Zondag 3 juli 2016, 10:00 Tekst: Handelingen 4: 12 12 En de zaligheid is in geen ander; want er is ook onder den hemel geen andere naam, die onder de mensen gegeven is, door welken wij moeten zalig worden. Thema: Geen alternatieven: 1) Eén zaligheid 2) Eén Naam 3) Eén weg Liturgie: Psalm 97: 5, 7 Psalm 119: 44 Lezen: Handelingen 4: 1-22 Psalm 118: 10, 11, 14 Psalm 34: 2, 8, 9 Psalm 21: 13 Citaat: “Aan het einde Zijns levens verborg de Heere Jezus Zijn Messiasschap niet. Het moest gepredikt worden, dat Hij met de Heilige Geest gezalfd was, opdat Hij de hoogste Profeet, de enige Hoogepriester en de eeuwige Koning voor Zijn Kerk zou wezen. O, aanbidt de getrouwe Getuige; want terwijl hij Zijn hemelse ambt bekend maakte, werd Hij als Hoogepriester geroepen om Zichzelve te offeren op het altaar der verzoening. Ziet in Hem de gewillige Borg; en volhardt niet in uw verzet, om Hem als den volkomen Verlosser te omhelzen”. Ds. E. van Meer, 1954. Leestips: • Psalm 118 (voorzegging over ‘hoeksteen’) • Mattheüs 21: 33-46 (Steen des aanstoots) • Romeinen 9: 14-33 (Steen des aanstoots) • Hebreeën 10 (Een Hogepriester) Gezang: Vaste rots van mijn behoud Vaste rots van mijn behoud, als de zonde mij benauwt, laat mij steunen op uw trouw, laat mij rusten in uw schaûw, waar het bloed door u gestort, mij de bron des levens wordt.
Zie, ik breng voor mijn behoud U geen wierook, mirr' of goud; moede kom ik, arm en naakt, tot de God, die zalig maakt, die de arme kleedt en voedt, die de zondaar leven doet.
Jezus, niet mijn eigen kracht, niet het werk door mij volbracht, niet het offer dat ik breng, niet de tranen die ik pleng, schoon ik ganse nachten ween, kunnen redden, Gij alleen.
Eenmaal als de stonde slaat, dat dit lichaam sterven gaat, als mijn ziel uit d' aardse woon opklimt tot des rechters troon,Rots der eeuwen, in uw schoot berg mijn ziele voor de dood.
Gespreksvragen: 1. Tijdens de preek die Petrus mag houden wordt hij ruw gestoord door de overpriesters, de hoofdman en de Sadduceeën. Waarom waren zij ‘zeer ontevreden’ over Petrus? 2. Welke groepen waren in het Sanhedrin vertegenwoordigd? Wat leerden de Sadduceeën? Wie waren de overpriesters? 3. Luther heeft eens gezegd: ‘Waar God Zijn kerk bouwt, bouwt de satan er een kapel naast’. Satan is er altijd op uit om het werk van God te verstoren. Noem eens een gelijkenis van de Heere Jezus die hierover gaat. 4. Paulus schrijft aan Timotheüs (1 Tim. 2 8-9): “Houd in gedachtenis dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt, Welke is uit den zade Davids, naar mijn Evangelie. Om hetwelk ik verdrukkingen lijd tot de banden toe, als een kwaaddoener; maar het Woord Gods is niet gebonden”. We zien hier
5. 6.
7. 8. 9. 10.
ook een toepassing van dit laatste ‘het Woord Gods is niet gebonden’. Waarom is het Woord Gods niet gebonden? In Handelingen 4 vers 8 lezen we dat Petrus vervuld is met de Heilige Geest. Waarom staat dat er zo bij? We kunnen van de verantwoording van het christelijke geloof door Petrus wel wat leren qua stijl en inhoud. Leg dat eens uit. Hoe bouwt Petrus Zijn verantwoording eigenlijk op (Handelingen 4: 8-12). Noem eens in het kort de ‘bouwstenen’ van zijn betoog in voornoemde tekstgedeelte. Eigenlijk begint Petrus zijn verantwoording op een ironische manier (Handelingen 3: 9). Waarom? Petrus citeert (zie vers 11) Psalm 118 (zie leestip). Daarmee haalt hij nog meer het ongenoegen van het Sanhedrin over zich. Waarom? Lees in dit verband Matth. 21: 33-46 (zie leestip). Wat was een ‘hoeksteen’ en waarom is Christus ‘de Hoeksteen’ als bedoeld in Psalm 118. Wat zegt de hoeksteen over ‘jood’ en ‘heiden’? Er is maar een Naam gegeven tot zaligheid. Waarom wordt hier gesproken over ‘een Naam’ die onder de hemel is gegeven. Wat bedoelt Petrus daarmee? Bent u, ben jij door die Naam al zalig geworden?
Voor de jongste kinderen: 1. Waarom mag Petrus niet meer preken? Waarom waren de priesters boos op hem? 2. Petrus moet voor wel 70 wijze mannen verschijnen. Zou hij bang geweest zijn? 3. Petrus zegt dat de Heere Jezus een ‘hoeksteen’ is. Wat is een hoeksteen? 4. Petrus zegt dat we maar door 1 Naam zalig kunnen worden, dat is de naam van ……..?
Zondag 3 juli 2016, 18:30 HC Zondag 12 (3): vraag en antwoord 31. Vraag: Waarom is Hij Christus, dat is een Gezalfde, genaamd? Antwoord: Omdat Hij van God den Vader verordineerd is, en met den Heiligen Geest gezalfd, tot onzen hoogste Profeet en Leraar, Die ons den verborgen raad en wil Gods van onze verlossing volkomenlijk geopenbaard heeft; en tot onzen enigen Hogepriester, Die ons met de enige offerande Zijns Lichaams verlost heeft, en voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij den Vader; en tot onzen eeuwigen Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt. Thema: Het priesterlijke ambt van Christus: 1. Wie Hij is: de enige Hogepriester 2. Wat Hij deed: offeren 3. Wat Hij doet: bidden Liturgie: Psalm 99: 3, 4 Psalm 110: 1, 4 Lezen: Hebreeën 7: 11-28 Psalm 40: 3, 4 Gebed des Heeren: 6, 9, 10 Psalm 133: 1 Citaat: “Ik verzeker u uit het Woord van God, dat de Heere Jezus nu immers zo medelijdend is als toen, nu immers zo nauw let op de ellende en het begeren van de mens als toen; dat men nu alzo vrij en gemeenzaam met Hem mag spreken als toen. ‘t Smart mij dat men de medelijdendheid van de Heere Jezus benadeelt; och, dat men Hem als zodanig kende! Wat zou menig zwakgelovige een vrijmoedige toegang hebben, zijn hart door tranen en klagen uitstorten, en wat vertrouwen zou men hebben, dat Hij zou helpen.” W.A. Brakel, Redelijke Godsdienst, hoofdstuk 20. Leestip: • Psalm 110 (Belofte voor de Priesterkoning) • Johannes 17 (Hogepriesterlijk gebed) • Hebreeën 4:14-5:10 (Vrijmoedig naderen tot de Hogepriester die hoger is als Aäron) • Efeze 1:3-14 (Zegeningen uit vrije genade naar Gods welbehagen) Gespreksvragen: 1. Welke taken had een priester in de tabernakel en later in de tempel? 2. Welke specifieke taken had een hogepriester in vergelijking tot de ‘gewone’ priesters? 3. Pas vraag 2 nu toe op Christus. Welk werk heeft Hij – als Hogepriester - mogen voltooien en welk werk doet Hij nog steeds? Lees over het werk dat Hij nog niet wat Brakel hierover zegt: “‘t Was niet genoeg tot zaligwording van de mens, dat Hij door Zijn lijden, sterven en heiligheid de zaligheid voor de Zijnen verwierf, maar daar was een noodzakelijkheid, dat Hij door Zijn voorbede hun dit ook toepaste en dadelijk deelachtig maakte”. Wat houdt dat concreet in? 4. In de brief aan de Hebreen wordt ingegaan op de vraag hoe het mogelijk is dat Christus Hogepriester is terwijl Hij niet uit de ‘linie’ van Aaron kwam. Waarom is deze vraag belangrijk voor de joden? 5. In de brief aan de Hebreen geeft de auteur een antwoord op voornoemde vraag. Hij maakt onderscheid tussen de ‘orde van Aaron’ en ‘de orde van Melchizedek. Wat is het verschil tussen priester zijn “naar de orde van Aäron” en “naar de orde van Melchizedek”? Waarom kun je zeggen dat Christus een hogepriester is ‘naar de orde van Melchizedek’? 6. Kijk eens naar enkele psalmen die wij zongen. Wat zeggen die over het werk van Christus in Zijn priesterlijke bediening? 7. Lees artikel 26 van de NGB. Waarom is het volgens dit geloofsartikel zo belangrijk dat Christus mens is geworden (“Zijn broederen in alles gelijk geworden”)? En waarom kunnen “heilige mensen” deze plaats niet innemen? 8. Calvijn onderstreept in zijn Institutie hoe belangrijk het is dat u weet wat de ambten van Christus inhouden en tot welk doel ze (voor u of jou) persoonlijk dienen. Benoem voor het Hogepriesterlijk ambt van Christus wat het precies inhoudt, en wat het voor u persoonlijk betekent.
9. Ds. G.H. Kersten spreekt in zijn Dogmatiek over drie verschillende soorten zegeningen die Christus geeft als Hogepriester: a) geestelijke zegeningen, b) tijdelijke zegeningen en c) eeuwige zegeningen. Probeer bij elke soort zegening een voorbeeld te vinden uit de bijbel. Kent u deze zegening ook in uw eigen leven?
Zondagmorgen 10 juli 2016, 10:00 Tekst: Handelingen 4: 13, 18-20, 24a 13 Zij nu ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen dat zij met Jezus geweest waren. 18 En als zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk niet zouden spreken noch leren in den Naam van Jezus. 19 Maar Petrus en Johannes antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. 20 Want wij kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben. 24 En als dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God (…). Thema: De Heere krijgt antwoord: 1) Van het Sanhedrin (vs 13, 18) 2) Van Petrus en Johannes (vs 19, 20) 3) Van de gemeente (vs 24) Liturgie: Psalm 136: 1, 2, 3 Psalm 119: 45 Lezen: Handelingen 4: 13-24 Psalm 2: 1, 5, 6, 7 Psalm 138: 4, 5 Psalm 20: 1 Citaat: “Zij die met Jezus geweest zijn, in omgang en gemeenschapsoefening met Hem, Zijn woord hebben gehoord, in Zijn naam hebben gebeden, de gedachtenis van Zijn dood en opstanding hebben gevierd, behoren zich in alles zo te gedragen, dat zij die met hen spreken en met hen omgaan, hen kennen als met Jezus geweest te zijn”. Matthew Henry, uitleg bij Handelingen 4. Leestips: • Jeremia 12: 1-6 (toename in verdrukking) • Mattheüs 26: 57-75 (Christus voor Sanhedrin) • Markus 13: 1-13 en Lukas 12: 1-12 (niet bevreesd zijn) • Efeze 6 (wapenrusting Gods) Gespreksvragen: 1. Van het Sanhedrin lezen we dat zij zich “verwonderden”.Waarom was er verwondering? 2. En dan staat er dat het Sanhedrin “hen kenden dat zij met Jezus geweest waren”. Deze herkenning is nodig voor alle mensen die zeggen dat zij de Heere Jezus als hun Zaligmaker hebben leren kennen. Waaraan kun je een Christen herkennen? Lees in dit verband Zondag 12 vraag en antwoord 32. Hoe is dat met u en jou? Herkennen mensen u/jou ook zo ‘dat je met Jezus geweest bent’? 3. Lees eens Jeremia 12: 5 “Als gij loopt met de voetgangers, zo maken zij u moede; hoe zult gij u dan mengen met de paarden? Zo gij alleenlijk vertrouwt in een land van vrede, hoe zult gij het dan maken in de verheffing van de Jordaan?” Wat heeft deze tekst te zeggen over Petrus en Johannes en over het geheel van de (verdrukte) Kerk? 4. De Heere Jezus heeft de discipelen erop gewezen dat ze het heel moeilijk zullen krijgen. Waarom moeten zij niet bevreesd zijn? Zie de leestip (Markus 13: 1-13 en Lukas 12: 1-12). 5. Petrus geeft aan dat zij God meer moeten gehoorzamen dan de mensen. Geef eens twee voorbeelden uit onze eigen omgeving en (levens)praktijk waarbij mensen dingen van je kunnen vragen die tegen Gods wet ingaan? En hoe reageer je/u hierop? 6. Petrus en Johannes wijzen erop dat zij wel moeten spreken. Zo worden zij innerlijk gedrongen. Lees hierover eens Jeremia 20: 7-9. Waarom wilde hij eigenlijk niet spreken, maar waarom moest hij toch spreken over de Heere? Is dat bij u/jou ook zo, dat je wel moet spreken over de Heere en Zijn koninkrijk? 7. Zing eens met elkaar Psalm 119: 86. Waarom is deze psalm zo toepasselijk op Petrus en Johannes? 8. Waarom waren de psalmen die we zongen zo toepasselijk? Welke psalm vond je/u het ‘mooist’?
9. Als de christelijke gemeente het verslag van Petrus en Johannes hebben ontvangen gaan ze in gebed. Waarom? Leg uit dat ze hier op de juiste wijze de geestelijke wapenrusting ‘aantrekken’ (Efeze 6). Voor de jongste kinderen: 1. Petrus en Johannes hoorden bij de Heere Jezus en daarom gingen ze op Hem lijken. Wil jij ook bij de Heere Jezus horen? 2. Petrus en Johannes mochten niet meer praten over de Heere Jezus. Deden ze dat (hun mond houden)? 3. Zing jij wel eens een Psalmversje terwijl andere mensen je kunnen horen? Dat wil de Heere wel! 4. Toen Petrus en Johannes weer in de kerk kwamen, ging de gemeente bidden. Wij bidden ook in de kerk met elkaar. Ben jij dan altijd eerbiedig?
Zondag 10 juli,18:30 HC Zondag 12 (4): vraag en antwoord 31 Vraag: Waarom is Hij Christus, dat is een Gezalfde, genaamd? Antwoord: Omdat Hij van God den Vader verordineerd is, en met den Heiligen Geest gezalfd, tot onzen hoogste Profeet en Leraar, Die ons den verborgen raad en wil Gods van onze verlossing volkomenlijk geopenbaard heeft; en tot onzen enigen Hogepriester, Die ons met de enige offerande Zijns Lichaams verlost heeft, en voor ons met Zijn voorbidding steeds tussentreedt bij den Vader; en tot onzen eeuwigen Koning, Die ons met Zijn Woord en Geest regeert, en ons bij de verworven verlossing beschut en behoudt. Thema: Het koninklijke ambt van Christus: 1. Wie Hij is: onze eeuwige Koning 2. Wat Hij doet (a): regeren 3. Wat Hij doet (b): beschutten en behouden Liturgie: Psalm 95: 2, 3, 4 Psalm 2: 3 Lezen: Openbaring 5: 1-14 Psalm 89: 8, 12, 13 Psalm 84: 5, 6 Psalm 45: 1 Citaat: “Als wij alles ten deze samenvatten, komt het hier op neer, dat hoe meer Christus Zijn rechten als Koning laat gelden, rechten gegrond in zijn kruis, hoe meer wij gewillig worden gemaakt, om onder Zijn banier op te trekken, en een volzalige verlossing te beleven”. Prof. G. Wisse, De drie ambten van Christus, p. 115. Leestip: • Psalm 2 (loflied op de Koning) • Psalm 45 (loflied op de Koning) • Jesaja 9: 1-6 (Koninkrijk van Christus) • Handelingen 1: 1-14 (komst van het Koninkrijk) • Efeze 1: 17-23 (Koningschap van Christus) Gespreksvragen: 1. Geef nog eens een samenvatting van Christus’ ambt als Profeet en als Priester. Wat voegt Zijn Koninklijke ambt nu toe (volgens de Catechismus)? 2. Christus zegt tegen Pilatus: “Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld” (Johannes 18:36). Wat bedoelt Hij daarmee? Lees voor het antwoord vers 36 en 37 en raadpleeg eventueel de kanttekeningen/uitleg in de ‘bijbel met uitleg’. 3. Waarom is Johannes zo bedroefd (Openbaring 5:4: “En ik weende zeer”)? Hoe wordt hij vertroost en wat is het verband met het koninklijke ambt van Christus? Wat zien we het Lam doen? 4. Lees eens (met elkaar) Efeze 1: 17-23. Vat dit eens samen met het oog op Christus ambt als Koning. Wat lezen we over het koninklijke ambt van Christus in 1 Kor. 15: 26? Mag dat voor u/jou tot troost staan als we bepaald worden bij onze sterfelijkheid? 5. Als Koning zal Hij Zijn volk regeren. Hij zal een gewillig volk hebben op de dag van Zijn heirkracht (Psalm 110:3a). Vijanden moeten ‘vrienden’, gewillige onderdanen worden. Hoe doet Christus dat? 6. (vervolg vraag 5). Hoe zien we dit in het leven van Paulus (Handelingen 22: 6-10)? En hoe was dat met Lydia de purperverkoopster (Handelingen 13: 14-16)? 7. Waaruit blijkt dat zowel Paulus als Lydia gingen ‘buigen’ voor Koning Jezus? Is Hij ook uw/jouw Koning geworden? Hoe heeft u/heb jij Hem als Koning leren kennen? Zou u/jij daarvan iets kunnen vertellen? 8. Als Christus nog niet uw/jouw Koning is, lees dan eens Psalm 2: 12. Overdenk dit en leg het aan de Heere voor in het gebed.
9. Christus beschut en bewaart Zijn Kerk. Lees eens Dordtse Leerregels hoofdstuk 5: artikel 6 t/m 8. Wat lezen wij hier over het ‘bewaren’? En welke uitwerking heeft dit volgens artikel 12 (van hoofdstuk 5) in het leven van Gods kinderen? Denk nog eens terug aan de preek op Tweede Pinksterdag (Psalm 51). Waaruit blijkt dat de Heere David heeft ‘beschut’ en ‘bewaart’? 10. Wat moet de onderdanen volgens Efeze 6 doen in het leger van Koning Christus? En wat zegt het dat Hij als Koning leiding geeft in de strijd? Wat troost u/jou Zijn woorden: “de poorten der hel zullen dezelve niet overweldigen” (Matth. 16:18).
Zondag 17 juli 2016, 10:00 Tekst: Lukas 11:32 De mannen van Ninevé zullen opstaan in het oordeel met dit geslacht, en zullen hetzelve veroordelen; want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; en zie, meer dan Jona is hier. Thema: De bekering van de Ninevieten 1. Ninevé’s voordeel 2. Israëls oordeel 3. Een voor ons ernstige vraag Liturgie: Ps. 68: 15 en 17 Ps. 119: 46 Lezen: Lukas 11: 14-32 Ps. 86: 5,6 en 7 Ps. 81: 13 en 15 Ps. 22: 14 Citaat over het in de zee geworpen worden van Jona: ”Zulk een veroordelen en wegwerpen van zichzelf (...) zal zijn heerlijke vrucht dragen. Want de HEERE zal ons daarin een behoudenis beschikt hebben. Wel ziet deze behoudenis er aanvankelijk angstwekkend en afschuwelijk uit, maar juist daarin zullen wij dát vinden, waarin wij voor eeuwig zullen geraken tot de rechte erkentenis van God en zijn Christus.” dr. H.F. Kohlbrugge, preek over Jona uit 1848 Leestips: • Mattheüs 12: 38-41, Matth. 16: 4 • Jona 1: 17 (Drie dagen en drie nachten in de vis) • Jona 2 (Gebed van Jona in de vis) • Jona 3 (Boeteprediking in Ninevé) • Nahum (o.a. H3: zonden van Ninevé) Gespreksvragen: 1. Waarom vroegen de Farizeeën en Schriftgeleerden aan de Heere Jezus een teken? Wat moest Hij bewijzen en waarom? 2. De Heere Jezus had melaatsen gereinigd, kreupelen genezen en zelfs doden opgewekt. Toch waren de woorden en wonderen van Hem niet genoeg voor de Farizeeën en schriftgeleerden. Er moest iets gebeuren dat oogverblindend was, voordat ze zouden geloven dat Hij de Zoon van God was. Wat heeft dat u/jou te zeggen? 3. Matth. 12: 39: ‘Dit is een boos geslacht; het verzoekt een teken, en hun zal geen teken gegeven worden dan het teken van Jona.’ Mag je om een teken vragen? We lezen in Richteren 6: 17 dat Gideon de HEERE vraagt: ‘Indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo doe mij een teken, dat Gij het zijt, Die met mij spreekt.’ Welke verschillen zien we tussen de vraag van de Farizeeën en schriftgeleerden en de vraag van Gideon? 4. De Heere kon de zonden van Ninevé niet aanzien. Hoe zou de Heere ons zien als land, woonplaats Woerden en hoe ziet Hij ons als persoon? 5. Welke overeenkomsten en verschillen zijn er tussen de periode van 3 dagen en 3 nachten in de ‘diepte’ van Jona en de Heere Jezus? 6. Lees Matth. 12: 41 Wat zegt deze tekst over het Joodse volk? 7. Jona heeft God vertrouwd dat Hij hem ook in de golven weer opvangen kon, als de Heere Jona wilde sparen. Hoe blijkt dat uit de belijdenis van Jona (Jona 1: 9 en 4: 2)? 8. In een preek is te lezen: ‘Al het lijden dat de Heere Jezus met betrekking tot Zichzelf heeft voorspeld, heeft de Heere Jezus voorspeld op grond van het profetische woord.’ Denk bijvoorbeeld aan Ps 69: 21 en 22 / Jesaja 53 waar het lijden van de Heere Jezus al genoemd wordt. Mediteer eens over het vervolg: ‘Om het werk te volbrengen, waartoe de Vader Hem op aarde gezonden had, zocht Hij troost en sterkte in het profetische Woord. Hij kende Zichzelf niet alleen als de Zoon van God, maar ook als de Zoon van de mensen. Als zodanig heeft Hij ook de profeet Jona met toepassing op Zichzelf gelezen, en ook daarin troost en versterking voor Zichzelf gezocht.’
Voor de jongste kinderen: 1. Naar welke stad stuurde de Heere Jona? En luisterde Jona? 2. Wat gebeurde er met Jona toen hij ongehoorzaam was? 3. Hoe lang moest Jona in de buik van de vis blijven, voordat hij op het strand kwam? Op wie lijkt Jona hier? 4. Hoeveel dagen en nachten is de Heere Jezus in het graf gebleven? 5. Waar vroegen de Farizeeën en schriftgeleerden om?
Zondag 17 juli 2016, 18:30 Tekst: Hand. 6:7: En het Woord Gods wies, en het getal der discipelen vermenigvuldigde te Jeruzalem zeer; en een grote schare der priesters werd het geloof gehoorzaam. Thema: Een loflied op het welbehagen Gods Punten: 1. De kracht van het Woord Gods. 2. Het wonder van de liefde Gods. 3. De vrijmacht in de genade Gods. Liturgie: Psalm 68: 1 Psalm 2:7 Lezen: Handelingen 6: 1-7 Psalm 122: 1, 2 Psalm 113: 4 Psalm 145: 7 Leestip: • Johannes 16: 5 - 15, • Openbaring 21: 9 - 12. Gespreksvragen bij de preek: 1. Het Woord Gods wies. Dat was ondanks tegenstand van binnen en buiten. Lees na van die moeilijkheden in Hand. 4:17-18, Hand. 5:2-3 en Hand. 6:1. De satan stookt de vijandschap op. Sta er eens aandachtig bij stil hoe groot het wonder is dat er toch zo'n groei was. En hoe kon dat toch? 2. Het is nu en was ook toen de Geest die satan overwon. Lees Joh. 16:7-11. Daar spreekt Jezus over de Geest Die zou komen om te overtuigen en om de satan te oordelen. Hoe wordt de Geest hier genoemd (vs. 7)? En hoe wordt de boze genoemd (vs. 11)? 3. Het aantal discipelen vermenigvuldigde. Discipelen=leerlingen. Waarom worden eigenlijk al Gods kinderen discipelen genoemd en waarom blijven ze dat ook? 4. Er staat dat 'te Jeruzalem' het aantal discipelen vermenigvuldigde. Waarom is dat heel bijzonder? Lees bijvoorbeeld eens Luk. 13:34. En denk aan wat er met de Zaligmaker in Jeruzalem gebeurde. En dan toch juist in Jeruzalem zoveel bekeerlingen! 5. Ook veel priesters werden het geloof gehoorzaam. Ze waren tot dan toe altijd nog doorgegaan met hun priesterwerk, waaronder de offerdienst. En juist ook vanuit de priesters was Jezus verworpen. Waarom zou je van de priesters dus nooit verwacht hebben dat er zovelen tot de Heere zouden komen? 6. Juist in Jeruzalem zijn er veel bekeerlingen, er zijn juist veel bekeerlingen onder de priesters. Hoe kan dat u en jou persoonlijk aansporen en bemoedigen, bijvoorbeeld als we bedenken dat wij misschien ook wel heel ver van de Heere afleven? 7. De preek heeft als thema: een loflied op Gods welbehagen. Lees Jes. 53:10-12. Waarom is de grote toevloed in Jeruzalem (en elke bekering) een loflied op Gods welbehagen? Zegt u/ zeg jij het ook: door U, door U alleen, om het eeuwig welbehagen? Voor de kinderen: 1. Weet je de naam van die oude priester in het OT waarvan de twee zonen niet gehoorzaam waren aan hun vader? 2. In de tijd van de uitstorting van de Heilige Geest luisterden veel priesters niet naar de Heere, maar Hij maakte toch veel priesters gehoorzaam aan het geloof. Dat hadden ze niet verdiend, maar ze kregen het uit g....... 3. In Jeruzalem waren heel veel mensen die bij de Heere gingen horen. Zou jij dat ook graag willen? Waarom wil je dat? Hoe kun je bij de Heere horen?
Zondag 24 juli 2016 10:00, ds W.A. Zondag Tekst: Handelingen 4: 13, 18-20, 24a 13. Zij nu, ziende de vrijmoedigheid van Petrus en Johannes, en vernemende, dat zij ongeleerde en slechte mensen waren, verwonderden zich, en kenden hen, dat zij met Jezus geweest waren. 18. En als zij hen geroepen hadden, zeiden zij hun aan, dat zij ganselijk niet zouden spreken, noch leren, in den Naam van Jezus. 19. Maar Petrus en Johannes, antwoordende, zeiden tot hen: Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. 20. Want wij kunnen niet laten te spreken, hetgeen wij gezien en gehoord hebben. 24a. En als dezen dat hoorden, hieven zij eendrachtelijk hun stem op tot God. Thema: Het gebed van de gemeente 1. De lofprijzing (vs 24b) 2. De aanklacht (vs 25-28) 3. De beden (vs 29-30) 4. De verhoring (vs 31) Liturgie: Psalm 68: 5 Psalm 119: 47 Lezen: Lukas 18: 1-8; Handelingen 4: 23-31 Psalm 20: 1, 3, 4 Psalm 9: 1 t/m 4 Psalm 103: 3 Citaat “En voorzeker, eerst dan zijn onze gebeden behoorlijk en Gode aangenaam, wanneer wij, steunende op Gods beloften en tegelijk op Zijne almacht, Hem aanroepen met een zeker vertrouwen, dat wij verhoring zullen vinden”. J.C. Calvijn, Commentaar op Handelingen 4. Leestips: • Daniël 9: 1-19 (Daniëls smeekgebed) • Filippenzen 4 (aanbevelingen) • Kolossenzen 4: 1-6 (aanbevelingen Gespreksvragen: 1. Nadat de gemeente kennis heeft genomen van de grote vijandschap die leeft tegen Christus en Zijn Kerk, gaat de gemeente direct over tot gebed. Welke plaats neemt bij ons het gebed in als sprake is van moeite en zorg? 2. Ongetwijfeld hebben Petrus en Johannes teruggedacht aan het gebed van hun Meester in de Hof van Gethsémané. Waarom? 3. Lees eens met elkaar Zondag 52 van de HC. Wie zijn volgens vraag en antwoord 127 onze vijanden en hoe hebben wij te strijden tegen hen? 4. Ook in het Oude Testament lezen we van het ‘aanroepen’ van de Heere toen satan en zijn onderdanen meer en meer op Gods kinderen ging aanvallen. Lees maar eens Genesis 4: 24 en Genesis 26: 25 5. Het gebed van de gemeente begint met een lofprijzing op God. Vergelijk dat eens met het volmaakte gebed, het “Onze Vader”. Waarom beginnen deze gebeden met een lofprijzing? Welke Psalm wordt in het gebed van de gemeente aangehaald? 6. De gemeente vraagt in het gebed om twee zaken (vers 29-30). Welke twee? Waarom hebben ze deze twee dingen zo nodig? 7. In vers 28 lezen we de belijdenis: “Om te doen al wat Uw hand en Uw raad tevoren bepaald had dat geschieden zou.” Deze belijdenis vindt rust in de voorzienigheid Gods. Lees eens met elkaar HC Zondag 10. Mag jij/mag u rust vinden in de voorzienigheid Gods temidden van een wereld vol geweld? 8. De gemeente blijft bidden tot de verhoring ‘merkbaar’ wordt geschonken. Waaruit blijkt dat? En waarom is in dit verband het gedeelte uit Lukas 18: 1-8 (gelijkenis weduwe-onrechtvaardige rechter) van betekenis?
9. Lees nog eens het citaat van Calvijn. Hij vervolgt: “Want wij kunnen geen goed vertrouwen op God hebben indien God ons niet tot zich nodigt en belooft dat Hij bereid is om ons te helpen, en dat hij bovendien geloven dat Hij machtig is ons te verlossen”. Hier wordt dus ook een beroep op Gods almacht gedaan. Welk deel uit het ‘Onze Vader’ gaat over Gods almacht? 10. In de gezongen Psalmen kwamen de vier aandachtspunten ‘terug’. Welke Psalm hoorde bij welk aandachtspunt? Voor de jongste kinderen: 1. De gemeente gaat bidden. Dat hebben wij vanmorgen ook gedaan. Voor wie werd er toen gebeden? 2. Onder het bidden moet je heel eerbiedig zijn. Was jij dat ook? 3. De gemeente vraagt om ‘vrijmoedigheid’. Dat betekent dat zij zich niet wilden schamen om over de Heere te praten met andere mensen. Praat jij ook over de Heere met andere kinderen? 4. Er kwam een antwoord van de Heere. Waaruit bleek dat?
Zondag 24 juli 2016 18:30, Leesdienst Tekst: Hebreeën 12: 1 en 2 Daarom dan ook, alzo wij zo groot een wolk der getuigen rondom ons hebben liggende, laat ons afleggen alle last en de zonde die ons lichtelijk omringt, en laat ons met lijdzaamheid lopen de loopbaan die ons voorgesteld is. Ziende op de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, Dewelke voor de vreugde die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en schande veracht, en is gezeten aan de rechterhand van de troon Gods. Liturgie: Psalm 145: 4 en 7 Psalm 17: 3 Lezen: Hebreeën 12: 1-13 Psalm 84: 3 en 4 Psalm 27: 7 Psalm 89: 8 Gespreksvragen bij de preek: 1. Het is niet duidelijk aan wie de brief aan de Hebreeën is geschreven. Wie worden Hebreeën genoemd? Exodus 3: 18; 1 Samuel 4: 6 en Filippenzen 3: 5. 2. De apostel spreekt in vers 1 over een 'wolk van getuigen'. Wie worden hiermee bedoeld? 3. Welke 'getuigen' komen aan de orde in Hebreeën 11? Waarom zijn dat 'getuigen'? 4. Wat is het verschil tussen de strijdende Kerk en de triomferende Kerk? 5. Het beeld van de loopbaan is ontleent aan de Olympische Spelen. Waarom gebruikt de apostel dit beeld? Wat heeft het ons te zeggen? 6. Wat betekent 'met lijdzaamheid' lopen de loopbaan die ons voorgesteld is? 7. 'Last en zonde' hinderen de lopers in de geestelijke loopbaan. Hoe kunnen Gods kinderen dit afleggen? Vergelijk Kolossenzen 3: 5 en 2 Timotheüs 2: 19 8. Waar is hun overste Leidsman en Voleinder des geloofs? Hoe kunnen zij op Hem zien? Ziet Hij hen ook? 9. Hoe heeft de Heere Jezus de loopbaan gelopen? Voor de kinderen: 1. In hoofdstuk 11 worden veel 'getuigen' genoemd. Dat zijn allen kinderen van God. Schrijf er eens 10 op. 2. Tegen welke zonden moet je strijden? 3. Wat is nodig om tegen de zonde te strijden. Lees ook eens Efeze 6: 13 – 18
Zondag 31 juli 2016 10:00, ds J.J. Tanis. Liturgie: Psalm 144:2 Psalm 144:7 Lezen: Lukas 13:1-17 Psalm 140:1-6-7-13 Psalm 116:9-10 Psalm 52:7
Zondag 31 juli 2016, 18:30 ds W.A. Zondag HC Zondag 12 (5): vraag en antwoord 32. Vraag: Maar waarom wordt gij een Christen genaamd? Antwoord: Omdat ik door het geloof een lidmaat van Christus en alzo Zijner zalving deelachtig ben; opdat ik Zijn Naam belijde en mijzelven tot een levend dankoffer Hem offere en met een vrije en goede consciëntie in dit leven tegen de zonde en den duivel strijde en hiernamaals in eeuwigheid met Hem over alle schepselen regere. Thema: De Christen: 1. zijn naam 2. zijn zalving 3. zijn ambten Liturgie: Psalm 45: 1, 4 Psalm 119: 48 Lezen: Handelingen 4: 32-37; 1 Petrus 4 Psalm 86: 5, 6, 7 Psalm 133: 1, 2, 3 Psalm 17: 3 Citaat: “God heeft onze offers niet nodig. Maar onze dankoffers heeft Hij graag. De Heere ruikt die lieflijke reuk en Hij is daar zo hartelijke verblijd mee. Geef Hem dan uw jonge leven. Laat niet het vlees van uw jeugd voor de wereld en voor de zonde, en de beenderen straks voor God”. Ds. W.L. Tukker, Om treurigen te troosten. Meditaties over de Heidelberger Catechismus, p. 62. Leestip: • Mattheüs 10 (belijden) • Romeinen 12 (offerande) • 1 Korinthe 6 (levenshouding) Gespreksvragen: 1. Leg eens uit welk verschil er bestaat tussen ‘naamchristenen’ en ‘echte’ christenen. Om welke christen gaat het in vraag en antwoord 32? Hoe wordt je een ‘ware’ christen? 2. Leg eens uit – aan de hand van het voorbeeld van het menselijke lichaam - wat een ‘lidmaat’ van Christus is. 3. Wat is het verschil tussen de zalving van Christus en van de Christen? 4. Door het deelachtig worden van de zalving van Christus krijgt de Christen ook de drie ambten terug. Leg eens uit hoe Adam en wij deze ambten in het paradijs zijn kwijtgeraakt. 5. Geef eens kort weer wat de drie ambten voor een Christen inhouden. Herkent u/herken jij dat in uw/jouw leven? Geef van elk ambt eens een concreet voorbeeld van hoe u/jij dit gestalte geeft in uw/jouw leven. 6. In de leestips gaat het om het leven van een Christen. Om welk ambt gaat het (in het bijzonder) in Mattheüs 10, Romeinen 12 en 1 Korinthe 6? 7. Als koning mag een Christen straks voor altijd regeren. Lees eens Mattheüs 25 vers 34 en mediteer hierover. Mag jij, mag u dat straks doen?