leren van de stad
Duurzaamheidscoalities buiten Amsterdam Vier cases uit het hele land
Met praktische tips
amsterdam
leren van de Stad Duurzaamheidscoalities buiten Amsterdam
leren van de stad
amsterdam
2
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
3
Voorwoord Al geruime tijd is bewonersparticipatie in brede zin een belangrijk thema voor het Kennisnetwerk Amsterdam. Vaak bekijken we dit thema binnen het Amsterdamse, maar soms ook daarbuiten. Juist omdat we verwachten dat we in een andere context inspirerende voorbeelden kunnen vinden. Zo hebben we de afgelopen jaren aandacht besteed aan participatievoorbeelden uit bijvoorbeeld Rotterdam, de VS, Brazilië en Zuid-Afrika. Tegelijkertijd is duurzaamheid ontegenzeggelijk een belangrijk thema voor de achterban van het Kennisnetwerk. Van corporaties die bewoners aansporen om zuinig met energie om te gaan tot buurtmoestuinen in het kader van de wijk aanpak, deze projecten gaan allemaal uit van de gedachte dat we zuinig moeten omgaan met wat we hebben. In deze editie van ‘Leren van de stad’ combineren we beide thema’s middels een onderzoek naar duurzaamheidsprojecten buiten Amsterdam. Kenmerkend aan de onderzochte projecten is dat deze zijn opgezet door bewoners, vaak in nauwe samenwerking met overheden, corporaties en bedrijven. We waren vooral benieuwd naar hoe zo’n samenwerking tussen bewoners en overige partijen eruit ziet. Wie heeft er waarom het initiatief genomen? Wat is de rol van de lokale overheid en het maatschappelijk middenveld? Welke geldstromen lopen er? Heeft het project toekomst? En: wat kunnen we daarvan in Amsterdam leren? De Doetank heeft dit onderzoek voor ons uitgevoerd. De Doetank is een maatschappelijk onderzoekscollectief dat zich thuis voelt bij vraagstukken rondom zelforganisatie, houdbaarheid en in- en uitsluiting. Het collectief reisde op ons verzoek af naar Texel, Boxtel, Rotterdam en Kûbaard in Friesland op zoek naar windmolens, zonnepanelen, stadsmoestuinen en een ecodorp. De weerslag van dit onderzoek vindt u in deze publicatie. Aan het eind van ieder artikel staan praktische tips voor uw eigen organisatie. Daarnaast is op de website van het Kennisnetwerk Amsterdam een keur aan links te vinden om verder te lezen en te leren. Wij wensen u veel inspiratie toe!
Het bestuur van het Kennisnetwerk Amsterdam
4
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
5
Inhoud 10
19
6
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Stichting Wiek Eva-Maria van Esbroek
TexelEnergie Sander Verwer
28
Ecodorp Brabant
38
Uit Je Eigen Stad
Jair Schalkwijk
Niels de Groot
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
7
Inleiding Met de verhalen in dit boekje over samenwerken aan duurzame projecten wil De Doetank niet alleen de aandeelhouders van Kennisnetwerk Amsterdam inspireren, maar ook bijdragen aan nieuwe praktijken om duurzame projecten te ontwikkelen en op te starten. De passie en het enthousiasme waarmee men te werk gaat bij de verschillende projecten in dit onderzoek is enorm inspirerend. Initiatiefnemers brengen middelen, belangen, mensen en partners bijeen om te werken aan een duurzame toekomst. Zo werd in Ecodorp Brabant in Boxtel door een groep van meer dan honderd vrij willigers, ongeschoold in het bouwen van huizen, een duurzaam huis neergezet. Uit interviews met TexelEnergie en Stichting Wiek in Friesland blijkt dat duurzame energie niet alleen milieuvriendelijk, maar ook economisch heel interessant is: in beide projecten wordt met groene energie goed geld verdiend. Daarnaast hoeft duurzaam ondernemen niet kleinschalig of amateuristisch te zijn: bij Uit Je Eigen Stad in Rotterdam laten de initiatiefnemers zien hoe stadslandbouw veel meer kan zijn dan het kleinschalig verbouwen van groente. De meest voorkomende aanbeveling die we hoorden bij deze succesvolle projecten is de volgende: als men duurzame projecten wil stimuleren, moeten ondernemende burgers met duurzame initiatieven hiervoor meer de ruimte krijgen. Daarmee doelen de initiatiefnemers enerzijds letterlijk op een ruimte om aan de slag te gaan, en anderzijds op ruimte in het denken van de mensen die beslissen over duurzame initiatieven. Deze aanbeveling lijkt in eerste instantie aan te geven dat de algemene gerichtheid van instanties op de belangen van burgers en ondernemers nog niet volledig is gerealiseerd. Overheden en instanties zoals maatschappelijke woningcorporaties en welzijnsinstellingen spannen zich al jaren in om de burger centraal te stellen. Ze willen aansluiten bij- en responsief zijn voor de behoeften van burgers en sturen initiatievenmakelaars, wijkmariniers en participatiemedewerkers de buurt in. Toen we ons in de hier beschreven projecten verdiepten bleek echter dat er bij de succesverhalen een stapje verder werd gegaan dan ‘ruimte krijgen’ of ‘gehoord worden’. Voor de totstandkoming van deze projecten was het ook nodig dat overheden en andere instanties met beslissingsbevoegdheid zelf iets toevoegden aan de nieuwe ideeën van ondernemende burgers. Op voorhand werden ambitieuze doelen expliciet en openlijk uitgesproken en er werd gezamenlijk een (financiële) voedingsbodem gecreëerd. En, misschien wel het belangrijkste, een brede coalitie van betrokkenen durfde het vervolgens aan om te experimenteren, bijvoorbeeld met nieuwe verdienmodellen en bestemmingsplannen. De Doetank hoopt dat de verhalen in dit boekje een inspiratiebron vormen om ook in Amsterdam die extra stap te zetten.
De Doetank
8
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
9
Stichting Wiek Eva-Maria van Esbroek
I
n Friesland is het een bekend fenomeen: de dorpsmolen. Een windmolen van en voor een dorp, waarmee bewoners enerzijds duurzame energie opwekken, duurzame investeringen doen en een schoon milieu stimuleren; en anderzijds met een deel van de opbrengst het sociaal-culturele leven van het desbetreffende dorp steunen. Eén van de circa vijftien dorpsmolens die het Friese landschap rijk is, staat in het kleine Kûbaard (254 inwoners) dankzij Stichting Wiek. Zo’n twintig jaar geleden, in 1993, werd Stichting Wiek opgericht en een jaar later zette zij haar eerste twee molens neer. Inmiddels zijn de kleine dorpsmolens vervangen voor een grotere turbine en heeft Stichting Wiek tevens voor 25% een aandeel in twee andere turbines, die door de stichting neergezet zijn. Bovendien heeft Stichting Wiek 48 zonnepanelen op het dak van de plaatselijke school geïnstalleerd. Dat alles levert per jaar drie keer zoveel energie op als het dorp verbruikt. Daarmee heeft Stichting Wiek dit jaar 8.000 euro in het dorp geïnvesteerd. Die opbrengst is zichtbaar aanwezig. Het dorpshuis heeft dankzij de dorpsmolen dubbel glas, midden in het dorp is een kaatsveld aangelegd en verschillende lokale clubs, zoals de toneelvereniging, worden gesteund. Op dezelfde manier wordt ook op andere plaatsen in Friesland door de verschillende dorpsmolens en bijbehorende verenigingen en stichtingen, behoorlijk wat geld in de dorpen geïnvesteerd. De negen dorpsmolens die zich hebben verenigd in Vereniging Friese Dorpsmolens, zijn samen al goed geweest voor 750.000 euro aan investeringen. Om inzicht te krijgen in Stichting Wiek brengen we een bezoek aan Kûbaard, een idyllisch dorpje, niet ver van de Afsluitdijk, dat wordt omringd door groene weidse weilanden waar de wind vrij spel heeft. Langs de kronkelende weg die naar het dorp leidt draaien enkele windmolens, ook wel ‘de poort van Kûbaard’ genoemd. In een klein kantoor aan huis spreken we met een drietal betrokkenen: initiatiefnemer en sinds 2004 directeur Ger van Putten, (vrijwillig) beheerder van het dorpshuis Durk Hibma, en huidig voorzitter van Stichting Wiek Halbe Kijnstra.
HOE ONTSTOND HET PLAN? Uit dat contact, uit die molen die hij had staan in 1989, en mede door het verhaal van Dearsum (…) is bij mij het idee ontstaan: dat is wel leuk om hier in het dorp met elkaar te doen! (Ger van Putten)
Inspiratie Het eerste dat wij dachten bij het horen van de omschrijving van Stichting Wiek was, ‘fantastisch, hoe komt iemand op zo een idee?’ In het gesprek met de initiatiefnemer van Stichting Wiek wordt duidelijk dat er drie aspecten nodig waren 10
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
voor het ontstaan van de plannen: interesse in duurzame ontwikkelingen, groepsgevoel en inspiratie. De initiatiefnemer van Stichting Wiek Ger van Putten hoorde tijdens zijn studie aan de hbs in de jaren ’70 voor het eerst over het begrip ‘milieuverontreiniging’. Het greep hem en hij hield zich sindsdien bezig met deze problematiek en mogelijke oplossingen hiervoor. Hij was dan ook erg geïnteresseerd in de ontwikkeling van duurzame energie, zoals zonnepanelen en windturbines. Af en toen spitte hij tijdschriften door zoals dat van De Kleine Aarde (centrum voor duurzame leefstijl in Boxtel). Dat Ger van Putten ooit iets met het milieu zou doen in Kûbaard kon eigenlijk niet uitblijven. Enkele dorpsbewoners stonden al het jaar nadat hij naar Kûbaard verhuisde (1979) enthousiast op de stoep om te vragen of Van Putten het misschien leuk zou vinden om mee te doen aan een club of vereniging. Ger van Putten zette zich vier jaar lang in voor de Vereniging Dorpsbelang, de plaatselijke bewonersvereniging. Daar leerde hij het wel en wee van het dorp kennen. Toen Van Putten stopte bij het dorpsbelang, wilde hij graag iets anders doen voor het dorp. Ondertussen kwam Ger van Putten via zijn pas opgezette administratiebedrijf in contact met een windmoleneigenaar en werd tevens een dorpsmolen neergezet in het naburige dorp Dearsum. Het inspireerde hem om Stichting Wiek op te zetten. “Dat het wiel niet tweemaal uitgevonden moet worden, is ook mijn adagium”, schreef Ger van Putten in een mail aan ons. Hij verwees daarmee naar het ontstaan van Stichting Wiek, blijkt later. Ger van Putten ging met enkele anderen op verkenning in Dearsum: “We zijn op excursie daar geweest (…), kijken hoe zij dat k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
11
doen en wat ze van plan waren, en toen zeiden we hier in het dorp: zullen we dat kopiëren, zullen we dat ook doen?” Stichting Wiek ontleent op haar beurt weer inspiratie aan andere dorpen. Daar blijkt de kracht van “het voorbeeld, van een enthousiast verhaal van iemand die je kent.”
Idealistische insteek Windenergie levert geld op. Verschillende boeren in de omgeving kunnen dankzij het exploiteren van hun windmolens het boerenbedrijf stilleggen en vervroegd met pensioen gaan. Dat alles speelde echter geen rol bij Stichting Wiek. Ger van Putten heeft de stichting in 1993 samen met vier anderen opgericht simpelweg omdat het leuk is samen iets te doen. Vervolgens hebben zij de eerste tien jaar al het werk op vrijwillige basis gedaan. Pas sinds 2004, toen volgens de statuten Ger van Putten niet nóg een termijn als bestuurslid mocht voorzitten, heeft het bestuur besloten dat het brein achter Stichting Wiek dan maar de directeur moest worden. De insteek is idealistisch en dat blijkt uit de bestemming van de opbrengsten. Afhankelijk van de geproduceerde energie en de subsidie daarop die per jaar verschilt, is er geld te besteden. De afgelopen tien jaar is van de opbrengst de schuld op de molen afgelost en van de nettowinst wordt ieder jaar 25% direct aan de vereniging geschonken. Wat vervolgens met het geld gebeurt, wordt overgelaten aan Vereniging Dorpsbelang, waar feitelijk iedere Kûbaarder lid van is. “We hebben echt bewust gezegd dat we het aan die vereniging overlaten. In de Friese dorpjes is alles goed georganiseerd, alles wat een dorp aangaat gaat via die vereniging.” Op die manier gaat het geld naar sociaal-culturele projecten die door de meerderheid van de bewoners wordt gedragen. Van de overige 75% van de nettowinst worden duurzame investeringen gedaan. In 2002 was de kas van de stichting dusdanig gevuld dat Stichting Wiek een flinke investering kon doen. “We dreigden belasting te moeten betalen en we dachten, als we nou zorgen dat die winst omlaag gaat dan hoeven we geen belasting te betalen,” vertelt Van Putten. Zodoende heeft de stichting het geld geïnvesteerd in zonnepanelen. “Duurzaam investeren past binnen de ideologie. De investering ging niet alleen om het geld, maar is ook educatief.” Stichting Wiek huurt nu het dak van de basisschool De Reinbôge waarop zij 48 zonnepanelen installeerde, goed voor 5600 kWh duurzame zonnestroom. In de school hangt een display die de energieproductie weergeeft. “Iedere keer als de stroom gaat lopen zien ze die lampjes branden.”
besparingsavond en verspreiding van een bijbehorend energiebesparingsboekje. Daarnaast mochten alle huiseigenaren hun huis laten onderzoeken op Energie Prestatie Advies, om zo hun woningen energiezuiniger te maken. Ook heeft Stichting Wiek in 2007 het dorpshuis van spaarlampen voorzien en alle honderd huishoudens in Kûbaard een spaarlamp gegeven. Dit levert volgens Wiek een besparing van in totaal ruim 5 kWh per gebruikt uur op.
ONTWIKKELING VAN STICHTING WIEK TOT NU Het belangrijkste is een aantal mensen om je heen verzamelen die gelijkgericht zijn en die energie en tijd erin willen steken. (…) Een drive, als je die kunt mobiliseren dan ben je al een heel eind op weg (…) en dat kan hier in het dorp omdat de gemeenschapzin aanwezig is. (Durk Hibma) Begin jaren ’90 lag het plan voor een dorpsmolen in Kûbaard op tafel. Dat Stichting Wiek de kans greep om te leren van een bestaand plan, is echter nog geen garantie voor succes. Zo is bijvoorbeeld de dorpsmolen in Dearsum inmiddels helaas ter ziele. Deze ging in 1998 stuk en de stichting achter de dorpsmolen in Dearsum was financieel niet in staat om de molen weer draaiende te krijgen. Reden om je af te vragen welke omstandigheden belangrijk waren in de ontwikkeling van Stichting Wiek tot de huidige stand van zake.
Toegang tot kennis De eerste stap die nodig leek te zijn voor Stichting Wiek was het verkrijgen van een vergunning voor een windmolen en dus moest de stichting het toen nog onbekende terrein betreden van allerlei regelingen. “Wat enorm heeft geholpen, is dat er in Friesland een gepensioneerd ingenieur woonde die helemaal gek was van molens”, vertelt Halbe Klijnstra. Hij doelt daarmee op Durk van der Ham, een bijzonder gemotiveerde man die de juiste expertise bezat om Stichting Wiek op gang te helpen en die ingehuurd kon worden voor het kleine bedrag van 300 gulden. “Dan deed hij voor jou alles. Hij ging naar elke gemeente overal bezwaar tegen maken. En die wist precies van hoe en wat qua financiering.” Niet alleen voor Stichting Wiek, maar voor vele (dorps)molens in Friesland is hij belangrijk geweest bij het aanvragen van vergunningen en subsidies.
Een gunstig klimaat in de jaren ’90 Andere voorbeelden van duurzame investeringen die Stichting Wiek heeft gedaan zijn de isolatie van het dorpshuis ‘It Mienskipshûs’, de organisatie van een energie
Verdienmodel windmolens Stichting Wiek Bezit: 1 ‘Bonus 300’ (100% eigendom van Stichting Wiek), 2 ‘Micons 750/48’ (25% eigendom van Stichting Wiek) Investering: 260.000,- euro Afgelost in 8 jaar MEP-Subsidie (10 jaar): 0,078 euro/kWh
12
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Energieopbrengst vrije markt: 0,041 euro/kWh Totaal opbrengst: 0,119 euro/kWh Netto winst 2011: 35.314,- euro Nettobedrag voor Vereniging Dorpsbelang in 2011: 8.829,- euro
Fundamenteel bij het oprichten van Stichting Wiek waren de ‘juiste’ omstandigheden; het initiatief had op verschillende vlakken de tijd erg mee. De eerste keer dat wij Ger van Putten telefonisch spraken gaf hij al aan dat twintig jaar geleden veel dingen een stuk gemakkelijker gingen dan nu. Gemakkelijker om überhaupt een windmolen neer te zetten, gemakkelijker om geld te lenen bij de bank en gemakkelijker om subsidies te werven. Met andere woorden, er was sprake van een gunstig klimaat waar Stichting Wiek handig gebruik van maakte. Maar waar bestond dat gunstige klimaat precies uit? Het blijkt een mooie samenloop van omstandigheden te zijn, een combinatie van regels vanuit de gemeente, provincie en landelijke overheid. Ten eerste had de stichting geluk met de vergunningen voor windmolens. Per gemeente kunnen de regelingen nogal verschillen, wat volgens Halbe Klijnstra een belangrijke reden is waarom er in het westen van Friesland in de jaren ’90 veel dorpsmolens zijn neergezet en een stuk verderop niet. Klijnstra zegt daarover: “theoretisch k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
13
gezien mocht hier [gemeente Littenseradiel] elke boer een molen bouwen met een mast van maximaal 35 meter.” Daardoor was het relatief gemakkelijk om een vergunning voor een windmolen te krijgen. Via die regeling zette Stichting Wiek dan ook haar eerste twee kleine molens neer, Lagerwey’s, turbines met twee wieken. Deze produceerden in een jaar 300.000 kWh, genoeg elektriciteit voor ongeveer zestig gezinnen. Ten tweede was er een gunstig overheidsbeleid betreffende duurzame energie. “Wij hebben het geluk gehad dat we de ontwikkelingen mee hadden in die tijd en ook de subsidiemaatregelen waren wat gunstiger in die tijd,” legt Van Putten uit. Eind jaren ’80 kwam het milieu namelijk hoger op de agenda van zowel de lokale als nationale overheid. Dat kwam onder andere tot uiting in allerlei regelingen, subsidies en belastingvoordelen met betrekking tot windenergie, die windmolens winstgevend maakten. Sinds de jaren ’90 is het overheidsbeleid op duurzame energie erg veranderlijk geweest. Stichting Wiek heeft dan ook van verschillende regelingen gebruik gemaakt. Bij de oprichting heeft de stichting een investerings subsidie ontvangen, de zogenaamde Toepassing Windenergie In Nederland (TWIN). Zij ontving daarmee een eenmalig bedrag (76.000 euro) bij de aanschaf van de twee molens (totaal 190.000 euro), gebaseerd op de grootte en het productievermogen van de molens (elk 80 kW). Ten derde was het redelijk gemakkelijk om de molen te financieren. Voor de eerste twee molens klopte Stichting Wiek aan bij de lokale Rabobank in het naburige dorp Wommels, waarvan de directeur een bekende was. Er was niet veel nodig om hem te overtuigen het plan uit te voeren, vertelt Ger van Putten. “Hij ging er een nachtje over slapen, en zei de volgende ochtend: ja, je kan het geld van ons lenen.” De twee molens zijn op die manier 100% gefinancierd met een lening van de bank.
Nieuwe mogelijkheid, grotere molens, meer energie In 2000 veranderde de energiewet. Energiebedrijven werden verplicht om windmolens aan te sluiten op het net. De nieuwe regeling zorgde ervoor dat het voor Stichting Wiek mogelijk werd om een grotere molen neer te zetten die aanzienlijk meer energie genereert. Voorheen was dat nog niet mogelijk omdat het bestaande net in Friesland niet zwaar genoeg was voor een dergelijk grote molen. Dat veranderde met de invoering van de nieuwe energiewet. “Ze hebben speciale kabels hiervoor aangelegd in het dorp,” legt Ger van Putten uit. “Speciaal alleen om die molens aan te sluiten die hier gebouwd zijn. Als we dat zelf hadden moeten betalen, hadden we dat nooit gekund,” merkt Halbe Klijnstra vervolgens op. Van Putten en Hibma knikken instemmend.
Platform Duurzaam Friesland Is: een vereniging waarin verschillende organisaties samenwerken. Bestaat uit: Vereniging Friese Dorps molens, Noordenwind en Vereniging van Windturbine-Eigenaren Friesland.
14
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Het PDF: “Ondersteunt overheden, maatschappelijke organisaties en dorpen om samen tot goede plannen te komen.”
Een vergunning krijgen was inmiddels echter moeilijker geworden. Er kwam steeds meer maatschappelijke weerstand tegen windmolens. Als gevolg daarvan verschaften de provincie en gemeente nauwelijks nieuwe vergunningen meer. Toch zag Stichting Wiek een mogelijkheid om een nieuwe, grote molen neer te zetten. Er was immers al tien jaar een vergunning in handen en ze ontdekten dat de oude kleine molens zogenaamd ‘opgeschaald’ mochten worden: kleine molens vervangen door grotere. En zo werden in 2005 de twee kleine molens afgebroken en kocht Stichting Wiek een tot nieuw gerenoveerde ‘Bonus 300’ en nam voor 25% deel aan twee andere spiksplinternieuwe molens in het dorp, ‘Micons 750/48’. Daardoor produceert Stichting Wiek bijna tien keer zoveel stroom als voorheen. Dat betekent dat de Stichting met haar molens ongeveer 1,5 miljoen kWh aan duurzame stroom per jaar genereert. Of anders gezegd, driemaal het totale verbruik van het dorp, inclusief bedrijven en boerderijen. De aanschaf van de grote molens werd deels gefinancierd door dorpsbewoners. “We hebben gevraagd wie ons 4.000 à 5.000 euro wilde lenen, met goede rente,” vertelt Van Putten. Er bleek genoeg animo te zijn onder de bewoners om 45.000 euro bij elkaar te krijgen. De rest van de 260.000 euro leende Stichting Wiek bij de Triodosbank. De windmolens werden in 2004 wederom mogelijk gemaakt door middel van subsidies. Deze keer werd Stichting Wiek gesteund via de MEP-regeling (Ministeriële regeling Milieukwaliteit Electriciteitsproductie). Dat is geen investeringssubsidie, maar een terugleveringssubsidie van 0,078 euro per kWh die tien jaar lang maandelijks wordt ontvangen. Dat betekent dat de opbrengst van ieder kWh van k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
15
Stichting Wiek voor 65% uit subsidie bestaat. Ger van Putten schetst de situatie die naar aanleiding van de subsidies ontstond. “Die regeling was dusdanig lucratief, dat men daarvan kan leven.” Voor de stichting houdt dat in dat de laatste jaren de kas gespekt wordt, licht hij verder toe. “Onze leningen lossen we af, dus we hebben geen rente meer, maar die subsidie is er nog wel. Dus netto houden we aardig wat over.” Al met al betekent het dat één molen in acht jaar tijd is opgericht en afgelost. Van Putten zegt over de toekomst: “Als die subsidie stopt moeten we kijken of we met alleen puur de verkoop van de stroom kunnen.” Halbe Klijnstra voegt toe: “Dan houd je nog steeds wel geld over, maar minder.”
Een kleine gemeenschap met een groot draagvlak Eén van de aspecten die we enigszins verassend vonden, is dat er nauwelijks maatschappelijk verzet was tegen het neerzetten van de molens. Net als bij de subsidieregelingen zat ook op dit vlak de tijd mee. Dat er zo weinig weerstand was, had alles te maken met het gegeven dat er twintig jaar geleden nog nauwelijks molens stonden en men nog weinig wist van windmolens. Daarnaast had Stichting Wiek geluk met een boer die het geen probleem vond om een stukje grond beschikbaar te stellen voor de dorpsmolens en geen bezwaar had tegen een grote molen vlakbij zijn huis. Wennen was het wel, dat er van de één op de andere dag een grote witte molen deel uitmaakte van “de Kûbaardse skyline”, vertellen de mannen. Gaandeweg is er dan ook iets meer verzet gekomen, een enkele bewoner stemde bijvoorbeeld tegen het opschalen van de molens in 2004. Toch wist Stichting Wiek telkens het overgrote deel van het dorp mee te krijgen in de plannen. Daarin speelt het feit dat Stichting Wiek is opgericht binnen een bestaande en hechte gemeenschap een belangrijke rol. Durk Hibma typeert in het gesprek de voordelen van de sociale situatie van het dorp. Naar zijn mening is er sprake van een sterke sociale cohesie, waardoor mensen bereid zijn iets voor de dorpsgemeenschap te doen. Bovendien kent iedereen elkaar, waardoor de lijntjes kort zijn en de sociale controle groot is. Daarnaast creëert Stichting Wiek volgens Hibma draagvlak door bewoners te laten participeren. “Participeren is accepteren”, herhaalt hij verschillende keren in het gesprek. Op die manier heeft Stichting Wiek in 2004 een boer bij het initiatief betrokken die aanvankelijk helemaal niet enthousiast was vanwege de esthetiek van de molens en het geluid dat ze produceren. Op een verjaardagsfeest van Halbe Klijnstra is de boer overstag gegaan. Toen de boer inzag hoeveel geld hiermee verdiend kon worden, besloot hij om zijn grond toch beschikbaar te stellen. Met de vergunning die Stichting Wiek had hebben ze vervolgens samen een grote turbine op het land gezet, waarin Stichting Wiek voor 25% participeert en de overige 75% van de boer is. Sindsdien is de desbetreffende boer enthousiast over Stichting Wiek.
Windenergie Nederland Eind 2011 had Nederland ongeveer 1900 windmolens. De opgewekte windenergie was dat jaar goed voor 4,33% van het totaal binnenlands energieverbruik. Steeds meer mensen ontdekken dat zelf energie
16
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
opwekken winstgevend kan zijn en zien mogelijkheden voor verenigingen en corporaties. Zo is in 2012 via crowd funding een windmolen financieel in stukjes verdeeld en gekocht door 3000 gezinnen.
Dankzij het grote draagvlak in het dorp was het mogelijk molens neer te zetten en was het bijvoorbeeld niet moeilijk voor Stichting Wiek om de financiering van de molens in 2004 rond te krijgen. In die tijd was het draagvlak en vertouwen onder de dropsbewoners dusdanig groot dat de grote molens zijn gefinancierd met geld van bewoners, zoals eerder beschreven. Ger van Putten, Halbe Klijnstra en Durk Hibma vertellen dat daarbij vertrouwen eigenlijk helemaal niet een issue is geweest.
SAMENWERKEN Je doet het nooit alleen, want je hebt altijd met andere mensen te maken. Je kan het natuurlijk wel oprichten en het idee hebben, maar je bent [bijvoorbeeld] afhankelijk van degene met grond, (…) zodoende heb je altijd mensen nodig (Ger van Putten) Tot nu toe zijn in dit artikel al verscheidene samenwerkingsverbanden ter sprake gekomen. Veel van die samenwerkingsverbanden zijn essentieel geweest in de ontwikkeling van Stichting Wiek. Van sommigen is Stichting Wiek sterk afhankelijk, zoals de samenwerking met dorpsbewoners en banken voor de financiering van de windmolens, en de samenwerking met boeren die Stichting Wiek nodig had voor grond (daarnaast hadden de boeren Stichting Wiek nodig voor een vergunning). Andere samenwerkingsverbanden komen voort uit de achterliggende ideologie, zoals de samenwerking met Vereniging Dorpsbelang. De rol van de gemeente of andere overheidsinstellingen is desalniettemin nog erg op de achtergrond gebleven. Reden is simpelweg dat deze partijen, behalve aangaande vergunningen en subsidies, nauwelijks aanwezig zijn geweest in samenwerkingsverbanden met Stichting Wiek. Maar als het aan Van Putten, Hibma en Klijnstra ligt komt daar in de toekomst verandering in. “We zitten in Friesland redelijk met alle neuzen één kant op. We willen naar 600 mW”, laat Durk Hibma vallen. Hij doelt op de plannen van het Platform Duurzaam Friesland (PDF), een vereniging waarin verschillende windmolenorganisaties samenwerken, waaronder Stichting Wiek. Het PDF heeft een plan opgesteld en aangeboden aan de provincie Friesland waarin ze voorstelt om samen te werken op het gebied van duurzame energie. Daarmee speelt het PDF in op de doelstellingen van de provincie. Die heeft namelijk uitgesproken ernaar te streven in 2020 klimaatneutraal te zijn. Tegelijkertijd wil de provincie minder windmolens in het landschap. Het plan van het PDF, ‘Aanbod600’, is om windmolens in Friesland te clusteren en daarmee tegen 2020 de helft van de benodigde energie op te wekken. Alle windmolens zullen in dat geval vervangen worden door grotere turbines in een windpark vlakbij de Afsluitdijk. Dat zou minder turbines, maar meer energie betekenen. Het PDF schrijft in ‘Aanbod600’ hoe ze de herstructurering voor zich ziet: “De concrete ontwikkeling van nieuwe windparken wordt direct verbonden met de sanering van bestaande molens. Windturbine-exploitanten die momenteel een molen exploiteren, beschikken als het ware over ‘windrechten’, uitgedrukt in kWh productie. De exploitanten brengen hun rechten onder in een windbank.” Het ‘Aanbod600’ is voor Stichting Wiek en andere vergelijkbare stichtingen een manier om de dorpsmolen veilig te stellen (op een andere plek weliswaar). Omdat de dorpsmolenverenigingen een grote achterban hebben kan ‘Aanbod600’ voor de provincie een manier zijn om bewoners in Friesland mee te krijgen in de plannen voor het uitbreiden van windenergie. Zo werken dorpsmolenverenigingen en de provincie in de toekomst wellicht samen aan het verduurzamen van Friesland. k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
17
TIPS Hoe kunnen de ervaringen van Stichting Wiek vertaald worden naar lessen voor Amsterdam? Waar kan een overheidsinstantie een rol spelen in het opstarten van duurzame initiatieven? Enkele tips uit Kûbaard voor Amsterdam:
Tip 1: Een ‘stadsmolen’ Als ik de vraag stel hoe het idee van een dorpsmolen reproduceerbaar kan zijn, oppert Ger van Putten meteen ‘een stadsmolen!’ Het enige dat volgens deze ervaringsdeskundige nodig zou zijn is een clubje mensen dat een stichting op wil richten en er wat tijd en energie in wil steken. Nu is een initiatief als Stichting Wiek niet zomaar over te nemen, omdat een windmolen niet overal kan worden neergezet. Echter, ook zonder windmolen kan de kern van het idee overeind blijven, namelijk het idee van mensen die iets met elkaar willen en iets bedenken waardoor groepsactiviteiten gefinancierd kunnen worden. Bijvoorbeeld zonnepanelen op een buurthuis, waarmee verenigingsclubjes gesteund worden. Hoe geweldig zou het zijn als in de toekomst alle buurthuizen (deels) gefinancierd worden door de zonnepanelen die op het dak liggen?
Tip 2: Schep een gunstig klimaat Uit de ontwikkeling van Stichting Wiek is gebleken dat zij goed gebruik heeft gemaakt van een ‘gunstig klimaat’. Dat klimaat bestond uit de combinatie van regelingen vanuit de plaatselijke gemeente en subsidies van de overheid. Daar kunnen gemeenten en andere overheidsinstellingen een rol in spelen. Zij kunnen samen de meest ideale omstandigheden proberen te scheppen waarbinnen initiatieven mogelijk zijn en van de grond kunnen komen.
Tip 3: Bied toegang tot kennis Stichting Wiek heeft veel profijt gehad van een persoon die toegang verschafte tot kennis en heeft geholpen bij het aanvragen van de juiste subsidies. De gemeente Amsterdam kan een soortgelijke toegang tot kennis bieden aan mensen die een duurzaam project van de grond willen krijgen. Op haar website verschaft de gemeente Amsterdam wel informatie over subsidies rondom duurzame energie, maar de mogelijkheid tot praktische ondersteuning ontbreekt. De gemeente zou die ondersteuning kunnen bieden door een ‘duurzaamheidsmakelaar’ aan te stellen. Deze duurzaamheidsmakelaar zou een expert moeten zijn in allerlei zaken omtrent duurzaamheid: de wet- en regelgeving, bestaande en toekomstige subsidies, initiatieven binnen en buiten Amsterdam en hun verdienmodellen. Bovendien geeft hij/zij begeleiding bij het opzetten van nieuwe initiatieven.
Tip 4: Heb vertrouwen en sta garant In de jaren ’90 was het een stuk gemakkelijker dan nu om een lening bij de bank te krijgen voor een (duurzaam) initiatief. Bovendien zijn de sterke vertrouwensbanden van een kleine gemeenschap niet aanwezig in de stad. Ger van Putten oppert dat de gemeente wellicht een rol kan spelen door garant te staan voor een initiatief, zodat er wel bij een bank geleend kan worden. De gemeente Amsterdam biedt die mogelijkheid voor ondernemers in het algemeen. Dusdanige garantstellingen zouden door de gemeente Amsterdam toegespitst kunnen worden op duurzame initiatieven, om zo meer vertrouwen in duurzame projecten te scheppen.
18
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
TexelEnergie Sander Verwer
O
nlangs was directeur van TexelEnergie Brendan de Graaf spreker op een congres met alle grote energieleveranciers. “De prijs van energie uit zonnepanelen komt inmiddels heel dicht in de buurt van energie uit grote kolencentrales,” zo merkte De Graaf op, “en daar worden zij knap zenuwachtig van, want de consument die ga je niet tegenhouden hoor.” Grote energiebedrijven benaderen De Graaf zo nu en dan voor advies om zich te verhouden tot de op handen zijnde veranderingen in de energiemarkt. Journalisten bezoeken het Waddeneiland vaak omdat zij zich de nieuwswaarde van TexelEnergie realiseren. Samen met insiders uit de energiemarkt vraagt iedereen zich gespannen af: is TexelEnergie de toekomst? Is zij het bewijs dat de energietransitie begonnen is? De Doetank sprak met Brendan de Graaf en Texels wethouder wonen & economie Eric Hercules over de vraag: hoe kwam het zo ver? Welke lessen liggen verscholen in het succes van TexelEnergie voor Amsterdam?
TexelEnergie In april 2007 brachten drie Texelaren na wat rondbellen twaalf initiatiefnemers bijeen om na te denken over de vraag of een eigen energiebedrijf voor Texel een versnelling zou kunnen betekenen voor de energieambities en economie van het eiland. Enkelen waren elkaar letterlijk op straat tegengekomen. Op de eerste vergadering werd besloten om maximaal een half jaar onderzoek te doen naar de haalbaarheid van het initiatief. De initiatiefnemers wilden zo snel mogelijk een knoop doorhakken over de definitieve doorgang van TexelEnergie. In november van datzelfde jaar kon iedereen lid worden van het coöperatieve energiebedrijf TexelEnergie. Huidig directeur Brendan de Graaf vertelt: “De dagen nadat we naar buiten traden met TexelEnergie lag onze keukentafel binnen de kortste keren helemaal vol met aanmeldingen. Aan de ene kant is dat leuk, maar aan de andere kant denk je: Mijn hemel, en nu!?” Nu, vijf jaar later is TexelEnergie een groeiende coöperatie met meer dan 3000 leden, grotendeels afkomstig van het eiland zelf. Voor Texelse begrippen is dit veel, aangezien Texel 6000 huishoudens heeft. Daarbij is het jonge energiebedrijf betrokken bij innovatieve projecten op het eiland, zoals het Smart-Grid project (een slim energienet met een meet- en regelsysteem) en een biovergister. Deze projecten worden uitgevoerd door een aantal werk-BV’s die onder de coöperatie TexelEnergie hangen. Zo heeft de coöperatie een tweetal zonnepanelen-BV’s, een warmte-BV en een vergisting-BV. Winst uit de BV’s komt weer terug in de coöperatie. Dit jaar heeft TexelEnergie een positief resultaat en een omzet van 3,3 miljoen. k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
19
Totstandkoming Achteraf gezien hadden de initiatiefnemers van TexelEnergie geen idee wat ze zich op de hals haalden. Ze hadden nog geen idee van de complexiteit van de energiemarkt. Geen idee dat het Nederlandse energiesysteem weliswaar het meest geliberaliseerd is, maar tegelijkertijd de hoogste cost to serve van Europa heeft. “Dat was toch juist niet de bedoeling!?” aldus De Graaf. Ze hadden geen dichtgetimmerd stappenplan met volledige financiële doorrekening, maar weigerden te verzanden in eeuwige twijfel: “Zullen we wel, zullen we niet. Dat is alleen maar angst. Als je het gevoel hebt dat het in jouw vermogen ligt om de problemen op te lossen die zich voordoen, dan moet je het doen. Misschien is dat juist de kracht. Dat je het niet moet weten. Als ik had geweten wat er op ons bordje zou komen dan waren we er niet aan begonnen.” Desondanks was er bij de initiatiefgroep in 2007 het vertrouwen om in het diepe te springen. Een van de redenen was volgens de Graaf dat ze een fantastische oprichtingsgroep hadden bestaande uit een aantal mensen die bij stormweer op de dijk gaan staan. De drie eerste initiatiefnemers besloten elk nog drie anderen te betrekken om zo tot de initiatiefgroep van twaalf te komen. Er werden verschillende soorten mensen bij elkaar gebracht om elkaar met expertise uit verschillende sectoren aan te vullen. Zo had Brendan de Graaf destijds zijn eigen installatiebedrijf op Texel (hij was nog elke week op het dak te vinden), was Peter van Ree werkzaam als hoofd gemeentewerken en was Rikus Kieft als gemeenteraadslid onderdeel van de initiatiefgroep. Volgens De Graaf kenden de mensen uit de initiatiefgroep elkaar wel, maar niet goed. Omdat de lijntjes op Texel erg kort bleken, vonden de maatschappelijk betrokken mensen die het verschil wilden maken elkaar snel. De vereniging van ondernemers met praktische kennis, en ondernemende volksvertegenwoordigers met kennis van politieke ambities, bleek een gouden combinatie. De initiatiefnemers kwamen samen met dezelfde drive: “We wilden elkaar en anderen de kans geven om niet onderdeel van het probleem te zijn, maar om mee te werken aan een oplossing.” De initiatiefgroep constateerde problemen als vertrekkende Texelse jeugd en een gebrek aan economische diversiteit, maar weigerde mee te mopperen. In plaats daarvan zagen de leden een eigen energiebedrijf voor Texelaren als mogelijke oplossing. De initiatiefgroep wilde mensen aan zich binden door te laten zien dat lidmaatschap van TexelEnergie de eigen Texelse economie op gang brengt, en dat het de leden zelf geld oplevert. De bijdrage die lidmaatschap daarnaast levert aan het milieu is vanzelfsprekend en voor bewoners leuk meegenomen, maar volgens De Graaf niet de grootste drijfveer voor mensen om mee te doen. Achteraf beschouwd heeft de initiatiefgroep in de opstartfase de belangrijkste drijfveer goed benoemd: mensen willen iets voor het eiland doen door zich te verbinden aan TexelEnergie. Het ‘eigene’ van Texel is belangrijk voor de eilanders, die van oudsher vergaand op elkaar aangewezen zijn. In het werven van klanten en leden wordt dit gegeven dan ook expliciet ingezet.
Hoe het werkt Er werd in 2007 begonnen met het verkopen van elders ingekochte groene energie. Bij de lancering van TexelEnergie werd aan iedereen de mogelijkheid gegeven om met een lidmaatschap van 50 euro aandeelhouder te worden van de coöperatie. 20
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Zowel leden als niet-leden konden tegen een scherp tarief groene stroom kopen. Texelaren werden specifiek aangesproken, maar alle Nederlanders kwamen in aanmerking voor een lidmaatschap. De opbrengsten van de lidmaatschappen en de verkoop van groene stroom werden geïnvesteerd om energie op te wekken op het eiland zelf. Met behulp van een investering van de ASN bank (lening van 400.000 euro) is begonnen met het installeren van zonnepanelen op daken van bedrijfspanden op het eiland. Dit werkt als volgt. Het bedrijf in kwestie verhuurt zijn dak aan TexelEnergie. In vakjargon: de eigenaar van het pand verleent het recht van opstal aan de energieproducent en krijgt daar een bedrag per maand voor. TexelEnergie financiert vervolgens zelf de inkoop én installatie van zonnepanelen. De opgewekte energie wordt door TexelEnergie verkocht. Het bedrijf in kwestie krijgt tegelijkertijd de mogelijkheid tegen gereduceerd tarief energie af te nemen bij TexelEnergie. Bij particulieren werkt het net iets anders. Sinds 2011 helpen de Triodos Bank en de provincie Noord-Holland met de financiering van de installatie van zonnepanelen op 330 Texelse huizen. De huiseigenaar betaalt een vast bedrag per maand. Na vijftien jaar een dergelijk ‘abonnement’ te hebben gehad brengt TexelEnergie geen kosten meer in rekening en produceert de huiseigenaar voortaan zijn eigen energie. Het grote voordeel voor zowel de bedrijven als particuliere huiseigenaren is dat TexelEnergie het makkelijk maakt duurzaam energie op te wekken door alle subsidieverzoeken te regelen en de installatie te verzorgen.
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
21
De voornaamste bron van subsidie voor TexelEnergie komt van de zogenaamde SDE regelingen. De SDE regeling houdt in dat er voor elke opgewekte kWh een klein bedrag aan subsidie verschaft wordt. De SDE regeling wordt door het Agentschap NL uitgevoerd en werkt op basis van inschrijving. Elk jaar is er een eindige hoeveelheid subsidie beschikbaar, in 2012 een totaalbedrag van 1,7 miljard euro, waar men zich voor kan inschrijven. Na toekenning krijgt de energieproducent vijftien jaar lang een vast bedrag subsidie per kWh. Met name in 2009, bij de installatie van grote systemen bij bedrijven, heeft TexelEnergie veel gebruik gemaakt van deze SDE regeling. Momenteel is dat minder het geval, omdat de hoeveelheid subsidie per kWh in 2012 een stuk minder is dan in 2009. TexelEnergie investeert de opbrengsten van de verkoop van opgewekte energie in nieuwe projecten. Dit kunnen nieuwe installaties van zonnepanelen zijn, maar er wordt ook geïnvesteerd in een biovergister, een aardwarmte-installatie in samenwerking met woonstichting Woontij, en het Smart-Grid project. Het Smart-Grid project laat zien hoe de status van Texel als overzichtelijk eiland fungeert als magneet voor innoverende bedrijven. Texel is namelijk zo groot dat de meeste voorzieningen aanwezig zijn, en tegelijkertijd is het gemakkelijk bij te houden wat er van het eiland afkomt en wat er naartoe getransporteerd wordt. Zodoende wordt Texel als ideale proeftuin gezien. Grote spelers als Capgemini, Liander en Microsoft werken inmiddels met TexelEnergie samen aan het Smart-Grid project, ook wel de PowerCloud genoemd. Het doel is een ‘slim energienetwerk’ aan te leggen dat resulteert in energiebesparingen en een goedkopere inkoopprijs van energie voor gebruikers. De 300 huishoudens die op het toekomstige Smart-Grid zijn aangesloten produceren zelf energie, bijvoorbeeld door middel van zonnepanelen. Met slimme IT wordt de energievraag afgestemd op de energieproductie binnen het netwerk. Met andere woorden: de wasmachine gaat aan als de zon schijnt of de wind waait. Smart-Grids kunnen door middel van dergelijke IT-innovaties zuiniger worden en het is mogelijk als collectief netwerk goedkoper energie in te kopen. Het doel is dit soort innovaties beschikbaar te maken voor bestaande en nieuwe netwerken van bijvoorbeeld appartementencomplexen, industrieterreinen en woonwijken. Ook participeert TexelEnergie in diverse programma’s omtrent energiebesparing, zoals het door Stichting Urgenda gestarte project de ‘Nationale Proeftuin’, waarbij proeven worden uitgevoerd met elektrisch openbaar vervoer dat op afroep rijdt. TexelEnergie heeft er in de totstandkoming van al deze voortvarende duurzame activiteiten vanzelfsprekend niet alleen voor gestaan. Enerzijds heeft de coöperatie de wind mee gehad, doordat er op Texel een traditie van duurzaam denken bestaat, anderzijds wordt het project goed ondersteund vanuit verschillende overheden.
Voedingsbodem Een bevlogen team van oprichters en de voordelen die gepaard gaan met Texel als eiland zijn twee redenen voor het slagen van TexelEnergie, maar daar is lang niet alles mee gezegd. De coöperatie is namelijk ontstaan op een voedingsbodem die duurzaam ondernemerschap aanwakkert. De voornaamste inkomstenbron op Texel is toerisme. De economie van het eiland, dat met haar 13.000 bewoners in het hoogseizoen dagelijks 35.000 toeristen bedient, draait voor 80% op toerisme. Om het eiland blijvend aantrekkelijk te houden is in 1996 de werkgroep Duurzaam Toerisme Texel gestart. Omdat toerisme al snel verknoopt bleek te zijn met allerlei 22
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
andere sectoren, is de werkgroep in 2000 opgegaan in Stichting Duurzaam Texel. In deze stichting zitten representanten van de ‘Captains of Industry’ van Texel. Denk daarbij aan partijen als TESO (Texels Eigen Stoomboot Onderneming), TOP (Texelse Ondernemers Platform), recron (Vereniging van recreatie ondernemers Nederland) en de LTO (Land- en tuinbouworganisatie Nederland), die allen een belang hebben bij het aantrekkelijk houden van het eiland. De gemeente Texel heeft dit initiatief tijdens de opstart met wat geld geholpen, maar heeft zich er niet inhoudelijk mee bemoeid. Al in 2000 sprak deze coalitie zich uit voor een duurzame blik op de toekomst van Texel. De status van Texel als eiland zorgde ervoor dat de afzonderlijke Captains of Industry inzagen dat er een gemeenschappelijk belang lag in het bestendigen van de lokale economie en leefomgeving. Ook overheden hebben dit ingezien. Zo werd in 2006 vanuit het ministerie VROM het Waddenfonds opgericht ter compensatie van de gaswinning in het Waddengebied. Tot 2026 is er 560 miljoen euro gereserveerd om investeringen te doen op het vlak van economie en duurzaamheid. Dit is een enorm bedrag gezien de schaal van de Waddeneilanden. Tegenwoordig beheren de drie Waddenprovincies Noord-Holland, Friesland en Groningen de gelden van het Waddenfonds. Elk jaar kunnen aanvragen gedaan worden om aanspraak te doen op projectsubsidies. TexelEnergie heeft tot op heden nog geen ondersteuning van dit fonds ontvangen. Het is De Doetank niet duidelijk of dit in de toekomst wel gaat gebeuren, maar evident is dat de aanwezigheid van het fonds een impuls zal betekenen voor de duurzaamheids ambities van het eiland.
Werkwijze Gemeente Niet lang na de installatie van het Waddenfonds sprak de gemeente Texel in 2007 de ambitie uit om in 2020 volledig klimaatneutraal te zijn. Dit betekent dat er een volledig stappenplan werd geschreven om de doelstelling te behalen en toekomstig beleid vorm te geven. In het stappenplan wordt becijferd hoeveel en op welke punten energie bespaard kan worden, en op welke manier energie opgewekt zal worden. Het uitspreken van deze ambitie is volgens wethouder wonen en economie Eric Hercules met name voor de gemeente zelf praktisch, omdat het de inzet van de ambtenarij en de wethouder legitimeert. Daarnaast heeft de gemeente een subsidieloket geopend voor duurzame investeringen, het Energieloket. Het Energieloket heeft een budget van 2,5 miljoen waar inwoners van Texel aanspraak op kunnen maken bij het doen van duurzame investeringen in bouw en verbouw van huizen. Dit budget is voorradig zo lang de voorraad strekt. Het lijkt er op dat de gemeente er nog anderhalf jaar mee vooruit kan. Volgens wethouder Eric Hercules is het loket zeer succesvol en wordt er vier keer zoveel duurzaam gebouwd als daarvoor. Hercules geeft aan dat van de totale capaciteit van 180 fte bij de gemeente Texel slechts “1,5 fte en een paardenkop” bezig is met duurzaamheid. Het budget voor duurzaamheid bij de gemeente zelf is ook uiterst miniem. Gedurende de opstartfase van TexelEnergie heeft de gemeente op het financiële vlak geen rol gespeeld: “We hadden geen rooie rotcent,” zo zegt De Graaf, “slapeloze nachten.” Wel heeft de gemeente Texel in 2010 samen met TexelEnergie en Capgemini een intentieovereenkomst gesloten waarin de gezamenlijke wens is uitgesproken om Texel per 2020 energieneutraal te maken. Het beperkte gemeentelijke budget voor duurzame investeringen compenseren wethouder Hercules en zijn ambtenaren door partijk e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
23
en als TexelEnergie te ondersteunen bij het opzetten en uitvoeren van projecten. Doordat het beleid van de gemeente naadloos aansluit bij wat TexelEnergie doet, weet het zich langdurig ondersteund in haar activiteiten. Hercules vertelt dat het de ondernemers van Texel zijn die het uiteindelijke werk doen om de door de gemeente uitgesproken ambities te behalen. Wat hij wel doet? Voedend contact houden met aanwezige partijen en initiatieven op het eiland, met hen overleggen, regels aanpassen, goede contacten onderhouden met hogere overheden en hen vooral ook face to face kennis laten maken met ondernemers met plannen. Kortom: niet opleggen waar mensen niet in geloven, maar goede dingen eruit pikken en die een extra impuls geven. De gemeente op Texel sluist provin ciale gelden door aan ondernemers zoals TexelEnergie, zodat zij de gemeentelijke ambities kunnen uitvoeren. Ook voorziet de gemeente ondernemers van de nodige informatie om daar aanspraak op te kunnen doen. Deze invulling van de beperkte hoeveelheid aanwezige ambtelijke inzet, die het ambitiemanifest mogelijk maakt, zorgt ervoor dat het ondernemerschap in de gemeente richting en slagkracht krijgt. Zo heeft Hercules kortgeleden een “letter of recommendation” geschreven voor De Graaf, nu hij samenwerking zoekt met Oracle. Zo is er in de gemeenteraad een onderdeel van het bestemmingsplan aangepast om plaatsing van de biovergister mogelijk te maken. En zo spannen wethouder Hercules en zijn ambtenaren zich actief in om bij het Rijk, de provincie en fondsen zoals het Waddenfonds gelden beschikbaar te krijgen voor duurzame projecten op Texel. Hercules zorgt er ook voor dat er goede aanvragen naar de provincie en het Waddenfonds gaan. Op die manier maakt Hercules gemeentelijke ambities waar en fungeert hij tegelijkertijd als adviseur en belangenbehartiger van TexelEnergie. De gemeente heeft ervoor gezorgd dat ook de provincie Noord-Holland, los van het Waddenfonds, een belangrijke rol speelt in het behalen van de energie ambities van Texel. Door de inzet van TWIN-H (Tweede Investeringsimpuls NoordHolland) gelden is er in totaal 5 miljoen door de provincie Noord-Holland beschikbaar gemaakt om de ambities van Texel te steunen. De helft wordt gebruikt voor het Energieloket van de gemeente. De andere helft is, na geaccordeerd te zijn door de provincie, beschikbaar om projecten op het eiland aan de gang te krijgen. TexelEnergie heeft op deze manier financiële middelen gekregen om het SmartGrid project (PowerCloud) en de biovergister te realiseren. De wethouder kiest er voor om een faciliterende rol in te nemen ten opzichte van duurzame partners op Texel. Dat is interessant, omdat de gemeente ondanks haar beperkte slagkracht door de samenwerking met commerciële partijen een maximaal effect kan genereren. Een potentiële keerzijde van deze directe manier van werken is vriendjespolitiek. De gemeente Texel en TexelEnergie zullen daarvoor op hun hoede moeten blijven.
De woonstichting als partner De enige woningcorporatie van het eiland, Woonstichting Woontij, plukt ook de vruchten van de aanwezigheid van TexelEnergie en het Energieloket van de gemeente. Volgens wethouder Hercules hoeft de woonstichting niet aangespoord 24
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
te worden om duurzaam te (ver)bouwen. Per nieuwgebouwde nul-woning krijgt zij 10.000 euro subsidie, en nog meer subsidie voor elke kWh die de woonstichting extra produceert. Voor bestaande panden heeft Woontij TexelEnergie gevraagd mee te denken en een voorstel te doen aan hun huurders over zonnepanelen op de daken. Want, zo stelt directeur van TexelEnergie De Graaf over Woontij: “Installeren van zonnepanelen op de daken is kansloos als je de huurders niet mee hebt. Daarom moet je kijken naar hun motivatie om mee te doen en je plannen daar op afstemmen. Ga met ze in gesprek. Huurders hebben vaak hele specifieke problemen.” De Graaf noemt de stijging van energiekosten als een probleem dat ook bij huurders een steeds grotere rol speelt. Bij het aanbieden van alternatieve manieren van energievoorziening aan huurders is het belangrijk je te verdiepen in de mogelijkheden. Er wordt volgens De Graaf vaak makkelijk over gesproken, maar er is verrassend weinig jurisprudentie over “ongelooflijk moeilijke vragen” als: van wie zijn de systemen uiteindelijk? Zijn ze van een derde? Ga ik zelf opgewekte stroom verkopen? Hoe regelen we het met opstal van zonnepanelen?
Een kwestie van doen Een nieuw energiebeleid kan volgens De Graaf door het gebrek aan jurisprudentie en ervaring in het algemeen ontmoedigend overkomen. Er zijn massa’s onvoorziene hindernissen. Neem bijvoorbeeld het aanleggen van een klein woonwijkje van twaalf woningen met aardwarmte. Wethouder Hercules vertelt dat hij zich het vuur uit de sloffen heeft moeten lopen omdat de provincie dwars begon te liggen. Wat was het geval? De pompen om aardwarmte in de huizen aan te leggen mochk e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
25
ten niet worden geslagen, omdat dat deel van Texel een ‘aardkundig monument’ bleek te zijn. Aan de andere kant blijken sommige hindernissen een zegen te zijn. De innovatieve werkwijze op Texel komt tot stand vanuit een beperking, aangezien de bewoners van Texel, die in grote mate afhankelijk zijn van toerisme, fel tegen de plaatsing van grote windturbines zijn. Een beperking die in het geval van Texel volgens wethouder Hercules goed heeft uitpakt: “Als je begin 2008 twintig windmolens had geplaatst, dan was je klaar en hadden er geen andere ontwikkelingen plaatsgevonden, dan bestond TexelEnergie misschien niet eens. Of Capgemini, Liander, Microsoft, Urgenda en ASN waren hier niet heen gekomen.”
wil een bijdrage leveren aan een betere wereld, de ander drukt hiermee de kosten van de energierekening en weer een ander doet het om de lokale welvaart te stimuleren. Echter, als je aanstuurt op een ander energiebeleid maakt het uiteindelijk niet uit welke motivatie mensen hebben om te investeren. Volgens De Graaf is het vooral belangrijk “om te kijken naar wat mensen bindt, dat kan desnoods een vereniging van ornithologen zijn”. Die verbindingsfactor moet er voor zorgen dat een groep mensen ergens achter gaat staan. Een goed Texels voorbeeld hiervan is TESO, de pont die Texel met het vasteland verbindt en waarvan de aandelen vrijwel volledig eigendom zijn van Texelaars.
Duurzame energieopwekking loont financieel, maar betekent hard werken doordat het deels nog onbekend terrein is. Deel van het succes van TexelEnergie is volgens De Graaf te danken aan het feit dat de coöperatie in de groeifase minimaal is gesteund met behulp van subsidies. Zeker bij het opstarten van een energiebedrijf zijn er grote obstakels te overwinnen waarvoor hij zich, na zijn vorige onderneming gestaakt te hebben, een slag in de rondte heeft moeten werken. Kennis verwerven van alle regelgeving in de energiemarkt, van de IT-systemen waarmee je werkt, van fiscaaljuridische aspecten van het ondernemen, het vinden van geldstromen voor innovaties en het onderhouden van contacten, alles moest TexelEnergie zelf uitvinden. Volgens De Graaf is het maar de vraag hoe gemotiveerd je bent om dat voor elkaar te krijgen als je al verzekerd bent van je eigen inkomen. Tachtig procent van initiatieven zoals TexelEnergie haalt het niet, maar inmiddels is TexelEnergie uitgegroeid tot een betrouwbare uitvoerder van de Texelse transitie naar een duurzame energievoorziening. Dit kon zo snel gaan doordat er snel beslissingen genomen konden worden die betrokkenen in staat stelden om het grote aantal hindernissen het hoofd te bieden. De onderlinge bekendheid op Texel tussen degenen die beslissingsbevoegd zijn, zorgde voor de nodige daadkracht. Het ambitie manifest is belangrijk geweest, maar men heeft zich op Texel niet blind gestaard op eindambities. In plaats daarvan zijn de verschillende actoren pragmatisch te werk gegaan door gewoon bij het begin te beginnen. Regel financiering en contracten voor een aantal woningen en “begin gewoon,” aldus De Graaf, “bijvoorbeeld met één zonnepaneeltje.”
Tip 3: Creëer een voedingsbodem Creëer een voedingsbodem van waaruit initiatieven als TexelEnergie kunnen ontstaan. Inspringen op bewonersinitiatieven die aansluiten bij je eigen agenda klinkt goed, maar nog beter is het om een stap terug te zetten en een voedingsbodem te creëren van waaruit dit soort initiatieven ontstaan. In het geval van TexelEnergie hebben de lokale Captains of Industry het vertrouwen gekregen om voortvarend eigen energie te steken in een ongewisse toekomst. Dit vertrouwen heeft volgens De Doetank mede kunnen ontstaan vanuit de expliciet uitgesproken energieambities van de Waddeneilanden en de duurzame en economische voornemens van de provincie en het Waddenfonds.
Tip 4: Vind de bevlogen ondernemer
TIPS
Bevlogen ondernemerschap is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van een initiatief als TexelEnergie. De Graaf stipt een uitspraak van Jan Rotmans aan die stelt dat 80% van soortgelijke ondernemingen in Nederland het niet redt. Probeer daarom daadkrachtig en bevlogen ondernemerschap te herkennen en te stimuleren. Een overzichtelijke samenwerking met goede ondernemers is volgens de spelers op Texel beter dan te verzanden in te grote werkgroepen. De Graaf: “Alles moet maar samen met iedereen: idioterie. Dat is een blauwdruk om het te laten mislukken.” Probeer daarnaast de dunne lijn tussen steunen en lam subsidiëren in de gaten te houden. Wat startkapitaal helpt zeker, maar laksheid ligt op de loer. De Graaf wijst naar Duitsland, waar door het feed-in tarief veel biomassa van Nederland wordt ingekocht om met biovergisters in energie om te zetten. Tegelijkertijd zijn de operators van Duitse biovergisters vergeleken met Nederlandse operators heel inefficiënt. Ze zijn lui geworden volgens De Graaf.
Tip 1: Goede samenwerking tussen overheid en ondernemers
Tip 5: Schrik niet van hindernissen. Sterker nog: verwacht ze
De Texelse politiek heeft een actieve rol in het faciliteren van het ondernemerschap van TexelEnergie. Dit blijkt uit de door gemeente en TexelEnergie uitgesproken intentieovereenkomst, uit het feit dat in de initiatiefgroep van TexelEnergie invloedrijke ambtenaren zaten en uit de werkwijze van wethouder wonen en economie Eric Hercules. Juist hierdoor heeft TexelEnergie vanaf het begin praktische kennis gehad over wat er speelde binnen de beleidswereld, wat hun positie geweldig versterkte. Als dit ondersteunende proces plaats vindt op een transparante en eerlijke wijze, zou de gemeente Amsterdam duurzame ondernemers in Amsterdam op dezelfde manier kunnen helpen, en de ondernemers gebruiken voor het bereiken van gestelde ambities.
De wijze waarop bedrijven en particulieren hun energie inkopen, delen en opwekken verandert. Een andere manier van werken betekent dat de uitvoerders veel zelf moeten uitvinden, zich de complexe energiemarkt eigen moeten maken en daar een weg in moeten vinden. Bedenk dus goed dat er toewijding nodig is om duurzame manieren van energie opwekken en verkopen te laten slagen. Dit onderschrijft nog maar eens het devies om vooral niet met het moeilijkste te beginnen door grootse plannen te produceren redenerend vanuit een eindambitie, want het gehele proces is bij de eerste stap niet te overzien. Dus begin makkelijk, begin klein en daarna zie je weer verder.
Tip 2: Zoek naar wat mensen verbindt Mensen hebben verschillende motieven om te kiezen voor zonnepanelen. De een 26
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
27
Ecodorp Brabant Jair Schalkwijk
I
n Nederland zijn er een aantal stichtingen en verenigingen gericht op duurzaam wonen in een natuurlijke omgeving. Zo is er in Olst, vlakbij Deventer, de Vereniging Aardehuis Oost Nederland. In Amsterdam ijvert Stichting Ekosofia voor een stukje grond om een duurzame wijk te bouwen, en in Boxtel zit sinds een aantal jaar Vereniging Ecodorp Brabant. Er zijn blijkbaar redelijk wat mensen die duurzaam willen wonen: ze zijn geïnteresseerd in zelfstandige voedsel- en energieproductie, een hechte sociale gemeenschap en klimaatneutrale woningen. Toch schieten de ecodorpen niet als paddenstoelen uit de grond. De Doetank reisde af naar Boxtel om inspiratie op te doen voor de aandeelhouders van het Kennisnetwerk Amsterdam en voerde een gesprek over ideologie, groepsvorming en samenwerking, en de toekomst van Ecodorp Brabant. Hoofdvraag in de gesprekken: wat kunnen de aandeelhouders van het Kennisnetwerk leren van de geschiedenis van Ecodorp Brabant en waarom is zo’n type organisatie interessant voor de stad Amsterdam?
heid voedsel voor een groeiende bevolking. In twee van de drie scenario’s die de onderzoekers schetsen, stevenen we nog voor het jaar 2100 af op een ineenstorting van het ecologische systeem.
Ecodorp Brabant is een groep mensen uit Brabant die sinds 2008 bij elkaar is. Ze willen ergens in Brabant wonen in een zelfgebouwd en duurzaam dorp. De afgelopen jaren heeft Ecodorp Brabant gewerkt aan de constructie van een duurzaam huis op het terrein van De Kleine Aarde, centrum voor duurzame leefstijl in Boxtel. In dit gebouw van hout, glas en leem ontmoeten we drie mannen: initiatiefnemer Ad Vlems, projectleider Rolf Grooten en bouwcoördinator Edward van Egmond.
Ideologie Europese en Nederlandse instanties en burgers kampen met een orgie van crises die momenteel aan de gang is. De klimaatcrisis, de financiële crisis en het gevoelde gebrek aan sociale cohesie staan boven aan ieders agenda. Voor de oplossing van de crises is helaas niet één iemand verantwoordelijk. Iedereen, burger of instantie, kan zijn verantwoordelijkheid nemen. Ecodorp Brabant heeft het gevoel dat zij precies dit doen: naar eigen vermogen bijdragen aan een oplossing voor de crises. Uitgangspunt van de ecologische motivatie om een ecodorp te willen bouwen, leggen Grooten en Van Egmond uit, is het onderzoek Grenzen aan groei. Dit rapport, in 1972 geschreven in opdracht van de Club van Rome, beschrijft verschillende scenario’s voor hoe de aarde zich zou kunnen ontwikkelen, gebaseerd op de aanwezigheid van grondstoffen, de industrialisering, de vervuiling en de benodigde hoeveel28
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Onderzoekers die de cijfers uit 1972 toetsten aan de ontwikkelingen in 2004 en 2008 laten volgens Grooten en Van Egmond zien dat de voorspellingen behoorlijk accuraat waren, en dat we ons bevinden in een periode van transitie. Tegenstanders van Grenzen aan groei stellen dat de variabelen waar de wetenschappers mee werkten niet valide zijn en dat de computersimulatie ontoereikend is. Hoe je het ook wendt of keert, groei kent grenzen, omdat onze aarde fysieke grenzen kent. We hebben daarom volgens Ecodorp Brabant goede redenen om zorgvuldig met de aarde, de grondstoffen en het klimaat om te gaan. Met het bouwen van een ecodorp willen ze handen en voeten geven aan een oplossing. k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
29
De financiële analyse van Ecodorp Brabant is gerelateerd aan de huidige schuldencrisis. Volgens Rolf Grooten zouden instanties zoals de gemeente en woningcorporaties geen geld moeten willen verdienen met grond. Grooten: “Het gaat allemaal over niets, ze goochelen met geld dat niet bestaat en met grond die niet van hen is. Sinds de jaren ‘50 is het een groot circus geworden waaraan iedereen meedoet, en gemeenten het hardst. Die melken waar anderen mee goochelen. Maar het circus is over. De gemeente moet bereid zijn om hierover te praten. Ik denk dat de gemeente in een oud paradigma zit. We moeten samen iets nieuws bouwen en daar moet de gemeente eerst voor open staan. Wat betekent het voor de gemeente om eigenaar te zijn van grond en wat gaan we daar samen mee doen? Ze moeten een totaal nieuwe positie leren innemen, en dat gaan we samen doen. Niet de gemeente alleen, het wordt nu bottom-up. Wij als burger moeten meer vertellen wat voor overheid we willen.” Van Egmond: “We moeten af van het paradigma dat grond geld is. Het gaat erom dat we zorg moeten hebben voor de omgeving. We moeten onszelf niet boven de natuur plaatsen, maar onderdeel uitmaken van de natuur.” Naast hun ecologische en financiële stellingname valt Ecodorp Brabant op door haar sociaal-liberale ideeën over hoe mensen zouden moeten samenleven. Ecodorp Brabant onderstreept regelmatig het belang van respect en aandacht voor elkaar. Ze staat voor vrijheid en de ontplooiing van het individu. Ecodorp Brabant brengt dit in praktijk door gebruik te maken van dragon dreaming. Dit is een samenwerkingsvorm die een inclusieve en betrokken groep deelnemers creërt, waarbinnen iedereen de ruimte heeft om zijn wensen in het gesprek in te brengen. Project leider Grooten: “Een goed dragon dreaming project bindt de mensen zodat het product van het project van ons allemaal is. Voor iedere deelnemer geldt: we hebben ook jou nodig, en iedereen die wil meedoen is belangrijk.” Kortom, Ecodorp Brabant ziet zichzelf als een antwoord op de economische, sociale en ecologische problematiek die veel burgers en instanties ook signaleren. Het verschil tussen ‘gewone’ burgers en de mensen van een ecodorp is dat de laatste groep besluit om hun levens zo in te richten dat zij de problemen niet mede veroorzaken of verergeren. Zij vragen niet aan de overheid of andere instanties om de problemen op te lossen; zij willen de verandering zelf zijn. Daarom zijn groepen zoals Ecodorp Brabant een interessante partner om mee samen te werken.
Groepsvorming Ecodorp Brabant begon in 2008 toen initiatiefnemer Ad Vlems en zijn vrouw de website www.natuurlijkwoneninbrabant.nl oprichtten. Via lokale media, websites zoals www.aktieagenda.nl en het krantje van de Rabobank werd de website onder
Aardehuizen In Olst wordt er momenteel (november 2012) flink gebouwd aan de ‘aardehuizen’. Op www.aardehuis.nl kan je de ontwikkelingen goed volgen. Er wordt gewerkt met
30
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
autobanden, leem en onbehandeld hout. De dertien werkgroepen houden zich bezig met alle aspecten van het dorp.
de aandacht gebracht van het publiek. Binnen drie maanden meldden zich honderd mensen, een gevarieerde (zij het etnisch homogene) groep bestaande uit jonge gezinnen, studenten, ouderen die bijna met pensioen gingen, docenten en IT’ers: allemaal wilden ze graag meedoen. De honderd mensen ontmoetten elkaar in eerste instantie tijdens een dorpsbijeenkomst. Toen werd besloten om verschillende werkgroepen op te richten, gericht op thema’s zoals voedsel, energie, bouwen, ontwerp, et cetera. Er ontstonden twaalf groepen in totaal. Vlems: “Het idee was dat we het samen gingen uitdenken. Die honderd mensen zijn toen aan de gang gegaan, en na ongeveer een jaar hadden sommige groepen veel theorie bekeken, andere cursussen gevolgd en wilde men aan de gang met experimenteren. Toen kregen we een mailtje van de directeur van De Kleine Aarde dat hij wel 1000 m2 over had voor ons en dat we daarmee mochten doen wat we wilden, omdat hij zag dat wij een enthousiaste en actieve groep waren. Dat was de start.” De Kleine Aarde is een stuk land van drie hectare binnen de gemeentegrenzen van Boxtel, en is opgericht als een antwoord op Grenzen aan groei, het rapport uit 1972. Dat gegeven verklaart ook gelijk de naam van het initiatief. Hier experimenteerde men van 1973 tot 2011 met biologische landbouw en alternatieve energie, met als doel om het milieubewustzijn te bevorderen. Ook werd er voorlichting gegeven aan bezoekers in de vorm van cursussen op het terrein. In de jaren vóór de sluiting van De Kleine Aarde ontving men er jaarlijks 15.000 tot 20.000 bezoekers. De Kleine Aarde is gelegen op grond die eigendom is van de gemeente Boxtel. De overheid moest daarom toestemming geven voordat het bouwen kon beginnen. De vergunning, tijdelijk voor de duur van vijf jaar, werd in 2010 afgegeven. k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
31
Ecodorp Brabant heeft toen het volgende plan bedacht: een duurzaam huis bouwen op het terrein van De Kleine Aarde. Niet om in te wonen, maar om elkaar gedurende het bouwproces beter te leren kennen, en om als groep ervaring met duurzaam bouwen op te doen, zodat daarna de stap naar het construeren van een heel ecodorp gezet kan worden. Het duurzame huis op het terrein van De Kleine Aarde is, zoals Grooten zegt: “Een project met een kop en een staart, en het meest zichtbare project van Ecodorp Brabant.”
Financiering Om de bouw van het huis te financieren vroeg Ecodorp Brabant bij Agentschap NL een bedrag van 121.000 euro aan. Via het Subsidieprogramma voor Maatschappelijke Organisaties op het gebied van Milieu (SMOM) konden “maatschappelijke organisaties subsidie krijgen voor projecten op het gebied van milieu en/of duurzame ontwikkeling.” Het aangevraagde bedrag is flink minder dan de totaal begrote kosten, 172.000 euro. In de aanvraag en bijbehorende begroting, te downloaden op www.ecodorpbrabant.nl, staat dat dit verschil gefinancierd wordt door de toepassing van gebruikte en gedoneerde materialen tijdens de bouw: “De overige materiaalkosten zullen worden bespaard door de toepassing van gedoneerde gebruikte (en nieuwe) materialen van sponsors. Hiermee willen we aantonen dat er aanzienlijk meer kan worden hergebruikt (recycling) dan nu gebruikelijk is.” Agentschap NL keurde de aanvraag goed. Ook het plan om de helft van de kosten te financieren met sponsorbijdragen gaat voorspoedig. Gedurende het bouwproces sponsoren meer dan dertig bedrijven op hun eigen manier de bouw van het duurzame huis. Woningcorporaties geven ramen met dubbel glas die anders vernietigd zouden worden, Natuurmonumenten levert bomen en houthandel Van Dal verzorgt het transport daarvan. Verder ontvangt Ecodorp Brabant isolatiepanelen, glasschuim, dakkoepels, leem, leisteen, een groen dak en restproducten uit de glasproductie. In ruil hiervoor krijgen de sponsors een duidelijk zichtbare vermelding op de website. Projectleider Grooten krijgt in het eerste jaar van de bouw een salaris, betaald van de subsidie van Agentschap NL. De internationale vrijwilligers die meehelpen krijgen eten en inwoning in ruil voor hun werk. De meeste deelnemers doen geheel vrijwillig en zonder kostenvergoeding mee.
De bouw Ecodorp Brabant slaagde er in korte tijd in om geheel bottom-up een groep bij elkaar te krijgen, financiering te regelen en heeft ook een stuk grond gekregen waarop gebouwd kan gaan worden. Het enthousiasme aan het begin van de bouw, in de zomer van 2010, was dan ook enorm. Er kwamen dagelijks dertig mensen helpen. Ad Vlems: “We begonnen in een kring, en dan zeiden de groepsleiders wat het plan was en waarvoor ze mensen nodig hadden. Mensen sloten zich aan bij een groep en gingen samen aan de slag.” Hij herinnert het zich als “heel druk en vol en gezellig.”
32
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Aan het eind van de zomer komt het nieuws dat De Kleine Aarde zal gaan sluiten per 1 januari 2011, na 37 jaar werken en experimenteren. Een dreigend faillissement en het gevoel de technologische ontwikkelingen niet meer bij te kunnen benen leiden tot deze beslissing, zegt directeur Messing in november 2010 in de Volkskrant. De eigenaar van de grond, de gemeente Boxtel, moet op dat moment nieuwe plannen gaan maken voor het terrein. Wethouder Milieu, duurzaamheid en volkshuisvesting Peter van de Wiel: “Op het moment dat De Kleine Aarde sloot moesten we alles verkennen. Economisch gezien zou het aantrekkelijk zijn om alles plat te schuiven en er iets nieuws neer te zetten. We hebben echter besloten om dat niet te doen. Het terrein moet ook naar de toekomst toe het gedachtegoed van De Kleine Aarde blijven uitdragen. Wij denken daarom aan het ontwikkelen van De Kleine Aarde 2.0, met op het terrein een duurzaamheidscampus, duurzame en innovatieve bedrijven en woningen. Het gebied moet een regionale functie en uitstraling krijgen.” Volgens Rolf Grooten en Ad Vlems had de sluiting van De Kleine Aarde een flinke impact op het moraal van de groep. Vlems over zijn eigen gevoel: “Ik wilde graag hieraan meewerken als een cadeautje voor De Kleine Aarde. Er komen hier tienduizenden mensen rondkijken. Zij zien het gebouw en wat de sponsoren hebben bijgedragen. Ze zien hoe wij allerlei duurzame materialen gebruiken. Dat toekomstbeeld was opeens weg.” Rolf Grooten geeft ook aan dat de onzekere bestemming van het duurzame huis een negatieve invloed heeft op de motivatie van Ecodorp Brabant. “Je werkt aan een gebouw, en als het klaar is, de gemeente had het hardop gezegd, dan hebben we het recht om het plat te bulldozeren.”
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
33
De ontwikkelingen in de winter van 2010/2011 leidden ertoe dat in het tweede jaar de groep Ecodorp Brabant aanzienlijk geslonken is. Het tekort aan actieve leden wordt gecompenseerd door internationale vrijwilligers die komen helpen met de bouw. In ruil voor kost en inwoning dragen deze bezoekers een week of langer bij aan de bouw van het duurzame huis. Maar ook in het tweede jaar is het werk nog niet klaar. De bouw van de woning op het terrein van De Kleine Aarde blijkt drie jaar te gaan duren in plaats van één jaar. Naast frustratie over bovenstaande ontwikkelingen krijgen de mensen ook het gevoel dat het allemaal te lang duurt. Als gevolg hiervan zijn er in het derde jaar nog minder leden van de vereniging actief bij de bouw. De hoeveelheid vrijwilligers van buiten Ecodorp Brabant neemt daarentegen opnieuw toe. Rolf Grooten zegt dat “in het eerste jaar 30% vrijwilliger van buiten was, in het tweede jaar 50%, en in het laatste jaar zelfs 70%.” Het zijn de internationale vrijwilligers, in samenwerking met de kerngroep van Ecodorp Brabant, die in de zomer van 2012 de laatste hand leggen aan het pand. Het duurzame huis wordt geopend met een feestje en hiermee wordt een bouwperiode van drie jaar afgesloten.
Opbrengst Naast de concrete uitkomst, een prachtig gebouw, bestaat de winst ook uit de opgedane kennis. Deze kennis wordt gedeeld binnen het Global Ecovillage Network, waar Ecodorp Brabant lid van is. Daarnaast zijn alle belevingen en lessen opgeschreven en gebundeld in een virtueel symposium. Hier kun je ook films kijken van duurzame bouwprocessen en vind je links naar andere groepen. Initiatiefnemer Vlems: “Het virtueel symposium is een manier om onze ervaringen te delen. Dat idee gaan we uitbreiden naar andere vormen van duurzaamheid, duurzaam ondernemen en nog enkele thema’s. Het doel is om kennis te verzamelen, kennis te delen, en het netwerk uit te breiden.” Projectleider Grooten blikt ook terug op persoonlijke ervaringen van deelnemers: “De ervaring die mensen hebben opgedaan is dat ze op een andere manier naar zichzelf zijn gaan kijken. Als je hier wil deelnemen kom je jezelf tegen. Ik heb veel mensen zien veranderen. Ik vind het leuk dat het gebouw er staat, maar ik ben echt trots op het feit dat er veel mensen zijn die een nieuw aspect hebben ontdekt aan zichzelf en die iets hebben geleerd dat ze nog niet konden. Hier doe ik het voor, dat mensen hun eigen mogelijkheden kunnen ontplooien. Dat gebouw is slechts het toneel, het decor.” Als architect van het huis heeft Huub van Laarhoven het gebouw van de zijlijn zien ontstaan. Over het bouwproces zegt hij: “De mooiste ervaring was dat het gebouw toegeëigend wordt door de gebruikers doordat zij het zelf bouwen. Ik ben ervan overtuigd dat als een gebouw met liefde gemaakt wordt, het een ander
Rond Het ronde ontwerp van het duurzame huis is geïnspireerd door de prettige ervaring van slapen in graancirkels op het veld. Het skelet is gebouwd met ronde boomstam-
34
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
men, de muren zijn van stro en leem en de ramen hebben vierdubbel glas. De verwarming komt van een rocket stove. Het dak is afwisselend bedekt met leisteen en gras.
gebouw wordt dan als het niet met liefde gebouwd wordt. Net zoals brood van de supermarkt en van de echte bakker van elkaar verschillen. De kwaliteit van Rolf was dat hij al die mensen die werkelijk overal vandaan kwamen allemaal dezelfde richting op wist te sturen: werken aan dat gebouw. Dat schept een saamhorigheid die we in het normale leven nodig hebben.”
De toekomst Op het moment van interviewen, in oktober 2012, is het huis net voltooid en is het project formeel afgerond. De mannen hebben afstand kunnen nemen van de gebeurtenissen en richten zich nu op de toekomst. Nu moet de volgende stap volgen: het ecodorp bouwen. Rolf Grooten is kritisch over het vermogen van de groep van Ecodorp Brabant om een heel dorp te bouwen. Hij geeft aan dat de huidige actieve leden geen mensen zijn die vanaf het begin betrokken waren. Het zijn mensen die er in het laatste jaar bijgekomen zijn en die niet vanaf de start meegebouwd hebben. Hij snijdt hiermee een lastig punt aan: de tegenwoordige groep heeft niet eens voldoende ervaring om een huis te bouwen, laat staan een dorp van zeventig woningen. Er moet volgens Grooten eerst opnieuw een groep opgebouwd worden met voldoende technische en praktische ervaring. Er ligt in ieder geval nog niet een nieuw bouwproject op de stapel. Rolf Grooten gaat deze winter met sabbatical. Hij gaat een lange reis maken en zich oriënteren op nieuwe mogelijkheden om duurzaam te bouwen. Hiervoor gaat hij op bezoek k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
35
bij andere ecodorpen. Voor Edward van Egmond zit zijn taak als bouwcoördinator er op: nu het project is afgerond valt er niets meer te beheren. Hij is daarom op zoek naar een nieuwe plek waar hij kan wonen en in zijn onderhoud kan voorzien.
het volgens Rolf Grooten belangrijk dat je elkaar als gelijkwaardige partners ziet, waarbij ieders belang wordt meegenomen en iedereen zich ook eigenaar voelt van het plan en het resultaat, onafhankelijk van zijn financiële inbreng.
Toch denken ze alle drie dat het goed gaat komen. “Dat dorp dat komt er,” zegt Rolf Grooten, en Van Egmond en Vlems stemmen in. Ze leggen uit dat er met een aantal gemeenten gesprekken gevoerd worden over grond die Ecodorp Brabant zou kunnen gebruiken. Heusden, Veghel, Nijmegen, Oss: ze waren allemaal enthousiast over Ecodorp Brabant. Er zijn echter nog geen concrete afspraken gemaakt.
Tip 3: Stel je open voor een ander verdienmodel
Momenteel staat het eindproduct van de bouw achter een hek en de gemeente Boxtel beraadt zich nog op een nieuwe bestemming voor het gebouw. De huidige waarheid is dat het onzeker is of het ecodorp inderdaad gebouwd gaat worden, en zo ja, waar en door wie de bouw zal plaatsvinden. De kans bestaat dat de huidige groep uit elkaar valt als het vinden van grond te lang duurt.
Tips vanuit Brabant voor Amsterdam De vraag die zich opdringt is hoe de kans van slagen van Ecodorp Brabant versterkt kan worden, of had kunnen worden. De Doetank heeft Ecodorp Brabant daarom gevraagd naar aanbevelingen voor de aandeelhouders van Kennisnetwerk Amsterdam, om soortgelijke initiatieven in Amsterdam te laten slagen. Verschillende aandeelhouders van Kennisnetwerk hebben hier een belang bij, zoals blijkt uit onderstaande tips.
Tip 1: Maak contact met groepen zoals Ecodorp Brabant Ecodorp Brabant wil graag samenwerken met de gemeente en met woningcorporaties, omdat ze gedeelde belangen hebben. De gemeente is net als Ecodorp Brabant op zoek naar oplossingen voor de klimaatcrisis, de financiële crisis en de sociale crisis. De woningcorporaties willen net als Ecodorp Brabant graag duurzaam bouwen en bijdragen aan de sociale cohesie van een stad. De gemeente en de woningcorporaties, maar ook andere aandeelhouders van het Kennisnetwerk, kunnen Ecodorp Brabant goed gebruiken als een experimentele voorloper waarvan geleerd kan worden.
Ecodorp Brabant heeft gemerkt dat veel mensen en instanties hun idealen onderschrijven en hun plannen ondersteunen. Zo zegt wethouder Peter van de Wiel uit Boxtel: “Ecodorp Brabant doet prima werk en is heel belangrijk. Ze verkennen de mogelijkheden voor duurzame woningbouw en experimenteren met het gebruik van hernieuwbare materialen. Ze werken van onderop en weten veel vrijwilligers te betrekken. Ze zijn zelfredzaam en zelfwerkzaam.” Toch heeft geen enkele gemeente, woningbouwcorporatie of projectontwikkelaar de afgelopen vier jaar Ecodorp Brabant een stuk grond gegeven waar zij voor onbepaalde tijd hun gang kunnen gaan. Immers, als het erop aankomt moet er altijd betaald worden voor grond. Volgens Grooten moeten de gemeente en woningcorporaties openstaan voor nieuwe verdienmodellen, waarbij het geld niet meer verdiend wordt met grond. Hij stelt dat de financiële crisis tot een nieuw paradigma leidt en dat we dat nieuwe perspectief samen moeten gaan vormgeven. Uitgangspunt hierbij is dat waarde niet gelijkstaat aan financiële waarde, maar aan maatschappelijke waarde.
Tip 4: Spring in op momentum Dit is een tip van De Doetank op basis van het verhaal van Ecodorp Brabant. Het gebeurt niet regelmatig dat een grote groep mensen (100+) zich achter een constructief, creatief en duurzaam idee schaart dat ze ook zelf gaan uitvoeren en tot een goed einde willen brengen. Bij Ecodorp Brabant gebeurt dat wel. Je ziet hier dat de mensen samenkomen rondom een gedeeld ideaal, maar ook dat zij als groep het vermogen ontberen om gedurende meerdere jaren een hechte groep te blijven. Drie tot vier jaar is een lange periode voor een groep om gemotiveerd en betrokken te blijven, zeker als er nog geen concreet uitzicht is op het realiseren van het ideaal. De les die aandeelhouders van het Kennisnetwerk hieruit kunnen trekken, is dat zij zich inspannen om een groep zo snel mogelijk te accommoderen en te faciliteren. Bewegingen zoals Ecodorp Brabant en Ekosofia, maar ook Amsterdam Energie of Wij krijgen Kippen hebben namelijk een houdbaarheidsdatum, en niemand weet wanneer die datum verlopen zal zijn.
De ervaring van Ecodorp Brabant is echter dat ze flink hun best moesten doen om een goed contact met grote spelers te krijgen en te onderhouden. Het zou volgens Edward van Egmond eigenlijk omgekeerd moeten worden. De instanties moeten hun antennes beter afstemmen op burgerinitiatieven: “Neem eens contact op met ons soort bewegingen, want dat zijn de actievelingen in de duurzaamheidsscene. Om inspiratie op te doen, en om te kijken wat ze voor ideeën hebben.”
Tip 2: Zet groepen zoals Ecodorp Brabant in als een sociaal breekijzer De leden van Ecodorp Brabant willen duurzaam wonen in een energie-efficiënte woning, geven actief vorm aan een minimaatschappij op basis van gelijkwaardigheid en zelfontplooiing, en zoeken naar manieren om waardecreatie niet alleen te begrijpen in termen van financiële waarde. Ecodorp Brabant geeft een kleinschalig en lokaal antwoord op de orgie van crises en speelt daarom sociaal gezien een interessante rol. Van Egmond stelt dat anderen moeten inzien dat zij een mogelijke oplossing bieden. Als er een gesprek ontstaat over mogelijke oplossingen, is 36
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
37
Uit Je Eigen Stad Niels de Groot
N
a een korte metrorit van Schiedam-Centrum naar metrohalte Marconi straat in Rotterdam lopen we ongeveer tien minuten tussen de kantooren industriepanden van de oude fruithavens door. Ergens tussen de verouderde loodsen moet zich Uit Je Eigen Stad bevinden.
Uit Je Eigen Stad is een ambitieus stadslandbouwproject dat in een verbouwde loods met kas op de Marconistraat 39 een eigen restaurant en winkel runt. Hier kunnen producten van de meer dan twee hectare eigen landbouwgrond achter het restaurant gegeten en gekocht worden. Naast het telen van groenten en fruit (boerenkool, aardbeien, knolselderij), houdt Uit Je Eigen Stad binnenkort ook ongeveer duizend kippen en werkt ze aan het ontwikkelen van een innovatieve installatie voor het kweken van vissen. De producten van eigen grond worden in het restaurant klaargemaakt, in de eigen winkel verkocht en bij overschot geleverd aan restaurants in de buurt. Sommige producten die niet gekweekt worden, worden bij boeren uit de buurt gehaald. Naast eten in het restaurant en winkelen in de winkel kan men workshops volgen, rondleidingen over de akker krijgen en kan men de gehele ruimte voor evenementen afhuren.
Het idee achter... Als we tussen de loodsen door dwars over een rotonde heen lopen, doemt er plots een gloednieuwe kas op. Vastgeplakt aan een oud, bakstenen pakhuis valt de constructie van glas op. Als we ernaartoe lopen zien we een robuust houten bordje dat ons vertelt dat we inderdaad bij Uit Je Eigen Stad zijn aangekomen. Hoewel het niet geheel duidelijk is of het de ingang betreft, gaan we de goed verwarmde kas binnen. Een vrijwilliger, zo blijkt, is tuinbonen aan het doppen tussen de kruiden. Als we een praatje maken blijkt de oudere man al een tijd betrokken te zijn bij het project en de vader te zijn van een van de oprichters. Hij is een van de tiental vrijwilligers die af en toe komt helpen. Hij heeft net een deel van de landbouwgrond achter het gebouw winterklaar gemaakt. Aan het einde van de kas bevindt zich de entree naar het restaurant van Uit Je Eigen Stad. Balen stro zijn over de ruimte verspreid en een omgebouwde container doet dienst als toilet. Simpele opklaptafels en bankjes nodigen uit te gaan zitten voor koffie of thee. Voordat we Huibert de Leede, een van de oprichters van Uit Je Eigen Stad, gaan spreken halen we nog even koffie in het gloednieuwe restaurant: een strak en modern ingerichte ruimte met open keuken, hippe tafeltjes en een kleine winkel voor de producten van het land. Het restaurant zit al vol voor de lunch en er staat een rij bij de kassa. De koffie wordt direct naar onze tafel gebracht. Later blijkt dat het Bas de Groot was, een van de oprichters van Uit Je Eigen Stad, die de koffie kwam brengen. 38
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Aan tafel bij de entree vertelt Huibert in grote lijnen hoe het idee van Uit Je Eigen Stad is ontstaan: het project is een initiatief van Bas de Groot en Johan Bosman. Huibert zelf is er een jaar later bijgekomen om de twee te ondersteunen bij de organisatorische kant van het project. Bas is degene met de groene vingers. Hij was een jaar of vijf betrokken bij Eetbaar Rotterdam en al langer geïnteresseerd in de mogelijkheden van stadslandbouw in Rotterdam. Johan komt uit de vastgoedwereld en kwam door de grote hoeveelheid leegstaande kantoren en braakliggende terreinen tot de conclusie dat er enorme potentie schuilt in deze leegstaande plekken. Toen de twee elkaar ontmoetten op een Nederlandse conferentie van de Amerikaanse Urban Farmer Will Allen, een pionier op het gebied van stadslandbouw, ging het balletje rollen en is het idee ontstaan een stadslandbouwproject te beginnen: Uit Je Eigen Stad. Uit Je Eigen Stad is echter niet bedoeld als een kleinschalig en uitsluitend Rotterdams stadslandbouw-project. Het is opgezet als een ambitieus en rendabel bedrijf dat uiteindelijk in maar liefst vijf grote steden in de Randstad moet gaan draaien. Op al deze locaties zal de gehele voedselketen in eigen hand worden genomen: groente en fruit wordt ter plaatse gekweekt, in het eigen restaurant gegeten en in de eigen winkel verkocht; ook de eigen kippen en vissen komen in het restaurant en de winkel terecht. Zo wil Uit Je Eigen Stad een duurzame impuls geven aan de voedselketen en stadsbewoners voorzien van vers en lekker eten. De initiatief k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
39
nemers verwoorden het zelf als volgt: “Uit Je Eigen Stad heeft een ideëel doel, maar is beslist niet vrijblijvend. Daarvoor is de noodzaak van nieuwe, duurzame voedselproductie te urgent.”
(Financiële) opstart Deze ambitieuze, grootschalige opzet heeft meerdere redenen, maar de belangrijkste reden, geeft Huibert aan, is dat alleen op deze wijze Uit Je Eigen Stad een rendabel bedrijf kan worden en impact kan hebben: door groots uit te pakken kun je organisatiekosten spreiden, veel productie draaien en werkelijk aanwezig zijn. Vanwege deze professionele en ambitieuze opzet is er, alvorens in Rotterdam van start te gaan, lang gewerkt aan het cijfermatig sluitend maken van de begroting en het uitwerken van een professionele organisatiestructuur met Stichting Uit Je Eigen Stad als kern. Met een begroting van meer dan een miljoen euro voor de Rotterdamse locatie alleen (verbouwing van een loods, aanleg van een nieuwe kas en diverse grondwerkzaamheden), werd al snel duidelijk dat er grote investeringen van verschillende partijen nodig zouden zijn om het project in Rotterdam op te starten. Die zijn gezocht en gevonden. De belangrijkste partij in het financieel en fysiek mogelijk maken van de Rotterdamse locatie van Uit Je Eigen Stad, Marconistraat 39, is volgens Huibert de Leede zonder twijfel woningcorporatie Havensteder, en dan vooral in de persoon van oud-directeur Jan van der Schans. Havensteder is een van Rotterdams grootste woningcorporaties en Jan van der Schans heeft er in zijn laatste jaar als directeur voor gezorgd dat er binnen Havensteder draagvlak is ontstaan voor het ondersteunen van Uit Je Eigen Stad. Zo heeft hij het, door middel van een succesvolle lobby, voor elkaar gekregen dat Havensteder het terrein (de loods en de meer dan twee hectare grond aan de Marconistraat) voor het symbolische bedrag van één euro van de gemeente Rotterdam kon huren. Vervolgens heeft Jan Uit Je Eigen Stad een huurvoorstel gedaan waarin Havensteder de investeringskosten van meer dan zes ton op zich zou nemen en de heren het terrein voor de duur van ten minste tien jaar zouden huren van Havensteder. Naast de investeringskosten van zes ton door Havensteder komt de benodigde financiering van het project vanuit verschillende hoeken. Naast Havensteder, de grootste investeerder, heeft Uit Je Eigen Stad een groot deel van de kosten weten te dekken door verschillende commerciële partners gratis te laten meewerken. Zo heeft een groot communicatiebureau geheel gratis gewerkt aan het ontwikkelen van het businessplan en heeft Uit Je Eigen Stad meer dan 10.000 euro aan advieskosten van een ingenieursbedrijf bespaard. Ook bij het ontwikkelen en opknappen van de locatie zelf is Uit Je Eigen Stad geholpen door gratis investeringen in het project: bouwbedrijf BAM heeft bijvoorbeeld gratis grondwerkzaamheden uitgevoerd en verffabrikant Histor heeft grote hoeveelheden verf gesponsord. Uiteindelijk heeft Uit Je Eigen Stad ook via een subsidiaire bijdrage van Stichting Doen het budget kunnen aanvullen en is er via een crowd funding evenement maar liefst 65.000 euro binnengehaald. Het draagvlak voor financiële bijdragen via het crowd funding evenement kwam voornamelijk voort uit de deelname van Uit Je 40
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Eigen Stad aan het zogenaamde Rotterdamse stadsinitiatief, een wedstrijd voor duurzame initiatieven voor Rotterdam. Ondanks het feit dat Uit Je Eigen Stad deze wedstrijd uiteindelijk niet won, is er door deelname behoorlijk wat media-aandacht ontstaan en werd een groep geïnteresseerden bereikt die graag wilden bijdragen aan het project. Via de website Symbid.nl is de 65.000 euro in slechts vier maanden opgehaald.
Samenwerkingsverbanden Wanneer we het over financiën en partnerschappen hebben blijkt al snel dat de initiatiefnemers van Uit Je Eigen Stad zich, naast een financiële of materiële bijdrage van derden, nogal terughoudend opstellen in het aanhalen van samenwerkingsverbanden. Niet alleen bestond er al een scherp beeld van het project dat ze wilden opstarten en zochten zij vooral naar (financiële) middelen om hun project van de grond te krijgen, de initiatiefnemers wilden zich ook graag richten op het ontwikkelen van een strak en goedlopend project. Allerlei geïnteresseerden kunnen je gemakkelijk afhouden van je uiteindelijke doel en visie. Zowel Huibert de Leede als Bas de Groot, de tuinder onder de oprichters, geven aan primair ondernemer te zijn en een rendabel bedrijf neer te willen zetten. Hulp is natuurlijk zeer welkom en ze zijn hun partners dan ook zeer dankbaar. Het is echter wel zo dat ze primair een bedrijf zijn. Een bedrijf met een ideële visie, maar wel een bedrijf. Dit betekent dat je hard moet werken en niet te veel afleiding kan vinden in het samenwerken k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
41
met kleine partners die iets vergelijkbaars willen, of individuen die ook iets willen met stadslandbouw. De samenwerkingsverbanden die Uit Je Eigen Stad naast de eerdergenoemde Havensteder en commerciële partners heeft, zijn vooral gebaseerd op het delen van kennis op het gebied van (stads)landbouw en Aquaponics: een innovatieve manier van het combineren van viskweek en het groeien van gewassen. Zo zegt Bas de Groot veel samen te werken met verschillende universiteiten om kennis over het kweken van vissen en gewassen uit te wisselen. De Technische Universiteit Delft is er een van. Daarnaast komt veel kennis uit Engeland, voornamelijk op het gebied van Aquaponics. Huibert de Leede legt de wijze van samenwerken met verschillende partners als volgt uit: “je hebt een groep die het financieel mogelijk maakt, je hebt bedrijven die gratis hun expertise aanbieden en je hebt als lopend bedrijf connecties: met boeren, producenten en afnemers als restaurants in de buurt.” Duidelijk is dat Uit Je Eigen Stad de samenwerkingsverbanden heel scherp en duidelijk afstemt op het bedrijf en dat samenwerken vooral wordt benaderd vanuit een bedrijfsmatige visie.
Vertrouwen en draagvlak Om een groots project als Uit Je Eigen Stad werkelijkheid te laten worden heb je vertrouwen en draagvlak nodig: (commerciële) partners, gemeente(n) en toekom stige klanten moeten het idee hebben dat je iets waardevols neerzet, iets dat werkt. Waarom Jan van der Schans namens Havensteder vertrouwen had in Uit Je Eigen Stad heeft vooral te maken met een persoonlijke klik met de initiatiefnemers en de verregaande professionele opzet van het project. Jan had sterk het gevoel dat de oprichters gedreven professionals waren. Gedreven idealisten met een goede visie en een goed doorgerekende, sluitende begroting. Dit heeft ervoor gezorgd dat hij naar Havensteder toe een verdedigbare positie had met het voorstel een stadslandbouwproject te ondersteunen. Daarnaast heeft oprichter Bas de Groot Jan weten te enthousiasmeren met zijn groenkennis. De leermeester van Bas, Jan Willem van der
Stadslandbouw Stadslandbouw is het verbouwen (en distribueren) van voedsel in een stedelijke omgeving. Stadslandbouw bestaat vaak uit het groeien van gewassen; soms wordt er echter ook geëxperimenteerd met kleinschalige veeteelt of het kweken van vissen. Nu meer dan 50% van de mensen op aarde in steden of stedelijke omgevingen wonen, wordt er steeds meer gezocht naar manieren om in dichtbevolkte steden (duurzaam) gewassen te kweken. Naast de productie van voedsel, is stadsland-
42
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
bouw vaak populair om haar ontspannende of educatieve aspecten. Stadslandbouw kent vele vormen: direct in de grond, in bakken, in lege flessen aan het balkon, et cetera. In Nederland wordt er vaak in leegstaande panden of op braakliggende terreinen verbouwd en is het fenomeen ‘buurtmoestuin’ populair. Op commerciële schaal kent Nederland zo’n elf initiatieven in leegstaande panden en zeker zestien op braakliggende terreinen.
Schans (toevallig verre familie van Jan van der Schans), heeft op zijn beurt vooral de ideologische en groene kant van het project aan Jan en andere partijen weten over te brengen. Net als Havensteder hebben de commerciële partners volgens Huibert meegedaan omdat de heren het project zeer professioneel hebben neergezet. Daarnaast vonden veel van de partners het project eveneens inhoudelijk leuk en zinvol. Zij wilden zich middels hun diensten graag verbinden aan het project. Wanneer we het met Huibert hebben over de commerciële partners die hebben geïnvesteerd, wijst hij ons op een aantal kleurige oliedrums bovenop de toiletcontainer bij de ingang van het restaurant. Op de drums staan logo’s van de verschillende investeerders die hebben meegedaan, waaronder woningcorporatie Havensteder, verfproducent Histor en bouwbedrijf Bam. In het geval van de gemeente Rotterdam zou het nog heel wat voeten in de aarde hebben om zaken als vergunningen en bestemmingsplannen te verkrijgen en te wijzigen. Toch waren er binnen de gemeente genoeg mensen enthousiast om Uit Je Eigen Stad een stap in de goede richting te laten zetten. Zo was er bijvoorbeeld wethouder Alexandra van Huffelen, pleitbezorgster van stadslandbouw, die mensen binnen de gemeente heeft weten te enthousiasmeren voor het project. Jan van Havensteder wil hierbij benadrukken dat er van handjeklap of het nemen van een short cut geen sprake is geweest. Het is simpelweg zo dat je soms bepaalde mensen moet benaderen om een project van de grond te krijgen. Naast Alexandra was het vooral Arienne de Muynck, projectmanager stadsontwikkeling bij de gemeente Rotterdam, die zeer belangrijk was in benaderen en betrekken van de juiste gemeentelijke personen bij het project. Arienne heeft vanuit haar kennis van en liefde voor stadslandbouw Uit Je Eigen Stad aan de juiste mensen weten te koppelen. Omdat Arienne zelf betrokken is geweest bij het realiseren van een succesvol stadspark naast het metrostation Marconistraat, had zij binnen de gemeente een goede positie met betrekking tot groenprojecten. Wat betreft het draagvlak onder omwonenden en toekomstige klanten: het crowd funding evenement had al aangetoond dat men zeer positief was over een stadslandbouwproject als Uit Je Eigen Stad, bovendien was er op de Rotterdamse locatie aan de Marconistraat niet bepaald iets te beleven. Lege loodsen en braakliggende terreinen verraadden jarenlange leegstand. Een gezellige, groene impuls in een oude, half vergane loods zou alleen maar fijn zijn voor de oude fruithavens en de omliggende wijken. Volgens mede-initiatiefnemer Huibert is Uit Je Eigen Stad voor meerdere doelgroepen interessant: de cultural creatives; mensen die bewuster willen consumeren en wat meer geld over hebben voor een goede maaltijd. Werknemers uit de omgeving die kunnen komen lunchen of borrelen en gezinnen uit de buurt. Ouders die met hun kinderen komen en zonder stress wijn kunnen drinken. Al deze groepen, en nog veel meer, kunnen langskomen en genieten van een goede maaltijd, een goede sfeer en een kijkje nemen in de ‘tuin’.
Deelname Hoewel Uit Je Eigen Stad al een redelijke basis van vertrouwen had bij verschillende partijen zou het nog een hele tijd kosten om verschillende organisatie zover k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
43
te krijgen ook daadwerkelijk deel te nemen en allerlei praktische obstakels uit de weg te ruimen. Vertrouwen en draagvlak is één ding, werkelijke deelname vanuit het idee dat het project echt wat oplevert (o.a. financieel) is een tweede. In een gesprek met Jan van der Schans van Havensteder geeft hij aan dat werkelijke deelname aan het project vooral voortkomt uit het feit dat Havensteder de laatste tien, vijftien jaar een heleboel geld heeft geïnvesteerd in de omliggende buurten van de Marconistraat en dat het ontsluiten van het gebied een enorme impuls aan de leefbaarheid van de omliggende buurten zal geven. Die buurten zullen profiteren van het groen, de gezelligheid en toename in leefbaarheid: niet alleen door de aanwezigheid van groen op een voorheen lege plek, maar ook door middel van educatieve activiteiten voor kinderen uit de omgeving. Daarnaast kun je het project zien als een voorbereiding op de toekomst van het gebied: er moeten over een jaar of tien huizen rond of op het Marconiterrein komen en met Uit Je Eigen Stad als trekpleister is het gebied veel leefbaarder dan het eerst was. Jan geeft bovendien aan dat hij het belangrijk vindt dat woningcorporaties, waaronder Havensteder, zich inzetten voor het maatschappelijk welzijn in buurten. Naast het beheer en het gebruik van vastgoed, moet er, zeker in tijd van crisis, ingezet worden op leefbaarheid. Die is van grote waarde, zowel maatschappelijk als uiteindelijk financieel. Waarom de gemeente uiteindelijk heeft meegewerkt met Uit Je Eigen Stad en Havensteder, heeft meerdere redenen volgens Jan van der Schans. Een van de redenen is dat Rotterdam in 2010 graag European Green Capital wilde worden (uiteindelijk is het Stockholm geworden). Daarnaast is er de zogenaamde dag van de stadslandbouw, een hele happening die vorig jaar in Almere werd gehouden en die Rotterdam komend jaar wil hosten. Kortom: groen is booming. Wat natuurlijk ook heeft geholpen, is het werk dat zowel de initiatiefnemers van Uit Je Eigen Stad als Jan er zelf in hebben gestoken. De gemeente was blij dat er iets met het terrein ging gebeuren. Ook de gemeente zag in dat (innovatief) gebruik alleen maar bevorderlijk zou zijn voor de verdere, toekomstige ontwikkeling van het terrein en heeft het uiteindelijk voor tien jaar verhuurd.
Vergunningen, bestemmingsplannen en andere obstakels Voordat Uit Je Eigen Stad de oude loods aan de Marconistraat 39 echter daadwerkelijk kon laten verbouwen tot een bruikbare plek en kon gaan werken aan het ontwikkelen van bruikbare landbouwgrond, een eigen restaurant en winkel, moesten er nog een heleboel praktische en bureaucratische zaken geregeld worden. Zo heeft het proces rondom de vergunningen en bestemmingsplan(nen) voor de Rotterdamse locatie veel voeten in de aarde gehad. De gemeente heeft lang geworsteld met het herzien van de bestemming van het terrein. Een bestemming als landbouw bestaat wel, maar stadslandbouw niet. De gemeente toonde wel goede wil, maar moest ook denken aan handhaving en mogelijke risico’s. Waar Jan begripvol praat over vergunningen en bestemmingswijzigingen, is Huibert enigszins kritisch op de gang van zaken. Het duurde volgens Huibert veel te lang en Uit Je Eigen Stad heeft ongelofelijk veel moeten verbouwen om het pand (brand) veilig te krijgen. Vanwege een enorme gasleiding in het Marconi-gebied moest de nieuwe kas brandwerend gemaakt worden, terwijl volgens Huibert de hele buurt 44
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
in de fik zou gaan als er iets met de leiding zou gebeuren. Dat Uit Je Eigen Stad de geplande kas geheel brandwerend moest maken was buitenproportioneel, volgens hem. De horecavergunning voor het restaurant was echter wel direct geregeld, dat viel Huibert enorm mee. Ook over de gang van zaken omtrent de bestemming van de grond is Huibert wat ontevreden: omdat Uit Je Eigen Stad kippen wilde houden, moest veeteelt in de bestemming opgenomen worden. De gemeente had echter geen beleid voor duizend kippen, alleen voor veel meer, en dat creëerde enorme vertraging. De gemeente Rotterdam heeft zelfs andere gemeenten gebeld om te vragen of zij beleid hadden omtrent kleine veehouderij. Volgens Huibert hebben veel van deze, af en toe triviale zaken, veel tijd gekost. Uiteindelijk is het gehele Marconiterrein waar de Marconistraat deel van uitmaakt, met Arienne de Muynck als belangrijke spin in het web van de gemeente, omgetoverd tot de Marconi Free Zone: een tijdelijke manier van bestemmen, waarbij binnen een terrein verschillende functies relatief vrij worden gedefinieerd. Wat betreft de landbouw en veeteelt: er is tijdelijke toestemming verleend (tien jaar) voor stadslandbouw.
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
45
Nu en de toekomst Na het betrekken van partners en het overwinnen van verschillende obstakels is Uit Je Eigen Stad na een eerste seizoen telen in september 2012 opengegaan en niet zonder succes: Bas de Groot laat weten dat sinds de opening in september het restaurant elke dag bijna helemaal vol zit en dat de aanvragen voor evenementen op het terrein ook blijven binnenstromen. Het valt echter nog af te wachten of de drie initiatiefnemers er zelf wat aan over kunnen houden, maar de toekomst ziet er redelijk goed uit. Dat werd dan ook wel tijd: Bas en Johan werken al drie en een half jaar lang aan het project op de huidige locatie en er is veel spaargeld in het project gaan zitten. Bas heeft er maar liefst een ton van zijn spaargeld in geïnvesteerd, naast de tijd die het heeft gekost. Al met al is Bas al zo’n zes jaar bezig met het project. Het traject van de initiële inspiratie tot de daadwerkelijke uitvoering was lang maar ook leerzaam en Bas zit nog vol energie: de kuikens zijn net binnen, het kippenhok is volop in ontwikkeling en er loopt een grote Europese subsidie voor de A quaponics waaraan hopelijk in januari 2013 een begin kan worden gemaakt. Toch heeft Uit Je Eigen Stad nog wel wat kopzorgen: Huibert moet toegeven dat de personeelskosten nogal tegenvallen. Die zijn erg hoog. Zo hoog zelfs dat H uibert al een jaar lang geen salaris heeft ontvangen. Of daar volgend jaar verandering in gaat komen weet Huibert niet. Hij gelooft dat het bedrijf rendabel zal worden, maar vraagt zich af of de oprichters er ooit aan zullen verdienen. Daarnaast willen de heren graag door met ontwikkelen en graag goede stappen zetten in het ont wikkelen van andere locaties in Nederland. Huibert wil graag in Amsterdam aan de slag.
Tips We hebben zowel aan Uit Je Eigen Stad als aan Havensteder gevraag of de betrokkenen tips hadden met betrekking tot het ontwikkelen van samenwerken en duurzame projecten.
Tip 1: Durf te experimenteren Wat betreft de toekomst en tips voor andere projecten zijn zowel Uit Je Eigen Stad als Havensteder ervan overtuigd dat er ruimte moet bestaan voor onder
Marconi Freezone De Marconi Freezone staat ook wel bekend als Freezone Marconistrip/Merwe haven. Rondom de Marconistraat in de oude Merwehaven van Rotterdam zijn er mogelijkheden gecreëerd, volgens een tijdelijke bestemming, om in de oude havenloodsen van het voormalig spooremplacement plaats te bieden aan
46
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
teliers, tentoonstellingen, experimentele a industrie en horeca. In een van de loodsen zit Woestijn in Blik: een ideeënbureau dat plek biedt aan expo’s, vergaderingen en allerlei culturele activiteiten. Vanuit de loods is er uitzicht op de haven en op de landbouwgrond en kas van Uit je eigen stad.
nemerschap en initiatief. Zowel op beleidsmatig als op praktisch niveau moet daar meer ruimte voor komen. Het zou goed zijn als er wat meer durf- en experimenteerdrang zou ontstaan, vooral vanuit de gemeente en bijvoorbeeld de woningbouw corporaties. Dit gaat natuurlijk niet zonder plan en moet zorgvuldig gebeuren, maar het is wel goed om vanuit de ontstane economische crisis wat meer outside the box te denken. Voor Huibert is het in ieder geval duidelijk dat vooral de gemeente in de toekomst moet proberen veel flexibeler om te gaan met bestemmingsplannen en regels omtrent bouw- en woningtoezicht.
Tip 2: Levendigheid is ook winst Jan van der Schans geeft aan dat het, vanuit de instituties gedacht, belangrijk is om in te zien dat projecten met een hoge maatschappelijke waarde ‘winstgevend’ zijn in de zin dat ze levendigheid en leefbaarheid opleveren. Ondanks dat de grond afgewaardeerd moet worden, is het positief dat het stadslandbouwinitiatief reuring met zich meebrengt. Van der Schans geeft aan dat men zich moet realiseren dat de tijdelijkheid waar men nu nog mee speelt moet worden omarmd als permanente conditie voor het nieuwe vormgeven van ruimte. Als een plek succesvol blijkt en de rest van de wijk profiteert mee, dan moet je niet tien jaar later alsnog je oude plannen doordrukken. Dan moet je openstaan voor nieuwe plannen.
Tip 3: Wees professioneel Daarnaast is een tip van beide partijen dat het goed is een project op een professionele manier aan te pakken: reken je project goed door, vorm een goed team met mensen die elkaar aanvullen en versterken. Dat geeft vertrouwen aan mogelijke partners en laat zien dat er een duurzame (duurzaam in de zin van continuïteit) visie ligt. Een sluitende business case geeft veel vertrouwen en als je vanuit dat idee een verlaten of onpersoonlijke plek weer tot een fijne plek kan maken, aan place making kan doen, dan ben je al een heel eind op weg. Vanuit een goede visie is het ook gemakkelijker partners te vinden, dan kun je namelijk gericht op zoek naar die partners die je project kunnen aanvullen.
Tip 4: Maak je belangen duidelijk en sluit aan bij bestaande initiatieven Een laatste tip van Jan van der Schans is het aansluiten bij bestaande partijen en het inzichtelijk maken van gedeelde belangen. Als je duidelijk kan maken dat een project als Uit Je Eigen Stad niet alleen esthetisch werkt, omdat het de Marconistraat mooier en groener maakt, maar ook goed voor de gezondheid en goed voor kennis van tuinieren is, dan kun je samen met bijvoorbeeld de GGD en de plaatselijke ROC verder werken aan de verbetering van een wijk. Coalities bouw je vanuit gedeelde belangen, ook binnen meer experimentele projecten.
Oproep Uit Je Eigen Stad Ten slotte wil Huibert de Leede een oproep doen aan potentiële partners, vooral in Amsterdam, om samen te werken aan nieuwe locaties voor Uit Je Eigen Stad. Om het project nog meer kans van slagen te geven is Uit Je Eigen Stad op zoek naar nog veel meer mooie plekken om om te toveren tot een plek waar geteeld, gegeten en gedronken kan worden. De IJ-oevers wellicht? Interesse? Mail of bel:
[email protected] / 06-28071984. www.uitjeeigenstad.nl Marconistraat 39, 3029 AG Rotterdam
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
47
Colofon Leren van de Stad is een uitgave van het Kennisnetwerk Amsterdam, het netwerk van partijen en personen die betrokken zijn bij de wijkontwikkeling in Amsterdam. Meer informatie over het Kennisnetwerk Amsterdam en haar activiteiten is te vinden op www.kennisnetwerk-amsterdam.nl. Het onderzoek in deze publicatie is in opdracht van het Kennis netwerk Amsterdam uitgevoerd door De Doetank. De Doetank is een wetenschappelijk en artistiek collectief voor onderzoek, interventie en ondersteuning. Vanuit lokale maatschappelijke vraagstukken werkt De Doetank aan onderzoeken, projecten en interventies die denken en doen met elkaar verbinden. Thema’s als houdbaarheid, in- en uitsluiting en zelforganisatie komen in verschillende projecten aan bod. Tekst: De Doetank In opdracht van: Kennisnetwerk Amsterdam Eindredactie: Programmabureau Kennisnetwerk Amsterdam Fotografie: De Doetank (pag. 45), Stichting Wiek (omslag, pag. 7, 11, 15), TexelEnergie (pag. 7, 21, 25), Vereniging Ecodorp Brabant (pag. 7, 29, 31, 33, 35) en Uit je Eigen Stad (pag. 7, 39, 41). De afbeelding op pag. 29 komt uit The Limits to Growth (1972). Vormgeving: Studio Pollmann, Amsterdam Druk: SDA Print + Media © 2013 Kennisnetwerk Amsterdam / De Doetank
48
k e n n i s n e t w e r k a m st e r da m
Kennisnetwerk Amsterdam Overschiestraat 176 1062 XK Amsterdam www.kennisnetwerk-amsterdam.nl