Getallenkennis Target 1
Target 2
Target 3
datum
Les 1: getalbegrip to 10 000 000
wb. p. 1+2, sb 1
Les 5: kommagetallen tot 0,001
wb. p. 8-9, sb 5
Les 12: breuken vergelijken en sorteren
wb. p. 15-16, sb 10
Les 13: breuk als operator,getal,verhouding, kans
wb. p. 17-18, sb 11
Les 20: tabellen, grafieken en diagrammen
wb. p. 26-27, sb 18
Les 1: procent
wb. p. 1-2, sb 1
Les 7: breuken en kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 12-13, sb 6
Les 12: procenten, breuken en kommagetallen
wb. p. 17-18, sb 9
Les 17: getalbegrip tot 1 000 000 000
wb. p. 24-25, sb 13
Les 1: soorten getallen
wb. p. 1-2, kb 2
Les 17: geheel berekenen als procent en deel gegeven zijn
wb. p. 22-23, sb 11
Les 21: tabellen, grafieken, diagrammen en curven wb. p. 29-30 Target 4
Target 5
Target 6
Target 7
Target 8 deel 1
Les 1: kenmerken van deelbaarheid door 2, 4, 5, 10, 25, 100, 1 000
wb. p. 1-2, sb 1
Les 2: kenmerken van deelbaarheid door 3 en 9
wb. p. 3-4, sb 2
Les 12: grootste gemeenschappelijke delers
wb. p. 15-16, sb 8
Les 18/: kleinste gemeenschappelijke veelvoud
wb. p. 25, sb 12
Les 1: Romeinse cijfers
wb. p. 1-2, sb 1
Les 6: gemiddelde en mediaan
sb 5, kb 8
Les 12: schatten, afronden en negatieve getallen
Kb 12,13,14,15, sb 8
Les 20: gelijknamige breuken, gelijkwaardige breuken en breuken vereenvoudigen
wb. p. 24-25, sb 12
Les 21: ongelijke verdeling
wb. p. 26-27, sb 13
Les 1: kenmerken van deelbaarheid
wb. p. 1,2
Les 2: kgv en ggd
wb. p. 3-4, sb 1
Les 12: ongelijke verdeling
Kb 13-14, sb 8
Les 17: procent, breuk, kommagetal
Sb 10
Les 1: Romeinse cijfers en negatieve getallen
wb. p. 1-2, sb 1, kb 1
Les 12: herhaling kgv, ggd en kenmerken van deelbaarheid
wb. p. 14-15
Les 17: toepassingen
wb. p. 21-22
Getalbegrip tot 1 000 000 000
wb. p. 1
Breuken vergelijken en ordenen
wb. p. 2
Breuken, procenten, kommagetallen
wb. p. 3
Geheel berekenen als deel en procent gegeven is procent nemen van een getal
wb. p. 4
Target 8 deel 2
Tabellen en grafieken
wb. p. 1-2
Kenmerken van deelbaarheid door 2, 4, 5, 10, 25 en 100
wb. p. 3
Kenmerken van deelbaarheid
wb. p. 4
Ggd en kgv
wb. p. 5-6
Romeinse cijfers en negatieve getallen
wb. p. 7
Gemiddelde en mediaan
wb. p. 8
Gelijke en ongelijke verdeling
wb. p. 9-10
Hoofdrekenen Target 1
Les 2: optellen en aftrekken tot 1 000 000
wb. p. 3, sb 2
Les 6: optellen en aftrekken met kommagetallen
wb. p. 10, sb 6
Les 14: vermenigvuldigen met natuurlijke getallen wb. p. 19, sb 12 tot 1 000 000 en kommagetallen
Target 2
Les 15: delen met natuurlijke getallen tot 1 000 000 en kommagetallen
wb. p. 20, sb 13
Les 2: Ongelijknamige breuken optellen en aftrekken – Een breuk nemen van getallen
wb. p. 3-4, sb 2
Les 3: procent nemen van een natuurlijk getal
wb. p. 5-6, sb 3
Les 13: optellen en aftrekken met natuurlijke getallen tot 10 000 000 en kommagetallen
wb. p. 19, sb 10
Les 18: vermenigvuldigen met 5, 25, 50 en veelvouden van 10 met natuurlijke getallen
wb. p. 26
Les 19: delen door 5, 25, 50 en veelvouden van 10 wb. p. 27 met natuurlijke getallen Target 3
Target 4
Les 2: vermenigvuldigen met kommagetallen
wb. p. 3, sb 1
Les 3: kommagetallen delen door natuurlijke getallen tot op 0,001
wb. p. 4-5, sb 2
Les 6: procent berekenen als deel en geheel gegeven zijn
wb. p. 10-11, sb 4
Les 7: procent nemen van natuurlijke getallen en kommagetallen
wb. p. 12, sb 5
Les 12: natuurlijke getallen delen door kommagetallen
wb. p. 15, sb 8
Les 18: optellen en aftrekken met breuken
wb. p. 24, sb 11
Les 19: verhoudingen
wb. p. 25-26, sb 13
Les 3: breuken vermenigvuldigen
wb. p. 5, sb 3
Les 4: breuken en natuurlijke getallen delen door elkaar
wb. p. 6, sb 4
Les 13: delen met kommagetallen
wb. p. 17, sb 9
Les 14: rekenen met procenten (winst, verlies, rente, intrest, …)
wb. p; 18-19, sb 10
Target 5
Les 20: volgorde van bewerkingen
wb. p. 27
Les 21: de 4 hoofdbewerkingen met breuken
wb. p. 28, sb 14
Les 2: bruto, tarra, netto
wb. p. 3-4, sb 2
Les 3: vermenigvuldigen met 10, 100, 1 000, 2, 4, wb. p. 5, sb 3, kb 5 5, 25, 50; 0,1 ; 0,01; 0,001; 0,5
Target 6
Target 7
Target 8 deel 1
Target 8 deel 2
Les 4: delen door 10, 100, 1 000, 2, 4, 5, 25, 50; 0,1 ; 0,01; 0,001; 0,5
wb. p. 6, sb 4
Les 8: recht en omgekeerd evenredige verhoudingen
wb. p. 11, sb 6
Les 13: schattend rekenen
wb. p. 13, sb 9
Les 17: de 4 hoofdbewerkingen met natuurlijke getallen tot 1 000 000 000
wb. p. 18-19, sb 9
Les 3: toepassingen op mengsels
wb. p. 5-6, sb 2
Les 6: 4 hoofdbewerkingen met kommagetallen
wb. p. 10, sb 4
Les 7: rekenen met procenten bij winst, verlies, rente en intrest
wb. p. 11-12, sb 5
Les 13: de 4 hoofdbewerkingen met natuurlijke getallen tot 1 000 000 000
wb. p. 16-17
Les 18: recht en omgekeerd evenredige
wb. p. 23, sb 11
Les 2: verhoudingen
wb. p. 3-4, sb 2
Les 3: vermenigvuldigen met kommagetallen
wb. p. 5, sb 3
Les 7: delen met kommagetallen
wb. p. 9, sb 5
Les 13: herhaling: bewerken met breuken
wb. p. 16-17, sb 7
Les 18: toepassingen
wb. p. 23-24
Optellen en aftrekken met natuurlijke getallen en kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 5, 6
Vermenigvuldigen met natuurlijke getallen en kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 7
Delen met natuurlijke getallen tot 10 000 000 en kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 8
Samengestelde vraagstukken met natuurlijke getallen en kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 9, 10
Breuken optellen en aftrekken
wb. p. 11
Breuk nemen van een natuurlijk getal en een kommagetal tot op 0,001
wb. p. 12
Flexibel rekenen: de 4 hoofdbewerkingen met kommagetallen
wb. p. 11
Breuken vermenigvuldigen
wb. p. 12
Breuken delen
wb. p. 13
Toepassingen op de 4 bewerkingen met breuken
wb. p. 14-15
Verhoudingen: recht en omgekeerd evenredig
wb. p. 16-17
Cijferen Target 1
Les 3: Optellen en aftrekken met natuurlijke getallen tot 1 000 000
wb. p 4-5, sb 3
Les 7: vermenigvuldigen en delen met natuurlijke wb. p. 11-12, sb 7 getallen tot 1 000 000 Les 18: optellen met kommagetallen
wb. p. 24, sb 16
Les 21: aftrekken met kommagetallen
wb. p. 28, sb 19
Les 8: vermenigvuldigen van kommagetallen
wb. p. 14, sb 7
Les 14: de negenproef bij vermenigvuldigen en delen
kb 10-12
Target 3
Les 13: kommagetallen vermenigvuldigen
wb. p. 16
Target 4
Les 8: een kommagetal delen door een natuurlijk getal
wb. p. 12, sb 6, kb 5
Les 19: natuurlijk getal delen door een kommagetal
wb. p. 26, sb 13, kb 14
Les 7: optellen en aftrekken met natuurlijke getallen en kommagetallen
wb. p. 9-10
Les 14: vermenigvuldigen tot 1 000 000 000 en kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 14, kb 17
Target 2
Target 5
Les 15: delen tot 1 000 000 000 en kommagetallen wb. p. 15, kb 18 tot op 0,001 Target 6
Target 7
Target 8 deel 1
Target 8 deel 2
Les 14: vermenigvuldigen tot 1 000 000 000 en tot wb. p. 18-19 op 0,001 Les 19: delen tot 1 000 000 000 en tot op 0,001
wb. p. 24
Les 7: optellen en aftrekken met kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 8
Les 14: vermenigvuldigen en delen met kommagetallen tot op 0,01
wb. 18
Optellen en aftrekken met natuurlijke getallen tot 1 000 000 000 en kommagetallen tot op 0,001
wb. 13-14
Natuurlijke getallen vermenigvuldigen met kommagetallen tot op 0,001
wb. p. 15
Kommagetallen tot op 0,001 delen door een natuurlijk getal met 2 cijfers
wb. p. 16
Kommagetal vermenigvuldigen met een kommagetal tot op 0,001
wb. p. 18
Kommagetal delen door een kommagetal tot op 0,001
wb. p. 19
De negenproef
wb. p. 20
Toepassingen op vermenigvuldigen en delen
wb. p. 21-22
Meetkunde Target 1
Target 2
Target 3
Les 4: Ruimtelijke oriëntatie: kaart, coördinaten, plaats, richting ...
wb. p 6-7, sb 4, kb 2ab
Les 16: vormleer: vierhoeken
wb. p. 21-22, sb 14
Les 17: vormleer: driehoeken en cirkels
wb. p. 23, sb 15
Les 5: meetkundige relaties: symmetrie, spiegelen wb. p. 9-10, sb 5, kb 3 en (on)gelijkheid van vorm Les 6: vormleer – ruimtefiguren
wb. p. 11
Les 20: ruimtelijke oriëntatie: blokken met aanzichten
wb. p. 28-29, sb 14, kb 18
Les 4: vormleer: ontwikkeling van ruimtefiguren
wb. p.6-7, sb 3, kb 4-5
Les 5: vormleer: eigenschappen van diagonalen in wb. p. 8-9, vierhoeken
Target 4
Target 5
Target 6
Target 7
Les 16: vormleer: eigenschappen van zijden en hoeken van driehoeken – symmetrieassen
wb. p. 21
Les 6: Ruimtelijke oriëntatie: plaatsbeschrijving en coördinaten
wb. p. 9-10
Les 7: vormleer: regelmatige veelhoeken
wb. p. 11
Les 17: vormleer: vlakke figuren construeren
wb. p. 23-24
Les 9: vormleer: ingeschreven regelmatige veelhoeken
wb. p. 12, sb 7
Les 16: vormleer: ontwikkeling ruimtefiguren
wb. p. 16-17, kb 19-21
Les 4: ruimtelijke oriëntatie: plaatsbeschrijving en wb. p. 7, kb 6-7 coördinaten Les 5: meetkundige relaties: symmetrie en spiegelingen
wb. p. 8-9, sb 3, kb 8
Les 16: vormleer: herhaling: vierhoeken
wb. p. 22
Les 21: ruimtelijke oriëntatie: knipfiguren, kijklijnen/viseerlijnen en schaduwlijnen
wb. p. 27-28
Les 8: vormleer: herhaling: ruimtefiguren
wb. p. 10-11
Les 16: ruimtelijk oriëntatie: kaart, coördinaten, kijklijnen, …
kb
Les 19: meetkundige relaties: gelijkvormigheid en wb. p. 25-26 patronen Target 8 deel 1
Les 21: vlakke figuren construeren
wb. p. 28
Vormleer: eigenschappen van vierhoeken
wb. p. 28
Vormleer: vierhoeken tekenen
wb. p. 29
Vormleer: eigenschappen van driehoeken
wb. p. 30
Vormleer: driehoeken en cirkels tekenen
wb. p. 31
Blokkenbouwsels, kijklijnen/viseerlijnen, patronen, plattegrond, oriëntatie
wb. p. 32
Target 8 deel 2
Ruimtefiguren
wb. p. 30
Regelmatige veelhoeken tekenen en construeren
wb. p. 31
Spiegelingen, symmetrie en gelijkvormigheid
wb. p. 32
Les 8: lengte en omtrek
wb. p. 13, sb 8, kb 4
Les 9: oppervlaktematen en landmaten
wb. p. 14, sb 9
Les 19: inhoud, gewicht en volume
wb. p. 25, sb 17
Les 4: tijdstip en tijdsduur
wb. p. 7-8, sb 4, kb 1a-b -2
Meten Target 1
Target 2
Les 9: inkoopprijs, verkoopprijs, winst en verlies, wb. p. 15-16, sb 8 korting Les 15: oppervlakte van vierhoeken en driehoeken wb. p. 20-21, sb 11 Les 16: oppervlakte van trapezium, veelhoeken en wb. p. 22-23, sb 12 grillige figuren Target 3
Target 4:
Target 5
Target 6
Target 7
Les 8: omtrek van de cirkel
wb. p. 13, sb 6
Les 9: oppervlakte van de cirkel
wb. p. 14, sb 7, kb 9
Les 14: volume: metriek stelsel
wb. p. 17-18, sb 9
Les 15: omtrek en oppervlakte van vierkant, rechthoek, parallellogram, driehoek en cirkel
wb. p. 19-20, sb 10
Les 20: korting
wb. p. 27-28
Les 5: schaalberekening
wb. p. 7-8, sb 5
Les 9: volume van een balk en een kubus
wb. p. 13-14, sb 7
Les 15: hoeken meten en tekenen tot op 1° nauwkeurig
wb. p. 20-21
Les 16: volume ruimtefiguren
wb. p. 22, sb 11
Les 5: volume ruimtefiguren
wb. p. 7-8
Les 18: relatie volume, inhoud, gewicht
wb. p. 20-21, sb 10
Les 19: tijd, afstand, snelheid
wb. p. 22-23, sb 11
Les 8: soortelijk gewicht
wb. p. 13,sb 6
Les 9: oppervlakte ruimtefiguren kubus en balk
wb. p.14-15, sb7, kb 9
Les 15: oppervlakte ruimtefiguren: cilinder, kubus, balk en grillige vormen
wb. p. 20-21, sb 9, kb 16
Les 20: soortelijk gewicht: toepassingen
wb. p. 25-26, sb 12
Les 4: herhaling: lengte, omtrek, gewicht, inhoud, Kb 3 oppervlakte en volume Les 5: de schaal: toepassingen
wb. p. 6-7, sb 4, kb 4
Les 9: afstand, tijd, snelheid
wb. p. 12-13, sb 6
Les 15: oppervlakte en volume ruimtefiguren
wb. p. 19-20, sb 8
Les 20: tijdstip en tijdsduur
wb. p. 27, sb 9
Target 8 deel 1
Target 8 deel 2
Lengtematen
wb. p. 17
Lengte: omtrek berekenen van vlakke figuren
wb. p. 18
Oppervlakte: oppervlaktematen en landmaten
wb. p. 19
Oppervlakte: oppervlakte berekenen van driehoeken en vierhoeken
wb. p. 20
Oppervlakte berekenen van de cirkel, veelhoeken en grillige figuren
wb. p. 21
Toepassingen op oppervlakte en omtrek
wb. p. 22-23
Inhoud, gewicht en volume
wb. p. 24
De klok: digitaal en analoog tot op één seconde nauwkeurig
wb. p. 25
Tijdstip en tijdsduur: toepassingen
wb. p. 26
Winst, verlies en korting
wb. p. 27
Oppervlakte ruimtefiguren
wb. p. 23
Relatie inhoud gewicht en volume en soortelijk gewicht
wb. p. 24
Volume: metriek stelsel en volume ruimtefiguren
wb. p. 25
Kapitaal, rente en intrest
wb. p. 26
Schaalberekening
wb. p. 27
Afstand, tijd en snelheid
wb. p. 28
Hoeken meten en tekenen
wb. p. 29
WO – tijd (focusthema 1) onderweg in de wereld van vroeger 1 Ik ken en begrijp deze woorden. nomaden, zwervers, nederzetting, paaldorp, lastdier, vlot, villa, huurkazerne, mozaïek, heerweg of heerbaan, mijlpaal, hoogteburcht, waterburcht, leenheer, stadspoort, snek of draak, pest, paleis, vorst, adel, kassei, postkoets, locomotief, sociale woning, oliecrisis, openbaar vervoer, straalvliegtuig, broeikaseffect, grondstof, overbevolking, recycleren Tip: Zoek waar de woorden staan in het werkkatern of bronnenboek. Zorg dat je weet wat het woord betekent en bij welke periode het hoort. Zeg het op of schrijf het op. 2 Ik ken deze namen. - Ik weet wat Noormannen zijn. - Ik kan zeggen wat Christoffel Columbus, Vasco da Gama en Ferdinand Magelhaes hebben ontdekt. - Ik kan zeggen wat Watt, Daimler en Benz, Ford, Stephenson, Diesel en de broers Wright hebben 00uitgevonden. Tip: Zoek waar de namen staan in het werkkatern of bronnenboek. Zorg dat je weet wie ze zijn en bij welke periode ze passen. Zeg het op of schrijf het op. 3 Ik ken de periodes en de jaartallen van de tijdsband. Ik kan ze op de tijdsband plaatsen. Tip: Zet de namen op kaartjes en oefen. 4 Ik kan zaken van vroeger en nu over wonen, transport en milieu (mensen, voorwerpen, tekstjes …) - in de juiste periode zetten; - op volgorde zetten van vroeger naar nu. Tip: Bij die vragen mag je straks je boeken gebruiken. Zorg dat je alles in het werkkatern en bronnenboek goed begrijpt. 5 Ik kan van zaken van vroeger en nu (mensen, voorwerpen, tekstjes …) zeggen wat er eerst was en waarin het veranderde. - Hoe veranderde de woning van de eerste mens toen hij van een jager in een landbouwer veranderde? - Hoe kon een burcht uitgroeien tot een heuse stad? - Wat was er nodig voor mensen in de 16e eeuw verre ontdekkingsreizen durfden te ondernemen? - Hoe veranderde de uitvinding van de stoommachine de manier waarop de mens zich verplaatste? - Hoe veranderen de voordelen van de transportmiddelen van nu vaak in nadelen? Tip: Bij die vragen mag je straks je boeken gebruiken. Zorg dat je alles in het werkkatern en bronnenboek goed begrijpt. 6 Ik kan uitleggen waarom iets gebeurde. Ik kan beoordelen of de uitleg die ik krijg, klopt of niet. - Waarvoor gebruikten de Romeinen hun uitgebreid net van heerbanen? - Hoe verklaar je dat er in de stad Rome of in een middeleeuwse stad makkelijk een plaag kon uitbreken? - Waarom wilden mensen dicht bij de burcht van de heer of in de middeleeuwse stad wonen? - Waarom was het brandgevaar zo groot in een middeleeuwse stad? - Hoe kwamen nieuwe producten in de 16e eeuw in onze streken terecht? - Waarom verhuisden mensen in de 19e eeuw van het platteland naar de stad om er te wonen in trieste arbeidershuisjes? - Waarom zijn er in de 19e en het begin van de 20e eeuw plots zo veel nieuwe transportmiddelen bijgekomen? - Hoe verklaar je dit: een gezonde woning is nu een mensenrecht? Tip: Bij die vragen mag je straks je boeken gebruiken. Zorg dat je alles in het werkkatern en bronnenboek goed begrijpt. Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen … tot ik het uit mijn hoofd ken. Dat wil zeggen: ik kan het opschrijven of zeggen zonder hulp. Dat is zo voor 1, 2 en 3. Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan ik dat oplossen. Dat is zo voor 4, 5 en 6. Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas.
OK Dit ken ik. Dit begrijp ik.
WO – natuur (focusthema 3) – Ons lichaam 1 Ik ken deze begrippen en kan ze verklaren. spijsvertering, bloedsomloop, energie, hersenen, hoofd, romp, ledematen, skelet, geraamte, zintuigen Tip: Zoek waar je de woorden vindt in het bronnenboek en ga na of je ze begrijpt. Leg ze uit aan je ma, pa … 2 Ik ken deze woorden. Ik kan ze koppelen aan de juiste uitleg. - ademhalingsstelsel: strottenhoofd, luchtpijp, longen, longblaasjes, middenrif, zuurstof - bloedsomloop: slagader, ader, bloedvat, kleine en grote bloedsomloop, nieren, bloedgroep, bloedcel, bloedplaatje - skelet en spieren: geraamte, spieren, pezen, gewrichten, ribbenkast, ruggengraat, botjes - spijsvertering: snijtanden, hoektanden, kiezen, speeksel, slokdarm, maag, lever, darm - zintuigen: prikkel, zenuwen, smaakpapillen, oogwit, iris, pupil, oogleden, wimpers, wenkbrauwen, oorschelp, gehoorgang, trommelvlies, huid Tip: Zoek de woorden op in het bronnenboek en werkkatern. Zorg dat je begrijpt wat ze betekenen en waar ze bij horen. 3 Ik kan de werking en de taak uitleggen van - de spijsvertering - de bloedsomloop - de ademhaling - het skelet en de spieren - de zintuigen. Ik kan uitspraken daarover beoordelen als juist of fout. Ik kan het juiste deel van mijn lichaam koppelen aan de juiste taak. Tip: Bekijk dit nog eens in het bronnenboek en werkkatern. Je moet dat begrijpen. Je mag je infobronnen gebruiken! 4 Ik kan een gezonde tip geven en uitleggen waarom die gezond is. Tip: In dit thema zagen we verschillende tips. Zoek ze opnieuw op. Zorg dat je ze begrijpt en er een kent. 5 Ik kan een proefje doen op mijn eigen lichaam en uitleggen wat er gebeurt. Tip: Kijk eens hoe we dat hebben gedaan in dat proefje. Begrijp je hoe het ging? 6 Ik kan een voorbeeld geven van hoe mensen met een handicap toch kunnen doen wat wij doen. Tip: In dit thema zagen we verschillende mogelijkheden. Zorg dat je ze kent en er met je eigen woorden kunt over vertellen. Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen … tot ik het uit mijn hoofd ken. Dat wil zeggen: ik kan het opschrijven, zeggen of uitleggen zonder hulp. Dat is zo voor 1 en 2. Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan ik dat oplossen. Dat is zo voor 3 tot 6. Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas.
WO – natuur: voortplanting bij plant, dier en mens Planten 1 Ik ken de verschillende delen van een bloem: blad, stengel, kroonblaadje, kelkblaadje, wortel, stamper (stempel, stijl, vruchtbeginsel), meeldraad (helmknop, helmdraad) 2. Ik ken enkele veel voorkomende bloemsoorten. 2.Ik kan uitleggen waarom enkele voorjaarsbloeiers (bv. tulp) reeds in de vroege lente bloeien. 3. Ik kan enkele minder voorkomende bloemen benoemen met behulp van een determinatietabel/plantenencyclopedie.
Dieren 4. Ik ken volgende woorden: celdeling, geslachtelijke voortplanting, imago, inwendige en uitwendige bevruchting, kuitschieten, kalkschaal, paartijd, uitbroeden, moedermelk, baarmoeder, chromosomen, zaadcel, eicel
5. Ik kan enkele kenmerken opsommen van de voortplanting bij: – ééncelligen, insecten, amfibieën, reptielen , vissen, vogels, wormen, zoogdieren
Mensen 6. Ik ken de delen van de mannelijke en vrouwelijke voortplantingsorganen. 7. Ik ken verschillen en gelijkenissen van veranderingen bij jongens en meisjes in de puberteit. 8. Ik ken enkele risico's die vrijen met zich meebrengt. 9. Ik ken de meest voorkomende anticonceptie- en voorbehoedsmiddelen. 10. Ik kan de menstruatiecyclus toelichten. 11. Ik kan mijn mening geven over verliefdheid en seksualiteit. 12. Ik kan de ontwikkeling van een embryo/foetus toelichten. 13. Ik kan begrijpen dat ook minder-validen, holebi's, bejaarden, … (seksuele) relaties kunnen aangaan.
WO – techniek (focusthema 8) – techniek onderweg 1 Ik kan een omschrijving geven van de begrippen transport, voertuigen, vaartuigen, vliegtuigen, ruimtetuigen en transportnetwerk. Tip: Bekijk de opdracht op pagina 1 en 3 in het werkkatern. Lees pagina 89 en 90 in het bronnenboek opnieuw. 2 Ik weet hoe transport kan plaatsvinden en welke soorten transportmiddelen daarvoor gebruikt worden. Tip: Herneem opdracht 3 op pagina 2 in het werkkatern. Lees pagina 89 en 90 in het bronnenboek opnieuw. 3 Ik ken de verschillende fasen van het technisch proces. Tip: Bekijk opdracht 1 op pagina 5 in het werkkatern. 4 Ik ken de grote stappen in de evolutie van de fiets. Tip: Bekijk nog eens pagina 91, 92 en 93 in het bronnenboek. 5 Ik ken de onderdelen van een fiets. Ik weet van de basisonderdelen van de fiets hoe ze zijn opgebouwd. Tip: Lees de werkfiche van de doe-les over de fiets opnieuw. Bekijk nog eens pagina 7 en 8 in het werkkatern. 6 Ik kan de onderdelen van een fiets aanduiden. Tip: Maak opdracht 1 op pagina 7 in het werkkatern opnieuw. 7 Ik kan kort de basis van de constructie, aandrijving en besturing van voer-, vaar-, vlieg- en ruimtetuigen beschrijven. Tip: Leer de tabel op pagina 11 in het werkkatern uit het hoofd. Lees nog eens pagina 98, 99, 100 en 101 in het bronnenboek. 8 Ik kan de fasen van het technisch proces herkennen in voorbeelden. Tip: Maak opdracht 2 op pagina 6 in het werkkatern opnieuw. 9 Ik kan de constructie, aandrijving en sturing van de fiets herkennen en uitleggen in voorbeelden. Tip: Bekijk de opdrachten op pagina 9 en 10 in het werkkatern. Lees nog eens pagina 94, 95, 96 en 97 in het bronnenboek. 10 Ik kan gelijkenissen en verschillen benoemen tussen de soorten transportmiddelen. Tip: Bekijk en vergelijk de tabel op pagina 11 in het werkkatern. Wat ik moet kennen, moet ik eerst begrijpen en dan enkele keren opzeggen, opschrijven, tekenen … tot ik het uit mijn hoofd ken. Dat wil zeggen: ik kan het opschrijven of zeggen zonder hulp. Dat is zo voor 1 tot en met 7. Wat ik moet kunnen, moet ik vooral begrijpen. Dat wil zeggen: stel dat juf of meester iets vraagt dat daarop lijkt, dan kan ik dat oplossen. Dat is zo voor 8 tot en met 10. Ik noteer wat ik nog niet begrijp en vraag het straks in de klas.
WO – ruimte: verkeer (viamundo) Stap 1: kiezen voor de meest veilige weg Stap 2: Nu eens niet met de auto Stap 3: Voetganger, let op je tellen Stap 4: Voetganger, zo steek je een kruispunt over Stap 5: Verkeerstekens voor de voetganger Stap 6: voetganger, nog dit ... Stap 7: Die dode hoek toch Stap 8: Hops, de fiets op Stap 9: Kruisen, inhalen en nog veel meer Stap 10: Links en rechts afslaan Stap 11: Als fietser aan en op een kruispunt Stap 12: Wie gaat er ook weer voor Stap 13: Fietser, nog dit ... Stap 14: Verkeerstekens voor de fietser Stap 15: Moet het nu echt met de auto? WO – tijd: actualiteit (januari – juni) Zie http://www.educatief.diekeure.be/mundoleerling/