren mogen niet het slachtoffer worden van gebrek aan voor hen toegankelijke informatie en communicatie. Senioren informeren zich nog meest via de traditionele mediakanalen. Het is de taak van de stad om de burgers te informeren, ook over de dienstverlening en zorg. Klare en eenvoudige communicatie is voor allen begrijpbaar (bv. via praktische seniorengids, ruimte voor informatie voor senioren op website Stad Bree, oprichting lokaal dienstencentrum met informatiefunctie, seniorenplattegrond, … De toegankelijkheid van de ouderenzorg verhogen: - uitwerken communicatie doorverwijzers; - verstevigen en uitbreiden mobiliteitsmogelijkheden; - continue analyse en opvolging van de zorgnood. Een eventuele overheveling van de mantelzorgpremie naar het OCMW zorgt ervoor dat op 1 adres alles rond thuiszorg, zowel voor senioren als voor andere begunstigden, gebundeld wordt. Tolkendienst uitbreiden.
Mechelen
Personen met een handicap
Deinze Mechelen
Bree
Kinderen/Jongeren
Zwalm
Heuvelland Essen Senioren
Bree
Laarne
Ardooie
Allochtonen
Diest
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
79
2.2.2.3 Laagdrempeligheid bevorderen Tabel 5.28
Laagdrempeligheid bevorderen
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Wommelgem
Het onthaal van nieuwe inwoners kan gebeuren op het OCMW i.p.v. op het gemeentehuis. Cultuur binnenbrengen op het OCMW (filmvertoning, namiddagmatinee, cursussen voor senioren, ontmoetingsplaats voor senioren, ...). Er wordt een onthaalloket ingericht in de gebouwen van de lokale besturen. De aanwezigheid van de juridische dienst, de consultatie van Kind en Gezin, de speel-otheek en andere diensten zorgt er voor dan iedereen wel eens bij het OCMW over de vloer moet.
Zemst
2.2.2.4 Bereikbaarheid Tabel 5.29 Trefwoord
Bereikbaarheid Gemeente
Beknopte omschrijving
Essen
Bereikbaar maken van dienstverlening: - openingsuren - signalisatie - eerstelijns loketfunctie - informatieverstrekking Toegankelijkheid diensten en voorzieningen gemeente verhogen: - openingsuren aanpassen - betaalbaarheid en toegankelijkheid van activiteiten, diensten en voorzieningen Toegankelijkheid van de dienstverlening verbeteren door decentralisatie op maat van de wijk en met inzet van vrijwilligers.
Kasterlee
Grimbergen
80
Hoofdstuk 5
2.2.2.5 Proactief werken aan toegankelijkheid Tabel 5.30
Proactief werken aan toegankelijkheid
Trefwoord
Gemeente
Beknopte omschrijving
Bereik van doelgroepen
Mechelen
Er wordt in het kader van het werken aan toegankelijkheid de komende periode van het LSB gezocht naar de mogelijkheden om bepaalde kansengroepen/doelgroepen te bereiken. Hulp- en dienstverleners worden hierin ondersteund en wisselen onderling hun strategieën uit om doelgroepen beter te bereiken. De inbreng van ervaringsdeskundigen, doelgroeporganisaties en dergelijke is hier van groot belang. Doelstelling: Informatie over diensten, toelagen, … toegankelijk maken voor hoogbejaarden; actief opzoeken noden. Operationalisering: alle 80 plussers bezoeken op één jaar, uitbreiding van de doelgroep naar lagere leeftijden en opvolging van alle 80-plussers, loket via seniorenteam sociale dienst OCMW, seniorengids opmaken. Het stedelijk informatieblad en de website zijn reeds goed ingeburgerde informatiekanalen maar zij zullen bepaalde doelgroepen zoals laaggeletterden onvoldoende of niet bereiken. Intermediairen, dienstverleners aan huis... kunnen ook ingezet worden om de informatie aan huis te brengen.
Huisbezoeken
Informatie aan huis
Waasmunster
Zottegem
2.2.2.6 Participatie als opstap naar toegankelijkheid Tabel 5.31 Trefwoord
Participatie als opstap naar toegankelijkheid Gemeente
Beknopte omschrijving
Kaprijke
Deelname vertegenwoordiger seniorenraad aan de stuurgroep dorpskernvernieuwing. Actieve ouderenparticipatie bevorderen.
Lokeren
Toegankelijkheid en Sociaal Huis
81
2.2.2.7 Andere manieren om aan toegankelijkheid te werken Tabel 5.32
Andere manieren om aan toegankelijkheid te werken
Trefwoord Gelijke toegang tot dienstverlening
Planning
Gemeente
Beknopte omschrijving
Leopoldsburg
De gemeente bevordert de toegankelijkheid van diensten en voorzieningen, opdat iedereen die een aanbod/product wenst of nodig heeft, dit op gelijkwaardige voorwaarden kan verwerven en de diensten en dienstverlening (h)erkent. In alle beleidsplannen wordt toegankelijkheid meegenomen voor specifieke doelgroepen. Gelijke kansenbeleid wordt geïmplementeerd in elk beleidsdomein. De gemeente maakt werk van het uitgebreid toegankelijkheidsengagement van de provincie zodat toegankelijkheid een aandachtspunt wordt in alle domeinen. De integrale toegankelijkheid (fysiek, mentaal en sociaal) bevorderen, met specifieke aandacht voor doelgroepen. Instap(h)prijs: prijs voor handelaars die hun winkel of dienst toegankelijk maken (staph: stedelijke adviesraad personen met een handicap). Tweejaarlijkse toegankelijkheidstrofee voor middenstanders. Hoffelijkheidactie organiseren voor handelaars: toegankelijkheid van het handelspand in de kijker zetten. Drempel verlagen tussen burger en beleid.
Deerlijk Zwevegem Herent
Integrale toegankelijkheid Prijs voor toegankelijke winkels
Roeselare Deinze
(idem)
Diest
(idem)
Sint-GenesiusRode Borsbeek
83
HOOFDSTUK 6 PARTICIPATIE
Het lokaal bestuur maakt één lokaal sociaal beleidsplan dat minstens de volgende elementen bevat: (…) 5° een beschrijving van de wijze waarop de bevolking en lokale actoren bij de voorbereiding van het beleidsplan betrokken werden en bij de uitvoering en de voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid zullen betrokken worden. (Artikel 4)
In dit hoofdstuk maken we, overeenkomstig het decreet, een onderscheid tussen de betrokkenheid bij de voorbereiding van het lokaal sociaal beleidsplan enerzijds en de uitvoering en voortgang van het LSB-plan anderzijds.
1. Betrokkenheid bij de voorbereiding van het LSB-plan 1.1 Betrokkenheid bevolking, lokale actoren, doelgroep(organisaties) Tabel 6.1
Betrokkenheid bij de voorbereiding van het LSB-plan
Betrokkenheid Bevolking Lokale actoren Doelgroepen of doelgroeporganisaties Geen informatie beschikbaar* *
Aantal
% (N=298)
171 237 117 45
57 80 39 15
Het kan hier zowel gaan om gemeenten waarin geen werk gemaakt werd van participatie bij de voorbereiding van het LSB-plan als om gemeenten die niet rapporteerden over participatie in hun LSB-plan.
Vooral lokale actoren (80%) werden betrokken bij de voorbereiding van de plannen. 57% van de lokale besturen heeft ook de bevolking op de één of andere
84
Hoofdstuk 6
manier betrokken. Doelgroepen of doelgroeporganisaties werden in 39% van de gemeenten bij de voorbereiding betrokken. 1.2 Over welke doelgroep(organisaties) gaat het? Tabel 6.2
Betrokken doelgroep(organisaties) bij de voorbereiding van het LSB-plan
Betrokken doelgroep(organisatie)
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere
Aantal
23 13 82 25 39 22 49
% op plannen waarbij doelgroep(organisaties) betrokken worden (N=117) 20 11 70 21 33 19 42
Het zijn voornamelijk de ouderen (70%) die betrokken worden bij de voorbereiding van de lokale sociale beleidsplannen. Van de gemeenten die doelgroepen betrekken, gaat het in één op drie gemeenten (33%) om jongeren en in één op vijf gemeenten om personen met een handicap, kinderen en personen met een laag inkomen.13 Allochtonen worden het minst betrokken (11%). Opvallend is tevens de grote categorie ‘andere’ (42%). Volgende tabel geeft een overzicht van de betreffende doelgroepen of doelgroeporganisaties.
13 Rekening houdend met de informatie in de categorie ‘andere doelgroepen’, betreft het hier wellicht een onderschatting.
Overzicht van andere doelgroepen(organisaties) betrokken bij de voorbereiding van het LSB-plan
Doelgroepen Personen met een handicap - mensen met een verstandelijke beperking Allochtonen - vreemdelingen Ouderen - alleenstaande ouderen en buurtbewoners Personen met een laag inkomen - cliënten en gebruikers van OCMW-diensten - huurders OCMW - mensen in budgetbeheer/leefloon - bewoners sociale woningen Kansengroepen algemeen - kansengroepen (bv. tewerkstelling) - groepen met minder behartigde belangen - moeilijk te bereiken doelgroepen Gezinnen - (jonge) ouders - gezinnen - gebruikers kinderopvang
Doelgroepen (vervolg) Personeel - gemeente- en OCMW personeel - poetsvrouwen poetsdienst - werknemers kringwinkel Zieken - (chronisch) zieken - mensen met psychische problemen - mensen met alcoholproblemen Werkzoekenden/werknemers - (langdurig) werklozen - tewerkgestelden via werkwinkel - mensen in sociale tewerkstelling Vrijwilligers - vrijwilligers - mantelzorgers Diverse - oudervereniging basisschool - moedergroep CAW - ouder- en cursistgroepen - thuislozen - huisartsen - caféhouders
Doelgroeporganisaties Kinderen en jongeren - jeugddienst - LOP - Kind en Gezin Ouderen - Seniorenraad - centrumraad van het dienstencentrum Werkzoekenden - VDAB - Werkwinkel - ACV Zieken - mutualiteiten - medische sector - CM/CAW Diverse - (sociale) bouwmaatschappij - Regionale Welzijnsraad - bewonersraden
Participatie
Tabel 6.3
85
86
Hoofdstuk 6
2. Betrokkenheid bij de uitvoering en voortgang van het plan 2.1 Betrokkenheid bevolking, lokale actoren, doelgroep(organisaties) Tabel 6.4
Betrokkenheid bij de uitvoering en voortgang van het LSB-plan
Betrokkenheid
Aantal
Bevolking Lokale actoren Doelgroepen of doelgroeporganisaties Geen info beschikbaar* *
% (N=298)
71 99 53 183
24 33 18 61
Het kan hier zowel gaan om gemeenten waarin geen werk gemaakt wordt van participatie bij de uitvoering en voortgang van het LSB-plan als om gemeenten die niet rapporteerden over participatie in hun LSB-plan.
In 61% van de plannen is geen informatie te vinden of en op welke manier de bevolking of lokale actoren betrokken zullen worden bij de uitvoering en voortgang van het LSB-plan. Participatie richt zich ook hier in hoofdzaak op lokale actoren (33%), gevolgd door de bevolking (24%) en doelgroepen of doelgroeporganisaties (18%). 2.2 Over welke doelgroep(organisaties) gaat het? Tabel 6.5
Betrokken doelgroep(organisaties) bij de uitvoering en de voortgang van het LSB-plan
Betrokken doelgroep(organisatie)
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere
Aantal
13 3 30 12 19 12 14
% op plannen waarbij doelgroep(organisaties) betrokken worden (N=53) 25 6 57 23 36 23 26
Net als bij de voorbereiding van het plan, zijn het opnieuw de ouderen (57%) die het meest zullen participeren bij de uitvoering en de voortgang van het plan. Jongeren komen op de tweede plaats (36%). Allochtonen worden het minst vernoemd (6%). Andere doelgroepen of –organisaties die vernoemd worden zijn:
Participatie
Tabel 6.6
87
Overzicht van andere doelgroepen(organisaties) betrokken bij de uitvoering en de voortgang van het LSB-plan
Doelgroepen - kansengroepen/risicogroepen - gezinnen (met nood aan kinderopvang) - (alleenstaande) ouders - senioren - cliënten sociale dienst OCMW - minderheden
Doelgroeporganisaties - alle adviesraden - ziekenfondsen - ziekenzorg
Andere -
thuiszorgdiensten school gezins- en welzijnsraad cultuurraad Lokaal overleg kinderopvang
3. Voorbeelden van participatie Onderstaande tabel bundelt enkele voorbeelden van hoe participatie in de praktijk vorm kreeg of kan krijgen.14
14 Zoals in het begin van het rapport aangegeven was de analysetijd ontoereikend om deze topic volledig uit te werken. De voorbeelden zijn gebaseerd op slechts een deel van de plannen.
88
Tabel 6.7
Hoofdstuk 6
Voorbeelden van participatie
Trefwoord
Gemeente
Platform Denkdag Expertengroep Stuurgroep
Geel Bilzen Brugge
Adviesraad
Brugge
(idem)
Wuustwezel
Wetteren
Bevraging
Evergem
(idem)
Bonheiden
(idem) (idem)
Halen Westerlo
Beknopte omschrijving Betrekken van lokale actoren: via Welzijns Overlegplatform. Organisatie van een denkdag om oplossingen te bedenken. In de Gemeenteraad en de Raad voor Maatschappelijk Welzijn werd beslist om een Expertengroep en een Stuurgroep op te richten. In de Stuurgroep zetelen naast ambtenaren en mandatarissen van de Stad en het OCMW ook vertegenwoordigers van belangrijke medespelers op het vlak van het lokaal sociaal beleid: de twee onafhankelijke CAW’s; het samenwerkingsinitiatief Thuiszorg; de Regionale Welzijnsraad; het Subregionaal Tewerkstellingscomité en vakorganisaties. Zij vormen het forum waarop de voorstellen rond het lokaal sociaal beleid getoetst en bijgestuurd worden. De expertengroep bestaat uit personeelsleden van de stadsadministratie: de afdelingschef van de Dienst Onderwijs, Maatschappelijke Begeleiding en Jeugd, de preventieambtenaar en de coördinator Stedenbeleid en uit personeelsleden van de OCMW-administratie: de Adviseur Maatschappelijke Dienstverlening, de bestuurssecretaris Secretariaat en de afdelingschef van de dienst Schuldbemiddeling. Zij zullen de eerste aanzetten moeten geven voor het beleidsplan in het kader van het lokaal sociaal beleid. Strategische planning houdt echter ook een toetsing in. Naast de betrokken actoren, zullen ook de Brugse bevolking, en zeker de groep van mensen die aangewezen zijn op de dienst- en hulpverlening, moeten gehoord worden rond de opmaak van het lokaal sociaal beleid en de uitbouw van een Sociaal Huis. Een bevraging van de Brugse bevolking over alle domeinen die behoren tot het lokaal sociaal beleid, lijkt een haast onmogelijke opdracht. In Brugge wordt voortgebouwd op een traditie van adviesraden en andere inspraakorganen. Bovendien zijn in Brugge sinds kort ook twee verenigingen waar armen het woord nemen. Zij kunnen een belangrijke rol spelen in het participatieproces van ‘groepen met minder behartigde belangen’. Daarnaast wordt er naast het aanspreken van bepaalde doelgroepen ook gezocht naar communicatiekanalen om de bevolking in het algemeen bij de uitbouw van het lokaal sociaal beleid te betrekken. Het lokaal sociaal beleid wordt opgevolgd door een coördinatiegroep en een vaste adviesgroep: netwerk sociaal Wuustwezel, waarin alle bestaande adviesorganen vertegenwoordigd zijn. De adviesraden krijgen een hoge mate van inspraak. Het beleidsplan werd toegelicht en ter amendering voorgelegd aan de verschillende adviesraden (cultuurraad, lokaal overleg kinderopvang, ouderenraad, samenwerkingsinitiatief thuiszorg, jeugdraad, welzijnsraad). Bevraging bij opmaak omgevingsanalyse: kent de burger de dienstverlening en is deze toegankelijk? Speciaal voor de jeugd een enquête on-line en bij deelnemers van grabbelpas en swap. Enquête ‘behoeften senioren’. Behoefteonderzoek kinderopvang.
Participatie
89
4. Participatie is een groeiproces In het ideale geval is het LSB-plan een gedragen plan, zoals volgend citaat illustreert. ‘Omdat het plan doorheen een proces van samenwerken met partners is opgesteld, is het een zeer gedragen plan. Zowel organisatiewerkers en beleidsmensen zaten samen rond de tafel om elkaar beter te leren kennen en te waarderen. Dit is al een succes op zich. Doorheen het proces hebben we een grote betrokkenheid ervaren van externe partners die er samen met de gemeente en het OCMW voor gaan. Het is geen ‘politiek’ plan, maar een plan van en door het middenveld.’ (Zandhoven)
Uit de analyse van de plannen blijkt evenwel dat participatie bij diverse lokale besturen nog in de kinderschoenen staat en een groeiproces is. In sommige gemeenten diende in eerste plaats de banden tussen gemeente en OCMW te worden aangehaald, alvorens een bredere participatie van andere lokale actoren vorm te kunnen geven. ‘Tijdens het proces van de opmaak van dit plan werd duidelijk dat er nog veel taken van het gemeentebestuur onduidelijk zijn voor het OCMW en vice versa. Er werd dan ook gesteld om voor het eerste lokaal sociaal beleidsplan in eerste instantie gemeente en OCMW als partners voorop te stellen. Lokale actoren kunnen na evaluatie van het plan of bij het volgende lokaal sociaal beleidsplan nauwer worden betrokken. Gedurende de eerste periode van drie jaar krijgen alle lokale actoren die betrokken zijn in de afgebakende domeinen, de kans zich uit te spreken over de voorziene acties op hun beleidsdomein en adviezen te formuleren voor aanpassing of bijsturing van dit lokaal sociaal beleidsplan.’ (Ardooie)
Het belang van participatie wordt evenwel doorgaans duidelijk onderkend. ‘Stad en OCMW willen eerlijk toegeven dat de doelstelling van betrokkenheid van lokale actoren en bevolking bij de ontwikkeling van het LSB plan 2008-2013 niet ten volle is behaald en de meerwaarde van de participatie van deze actoren aan het plan niet ten volle is benut. Het lokale beleid erkent de waarde en de rol van de lokale actoren en van het maatschappelijk middenveld in ruime zin: dienstverlenende derden, organisaties, instellingen, verenigingen en burgers en respecteert tevens de autonomie van deze actoren. Zij kunnen immers ook toegangspoorten zijn tot allerlei grondrechten en tot een volwaardig en menswaardig leven. Het lokale beleid wil ten opzichte van deze actoren zijn regierol ten volle uitspelen: faciliteren en ondersteunen en, waar nodig, aanvullend werken. Maar bovenal wenst het lokale beleid een partnerschap aan te gaan en te zoeken naar meer en betere vormen van samenwerking en van participatie. Dit toekomstig partnerschap is dan ook een belangrijke doelstelling in het LSB-plan. Een van de eerste uitgangspunten van het LSB-plan is dat dit plan een startpunt is en een uitnodiging tot dialoog en samenwerking. Zo is er vanuit het bestuursakkoord het engagement om een Mechels welzijnsoverleg op te starten.’ (Mechelen)
Anderen beschouwen het lokaal sociaal beleidsplan als een dynamisch instrument dat voortdurend dient bijgestuurd te worden, in overleg met diverse partners.
90
Hoofdstuk 6
‘Het is geen plan dat alles vastlegt voor de komende 6 jaar. Het plan betekent een start voor verder overleg met de talrijke organisaties die actief zijn op het terrein van welzijn. Voortdurend bijsturen is dus belangrijk.’ (Wellen)
91
HOOFDSTUK 7 SECTORALE PLANVERPLICHTINGEN
De Vlaamse regering bepaalt het model van het lokaal sociaal beleidsplan en bepaalt welke beleidsplannen door het beleidsplan ‘lokaal sociaal beleid’ geheel of gedeeltelijk worden vervangen. (Artikel 4)
1. Integratie van andere sectorale plannen Op het moment van de opmaak van de lokale sociale beleidsplannen waren lokale besturen enkel verplicht om het lokaal plan kinderopvang te integreren. Lokale besturen waren evenwel vrij om ook andere plannen te integreren. Of en de mate waarin dit gebeurde, wordt weergegeven in onderstaande tabel.15 Tabel 7.1
Integratie van andere sectorale plannen*
Andere plannen worden geïntegreerd 1. Minderhedenbeleidsplan 2. Ouderenbeleidsplan 3. Actieplan diensteneconomie 4. Beleidsplan inzake overleg en samenwerking in de welzijnssector 5. Cultuurbeleidsplan 6. Jeugdwerkbeleidsplan 7. Sportbeleidsplan 8. Mobiliteitsplan 9. Schoolvervoersplan 10. Milieubeleidsplan 11. Ander(e) plan(nen) Geen andere plannen worden geïntegreerd
*
Aantal
% (N=298)
196 2 37 0 0
66 1 12 0 0
18 30 15 0 0 0 35 102
6 10 5 0 0 0 12 34
Met uitzondering van de lokale beleidsplannen kinderopvang.
15 Onder ‘geïntegreerd’ wordt verstaan dat het plan/de plannen (a) hetzij in bijlage is/zijn toegevoegd, (b) hetzij verweven is/zijn in het lokaal sociaal beleidsplan (zie bijlage 3).
92
Hoofdstuk 7
Twee op drie gemeenten (66%) integreren andere lokale plannen in hun lokaal sociaal beleidsplan. Het gaat hier in de eerste plaats om het Ouderenbeleidsplan (12%), gevolgd door het Jeugdbeleidsplan (10%), het Cultuurbeleidsplan (6%) en het Sportbeleidsplan (5%). In 35 gemeenten worden nog andere dan de opgesomde plannen geïntegreerd. De lokale beleidsplannen kinderopvang werden hier niet bijgeteld, aangezien deze verplicht werden geïntegreerd. Volgende tabel geeft een overzicht. Tabel 7.2
Andere geïntegreerde lokale plannen
Gemeentebeleidsplan OCMW meerjarenplan Bibliotheekbeleidsplan Ruimtelijk structuurplan Woonbeleidsplan Strategisch veiligheids- en preventieplan Convenant diversiteitsbeleid
Noord-Zuid convenant Zorgstrategisch plan Beleidsplan alcohol- en drugpreventie Participatieplan Lokaal veiligheidsplan Communicatieplan gemeente
2. Integraal sociaal beleid en coördinatie gaan hand in hand Om tot een geïntegreerd, efficiënt en effectief lokaal sociaal beleid te komen, is coördinatie van de verschillende deelthema’s een basisvoorwaarde. Dit wordt ook geïllustreerd in volgend fragment. ‘Het goede nieuws is dat de verschillende beleidsplannen elkaar alvast niet tegenspreken. Meer nog, ze vullen elkaar aan. Het is dan ook mogelijk om een overkoepelende visie en gemeenschappelijke doelstellingen uit te werken, zonder dat hiermee afbreuk gedaan wordt aan de verschillende plannen. Toch lijkt een betere afstemming van de verschillende plannen aangewezen. Veel beleidsplannen hebben linken met elkaar of proberen via andere acties dezelfde doelstellingen te bereiken (soms zonder onderlinge afstemming). Om een efficiënt en effectief Sociaal Beleid te kunnen voeren, zullen de lokale besturen hun coördinatierol ten volle moeten opnemen. Per thema (of strategische doelstelling) zou dan ook een coördinatieopdracht moeten gegeven worden aan een overlegplatform of dienst. Op die manier kan een optimale samenwerking en inzet van middelen bereikt worden en kunnen acties nog beter op elkaar afgestemd worden. Deze coördinerende rol is ook van belang, omdat uit de analyse blijkt dat heel veel verschillende diensten in het welzijnslandschap actief zijn.’ (Brugge)
3. Opvallende initiatieven rond planning Volgende opvallende initiatieven rond planning werden geïnventariseerd.
Sectorale planverplichtingen
Tabel 7.3
93
Opmerkelijke initiatieven rond planning
Trefwoord Strategieboom
Drie-traps-systeem
Gemeente
Beknopte omschrijving
Zandhoven
Visuele voorstelling van verschillende stappen: 1. Omgevingsanalyse 2. Brainstorming 3. Strategische doelstellingen 4. Tactische doelstellingen 5. Operationele doelstellingen 6. Concrete actie 7. Resultaten, indicatoren Het beleidsplan vormt de basis voor de verdere uitbouw en verbetering van de bestaande dienst- en hulpverlening. Doordacht drie-traps-systeem: 1. Cliëntniveau: dienst- en hulpverlening op maat; 2. Organisatieniveau: gestructureerd overleg met verschillende actoren; 3. Beleidsniveau: globaal plan en een planning om tot een eenvormig beleid te komen. LSB-plan is het Strategisch plan Geel dat geldt als kader voor alle andere plannen. LSB-plan wordt uitdrukkelijk benoemd als koepelplan van alle andere plannen (als een kader) binnen het lokale bestuur. Jaarlijks in september evalueren, eventueel bijsturen en herformuleren van de strategische en operationele doelstellingen en acties. Jaarlijks overleg m.b.t. het formuleren van eventuele bijkomende doelstellingen en acties. Evaluatieformulier werd voorzien per actie.
Bilzen
Koepelplan
Geel
(idem)
Genk
Evaluatie
Evaluatieformulier
Zonhoven
Essen
4. Toemaatje: nog niet vernoemde opmerkelijke initiatieven Ter afsluiting nog volgende opmerkelijke, grappige, originele, … initiatieven die uit de plannen werden geplukt en die we de lezer niet willen onthouden.
94
Tabel 7.4
Hoofdstuk 7
Andere opmerkelijke initiatieven
Trefwoord Werk Bedrijvenloket Peter en meter Ontbijtinformatiesessies Jobinstuif Huisvesting Preventie tegen vereenzaming Nieuwe woonvormen
Aangepast wonen Betaalbaar wonen
Senioren Seniorenplattegrond
Mobiele knoppenwinkel Goedemorgentelefoon Proactief handelen
Vrijwilligers(werk) Vrijwilligerscentrale
Gemeente
Beknopte omschrijving
Balen
Eénloketfunctie in kader van op weg helpen en wegwijs maken van bedrijven. Peter- en meterschap voor sociaal tewerkgestelden, met vorming door OCMW voor de peter/meter. Lokale werkgevers inzake tewerkstellingsmaatregelen informeren en sensibiliseren via ontbijtinformatiesessies i.s.m. VDAB en RVA. In contact brengen van werkzoekenden met werkgevers.
Sint-GenesiusRode Buggenhout
Begijnendijk Bonheiden
Zele
Genk Vilvoorde
Bree
Genk
Geetbets Gistel
Gingelom; Gistel
Een aantal senioren die niet graag alleen wonen samenbrengen in 1 huis tegen vereenzaming (juridische dienst bekijkt fiscale en administratieve gevolgen). Jaarlijkse beloning van een project waarbij mensen zorgzaam omgaan met ruimte of nieuwe woonvormen realiseren. Architectuurwedstrijd met thema: aangepast wonen. Jaarlijks wordt een aantal woningen uit het woningbestand van de Inter-Vilvoordse Maatschappij voor Huisvesting door de stad aangekocht. Deze worden dan via een reglement met specifieke toekenningsvoorwaarden opnieuw verkocht. Samen met de realisatie van sociale verkavelingen en sociale koopappartementen moet dit de prijzen op de huisvestingsmarkt mee helpen drukken. Het ontwerpen van een seniorenplattegrond die voorziet in de behoeften van senioren. De seniorenplattegronden kunnen de openbare toiletten, rustbanken, parkeerplaatsen voor personen met een handicap, seniorenverenigingen en petanque velden, e.a. lokaliseren (= een uitdaging voor de seniorenraad). Mobiele knoppenwinkel: toelichting over bediening van (huishoud-)toestellen (microgolf, gsm, wasmachine, …) voor senioren door vrijwilligers. Goedemorgen telefoon (senioren). Proactief handelen: het lokaal bestuur spoort eenzame ouderen op. Het personeel van thuiszorgdiensten krijgt een signaalfunctie: - antwoordkaartjes ter beschikking stellen om bezoek aan te vragen; - opbellen vanuit Callcenter; - initiatieven voor thuis wonende 80-plussers verder zetten; - buurtwerking. Uitbouw databank vrijwilligers (vrijwilligerscentrale).
Sectorale planverplichtingen
Tabel 7.4
95
Andere opmerkelijke initiatieven. Vervolg
Trefwoord Kledingadvies op maat
Gezin Crisiskinderopvang Jongeren Mobiele jeugdwerker
Gemeente
Beknopte omschrijving
Deinze
Via de kringwinkel kan je goedkope kledij vinden; misschien vinden we een modebewuste vrijwilliger die advies op maat geeft over kleding, kapsel, make-up, …
Assenede
Kinderopvang Flexiko: crisiskinderopvang wanneer snel kinderopvang nodig is.
Geraardsbergen
Mobiele jeugdwerker om probleem hangjongeren tegen te gaan. Aanmoedigen jeugdverenigingen om fairtrade producten aan te kopen.
Fairtrade
Zwalm
Mobiliteit Bibliobus
Bever
Mobi+ Diverse Peter en meter Signaalfunctie wijkagent Visitekaartjes
Beersel
Dessel Wachtebeke Wachtebeke
Spelenderwijs leren omgaan met krediet
Zomergem
Toetsing zelfredzaamheid
Ardooie
Bibliobus: in de bibliotheek van omliggende gemeente per computer een boek bestellen dat dan per bus wordt gebracht. Mobi+: een opfriscursus voor de 55+ chauffeurs die rijden voor de mindermobielencentrale. Peter- en metergezinnen voor asielzoekers. Beklemtonen signaalfunctie wijkagent (i.h.b. wat betreft gezinnen in crisissituaties). Visitekaartjes maken per maatschappelijk werkster waarop de coördinaten vermeld staan en waarop afspraken kunnen genoteerd worden. Spelvormen i.v.m. omgaan met krediet die eventueel onder begeleiding van de sociale dienst van het OCMW ter beschikking kunnen worden gesteld van de middelbare scholen, de jeugdraad, Welzijnsschakels. Toetsing zelfredzaamheid bij budgetbeheer: Budgetbeheer is er voor zij die effectief problemen ondervinden met het beheer van hun eigen centen, wat kan veroorzaakt zijn door hun zwakke gezondheid, hoge schuldenlast of nog andere elementen maar budgetbeheer mag geen gemakkelijkheidsoplossing worden. Wellicht is het aangewezen te zoeken naar een toetsing van de zelfredzaamheid om misbruiken uit te schakelen en ook het waardegevoel bij de maatschappelijk werkster te vrijwaren.
97
HOOFDSTUK 8 CONCLUSIES
Het beleidsplan wordt voor 31 december van het eerste jaar van een nieuwe legislatuur goedgekeurd en beslaat een periode van zes jaar, met een tussentijdse evaluatie en bijsturing na drie jaar. (Artikel 4)
1. Diversiteit en originaliteit Lokaal sociaal beleid is een term die vele ladingen dekt. In het decreet van 19 maart 2004 werd lokaal sociaal beleid gedefinieerd aan de hand van de sociale grondrechten. Een gemeente kan evenwel zelf kiezen welke thema’s in het lokaal sociaal beleidsplan worden opgenomen, wat een grote diversiteit mogelijk maakt. Uit de analyse van de plannen komt deze diversiteit duidelijk naar boven. De diversiteit uit zich onder meer in de thema’s en doelgroepen die lokale actoren centraal stellen in het lokaal sociaal beleid, evenals in de waaier aan actoren waarmee men samenwerkingsverbanden wenst aan te gaan. Ook het concept Sociaal Huis wordt op verschillende manieren ingekleurd, afgestemd op de lokale noden en behoeften. Daarnaast krijgt ook coördinatie een invulling-op-maat. In de plannen vinden we ook vele goede - en originele - praktijken die inspiratie kunnen bieden voor andere gemeenten bij de verdere invulling van hun lokaal sociaal beleid.
2. Lokaal sociaal beleid als proces Vorm geven aan lokaal sociaal beleid is een proces. De lokale sociale beleidsplannen dienen dan ook dynamisch te worden opgevat. Samenwerking, zowel tussen lokale besturen onderling als met derden, is een essentieel gegeven om lokaal sociaal beleid écht tot een ‘sociaal’ beleid te maken. Het behalen van één van de doelstellingen van het lokaal sociaal beleid, namelijk het bevorderen van de samenwerking tussen gemeentebestuur en OCMW, lijkt in
98
Hoofdstuk 8
positieve zin te evolueren. Dit kwam onder meer tot uiting in het gezamenlijk opnemen van de coördinatie van het lokaal sociaal beleid. Samenwerking vraagt evenwel onderling vertrouwen en verder durven kijken dan de eigen strikte bevoegdheden. Vaak is hierrond, zowel op gemeentelijk niveau als op centraal niveau, nog heel wat voorbereidend werk te doen. Het feit dat lokaal sociaal beleid zoveel deelthema’s omvat, maakt samenwerking op het terrein geen eenvoudige zaak. Hoewel we van mening zijn dat men samenwerking niet kan ‘afdwingen’, maar dat dit vooral van onderuit moet groeien, zijn bepaalde besturen vragende partij om hierrond meer slagkracht te krijgen. Dit blijkt ook uit onderstaand voorbeeld. ‘Voor heel wat vraagstukken is de Vlaamse overheid bevoegd. En daar knelt wat ons betreft het schoentje. Het decreet op lokaal sociaal beleid geeft geen enkel dwingend instrument (zoals verplichte adviezen) dat kan bijdragen tot een betere sturing en afstemming van overheids- en particuliere initiatieven. Hierdoor blijft het sociale beleid een beleid van vooral het lokaal bestuur. Verder zien we dat de meeste extra financiële middelen (flankerend onderwijsbeleid, jongerenwerkloosheid, opvoedingsondersteuning, flexibele en occasionele opvang) vooral en in vele gevallen enkel naar de centrumsteden vloeien. Dit plaatst de gemeente in een zwakke concurrentiële positie. Vele welzijnsorganisaties kiezen dan ook om hun werkterrein vooral in die centrumsteden te ontwikkelen.’ (Willebroek)
Een werkend lokaal sociaal beleid impliceert tevens dat actoren elkaar – en elkaars aanbod – voldoende kennen, dat er voldoende wordt overlegd en dat er voldoende tijd (i.e. geld) voor wordt vrijgemaakt. Ook dit blijkt niet steeds evident. ‘Door een niet optimaal planningstraject in de periode 2006-2007 moeten we nu wat tijd inhalen. We hebben als actoren elkaar niet voldoende leren kennen, er is geen grondig overleg geweest, er waren onvoldoende personele middelen beschikbaar. Deze ‘tekortkoming’ onder ogen durven zien is meteen ook dé sterkte van dit plan. We gaan eerst werken ààn overleg om daarna te gaan samenwerken in overleg.’ (Zelzate)
Maar ook de Vlaamse overheid gaat niet geheel vrijuit. Eén van de voornaamste gesignaleerde knelpunten is het gebrek aan initiatief om daadwerkelijk de planlast te verminderen, zoals meermaals werd beloofd. ‘Het decreet LSB had initieel als doel om de planlast voor lokale besturen te verminderen. Sectorale plannen moesten opgenomen in of vervangen worden door het LSB plan en timing van deze plannen afgestemd op het LSB plan. Deze doelstelling van het decreet werd echter niet gehaald. Daar de timing en procedures van al deze plannen onderling verschillen, kan het zijn dat sommige doelstellingen geformuleerd in het LSB voorwaardelijk zullen zijn vermits ze afhangen van latere, definitieve uitwerking en goedkeuring binnen het betreffende sectorale plan. Bijsturingen kunnen nodig zijn. De opmaak van de volgende stedelijke clusters voor het LSB loopt parallel met de opmaak van die sectorale plannen: kinderopvang (lokaal plan kinderopvang), jeugdwelzijn (jeugdbeleidsplan), opvoedingsondersteuning,
Conclusies
99
ouderen (ouderenbeleidsplan), allochtonen (minderhedenbeleidsplan), onderwijs (onderwijsplan in het kader van het decreet op het flankerend onderwijs).’ (Mechelen)
Tot slot stelden we ook enkele ‘hiaten’ vast in thema’s en doelgroepen die weinig of niet aan bod komen. Vooral de allochtonen blijven nog te vaak aan de kant staan. Ook blijkt binnen lokaal sociaal beleid weinig aandacht te gaan naar initiatieven gericht naar kansarme buurten.
3. Van woorden naar daden Het blijft belangrijk om te onderstrepen dat de lokale sociale beleidsplannen in de huidige staat dienen gelezen en geïnterpreteerd te worden als ‘intentieverklaringen’. De uitdaging bestaat er nu voor de lokale actoren in om de vele acties en ideeën in de praktijk om te zetten. Pas na de eerste tussentijdse evaluatie zal duidelijk worden of en in hoeverre de lokale actoren er daadwerkelijk in slagen om hun woorden in daden om te zetten. De vele intenties zijn alleszins veelbelovend.
4. Tot slot: lokaal sociaal beleid is … Lokaal sociaal beleid is … – iedere burger een stem geven; – over de muur van de eigen dienst durven kijken; – vertrouwen in plaats van wantrouwen; – van drempels treden maken; – zelf de eerste stap zetten als de cliënt aarzelt; – van passieve naar proactieve dienstverlening; – leemtes in sociale dienstverlening opsporen en wegwerken; – het Sociaal Huis zien als draaischijf naar het welzijnsaanbod; – …
101
BIJLAGEN
103
Bijlage 1 / Leden stuurgroep Didier Caluwaerts
Joost Bronselaer Julie Cristens Leen Sannen Tania Coosemans Tine Van Regenmortel Trees Van Eykeren
Wetenschappelijk medewerker Kenniscentrum Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Vlaamse Overheid (tot oktober 2008) Wetenschappelijk medewerker Kenniscentrum Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Vlaamse Overheid Beleidsmedewerker Team Samenleving, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Vlaamse Overheid Onderzoeksexpert HIVA-K.U.Leuven, onderzoeksgroep Armoede, maatschappelijke integratie en migratie Teamhoofd Team Samenleving (tot juli 2008) Onderzoeksleider Armoede, maatschappelijke integratie en migratie HIVA-K.U.Leuven Raadgever kabinet van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
104
Bijlage 2 / Analyseschema Tabel b2.1 Analyseschema GEÏNTEGREERDE FORMAT ANALYSE LSB-PLANNEN: GEMEENTELIJKE FICHE 1. IDENTIFICATIE 1.1 Provincie
(naam provincie)
1.2 Gemeente
(naam gemeente)
1.3 Postcode
(postcode)
2. ACTIES EN MIDDELEN
Worden volgende elementen opgenomen? 2.1 Doelstellingen 2.2 Acties 2.3 Timing 2.4 Inschatting middelen 2.5 Indicatoren of meetinstrumenten 2.6 Andere, namelijk: 2.7 Andere, namelijk: 2.8 Andere, namelijk:
Ja=1 Neen=0
Opmerkingen
Welke inhoudelijke thema's en doelgroepen maken deel uit van het plan? Sociale grondrechten Hoofdthema
Subthema
Doelgroepen
3.1 Werk
(geen subthema)
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
Trefwoorden (Lokale) werkwinkel Arbeid Buurt- en nabijheidsdiensten (Hulp bij) werkloosheid PWA Sociale economie (Sociale) tewerkstelling Werk 3.2 Gezin
Subthema
Doelgroepen
3.2.1 Gezinsbeleid algemeen
Algemeen
Trefwoorden Gezin Gezinsbeleid
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Analyseschema
3. INHOUDELIJKE THEMA'S EN DOELGROEPEN
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
105
Algemeen
106
3.2.2 Kinderopvang
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.2.3 Opvoedingsondersteuning
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.2.4 Ander subthema, namelijk:
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen
Bijlage 2
Andere doelgroep, namelijk:
Subthema
Doelgroepen
3.3.1 Armoede
Algemeen
Trefwoorden Achterstelling (Kans)armoede Armoedebestrijding
Personen met een handicap Allochtonen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Analyseschema
3.3 Welzijn
Ouderen Kinderen Jongeren
3.3.2 Maatschappelijke dienstverlening Trefwoorden (Algemene) sociale dienstverlening Maatschappelijke dienstverlening Premie Uitkering Sociale voordelen Schuldbemiddeling 3.3.3 Integrale jeugdhulp
Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
107
108
3.3.4 Thuiszorg
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.3.5 Mantelzorg
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.4 Gezondheid
Subthema
Doelgroepen
3.4.1 Preventie
Algemeen
Trefwoorden Gezondheidspromotie Gezondheidsinformatie
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen
Bijlage 2
Jongeren
Analyseschema
Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.4.2 Curatie
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.4.3 Geestelijke gezondheidszorg
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.5 Justitie
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen
109
110
Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen
3.6 Huisvesting
Subthema
Andere doelgroep, namelijk: Doelgroepen
3.6.1 Sociale huisvesting
Algemeen
Trefwoorden Sociaal huisvestingsbeleid Sociale huisvesting Sociale woning Noodwoningen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen
3.6.2 Wonen voor ouderen Trefwoorden Rusthuizen Serviceflats Begeleid wonen Zorgwonen
Andere doelgroep, namelijk: Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen
3.6.3 Dak- en thuisloosheid
Andere doelgroep, namelijk: Algemeen
Bijlage 2
Personen met een handicap
Analyseschema
Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.6.4 Ander subthema, namelijk:
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.7 Cultuur, sport en vrije tijd Trefwoorden Cultuur Cultuur- en vrijetijdsbeleid Sociaal-culturele participatie Sport Vrijetijd
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
111
Trefwoorden Gelijke onderwijskansen (GOK) Levenslang leren Onderwijs Opleiding Volwassenenonderwijs Vorming
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
112
3.8 Onderwijs en vorming
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.9 Gezond leefmilieu Trefwoorden Duurzaam Ecologie (Leef)milieu Milieuconvenant
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
Bijlage 2
Trefwoorden Mobiliteit Vervoer
Subthema
(geen subthema)
Doelgroepen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap
Analyseschema
Thema's naast sociale grondrechten 3.10 Mobiliteit
Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.11 Toegankelijkheid
Subthema
Doelgroepen
3.11.1 Toegankelijkheid in kader van Sociaal Huis
Algemeen
Trefwoorden Sociaal Huis
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
3.11.2 Toegankelijkheid los van Sociaal Huis
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen
113
114
Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.12 Communicatie
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.13 Veiligheid
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen
Bijlage 2
Andere doelgroep, namelijk:
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap
Analyseschema
3.14 Diversiteit
Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.15 Wijk- en buurtontwikkeling
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
115
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
116
3.16 Vrijwilligerswerk
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.17 Ontwikkelingssamenwerking
Subthema
Doelgroepen
Trefwoorden
Algemeen
N/Z beleid ontwikkelingshulp fair trade
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
Bijlage 2
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
Personen met een handicap
Analyseschema
3.18 Ander thema, namelijk:
Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk: 3.19 Ander thema, namelijk:
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
117
Subthema
Doelgroepen
(geen subthema)
Algemeen
0 = afwezig 1 = beperkt aanwezig 2 = gedetailleerd aanwezig
Opmerkingen
118
3.20 Ander thema, namelijk:
Personen met een handicap Allochtonen Ouderen Kinderen Jongeren Personen met een laag inkomen Andere doelgroep, namelijk:
Bijlage 2
Analyseschema
4. SAMENWERKING c) Thema('s) waarrond wordt samengewerkt
a) Welke (vorm van) samenwerking wordt beschreven?
4.1 Betrokken actoren
1=formeel overleg op niveau van actoren / organisaties 2=casusgebonden overleg 3=formele schriftelijke samenwerkingsovereenkomst 4=informele samenwerking 5=delen van infrastructuur en / of materiaal 6=gezamenlijke vorming voor het personeel 7=gezamenlijke projecten voor de cliënten 8=andere vorm (specifiëren!)
b) Geografisch: niveau van samenwerking 1=wijk 2=gemeente 3=bovenlokaal
1=Werk 2=Gezin 3=Welzijn 4=Gezondheid 5=Justitie 6=Huisvesting 7=Cultuur, sport en vrije tijd 8=Onderwijs en vorming 9=Gezond leefmilieu 10=Mobiliteit 11=Toegankelijkheid 11a)=Sociaal Huis 11b)=toegankelijkheid los van Sociaal Huis 12=Communicatie 13=Veiligheid 14=Diversiteit 15=Wijk- en buurtontwikkeling 16=Vrijwilligerswerk 17=Ontwikkelingssamenwerking 18=Ander thema (specifiëren!)
d) Indien het samenwerking in het kader van het Sociaal Huis betreft: op welke manier wordt de actor betrokken? 1=fysiek ingebed 2=zitdag(en) 3=via samenwerkingsafspraken
4.1.1 Tussen gemeentebestuur en OCMW 4.1.2 Tussen OCMW's onderling 4.1.3 Tussen gemeentebesturen onderling 4.1.4 Tussen lokale besturen en derden 1) Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW) Specificatie: 2) Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGGZ) Specificatie: 3) Comité Bijzondere Jeugdzorg Specificatie: 4) RISO (Regionaal Instituut Samenlevingsopbouw) Specificatie:
119
120
5) Voorziening voor personen met een handicap Specificatie: 6) Voorziening voor senioren Specificatie: 7) Thuiszorg (thuisverpleging, poetsdiensten, klusjesdiensten, …) Specificatie: 8) allochtonen (onthaalbureau’s, migrantenverenigingen, …) Specificatie: 9) Verenigingen waar armen het woord nemen Specificatie: 10) tewerkstellingsdiensten Specificatie: 11) opleidingscentra Specificatie: 12) huisvesting (Sociale huisvestingsmaatschappijen, sociale verhuurkantoren, huurdersbonden, …) Specificatie: 13) mutualiteiten Specificatie: 14) ziekenhuizen Specificatie: 15) justitiële diensten Specificatie: 16) dienstencentra Specificatie: 17) buurtcentra Specificatie: 18) Andere: 19) Andere: 20) Andere: 4.2 Wie coördineert het lokaal sociaal beleid?
Ja=1 Neen=0
Beknopte beschrijving
4.2.1 OCMW 4.2.2 Gemeentebestuur 4.2.4 OCMW en gemeentebestuur afwisselend, afhankelijk van het thema
Bijlage 2
4.2.3 OCMW en gemeentebestuur samen
Beknopte beschrijving
Pagina voor bijkomende informatie
Ja=1 Neen=0
Paginanummering voor bijkomende informatie
Ja=1 Neen=0
Beknopte beschrijving
Analyseschema
4.3 Zijn er nog andere opmerkelijke initiatieven i.v.m. samenwerking die nog niet werden vermeld? 4.3.1 4.3.2 4.3.3 5. TOEGANKELIJKHEID A. Toegankelijkheid in kader van het Sociaal Huis 5.1 Wat is de stand van zaken van het Sociaal Huis?
5.1.1 De lokale besturen hebben de intentie om een Sociaal Huis uit te werken. 5.1.2 De onderhandelingen in verband met de uitbouw van een Sociaal Huis zijn bezig. 5.1.3 Het Sociaal Huis is gerealiseerd.
5.2 Welke invulling krijgt het Sociaal Huis?
Paginanummering voor bijkomende informatie
5.2.1 Nog uit te klaren 5.2.2 Fysiek Sociaal Huis 5.2.3 Netwerk tussen organisaties (met balie) 5.2.4 Digitaal Sociaal Huis 5.2.5 Andere invulling, namelijk: 5.3 Hoe krijgen, binnen de verschillende invullingen van het Sociaal Huis, de centrale functies uit het decreet LSB concreet vorm?
Worden deze functies beschreven? Ja=1 Neen=0
Beknopte beschrijving
Pagina voor bijkomende informatie
5.3.1 Informatiefunctie 5.3.2 Loketfunctie 5.3.3 Doorverwijsfunctie
121
Beknopte beschrijving
Pagina voor bijkomende informatie
Wordt dit begrip beschreven? Ja=1 Neen=0
Beknopte beschrijving
Pagina voor bijkomende informatie
Beknopte beschrijving
Pagina voor bijkomende informatie
122
5.4 Worden er aan het Sociaal Huis in deze gemeente nog andere functies gekoppeld? 5.4.1 Andere functie: 5.4.2 Andere functie: 5.4.3 Andere functie: 5.4.4 Andere functie:
5.5 Hoe krijgt het begrip ‘toegankelijkheid’ gestalte binnen het Sociaal Huis?
5.6 Zijn er nog andere opmerkelijke initiatieven i.v.m. het Sociaal Huis die nog niet werden vermeld?
B. Toegankelijkheid los van het Sociaal Huis 5.7 Worden er in het kader van het toegankelijker maken van de dienstverlening voor de burger nog andere initiatieven genomen, naast het Sociaal Huis?
Ja=1 Neen=0
5.8 Indien ja, om welke initiatieven gaat het dan?
a) Beknopte omschrijving
c) Paginanummering voor bijkomende informatie
5.8.1 Initiatief 1: 5.8.2 Initiatief 2: 5.8.3 Initiatief 3: 5.9 Zijn er nog andere opmerkelijke vaststellingen i.v.m. toegankelijkheid die nog niet werden vermeld?
Ja=1 Neen=0
Beknopte beschrijving
Paginanummering voor bijkomende informatie
Bijlage 2
6.1 Betrokkenheid bij de voorbereiding van het LSB-plan
Ja=1 Neen=2
Opmerkingen
Ja=1 Neen=0
Opmerkingen
Analyseschema
6. PARTICIPATIE
6.1.1 Wordt de wijze waarop de bevolking betrokken werd bij de voorbereiding van het LSB-plan beschreven? 6.1.2 Wordt de wijze waarop lokale actoren betrokken werden bij de voorbereiding van het LSB-plan beschreven? 6.1.3 Is er daarbij aandacht voor specifieke doelgroepen of doelgroeporganisaties? 6.1.4 Zo ja: om welke doelgroepen of doelgroeporganisaties gaat het?
6.2 Betrokkenheid bij de uitvoering en voortgang van het LSBplan 6.2.1 Wordt de wijze waarop de bevolking betrokken wordt bij de uitvoering en voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid beschreven? 6.2.2 Wordt de wijze waarop de lokale actoren betrokken worden bij de uitvoering en voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid beschreven? 6.2.3 Is er daarbij aandacht voor specifieke doelgroepen of doelgroeporganisaties? 6.2.4 Zo ja: om welke doelgroepen of doelgroeporganisaties gaat het?
123
124
7. SECTORALE PLANVERPLICHTINGEN Ja=1 Neen=0
Opmerkingen
Ja=1 Neen=0
Opmerkingen
Beknopte omschrijving
Pagina voor bijkomende informatie
7.1 Worden, naast het lokaal plan kinderopvang, andere sectorale plannen geïntegreerd in het lokaal sociaal beleidsplan? 7.2 Welke andere sectorale plannen worden geïntegreerd in het lokaal sociaal beleidsplan? Sectorale planverplichtingen lokale besturen 7.2.1 Minderhedenbeleidsplan 7.2.2 Ouderenbeleidsplan 7.2.3 Actieplan diensteneconomie 7.2.4 Beleidsplan inzake overleg en samenwerking in de welzijnssector 7.2.5 Cultuurbeleidsplan 7.2.6 Jeugdwerkbeleidsplan 7.2.7 Sportbeleidsplan 7.2.8 Mobiliteitsplan 7.2.9 Schoolvervoersplan 7.2.10 Milieubeleidsplan Andere 7.2.11 Ander plan, namelijk: 7.2.12 Ander plan, namelijk: 7.2.13 Ander plan, namelijk: 8. OVERIGE OPVALLENDE INITIATIEVEN
Bijlage 2
8.1 Zijn er nog opvallende initiatieven die nog nergens werden geregistreerd? 8.1.1 Samenwerking 8.1.2 Planning 8.1.3 Sociaal Huis 8.1.4 Participatie 8.1.5 Ander thema, namelijk:
125
Bijlage 3 / Begeleidende nota bij globale synthese
Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2014 Begeleidende nota bij globale synthese 20 mei 2008 Leen Sannen
1.
Situering
1.1
Situering globale opdracht
In kader van de Vlaamse opvolging van het lokaal sociaal beleidsplan, zoals voorzien in het decreet Lokaal Sociaal Beleid van 19 maart 2004, begeleidt het HIVA: de ontwikkeling van een analysemodel. Deze analyse moet een beeld geven van de initiatieven die genomen worden om welzijnsnoden in te vullen op lokaal niveau. Deze voorbeelden kunnen leiden tot opmerkelijke initiatieven en beleidsadviezen op Vlaams niveau. Daarnaast inventariseert de analyse de gemeenschappelijke knelpunten die lokale besturen ondervinden in het uitvoeren van het lokaal sociaal beleid. De analyse verloopt getrapt: in een eerste fase leidt ze vooral tot een globale synthese. In een tweede fase kunnen thematische analyses gemaakt worden. Op basis van de organisatorische randvoorwaarden kunnen per fase meerdere modellen worden voorgesteld; de uitvoering van de analyses in functie van een globale synthese; de uitvoering van thematische analyses met op de eerste plaats de focus op de jaarthema’s toegankelijkheid en samenwerking; de rapportage van opmerkelijke initiatieven; de ontsluiting van analysegegevens. 1.2
Situering model 1
Model 1 is bedoeld voor de opmaak van een globale synthese van de lokale sociale beleidsplannen 2008-2014. Zij bevat een concreet analysemodel met toetsingscriteria. De globale synthese is voornamelijk kwantitatief (cijfermatig) van aard, maar bevat daarnaast ook enkele inhoudelijke toetsingscriteria, mede met het oog op het inventariseren van de opgenomen thema’s en doelgroepen enerzijds en de stand van zaken van het Sociaal Huis anderzijds. De globale synthese (fase 1) is bedoeld om een zicht te krijgen op wat de lokale besturen verstaan onder lokaal sociaal beleid (o.a. welke thema’s en doelgroepen komen aan bod). In een tweede fase (de thematische synthese) gaan we na hoe concreet wordt vormgegeven aan lokaal sociaal beleid. Op de stuurgroep van 26.02.2008 werd beslist om de formele toets te integreren in de globale synthese. Nadien werd evenwel beslist om de formele toets apart uit te voeren. In voorliggend document werden de elementen van de formele toets verwijderd.
126
Bijlage 3
2.
Plan van aanpak om tot een model voor globale synthese te komen
2.1
Eerste ontwerp op basis van bestaande analysemodellen en literatuur (februari 2008)
Voor de uitwerking van het model voor de globale synthese werd vertrokken van het screeningsmodel opgesteld en gehanteerd door Vlaamse administratie voor de analyse van de lokale sociale beleidsplannen 2006-2007. Hieraan werden nieuwe toetsingscriteria toegevoegd. Tevens werden suggesties geformuleerd om bestaande criteria aan te passen of weg te laten. Daarnaast werden volgende bronnen geraadpleegd: ACW (2008), De sociale spiegel 2, interne nota werkgroep welzijn, 19.01.2008. Crabbé A., Gysen J. & Leroy P. (2006), Vademecum Milieubeleidsevaluatie, Vanden Broele, Brugge, 362 p. Sels P. & Vancauwenberghe G. (2007), “Sorry, geen tijd voor strategische planning! Strategische planning in lokale besturen: het Lokaal Sociaal Beleidsplanningsproces als case”, OCMW-Visies, nr. 3. Suykens M. (2007), Een toekomst voor het sociaal beleid, VVSG, 8 p. (interne nota). Vanackere S. (2007), Beleidsbrief 2007-2008. Van Nieuwenhove K. (2006), Het Lokaal Sociaal Beleidsplan, stand van zaken op 15 april 2006, Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Afdeling Welzijn en Samenleving, Cel lokaal sociaal beleid, 9 p. (interne nota) Vlaamse Regering (2006), Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 19 maart 2004 betreffende het lokaal sociaal beleid. Vlaamse Regering (2004), Decreet betreffende het lokaal sociaal beleid, 19 maart 2004. 2.2
Bespreking op stuurgroep 26.02.2008
Een eerste versie van het model voor de globale synthese, evenals de uit te klaren punten, werden in de stuurgroep van 26.02.2008 besproken. De stuurgroep bestond uit leden van het Team Samenleving, het Kenniscentrum, het kabinet en HIVA-K.U.Leuven. 2.3
Aanpassing model (maart 2008)
Op basis van de input van de stuurgroep van 26.02.2008 werd het model aangepast. Per mail werd de herwerkte versie voorgelegd aan de stuurgroepleden. Bijkomende suggesties werden in het model opgenomen. 2.4
Gezamenlijke analyse van enkele plannen (testdag 6 mei 2008)
Om na te gaan of het model werkbaar is, evenals in functie van het komen tot een uniforme werkwijze, werden enkele plannen door het HIVA, het kabinet, het Team Samenleving en het Kenniscentrum gezamenlijk geanalyseerd en besproken. Tevens werd naar oplossingen gezocht voor knelpunten in het bestaande model. 2.5
Aanpassing model n.a.v. testdag
Naar aanleiding van de testdag van 6 mei 2008 werd het model verder aangepast. (Zie nota ‘Verantwoording aanpassing globale synthese op basis van testdag 6 mei 2008’).
Begeleidende nota bij globale synthese
2.6
127
Finale aftoetsing stuurgroep 26.05.2008
Alvorens de analyse op te starten, wordt het model een laatste keer inhoudelijk afgetoetst met de stuurgroep op 26 mei 2008. Tevens worden de verschillende scenario’s rond tijdsbesteding voorgelegd en afgetoetst. 2.7
Definitieve opstart globale analyse
De definitieve opstart van de globale analyse is voorzien in juni 2008. 3.
Aandachtspunten
De globale synthese wordt uitgevoerd op de plannen die door de administratie ontvankelijk werden verklaard op basis van de formele toets. Voor de selectie van de toetsingscriteria is het van belang dat: het uiteindelijk doel steeds in het achterhoofd gehouden wordt, met name: “Deze analyse moet een beeld geven van de initiatieven die genomen worden om welzijnsnoden in te vullen op lokaal niveau. Deze voorbeelden kunnen leiden tot opmerkelijke initiatieven en beleidsadviezen op Vlaams niveau. Daarnaast inventariseert de analyse de gemeenschappelijke knelpunten die lokale besturen ondervinden in het uitvoeren van het lokaal sociaal beleid. “ de tijdsinvestering voor het analyseren in het achterhoofd gehouden wordt (beter een beperkter aantal indicatoren die accuraat worden in kaart gebracht dan te veel indicatoren waarvoor de tijd voor inventarisatie en analyse ontbreekt); maximaal rekening wordt gehouden met de diversiteit in structuur, inhoud, kwaliteit en omvangrijkheid van de opgestelde plannen; er wordt uitgeklaard wat in respectievelijk de globale synthese en de thematische synthese aan bod dient te komen. 4.
Beschrijving van het analysemodel en toetsingscriteria
Het analysemodel is opgebouwd aan de hand van de formele structuur, zoals opgenomen in Artikel 3 van het Decreet betreffende het lokaal sociaal beleid. Volgend schema vat de rubrieken en toetsingscriteria van de globale synthese samen. Zoals eerder aangegeven, werden de elementen van de formele toets verwijderd.
128
Tabel b3.1 Samenvatting globale synthese Rubriek en toetsingscriteria 0. Stand van zaken 0.1 Hoeveel gemeenten hebben een LSB-plan ingediend op 01-05-2008?
0.2 Hoeveel % van de 308 Vlaamse gemeenten is dit?
Opmerkingen
het betreft hier een metasynthese van gegevens betreffende de binnengekomen plannen exceltabel Vlaamse gemeenten, alfabetisch gerangschikt per provincie model voor opmaak Exceltabel: zie Tabel 2 coderen: LSB-plan ingediend = 1; niet ingediend = 0 (idem)
0.3 Zijn er verschillen in % ingediende plannen per provincie?
(idem)
0.4 Hoeveel van de ingediende plannen waren ontvankelijk?
Op basis van verschillende criteria uit formele toets: indien alle criteria = 1: ontvankelijk = 1; indien niet alle criteria = 1: ontvankelijk = 0
0.5 Waarom zijn bepaalde plannen niet ontvankelijk?
Aangeven welk(e) criterium (criteria) uit formele synthese = 0
Bijlage 3
-
Het gaat meer bepaald om volgende bijkomende elementen: Doelstellingen Acties Timing Inschatting middelen Indicatoren of meetinstrumenten Andere
Definities: -16 -
-
-
129
16 Bron: Sels P. (2007), Lokaal Sociaal Beleid, VVSG-Politeia.
Doelstellingen: Doelstellingen verduidelijken waar het beleid naartoe wil. Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen strategische en operationele doelstellingen. Strategische doelstellingen verwijzen naar de beleidseffecten die men wenst te bereiken (bv. de totale werkloosheid in de gemeente verlagen met 25% tegen 2013). Operationele doelstellingen zijn concreter dan strategische doelstellingen. Ze bundelen acties en geven aan hoe getracht wordt een strategische doelstelling te bereiken (bv. het aantal stageplaatsen in de gemeente voor jongeren in het deeltijds onderwijs verhogen met 20% tegen 2013). Acties: Acties zijn activiteiten of projecten die worden opgezet om doelstellingen te realiseren. Acties zijn m.a.w. middelen om operationele doelstellingen te bereiken (bv. sensibilisering werkgevers in de privésector). Timing: de voorziene tijdsperiode waarin men een bepaalde actie plant Inschatting middelen: hoeveel gaat de actie kosten Indicatoren of andere meetinstrumenten: Indicatoren trachten te meten in hoeverre resultaten behaald worden en zijn tastbaar. Ze trachten datgene wat eigenlijk moeilijk te meten valt, via een indicatie toch te meten.
Begeleidende nota bij globale synthese
1. Meerjarenplan, acties en middelen 1.1 Worden bijkomende elementen opgenomen?
2. Sociaal Huis 2.1 Wat is de stand van zaken van het Sociaal Huis?
-
Lokaal Sociaal Beleid werd in het decreet zeer breed gedefinieerd aan de hand van de sociale grondrechten. Doordat elke gemeente bovendien zelf kan kiezen welke thema’s in het lokaal sociaal beleidsplan worden opgenomen, is een grote diversiteit mogelijk. In overleg met de stuurgroep wordt vertrokken van de sociale grondrechten zoals beschreven in het Algemeen Verslag van de Armoede (AVA). Deze werden aangevuld met bijkomende thema’s op basis van: www.rechtenverkenner.be analyse Lokale Sociale Beleidsplannen 2006-2007 (Cel LSB) eigen analyse van 10 voorbeeldplannen analyse nulplannen VVSG Voor een aantal thema’s worden subthema’s voorzien. Per (sub)thema worden verschillende doelgroepen onderscheiden. De inventarisatie gebeurt per sociaal grondrecht of per ander (sub)thema (zie kolommen 1 en 2). De trefwoorden (kolom 3) werden louter opgenomen ter illustratie en inspiratie. Aandachtspunten: Bij de analyse van de thema’s wordt de omgevingsanalyse buiten beschouwing gelaten. De analyse gebeurt tot op het meest gedetailleerde niveau (d.w.z. tot op niveau van de concrete acties). Indien een bepaald thema of trefwoord niet wordt teruggevonden, gebeurt een finale ‘toets’ via een zoekopdracht in het pdf-document.
130
1.2 Welke inhoudelijke thema’s maken deel uit van het plan?
-
Het betreft hier een zogenaamde ‘quick scan’ van de stand van zaken m.b.t. het Sociaal Huis op basis van de voorgestelde rubrieken. Een diepgaandere analyse hiervan maakt deel uit van de inhoudelijke analyse. Opmerking: af te stemmen met quick scan VVSG en initiatieven in kader van expertengroep Sociaal Huis (uitwerking van opmerkelijke initiatieven)
Bijlage 3
-
Het betreft hier een zogenaamde ‘quick scan’ van de invulling die gegeven wordt aan het Sociaal Huis op basis van de voorgestelde rubrieken. Een diepgaandere analyse hiervan maakt deel uit van de inhoudelijke analyse. Het doel van deze inventarisatie bestaat er in om inspiratie te bieden aan de lokale besturen en lokale actoren die nog met de opstart van (onderhandelingen over) het Sociaal Huis moeten beginnen. Door verschillende modellen te inventariseren wenst de minister aan te tonen dat er verschillende wegen zijn om de manier waarop het Sociaal Huis wordt omschreven in het decreet te vertalen naar de praktijk. Definities: Sommige besturen hebben nog niet beslist welke invulling zij wensen te geven aan het Sociaal Huis. Hiervoor dient de antwoordcategorie ‘nog uit te klaren’. Onder een fysiek Sociaal Huis verstaan we een ‘bakstenen gebouw’ Bv1: een fysiek loket voor eerstelijnsdienst- en hulpverlening, eventueel met zitdagen van andere actoren Bv2: een huis waarverschillende welzijnsactoren samenzitten Indien het Sociaal Huis opgevat wordt als een netwerk tussen organisaties, worden bestaande loketten behouden, maar wordt daartussen een netwerk uitgebouwd. Belangrijk hierbij is dat face-to-face contact tussen burger en dienstverlener mogelijk blijft. Hierbij kan het onder meer gaan om: Bv1: afspraken in verband met doorverwijzing (bijvoorbeeld door het afsluiten van samenwerkingsverbanden tussen organisaties) Bv2: het uitwerken van een intranet tussen bestaande loketten (bv. Harelbeke) Bij de keuze voor een digitaal Sociaal Huis ligt de nadruk niet op het persoonlijk contact met de cliënt aan een fysiek loket. Voorbeelden van een virtuele invulling van het Sociaal Huis zijn: Bv1: een telefonische informatielijn (cf. Vlaamse infolijn) Bv2: een digitaal loket / e-loket(via internet) Bv3: website (cf. de Rechtenverkenner, evt. uitgebreid met voorzieningen) Andere invulling Het is niet uitgesloten dat er nog andere invullingen bestaan van het Sociaal Huis. Deze worden bij 2.2.5 beschreven. Opmerking: Het zou kunnen dat er een combinatie van verschillende invullingen van het Sociaal Huis wordt nagestreefd, bijvoorbeeld een fysiek Sociaal Huis, gecombineerd met een digitaal loket. In dit geval worden beide mogelijkheden aangekruist en wordt dit ook kort beschreven, met de juiste paginaverwijzing.
Begeleidende nota bij globale synthese
2.2 Welke invulling krijgt het Sociaal Huis?
131
4. Participatie Voorbereiding 4.1 Wordt de wijze waarop de bevolking betrokken werd bij de voorbereiding beschreven? 4.2 wordt de wijze waarop de lokale actoren betrokken werden bij de voorbereiding beschreven? 4.3 Is er daarbij aandacht voor specifieke doelgroepen of doelgroeporganisaties? 4.4 Zo ja: om welke doelgroepen of doelgroeporganisaties gaat het? Uitvoering en voortgang 4.5 Wordt de wijze waarop de bevolking betrokken wordt bij de uitvoering en voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid beschreven? 4.6 Wordt de wijze waarop de lokale actoren betrokken worden bij de uitvoering en voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid beschreven? 4.7 Is er daarbij aandacht voor specifieke doelgroepen of doelgroeporganisaties? 4.8 Zo ja: om welke doelgroepen of doelgroeporganisaties gaat het?
132
3. Taakverdeling en werkafspraken 3.1 Zijn er opvallende initiatieven rond taakverdeling en werkafspraken?
-
verdere uitwerking gebeurt bij thematische synthese
-
verdere uitwerking gebeurt bij thematische synthese
-
verdere uitwerking gebeurt bij thematische synthese
Opmerking: de evaluatie van de (geplande) uitvoering staat tevens centraal in de sociale spiegel 2 die momenteel opgemaakt wordt door het ACW (ACW werkgroep welzijn, 29.01.2008)
Opmerking: Samenlevingsopbouw Vlaanderen kreeg de opdracht om in 2008 mensen in armoede te betrekken bij het lokaal sociaal beleid. De antwoorden op deze vraag kunnen hierbij een insteek vormen. (=> link met thematische synthese?) Opmerking: 4.3, 4.4, 4.7 en 4.8 evt. beter bij thematische synthese (onder noemer ‘participatie’). Wellicht zijn ook andere partners (bv. doelgroeporganisaties) geïnteresseerd en bereid om dit te analyseren.
Bijlage 3
5.2 Welke andere lokale beleidsplannen worden geïntegreerd in het lokaal sociaal beleidsplan?
6. Nog niet geregistreerde opvallende initiatieven
-
Uitvoeringsbesluit (Art.3§7): “Sectorale planverplichtingen. In dit hoofdstuk kunnen de sectorale plannen opgenomen worden met betrekking tot de sectoren, vermeld in artikel 2, die het lokaal bestuur wenst te integreren in het lokaal sociaal beleidsplan. Op deze wijze kan het lokaal bestuur voldoen aan de sectorale regelgeving en kan het gebruikmaken van alle gegevens die al in het lokaal sociaal beleidsplan verwerkt werden.” Concreet: onder “geïntegreerd” wordt verstaan dat het plan/de plannen a) hetzij in bijlage is/zijn toegevoegd, b) hetzij verweven is/zijn in het lokaal sociaal beleidsplan Opmerking: tot op heden is dit uitsluitend verplicht voor kinderopvang. Opmerking: eventueel kunnen op basis van deze inventaris opmerkelijke initiatieven geselecteerd worden op vlak van een geïntegreerde visie. Naast de sectoren uit het uitvoeringsbesluit bij het decreet LSB van 24.02.2006, wordt de mogelijkheid geboden om andere plannen op te nemen. Een laatste antwoordrubriek biedt ruimte om nog niet geregistreerde opvallende initiatieven op te nemen m.b.t. de vier hoofdrubrieken van het decreet. Ook andere thema’s kunnen worden toegevoegd.
Begeleidende nota bij globale synthese
5. Sectorale planverplichtingen 5.1 Worden, naast het lokaal plan kinderopvang, andere sectorale plannen geïntegreerd in het lokaal sociaal beleidsplan ?
133
134
5.
Bijlage 3
Model opmaak stand van zaken
Tabel b3.2 Voorbeeld model stand van zaken (op te maken in Excel) Provincie 1 Gemeente a Gemeente b Gemeente c … … Provincie 2 … …
6.
LSB-plan ingediend
Ontvankelijk
Reden niet ontvankelijk
1 0 1
1 0 0
/ / Uitsluitend goedgekeurd door OCMW-raad
Totaal:
Totaal:
Concrete uitvoering: wie doet wat?
uitwerking globaal synthesemodel: omzetting model 1 in Exceldocument invulling globaal synthesemodel: analyseren en beschrijven resultaten: 7.
- Leen Sannen in overleg met administratie - Leen Sannen - administratie (concrete werkwijze: zie punt 8) - Leen Sannen: contactpersoon bij vragen - Leen Sannen
Inschatting personeel en timing
Op basis van de analyse van een 10-tal willekeurig uitgekozen plannen samen met de administratie werd getracht een realistische inschatting van personeel en timing op te maken en werden de dimensies en definities van een aantal begrippen verder geëxploreerd in functie van hun haalbaarheid. Op basis van de testfase van 6 mei 2008, met deelname van kabinet Vanackere, team Samenleving, Kenniscentrum WVG, o.l.v. HIVA-K.U.Leuven, kan volgende inschatting van timing worden geformuleerd: 3 plannen per dag analyseren volgens het voorliggende model is een maximum (opmerking: dit dient herbekeken te worden indien de thematische synthese in het voorliggende model wordt geïntegreerd) uitgaande van de beschikbaarheid van 3 FTE (voltijdse equivalenten) leidt dit tot volgende timing: 3 plannen/dag x 5 dagen/week = 15 plannen /week/persoon 15 plannen/week/persoon x 3 personen = 45 plannen/week 308 plannen : 45 plannen/week = 6,8 weken Met wat reserve betekent dit zo’n 2 maanden werk, op voorwaarde dat de betreffende personen volledig voor deze opdracht worden vrijgemaakt.
Begeleidende nota bij globale synthese
8. -
9.
135
Werkwijze en aandachtspunten bij invullen model 1 opmaak van apart Excel-document per gemeente opslagen gebeurt overzichtelijk (bv. map per provincie; daarbinnen gemeenten alfabetisch) ingevulde Excel-documenten worden eerst opgeslagen op naam van de gemeente, nadien doorgestuurd naar Leen Sannen bij inventarisatie stand van zaken en invulling Sociaal Huis: duidelijk paginanummering in beleidsplan aangeven Contactpersoon HIVA
Leen Sannen Expert onderzoeker HIVA-K.U.Leuven Parkstraat 47 3000 Leuven Tel: 016-32 31 47 (niet op woensdag)
[email protected]
136
Bijlage 4 / Begeleidende nota bij thematische synthese
Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2014 Begeleidende nota bij thematische syntheses EERSTE VERSIE
20 mei 2008 Leen Sannen
1.
Situering
1.1
Globale situering opdracht
In kader van de Vlaamse opvolging van het lokaal sociaal beleidsplan, zoals voorzien in het decreet Lokaal Sociaal Beleid van 19 maart 2004, begeleidt het HIVA : de ontwikkeling van een analysemodel. Deze analyse moet een beeld geven van de initiatieven die genomen worden om welzijnsnoden in te vullen op lokaal niveau. Deze voorbeelden kunnen leiden tot opmerkelijke initiatieven en beleidsadviezen op Vlaams niveau. Daarnaast inventariseert de analyse de gemeenschappelijke knelpunten die lokale besturen ondervinden in het uitvoeren van het lokaal sociaal beleid. De analyse verloopt getrapt: in een eerste fase leidt ze vooral tot een globale synthese. In een tweede fase kunnen thematische analyses gemaakt worden. Op basis van de organisatorische randvoorwaarden kunnen per fase meerdere modellen worden voorgesteld; de uitvoering van de analyses in functie van een globale synthese; de uitvoering van thematische analyses met op de eerste plaats de focus op de jaarthema’s toegankelijkheid en samenwerking; de rapportage van opmerkelijke initiatieven; de ontsluiting van analysegegevens. 1.2
Situering model 2 en afstemming met model 1
De globale synthese van de lokale sociale beleidsplannen 2008-2014 gebeurt op basis van model 1. De globale synthese is voornamelijk kwantitatief (cijfermatig) van aard en focust vooral op het ‘wat’. De thematische syntheses, op basis van model 2, focussen vooral op het ‘hoe’. Hoe zetten lokale besturen de doelstellingen van het decreet lokaal sociaal beleid om in de praktijk? De doelstelling van het decreet kunnen als volgt worden samengevat: ongelijkheid tot de toegang van de sociale grondrechten wegwerken; aanbieden en verhogen van een kwaliteitsvolle dienstverlening; integraal, inclusief en gedragen sociaal beleid (bron: powerpoint minister Vanackere, promotie rechtenverkenner, maart 2008).
Begeleidende nota bij thematische synthese
137
Het decreet is opgebouwd aan de hand van 4 centrale thema’s: Samenwerking Planning Sociaal Huis/toegankelijkheid Participatie Zoals in de opdrachtverklaring opgenomen, staan in de thematische syntheses samenwerking en toegankelijkheid centraal. Hoe worden deze begrippen vertaald in de praktijk? De thematische syntheses zijn enerzijds een uitdieping van bepaalde topics uit de globale synthese (bv. concrete invulling concept Sociaal Huis). Anderzijds wordt ingegaan op nieuwe topics. De focus ligt hierbij op het inventariseren van opmerkelijke initiatieven die interessant zijn om naar andere gemeenten te promoten. Aanvankelijk werd ervoor geopteerd om de globale synthese (op basis van model 1) en de thematische syntheses (op basis van model 2) gefaseerd en gescheiden te laten verlopen vanuit volgende overwegingen: dit maakt een snellere opstart van de globale synthese mogelijk; voor de thematische syntheses kan de nog te ontwikkelen databank met zoekrobot een goed hulpmiddel zijn (op te volgen); het uitwerken van een instrument voor de thematische syntheses vraagt meer voorbereiding, waaronder de conceptualisering en operationalisering van de algemene begrippen 'toegankelijkheid' en 'samenwerking'; het inventariseren van de informatie voor de globale synthese versus de thematische syntheses vergt wellicht een verschillend profiel van de betrokken medewerkers. Momenteel kunnen evenwel argumenten aangehaald worden om beide syntheses alsnog gelijktijdig te laten verlopen: De formele toets werd losgekoppeld van de globale synthese. Dit betekent dat, indien daarnaast de globale en thematische synthese apart worden uitgevoerd, de plannen 3 keer dienen te worden doorgenomen. Dit is zowel vanuit efficiëntieoverwegingen als vanuit arbeidssatisfactie van de betrokkenen te vermijden. Rekening houdend met de voorziene timing dringt een snelle opstart van zowel de globale als de thematische synthese zich op. Het oorspronkelijk idee om voor de thematische synthese analysesoftware (Nvivo) te gebruiken, blijkt niet realistisch (zie verder). Model 2 (thematische synthese) is als dusdanig ontwikkeld dat het eenvoudig in te passen is in model 1 (globale synthese). Het integreren van beide modellen vergemakkelijkt het verwerken van de resultaten nadien. 2.
Plan van aanpak om tot een model voor thematische syntheses te komen
2.1
Opvolging ontwikkeling databank
De ontwikkeling van de voorziene databank voor de ontsluiting van informatie uit de ingediende lokale sociale beleidsplannen, kan een belangrijk hulpmiddel zijn voor de thematische syntheses. De voorziene datum waarop de databank operationeel zal zijn is 1 mei 2008 (op te volgen). Op de stuurgroep van 26.02.2008 werd gesuggereerd om aan de databank een analysetool voor tekstanalyse te koppelen (cf. Kwalitan). Uit navraag bij collega’s met ervaring met dergelijke softwarepaketten blijkt dat in Vlaanderen vooral gewerkt wordt met het programma Nvivo. “QSR NVIVO is een softwarepakket voor kwalitatieve analyse van voornamelijk tekstuele informatie. NVivo analyseert, classificeert en ordent de informatie op basis van codes en categorieën. Het kan gebruikt worden voor zowal alle vormen van geschreven tekst.” (www.ludit.kuleuven.be)
138
Bijlage 4
Om een beter zicht te krijgen op de toepassingsmogelijkheden van dit softwarepakket voor kwalitatieve analyse werd op 10/04 en 17/04 een basiscursus Nvivo bijgewoond bij LUDIT 17, K.U.Leuven. Uit overleg met de lesgever blijkt dat in theorie een beleidsplananalyse met Nvivo mogelijk is, maar dat de voorziene timing onvoldoende is. Vooral het coderen van de informatie is zeer tijdrovend. Ook het feit dat de plannen niet volgens een vaste structuur zijn opgesteld, bemoeilijkt een vlotte verwerking van de informatie met het betreffende softwarepakket. 2.2
Eerste ontwerp op basis van model 1 en bestaande literatuur (maart-april 2008)
Het eerste ontwerp van het model voor de thematische syntheses is gebaseerd op: het model voor de globale synthese: uit dit model werden rubrieken overgeheveld naar de thematische syntheses; suggesties op de stuurgroep van 26.02.2008; inhoudelijke literatuur m.b.t. toegankelijkheid en samenwerking: - Decreet van 19 maart 2004 betreffende het Lokaal Sociaal Beleid - Informatie Integrale Jeugdhulp op: www.wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp/ - Informatie lokaal sociaal beleid op: www.wvc.vlaanderen.be/lokaalsociaalbeleid - Informatie uit lopende expertengroep ‘handleiding Sociaal Huis en toegankelijkheid’ (VVSG) - Ontwerp van decreet betreffende het lokaal sociaal beleid. Memorie van toelichting (2001), 42 p. - Sannen L. & Demeyer B. (2002), Naar een toegankelijk Sociaal Huis. Een eerste verkenning. Uitgegeven door Vlaamse overheid, Afdeling Inspectie en Toezicht Welzijn, Gevaert Printing nv, Zwevezele, 93 p. - Sannen L. (2003), Drempels naar welzijnsvoorzieningen: de cliënt aan het woord. Literatuurstudie en diepte-interviews bij kansarmen en etnisch-culturele minderheden, HIVA, K.U. Leuven, 256 p. - Sannen L. e.a. (2007), Leven (z)onder leefloon. Deel 2. Methodiekboek bij onderbescherming: proactief handelen vanuit het OCMW, HIVA, K.U.Leuven, 134 p. - Sannen L. o.l.v. Demeyer B. (2003), Bijlagen bij het Verslagboek Sociaal Huis. Projectfiches van de 21 geselecteerde “starters Sociaal Huis” 2003, uitgave van de Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, Afdeling Inspectie en Toezicht – Cel Lokaal Sociaal Beleid, 216 p - Sannen L. o.l.v. Demeyer B. (2003), Verslagboek Sociaal Huis. Een gids doorheen een boeiend “starterstraject” 2003, uitgave van de Administratie Gezin en Maatschappelijk Welzijn, Afdeling Inspectie en Toezicht – Cel Lokaal Sociaal Beleid, 133 p. - Sels P. (2005-heden), Lokaal Sociaal Beleid, VVSG-Politeia (aanvulmap). - Vanmechelen O., Adriaens K., Seurs R. (red) (2007), Lokaal Sociaal Beleid Brussel: van concept naar praktijk, Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad vzw, 42 p. 2.3
Bespreking op stuurgroep 26.05.2008
Een eerste versie van het model voor de thematische syntheses wordt op de stuurgroep van 26.05.2008 besproken. Hier wordt ook de vraag voorgelegd om model 1 en 2 al dan niet te integreren. Uit te klaren: worden ook de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP) betrokken bij de bespreking van het analysemodel voor de thematische syntheses? Zo ja: wanneer en hoe?
17 LUDIT: Leuvens Universitair Dienstencentrum voor Informatica en Telematica.
Begeleidende nota bij thematische synthese
2.4
139
Aanpassing van het model
Op basis van de input van de stuurgroep van 26.05.2008 wordt model 2 aangepast en eventueel geïntegreerd in model 1. Per mail wordt de herwerkte versie voorgelegd aan de stuurgroepleden. 2.5
Gezamenlijke analyse van enkele plannen
Indien noodzakelijk en gewenst, wordt opnieuw een testdag georganiseerd. 2.6
Taakverdeling
Verschillende actoren in het welzijnsveld (VVSG, VVP, ACW, mutualiteiten, …) zijn geïnteresseerd om (delen van) de lokale sociale beleidsplannen te analyseren. Hierrond dienen afspraken te worden gemaakt. 2.7
Definitieve opstart syntheses
3. Beschrijving van het model voor thematische syntheses en toetsingscriteria Het model voor de thematische syntheses bevat twee hoofdrubrieken: samenwerking en toegankelijkheid. Andere rubrieken (bv. participatie) kunnen worden toegevoegd. Deze vallen evenwel buiten de opdracht van het HIVA. 3.1
Samenwerking
3.1.1
De theorie
In het decreet lokaal sociaal beleid staat m.b.t. samenwerking: “HOOFDSTUK V, Samenwerking, Artikel 12: De Vlaamse regering kan voor de realisatie van de bepalingen van dit decreet, het afsluiten van een protocol tussen erkende voorzieningen onderling of tussen erkende voorzieningen en het lokaal bestuur verplichten via de sectorale regelgeving. Dat protocol bevat de taakafspraken en samenwerking tussen erkende voorzieningen onderling of tussen erkende voorzieningen en het lokaal bestuur. De Vlaamse regering kan het model van protocol bepalen.” Opmerking: Tot op heden werden door de Vlaamse regering geen dergelijke protocollen via sectorale regelgeving afgesloten. Ook in het hoofdstuk over planning komt het aspect samenwerking aan bod. “HOOFDSTUK II, Planning, Artikel 4: Het lokaal bestuur maakt één lokaal sociaal beleidsplan dat minstens de volgende elementen bevat: 1° een omgevingsanalyse ; 2° een geïntegreerde visie op het lokaal sociaal beleid; 3° een meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van lokale middelen ; 4° de taakverdeling en werkafspraken tussen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met betrekking tot de uitvoering van het meerjarenplan en de coördinerende rol van het lokaal bestuur zoals omschreven in artikel 6 en artikel 7; 5° een beschrijving van de wijze waarop de bevolking en lokale actoren bij de voorbereiding van het beleidsplan betrokken werden en bij de uitvoering en de voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid zullen betrokken worden.”
140
Bijlage 4
Het feit dat het lokaal sociaal beleidsplan dient goedgekeurd te worden door de raden van respectievelijk gemeentebestuur en OCMW kan als een eerste, weliswaar relatieve, indicator voor samenwerking worden beschouwd. (De analyse hiervan gebeurt in de formele toets.) In de memorie van toelichting bij het ontwerp van het decreet lokaal sociaal beleid staat in dit verband: “Een kaderdecreet lokaal sociaal beleid zal dus in eerste instantie gezien worden als een impuls om zowel op gemeentelijk niveau als in het OCMW en tussen beide besturen de gegroeide praktijken verder te zetten en tot betere planning te komen van de eigen opdrachten van beide besturen.” (Memorie, 2003: 9) Verder in de memorie van toelichting staat dat lokaal sociaal beleid in het decreet niet beperkt gedefinieerd wordt als de acties die lokale besturen ondernemen om de sociale grondrechten voor iedere burger te realiseren. Lokaal sociaal beleid is het resultaat van een lokale dynamiek die door acties van OCMW én gemeente én lokale actoren is ontstaan. Lokale actoren zijn dan zowel private als semi-publieke als publieke organisaties die lokaal projecten opzetten met het oog op het garanderen van de sociale grondrechten. Ook een voorziening met een bovenlokaal bereik die een in deze bepaling bedoelde lokale actie opzet is een lokale actor (Memorie, 2003: 36). “De lokale semi-publieke of private vzw’s zijn de ongeveer 2000 vzw’s die in het Vlaamse welzijnslandschap volgens het Welzijnszakboekje actief zijn. Vanuit een breed perspectief op sociaal beleid gaat het uiteraard over nog veel meer lokale vzw’s, coöperatieven,… (onderwijsinstellingen, sociale huisvestingsmaatschappijen, vzw’s in de gezondheidszorg, vzw’s op de arbeidsmarkt,…).” (Memorie, 2003: 16) Samenwerking tussen lokale besturen en lokale actoren is onontbeerlijk voor het welslagen van het lokaal sociaal beleid. Hierbij gaat het om volgende sectoren of domeinen: algemeen welzijnswerk minderheden ouderenzorg thuiszorg kinderopvang samenlevingsopbouw Vlaanderen armoede integrale jeugdhulp 18 opvoedingsondersteuning lokaal werkgelegenheidsbeleid lokaal woonbeleid lokaal cultuurbeleid lokaal sportbeleid plattelandsontwikkeling (www.wvc.vlaanderen.be/lokaalsociaalbeleid) 3.1.2
De praktijk: naar een operationalisering van het begrip ‘samenwerking’
In wat volgt wordt getracht om op basis van de hiervoor geschetste ‘theorie’ tot een operationalisering te komen van het begrip ‘samenwerking’ met het oog op de beleidsplananalyse. In het begrip ‘samenwerking’ kunnen verschillende dimensies worden onderscheiden.
18 Integrale Jeugdhulp is een beleidsproces dat de Vlaamse jeugdhulp wil optimaliseren. Daartoe reikt Integrale Jeugdhulp het jeugdhulpbeleid een aantal instrumenten aan die elk een vorm van samenwerking installeren tussen de verschillende sectoren die jeugdhulp organiseren. Een goed functionerende jeugdhulp moet immers in staat zijn de cliënt als een flexibel geheel van mogelijkheden tegemoet te treden. Geen jeugdhulp dus waarin de cliënt zijn vragen en noden maar moet aanpassen aan het schuifje of het vakje waarin hij is terechtgekomen. (www.wvg.vlaanderen.be/jeugdhulp)
Begeleidende nota bij thematische synthese
141
Een 1ste dimensie van samenwerking houdt verband met de betrokken actoren. Met wie wordt samengewerkt of wenst men een samenwerking uit te bouwen? Hierbinnen kan een onderscheid worden gemaakt tussen interne en externe samenwerking. intern: - binnen het OCMW - binnen het gemeentebestuur - tussen OCMW en gemeentebestuur - tussen OCMW’s van verschillende gemeenten - tussen gemeentebesturen van verschillende gemeenten extern: tussen lokale besturen en derden Uit te klaren: afstemming met participatie (“Om ook de betrokkenheid van alle lokale actoren en inwoners bij de opmaak van het plan onder de aandacht te brengen wordt een beschrijving van het participatieproces terzake verplicht in het beleidsplan opgenomen.” Memorie, 2003: 30) Een 2de dimensie is geografisch van aard en houdt verband met het onderscheid tussen: Samenwerking op wijkniveau Samenwerking op gemeentelijk niveau Samenwerking op bovenlokaal niveau Een 3de dimensie is thematisch van aard: Rond welke thema’s wordt samengewerkt? Een 4de dimensie behandelt de reden tot samenwerking. Een 5de dimensie houdt verband met de vorm van samenwerking. Is de samenwerking formeel of informeel? Een 6de dimensie bevat de vraag of de burger er beter van wordt? Tot slot staat of valt samenwerking met een goede coördinatie of regie. Dit is de 7de dimensie van samenwerking. Het kan hierbij zowel gaan om sturing in de ‘klassieke’ betekenis (government) als governance. “Het begrip ‘sturing’ dat vervat zit in noties als ‘lokaal plan’ krijgt hierdoor een veelvoudige betekenis. Wie een klassiek beeld van ‘government’ voor zich ziet, beeldt zich dan in dat lokale besturen ‘alles gaan domineren’. Die klassieke hiërarchische visie op sturing is bij velen, ook bij lokale besturen, nog aanwezig en kan een deel van de begripsverwarring en weerstanden verklaren. Het begrip ‘governance’ dekt een veel ruimer beeld van sturing waarbij eerder netwerksturing of marktsturing centraal staan. Ten aanzien van de markt werkt het bestuur dan meer kaderstellend en corrigerend. Ten aanzien van de netwerksturing is de rol van het bestuur eerder gericht op onderhandelen, overeenkomsten zoeken, afspraken maken, incentives geven, procesmanagement met overwegend redelijk autonome actoren. Daartoe behoren dus ook in toenemende mate verzelfstandigde en op eigen resultaten gerichte onderdelen van gemeenten en OCMW’s zelf. Het spreekt voor zich dat deze opvatting over sturing enerzijds complexer is maar anderzijds meer ‘open’ is en minder afschrikkend werkt dan klassieke hiërarchische visies op het alles dominerende bestuur.” (Memorie, 2003: 15)
142
3.2 3.2.1
Bijlage 4
Toegankelijkheid De theorie
Opmerking vooraf: Toegankelijkheid en Sociaal Huis zijn centrale thema’s in het decreet lokaal sociaal beleid, maar het zijn geen verplichte onderwerpen voor het LSB-plan. 19
a)
Link toegankelijkheid – Sociaal Huis
Het decreet en de memorie van toelichting koppelen een toegankelijke dienstverlening expliciet aan het concept Sociaal Huis. Het lokaal sociaal beleid beoogt een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger en een optimaal bereik van de beoogde doelgroep. Hiertoe realiseert het lokaal bestuur een Sociaal Huis. Dit wordt dé plek waar burgers terecht kunnen met vragen rond de sociale dienstverlening in hun gemeente, buurt of wijk. “Het is voor de burger niet altijd duidelijk waar hij/zij hulp kan bekomen of via welke dienstverlening zijn/haar rechten kunnen worden gevrijwaard. Bovendien is de drempel tot die dienstverlening voor sommigen te hoog of te negatief geladen. Tot slot is de aangeboden dienstverlening vaak gefragmenteerd georganiseerd en dreigt de burger steeds heen en weer te moeten lopen tussen verschillende diensten. Ondermeer om die redenen wenst de Vlaamse regering binnen het lokaal sociaal beleid een specifieke loket- en doorverwijsfunctie uit te bouwen: het Sociaal Huis.” (Memorie, 2003: 32) Het decreet stelde mei 2009 als deadline voorop voor de realisatie van een sociaal huis in elke gemeente. (www.wvc.vlaanderen.be/lokaalsociaalbeleid) In het decreet staat over toegankelijkheid en het Sociaal Huis: “HOOFDSTUK IV, Sociaal Huis, Artikel 8: Het lokaal sociaal beleid is gericht op een maximale toegankelijkheid van de dienstverlening voor elke burger en een optimaal bereik van de beoogde doelgroep in het kader van het lokaal sociaal beleid zoals omschreven in artikel 3, 1°. Artikel 9: Met het oog op de doelstelling zoals omschreven in artikel 8, realiseert het lokaal bestuur een Sociaal Huis, dat minimaal een informatie-, loket- en doorverwijsfunctie heeft. Artikel 10: Het Sociaal Huis heeft de opdracht zo ruim mogelijk informatie te verstrekken over onder meer de mogelijke opvang- en hulpvormen en bestaande voorzieningen, die opvang en hulp aanbieden op het lokale en regionale niveau. De loketfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het minimaal tot stand brengen van een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze toegang verschaft tot de sociale dienstverlening van het lokaal bestuur. De doorverwijsfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het tot stand brengen van een ruime samenwerking met lokale actoren.”
19 Artikel 4 van het decreet lokaal sociaal beleid zegt: Het lokaal bestuur maakt één lokaal sociaal beleidsplan dat minstens de volgende elementen bevat: 1° een omgevingsanalyse; 2° een geïntegreerde visie op het lokaal sociaal beleid; 3° een meerjarenplan met betrekking tot de gewenste acties en inzet van lokale middelen; 4° de taakverdeling en werkafspraken tussen de gemeente en het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn met betrekking tot de uitvoering van het meerjarenplan en de coördinerende rol van het lokaal bestuur zoals omschreven in artikel 6 en artikel 7; 5° een beschrijving van de werkwijze waarop de bevolking en lokale actoren bij de voorbereiding van het beleidsplan betrokken werden en bij de uitvoering en de voortgang van het beleidsplan en van het lokaal sociaal beleid zullen betrokken worden.
Begeleidende nota bij thematische synthese
143
De memorie van toelichting voegt hier nog aan toe: “Belangrijk hierbij is niet zozeer de structuur van het sociaal huis op zich doch het feit of de burger het verschil merkt en een betere op elkaar afgestemde, geïntegreerde dienstverlening op een toegankelijke wijze kan ontvangen.” (Memorie, 2003: 38)
b)
Link Sociaal Huis - samenwerking
Bij de realisatie van de doorverwijsfunctie in het kader van het Sociaal Huis staat samenwerking centraal: “De doorverwijsfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het tot stand brengen van een ruime samenwerking met lokale actoren.’ (decreet LSB, Artikel 10) In de memorie bij het decreet wordt dit als volgt gespecifieerd. “Ook in dit hoofdstuk wordt de inbedding van de dienst- en hulpverlening in een ruime samenwerking tussen lokaal bestuur en lokale actoren benadrukt. De realisatie van een doorverwijsfunctie is ook een element van minimale invulling van het Sociaal Huis en een goede doorverwijzing is maar mogelijk als alle spelers elkaar kennen en hun krachten bundelen om de klant optimaal te bedienen. Vanuit een sterkte-zwakte-analyse moeten de sterkste troeven van elke organisatie ten dienste worden gesteld van de hulpvrager.” (Memorie, 2003: 32) 3.2.2
De praktijk: naar een operationalisering van het begrip ‘toegankelijkheid’
Zoals eerder gesteld, koppelt het decreet lokaal sociaal beleid het begrip ‘toegankelijkheid’ aan het concept Sociaal Huis. In de praktijk kan echter ook los van een Sociaal Huis gewerkt worden aan toegankelijkheid. “De Vlaamse overheid wil de lokale autonomie in dit decreet ten volle respecteren. De Vlaamse regering is ervan overtuigd dat het sociaal huis niet het enige instrument is om de toegankelijkheid te verhogen. Vanuit hun coördinatiefunctie zullen de lokale besturen wellicht nog andere initiatieven nemen of ondersteunen. De Vlaamse regering is er echter wel van overtuigd dat het efficiënt aanbieden van de loket- en doorverwijsfunctie essentieel is. Zoals reeds beklemtoond dienen deze initiatieven voort te bouwen op de bestaande lokale dynamiek en kan het niet de bedoeling zijn om een superstructuur boven gemeente en OCMW uit te bouwen.” (Memorie, 2003: 32) Ook binnen het concept toegankelijkheid kunnen verschillende dimensies onderscheiden worden. Een 1ste dimensie houdt verband met het toepassingsgebied: Toegankelijkheid in het kader van het Sociaal Huis Toegankelijkheid los van het Sociaal Huis Een 2de dimensie houdt verband met het niveau waar toegankelijkheidsinitiatieven op inspelen. Werken aan toegankelijkheid kan immers gezien worden als het wegwerken van drempels op verschillende niveaus: op het niveau van voorzieningen, op het niveau van de relatie tussen de hulpverlener en de cliënt en - op het niveau van de (potentiële) cliënt (Sannen L., 2003).
144
a)
Bijlage 4
Op het niveau van voorzieningen
Werken aan toegankelijkheid op niveau van voorzieningen is in de eerste plaats werken aan de toegang. Met het concept Sociaal Huis wordt gepoogd om de toegang tot sociale hulp- en dienstverlening te stroomlijnen. Toegankelijkheid speelt zich echter niet alleen aan de toegang van een organisatie af. Het is een concept met verschillende facetten. In de literatuur spreekt men, wanneer men het heeft over toegankelijkheid op organisatorisch niveau, vaak over de “7 B’s”: bruikbaarheid, betrouwbaarheid, begrijpbaarheid, bekendheid, bereikbaarheid, beschikbaarheid en betaalbaarheid.
b)
Op het niveau van het hulpverlenings- en hulpvragersproces
Op niveau van het hulpverlenings- en hulpvragersproces, is de centrale focus in het kader van het Sociaal Huis het verbeteren van de toegang tot de sociale grondrechten. “In het decreet lokaal sociaal beleid wordt uitgegaan van een grondrechtenvisie op het lokaal sociaal beleid. Aldus omvat dat beleid het geheel van de beleidsbepaling en acties van het lokaal bestuur en de acties van lokale actoren, met het oog op het garanderen van de toegang van elke burger tot de rechten vastgelegd in de artikelen 23 en 24, §3 van de Grondwet. De reden voor deze benadering is dat de ongelijkheid tussen burgers voor wat betreft de toegang tot en uitoefening van hun basisrechten, zoveel mogelijk moet worden vermeden en weggewerkt. Daarover waken is een kerntaak van Vlaanderen én van de lokale besturen. Dit betekent ook dat alle burgers aangemoedigd en ondersteund worden om hun rechten uit te oefenen en dat op alle beleidsdomeinen aandacht moet gaan naar het bereiken van kwetsbare groepen. Mede daarom is in de omschrijving sprake van "toegang" en is maximale toegankelijkheid van de sociale dienstverlening via het Sociaal Huis een belangrijke pijler van dit decreet.” (Memorie, 2003: 26) Een concreet instrument om de toegang tot de sociale grondrechten te verbeteren vanuit het Sociaal Huis is de Rechtenverkenner. “De website www.rechtenverkenner.be kan een belangrijk instrument zijn in het Sociaal Huis. De website biedt de mogelijkheid om sociale voordelen en tegemoetkomingen op te zoeken. De website bundelt premies en tegemoetkomingen die verband houden met de sociale grondrechten op federaal, Vlaams, provinciaal en lokaal niveau. Naast actuele informatie over de sociale rechten, wordt via een koppeling met de interprovinciale sociale kaart gericht doorverwezen naar dienstverlenende actoren.” (www.wvc.vlaanderen.be/lokaalsociaalbeleid) Het verbeteren van de toegang tot de sociale grondrechten kan tevens gekaderd worden binnen een ruimer hulpverlenings- en hulpvragersproces, de zogenaamde ‘rechtencirkel’. Mede met het oog op een naadloos zorgtraject, kunnen verschillende fases in het zorgtraject worden onderscheiden. In elk van volgende fases dient aandacht te gaan naar toegankelijkheid: preventie, opsporen, benaderen, toeleiding, toegang, onthaal, rechtendetectie, realiseren van rechten en nazorg (Sannen L. e.a., 2007). De coördinatie van de hulp en de overgang tussen de verschillende fases is hierbij een belangrijk aandachtspunt.
c) Op het niveau van de (potentiële) cliënt Wanneer de focus tot slot ligt op het niveau van de (potentiële) cliënt, komen we onder meer bij de thema’s inspraak, participatie en cliëntenrechten. Een 3de dimensie linkt toegankelijkheid aan geïntegreerd en inclusief beleid
Begeleidende nota bij thematische synthese
145
“Er is vooreerst de toenemende aandacht in de jaren ’90 voor uitsluiting en kansenarmoede (zie onder andere Sociaal impulsfonds) en de toenemende beleidsaandacht voor een meer geïntegreerd en inclusief kansenbeleid. Daardoor schuiven domeinen als arbeidsmarkt (zie trajectbegeleiding, zie lokale werkwinkels), onderwijs (zie schoolopbouwwerk), huisvesting (zie hervorming van de sociale huisvesting, zie sociale verhuurkantoren) en cultuur (zie artikel 23) expliciet in de beleidsaandacht van wie met sociale problematieken bezig is. In verschillende domeinen zijn bijzondere maatregelen genomen om de toegang tot deze systemen te verbeteren of de uitval uit deze systemen tegen te gaan.” (Memorie, 2003: 6) Een 4de dimensie houdt verband met de vraag of het begrip ‘toegankelijheid’ in de praktijk een andere invulling krijgt naar gelang de invulling die het betreffende bestuur geeft aan het Sociaal Huis. Opmerking: bij het verder operationaliseren van het begrip ‘toegankelijkheid’ is het van belang om dit af te stemmen met de intenties betreffende het opstellen van een kwaliteitslabel als erkenning voor de lokale inspanningen rond toegankelijke sociale dienstverlening.
Rubriek en toetsingscriteria
146
Tabel b4.1 Samenvatting model thematische syntheses Opmerkingen
SAMENWERKING a) Betrokken actoren 1.Binnen lokale besturen 1.1 Wordt in het plan beschreven hoe binnen het OCMW (beter) zal worden samengewerkt in het kader van lokaal sociaal beleid? 1.2 Wordt in het plan beschreven hoe binnen het gemeentebestuur (beter) zal worden samengewerkt in het kader van lokaal sociaal beleid? 2. Tussen lokale besturen onderling
2.1 Wordt in het plan beschreven hoe gemeentebestuur en OCMW (zullen) samenwerken in het kader van lokaal sociaal beleid? 2.2 Tussen OCMW’s van verschillende gemeenten 2.3 Tussen gemeentebesturen van verschillende gemeenten 3. Tussen lokale besturen en derden Wordt in het plan beschreven hoe de lokale besturen (zullen) samenwerken met derden in het kader van lokaal sociaal beleid? 3.1 a) Indien ja, wat is de naam van de derde(n)? 3.1. b) Tot welke sector of domein behoort de derde? c) Verwijzing
Met wie wordt samengewerkt of wenst het lokaal bestuur samenwerking uit te bouwen? (intern/extern)
o
Opmerking: Hoewel het hier strikt genomen niet om samenwerking gaat, stellen we vast dat bepaalde lokale besturen voor bepaalde thema’s van LSB eerder opteren voor een strikte taakverdeling in plaats van samenwerking (bv. bevoegdheidsoverdracht tussen gemeente en OCMW om tot homogene takenpakketten te komen, bv. sociale woningen). Het is belangrijk om ook deze manier van ‘samenwerking’ te inventariseren en beschrijven.
o
Opmerking: ook doelgroepenorganisaties horen hierbij. Het kan zowel gaan om derden op lokaal als bovenlokaal niveau.
Opmerking: voor de analyse is het essentieel dat duidelijk wordt aangegeven tot welke sector de betreffende derde behoort. Pagina voor bijkomende informatie o
Bijlage 4
e) Thematisch
f) Reden g) Vorm van samenwerking Is de samenwerking formeel of informeel geregeld? h) Beknopte beschrijving van de (vorm van) samenwerking i) j) Belang voor de burger
Op welk niveau krijgt de samenwerking vorm? 1. op wijkniveau 2. op gemeentelijk niveau 3. op bovenlokaal niveau Opmerking: een combinatie van niveaus is mogelijk. Dit kan worden geregistreerd door de overeenkomstige nummeringen weer te geven (bv. 1 + 3) o Rond welke thema’s wordt samengewerkt / heeft men de intentie om samen te werken? o Suggestie: vertrekken van rubrieken globale synthese (nummering weergeven volstaat) 1. Werk 2. Gezin 3. Welzijn 4. Gezondheid 5. Justitie 6. Huisvesting 7. Cultuur, sport en vrije tijd 8. Onderwijs en vorming 9. Gezond leefmilieu 10. Mobiliteit 11. Toegankelijkheid 11 a) Sociaal Huis 11 b) Los van Sociaal Huis 12. Communicatie 13. Veiligheid 14. Diversiteit 15. Wijk- en buurtontwikkeling 16. Vrijwilligerswerk 17. Ontwikkelingssamenwerking 18. Ander: o Wat is de reden waarom wordt samengewerkt met de betrokken actor(en)? (Reden kort beschrijven) o
Tot op heden werden door de Vlaamse regering geen protocollen via sectorale regelgeving afgesloten. Dit sluit evenwel niet uit dat lokale besturen zelf bepaalde vormen van formele samenwerkingsovereenkomsten hebben afgesloten in het kader van LSB of de intentie hebben om dat te doen.
o o
Wordt beschreven hoe de burger beter zal worden van de betreffende vorm van samenwerking? Zo ja: op welke manier wordt de burger er beter van? (Beknopte beschrijving)
Begeleidende nota bij thematische synthese
d) Geografisch
147
o
De verschillende horizontale rubrieken (kolom b tot en met j) zijn ook van toepassing op de coördinatie van het lokaal sociaal beleid: b) Wordt in het plan beschreven hoe de coördinatie van het lokaal sociaal beleid zal gebeuren? c) Pagina voor bijkomende informatie d) Gebeurt de coördinatie van het lokaal sociaal beleid op wijkniveau, op gemeentelijk niveau of op bovenlokaal niveau? e) Thema van coördinatie f) Reden van de coördinatie g) Gebeurt de coördinatie op een formele of een informele manier? h) Beknopte beschrijving van hoe de coördinatie vorm krijgt i) Wordt beschreven hoe de burger er beter van wordt? j) Op welke manier wordt de burger er beter van?
o
De globale synthese geeft een zicht op: o (2.1) De stand van zaken m.b.t. het Sociaal Huis (nog geen stappen gezet; in onderhandeling; geïmplementeerd) o (2.2) De invulling van het Sociaal Huis (fysiek, netwerk, digitaal, andere invulling) Deze informatie wordt in de thematische synthese verder uitgediept. Het decreet lokaal sociaal beleid vermeldt 3 functies voor het Sociaal Huis: o informatiefunctie: “Het Sociaal Huis heeft de opdracht zo ruim mogelijk informatie te verstrekken over onder meer de mogelijke opvang- en hulpvormen en bestaande voorzieningen, die opvang en hulp aan bieden op het lokale en regionale niveau” (decreet LSB, Artikel 10); o loketfunctie: “De loketfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het minimaal tot stand brengen van een gezamenlijk loket dat op een geïntegreerde wijze toegang verschaft tot de sociale dienstverlening van het lokaal bestuur.” (decreet LSB, Artikel 10); o doorverwijsfunctie: “De doorverwijsfunctie van het Sociaal Huis wordt gerealiseerd door het tot stand brengen van een ruime samenwerking met lokale actoren.” (decreet LSB, Artikel 10) Voor elk van deze functies wordt nagegaan hoe het lokaal bestuur hier concreet vorm aan wenst te geven. Bv. doorverwijsfunctie: o Interne communicatie o Doorverwijzing (intern en extern => link met samenwerking!) o Cliëntopvolging Het kan dat aan het Sociaal Huis bijkomende functies worden verbonden (bv. signaalfunctie, …). Het is belangrijk om ook deze bijkomende functies te inventariseren.
148
4. Coördinatie
TOEGANKELIJKHEID 1. Toegankelijkheid in kader van het Sociaal Huis
1.1 Hoe krijgen, binnen de verschillende invullingen van het Sociaal Huis, de centrale functies concreet vorm?
o o
o o
1.2 Worden er aan het Sociaal Huis in de betreffende gemeente nog andere functies gekoppeld?
o
Bijlage 4
o o
1.4 Welke actoren worden betrokken bij het Sociaal Huis en op welke manier?
o
o
1.5 Zijn er nog andere opvallende vaststellingen i.v.m. het Sociaal Huis die nog niet werden vermeld?
o
Het Sociaal Huis is één manier om te werken aan toegankelijkheid. De manier waarop dit moet gebeuren, werd evenwel niet op voorhand vastgelegd. Uitsluitend werden 3 functies voor het Sociaal Huis opgenomen in het decreet: informatiefunctie, loketfunctie en doorverwijsfunctie. Met deze vraag wensen we na te gaan hoe de lokale besturen via het Sociaal Huis willen werken aan toegankelijkheid. Hoe krijgt m.a.w. het begrip ‘toegankelijkheid’ gestalte binnen het Sociaal Huis? De minimale actoren die betrokken worden bij het concept ‘Sociaal Huis’ zijn gemeentebestuur en OCMW. De lokale besturen kunnen evenwel ook andere actoren (de zogenaamde ‘derden’) bij het concept betrekken. Het kan hier gaan uit een uiteenlopende waaier van actoren, zoals: Centrum Algemeen Welzijnswerk (CAW), Woonwinkel, Lokaal Dienstencentrum, Centrum Geestelijke Gezondheidszorg (CGGZ), … Ook de manier waarop deze actoren betrokken worden kan erg verschillen en wordt mede bepaald door de invulling die wordt gegeven aan het Sociaal Huis. Het kan zowel gaan om: een ‘fysieke inbedding’ (d.w.z. ‘onder één dak) aanwezigheid via zitdagen (d.w.z. niet permanent aanwezig, maar wel op vaste dagen of momenten) samenwerking (d.w.z. de betrokken actor heeft zijn eigen fysieke locatie, maar er zijn wel samenwerkingsafspraken gemaakt (bv. in het kader van doorverwijzing) Indien er nog andere opvallende (bv. originele, vernieuwende, onverwachte, onduidelijke) vaststellingen zijn, worden deze bij rubriek 1.5 beknopt beschreven, m.i.v. de paginanummering voor bijkomende informatie.
2. Toegankelijkheid los van het concept Sociaal Huis 1.6 Worden er in het kader van het toegankelijker maken van de dienstverlening voor de burger nog andere initiatieven genomen, naast het Sociaal Huis? 1.7 Indien ja, om welke initiatieven gaat het dan?
o
Begeleidende nota bij thematische synthese
1.3 Hoe krijgt het begrip ‘toegankelijkheid’ gestalte binnen het Sociaal Huis?
Het Sociaal Huis is slechts één manier om te werken aan een toegankelijke dienstverlening. Naast de realisatie van een Sociaal Huis kan een lokaal bestuur ook op andere manieren streven naar een meer toegankelijke dienstverlening.
149
o
Concreet: Het begrip ‘toegankelijkheid’ is een breed begrip. In de literatuur wordt het begrip vaak geoperationaliseerd aan de hand van de 7 B’s 20: o 1. Bruikbaarheid: hier gaat het om initiatieven die de bruikbaarheid van de dienstverlening vergroten (bv. door het streven naar meer samenhangende inhoudelijke pakketten van hulp- en dienstverlening zodat deze meer doorzichtiger worden voor de burger: o Door overdracht van bevoegdheden/dienstverlening (OCMW-gemeente) o Door overdracht / ter beschikking stellen van personeel (OCMW-gemeente) o Door ter beschikking stelling van kantoorruimte aan ‘derden’ onder vorm van zitdagen of permanent) o 2. Betrouwbaarheid: hier gaat het om initiatieven die de burger vertrouwen geven in de hulp- en dienstverlening (bv. door een duidelijk antwoord op een vraag, door een gerichte doorverwijzing i.p.v. van het kastje naar de muur gestuurd worden). o 3. Begrijpbaarheid: hier gaat het om initiatieven die ervoor zorgen dat de informatie over hulp- en dienstverlening begrijpbaar is voor iedere burger (bv. door vermijden van vakjargon, eenvoudig woordgebruik in informatiebrochures en aan het onthaal,…) o 4. Bekendheid: de mate waarin het aanbod bekend is bij de beoogde doelgroep is essentieel voor de toegankelijkheid. Het gaat hier m.a.w. om initiatieven die zorgen voor een betere bekendmaking van de hulp- en dienstverlening bij de burger (m.i.v. specifieke kansengroepen). Bv. Doelgroepspecifieke communicatie Bv. Communicatieaudit Bv. Samenwerking met derden die gelijkaardige informatie aanbieden (bv. alle info rond thuiszorg samen op één folder) o 5. Bereikbaarheid: hier gaat het om initiatieven die de hulp- en dienstverlening beter bereikbaar maken, zowel fysiek, ruimtelijk als in de tijd (bv. openbaar vervoer, decentralisatie van de dienstverlening naar wijken, openingsuren aanpassen, telefonische bereikbaarheid, fysieke toegankelijkheid van gebouwen voor rolstoelgebruikers / kinderwagens, telefonische bereikbaarheid / openingsuren) o 6. Beschikbaarheid: hier gaat het om initiatieven die maken dat de hulp- en dienstverlener voor de burger voldoende beschikbaar zijn (bv. geen lange wachttijden, voldoende tijd voor de cliënt, geen administratieve drempels, …) o 7. Betaalbaarheid: hier gaat het om initiatieven die ervoor zorgen dat de hulp- en dienstverlening betaalbaar is voor iedere burger.
150
b) Welk aspect van toegankelijkheid staat hierbij centraal?
1.8 Zijn er nog andere opmerkelijke vaststellingen i.v.m. toegankelijkheid die nog niet werden vermeld?
Bijlage 4
20 Bronnen: Vanmechelen O., Adriaens K. & Seurs R. (2007), Lokaal Sociaal Beleid Brussel. Van concept naar praktijk, Brusselse Welzijns- en Gezondheidsraad vzw, 42 p. Sels P. e.a. (2008), Het concept ‘sociaal huis’ en het werken aan een toegankelijke dienst- en hulpverlening, sneuveltekst.
Begeleidende nota bij thematische synthese
4.
151
Concrete uitvoering: wie doet wat?
uitwerking model thematische syntheses omzetting model 2 in Exceldocument invulling model 2 analyseren en beschrijven resultaten
- Leen Sannen in overleg met stuurgroep - Leen Sannen - Team Samenleving - Leen Sannen: contactpersoon bij vragen - Leen Sannen
Aandachtspunt: een belangrijk aandachtspunt is dat de informatie uit de thematische syntheses als basis dient voor de beschrijving van de ‘goede praktijken’, zoals opgenomen in de opdrachtverklaring met het HIVA. Hiervoor dient nog voldoende tijd te worden voorzien. 5.
Contactpersoon HIVA
Leen Sannen Expert onderzoeker HIVA-K.U.Leuven Parkstraat 47 3000 Leuven Tel: 016-32 31 47 (niet op woensdag) Mail:
[email protected]
152
Bijlage 5 / Aanpassingen n.a.v. testdag
Lokaal Sociaal Beleidsplan 2008-2014 Verantwoording aanpassingen globale synthese op basis van testdag 6 mei 2008 20 mei 2008 Leen Sannen
Aanpassing Excel-document Volgende aanpassingen werden in het Excel-document doorgevoerd: De vragen m.b.t. de formele toets werden weggefilterd, aangezien de formele toets momenteel reeds wordt uitgevoerd. De nummering van de overige vragen werd aangepast. Het onderscheid tussen thema’s en doelgroepen zorgde voor verwarring en overlap. Er werd voor geopteerd om beide vragen te bundelen en per thema doelgroepen te onderscheiden. Via codes 0, 1 en 2 kan aangegeven worden in welke mate acties voor een bepaalde doelgroep zijn uitgewerkt. Voor de grondrechten/thema’s die tot de bevoegdheid van Vlaams minister van Welzijn, Steven Vanackere, werden subthema’s toegevoegd, wat een meer gedetailleerde analyse toelaat. De andere thema’s worden globaal behandeld. Aanpassingen in begeleidende nota Volgende aanpassingen werden in de begeleidende nota doorgevoerd: De informatie m.b.t. de formele toets werden weggefilterd, aangezien de formele toets reeds wordt uitgevoerd. De nummering van de overige vragen werd aangepast. Waar nodig werden criteria verder omschreven en verduidelijkt. Uit te klaren Volgende elementen dienen verder te worden uitgeklaard: Subthema ‘mantelzorg’: bij thema vrijwilligerswerk of thema welzijn? De formele toets werd losgekoppeld van de globale synthese. Om te vermijden dat de plannen drie keer dienen te worden gescreend, wordt voorgesteld om de globale en de inhoudelijke modellen (model 1 en 2) alsnog te integreren (zie ook argumenten in begeleidende nota thematische syntheses).