1
Liturgie voor de viering van zondag 17 april 2016; zondag Jubilate (Juich Gode! uit Psalm 66) Plaats: Ontmoetingskerk Aanvangstijd: 10.00 uur Voorganger: ds. Peter van der Schans Organist: Arie Metaal Thema: Kijk dan naar wat ik doe!
Om vast op te zoeken:
Psalm 66:1 en 7 Lied 275 Psalm 100 Lied 184 Lied 23C Lied 726:2, 3 en 5 Lied 377:1, 2, 3, 6 en 7 Lied 653:1, 6 en 7
De paaskaars brandt Orgelspel We worden stil De dienstdoende ambtsdragers komen binnen
2
De voorganger heet allen welkom AAN HET BEGIN Staande zingen van het eerste lied: Psalm 66:1 en 7 Stil gebed Groet Bemoediging De gemeente gaat weer zitten
Gebed: Grote en goede God, voeg ons bij al diegenen die zich in U verheugen en laat ons samen in alle bescheidenheid en in alle vrijmoedigheid de weg gaan waarop uw herder ons voorgaat. U die onze Herder bent, als U ons niet zoekt zijn wij verloren, als U ons niet bijeenhoudt verliezen wij elkaar, als U ons niet leidt lopen al onze wegen dood; ontferm U over ons, spreek ons toe, haal ons bijeen, toon ons de weg, blijf onze Herder. Dat bidden wij voor ons hier, voor de kinderen in de nevendienst, voor ieder die anders met ons verbonden is. Amen. (ds. W.R. van der Zee, Zondagsgebeden, p. 64) Gemeentezang: Lied 275 Smeekgebed, besloten met gemeentezang: Heer, ontferm U! God, U gaf ons
3
reden tot juichen, maar wij verstommen zolang het licht weersproken wordt door de slagschaduwen van dood en verdriet, zolang kinderen schreien van de honger, zolang mensen elkaar de ruimte betwisten met rampzalige vernielzucht, met aanslagen op elkaars leven. God, U gaf ons reden tot juichen, ons leven kent U als bron, Christus als bedding. Dat ons lied niet zwijgt zolang wij adem halen. Zo bidden en zingen wij met z’n allen: Heer, ontferm U! Gemeentezang: Psalm 100 DIENST VAN HET WOORD Gebed om de opening van het Woord: Goede God, we horen uw stem in de stilte, in de geluiden van de natuur, in het roepen van mensen, in de stemmen van kinderen. Maar soms weten we het niet zeker. Was het wel uw stem die we hoorden? We vragen u: leer ons te luisteren naar Jezus die ons leert waar we uw stem kunnen horen, waar uw stem ons roept om u te volgen. Help ons te komen als u ons roept. Amen. Gesprek met de kinderen:
4
In onze kerk is er iemand die er voor zorgt, dat we met elkaar kunnen zingen, dat we allemaal een beetje de wijs kunnen houden en gelijktijdig zingen. Wie is dat? Organist, vandaag Arie Metaal In onze kerk is er iemand die de buitendeur open doet, die de Paaskaars aansteelt, die zorgt voor een glas water op de tafel in de kerk. Wie is dat? Koster, vandaag Johan Kamperman In onze kerk zijn er ook mensen die helpen om te typen, te kopiëren, te rapen en te nieten. Wie zijn dat? Tussenspel, Samenspel In onze kerk is er ook iemand die de verwarming aan zet. Wie is dat? John Kosterman In onze kerk zijn er ook mensen die zorgen dat jullie zo meteen het lied kunnen mee zingen. En die zorgen dat we uit de bijbel kunnen meelezen. Wie is dat? Linda Baars en anderen. Er is ook een mevrouw die graag verhalen vertelt en allemaal leuke knutselopdrachtjes met de kinderen doet. Wie is dat? Juf Marije van de kindernevendienst. Vandaag horen jullie een verhaal waarin de mensen graag willen weten wie Jezus is. En Jezus zegt dan: 'Kijk naar wat ik doe, dan weet je wie ik ben.' En in het lied dat we nu gaan zingen, ontdek je al een beetje wei Jezus is. Hij zorgt voor de mensen om hem heen. Je noemt die mensen ook wel de schapen van Jezus. En wie is Jezus dan? Herder We zingen met de kinderen: Lied 184 (wordt een keer voorgespeeld)
2. De herder neemt zijn stok en staf en zoekt het overal. Kwam er een wolf op ’t schaapje af, of maakte het een val? 3. Het is al donker en al laat als Hij het schaapje vindt. Hij streelt het zacht en is niet kwaad, maar draagt het als een kind. 4. Hij draagt het op zijn sterke rug ver buiten de woestijn. Hij brengt het naar de kooi terug, daar zal het veilig zijn. 5. Al is het schaapje eigenwijs en gaat het honderd keer niet met de kudde mee op reis, de herder zoekt het weer.
5
Het licht wordt door de kinderen meegenomen
Eerste Schriftlezing: Johannes 10:22-30 22 In Jeruzalem werd het feest van de Tempelwijding gevierd; het was winter. 23 Jezus liep in de tempel, in de zuilengang van Salomo. 24 Daar kwamen de Joden om hem heen staan, en ze vroegen hem: ‘Hoe lang houdt u ons nog in het onzekere? Als u de messias bent, zeg het ons dan ronduit.’ 25 Jezus antwoordde: ‘Dat heb ik u al gezegd, maar u gelooft het niet. Wat ik namens mijn Vader doe getuigt over mij, 26 maar u wilt me niet geloven, omdat u niet bij mijn schapen hoort. 27 Mijn schapen luisteren naar mijn stem, ik ken ze en zij volgen mij. 28 Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. 29 Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven, 30 en de Vader en ik zijn één.’ Gemeentezang: Lied 23C Tweede Schriftlezing: Openbaring 7:9-17 9 Hierna zag ik dit: een onafzienbare menigte, die niet te tellen was, uit alle landen en volken, van elke stam en taal. In het wit gekleed en met palmtakken in hun hand stonden ze voor de troon en voor het lam. 10 Luid riepen ze: ‘De redding komt van onze God die op de troon zit en van het lam!’ 11 Alle engelen stonden om de troon en de oudsten en de vier wezens heen. Ze bogen zich diep neer voor de troon en aanbaden God 12 met de woorden: ‘Amen! Lof, majesteit en wijsheid, dank en eer en macht en kracht komen onze God toe, tot in eeuwigheid. Amen.’ 13 Een van de oudsten sprak mij aan: ‘Wie zijn dat daar in het wit, en waar komen ze vandaan?’ 14 Ik antwoordde: ‘U weet het zelf, heer.’ Hij zei tegen me: ‘Dat zijn degenen die uit de grote verschrikkingen gekomen zijn. Ze hebben hun kleren witgewassen met het bloed van het lam. 15 Daarom staan ze voor Gods troon en zijn ze dag en nacht in zijn tempel om hem te vereren. En hij die op de troon zit zal bij hen wonen. 16 Dan zullen ze geen honger meer lijden en geen dorst, de zon zal hen niet meer steken, de hitte hen niet bevangen. 17 Want het lam midden voor de troon zal hen hoeden, hen naar de waterbronnen van het leven brengen. En God zal alle tranen uit hun ogen wissen.’ Gemeentezang: Lied 726:2, 3 en 5 Verkondiging: Gemeente van onze Heer Jezus Christus! Er is veel spanning in het stukje, dat we uit Johannes hebben gelezen. Spanning tussen Jezus en - ik noem ze nog maar even - de Joden. Op het scherpst van de snede gaat het. Kort gezegd: Hoor je er nu bij, bij Jezus of niet? Hoeveel geloof, hoeveel ongeloof is er nodig? Hoor je de stem van herder Jezus en herken je zijn stem, zoals hij jou dan kent? Of is er geen sprake van herkenning? De spanning kan zich dan ook verplaatsen naar jouw eigen positie ten opzichte van Jezus. Waar sta jij met je geloof of je ongeloof? Of moet ik zeggen: waar sta jij zelf met je geloof én je ongeloof, als twee mogelijkheden die in je zelf zitten? Nog eens kort gezegd: Hoor je bij de kudde of niet?
6
In onze Bijbelleesgroep maakten we het maandag in onze ontmoeting mee. Dat de spanning zich inderdaad verplaatsen kan: de problematiek van Jezus en de Joden wordt jouw problematiek met Jezus. Het verhaal uit Johannes speelt zich af in de winter. Sommigen uitleggers denken, dat die opmerking iets te maken heeft met de ijzige spanning tussen Jezus en de Joden. Het klimaat tussen hen is koud en kil. Het is in elk geval ook de tijd, dat het feest van de tempelwijding gevierd werd. Bij Johannes spelen de joodse feesten een belangrijke rol, waarbij Jezus voor hem steeds de vervulling van de feesten is. Hij maakt de joodse feesten echt nieuw. Chanoeka is het feest van de tempelwijding. Het herinnert aan de overwinning van het joodse volk op de Syrische koning Antiochius IV Epifanes. Deze opstand werd geleid door de Makkabeeën. De Syriërs hadden de tempel ontwijd door er afgodsbeelden te plaatsen, o.a. van Zeus. Onder leiding van de Judas de Makkabeeër en zijn strijders werd Antiochus verslagen en de tempeldienst in ere hersteld. Chanoeka is begonnen als feest van overwinning. Het heeft zich ontwikkeld tot het feest van het licht. De heldendaden van de overwinnaars hebben plaatsgemaakt voor het verhaal van de verontreiniging van de zevenarmige kandelaar (menora). Er werd één kruikje met olie in de tempel gevonden, genoeg voor één dag. Maar er gebeurde een wonder: de kandelaar brandde acht dagen lang, zolang het feest van de tempelinwijding duurde. Ook na de verwoesting van de tempel bleef Chanoeka een feest van de inwijding. Nu viert men de inwijding in het Jodendom. Men steekt de kaarsen van de kandelaar (chanoekia lamp) aan, elke dag eentje meer. Ook in het Jodendom, evenals ons kerstfeest, tijdens de donkere dagen van het jaar een feest van licht. Dan ontstaat er een pittig gesprek tussen de Joden en Jezus. Je voelt het al wel in dit gedeelte. Maar het zit ook er voor al. En helemaal erna - de Joden maken aanstalten om hem te stenigen. De kwestie is of Jezus de messias is of niet. Ik maak even pas op de plaats. Want er kan misverstand ontstaan. De vraag komt op of hier bij Johannes niet al iets van antisemitisme zit. Of op zijn minst iets van anti - judaïsme. Praat Johannes niet veel te algemeen over ‘de Joden’ en zet hij ze daarmee niet meteen al in de beklaagdenbank? Praat hij niet veel te negatief over hen? Langzaam maar zeker gaan de joden en de christenen uit elkaar. Er komt een scheiding, soms een kloof. En dat kan er ook stevig aan toe gaan. Laten we allereerst beseffen, dat Jezus en zijn leerlingen Joden waren. Ze bezoeken ook gewoontegetrouw de joodse feesten en de tempel in Jeruzalem. Jezus zelf verklaart in Johannes 4:22: “De redding komt immers van de Joden.” Je kunt daarom ook zeggen, dat er sprake is van een intern conflict. Een soort familieruzie. De term ‘de Joden’ slaat in Johannes vaak op een beperkte groep. Het gaat dan vooral om de inwoners van Judea tegenover die van Galilea of Samaria (Johannes 5:1-18), of om de leiders in Jeruzalem (Johannes 19:15). De mensen voor wie Johannes zijn evangelie schreef komen voort uit een groep die op een bepaald moment uit de plaatselijke synagoge gezet is (Johannes 9:18-23). Ook dat speelt een rol in het negatieve spreken over ‘de Joden’. Die traumatische ervaring rechtvaardigt de felle toon misschien niet, maar maakt die wel begrijpelijk. In onze tijd zijn de rollen omgedraaid en zijn het de Joden die een minderheid vormen. De tijd geeft aan deze kwestie andere proporties. Het voornaamste probleem is, dat Johannes een lokale ruzie vereeuwigt en vergroot. Nu, na zoveel eeuwen Jodenvervolging en zeker na de Holocaust, kan het evangelie antisemitisch / anti - judaïstisch geïnterpreteerd worden. Daarom zijn er nu ook vertalers die het Griekse woord liever vertalen met het neutralere ‘Judeeërs’.
7
In de spanning tussen Jezus en de Judeeërs botsen ook de verwachtingen. En dan vooral als het gaat om de messias. De Judeeërs verwachten de messias als bevrijder van het land Israël. Hij zal de mensen losmaken uit de beknelling van de Romeinse bezetter. Hij zal zorgen voor de terugkeer van het koningschap in de lijn van koning David. Deze messias is daarmee ook een politiek bevrijder. En de Judeeërs willen nu wel eens zekerheid over de rol van Jezus. ‘Hoe lang houdt u ons nog in het onzekere? Als u de messias bent, zeg het ons dan ronduit.’ “Jezus antwoordde: ‘Dat heb ik u al gezegd, maar u gelooft het niet.’” En daarmee staat het op scherp. Niet helemaal verwonderlijk, dat de Judeeërs teleurgesteld zijn en zelfs woedend. Jezus neemt afstand van hen en zegt hen zelfs aan, dat zij niet bij hem horen. Jezus treedt niet publiek op met de pretentie messias te zijn. In de andere evangeliën wordt het zelfs verboden hem zo bekend te maken. Verkeerde conclusies zijn mogelijk; valse verwachtingen zomaar gewekt. Maar de manier waarop Jezus spreekt over de relatie tot zijn Vader helpt er ook wel een beetje aan mee om te denken aan de messias als door God beloofde verlosser en machthebber. Jezus heeft de mensen om hem heen over zijn ware identiteit en volmacht niet in het onzekere gelaten. Zijn woorden en daden in naam van de Vader zijn onthullend. Ze laten zien waar het allemaal om begonnen is: helen en genezen in allerlei varianten en op allerlei manieren. Ik sluit niet uit dat hier ook politieke kanten aan zitten. Dat woord en werk van Jezus ook politiek consequenties heeft. Maar dan niet alleen op dat terrein. Het gaat Jezus niet alleen om - zo te zeggen - de buitenkant van het leven, maar ook om de binnenkant van de mens, het eeuwig leven. ‘Kijk dan naar wat ik doe!’ En dan zie je door Jezus God de Vader. Dan hoor je door Jezus God de Allerhoogste. In Jezus krijgt God gezicht. De Vader en de Zoon zijn als twee handen op een buik. Maar dat wordt op de één of andere manier lastig voor de Judeeërs. Dat te zien - daar zijn ze eigenlijk blind voor. Dat te horen - daar zijn ze doof voor. En ik reken mezelf en ons er maar meteen ook bij: we zien dat niet zomaar. We horen dat niet zomaar. Jezus pakt dan het beeld weer op, dat hij eerder gebruikte. Johannes vertelt daar over aan het begin van Johannes 10. Het is het beeld van de herder en zijn kudde. Het ongeloof van de Judeeërs maakt, dat ze niet tot de kudde horen. Dat is niet iets, dat al bij voorbaat vast ligt. Ze kregen de hele levensweg van Jezus de kans om zich te openen voor zijn woorden en daden. Om geloof en vertrouwen te wekken. Om de ogen te laten openen en van blindheid te genezen. Om de oren te laten openen en van doofheid te genezen. Maar dat mislukte en daarom horen ze niet bij de kudde. De schapen zijn niet in onzekerheid over de identiteit van Jezus. Ze kennen Hem zoals hij hen kent. En volgen Hem als hun herder. Het geschenk van Jezus is onvergankelijk en onaantastbaar: eeuwig leven. “28 Ik geef ze eeuwig leven: ze zullen nooit verloren gaan en niemand zal ze uit mijn hand roven. 29 Wat mijn Vader mij gegeven heeft gaat alles te boven, niemand kan het uit de hand van mijn Vader roven.” Jezus houdt de kudde door dik en door dun vast. Er is niks tussen te krijgen. Helemaal niks. De herder houdt de schapen bij zich. Geen macht ter wereld kan de band tussen deze herder en zijn schapen verbreken (vgl. Romeinen 8:35v.). Ik heb dat gedeelte uit Openbaring erbij gekozen, omdat het ook iets zegt over de onlosmakelijke band tussen God en de gelovigen. Het lam zal onze herder zijn. Zoals ook Jezus zelf als herder een lam werd in zijn weg ten einde toe. We worden tot bij God bewaard. Gebracht naar de waterbronnen van het leven. En de tranen worden uit je ogen gewist. Maar er is vandaag de dag nog zoveel om te huilen. Om tranen van in je ogen te krijgen. De dood breekt op zoveel momenten en manieren in je leven binnen. Onverwacht, overrompelend. Of je weet al langer, dat je er mee te maken gaat krijgen. En de tranen barsten los. Eerst probeer je ze te
8
bedwingen. Maar dan, dan kun je ze niet tegenhouden. En je eigen opgekropte lijden of dat van een ander moet een weg vinden. En dan kan de spanning tussen Jezus en de Judeeërs zich ook verplaatsen naar jou en Jezus. Hoor je bij de kudde van Jezus of niet? Geloof je het of geloof je het niet? En hoe zit dat dan bij anderen die je dierbaar zijn? Waar je mee bent verbonden op leven en dood? Schaapje van de kudde of niet? Ik kan niet in hoofd en hart van God kijken. Maar wel kan ik zeggen: In Jezus krijgt God gezicht. In Jezus zien we God. Kijk dan naar wat Jezus doet! Hij is een herder die opkomt voor zijn kudde schapen. Hij is een herder die ook die ene die verloren loopt, oppikt. Hij is een herder die uitmunt in liefde en ontferming. Die je ziet en kent als geloof en ongeloof in je eigen hart huizen. Die je zoekt als je heel eigenwijs een eigen weg gaat. Soms ben je blind en doof. Soms zie je het en hoor je het wel. Dat kan bij je zelf en bij een ander door elkaar heen gaan. Van moment tot moment; van situatie tot situatie. Maar dan is daar de steeds weer de liefde van herder Jezus. Lied 23d (Karel Eykman) 1. Was ik een schaap, was Hij mijn herder, was ik een schaap, Hij bracht mij verder naar 't frisse gras en even later waar water was, fris helder water naar de overkant, naar het beloofde land, waar je drinken kon zo van de bron. 2. En was ik stom, ging ik verdwalen, Hij keerde om om mij te halen. Ik wist: zolang als Hij er bij was was ik niet bang, als Hij maar bij mij was aan de overkant, in het beloofde land, waar je drinken kon zo van de bron. 3. Hij leidde me dan langs diepe ravijnen, Ik schrok niet van gevaarlijke zwijnen. Hij hield mij ver van wilde dieren, Hij hielp me door heel diepe rivieren naar de overkant, naar het beloofde land, waar je drinken kon zo uit de bron. 4. Ik voelde me goed, kon op Hem bouwen, ik kreeg weer moed, had weer vertrouwen, was ik een schaap, was Hij mijn herder, was ik een schaap, Hij bracht mij verder naar de overkant, naar het beloofde land, waar je leven kon vlak bij de bron. Amen. Meditatief moment: orgelspel Gemeentezang: Lied 377:1, 2, 3, 6 en 7
9 Intussen komen de kinderen van de nevendienst terug
DIENST VAN HET ANTWOORD We gedenken Thomia Willemijntje Scherpenzeel-de Jong (staande). Daarna is er orgelspel: Lied 730 Op 28 maart, Tweede Paasdag, overleed eigenlijk tamelijk onverwacht Thomia Willemijntje Scherpenzeel-de Jong. En dat ondanks haar hoge leeftijd: ze werd 97 jaar. Toos werd een paar keer in een penibele situatie gevonden in haar appartement in Ewoudstaete. Ze moest de laatste keer naar het ziekenhuis. Verbleef daar een poosje en ging toen naar de Bijnkershoek in Utrecht. Eerst als gast; later voor vast. Dat was kort voor haar overlijden zo geregeld. Ze kreeg het naar de zin daar. Toos de Jong werd geboren in Lexmond, net als Aart Scherpenzeel met wie ze trouwde. In de oorlog ging ze naar Amersfoort voor een opleiding aan Zon en Schild. Daar haalde ze haar zwarte kruisje. Met Aart kreeg ze vier kinderen: twee zonen en twee dochters. De eerste dochter stierf na een aantal weken. Er werd niet over gesproken, zoals er in het algemeen weinig over gevoelens werd gesproken in het gezin. Haar man werkte in het onderwijs. Daarom woonden ze op verschillende plaatsen. In 1986 kwamen ze naar IJsselstein. Toos hielp haar man met de financiën. Die van het gezin en die van school. Toos was gewoon lief. Als iemand aan tafel het hoofdmenu niet lekker vond, dan maakte ze speciaal iets anders extra. Waar Aart op de voorgrond trad en nadrukkelijk aanwezig was, daar zag je Toos op de achtergrond. Zo hield ze het thuis overeind. Ze was plichtsgetrouw. Zorgzaam. Niet veeleisend. Belangstellend naar ieder. Toos was een gelovige vrouw. Dat bleek bijv. in haar kerkgang. En in haar deelname aan de weeksluitingen in Ewoud. De afscheidsdienst was maandag 4 april. Aansluitend werd bij haar man begraven op de algemene begraafplaats te Lexmond. Laten we Thomia Willemijntje Scherpenzeel-de Jong een ogenblik in stilte gedenken. Gebeden: dankgebed – voorbeden – stil gebed – samen bidden van het Onze Vader Delen van de bloemengroeten: Het echtpaar Bosma-Brom, Uranus 3, vanwege hun huwelijksjubileum. Het echtpaar Vonk-Pijlman, Basiliekpad 12, ter bemoediging. Mevr. Sterkenburg-Leutscher, Tiranastraat 16, ter bemoediging. Inzameling van de gaven Intussen komen de kinderen van de nevendienst terug. Wie dat wil kan de kinderen uit de crèche ophalen.
AAN HET EINDE Gemeentezang (staande) slotlied: Lied 653:1, 6 en 7 Uitzending Zegen: ‘Het ga je goed’
10
Moge wat op je weg komt jou tot zegen zijn: de vreugde van de ontmoeting, de pijn van de ontbering, de tijd van de verwachting, het genot van de volheid, de kaalte van het gemis. Moge jouw leven anderen tot zegen zijn: dat je ogen met mildheid kijken, dat je handen open zijn en opbouwen, dat je luistert tot in het zwijgen, dat je woorden oprecht zijn en dat je in hart en nieren bewogen bent om de mens op je weg God zegene jouw weg, moge jouw leven tot Gods eer zijn. (Andries Govaart) Gemeentezang: Lied 431C Orgelspel Inzameling van de gaven bij de uitgang