Civium causa Handboek Romeins recht
Laurent Waelkens
Acco Leuven / Leusden
INHOUD
Woord vooraf
.
19
Inleidende begrippen
21
§ 1. Waarom het Romeinse recht bestuderen? 1. Een component van ons universitair denken 2. De historische interpretatie als antithese van het 'Vernunftrecht' a) 'Vernunftrecht' b) De Historische School 3. De receptie en de historische rechtsvergelijking a) Receptie b) Het ius commune 4. De Studie van het Romeinse recht als 'Dogmengeschichte' 5. Conclusie: de methodologie van het Romeinse recht
21 21 21 21 23 24 24 25 26 27
§ 2. Romeins recht als wetenschap 1. Kenmerken van de wetenschap van het Romeinse recht 2. De hulpwetenschappen a) De klassieke filologie b) Handschriftenkunde en tekstkritiek c) De historische kritiek d) De geschiedenis van de filosofie 3. Het uitwendige kader van de wetenschap a) De universiteiten b) Publicaties c) Belangrijke wetenschappelijke verenigingen d) Internetsites
27 27 28 28 30 31 32 32 32 33 33 34
Deell Overzicht van de uitwendige geschiedenis en de bronnen van het Romeinse recht
35
Inleiding: de periodes van het Romeinse recht
35
INHOUD
§ 1. De periode vöör de Republiek 1. De koningstijd 2. Van koningen naar republiek, de patricische periode a) Instellingen b) De Twaalftafelenwet
38 38 40 40 40
§2. De Republiek 1. De senaat 2. De volksvergaderingen en de wetten a) De comitia curiata b) De comitia centuriata c) De comitia tributa d) De concilia plebis 3. De magistratuur en de edicten a) De consuls b) De praetoren c) De censoren d) De aedielen e) De quaestoren f) De volkstribunen g) De provinciegouverneurs 4. De Juristen
42 42 44 44 45 45 45 46 47 47 48 49 50 50 50 50
§ 3 . Het Principaat 1. De instellingen a) De keizer b) De magistraturen c) De volksvergaderingen d) De senaat e) De administratie 2. Veranderingen in de rechtsbronnen a) De gewoonte b) Wetten (leges, plebiscita) c) Senaatsbesluiten d) Responsa prudentium e) Het edict van de praetor f) Keizerlijke constituties 3. De klassieke rechtswetenschap a) De klassieke Romeinse rechtsvinding b) Literatuurtypen c) Bekende Juristen
51 52 52 53 54 54 54 55 55 56 56 57 57 58 59 59 61 62
§4. Het Late Keizerrijk 1. DeTetrarchie a) De splitsing van het rijk
64 65 65
INHOUD
2.
3. 4. 5.
b) Veranderingen in het recht c) De rechtsliteratuur onder Diocletianus De vierde eeuw, de eeuw van de christianisering a) De triomf van de katholieke Kerk b) De zogenaamde vulgarisering van het Romeinse recht Theodosius II (402-450) en het recht Het einde van het Westerse Rijk Justinianus (482-565) a) De Codex Iustinianus b) DeDigesten c) De Instituten d) De Novellen
65 66 68 68 70 70 73 74 75 76 77 77
§ 5. De overlevering van het Romeinse recht in de Germaanse vorstendommen 1. De voortgang des rechts 2. Germaanse vorstelijke wetgeving naar Romeins model 3. Impact van de feodaliteit 4. Rechtenonderwijs in de vroege Middeleeuwen
79 79 80 81 82
§ 6. De overlevering van het Romeinse recht via de Kerk 1. Romanitas et christianitas pari passu ambulant a) Romeins recht bij de kerkvaders b) Christelijke invloed op het Romeinse recht 2. Het ontstaan van het kerkelijke recht a) IndeOudheid b) De kerkrechtelijke collecties c) Bloei van het kerkelijke recht en de officiele receptie van het Romeinse recht d) Het kerkelijke recht aan de universiteiten e) Belang van het kerkelijke recht voor de receptie van het Romeinse recht
83 83 83 85 86 86 87
§ 7. De receptie van het Justiniaanse recht aan de universiteiten 1. De overlevering van de Justiniaanse teksten in Italie 2. De herleving van het Justiniaanse Romeinse recht te Bologna 3. De wetenschappelijke bestudering van het Romeinse recht na de glossatoren 4. Een nieuw rechtsbegrip
90 91 92
§ 8. De receptie na de Middeleeuwen 1. Vernieuwing in de rechtspraak 2. Vernieuwingen aan de rechtenfaculteiten a) Het hernieuwde bartolisme b) Het humanisme in het Romeinse recht c) De Elegante School
88 89 89
95 96 97 98 98 98 99 100
INHOUD
d) De tweede scholastiek 3. Het subjectieve recht 4. De School van het Natuurrecht en de Historische School
Deel II Civiel procesrecht
100 101 102
105
Inleiding
105
§ 1. Legis actiones 1. Processen op tegenspraak 2. Executie van vonnissen
!06 106
§ 2. Het proces per formulas 1. Gang van zaken voor de magistraat
108 108
lul
108
a) Daevaarding
1U0
108
b) De discussie c) Het aanwijzen van een rechter d) De litis contestatio e) Deformule 2. De fase voor de rechter 3. De uitvoering van het vonnis en missio in bona 4. De interdictprocedure 5. Integrale resütuüe §3. Het cognitieproces 1. Tijdens het Principaat a) Ontstaan b) Jurisdictie c) Procedure d) Executie 2. Tijdens het Dominaat: het libelproces a) Ontstaan b) Jurisdictie c) Procedure d) Executie §4. De romano-canonieke procedure 1. De episcopalis audientia 2. Evolutie van de kerkrechtelijke procedure na het Keizerrijk 3. De romano-canonieke procedure in de Middeleeuwen 4. Elementen van de romano-canonieke procedure a) Dagvaarding
1U0
109 11° H° H2 112 11J
114 H^ H^ 1^ H^ H ll6
11" ll6
H6 1^ H' H^ 11° 11^ 120 ^ 120
INHOUD
b) Discussie c) Rechtsmiddelen (positiones) d) Hetbewijs e) Hetoordeel f) Hogerberoep 5. De invoering van de romano-canonieke procedure
121 121 121 121 121 121
§5. Het hoger beroep 1. In het formula-proces 2. In het cognitieproces (Principaat) 3. In het Late Keizerrijk a) Bij wie ging men in beroep? b) Wanneer was beroep mogelijk? c) Interlocutoir appel d) Draagwijdte van het appel 4. Van Justinianus tot de Middeleeuwen 5. De wedergeboorte van het hoger beroep a) Nietigheidsbezwaren b) Interlocutoir appel c) Onontvankelijkheid van hoger beroep in het strafrecht d) Hoger beroep tegen een kerkelijke rechtbank e) Beroep tegen een keizerlijk rescript f) De appelrechter g) Verzet h) Hoe beroep aantekenen? 6. De wederinvoering van het appel in de praktijk
122 122 123 124 124 124 125 125 126 126 126 127 127 127 128 128 128 129 129
§6. Het Romeinsrechtelijke bewijs 1. In het oudste Romeinse recht 2. In de klassieke periode 3. Tijdens het Dominaat 4. Na de val van het West-Romeinse Rijk 5. In de romano-canonieke procedure 6. Evolutie in de Nieuwe Tijden 7. De private kennis van de rechter
130 130 131 131 132 132 134 134
§ 7. Conflicten tussen rechtsnormen 1. Conflictregels uit de Oudheid 2. In het ius commune a) Welke costume is toepasselijk? b) Gaat het ius commune voor op de costume?
134 135 136 136 137
IQ
INHOUD
Deel III Personenrecht
139
§ 1. Defamilia 1. Familia en patria potestas 2. Wie behoorde tot de familie? a) De pater familias zelf b) Zijn echtgenote c) Vrije aangeboren kinderen (liberi naturales) d) Andere afStammelingen e) Geadopteerde personen f) Geadrogeerde personen g) Nexi h) Personen in mancipio i) Coloni 3. De patria potestas a) Een soevereine macht over de familie? b) Ius uitae necisque (recht over leven en dood)? c) Uitsluiting van familieleden d) Principiele vermogensrechtelijke onmondigheid van de familieleden e) Boekhouden 4. Beperkingen van de aansprakelijkheid van de pater familias a) Actio de in rem uerso b) Actio de peculio c) Actio institoria d) Actio noxalis 5. Beeindiging van de patria potestas 6. De betekenis van de Romeinsrechtelijke familia in de Middeleeuwen a) Familia b) Adoptie
140 140 141 141 142 142 144 144 144 145 145 145 145 146 146 147
§ 2. Het ontstaan van de fundamentele rechten en vrijheden
152
§ 3 . Slavernij 1. Rechtspositie van de slaven a) Familielid naar civiel recht b) Geen vrijheidsrechten c) Krijgsgevangenschap 2. Vestiging van slavernij 3. Beeindiging van de slavernij 4. Hetpatronaat 5. Enkele grepen uit de receptie van de slavernij a) Horigheid b) Het statuut van de joden in de Middeleeuwen
159 160 160 160 161 161 162 162 163 163 163
148 148 148 148 149 149 150 150 151 151 152
INHOUD
11
c) Slavernij bij de legisten
164
§ 4. Huwelijk en manus 1. De kwalificatie van het Romeinse huwelijk a) Een consensueel huwelijk b) Een vormeloos huwelijk c) Entoch recht 2. Vereisten voor een rechtmatig huwelijk (matrimonium iustum) in het klassieke recht a) Positieve vereisten b) Huwelijksbeletselen c) De rouwtijd (tempus luctus) 3. Echtscheiding 4. Hertrouwen 5. Manus (veranderen van familie) 6. Verloving 7. De kerkelijke kwalificatie en de receptie van het Romeinse huwelijk a) Van het Romeinse recht naar het kerkelijke recht b) Een specifiek huwelijksrecht c) In de Nieuwe Tijden 8. Ten slotte
164 165 165 165 165 166 167 167 168 168 171 171 171 172 172 172 173 173
§ 5. Huwelijksgoederenrecht
174
§6. Bescherming van aansprakelijke jongeren 1. Voogdij 2. Soorten voogden a) De legitieme voogd (tutor legitimus) b) De testamentaire voogd (tutor testamentarius) c) Aanstelling van een voogd door de overheid 2. Taak van de voogd 3. Vrouwenvoogdij (tutela mulierum) 4. Curatele (cura) over minder-dan-vijfentwintigjarigen 5. In het ius commune
175 175 176 176 176 177 177 178 179 179
§ 7. Het ontstaan van de rechtspersoon 1. Elementen uit het Romeinse recht van de Oudheid a) Met de Staat b) Vniuersitates (groeperingen) c) Vermogensbeheer d) Kerken, kloosters en fundaties (piae causae) e) Broederschappen 2. Ontstaan van de rechtspersoonsgedachte a) In de Middeleeuwen b) In de Nieuwe en Nieuwste Tijden
180 181 181 181 182 183 183 184 184 185
12
INHOUD
Deel IV Erfrecht
187
§ 1. Erfopvolging 1. De samenstelling van de nalatenschap 2. Devolutie a) Naar civiel recht in de Republiek en in de klassieke periode b) Afhandeling naar ius gentium (bonorum possessio) c) Naklassieke evolutie 3. De klacht wegens onbehoorlijk testament (querela inofficiosi testamenti) 4. Het verkrijgen van de erfenis 5. De receptie van het Romeinse erfrecht
188 188 189 189 190 190
§ 2. Testamenten 1. Vorm a) Het testament naar civiel recht b) Het testament naar praetorisch recht (bonorum possessio secundum tabulas) c) Naklassieke evolutie 2. Inhoud 3. Legaten a) Het vindicatielegaat (legatum per uindicationem) b) Het damnatielegaat (legatum per damnationem) c) Eenmaking van de legaten d) Beperking van de legaten 4. Fideicommissen 5. Hetcodicil v 6. Enkele grote lijnen uit de receptie van het testament 7. De testament-uitvoerder
194 194 194
191 192 192
195 195 196 196 197 197 198 198 198 200 200 201
DeelV Zakenrecht
203
Inleiding: zakelijke rechten
203
§ 1. Bezit 1. Ontstaan van het bezit 2. Bezit in het klassieke recht 3. De middeleeuwse receptie van het bezit §2. Eigendom 1. 'Eigendom'en reiuindicatio in de Oudheid a) Reiuindicatio
204 205 206 207 209 209 209
INHOUD
2.
3.
4. 5.
13
b) Bonitarische eigendom c) Praetorische eigendom (de actio Publiciana) Draagwijdte van het Romeinsrechtelijke eigendomsbegrip a) De Romeinse eigendom was geen absoluut recht b) Eigendom was niet het hoogste zakelijke recht c) De eigendom was niet een en onverdeeld Evolutie in de Middeleeuwen a) Het leenrecht b) Bij de legisten c) Bij de moraaltheologen De groei naar het ene en individuele eigendomsbegrip De rol van de erfpacht voor de ontwikkeling van art. 544 BW a) Elementen uit de Oudheid b) De receptie van de erfpacht
211 211 212 212 212 213 213 213 214 216 216 218 218 219
§ 3. Eigendomsverkrijging 1. Eigendomsoverdracht a) Vindicatielegaat b) Adiudicatio c) Mancipatio d) In iure cessio e) Traditio (overdracht) 2. Traditio a) Feitelijke overdracht b) Leveren krachtens geldige titel c) Eigendomsvoorbehoud 3. Natuurlijke wijzen van eigendomsverkrijging a) Toe-eigening (occupatio) b) Vruchttrekking c) Natrekking (accessio) 4. Verkrijgende verjaring a) Vsucapio b) Vti frui habere possidere c) Vereisten voor usucapio en praescriptio longi temporis
220 220 221 221 221 222 222 222 222 223 224 225 225 225 225 227 227 227 228
§ 4. Vruchtgebruik en erfdienstbaarheden 1. Erfdienstbaarheden (iura praediorum) a) Begrip en soorten b) Vestiging van erfdienstbaarheden c) Tenietgaan van erfdienstbaarheden d) Rechtsmiddelen e) Receptie van de erfdienstbaarheden 2. Vruchtgebruik a) Begrip b) Vestiging
228 229 229 229 230 230 231 231 231 231
14
INHOUD
c) Tenietgaan d) Rechtsmiddelen e) Receptie van het vruchtgebruik
231 232 232
§ 5. Zakelijke zekerheden 1. Fiducia 2. De actio pigneraticia a) Pignus b) Het gordiaanse retentierecht c) Geen vervalbeding d) Genotspand (antichresis) 3. Zakenrechtelijke bescherming van pand (de actio Seruiana) a) De inuecta et illata b) Uitbreiding van de actio Seruiana c) Meervoudige verpanding d) Pand op incorporele goederen e) Algemene hypotheken f) Wettelijke hypotheken 4. Enkele grepen uit de receptie van het Romeinse pandrecht
232 233 235 235 235 235 236 236 236 237 237 238 238 238 239
Deel VI Verbintenissenrecht
241
§ 1. Verbintenissen in het algemeen 1. Begrip en ontstaan 2. De lange weg naar binnen a) Van strikte naar soepele verbintenissen, het voorbeeld van de stipulatio b) Actiones stricti iuris en actiones bonae fidei, aequitas c) Culpa, van ordeverstoring tot schuld d) De causa e) De wil als bron van aansprakelijkheid, 'Rechtsfolgewille', consensualiteit 3. Verbintenissen tot een certum en verbintenissen tot een incertum 4. Alternatieve verbintenissen 5. Specifieke en generieke verbintenissen 6. Bronnen van verbintenissen 7. Natuurlijke verbintenissen
241 241 242
§2. Contracten 1. Contractsvrijheid 2. Geen loutere consensualiteit in het Romeinse recht a) Reele contracten (contractus re)
249 250 250 250
242 243 245 245 246 247 247 247 247 248
INHOUD
b) Mondelinge contracten (contractus uerbis) c) Schriftelijke contracten (contractus litteris) d) Consensuele overeenkomsten (contractus consensu) 3. De afdwingbaarheid van vormeloze afspraken (pacta sunt seruanda) a) In de Oudheid b) Receptie 4. Beperkingen op de bindende kracht van de overeenkomsten a) De clausula rebus sie stantibus b) Benadeling c) Het stilzwijgende ontbindende beding
15
251 252 253 253 253 254 255 255 256 256
§ 3 . Verbintenissen uit delict 1. Furtum (diefstal) 2. Verwonding van slaven en zaakbeschadiging (damnum iniuria datum) a) Inhoud van de Lex Aquilia b) Voorwaarden voor het inroepen van het derde hoofdstuk c) Wie had de actio legis Aquiliae? d) Wat kon men krijgen? e) Het verwonden of doden van vrije personen f) Van de Lex Aquilia tot art. 1382 BW 3. Iniuria (iemands persoonlijkheid neerhalen) 4. Roof (rapina)
257 258 259 259 260 261 261 261 262 262 263
§ 4. Graden van contractuele aansprakelijkheid 1. Beperkte en onbeperkte aansprakelijkheid 2. Aansprakelijkheid voor soortschulden 3. Aansprakelijkheid bij mondelinge verbintenissen (stipulatio) 4. Bij actiones bonae fidei en exceptio doli a) Dolus en culpa b) De graden van aansprakelijkheid c) Overmacht (uis maior) 5. Aansprakelijkheid voor helpende derden 6. Verzuim (mora)
264 264 265 265 266 266 266 268 268 268
§ 5. Strafrechtelijke aansprakelijkheid 1. Individuele aansprakelijkheid a) Geen familiale aansprakelijkheid b) Beperking van de collectieve aansprakelijkheid 2. Enkel mensen konden vervolgd worden 3. Uitsluiting van de zwakzinnige 4. Onvolwassenen 5. Het intentionele element a) In het oudste Romeinse recht b) Het klassieke recht 6. Delictuele aansprakelijkheid na de dood
269 269 269 270 270 271 271 272 272 272 273
16
INHOUD
§ 6. Persoonlijke zekerheden 1. Stipulatieborgtocht (sponsio, fidepromissio, fideiussio) 2. Mandaatborgtocht 3. Hoofdelijke aansprakelijkheid (in solidum)
273 273 276 276
§7. Koop 1. Een consensuele overeenkomst voor specifieke zaken 2. De verplichtingen van de verkoper (voorwerp van de actio empti) a) Overdracht b) Vrijwaring tegen uitwinning (euictio) c) Aansprakelijkheid voor de nog niet geleverde zaak d) Aansprakelijkheid voor verborgen gebreken 3. Bedingen die de koop kunnen ontbinden 4. Dwaling (error)
277 277 278 278 279 279 280 281 281
§ 8. Locatio conductio 1. Locatio conductio rei a) Begrip b) Verplichtingen van de partijen c) Zakenrechtelijke positie 2. Locatio conductio operarum (huur van diensten) 3. Locatio conductio operis (faciendi) (aanneming van werk)
282 283 283 283 284 285 285
§ 9 . Het derdenbeding
286
§ 10. Schenking en ongerechtvaardigde verrijking 1. Schenking 2. Onverschuldigde betaling 3. Ongerechtvaardigde verrijking
287 287 287 287
Deel VII Sociaal-economisch recht
291
§ 1. De levensmiddelenverzorging 1. In de Republiek 2. In het Principaat a) Instelling van de prefectuur voor de graanbedeling b) Organisatie van het graantransport c) Het bevorderen van industriele bakkerijen 3. Tijdens de zogenaamde rijkscrisis 4. In het Late Keizerrijk 5. De receptie
291 292 292 293 293 294 294 295 296
INHOUD
17
§ 2. Romeinse vennootschapsvormen 1. Commanditaire vennootschappen 2. De actio institoria 3. Societas
297 297 298 299
§ 3. Betalings- en financieringsmiddelen 1. Banken 2. Pecunia constituta
300 300 301
Besluit
303