NR 3 NIEUWSBRIEF
LLINCWA SMEERMIDDELEN IN EN ROND OPPERVLAKTEWATER
LLINCWA is een kennisoverdrachtproject gesponsord door het Europese DG Enterprise
Het LLINCWA-project heeft tot doel om diffuse watervervuiling tegen te gaan door het gebruik van goed afbreekbare, niet schadelijke smeermiddelen bij activiteiten in binnen- en kustwateren te stimuleren.
Succes met de LLINCWA Sailing Campaign 1
In het najaar van 2001 is de LLINCWA ‘Sailing Campaign’ georganiseerd. Met het binnenvaartschip de ‘Reinwater’ werd van Amsterdam tot Strasbourg –en vice versa– informatie verspreid over de goede prestaties van biosmeermiddelen. Het LLINCWA team voer met aan boord een tentoonstelling over biosmeermiddelen de Rijn, de Moezel en het ‘Canal de Marne au Rhine’ af. p strategische locaties in havens en aan boord van het schip werden workshops georganiseerd voor binnenschippers, waterbeheerders, leveranciers en overheidsorganisaties. De workshops bleken een succes (zie elders in deze nieuwsbrief). In alle bezochte landen werden vergelijkbare moeilijkheden geïdentificeerd om de aandacht op biosmeermiddelen te vestigen. Een opmerkelijke conclusie is het uitzonderlijk lage bewustzijn over bestaan, beschikbaarheid en goede prestaties van biosmeermiddelen in alle marktsegmenten. Voor veel deelnemers waren de LLINCWA publicaties en de presentaties tijdens de workshops de eerste gelegenheid om informatie over deze producten te krijgen.
O
streept het belang voor LLINCWA om actie te ondernemen.
auteur Pieter van Broekhuizen (Chemiewinkel, IVAM)
EUROPESE LOBBY In Strasbourg was er een bijeenkomst met leden van de milieucommissie van het Europees Parlement gericht op overheidssteun voor biosmeermiddelen. Hierna amendeerden zij in het Europees Parlement de Richtlijn voor wetten, regelingen en administratieve bepalingen met betrekking tot de recreatiesector, waarbij zij om handhaving vroegen van het gebruik van biosmeermiddelen in deze sector. Dit amendement werd aangenomen en nu wordt de Nationale regeringen gevraagd om maatregelen te nemen die het gebruik van biosmeermiddelen in de recreatiesector bevorderen.
NATIONALE REGELGEVING Desondanks is de noodzaak van een geharmoniseerde wettelijke benadering een onderwerp dat de hoogste aandacht vraagt. Dit werd zowel in Duitsland als in Nederland en Frankrijk naar voren gebracht. LLINCWA zal de bemoedigende resultaten van de Duitse maatregel –onder andere overheidsinitiatieven om het gebruik van biosmeermiddelen financieel te steunen door het verschil in prijs tussen bio- en minerale smeermiddelen te vergoeden– in het oog houden. De ‘Sailing Campaign’ werd afgesloten met een bijeenkomst met Nederlandse parlementsleden, die het initiatief namen om het gebruik van biosmeermiddelen in de recreatiesector te stimuleren.
PROMOTIE VAN BIOSMERING Na de kennismaking onderzochten veel deelnemers het gebruik van de biosmeermiddelen in hun apparaten. En hoewel samenwerking van het LLINCWA team met veel leveranciers van biosmeermiddelen in proefprojecten heel goed is, werd er geconcludeerd dat bij veel van hen sprake is van een dubbel enthousiasme. Hun inzet om biosmeermiddelen tijdens hun normale werkzaamheden te promoten is laag. Voor sommigen (hopelijk een minderheid) was het zelfs gebruikelijk om biosmeermiddelen te diskwalificeren ten gunste van producten gebaseerd op minerale olie. Het feit dat veel toepassingen nog steeds geen goedkeuring kunnen krijgen van de producenten van apparaten zou een van de redenen voor dit onwenselijke gedrag kunnen zijn. Dit onder-
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002
Foto: CW
LLINCWA
Binnenschip de ‘Reinwater’ aan de Moezel.
www.llincwa.org
DUITSLAND Foto: Bilfinger & Berger
Conclusies en aanbevelingen De belangrijkste barrière voor biosmeermiddelen is een tekort aan informatie over de voordelen. De meest veelbelovende acties om het marktaandeel van biosmeermiddelen te vergroten zijn: ■ Vergroting van informatie-uitwisseling (door een informatiepool / nieuwsgroep); ■ Bundeling van activiteiten in public relations, en op technisch en wetenschappelijk gebied; ■ Instelling van heldere en geharmoniseerde wettelijke vereisten in heel Europa.
de bewijslast voor bedrijven. Bij een olieramp moeten bedrijven samenwerken met de verantwoordelijke autoriteiten om adequate maatregelen te treffen en de transparantie tussen alle betrokkenen te vergroten. Biosmeermiddelen getest op ‘Hubinsel Annegret’.
TOEGEVOEGDE WAARDE VAN BIOSMEERMIDDELEN IN
Workshop in Koblenz
De Tiroler Waterkrachtcentrale (TIWAG) hecht grote betekenis aan milieuverantwoorde bouw en werking. Vervanging van minerale olie door biologisch afbreekbare niet-toxische smeermiddelen wordt uitgevoerd bij diverse waterkrachtcentrales. Economische haalbaarheid begint bij de planningsfase, zorgvuldige ontwikkeling en exacte dimensionering van componenten. Samenwerking met leveranciers gedurende de hele levenscyclus van de installatie verzekert hoge ecologische, economische en technische kwaliteitsstandaarden.
WATERBOUW EN WATERKRACHTCENTRALES
2
In oktober 2001, werd een workshop in Koblenz georganiseerd om een discussieplatform te bieden over de stand van zaken in de vervanging van minerale oliën door biosmeermiddelen in de binnenscheepvaart, waterkrachtcentrales en waterbouw. auteurs Sylvia Ullmer, Holger Watter (ISSUS)
TOEPASSINGEN IN DE BINNENSCHEEPVAART: RISICO’S, KOSTEN EN BATEN e doelgroep bestond uit leveranciers van biosmeermiddelen, gebruikers, beheerders van waterinstallaties en autoriteiten. Van elk onderwerp, behandeld in de presentaties en discussies gericht op succesrijke toepassingen van biosmeermiddelen, zijn hieronder enkele hoogtepunten samengevat.
D
WETGEVING, ONDERZOEK EN OPENBARE INITIATIEVEN In Duitsland is wettelijke aansprakelijkheid gebaseerd op de veronderstelling dat fabrieken die een vervuiling kunnen veroorzaken ook de vervuiler zijn. In het geval van een milieu-incident betekent dit de omkering van
Het LLINCWA proefproject ‘Hubinsel Annegret’ is een groot werkponton opererend met biologisch afbreekbare hydraulische vloeistoffen en vetten in verliessmering. De extra kosten voor biologisch afbreekbare smeermiddelen zijn een belangrijke factor in systeemveiligheid en zorgen voor minimale milieurisico’s. Hoge veiligheidsstandaarden vervullen wettelijke eisen en dragen bij aan probleemloos en zuinige werking van de ponton. Het volledige workshopverslag is beschikbaar (in het Engels en Duits) op: http://www.issus.haw-hamburg.de/iss_web/projekte/llincwa/index.html
Workshops in Nancy en Strasbourg auteurs Christine Cecutti, Pascale de Caro (INP-ENSIACET)
In het najaar van 2001 organiseerde INPT twee workshops, die werden bijgewoond door de voornaamste belangengroepen actief in de keten van biosmeermiddelen: producenten (TOTALFINAELF, Fuchs, HAFA), verhandelaars (Beyel, IGOL), een gebruiker (Port Autonome de Strasbourg, VNF), het olieonderzoeksinstituut BfB, de Franse Oliezaad Beroepsorganisa-
ijdens de workshops kwam een aantal onderwerpen aan de orde. INPT presenteerde de Franse proefprojecten. Fuchs en BfB beschreven de technische en milieuprestaties van hun producten in de praktijk. ONIDOL behandelde het onderwerp ‘standaardisatie en eco-labels’. ADEME belichte het Franse beleid voor de stimulering van biosmeermiddelen. De promotie van biosmeermiddelen is deel van het AGRICE programma (Landbouw voor Chemie en Milieu) dat gericht is op nieuwe toepassingen en meerwaarde voor landbouwproducten. AGRICE is opgezet door de Franse overheid en wordt beheerd door ADEME.
T
tie ONIDOL en het Franse Agentschap voor
ADDITIEVEN
Milieu en Energiebeheer (ADEME).
De discussie spitste zich toe op de milieu- en technische aspecten van smering en de rol van additieven.
www.llincwa.org
LLINCWA
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002
NEDERLAND
Workshops in Amsterdam, Arnhem en Utrecht In het najaar van 2001 werden in Nederland drie workshops gehouden over het gebruik van biosmeermiddelen. Ze werden druk bezocht en goed geëvalueerd. Enkele hoogtepunten worden hieronder toegelicht.
MEER STIMULERINGSMAATREGELEN NODIG OM BIOSMEERMIDDELEN TE PROMOTEN
Foto: CW
Leveranciers, overheden, beleidsmakers en Originele Apparaten Producenten (‘OEMs’) bezochten de workshop. De afwezigheid van schippers bij deze workshop toonde aan dat bij hen biosmeermiddelen geen hoge prioriteit krijgen en dat LLINCWA extra inspanning zou moeten leveren om hun aandacht en interesse te wekken. In een van de vier presentaties lichtten vertegenwoordigers van de Nederlandse Stichting Scheepsafvalstoffen Binnenvaart (SAB) en QA+ Consultancy and Advice,
de noodzaak van overheidsinterventies om biosmeermiddelen te promoten toe. Er werd gesteld dat biosmeermiddelen momenteel voor binnenschippers te duur zijn en alleen met succes op de markt kunnen worden geïntroduceerd met behulp van een regeling zoals de VAMIL belastingmaatregel.
auteur Demi Theodori (Chemiewinkel, IVAM)
In de daarop volgende discussie gaven verschillende deelnemers commentaar op de noodzaak van aanvullende overheidsinitiatieven. Regelingen zouden vereenvoudigd moeten worden en geharmoniseerd op Europese schaal om ze effectief te maken. Tenslotte geldt de VAMIL regeling alleen voor gesloten installaties in Nederland. Het gebruik van biosmeermiddelen in open systemen wordt op dit moment niet aangemoedigd door overheidsmaatregelen. Een ander vraagstuk dat werd besproken was dat autoriteiten kennelijk niet volledig overtuigd zijn van de milieuvoordelen van biosmeermiddelen. LLINCWA kan een belangrijke rol spelen in: ■ Het genereren en communiceren van betrouwbare informatie over de milieuvoordelen van biosmeermiddelen; ■ Het bieden van een discussieplatform om de noodzaak van regelgeving op nationaal en EU-niveau te bespreken.
3
INTRODUCTIE VAN BIOSMEERMIDDELEN IS HAALBAAR ZONDER TECHNISCHE PROBLEMEN EN EXTRA KOSTEN
Tweede Kamerleden Piet Hofstra (VVD) en Ferd Crone (PvdA).
Leveranciers, OEMs, beleidsmakers en (vooral) technisch ingenieurs van waterschappen bezochten de workshop. Twee onderhoudstechnici van waterschappen (Hollands Kroon en Hoogheemraadschap van Rijnland (HHR)) toonden aan dat de overgang van op minerale olie gebaseerde smeermiddelen naar biosmeermiddelen in de meeste gevallen kostenneutraal is. Het kan zelfs tot kostenbesparingen leiden als rekening wordt gehouden met een langere levensduur van
FRANKRIJK Additieven, nodig om het vereiste technische prestatieniveau te bereiken, hebben vaak een negatief effect op de milieuprestaties van smeermiddelen gebaseerd op snel biologisch afbreekbare en niet toxische basisvloeistoffen, zoals plantaardige oliën en oleo-chemische esters. Terwijl al aanzienlijke resultaten zijn geboekt op het terrein van snel biologisch afbreekbare en niet-toxische additieven, moet dit werk worden voortgezet en versterkt om het volledige spectrum van milieuverantwoorde additieven te leren kennen. De deelnemers stelden dat het publiek niet volledig op de hoogte is van de milieulast die smering kan veroorzaken. Een ander vraagstuk dat aan de orde werd gesteld was de noodzaak van een brede consensus over testmethoden om de milieueffecten van smeermiddelen te bepalen. Zodra deze standaarden zijn vastgesteld kan er een breed gedragen eco-labelprogramma worden opgezet.
LLINCWA
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002
EFFECTIEVE REGELGEVING Verder werd ook het gebrek aan wet- en regelgeving ten gunste van biosmeermiddelen besproken. Deelnemers stelden de vraag of wetgeving de beste benadering is om smeermiddelen te promoten, vanwege te verwachten oppositie door de industrie die een maximale vrijheid en flexibiliteit wil behouden. Effectieve regelgeving zou alle betrokkenen bij de levenscyclus van smeermiddelen eerlijk moeten sturen om verantwoordelijkheid te nemen voor de effecten op de gezondheid en het milieu in de productie-, gebruiken afvalfase van smeermiddelen. Tenslotte werden ook de hogere kosten van biosmeermiddelen behandeld en hoe die kunnen worden gewogen, rekening houdend met de technische voordelen van biosmeermiddelen en hun superieure milieuprestaties.
www.llincwa.org
apparaten en energie en geluidsreductie door de speciale eigenschappen van biosmeermiddelen. De industrievertegenwoordigers presenteerden een indrukwekkend lange lijst van succesvolle toepassingen van biosmeermiddelen in installaties die dicht bij watergangen worden gebruikt. In de discussie werd benadrukt dat de OEM altijd geraadpleegd moeten worden voorafgaand aan de toepassing van biosmeermiddelen in installaties. De meest opvallende conclusie was dat biosmeermiddelen beperkte aandacht krijgen bij de waterschappen. Veel deelnemers pleitten voor maatregelen om het gebruik van biosmeermiddelen te stimuleren. Anderen wezen op de rol die de Unie van Waterschappen kan spelen bij het adviseren van individuele waterschappen bij hun inspanningen om op biosmeermiddelen over te stappen. 4
den de ervaringen met biosmeermiddelen en hun rol bij het terugdringen van diffuse watervervuiling en identificeerden beleid dat door overheden kan worden aangenomen om het gebruik door vooral de recreatievaart te stimuleren. In de discussie beschreef een vertegenwoordiger van het ‘Waterpakt’, een overkoepelende organisatie van milieuorganisaties die actief zijn op het gebied van waterbeheer, de recreatievaart als een onderschatte bron van diffuse waterverontreiniging. Ook de technische voordelen van biosmeermiddelen (door een vertegenwoordiger van TOTALFINAELF) en de technische toepasbaarheid van biosmeermiddelen vanuit gebruikersperspectief (door HHR) kwamen aan de orde. Tenslotte erkenden de leden van de Tweede Kamer het belang van het promoten van biosmeermiddelen en beloofden politieke steun te geven aan de missie van LLINCWA.
PLANNEN MAKEN OM DE RECREATIEVAART IN DE LLINCWA ACTIVITEITEN OP TE NEMEN Bij de officiële afsluiting van de ‘Sailing Campaign’ werden vertegenwoordigers van NGO’s, industrie en leden van de tweede kamer samengebracht. Zij evalueer-
Een gedetailleerd verslag van de workshops is beschikbaar op www.llincwa.org
auteur Demi Theodori (Chemiewinkel, IVAM)
Foto: Claus Bollaert,Waterpakt
LLINCWA richt zich op smeermiddelenemissies door de recreatievaart Tweetaktmotoren en openschroefassen van pleziervaartuigen vormen een belangrijke bron van watervervuiling in Europa. Een geschatte 30% van alle brandstof en olie die gebruikt wordt in tweetaktbuitenboordmotoren eindigt in het water. Schroefassen van relatief oude recreatiemotorboten zijn een andere bron van (milieu)zorg, omdat deze systemen meestal open en vetgesmeerd zijn. r zijn ongeveer drieëneenhalf miljoen pleziervaartuigen in EU landen, inclusief Zwitserland. Het merendeel daarvan zijn motorboten. Individueel mag hun effect klein zijn; gezamenlijk vormen ze een aanzienlijk probleem. LLINCWA speelt hier op in met een speciale campagne gericht op de recreatiemarkt. Voorlopig is de campagne beperkt tot de Nederlandse recreatiemarkt.
E
TOEPASSING VAN SMEERMIDDELEN IN DE RECREATIEVAART Recreatiemotorboten kunnen zowel lucht als water vervuilen. Naast andere soorten emissies, lozen recreatieboten smeermiddelen in het water. Smeermiddelemissies van recreatiemotorboten zijn onder te verde-
www.llincwa.org
Tweede leven voor een ‘Skutsje’ in de recreatie.
len in twee categorieën: emissies van smeeroliën van tweetaktbuitenboordmotoren en emissies van vetgesmeerde schroefassen. De meeste buitenboordmotoren zijn tweetakt benzine-eenheden die een olie/benzine mengsel gebruiken, hoewel viertaktmotoren langzaam in populariteit winnen. Tweetaktmotoren gebruiken een verbrandingssysteem, dat leidt tot onverbrande smeerolie en brandstoflozingen in water. Schroefassen in pleziervaartuigen kunnen vet of watergesmeerd zijn. Een vuistregel om het aantal schepen met een vetgesmeerde schroefassysteem te schatten, is de volgende: motorboten gefabriceerd voor 1980 zijn waarschijnlijk met een open, vetgesmeerd schroefassysteem uitgerust. Gegeven de lange levensduur van schepen kan men concluderen dat een aanzienlijk deel van de recreatievaartuigen in gebruik met een vetgesmeerd open schroefassysteem is uitgerust.
RECREATIEVAART IN KWETSBARE GEBIEDEN De smeermiddelenemissies van recreatiemotorboten
LLINCWA
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002
BELEID
Nederland stimuleert biosmeermiddelen Overtuigd van de noodzaak om de belasting van het milieu door smeermiddellekkages en
Een hydraulische vloeistof of vet is snel biologisch afbreekbaar en laag toxisch volgens de VAMIL / MIA regelingen, als:
verspilling, vereist de Nederlandse overheid dit jaar het gebruik van biosmeermiddelen in alle apparatuur die gekwalificeerd zijn voor de zogenoemde Milieulijst.
■ de uiteindelijke biologische afbreekbaarheid hoger
is dan 60% en zijn primaire biologische afbreekbaarheid hoger is dan 90% binnen 28 dagen volgens OECD 301D of 301B; en ■ de toxiciteit (EC50/LC50) voor aquatische organis-
p de milieulijst staan milieuverantwoorde installaties vermeld die in aanmerking komen voor bepaalde belastingvoordelen via de VAMIL / MIA regeling. Dit is een algemene vereiste, van toepassing op alle installaties op de lijst die meer dan 6 liter hydraulische vloeistof verbruiken. Dit jaar is –voor het eerst– de eis ook van kracht voor vet gebruikt in gesloten schroefassen en roerkoningen voor schepen.
O
RECREATIE worden laag geschat in vergelijking tot de emissies van andere bronnen (vooral op het vasteland). Echter, deze algemene schatting kan misleidend zijn. Recreatieboten worden in het algemeen gebruikt bij prettige weersomstandigheden en vooral tijdens het weekeinde en in kwetsbare gebieden. In het bijzonder op mooie zomerse weekends kan de hoeveelheid emissies in een vaargebied niet worden verwaarloosd. Verder is de zomer de meest gevoelige reproductieperiode voor water-organismen.
BIOSMEERMIDDELEN VOOR DE RECREATIEVAART Biosmeermiddelen kunnen de milieuproblemen veroorzaakt door recreatiemotorboten verlichten. Terwijl biosmeermiddelen beschikbaar zijn via producenten en groothandelaren, worden ze nauwelijks op de markt gebracht en vinden moeizaam een weg naar de schappen van havenwinkels en bunkerschepen. Tenminste, dit is de situatie in Nederland. De redenen hiervoor zijn divers, maar een ding is duidelijk: de toelevering van alle winkels drijven de prijs op, vooral omdat de vraag naar het product beperkt is door het feit dat motorbooteigenaren zich simpelweg niet bewust zijn van het bestaan van biosmeermiddelen.
LLINCWA
CAMPAGNE VOOR DE RECREATIESECTOR
Het Nederlandse LLINCWA team voert momenteel een communicatiecampagne gericht op de promotie van het gebruik van biosmeermiddelen in de Nederlandse recreatiemarkt. Voor deze campagne heeft LLINCWA de krachten gebundeld met het Waterpakt, een koepelorganisatie van milieuorganisaties die actief zijn op het gebied van waterbescherming en met zowel groothandelaren (TOTALFINAELF, Fuchs en Castrol), als detailhandelaren (Greenway Products).
LLINCWA
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002
men hoger is dan 1 mg/l volgens OECD 201 en 202 of vergelijkbare testen.
VAMIL EN MIA Twee Nederlandse belastingmaatregelen gericht op het bevorderen van milieu-innovatieve technologie zijn VAMIL en MIA. VAMIL staat voor willekeurige afschrijving milieu-investeringen. Het stelt bedrijven in staat om investeringen in milieuvriendelijke technologieën sneller af te schrijven dan gebruikelijk. Als gevolg van belastingverlaging groeit de winst. MIA staat voor Milieu-InvesteringsAftrek. Deze regeling stelt bedrijven die willen investeren in milieuvriendelijke apparatuur, in staat om een deel van de investeringen van de belastbare winst af te trekken. Installaties kunnen in aanmerking komen voor een van beide regelingen. Installaties die voor een van beide regelingen in aanmerking komen worden op de Milieulijst geplaatst die jaarlijks wordt geactualiseerd.
HERINTRODUCTIE EN UITBREIDING Installaties die op de Milieulijst van 2002 voorkomen en die meer dan 6 liter hydraulische vloeistof verbruiken, behoren biologisch afbreekbare en laag toxische vloeistoffen te gebruiken. Deze voorwaarde die was opgenomen in eerdere Milieulijsten, werd in 2001 geschrapt vanuit de gedachte dat alle goedgekeurde installaties zo waren ontworpen (als gesloten systemen) dat hydraulische vloeistoffen niet naar de omgeving kunnen ontsnappen. Zich er van bewust dat dit alleen geldt onder normale operationele condities, heeft de Nederlandse overheid dit jaar besloten om de aanvullende voorwaarden voor biologische afbreekbaarheid en toxiciteit van hydraulische vloeistoffen te herintroduceren. Dit jaar gelden deze voorwaarden voor het eerst ook voor vetgesmeerde schroefassen en roerkoningen voor schepen die geregistreerd zijn in de Milieulijst. Om aanspraak te kunnen maken op de belastingvoordelen die door de VAMIL / MIA regelingen worden geboden, moet de potentiële gebruiker van geregistreerde apparatuur de leverancier verzoeken om de normale garantieperiode aan te houden op zijn apparatuur, die werkt met hydraulische vloeistof of vet dat snel biologisch afbreekbaar is en laag toxisch. Van deze belastingstimuleringsmaatregel wordt verwacht dat ze een positief effect zal hebben op het vergroten van het marktaandeel van biosmeermiddelen in Nederland.
www.llincwa.org
auteur Demi Theodori (Chemiewinkel, IVAM)
5
Foto: CW
BAGGEREN ruimtelijke problemen op te lossen is om land aan te winnen van het water. Momenteel wordt bij Amsterdam nieuw land aangewonnen door zand uit het Markermeer te baggeren en te transporteren naar IJ-burg.
OPEN LAGERS ONDER WATER
Ballast Nedam baggert in het Markermeer.
6
Biosmeermiddelen lossen baggerproblemen op auteurs Peter Haring (Ballast Nedam), Piet Steenaard (Van Meeuwen)
n Nederland ligt ongeveer 30% van het totale oppervlak en het grootste deel van het economische hart van het land onder zeeniveau. Toch wil een toenemend aantal mensen in dit gebied leven en werken. Een van de mogelijkheden om de daarmee verbonden
I
Een van de baggermaatschappijen is Ballast Nedam. Zij hebben verschillende schepen met baggerinstallaties die tijdens het baggeren onder water grote zand wolken veroorzaken. Zand daalt langzaam op de baggerinstallaties en open lagers neer, wat hoge eisen stelt aan de technische prestaties. Ballast Nedam en andere maatschappijen zoeken naar oplossingen zoals gesloten lagers en andere permanent gesloten afdichtingen. Deze technische oplossingen functioneren onder de extreme omstandigheden in onderwater zandwolken echter niet altijd naar behoren. Om het zand uit de open lagers te houden is een grote doorstroom van vet nodig. Doordat daarbij grote hoeveelheden smeermiddel in het water verdwijnen, is dit een ongelofelijk watervervuilend proces.
PROEF MET BIO-VET Op zoek naar een oplossing is een proefproject opgezet om een beperking van de smeermiddelvervuiling van het waterige milieu te bewerkstelligen. Door een snel afbreekbaar bio-vet (Green Point LCBio 1302) te gebruiken, kon de doorstroming worden verhoogd, waardoor het zand automatisch uit de lagers wordt geperst. In dit project worden de effecten van het gebruik van bio-vet in onderwaterlagers bestudeerd.
auteurs Christine Cecutti, Pascale de Caro (INP-ENSIACET)
Foto: INPT
Franse Proefprojecten Doel van de proefprojecten is de technische en milieuprestaties van biosmeermiddelen te testen en de praktische haalbaarheid te demonstreren. In Frankrijk worden ze georganiseerd door de ‘Laboratoire de Chimie AgroIndustrielle’ (LCA) van het ‘Institut National Polytechnique de Toulouse’ (INPT), ‘l’Ecole Nationale Supérieure des Ingénieurs en
Sluis in ‘Canal du Midi’ met Bio-vet van IGOL.
Arts Chimiques Et Technologiques’ (ENSIACET).
DE PARTNERS De projectpartners betrokken bij de opzet en realisatie van deze proefprojecten zijn: ■ De Regionale Directie Zuidwest van de Franse Waterschappen (VNF). ■ Het Gemeentelijke Energiebedrijf van Toulouse (RMET). Vier verschillende smeermiddelenleveranciers nemen deel in deze projecten: Fuchs Lubritech, TOTALFINAELF (TFE), HAFA Lubricants en IGOL Lubricants.
www.llincwa.org
DE PROJECTLOCATIES De proefprojecten liggen aan de ‘Canal des Deux Mers’ en de rivier de Garonne in de regio Midi-Pyrenées. ■ Het Canal des Deux Mers bestaat uit het Canal du Midi en het Canal Latéral à la Garonne. Door de schoonheid van het landschap is het een van de mooiste kanalen van Europa. ■ Het Canal du Midi is door UNESCO uitgeroepen tot ‘Internationaal Cultureel Erfgoed’, en het is daardoor de ideale plaats om milieuvriendelijk beleid met het LLINCWA project te bevorderen. ■ De Garonne Rivier ontspringt in de Pyreneeën en loopt via het estuarium van de Gironde langs Bordeaux naar de Atlantische Oceaan.
LLINCWA
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002
DEFINITIES
Classificatiesysteem biosmeermiddelen Het LLINCWA team heeft een classificatiesysteem ontwikkeld voor niet-minerale oliegebaseerde hydraulische vloeistoffen, versnellingsoliën en vetten. en onderscheid is hierbij gemaakt naar biologische afbreekbaarheid, acute aquatische toxiciteit, gezondheidsrisico’s, vernieuwbaar materiaal en technische prestatie. De meeste criteria zijn gebaseerd op testmethoden die gebruikt worden om een zogenaamde Risico-zin (R-zin) toe te kennen, zoals vereist door de nieuwe EU preparaten richtlijn 1999/45/EU. Andere EU milieucriteria zijn vergeleken met dit systeem en als ze vergelijkbaar zijn, zijn de biosmeermiddelen die aan deze milieucriteria voldoen automatisch in de overeenkomstige klasse ingedeeld.
E
CRITERIA In the vorige nieuwsbrief zijn de minimum criteria van biosmeermiddelen genoemd, gebaseerd op de resultaten van biologische afbreekbaarheid en aquatische toxiciteittesten van het product. Klassen boven het minimum zijn gewoonlijk gebaseerd op testresultaten van de ingrediënten. In het classificatiesysteem is aanwezigheid van ongewenste bestanddelen beperkt of verboden.
Vier verschillende klassen zijn gedefinieerd voor hydraulische vloeistoffen en drie voor vetten en versnellingsoliën. Het onderscheid is zo gemaakt dat het mogelijk is om de nodige informatie te gebruiken van de gangbare Veiligheidsinformatie Bladen (VIB’s) van het biosmeermiddel. Normaal moeten ingrediënten met een R-zin in de VIB van een smeermiddel opgenomen zijn. Vanaf juli 2002 moeten de VIB’s van biosmeermiddelen informatie geven over milieurisico’s op basis van de ingrediënten. Een betere klasse stelt hogere eisen aan de milieu- en gezondheidsaspecten van ingrediënten.
auteur Hildo Krop (Chemiewinkel, IVAM)
Het volledige systeem is beschikbaar op de LLINCWA site: www.llincwa.org.
AGENDA
Internationale workshop over biosmeermiddelen in Spanje Op 15 januari 2003 zal er in Spanje een internationale workshop over biosmeermidde-
auteur Amaya Igartua (TEKNIKER)
len worden georganiseerd. Deze workshop ‘From development to the market’ is een ge-
DEMONSTRATIES
zamenlijk initiatief van de Virtual Tribologi Institute (VTI) en het LLINCWA consortium.
DE PROEFPROJECTEN Het Canal du Midi heeft rond Toulouse 23 sluizen. Hieronder is de automatische sluis van Minimes, gelegen in het centrum van Toulouse, gekozen voor de test. De hydraulische vloeistof voor de bediening van de deuren is vervangen door een biosmeermiddel van HAFA. Twee andere demonstratieprojecten met plantaardige hydraulische vloeistoffen van FUCHS Lubritech en TFE draaien in apparatuur voor het onderhoud van het Kanaal, beide in samenwerking met de VNF: een bagger- en graafmachine. In de drie andere proefprojecten zijn de biosmeermiddelen bedoeld voor toepassingen met verliessmering.
MEETACTIVITEITEN Gedurende de testperiode van twee jaar, worden (sinds het voorjaar van 2001) elke 200 uur monsters van hydraulische vloeistoffen genomen. Totaal zuurgetal, viscositeit, metaalslijtage gehalte, magnetische deeltjes en biologische afbreekbaarheid worden bemonsterd. De analyses worden uitgevoerd door INPT-LCA and TEKNIKER. Zij bepalen de milieueffecten van biosmeermiddelen in eco-toxiciteitstudies op standaard soorten (algen, watervlooien en vissen). Voor vetten zijn criteria geïdentificeerd zoals adhesie, combinatie met afdichtingen, ontwikkeling van textuur, temperatuurafhankelijk gedrag en waterbestendigheid.
LLINCWA
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002
n het kader van de VTI zal de prestatie van biosmeermiddelen geanalyseerd worden vanuit het perspectief van wrijving en slijtage. In het kader van LLINCWA zal de verkregen kennis over biosmeermiddelen in binnen- en kustwateractiviteiten worden verspreid. Een gezamenlijke actie van VTI en LLINCWA kan een uitdaging zijn voor toekomstig onderzoek en ontwikkeling. Deze workshop markeert het einde van het LLINCWA project en het begin van het 6e Framework Programma met een nieuwe filosofie die geïntegreerde projecten en netwerken combineert. Degenen die geïnteresseerd zijn om een bijdrage te leveren, of willen assisteren in de workshop kunnen contact opnemen met Amaya Igartua van TEKNIKER (
[email protected]) of de LLINCWA partner in eigen land (voor eind september 2002).
I
Gedurende de workshop zal een aantal onderwerpen aan de orde komen: ■ ■ ■ ■ ■ ■
Wetgeving en stimuleringsmaatregelen; Het gebruik van grondstoffen; De prestaties en milieueigenschappen; Proefprojecten; Hergebruik en levenscyclusanalyse; Actuele en toekomstige markt.
www.llincwa.org
7
ADDITIEVEN
Samenwerking tussen LLINCWA en ELGI
auteur
Hildo Krop (Chemiewinkel, IVAM)
De ‘European Lubricating Grease Institute’ (ELGI) is een van de groepen wetenschappelijke en technische instituten die actief zijn
LGI heeft verschillende werkgroepen, waarvan de milieuwerkgroep er een is. De werkgroep is recent (2000) gestart, en stelt zich tot doel aanbevelingen te doen over verbeteringen in de milieuprestaties van vetten. De ideeën van de werkgroep vertonen een grote overlap met het LLINCWA project en een wederzijdse uitwisseling van informatie is begonnen. LLINCWA heeft deelgenomen in drie bijeenkomsten met de werkgroep en is uitgenodigd om de voortgang van het LLINCWA project te bespreken op de ELGI jaarvergadering op 5 mei 2002 in Sevilla, Spanje. De samenwerking heeft al geresulteerd in een gezamenlijke publicatie van een LLINCWA rapport over milieu en gezondheidsgevaren van veel toegepaste additieven.
E
op het gebied van de wrijvingsleer en werken met smeervetten en aanverwante producten.
8
Meer informatie over ELGI: www.elgi.nl
AGENDA
1ste Internationale LLINCWA Conferentie auteur Philipe Lanore (TOTALFINAELF)
De LLINCWA partners zij trots en vereerd om de 1ste Internationale LLINCWA Conferentie aan te kondigen, gericht op stimulering van het gebruik van biosmeermiddelen in binnen-
Bij deze gelegenheid wordt tijdens vier parallelsessies speciale aandacht geschonken aan de onderwerpen: ■ Binnenscheepvaart en recreatie; ■ Waterbeheer; ■ Mobiel materieel; ■ Harmonisatie van definities van biosmeermiddelen.
en kustwater gerelateerde activiteiten. eze eerste klas gelegenheid zal plaatsvinden op 15 november 2002 in Parijs. Gerenommeerde vertegenwoordigers van smeermiddelproducenten, milieubeleidsinstanties en gebruikers zullen introducties verzorgen in plenaire en werkgroepsessies. De gespreksonderwerpen tijdens de conferentie zullen georganiseerd worden rond het volgende innovatieve concept: Biosmeermiddelen zijn betrouwbaar en beschikbaar. Zij presteren beter dan de klassieke smeer-
D
Het LLINCWAconsortium bestaat uit de volgende organisaties:
middelen. Vervanging van minerale oliën is technisch haalbaar, economisch wenselijk en ecologisch onvermijdbaar. Deze deskundigenbijeenkomst zal 80-120 specialisten op diverse deelterreinen bij elkaar brengen. Het biedt een unieke gelegenheid om nieuwe informatie te presenteren, ideeën uit te wisselen, en voor deze strategische onderwerpen uit de praktijk naar een gezamenlijke benadering te streven.
NEDERLAND
SPANJE
DUITSLAND
IVAM, Chemiewinkel, Universiteit van Amsterdam (coördinator) Nieuwe Achtergracht 166, 1018 WV Amsterdam t: +31 20 525 5607; f: +31 20 525 5615 e-mail:
[email protected]
Fundación TEKNIKER Avda Otaola 20, E-20600 Guipúzcoa t: +34 943 206 744; f: +34 943 202 757 e-mail:
[email protected]
Hochschule für angewandte Wissenschaften Hamburg ISSUS Rainvilleterasse 4, DE-22765 Hamburg t: +49 40 42811 2710; f: +49 40 42811 3264 e-mail:
[email protected]
QA+, Questions Answers and More BV P.O. Box 137, NL- 2501 CC Den Haag t: +31 70 30 25 838; f: +31 70 30 25 839 e-mail:
[email protected] Hoogheemraadschap van Rijnland P.O. Box 156, NL-2300 AD Leiden t: +31 71 51 68 991; f: +31 71 51 23 916 e-mail:
[email protected]
www.llincwa.org
FRANKRIJK INP-ENSIACET Laboratoire de Chimie Agro-Industrielle 118 Route de Narbonne, F-31077 Toulouse cedex 04 t: +33 5 62 88 57 24; f: +33 5 62 88 57 30 e-mail:
[email protected];
[email protected]
Fuchs LUBRITECH GmbH Hans-Reiner-Strasse 7-13, DE- 67685 Weilerbach t: + 49 6374 924 5; f: + 49 6374 924 940 e-mail:
[email protected]
BELGIË TOTALFINAELF Direction Lubrifiants 16, Rue de la République – Puteaux F-92970 Paris – La Défense Cedex t: +33 1 41 35 8624; f: +33 1 41 35 8561 e-mail:
[email protected]
Faculté universitaire des Sciences agronomiques - Valonal Passage des déportés 2, BE-5030 Gembloux t: + 32 81 62 23 50; f: + 32 81 62 23 16 e-mail:
[email protected]
LLINCWA
NIEUWSBRIEF,
JUNI 2002