Liturgie zondag 10 juli 2016 – Avonddienst Andreaskerk
Voorganger: Organist: Lector: Thema:
ds. Reinoud Koning Ans Kuus Aone Koopmans Een woord van God.
ORDE VAN DIENST Welkom door de ouderling Intochtslied psalm 27 1) Mijn licht, mijn heil is Hij, mijn God en HERE! Waar is het duister dat mij onheil baart? Mijn hoge burcht is Hij, niets kan mij deren, in zijn bescherming ben ik wel bewaard! Of zich de boosheid tegen mij verbindt en op mij loert opdat zij mij verslindt, ik ken geen angst voor nood en overval: het is de HEER die mij behouden zal!
2) Eén ding slechts kan ik van den HEER verlangen, dit ene: dat zijn gunst mij eenmaal geev' Hem dagelijks te loven met gezangen, te wonen in zijn huis zolang ik leef! Hoe lieflijk straalt zijn schoonheid van omhoog. Hier weidt mijn ziel met een verwonderd oog, aanschouwende hoe schoon en zuiver is zijn licht, verlichtende de duisternis. Bemoediging en groet Zingen gezang 341 1) Gij hebt uw woord gegeven nog voor ik U iets vroeg, dat is voor heel mijn leven, ja voor de dood genoeg. Uw woord is daad, o Vader, werd brood in de woestijn, werd mens en is mij nader dan wie mijn naasten zijn. Gebed Geloofsbelijdenis van Nicea (korte tekstversie) Wij geloven in één God, onze Vader, schepper van alle zichtbare en onzichtbare dingen. En in één Heer, Jezus Christus, Zoon van God, Zoon van mensen, Licht van de wereld. Hij kwam van de Vader om ons mensen en om ons behoud. Hij is gekruisigd en is begraven. Hij is opgestaan, zit aan Gods rechterhand en zal terugkomen om zijn Rijk definitief te vestigen.
En wij geloven in de Heilige Geest, die van de Vader en de Zoon uitgaat, die levend maakt en spreekt door de profeten. En wij geloven in één Kerk, de gemeenschap van gelovigen waar ook ter wereld, staande in de traditie van de apostelen. Wij belijden één doop die ons doet delen in Gods heil. En wij verwachten de opstanding van de doden en het leven in de wereld die komt. Zingen gezang 430 1) Ik heb U lief, o mijn beminde, die al mijn vreugd en sterkte zijt. Ik heb U lief, o welgezinde, wiens komst ik dag en nacht verbeid. Ik heb U lief, o schoonste licht, glans van Gods aangezicht.
7) Ik heb U lief, o wonderschone, ik heb U lief, Gij zijt mijn God. Ik vraag niet, dat Gij mij zult lonen; ik heb U lief, ook in de nood. Ik heb U lief, o schoonste licht, gezegend Aangezicht ! Lezing – Matteus 8:5–10 (NBG1951) 5
Toen Hij nu Kafarnaüm binnenging,
kwam een hoofdman tot Hem met een bede, 6 en zei: Here, mijn knecht ligt thuis, verlamd, met hevige pijn. 7
Hij zei tot hem: Zal Ik komen en hem genezen?
8
Doch de hoofdman antwoordde en zei: Here, ik ben niet waard, dat Gij onder mijn dak komt, maar spreek slechts een woord en mijn knecht zal herstellen. 9
Want ik ben zelf een ondergeschikte met soldaten onder mij,
en ik zeg tot de één: Ga heen, en hij gaat heen, en tot een ander: Kom, en hij komt, en tot mijn slaaf: Doe dit, en hij doet het. 10
Toen Jezus dit hoorde, verwonderde Hij Zich en zei tot hen, die Hem volgden: Voorwaar, zeg Ik u, bij niemand in Israël heb Ik een zó groot geloof gevonden! Zingen gezang 7 1) Het woord dat u ten leven riep is niet te hoog, is niet te diep voor mensen die 't zo traag beamen. Het is een teken in uw hand, een licht dat in uw ogen brandt. Het roept u dag aan dag bij name. 4) Het woord van liefde, vrede_en recht is in uw eigen mond gelegd, is in uw eigen hart geschreven. Rondom u klinkt de stem van God: vrijspraak, vertroosting en gebod, vlak vóór u ligt de weg ten leven. Lezing psalm 139 (WV95) 1
Voor de leider, op naam van David. Een zangstuk.
HEER, U doorgrondt mij en kent mij, 2 U kent mijn zitten en opstaan,
al van verre doorziet U mijn gedachten. 3
Van mijn gaan en komen kent U de maat, U bent vertrouwd met al mijn gangen. 4
Geen woord komt over mijn tong of U kent het, HEER, U kent het volkomen. 5
Van voor tot achter omvat U mij, U hebt uw hand op mij gelegd. 6
Uw kennen is mij wondervreemd, te hoog om erbij te kunnen. 7
Waarheen moet ik om uw geest te ontgaan? Waarheen om uw oog te ontvluchten? 8
Stijg ik op naar de hemel: U bent daar; lig ik in het dodenrijk: U bent daar. 9
Neem ik de vleugels van de zon in de morgen
en laat ik mij neer aan de einders van de zee, 10
dan zou ook daar uw hand mij leiden, uw rechterhand mij vasthouden. 11
Als ik zeg: ‘Laat het stikdonker mij omringen en laat het licht om mij heen in nacht veranderen’, 12
dan is het donker niet donker voor U: als de dag zou de nacht oplichten, want donker en licht zijn gelijk voor U. 13
U hebt mijn nieren geschapen, mij samengevlochten in mijn moeders schoot. 14
Dank voor het ontzagwekkend wonder dat ik ben, voor het wonder van uw werken; hoe ga ik U ter harte. 15
Mijn gebeente had voor U geen geheimen toen ik in het verborgen werd gemaakt, werd samengeweven in de diepten van de aarde. 16
Ik was nog vormloos, maar uw oog zag mij; al mijn dagen stonden in uw boekrol gegrift, gevormd en wel, maar nog niet één was begonnen. 17
O God, uw gedachten zijn voor mij te groots, de som ervan is voor mij te machtig, 18
ontelbaar meer dan er zandkorrels zijn. Ik kom er niet uit en blijf met U bezig. 19
O God, sla de bozen dood. Moordenaars, ga weg van mij. 20
De vijand beroept zich meinedig op U, maar hij misbruikt uw naam. 21
Zal ik degenen niet haten die U haten, HEER, niet walgen van hen die tegen U opstaan? 22
Ik haat ze zo veel ik maar haten kan, het zijn voortaan mijn eigen vijanden. 23
Doorgrond mij, o God, en ken mijn hart, vors mij en ken mijn gedachten. 24
Zie of mijn weg die van de goddelozen is. Leid mij op de weg die toekomst heeft.
Zingen 'Adem van boven, gul en goed' (Voorzichtig licht 58) (melodie gz 291 Hervormde Bundel) 1) Adem van boven, gul en goed, vervul ons hart, ons vlees en bloed, o bron die onze vreugde voedt, kom Geest van God! 4) Vrede op vleugels, vogel Gods, red ons uit golven, groot en trots, en draag ons naar uw hoge rots – kom Geest van God! 5) Waai in ons, zachte zuidewind, en fluister stil: Jij bent Gods kind; er is er Eén die jou bemint! Kom Geest van God! 7) Kom adem, dauw die ons geneest, kom wind en vuur, lied van de Geest, kom vogel, vier met ons uw feest – kom Geest van God! Verkondiging Zingen 'Op U alleen, mijn licht, mijn kracht' (NL 939) 1) Op U alleen, mijn licht, mijn kracht, stel ik mijn hoop, U zorgt voor mij. Door golven heen, door storm en nacht, leidt mij Uw hand, U blijft nabij. Uw vrede diep, Uw liefde groot, verjaagt mijn angst, verdrijft de dood. Mijn vaste rots, mijn fundament, U bent de grond waarop ik sta. 3) Van eerste kreet tot laatste zucht, leef ik in U, en U in mij. Geen boze macht, geen kwaad gerucht, niets is er dat mij van U scheidt. Want U regeert, U overwint, U neemt mij aan, ik ben Gods kind. Totdat U komt, mij roept voorgoed, bent U het doel van mijn bestaan.
Dank- en voorbeden, stil gebed en Onze Vader Collecte Slotlied psalm 146 1) Zing, mijn ziel, voor God uw HERE, zing die u het leven geeft. Zing, mijn ziel, uw God ter ere, zing voor Hem zolang gij leeft. Ziel, gij zijt geboren tot zingen voor den HEER uw God. 3) Heil wien Jakobs God wil bijstaan, heil die God ter hulpe riep. Want zijn heil zal niet voorbijgaan, God is trouw aan wat Hij schiep. Wat in hemel, zee of aard woont, is in zijn hand bewaard. Heenzending en Zegen