Leydse Weelde Docentenhandleiding Voor u ligt de docentenhandleiding van het lesprogramma Leydse Weelde - Groene ontdekkingen in de Gouden Eeuw, behorend bij de gelijknamige tentoonstelling in Museum Boerhaave (Leiden). Dit lesprogramma voert de leerlingen vierhonderd jaar terug naar het Leiden van de Gouden Eeuw. Het is de tijd van de ontdekkingsreizen en de opkomst van de wetenschap. In Leiden woont op dat moment een heuse prinses: Marie de Brimeu. Marie is – net als veel van haar tijdgenoten – dol op bloemen, planten en tuinieren. Zij weet de Franse wetenschapper Carolus Clusius over te halen om naar Leiden te komen. Clusius komt en sticht de Hortus Botanicus. Clusius op zijn beurt onderhoudt weer contact met Jan Huygen van Linschoten, een avonturier die allerlei exotische planten, dieren en voorwerpen meeneemt uit Azië. In dit lesprogramma kruipen de leerlingen in de huid van de drie genoemde personen. Hoe zag de wereld waarin zij leefden eruit? Wat bewoog hen? En welke rol speelden zij bij het ontstaan van de tulpenmanie (in deze periode waren rijke burgers bereid soms wel honderden guldens te betalen voor één enkele tulpenbol)? Wij wensen u en uw leerlingen veel plezier met Leydse Weelde!
INHOUD In het kort
3
Voorbereiding
4
De voorbereidende les
5
Het museumbezoek: de workshop
10
Het museumbezoek: de tentoonstelling
14
De afsluitende les
21
Bijlage 1. Kerndoelen primair onderwijs
24
Bijlage 2. Sleutelinzichten
25
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 2 van 26
IN HET KORT Opbouw programma Het onderwijsprogramma Leydse Weelde bestaat uit drie delen: een voorbereidende les, een bezoek aan het museum en een afsluitende les. Het museumbezoek bestaat uit een workshop en een bezoek aan de tentoonstelling Leydse Weelde – Groene ontdekkingen in de Gouden Eeuw. De voorbereidende en afsluitende les duren elk ongeveer 45 minuten. Het museumbezoek heeft een duur van 90 minuten. Het is belangrijk dat u als leerkracht, voorafgaand aan het museumbezoek, de voorbereidende les uitvoert. In deze handleiding leest u hoe u dat moet doen. De workshop in het museum wordt geleid door een medewerker van Museum Boerhaave. Wel rekenen we erop dat u als leerkracht de regie neemt bij het indelen van de groepen over de drie workshoptafels en het uitwisselen van de resultaten na afloop van de workshop (zie verderop). Tijdens het bezoek aan de tentoonstelling gaan de leerlingen grotendeels zelf aan de slag. De afsluitende les wordt weer op de eigen school gedaan. Aansluiting Inhoudelijk sluit het onderwijsprogramma aan bij verschillende kerndoelen voor het primair onderwijs (zie bijlage 1). Deze kerndoelen zijn afkomstig uit de domeinen Natuur en techniek, Ruimte en Tijd. De belangrijkste thema’s in het onderwijsprogramma zijn: de Gouden Eeuw, de ontdekkingsreizen, de bouw en het gebruik van planten en het bewaren van voedsel. Om meer in detail aan te geven welke inhoud in het onderwijsprogramma aan bod komt, is een lijst met sleutelinzichten uitgewerkt (zie bijlage 2). Tijdens het museumbezoek worden leerlingen verdeeld over drie rollen: prinses (Marie de Brimeu), geleerde (Carolus Clusius) en ontdekkingsreiziger (Jan Huygen van Linschoten). Hierdoor is de inhoud die aan bod komt niet voor alle leerlingen precies hetzelfde.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 3 van 26
VOORBEREIDING Hieronder wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste dingen die u tijdens het onderwijsprogramma moet doen. De voorbereidende les:
leerlingenmateriaal kopiëren: o
voorbereiding (voor iedere leerling één exemplaar)
o
kaarten (één set per tweetal)
tulpenbol(len) bij de hand houden
het schilderij Persiflage op de Tulpomanie op de beamer zetten (of uitprinten)
het onderwijsleergesprek tulpengekte voorbereiden (zie pagina 5 van deze handleiding)
de vragen van de quiz bij de hand houden (zie pagina 9 van deze handleiding)
aan het eind van de voorbereidende les de leerlingen verdelen over de drie rollen: Jan, Marie en Carolus
Het museumbezoek:
bij aankomst bij Museum Boerhaave uw leerlingen bij elkaar houden
tijdens de workshop:
o
bij het binnenkomen van de workshopruimte de leerlingen verdelen over de drie tafels (volgens de drie rollen)
o
de orde bewaren
o
leerlingen helpen bij de opdrachten, de antwoorden van leerlingen controleren
o
nadat alle groepen klaar zijn, per groep iemand laten vertellen wat ze gedaan hebben
tijdens het bezoek aan de tentoonstelling de orde bewaren
De afsluitende les:
leerlingenmateriaal kopiëren (voor iedere leerling één exemplaar)
tekenmateriaal klaarzetten
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 4 van 26
DE VOORBEREIDENDE LES De voorbereidende les bestaat uit vier activiteiten die elk ongeveer 10 minuten duren. Een korte beschrijving van elk van de vier activiteiten staat in de tabel hieronder. Een uitgebreide beschrijving van de onderdelen volgt daaronder. Het is belangrijk om de tekst bij het eerste onderdeel (Tulpengekte) van tevoren zelf goed door te lezen. activiteit
duur
werkvorm
Tulpengekte
10 min.
Onderwijsleergesprek. De leerkracht laat tulpenbollen zien en stelt daar vragen over. Leerlingen maken daarna een korte introductievraag.
Een andere wereld
10 min.
Leerlingen werken in tweetallen. Ze bekijken en vergelijken oude en nieuwe (land)kaarten.
Jan, Carolus en Marie
10 min.
Leerlingen werken in tweetallen. Ze verdiepen zich in het leven van de drie ‘hoofdpersonen’.
Leydse Weelde: de 10 min. quiz
Klassikale quiz. De leerkracht leest een aantal beweringen voor. De leerlingen bepalen individueel of ze het ermee eens zijn of niet.
Tulpengekte: richtlijnen voor onderwijsleergesprek Laat de leerlingen (biologische) tulpenbollen zien, voelen en ruiken. Vraag de leerlingen of ze weten wat het zijn. Voer vervolgens een gesprek met de klas waarbij u afwisselend vragen stelt en zelf dingen vertelt. Gebruik de vragen hieronder als richtlijn. Geef niet meteen het antwoord, maar laat hen eerst zelf nadenken en stel eventueel hulpvragen.
Waar (aan de plant) zit de bol? De bol zit meestal (half) onder de grond. Eigenlijk bestaat de bol uit hele dikke bladeren. Snij één bol in de lengte door en laat zien hoe dat eruit ziet.
Hoe kun je zien wat de bovenkant is en wat de onderkant? Meestal zijn aan de onderkant van de bol nog wat verdroogde worteltjes te zien, net als bij een ui.
Welke functie (voor de plant) zou de bol hebben? Het deel van de plant dat boven de grond zit sterft in de winter af. In de bol worden voedingsstoffen opgeslagen.
Kun je de bol eten? In principe wel (de ui is ook een bol). In de Tweede Wereldoorlog werden tulpenbollen gegeten, maar nu worden bij productie veel giftige stoffen gebruikt.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 5 van 26
Laat de leerlingen (indien mogelijk op de beamer) het schilderij Persiflage op de Tulpomanie zien (zie detail hieronder).
Laat de leerlingen in gedachten vierhonderd jaar terug in de tijd reizen. Vertel dat er in die tijd (aan het begin van de Gouden Eeuw) een ware tulpengekte heerste in Nederland. Rijke Nederlanders betaalden honderden, soms duizenden guldens voor één enkele bol. Van dat geld kon je in die tijd een flink huis kopen.
Hoe komt het dat die tulpenbollen zo duur waren? Waarom zijn dingen nu duur? Tulpen(bollen) waren toen heel zeldzaam. In Nederland groeien van oorsprong geen tulpen. De tulp komt namelijk uit Turkije. In 1593 worden de eerste tulpenbollen geplant in de Hortus Botanicus in Leiden. En de tulpen die daaruit groeiden vielen erg in de smaak bij de rijke burgers van Leiden. Tegenwoordig laten mensen zien dat ze rijk zijn met dure auto’s en diamanten, vroeger verzamelde men allerlei exotische dingen, waaronder dus tulpen.
Hoe komt het dat de tulpengekte maar een jaar of twintig duurde? Tulpen zijn makkelijk te vermeerderen. Aan het eind van de winter ontstaan uit één tulp meerdere bollen. Op een gegeven moment was de tulp dus helemaal niet zeldzaam meer.
Deel tenslotte het leerlingenmateriaal uit, en laat leerlingen beginnen met de eerste vraag (zie antwoorden hieronder). Leerlingen mogen in principe in tweetallen werken.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 6 van 26
Tulpengekte antw. 1. Streep door wat niet van toepassing is. Tulpen komen oorspronkelijk uit [ Tunesië / Turkije ]. Pas in 1593 werden de eerste tulpen in Nederland geplant, namelijk in [ Amsterdam / Leiden ]. Het is dan de tijd van de [ monniken en ridders / ontdekkers en hervormers ]. Rijke mensen verzamelen in die tijd allerlei [ exotische / nuttige ] dingen, zoals tulpen. De tulpengekte duurde niet zo heel erg lang: op een gegeven moment waren tulpen in Nederland niet meer zo [ gezond / zeldzaam ]. Een andere wereld Laat de leerlingen in tweetallen opdracht 2 t/m 5 maken (zie antwoordsuggesties hieronder). Loop zelf door de klas om eventuele vragen te beantwoorden. antw.
2. Voorbeelden van verschillen tussen de kaart uit de Gouden Eeuw en de kaart van nu zijn:
de grootte van de stad
veel gebouwen staan er niet meer
in de kaart uit de Gouden Eeuw zijn huisjes en andere gebouwen getekend
3. Voorbeelden van dingen die ongeveer hetzelfde zijn gebleven zijn:
de loop van de grachten
de loop van sommige straten
de plaats van sommige kerken
4. Voorbeelden van dingen die niet kloppen aan de wereldkaart uit 1570 zijn:
Australië en Antarctica zitten aan elkaar vast
de vorm van continenten en landen, bijvoorbeeld de vorm van het continent Zuid-Amerika of de vorm van het Scandinavisch schiereiland
Wat verder opvalt aan de oude kaart zijn:
de manier waarop de bergen zijn getekend (driedimensionaal), en
het schip en de zeedieren die in de oceanen zijn getekend
5. Redenen waarom oude wereldkaarten er anders uitzien dan die van nu zijn:
de meetinstrumenten waren toen minder nauwkeurig
de meetinstrumenten waren niet allemaal hetzelfde
sommige delen van de wereld waren nog niet ontdekt
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 7 van 26
Jan, Carolus en Marie Laat de leerlingen in tweetallen opdracht 6 en 7 maken (zie antwoorden hieronder). Loop zelf door de klas om eventuele vragen te beantwoorden. antw.
6. De juiste namen zijn: Carolus
Deze persoon heette eigenlijk Charles, maar gebruikte een andere naam die mensen in het buitenland beter konden begrijpen.
Jan
Het kinderliedje ‘… in de ton, met een hoepeltje erom’ gaat waarschijnlijk over deze persoon.
Marie
Deze persoon vond dat een tuin eruit moet zien als een kleurrijk tapijt.
7. De juiste namen zijn: Marie
“Godzijdank lijkt de oorlog niet het plezier dat het tuinieren verschaft te kunnen verjagen.”
Carolus
“Het is een moeilijke taak om beschrijvingen te maken op basis van gedroogde planten, behalve als je ze zelf hebt zien groeien.”
Jan
“Ik wil de gewoontes van de mensen hier onderzoeken, en ook het landschap, de vruchten, en de koopwaar…”
Leydse Weelde : de quiz Om de voorbereidende les klassikaal af te sluiten wordt er een korte quiz gehouden. De quiz bestaat uit acht beweringen, waarvan de leerlingen moeten aangeven of ze waar zijn of niet waar. Als werkvorm kunt u kiezen voor verschillende opties (zie hieronder). In beide gevallen leest de leerkracht de vragen voor.
Hand opsteken. De leerkracht leest de beweringen voor. Als een leerling denkt dat een bewering waar is dan wordt de linkerhand opgestoken, als de bewering volgens hem/haar niet waar is wordt de rechterhand opgestoken. In plaats van het opsteken van de hand kan ook een ander gebaar worden gekozen.
Hand opsteken met afvallers. Hetzelfde als hierboven, maar nu met afvallers. Alleen de leerlingen die het antwoord goed hebben mogen door naar de volgende vraag; de rest gaat zitten. Uiteindelijk blijven er één of enkele winnaars over.
Opschrijven. De leerlingen zetten de nummers 1 t/m 8 op een (leeg) blaadje. De leerkracht leest de beweringen voor. Van iedere bewering schrijven ze op of die waar is of onwaar. Na afloop van de quiz worden de blaadjes door geschoven naar een buurman of –vrouw. Die kijkt de vragen na (terwijl de leerkracht de antwoorden voorleest).
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 8 van 26
De vragen van de quiz: 1.
Tulpengekte is een ziekte die je krijgt als je teveel tulpenbollen eet. (niet waar)
2. De Universiteit van Leiden is de oudste universiteit van Nederland. (waar) 3. In de tijd waarin Jan, Carolus en Marie leefden was er in Nederland oorlog tussen katholieken en protestanten. (waar, de Tachtigjarige Oorlog) 4. Een tulp en een aardappel zijn allebei bollen. (niet waar, een aardappel is een knol) 5. Marie de Brimeu maakte voor de grap ooit iemand wijs dat de bloemen in haar tuin ’s nachts van kleur veranderden. (waar) 6. Sommige reizen die Jan Huygen van Linschoten maakte duurden wel meer dan een jaar. (waar) 7. Vierhonderd jaar geleden was meer dan een kwart van de inwoners van Leiden immigrant (ze kwamen oorspronkelijk uit een ander land). (waar) 8. Carolus Clusius sprak als geleerde voornamelijk Engels. (niet waar, Engels werd pas veel later een van de meest gesproken talen van de wereld)
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 9 van 26
HET MUSEUMBEZOEK: de workshop Het museumbezoek bestaat uit twee delen: een workshop en een bezoek aan het museum. De leerlingen worden welkom geheten door een medewerker van Museum Boerhaave en gaan naar de workshopruimte. De workshop heeft een tijdsduur van ongeveer 20 minuten. Inhoudelijk wordt de workshop geleid door de medewerker van Museum Boerhaave. Wel rekenen we erop dat u als leerkracht de regie neemt bij het indelen van de groepen over de vier workshoptafels en het uitwisselen van de resultaten na afloop van de workshop (zie het schema hieronder). In de workshopruimte staan vier tafels. Er zijn drie verschillende workshops; elke workshop sluit aan bij één van de drie historische personages: tafel 1. het bewaren van voedsel (Jan Huygen van Linschoten) tafel 2. het indelen van planten (Carolus Clusius) tafel 3. het gebruik van planten (Marie de Brimeu A) tafel 4. het gebruik van planten (Marie de Brimeu B) De leerlingen doen de workshop die bij ‘hun’ personage past. Daarna worden de resultaten uitgewisseld onder leiding van de leerkracht. Een korte beschrijving van de opbouw van de workshop staat in de tabel hieronder. activiteit
duur
werkvorm
Welkom
5 min.
Leerlingen nemen plaats aan de tafels (volgens de rollen die ze hebben gekregen). Een medewerker van Museum Boerhaave heet de leerlingen welkom.
Workshop
10 min.
Leerlingen doen de workshop die bij ‘hun’ personage hoort. Elke workshop bestaat uit drie of vier opdrachten. Alle opdrachten hebben direct of indirect te maken met het indelen van planten. Inhoudelijke ondersteuning wordt geboden door de medewerker van Museum Boerhaave, de leerkracht en eventuele andere begeleiders. Let op. Zorg er voor dat leerlingen de benodigdheden voorzichtig uit de doos halen (op een teken van de medewerker van het museum). Lees – als leerkracht / begeleider – zelf de opdracht een keer hardop voor. Laat per workshoptafel één leerling de antwoorden opschrijven. Dat geeft minder rommel op de tafel.
Uitwisselen
5 min.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
Per workshoptafel vertelt één leerling aan de rest van de klas wat ze gedaan hebben. De eigen leerkracht van de school coördineert dit: hij/zij laat de leerlingen aan het woord en zorgt ervoor dat de rest luistert.
blz. 10 van 26
Het bewaren van voedsel (Jan) Jan Huygen van Linschoten maakte zijn ontdekkingsreizen naar Azië per schip. Op het schip moest genoeg voedsel aanwezig zijn om iedereen weken of zelfs maanden lang te eten te geven. Maar voedsel bederft natuurlijk. Deze workshop gaat over verschillende manieren om voedsel goed te houden. opdracht 1: Op tafel liggen verschillende voedingsmiddelen. Ook zijn er kaarten met daarop verschillende manieren waarop je voedsel langer goed kan houden. Leerlingen moeten de voedingsmiddelen bij de juiste methode leggen. opdracht 2: Leerlingen moeten bedenken welke manieren om voedsel te bewaren ook al bestonden in de tijd waarin Jan leefde, en welke manieren pas later werden ontdekt. Let op: deel de blaadjes ‘oud’ en ‘nieuw’ pas uit nadat opdracht 1 is gecontroleerd. antw. opdracht 3: Tegenwoordig worden bij de meeste voedingsmiddelen meerdere bewaarmethoden gecombineerd. Zo zijn de meeste voedingsmiddelen die de leerlingen hier moeten indelen sowieso luchtdicht verpakt. Het gaat bij deze workshop echter om het zoeken van de bewaarmethode die typisch is voor dit product. De juiste indeling is dan als volgt: manier om voedsel langer goed te houden
oud
nieuw
augurken
inleggen in zuur
erwten
invriezen
jam
konfijten (zoet maken)
houdbare melk
steriliseren (kort verhitten boven 100 °C)
kaas
pekelen (zout maken)
X
rijst
drogen
X
rookworst
roken (maar ook luchtdicht verpakken)
X
sinaasappelsap
pasteuriseren (kort verhitten boven 65 °C)
X
tomaten in blik
luchtdicht verpakken (maar ook steriliseren)
X
zuurkool
fermenteren (bewerking door goede bacteriën)
X X1 X X
X
1
In de tijd waarin Jan leefde wisten mensen al lang dat voedingsmiddelen langer houdbaar zijn als ze koel bewaard worden. Denk bijvoorbeeld aan het bewaren van voedingsmiddelen in de kelder. Het was echter nog niet mogelijk om een bepaalde ruimte kunstmatig koel te houden, laat staan voedingsmiddelen in te vriezen.
antw. opdracht 4: De bacteriën en schimmels die voedsel bederven hebben behalve voedsel ook water en zuurstof (lucht) nodig.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 11 van 26
Het indelen van planten (Carolus) De meeste geleerden in de tijd van Carolus Clusius waren vooral geïnteresseerd in het gebruik van planten als medicijn. Maar Carolus probeerde alle planten heel precies te beschrijven en met elkaar te vergelijken. Deze workshop gaat over het vergelijken en het indelen van planten in een systeem. opdracht 1: Op tafel liggen zeven kunstbloemen. Ook zijn er kaarten met beschrijvingen van de bloemen. Leerlingen moeten de bloemen bij de juiste beschrijving leggen. Let op: hou Calla en Phlox in eerste instantie achter de hand. Als blijkt dat de leerlingen weinig moeite hebben met de workshop kunt u deze twee bloemen er extra bijleggen, of ze als extraatje laten zien als de leerlingen klaar zijn met indelen (Calla is bijzonder omdat het één bloem lijkt, maar in werkelijkheid een heleboel minuscule bloemetjes op een steel zijn). antw. opdracht 2: De juiste indeling is als volgt:
Anemone
Tulipa
Narcissus
Agapanthus
Chamelaucium
Lilium
Freesia
Calla (extra)
Phlox (extra)
antw. opdracht 3: Bij het indelen zijn de volgende kenmerken minder belangrijk: de kleur van de bloemblaadjes (kroonbladeren) en de grootte van de bloemen.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 12 van 26
Het gebruik van planten (Marie) In de tijd waarin Marie de Brimeu leefde werden planten voor allerlei verschillende dingen gebruikt. Natuurlijk werden eetbare delen van planten opgegeten. Maar veel planten werden ook als medicijn gebruikt. Of als grondstof voor bijvoorbeeld kleding. Kennis van planten was in die tijd dus heel belangrijk. opdracht 1: Op tafel liggen en staan allerlei delen van planten. Ook zijn er kaarten met daarop verschillende manieren waarop je planten kunt gebruiken (toepassingen). Leerlingen moeten de planten bij de juiste toepassing leggen. opdracht 2: Leerlingen moeten bedenken welke planten ook al in Nederland werden gebruikt in de tijd waarin Marie leefde, en welke pas later in Nederland terecht zijn gekomen. Let op: deel de blaadjes ‘oud’ en ‘nieuw’ pas uit nadat opdracht 1 is gecontroleerd.
henna kaneel
oud
x
x
x
kamille (bloemetjes) knoflook
kleurstof
grondstof
rookwaar
medicijn
specerij
voeding
antw. opdracht 3: De juiste indeling is als volgt:
x
nieuw
x x
x
(x)
x
katoenbolletjes
x
x
wortelen
x
x
rogge
x
x
tabak wilgentenen
x
x x
x
opdracht 4: ter beoordeling aan de docent
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 13 van 26
HET MUSEUMBEZOEK: de tentoonstelling Na de workshop gaan de leerlingen in groepjes met werkbladen het museum in. In principe werken de leerlingen zelfstandig. Wel is het prettig als u en de andere begeleiders van de school aanwezig zijn voor het beantwoorden van vragen en het bewaren van de orde. De antwoorden op de vragen in de werkbladen van de leerlingen vindt u hieronder.
Jan Huygen van Linschoten - A antw. 1. Andere eetbare planten die te zien zijn: ananas, mango en gember. Daarnaast zien we ook nog twee vruchten die iaca en iambos genoemd worden. 2. Hij zocht planten om te verhandelen en te verkopen. (derde optie) 3. Koffie, chocolade en water 4. Er zijn in totaal zes (6) vogels getekend. 5. De dodo (in het midden van de tekening) is in 1690 uitgestorven. 6. Jan kon niet alle planten levend mee naar huis nemen. Redenen hiervoor waren:
niet alle planten overleven in potten
tijdens de reis veranderen de weersomstandigheden (temperatuur, wind, vochtigheid, hoeveelheid zon); niet alle planten kunnen daar tegen
grote planten (zoals struiken en bomen) pasten niet in een pot / op het schip
Doe-opdracht: ruiken 1. kokos 2. banaan 3. kruidnagel 4. anijs 5. vanille 6. lavendel 7. Koraal is geen plant, maar een dier. (derde optie) 8. Aan de krokodillen, het schildpadschild, de kogelvis en de andere dieren onderaan de tekening kun je zien dat exotische dingen in die tijd erg in waren. 9. Ter beoordeling aan de docent. Leerlingen moeten voorbeelden geven van dingen die nu zo’n 1.000 tot 10.000 euro kosten. 10. De pijl wijst naar links. (Noord en Zuid zijn op deze kaart omgedraaid). Doe-opdracht: voelen vlas en katoen 11. De nummers van de vitrines moeten als volgt ingevuld worden: 2
Alle details van de plant moeten goed te zien zijn, van de wortels tot aan de bloemen.
1
De tekening mag heel eenvoudig zijn: je hoeft alleen te zien welke plant het is.
3
Het gaat er vooral om dat het een mooi, aantrekkelijk plaatje is.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 14 van 26
12. Bij Jan Huygen hoort de manier van tekenen waarbij je alleen hoeft te zien welke plant het is (de tweede optie). Jan was koopman en handelaar; een tekening moest dus vooral praktisch zijn. 13. uit Zuid-Amerika (derde optie) 14. Anders zouden ze bederven. (eerste optie) 15. Mensen zijn pas later grote tomaten gaan kweken. (derde optie) 16. Fel licht kan de inkt op de bladzijden verbleken. (tweede optie) 17. Manden met bloemen en de mannen met kruid en schep 18. Het zijn voortplantingsorganen. (eerste optie)
Jan Huygen van Linschoten - B antw. 1. Koraal is geen plant, maar een dier. (derde optie) 2. Aan de krokodillen, het schildpadschild, de kogelvis en de andere dieren onderaan de tekening kun je zien dat exotische dingen in die tijd erg in waren. 3. Ter beoordeling aan de docent. Leerlingen moeten voorbeelden geven van dingen die nu zo’n 1.000 tot 10.000 euro kosten. 4. Andere eetbare planten die te zien zijn: ananas, mango en gember. Daarnaast zien we ook nog twee vruchten die iaca en iambos genoemd worden. 5. Hij zocht planten om te verhandelen en te verkopen. (derde optie) 6. Koffie, chocolade en water 7. Er zijn in totaal zes (6) vogels getekend. 8. De dodo (in het midden van de tekening) is in 1690 uitgestorven. 9. Jan kon niet alle planten levend mee naar huis nemen. Redenen hiervoor waren:
niet alle planten overleven in potten
tijdens de reis veranderen de weersomstandigheden (temperatuur, wind, vochtigheid, hoeveelheid zon); niet alle planten kunnen daar tegen
grote planten (zoals struiken en bomen) pasten niet in een pot / op het schip
Doe-opdracht: ruiken 1. kokos 2. banaan 3. kruidnagel 4. anijs 5. vanille 6. lavendel 10. De pijl wijst naar links. (Noord en Zuid zijn op deze kaart omgedraaid). Doe-opdracht: voelen vlas en katoen 11. De nummers van de vitrines moeten als volgt ingevuld worden: 2
Alle details van de plant moeten goed te zien zijn, van de wortels tot aan de bloemen.
1
De tekening mag heel eenvoudig zijn: je hoeft alleen te zien welke plant het is.
3
Het gaat er vooral om dat het een mooi, aantrekkelijk plaatje is.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 15 van 26
12. Bij Jan Huygen hoort de manier van tekenen waarbij je alleen hoeft te zien welke plant het is (de tweede optie). Jan was koopman en handelaar; een tekening moest dus vooral praktisch zijn. 13. uit Zuid-Amerika (derde optie) 14. Anders zouden ze bederven. (eerste optie) 15. Mensen zijn pas later grote tomaten gaan kweken. (derde optie) 16. Fel licht kan de inkt op de bladzijden verbleken. (tweede optie) 17. Manden met bloemen en de mannen met kruid en schep 18. Het zijn voortplantingsorganen. (eerste optie)
Carolus Clusius - A antw. 1. uit Zuid-Amerika (derde optie) 2. Hij wilde alle planten op dezelfde manier beschrijven en indelen. (tweede optie) 3. De nummers van de vitrines moeten als volgt ingevuld worden: 2
Alle details van de plant moeten goed te zien zijn, van de wortels tot aan de bloemen.
1
De tekening mag heel eenvoudig zijn: je hoeft alleen te zien welke plant het is.
3
Het gaat er vooral om dat het een mooi, aantrekkelijk plaatje is.
4. Bij Carolus Clusius hoort de manier van tekenen waarbij alle details van de plant goed te zien zijn. Carolus wilde namelijk alle planten zo goed mogelijk met elkaar kunnen vergelijken. 5. Anders zouden ze bederven. (eerste optie) 6. de vorm (derde optie) 7. Mensen zijn pas later grote tomaten gaan kweken. (derde optie) 8. Manden met bloemen en mannen met kruid en schop. 9. Fel licht kan de inkt op de bladzijden verbleken. (tweede optie) 10. Van links naar rechts: vitrine 8 (krokus), vitrine 6 (lelietje der dalen), vitrine 7 (schijfcactus). 11. Het zijn voortplantingsorganen. (eerste optie) Doe-opdracht ruiken: 1. kokos 2. banaan 3. kruidnagel 4. anijs 5. vanille 6. lavendel 12. ongeveer 300.000 (derde optie) 13. Ja, er worden nog steeds ieder jaar tientallen nieuwe soorten planten beschreven. Vooral in tropische gebieden komen veel planten voor die nog niet door wetenschappers zijn bestudeerd. 14. Er zijn volgens dit systeem 24 typen bloemen.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 16 van 26
15. De meeste typen bloemen hebben meerdere [ stampers / meeldraden ]. De stamper zit meestal [ in het midden / aan de buitenkant ]. De meeldraden zijn eigenlijk de [ mannelijke / vrouwelijke ] voortplantingsorganen. Doe-opdracht: voelen vlas en katoen 16. in het Latijn (derde optie) 17. Als je allemaal dezelfde taal gebruikt, dan kun je elkaar beter verstaan en begrijpen. Het is dan makkelijker om iets te onderzoeken. 18. De tabel moet als volgt ingevuld worden: Crocodylus niloticus
krokodil
Homo sapiens
mens
Mus domesticus
huismuis
Panthera leo
leeuw
Papaver somniferum
klaproos
Pyrus communis
perenboom
19. Een paddestoel is geen plant, maar een schimmel. (derde optie)
Carolus Clusius - B antw. 1. in het Latijn (derde optie) 2. Als je allemaal dezelfde taal gebruikt, dan kun je elkaar beter verstaan en begrijpen. Het is dan makkelijker om iets te onderzoeken. 3. De tabel moet als volgt ingevuld worden: Crocodylus niloticus
krokodil
Homo sapiens
mens
Mus domesticus
huismuis
Panthera leo
leeuw
Papaver somniferum
klaproos
Pyrus communis
Perenboom
4. ongeveer 300.000 (derde optie)
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 17 van 26
5. Ja, er worden nog steeds ieder jaar tientallen nieuwe soorten planten beschreven. Vooral in tropische gebieden komen veel planten voor die nog niet door wetenschappers zijn bestudeerd. 6. Er zijn volgens dit systeem 24 typen bloemen. 7. De meeste typen bloemen hebben meerdere [ stampers / meeldraden ]. De stamper zit meestal [ in het midden / aan de buitenkant ]. De meeldraden zijn eigenlijk de [ mannelijke / vrouwelijke ] voortplantingsorganen. Doe-opdracht: voelen vlas en katoen 8. uit Zuid-Amerika (derde optie) 9. Hij wilde alle planten op dezelfde manier beschrijven en indelen. (tweede optie) 10. De nummers van de vitrines moeten als volgt ingevuld worden: 2
Alle details van de plant moeten goed te zien zijn, van de wortels tot aan de bloemen.
1
De tekening mag heel eenvoudig zijn: je hoeft alleen te zien welke plant het is.
3
Het gaat er vooral om dat het een mooi, aantrekkelijk plaatje is.
11. Bij Carolus Clusius hoort de manier van tekenen waarbij alle details van de plant goed te zien zijn. Carolus wilde namelijk alle planten zo goed mogelijk met elkaar kunnen vergelijken. 12. Anders zouden ze bederven. (eerste optie) 13. de vorm (derde optie) 14. Mensen zijn pas later grote tomaten gaan kweken. (derde optie) 15. Manden met bloemen en mannen met kruid en schop. 16. Fel licht kan de inkt op de bladzijden verbleken. (tweede optie) 17. Van links naar rechts: vitrine 8 (krokus), vitrine 6 (lelietje der dalen), vitrine 7 (schijfcactus). 18. Het zijn voortplantingsorganen. (eerste optie) Doe-opdracht ruiken: 1. kokos 2. banaan 3. kruidnagel 4. anijs 5. vanille 6. lavendel
Marie de Brimeu - A antw. 1. Je kan zien dat Marie erg rijk was aan haar kroon en ketting, haar kleding (en kraag) en aan het wapen dat op de tekening staat. 2. de tulp 3. Zij vond planten en bloemen vooral erg mooi om te zien. (eerste optie)
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 18 van 26
4. Planten groeien niet zomaar overal. Om een plant te laten groeien, zijn specifieke omstandigheden nodig: bijvoorbeeld een bepaalde temperatuur, een bepaald soort bodem, en een bepaalde vochtigheid. Doe-opdracht: ruiken 1. kokos 2. banaan 3. kruidnagel 4. anijs 5. vanille 6. lavendel 5. Zaden die een paar honderd jaar oud zijn zullen waarschijnlijk niet meer ontkiemen. De meeste zaden hebben een ‘levensduur’ van hooguit enkele tientallen jaren. Maar sommige zaden met een hele dikke zaadhuid (‘schil’) kunnen wel honderden jaren lang hun kiemkracht behouden. 6. De nummers van de vitrines moeten als volgt ingevuld worden: 2
Alle details van de plant moeten goed te zien zijn, van de wortels tot aan de bloemen.
1
De tekening mag heel eenvoudig zijn: je hoeft alleen te zien welke plant het is.
3
Het gaat er vooral om dat het een mooi, aantrekkelijk plaatje is.
7. Bij Marie de Brimeu hoort de manier van tekenen waarbij het vooral een mooi en aantrekkelijk plaatje moet zijn. 8. Fel licht kan de inkt op de bladzijden verbleken. (tweede optie) 9. Van links naar rechts: vitrine 8 (krokus), vitrine 6 (lelietje der dalen), vitrine 7 (schijfcactus). 10. Mensen zijn pas later grote tomaten gaan kweken. (derde optie) 11. manden met bloemen en mannen met kruid en schop 12. Het zijn voortplantingsorganen. (eerste optie) 13. uit Zuid-Amerika (derde optie) 14. Aan de krokodillen, het schildpadschild, de kogelvis en de andere dieren onderaan de tekening kun je zien dat exotische dingen in die tijd erg in waren. Doe-opdracht: voelen vlas en katoen 15. Koffie, chocolade en water 16. tuin (derde optie) 17. bruikbare planten (eerste optie) 18. De letter S werd vroeger bijna hetzelfde geschreven als de letter F.
Marie de Brimeu - B antw. 1. De nummers van de vitrines moeten als volgt ingevuld worden: 2
Alle details van de plant moeten goed te zien zijn, van de wortels tot aan de bloemen.
1
De tekening mag heel eenvoudig zijn:
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 19 van 26
je hoeft alleen te zien welke plant het is. 3
Het gaat er vooral om dat het een mooi, aantrekkelijk plaatje is.
2. Bij Marie de Brimeu hoort de manier van tekenen waarbij het vooral een mooi en aantrekkelijk plaatje moet zijn. 3. Fel licht kan de inkt op de bladzijden verbleken. (tweede optie) 4. Van links naar rechts: vitrine 8 (krokus), vitrine 6 (lelietje der dalen), vitrine 7 (schijfcactus). 5. Mensen zijn pas later grote tomaten gaan kweken. (derde optie) 6. Manden met bloemen en mannen met kruid en schop 7. Het zijn voortplantingsorganen. (eerste optie) 8. uit Zuid-Amerika (derde optie) Doe-opdracht: ruiken 1. kokos 2. banaan 3. kruidnagel 4. anijs 5. vanille 6. lavendel 9. Je kan zien dat Marie erg rijk was aan haar kroon en ketting, haar kleding (en kraag) en aan het wapen dat op de tekening staat. 10. de tulp 11. Zij vond planten en bloemen vooral erg mooi om te zien. (eerste optie) 12. Planten groeien niet zomaar overal. Om een plant te laten groeien, zijn specifieke omstandigheden nodig: bijvoorbeeld een bepaalde temperatuur, een bepaald soort bodem, en een bepaalde vochtigheid. 13. Zaden die een paar honderd jaar oud zijn zullen waarschijnlijk niet meer ontkiemen. De meeste zaden hebben een ‘levensduur’ van hooguit enkele tientallen jaren. Maar sommige zaden met een hele dikke zaadhuid (‘schil’) kunnen wel honderden jaren lang hun kiemkracht behouden. 14. Aan de krokodillen, het schildpadschild, de kogelvis en de andere dieren onderaan de tekening kun je zien dat exotische dingen in die tijd erg in waren. 15. Koffie, chocolade en water Doe-opdracht: voelen vlas en katoen 16. tuin (derde optie) 17. bruikbare planten (eerste optie) 18. De letter S werd vroeger bijna hetzelfde geschreven als de letter F.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 20 van 26
DE AFSLUITENDE LES De afsluitende les bestaat uit vijf activiteiten die bij elkaar opgeteld ongeveer 45 minuten duren. Een korte beschrijving van elk van de vijf activiteiten staat in de tabel hieronder. Een uitgebreide beschrijving van de onderdelen volgt daaronder. U kunt er eventueel voor kiezen om leerlingen maar één van beide tekenopdrachten te laten doen. activiteit
duur
werkvorm
Even opfrissen
5 min.
Er zijn verschillende werkvormen mogelijk: a. Doe deze opdracht klassikaal. Verdeel de klas eventueel in in ‘Jantjes’, ‘Marietjes’ en ‘Carolusjes’, en laat ze als groep antwoorden (bijvoorbeeld door een bordje met ‘waar’ of ‘niet waar’ op te houden. b. Laat de leerlingen zelfstandig individueel (of in tweetallen) werken.
Als je iets wilt weten…
10 min.
Idem.
Een tekening maken op basis van woorden
10 min.
Leerlingen werken in tweetallen. De één krijgt van de leerkracht een afbeelding en beschrijft die in woorden. De ander probeert zo goed mogelijk een tekening te maken op basis van de beschrijving.
Een tekening maken op basis van een fragment
10 min.
Leerlingen werken individueel aan een tekening van een hele plant, of een heel dier, waarin ze het gegeven fragment verwerken.
Tot slot
10 min.
Laat leerlingen eerst individueel de vragen beantwoorden, en bespreek daarna klassikaal na.
Deze opdracht is uitermate geschikt om klassikaal (na) te bespreken.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 21 van 26
Even opfrissen (5 minuten) antw.
1. Hieronder staan acht zinnen. Welke zijn waar? Bij het beschrijven en indelen van planten lette Carolus op alle kleine details van de plant.
waar / niet waar
Exotische planten verzamelen was in de tijd van Jan, Carolus en Marie alleen iets voor ‘nerds’.
waar / niet waar
Geleerden in de tijd van Carolus schreven hun boeken vaak in het Latijn.
waar / niet waar
Jan, Carolus en Marie aten geen rijst maar wel aardappelen.
waar / niet waar
Jan, Carolus en Marie leefden ongeveer tweehonderd jaar geleden.
waar / niet waar
Jan maakte zijn reizen ook om veel geld te verdienen.
waar / niet waar
Marie hield van tuinieren; zij wist precies welke planten veel zonlicht nodig hadden en welke niet.
waar / niet waar
Op het schip van Jan werden voedingsmiddelen soms goed gehouden door er zout bij te doen.
waar / niet waar
Als je iets wilt weten… (10 minuten) antw.
2. De tabel kan op de volgende manier ingevuld worden. vroeger (de tijd van Jan, Carolus en Marie)
nu
Welke ‘informatiebronnen’ zijn er? Hoe kom je iets te weten?
boeken, brieven, pamfletten, mondeling
internet, boeken, tijdschriften, kranten, mondeling (je leraar)
Hoeveel informatie is er te vinden (veel of weinig)?
weinig (in vergelijking met nu)
veel
Is de informatie beschikbaar voor iedereen?
nee (boeken waren zeldzaam en lang niet iedereen kon lezen)
ja (tenminste in Westerse wereld)
Is de informatie betrouwbaar?
niet altijd betrouwbaar
niet altijd betrouwbaar
Wat doe je als je je antwoord nergens kunt vinden?
zelf onderzoeken (van de natuur)
zelf onderzoeken (van de natuur)
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 22 van 26
Een tekening maken op basis van woorden (10 minuten) Deel tekenpapier en tekenmateriaal uit. Geef aan de ‘ontdekkingsreiziger’ van elk tweetal een afbeelding (zie bijlage). Hang als de tekenaars klaar zijn de tekeningen naast elkaar op, zodat iedereen ze kan bekijken. Welke tekening lijkt het meest op de originele afbeelding? Als een tekening goed lijkt, ligt dat dan aan de tekenaar, aan de beschrijver of aan allebei? Een tekening maken op basis van een fragment (10 minuten) Deel tekenpapier en tekenmateriaal uit. Laat de leerlingen een tekening maken van de hele plant, of het hele dier, waar het gegeven fragment een deel van is. Het doel van deze opdracht is dat leerlingen zich realiseren dat geleerden soms op basis van fragmenten een reconstructie moeten proberen te maken van het geheel. Bij het maken van de tekening mogen leerlingen gewoon hun fantasie gebruiken. Hang, als iedereen klaar is, de tekeningen weer naast elkaar op, zodat iedereen ze kan bekijken. Vertel eventueel dat het fragment in werkelijkheid een zaad is van een bijzondere tropische plant (Coco de Mer). Het zaad is met een diameter van 40 tot 50 centimeter het grootste zaad ter wereld. Het duurt meer dan vijf jaar tot het zaad ‘rijp’ is. Tot slot (10 minuten) Met de laatste twee vragen wordt het onderwijsprogramma Leydse Weelde afgesloten. Bij beide vragen zijn natuurlijk allerlei verschillende antwoorden mogelijk.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 23 van 26
BIJLAGE 1. Kerndoelen primair onderwijs Het onderwijsprogramma Leydse Weelde sluit aan bij de volgende kerndoelen (OCenW, 2006). Oriëntatie op jezelf en de wereld > Natuur en techniek 40. De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. 41. De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen. Oriëntatie op jezelf en de wereld > Ruimte 49. De leerlingen leren over de mondiale ruimtelijke spreiding van bevolkingsconcentraties en godsdiensten, van klimaten, energiebronnen en van natuurlandschappen zoals vulkanen, woestijnen, tropische regenwouden, hooggebergten en rivieren. Oriëntatie op jezelf en de wereld > Tijd 51. De leerlingen leren gebruik te maken van eenvoudige historische bronnen en ze leren aanduidingen van tijd en tijdsindeling te hanteren. 52. De leerlingen leren over kenmerkende aspecten van de volgende tijdvakken: jagers en boeren; Grieken en Romeinen; monniken en ridders; steden en staten; ontdekkers en hervormers; regenten en vorsten; pruiken en revoluties; burgers en stoommachines; wereldoorlogen en holocaust; televisie en computer. Kunstzinnige oriëntatie 56. De leerlingen verwerven enige kennis over en krijgen waardering voor aspecten van cultureel erfgoed.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 24 van 26
BIJLAGE 2. Sleutelinzichten Sleutelinzichten zijn inzichten die een leerling zich na het bestuderen van de stof eigen gemaakt zou moeten hebben. Het onderwijsprogramma Leydse Weelde omvat in ieder geval de sleutelinzichten die hieronder worden opgesomd. Let wel, tijdens het museumbezoek worden leerlingen verdeeld over drie rollen. Hierdoor is de inhoud die aan bod komt niet voor alle leerlingen precies hetzelfde. Sleutelinzichten die aansluiten bij het domein Natuur en techniek Planten hebben verschillende organen met elk hun eigen functie. Aan bod komen expliciet: de bloem (voortplanting) en vruchten en zaden (voortplanting). Bepaalde organen van planten zijn eetbaar; het verschilt per plant welk orgaan gegeten wordt. Bepaalde organen van planten werden (en worden) gebruikt als medicijn. Planten die op elkaar lijken zijn vaak familie van elkaar. Alle planten op aarde kun je indelen op basis van verwantschap. Hierbij kijk je naar waarneembare eigenschappen. Bij het indelen van planten worden meestal Latijnse namen gebruikt. Linnaeus legde de basis voor de indeling die wij nu nog steeds gebruiken. Bij het indelen van bloemen wordt vooral gelet op de bouw van de bloem, o.a. de aantallen bloemblaadjes, meeldraden en stampers. Veel (eetbare) planten die nu in ons land heel gewoon zijn waren vroeger exotisch (o.a. tomaat en aardappel). Veel van deze planten zijn in de zeventiende eeuw hier naartoe gekomen (o.a. door ontdekkingsreizen). Planten stellen verschillende eisen aan hun omgeving en verzorging (o.a. temperatuur, vochtigheid en hoeveelheid zonlicht). De verdeling van plantensoorten hangt samen met de klimaatzones. Planten zijn op verschillende manieren te bewaren: levend (in aarde), als zaad, als bol of knol, gedroogd of getekend. Bederf door bacteriën en schimmels kan worden tegengegaan door o.a. drogen, zouten (pekelen), invriezen, inleggen in zuur, fermenteren, konfijten, pasteuriseren en steriliseren. Er zijn ongeveer 300.000 soorten planten bekend. Er worden nog steeds nieuwe soorten beschreven. Er zijn verschillende manieren om planten (of dieren) af te beelden. Welke manier gebruikt wordt hangt af van het doel van de tekenaar. Veel afbeeldingen van exotische planten en dieren werden gemaakt door professionele tekenaars. Het was niet ongebruikelijk dat de tekenaars de afgebeelde plant niet met eigen ogen hadden gezien.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 25 van 26
Sleutelinzichten die aansluiten bij de domeinen Ruimte en Tijd Bij ontdekkingsreizen per schip was het meenemen en bewaren van voedsel een grote uitdaging. In de zestiende en zeventiende eeuw was er steeds meer interesse voor wetenschap. Wetenschappers communiceerden met elkaar (schreven elkaar brieven) en stuurden elkaar beeldmateriaal op om inzichten uit te wisselen. De voertaal was hierbij vaak het Latijn. Exotische planten (en dieren) waren in de Gouden Eeuw erg populair. Rijke burgers waren bereid om veel geld te betalen voor zeldzame planten. De aanleg van siertuinen was een manier om je rijkdom te laten zien. Boeken waren in de Gouden Eeuw zeldzaam. Aan het titelblad werd vaak veel aandacht besteed. In de tweede helft van de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw woedde er in Nederland een godsdienstoorlog tussen de (Spaansgezinde) katholieken en protestanten. Het Nederlands dat in de Gouden Eeuw werd geschreven is verschillend ten opzichte van het Nederlands dat nu wordt gebruikt. Er werden bijvoorbeeld andere woorden gebruikt en sommige letters werden anders geschreven.
De Praktijk i.s.m. Museum Boerhaave
blz. 26 van 26