Amsterdam buiten de gordel
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INLEIDING
1
Verantwoording De hoofdstukken over de zes satellietsteden van Amsterdam zijn eerder verschenen in Het Parool op 30 mei 2000 (Oudwest), 29 november 2000 (Noord), 19 april 2001 (Oost), 16 oktober 2001 (Nieuw-West), 1 april 2003 (Zuid) en 14 oktober 2003 (Zuidoost). Het cijfermateriaal is afkomstig van de Dienst Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam [O+S] (bevolking en werkloosheid) en van het Centraal Bureau voor de Statistiek (werkgelegenheid) en is bewerkt door Jan Groen, werkzaam bij O+S, en Walter Manshanden, onderzoeker bij TNO Inro in Delft. De tekst is van de hand van Parool-journalist Kees Tamboer. Het inleidende hoofdstuk van deze uitgave is samengesteld door Jan Groen, Walter Manshanden en Kees Tamboer gezamenlijk. De foto’s zijn gemaakt door fotograaf Ad Nuis. De kaarten van Amsterdam en van de zes satellietsteden zijn ontworpen door Marcel Groenen en Thijs Balder, grafische vormgevers van Het Parool. De grafische verzorging en het drukwerk zijn van Stadsdrukkerij Amsterdam NV. Deze publicatie is een gezamenlijke uitgave van: Dienst Onderzoek en Statistiek, gemeente Amsterdam Het Parool TNO-Inro Verkrijgbaar bij: Dienst Onderzoek en Statisitiek Weesperstraat 79 Telefoon 020 527 9527 1018 VN Amsterdam Fax 020 527 9595
2
[email protected] www.os.amsterdam.nl
VERANTWOORDING | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Inhoud Buiten de Gordel van Amsterdam
5
1. Oudwest, de naweeën van de suburbanisatie
17
2. Noord, het Siberië van Amsterdam
27
3. Oost, lappendeken zonder hart
37
4. Nieuw-West, de vloek van de functiescheiding
47
5. Zuid, de rijkste stad van Nederland
57
6. Zuidoost, de onoverzichtelijkste stad van Nederland
69
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INHOUD
3
4
INLEIDING | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Buiten de Gordel van Amsterdam In de tweede helft van de negentiende eeuw vond in Amsterdam een ware bevolkingsexplosie plaats, waardoor het aantal inwoners van de stad meer dan verdubbelde: van 224.000 in 1850 naar 510.000 in 1900. Vooral na 1870 ging het hard, toen Amsterdam, vanouds vooral een handelsstad, ook een industriestad werd. Vele tienduizenden landarbeiders, werkloos geworden door de import van goedkope landbouwproducten uit Amerika, zochten een toevlucht in de stad die, mede dankzij de opening van het Noordzeekanaal (1876) en het Centraal Station (1889), een ‘kleine gouden eeuw’ beleefde. Maar er was voor hen geen plaats. Al bijna twee eeuwen lang zat de stad opgesloten binnen de Singelgracht. Aanvankelijk werden de immigranten nog opgevangen binnen die gordel. Stadswallen en bolwerken werden afgebroken om ruimte te maken voor nieuwe woningen, bestaande woningen werden opgesplitst, tuinen, binnenplaatsen en gangen werden volgebouwd. Toen ging het niet meer en begonnen ‘eigenbouwers’ in de polders buiten de gordel woonkazernes te bouwen, in het wilde weg, zonder de drassige bouwgrond op te hogen. Tot de bestuurders drong het besef door dat zij het heft in handen moesten nemen. In 1863 kreeg de jonge stadsingenieur Jacobus van Niftrik opdracht een uitbreidingsplan op papier te zetten voor de stad ‘buiten hare veste’, dus buiten wat tegenwoordig het stadsdeel Amsterdam-Centrum is. Van Niftrik wilde het, geïnspireerd door de Parijse stadsbouwmeester Baron Hausmann, groots aanpakken. Helaas werd zijn plan verworpen en vervangen door een goedkoper, bekrompener en armzaliger uitbreidingsplan. Maar dat was wel het startschot voor een expansiedrift, die tot op de dag van vandaag voortwoedt. In krap anderhalve eeuw zijn zo rondom de oude binnenstad, buiten de gordel die wordt gevormd door de Nassaukade, Stadshouderskade en Mauritskade, zes ‘satellietsteden’ ontstaan, die de omvang hebben van steden als Hilversum en Arnhem: 1. Oudwest: de stad tussen de Singelgracht en de ringweg A-10 West, tussen het Vondelpark en de Haarlemmerweg, ruim 130.000 inwoners, gevormd door de stadsdelen Oud-West, Westerpark, De Baarsjes en Bos en Lommer (waarvan driekwart
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INLEIDING
5
Figuur 1 De zes satellietsteden van Amsterdam rond het centrum
Amsterdam Centrum 80.248 inwoners
Noord 87.712 inwoners
Oudwest
IJ-meer
130.441 inwoners
Nieuw-West 128.897 inwoners
IJburg
Oost Zuid
Samenstelling bevolking
99.597 inwoners
129.890 inwoners
Leeftijdsgroepen 65+ jaar 11,4%
Zuidoost 81.978 inwoners 15-64 jaar 72,4%
Herkomst
0-14 jaar Allochtonen uit niet16,2% geïndustrialiseerde landen 39,0%
Nederlanders 51,3%
Allochtonen uit geïndustrialiseerde landen 9,7%
binnen en één kwart buiten de ring ligt). 2. Noord: de stad boven het IJ, bijna 88.000 inwoners. 3. Oost: de stad tussen Singelgracht en Diemen en tussen de Amstel en het IJ, bijna 100.000 inwoners. 4. Nieuw-West: de stad ten westen van de ringweg, die gevormd wordt door de vijf Westelijke Tuinsteden Slotermeer, Geuzenveld, Slotervaart, Overtoomseveld en Osdorp, tegenwoordig samengevoegd tot drie stadsdelen (Geuzenveld-Slotermeer, Slotervaart en Osdorp), bijna 130.000 inwoners. 5. Zuid: de stad tussen het Vondelpark en Amstelveen en tussen de Amstel en de A-10 West, ook bijna 130.000 inwoners. 6. Zuidoost: de stad die van Amsterdam gescheiden wordt door Diemen en Duivendrecht, 82.000 inwoners.
6
INLEIDING | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Drie bouwmeesters Aan de expansie van Amsterdam zijn de namen van drie grote bouwmeesters verbonden. Jacobus van Niftrik was de man die, hoewel zijn adviezen niet werden uitgevoerd, de stadsbestuurders in de negentiende eeuw planmatig leerde denken. Hij werd opgevolgd door Hendrik Berlage, die in de eerste helft van de twintigste eeuw zijn stempel op de stad zette met zijn uitbreidingsplannen in Zuid en Oudwest. Berlage liet zich ooit ontvallen dat hij geen uitbreidingsplannen had hoeven tekenen, als Amsterdam naar Van Niftrik had geluisterd. Het was Berlage’s droom af te rekenen met de – door die blunder veroorzaakte – lelijkheid van de negentiende-eeuwse wijken. Na hem kwam Cornelis van Eesteren, de protagonist van de strikte functiescheiding in de stedenbouw, die op zijn beurt wilde afrekenen met het estheticisme van Berlage. Hij was de hoofdontwerper van het Algemeen Uitbreidingsplan van 1934, dat na de oorlog tot uitvoering werd gebracht en dat Amsterdam zijn hoogbouwwijken in Nieuw-West en Buitenveldert heeft verschaft, later volgens hetzelfde stramien gevolgd in Noord en de Bijlmermeer. De zes satellietsteden hebben gemeen dat ze tot Amsterdam behoren, maar ze verschillen sterk van karakter. De samenstelling en leeftijdsopbouw van de bevolking en de sociaal-economische problemen zijn anders, en dat wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de ontstaans- en bouwgeschiedenis. Oudwest is voor tachtig procent van vóór de Tweede Wereldoorlog, met veel uit de negentiende eeuw daterende ‘revolutiebouw’. Na de oorlog vluchtte een groot deel van de bevolking naar de Westelijke Tuinsteden en naar overloopgemeenten buiten de stad (‘suburbanisatie’). Die uitstroom bracht een instroom van nieuwe armoede teweeg, die weer – tot ieders verrassing – werd gevolgd door een door ‘nieuwe stedelingen’ veroorzaakte revitalisering (‘gentrification’). Noord is van oudsher door Amsterdam behandeld als afvalput en verbanningsoord. Daar moest de zware en vervuilende industrie zich vestigen, die de stad niet binnen zijn grenzen wilde houden en die in de jaren zeventig en tachtig voor een groot deel teloorging. Noord is, na Zuidoost, de minst Amsterdamse satellietstad van Amsterdam. Oost is een samenraapsel van oude arbeiderswijken uit de negentiende eeuw, dorpse wijken voor de middenklasse in Watergraafsmeer en nieuwe wijken voor de jonge ‘creatieve generatie’ in het oostelijk havengebied. Oost lijkt het meest op het Amsterdamse gemiddelde. Zuid is door een opeenvolging van toevallige factoren veruit de rijkste satellietstad van Amsterdam en waarschijnlijk zelfs de rijkste stad van Nederland. Zuidoost is de stad waar het fiasco van de tot in het absurde doorgevoerde scheiding tussen wonen, werken, vervoer en vrijetijdsbesteding tot een uitbarsting is gekomen. De middenklasse voor wie de flats van de Bijlmer werden gebouwd, bleef er in groten getale weg. De leegstand die daarvan het gevolg was, trok grote groepen bewoners aan die elders niet terecht konden. Zuidoost is een immigrantenstad geworden waarin zich een derdewereld-economie heeft ontwikkeld. AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INLEIDING
7
Haven, industrie en kantoren Amsterdam is in de laatste drie decennia van de twintigste eeuw sterk van karakter veranderd. Schoksgewijs is de stad getransformeerd van een haven- en industriestad tot een kantorenstad. Een stad waarin de commerciële en de niet-commerciële dienstverlening (onderwijs, gezondheidszorg, overheid) de toonaangevende sectoren zijn. De jaren 1970-1982 vormen de periode van de deïndustrialisatie, die volgde op de loonexplosie van midden jaren zestig. Vooral de grote steden die veel lage-lonenindustrie hadden, leden grote verliezen aan werk en welvaart. Groeide in die periode de werkgelegenheid in Nederland gemiddeld nog 0,2 procent per jaar, in Amsterdam daalde die 1,1 procent per jaar – een verlies van 4750 banen per jaar. De jaren 1982-1992, die volgden op de ‘tweede oliecrisis’ (winter 1979/1980), vormden een periode van langzaam herstel na de diepste recessie in de naoorlogse tijd. De afbraak van werkgelegenheid kwam tot stilstand en geleidelijk begon de werkgelegenheid weer toe te nemen. In die periode bedroeg de banengroei gemiddeld 0,7 procent per jaar (+3750 banen per jaar), nog altijd een procentpunt minder dan in Nederland (1,7 procent). De jaren 1992-2004 zijn de jaren van bloei. De werkgelegenheid in Amsterdam groeide zelfs iets harder dan in de rest van Nederland: gemiddeld 1,1 procent per jaar in de stad (+5150 per jaar), 1 procent in heel Nederland. Dat gold vooral voor de jaren 19941998. De zakelijke dienstverlening (Zuidas, Zuidoost, Westpoort) en vooral de ict-sector waren de motoren van de nieuwe welvaart. De jaren negentig zijn de jaren van een andere groei dan we gewend waren: de nieuwe werkgelegenheid ontstond in kleinschalige bedrijven die, doordat de computer zich van een veredelde schrijfmachine ontwikkelde tot een productiemachine, met relatief lage kapitaalkosten konden worden opgericht. In 2003 sloeg de stemming om. In dat jaar begon waarschijnlijk een nieuwe periode van teruggang – niet te vergelijken met de jaren zeventig, maar toch een keerpunt. Net als in in de rest van Nederland (–110.000 banen) ging er in Amsterdam in dat jaar werkgelegenheid verloren (–5000 banen). De werkloosheid liep, na jaren van vermindering, sterk op: met 7560 naar 51.648 niet-werkende werkzoekenden. Dat is bijna tien procent van de beroepsbevolking (15-64 jaar). Een jaar waarin het aantal werklozen ruim zeventien procent oploopt, mag je wel een ‘rampjaar’ noemen. Over de sociale en economische ontwikkeling van Amsterdam is veel cijfermateriaal beschikbaar. Over de periode 1970-2004 hebben we, voor de zes ‘satellietsteden’ buiten de gordel van de binnenstad, de cijfers verzameld en gerubriceerd. En dan blijkt, alle gemeenschappelijke grotestadskenmerken ten spijt, hoe groot de verschillen zijn tussen Amsterdam-Oudwest, Amsterdam-Noord, Amsterdam-Oost, Amsterdam-Nieuw-West, Amsterdam-Zuid en Amsterdam-Zuidoost.
8
INLEIDING | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Bevolking
Figuur 2a Kinderen (jonger dan 15 jaar) in procenten van de totale bevolking per deelgebied,
De bevolking van Amsterdam is in vijfendertig
1970 en 2004
jaar ingrijpend veranderd. Niet alleen is het aantal inwoners gezakt (van ruim 830.000 naar bijna 740.000), er wonen tegenwoordig,
30 25
zowel relatief als absoluut, minder kinderen en minder gepensioneerden in Amsterdam. In 1970 telde de stad 165.000 kinderen (tot 14 jaar), bijna twintig procent van de bevol-
20 15 10
king, in 2004 nog maar 120.000, iets meer dan zestien procent. Het aantal 65-plussers zakte in die periode van 115.000 (bijna 14
5 0 Amsterdam
Oudwest
Noord
Oost
Nieuw-West
Zuid
Zuidoost
procent) naar 84.000 (11,4 procent). Dat is 1970
opmerkelijk: Amsterdam ‘ontgroent’ en ‘ont-
2004
grijst’ tegelijk. De ontgroening is opmerkelijk, omdat de immigratie van nieuwe bewoners uit niet-geïndustrialiseerde landen en de daarop volgende gezinshereniging juist in een stad als Amsterdam groot was. De ontgrijzing is opmerkelijk, omdat de bevolking van rest
Figuur 2b Gepensioneerden (65 jaar en ouder) in procenten van de totale bevolking per deelgebied,
Nederland juist snel veroudert. Amsterdam
1970 en 2004
wordt meer en meer een stad van enerzijds alleenstaanden en samenwonende twee-
18
verdieners zonder kinderen en anderzijds
16
kinderrijke gezinnen van allochtonen. (a) Oudwest heeft een relatief grote actieve
14 12
bevolking (20-49 jaar), weinig bejaarden,
10
veel alleenstaanden. In Noord en Nieuw-
8
West daarentegen is de actieve bevolking
6
relatief klein en zijn de jongeren en bejaarden sterker vertegenwoordigd. Wat
4
Noord en Nieuw-West ook gemeen heb-
2
ben: relatief meer gezinnen en minder
0
alleenstaanden. De actieve bevolking van Zuid komt overeen met het stadsge-
Amsterdam 1970
Oudwest
Noord
Oost
Nieuw-West
Zuid
Zuidoost
2004
middelde, maar Zuid wijkt weer af doordat
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INLEIDING
9
Figuur 3a Bevolking per deelgebied verdeeld naar ‘oude’ en ‘nieuwe’ Amsterdammers* 1985 en 2004
bedroeg het gemiddeld huishoudinkomen
* ‘Oude’ Amsterdammers: Amsterdammers van Nederlandse afkomst
29.900 euro, in Waterland 28.200 euro, in Almere 26.900 euro en in de Zaanstreek
‘Nieuwe’ Amsterdammers: Amsterdammers van buitenlandse afkomst
26.300 euro. Maar dat is statistisch gezichtsbedrog, doordat Amsterdam relatief veel 100
meer alleenstaanden-huishoudens telt dan
90
de regio. Wanneer het besteedbaar inkomen
80
per inwoner wordt berekend, ziet het beeld
70
er anders uit. Dan blijken Waterland, de
60
Zaanstreek en Almere armer te zijn dan
50
Amsterdam. In Amsterdam bedroeg het
40
gemiddeld besteedbaar inkomen per inwoner
30
11.600 euro; in Waterland 11.500 euro, in de
20
Zaanstreek 11.200 euro en in Almere 10.600
10
euro. Alleen in Amstel-Meerlanden was het
0
1985 2004
1985 2004
1985 2004
1985 2004
1985 2004
1985 2004
1985 2004
Amsterdam
Oudwest
Noord
Oost
Nieuw-West
Zuid
Zuidoost
’oude’ Amsterdammers
’nieuwe’ Amsterdammers
besteedbaar inkomen per hoofd hoger: 12.700 euro. (a) Zuid is de rijkste satellietstad van Amsterdam en omgeving, Zuidoost de armste. In Zuid is het gemiddelde inkomen per persoon (14.550 euro) bijna vijftig pro-
deze stad relatief weinig jongeren en veel
komt voor een deel door de oververtegen-
cent hoger dan in Zuidoost (10.000 euro).
ouderen herbergt. Net als in Oudwest
woordiging van Turken en Marokkanen.
Het scheelt 4550 euro per inwoner, meer
wonen in Zuid bovengemiddeld veel
Dat is in Noord niet het geval. Daar zijn
dan tienduizend gulden. Twaalf en een
alleenstaanden. Oost is de stad met een
ook veel gezinnen, maar relatief veel
halve euro per dag, meer dan vijfentwintig
bevolking die het meest overeenkomt met
minder buitenlanders. Noord is nog het
het beeld van de hele stad Amsterdam.
meest een ouderwetse provinciestad.
gulden. (b) Doordat Zuid zo rijk is, de rijkste stad van Nederland eigenlijk, trekt deze satelliet-
(b) Met etnische minderheden zit Zuid uiteraard ver onder het stadsgemiddelde,
Inkomen
stad het gemiddelde inkomen per hoofd
maar – heel opvallend – Noord ook.
Amsterdam is armer dan de rest van het land.
van de bevolking voor de hele stad
Zuidoost en Nieuw-West herbergen
Volgens de laatste tellingen (in 2000) bedroeg
omhoog. Alle vijf de andere steden buiten
relatief de meeste etnische minderheden,
het gemiddeld besteedbaar inkomen in de
de gordel blijven onder dat stadsge-
maar de verschillen zijn groot: in Zuidoost
stad 22.300 euro per jaar per huishouden.
middelde (van 11.600 euro per inwoner).
wonen overwegend Surinamers,
Over het hele land gemeten was het
Antillianen en Afrikanen, in Nieuw-West
gemiddeld huishoudinkomen 24.800 euro.
overwegend Marokkanen en Turken.
Amsterdam lijkt ook armer dan zijn onmiddel-
daar is het gemiddelde huishoudinkomen
lijke omgeving: in Amstel-Meerlanden
het hoogst na Zuid, terwijl het gemiddelde
(c) Dat Nieuw-West relatief veel gezinnen telt
10
Noord is bijna even arm als Zuidoost. (c) Opmerkelijk is het beeld van Nieuw-West:
INLEIDING | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
inkomen per inwoner het laagst is na
dichtheid van Noord die van het stads-
volgens eenzelfde patroon. Noord en
Zuidoost en Noord. Oorzaak: relatief veel
gemiddelde, net als in Zuidoost, Nieuw-
Zuidoost weken daarvan het sterkst af.
gezinnen, weinig alleenstaanden. Oudwest
West en Oost.
Noord met uitschieters naar boven en naar
(c) In Zuidoost is het gemiddelde bedrag dat
beneden. In Zuidoost schoot de banen-
houdinkomen en, na Zuid en Oost, het
aan huursubsidie wordt uitgekeerd het
groei in de eerste twintig jaar ver boven
hoogste inkomen per inwoner. Daar
hoogst. Dat is logisch: de bevolking is arm,
het Amsterdamse gemiddelde uit – aan-
wonen dan ook relatief veel minder
de woningen zijn relatief groot. In
vankelijk doordat Zuidoost vanaf een nul-
gezinnen en veel meer alleenstaanden.
Oudwest wordt de minste huursubsidie
punt begon, vervolgens doordat in het
uitgekeerd, ondanks het feit dat het
industrieterrein Amstel III in sneltreinvaart
biedt een spiegelbeeld: het laagste huis-
Wonen
gemiddelde huishoudinkomen het laagst
In vijfendertig jaar is de woningvoorraad van
is van heel Amsterdam. Ook dat valt
Amsterdam geleidelijk gegroeid: van 285.000
eenvoudig te verklaren: de huurwoningen
derde deel van de banen in de industrie en
naar 375.000. Dat is een toename van 90.000
in Oudwest zijn het goedkoopst, doordat
bouw verloren. In deze sectoren daalde de
woningen, het saldo van sloop en nieuwbouw.
ze gemiddeld veel kleiner en ouder zijn
werkgelegenheid van bijna 125.000 naar
In die drie decennia is het aantal inwoners van
dan elders.
ruim 45.000. De commerciële en niet-com-
een groot aantal grote kantoren verrees. (b) Amsterdam heeft in vijfendertig jaar twee-
merciële dienstverlening compenseerden
de stad met ruim 90.000 afgenomen. Dat betekent dat het aantal bewoners per woning
Werkgelegenheid
dat verlies ruimschoots: deze twee sectoren
spectaculair is gedaald. In 1970 werden
We hebben over de periode 1970-2004 het
groeiden samen van ruim 150.000 naar
huizen gemiddeld door drie personen
aantal bedrijven en het aantal personen dat
bijna 300.000, een verdubbeling dus.
bewoond, in 2004 door twee.
in die bedrijven werkzaam was, in kaart
Oudwest springt er uit. Daar was ook veel
(a) De gemiddelde woningbezetting in heel
gebracht. Voor heel Nederland, voor heel
verlies van industriële werkgelegenheid,
Amsterdam is 1,97. Oost lijkt ook op dit
Amsterdam en voor de binnenstad en de zes
maar dat werd onvoldoende gecompen-
punt het meest op het gemiddelde van
satellietsteden daaromheen afzonderlijk. Alle
seerd. Deze satellietstad verloor in vijfen-
heel Amsterdam. Zuid daarentegen heeft
banen zijn geteld: volledige banen en deel-
dertig jaar per saldo bijna 15.000 banen.
de laagste woningbezetting: 1,73. Zuid
tijdbanen, tot en met het kleinste baantje
Oost raakte, vooral doordat daar de non-
telt dus, in plaats van acht, zeven bewo-
van één uur per week. Verdeeld over zeven
profitsector veel minder sterk groeide dan
ners per vier huizen.
sectoren. Dat materiaal levert een aantal
elders, 2000 banen kwijt. Noord heeft zich
belangrijke conclusies op:
redelijk hersteld van de enorme verliezen
stad buiten de gordel, en misschien wel
(a) Tussen 1970 en 1984 verloor Amsterdam
in de zware industrie; daar is de werkgele-
de dichtstbevolkte stad van Nederland,
veel werkgelegenheid, daarop volgde in
genheid weer ongeveer op het niveau van
met 103.000 inwoners op nog geen negen
de tweede helft van de jaren tachtig her-
vóór de eerste oliecrisis van 1973. In de
vierkante kilometer. Zuid is goede tweede.
stel en sterke banengroei, die zich in de
andere drie satellietsteden is de werk-
En Noord is de dunstbevolkte stad, met
jaren negentig in iets rustiger tempo
gelegenheid per saldo sterk gegroeid:
87.000 inwoners op 42 vierkante kilo-
voortzette. In 2002 kwam de groei tot
in Nieuw-West en Zuid met ruim 16.000
meter. Dat is niet helemaal reëel, want
stilstand en in 2003 gingen veel banen
banen, in Zuidoost met bijna 60.000
de helft van Noord is landelijk gebied.
verloren. In de zes satellietsteden ontwik-
banen. De verklaring ligt voor de hand:
Trek je dat eraf, dan nadert de bevolkings-
kelde de werkgelegenheid zich ongeveer
in die drie satellietsteden zijn langs de
(b) Oudwest is op afstand de dichtstbevolkte
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INLEIDING
11
uitvalswegen richting Schiphol en Utrecht
precies ontwikkelde. Om te beginnen zijn
werkloos. Zuid trekt het gemiddelde voor
grote kantoorgebieden ontwikkeld.
de definities van werkloosheid in Nederland
de hele stad omlaag met een werkloos-
(c) Hoewel het beeld bestaat dat in alle secto-
verschillende malen veranderd, wat tot grote
heidscijfer van 7,5 procent. (c) In negen jaar, tussen 1 januari 1995 en
ren van bedrijvigheid, zowel in de particu-
schommelingen in de cijferreeksen leidde.
liere als in de collectieve sector, schaalver-
Bovendien werden werklozen die zich in de
1 januari 2004, is de werkloosheid in
groting troef is, blijkt uit het cijfermateriaal
jaren zeventig van de vorige eeuw bij het
Amsterdam sterk gedaald, met veertig
dat dit voor een stad als Amsterdam juist
Gewestelijk Arbeidsbureau aan het Singel
procent. Er zijn wel grote verschillen.
niet het geval is. De gemiddelde omvang
meldden, niet per woonbuurt ingedeeld.
Zuidoost is koploper, met een daling van
van de bedrijven – de overheidsbedrijven
Pas sinds 1982 werden werklozen, die langer
ruim 56 procent. Dan volgt een peloton
en de instellingen in de non-profitsector
dan een half jaar buitenspel stonden en naar
van drie steden die iets boven of in de
meegeteld – is in de loop der jaren sterk
de sociale dienst moesten voor een uitkering
buurt van het Amsterdamse gemiddelde
teruggelopen. Eind jaren zeventig waren
(RWW), per stadsdeel geteld. En sinds 1990,
zitten: Zuid, Oudwest en Oost. Noord blijft
gemiddeld per vestiging veertien personen
toen de gekozen stadsdeelraden werden
achter met een daling van slechts 16 pro-
werkzaam, dat is rond de eeuwwisseling
geïnstalleerd, tellen de Amsterdamse statistici
cent. En Nieuw-West, waar het aantal
gezakt naar negen banen per bedrijf.
alle ‘niet-werkende werkzoekenden’ per
werklozen na negen jaar weer op het
Veel mensen verschaffen zichzelf werk,
stadsdeel.
oude niveau terug is, is hekkesluiter.
als kleine zelfstandigen en freelancers
(a) Het aantal geregistreerde werklozen in
(d) Opmerkelijk is de tegengestelde ontwik-
(‘self-employment’). De stad met de
Amsterdam bedroeg 51.648 op 1 januari
keling in Zuid en Nieuw-West, twee steden
meeste kleinschaligheid is Oudwest,
2004. Dat is 9,7 procent van de potentiële
met ongeveer evenveel inwoners. Nieuw-
met gemiddeld vijf personeelsleden per
beroepsbevolking (alle mannen en vrou-
West, ontstaan door de emigratie van
bedrijf, gevolgd door Zuid (7) en Noord
wen van 15-64 jaar). Het is echter realisti-
werkenden uit de verarmde negentiende-
(ook 7). Vooral Noord, waar dertig jaar
scher, omdat jongeren aanmerkelijk langer
eeuwse gordel, was in de jaren tachtig nog
geleden de bedrijven gemiddeld nog 20 à
onderwijs blijven volgen dan drie decennia
de stad met een grote werkende bevol-
21 banen telden, heeft een complete
geleden, de potentiële beroepsbevolking
king en relatief weinig werklozen. Zuid
gedaanteverwisseling doorgemaakt.
te beperken tot de mannen en vrouwen
daarentegen was toen de stad met veel
De bedrijfsomvang in Oost (9 banen
van 20-64 jaar. Dan komt het werkloos-
werklozen (vooral in de Pijp), eind jaren
per onderneming), Nieuw-West (10) en
heidscijfer ruim boven de tien procent uit.
tachtig zelfs driemaal zoveel als in NieuwWest. Gedurende de jaren negentig
Zuidoost (15) is groter dan het Amster-
(b) In vijf van de zes steden buiten de gordel
damse gemiddelde. Toch is in Zuidoost
beweegt dat werkloosheidscijfer zich tus-
begon de werkloosheid in Nieuw-West
ook een kentering gaande: in 1987 was de
sen de 11 en 12 procent van de inwoners
op te lopen en in Zuid juist te dalen.
gemiddelde bedrijfsomvang er 27 banen,
tussen 20 en 64 jaar. Dat betekent dat
West haalde Zuid in en in 2000 overtrof
een record, maar geleidelijk is de schaal-
bijna één op de acht volwassenen in die
het aantal werklozen in Nieuw-West voor
verkleining ook daar doorgedrongen.
leeftijdscategorie geen baan heeft en wel werk zoekt. Zou je de vutters, studenten,
het eerst het aantal in Zuid. (e) De ontwikkeling van Zuidoost is volkomen
Werkloosheid
partners die niet willen werken en
a-typisch. Deze stad heeft in de jaren
Het is moeilijk te achterhalen hoe de werk-
WAO’ers buiten beschouwing laten, dan
negentig gekampt met schrikbarend
loosheid zich sinds 1970 in Amsterdam
is bijna één op de zeven volwassenen
hoge werkloosheidscijfers – in 1995 was
12
INLEIDING | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
ongeveer een kwart van de beroeps-
pen vielen in Noord, met een toename van
arbeidsongeschikten), dan blijkt hoezeer
bevolking werkloos – maar is eind jaren
26 procent. In Zuid en Oudwest bleef de
Noord en Nieuw-West achterblijven bij
negentig aan een inhaalrace begonnen
schade relatief beperkt (11 à 12 procent).
de rest van Amsterdam. Voor de hele stad
en heeft nu ongeveer hetzelfde werkloos-
De overige drie steden bleven daartussenin.
geldt dat tegenover 3,5 werkenden één
heidspercentage als de meeste andere
(g) Het aantal arbeidsongeschikten schom-
niet-werkende staat – kinderen en
satellietsteden van Amsterdam. Met een
melt rond de tien procent van de potentië-
bejaarden niet meegerekend. Je kunt
belangrijk en gunstig verschil: Zuidoost
le beroepsbevolking, met uitschieters in
het ook zo zeggen: zeven werkende
telt opvallend veel meer kortdurende
Nieuw-West (bijna twaalf procent) en
Amsterdammers werken voor twee extra.
werkloosheid en veel minder langdurige
Noord (bijna vijftien procent). Als we ervan
Ruim twintig procent inactiviteit is al een
werkloosheid. Wat Zuidoost ook onder-
uitgaan dat in de WAO erg veel verborgen
wankel draagvlak. Maar in Nieuw-West
scheidt van de andere steden: het is
werkloosheid zit, dan is de conclusie tame-
waar zes werkenden voor twee niet-
de stad waar de meeste inwoners werk
lijk schokkend: in de zes steden buiten de
werkenden zorgen, is een kwart van de
vinden in hun eigen omgeving.
gordel werkt eenvijfde tot een kwart van
beroepsbevolking inactief en in Noord,
de volwassenen tussen de 20 en 64 jaar
met vijf werkenden tegenover twee
niet.
niet-werkenden, bijna dertig procent.
(f) Het jaar 2003 is een rampjaar. In heel Amsterdam nam het aantal werklozen voor het eerst sinds 1995 weer sterk toe: met
(h) Delen we het aantal werkenden door het
ruim zeventien procent. De hardste klap-
aantal niet-werkenden (werklozen plus
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INLEIDING
In het rijke Zuid daarentegen werken negen mensen voor twee extra.
13
Bestuurders of uitvoerders? We hebben Oudwest, Noord, Oost, Nieuw-West, Zuid en Zuidoost zes satellietsteden van Amsterdam genoemd, die de omvang hebben van steden als Hilversum en Arnhem. Die vergelijking gaat natuurlijk niet helemaal op. Deze zes satellietsteden zijn niet, zoals ‘echte steden’, organisch gegroeid vanuit en rondom een eigen centrum. Ook later is in geen van de zes steden een eigen stadshart ontstaan. Het zijn Amsterdamse steden, die één gemeenschappelijk centrum hebben: de Amsterdamse binnenstad. Maar het zijn ook zes totaal verschillende steden, die weinig of niets met elkaar van doen hebben. Zes steden met verschillende sociale en economische problemen. De positie van de gekozen bestuurders in die zes steden is verre van gemakkelijk. Zij kunnen niet zelf, naar eigen inzichten, bedrijventerreinen ontwikkelen en economisch beleid voeren. Maar ze zijn wel verantwoordelijk voor het oplossen van de sociale problemen, die vaak het gevolg zijn van het ontbreken van passende werkgelegenheid in de onmiddellijke omgeving. De bestuurders zitten met een erfenis, in een gefixeerde situatie – zij kunnen nauwelijks grote initiatieven nemen. Vaak zijn ze meer uitvoerders dan bestuurders. Misschien verdient het aanbeveling de dertien stadsdelen buiten de binnenstad samen te voegen tot de door ons beschreven zes steden en de bestuurders meer bevoegdheden te verlenen. Zijn vanaf het Waterlooplein wel al die verschillende problemen en geschiedenissen te overzien? Zou door zo’n herschikking het bestuur, mits voorzien van een veel beter opgetuigd ambtenarenapparaat, niet dichter bij de bewoners komen te staan? Het is een grondige studie waard. Zie wat er is gebeurd in Amsterdam-Noord en Amsterdam-Zuidoost. Deze twee satellietsteden hebben één bestuur, dat een eigen, herkenbaar beleid voert – herkenbaarder in elk geval dan in de andere vier het geval is – en dat zijn eigen ambtenaren op hetzelfde spoor heeft gekregen. En hebben niet juist deze twee steden zich vanuit een bijna uitzichtsloze achterstandspositie weten terug te vechten? •
Jan Groen Walter Manshanden Kees Tamboer (november 2004)
14
INLEIDING | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | INLEIDING
15
16
OUDWEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
1. Oudwest, de naweeën van de suburbanisatie Jacobus van Niftrik, zoon van een Nijmeegse dijkschout, was een briljante man. Achttien jaar was hij toen hij, na een studie in Delft, opzichter werd bij Waterstaat in Brabant. En in 1863 veroverde Van Niftrik, net dertig jaar oud, een topfunctie in Amsterdam; hij werd stadsingenieur. Met een fantastische opdracht: een uitbreidingsplan ontwerpen voor de snel groeiende stad. Van Niftrik was een bewonderaar van baron Haussmann, de stadsbouwmeester van Parijs die in die jaren zijn stad openbrak met brede boulevards. Hij droomde ervan Amsterdam dezelfde allure te geven als de Franse hoofdstad, maar met dit essentiële verschil: hij hoefde geen dichtbevolkte krottenwijken te laten slopen. De jonge stadsingenieur tekende een gordel rond de Singelgracht, die een verdubbeling van het stadsoppervlak zou omvatten, ruim opgezet met arbeiderswijken, villabuurten en woningen voor de middenstand, gescheiden door plantsoenen. Met brede straten, ruime pleinen, veel water, fabrieksterreinen en een volkspark rond de katholieke begraafplaats De Liefde als tegenhanger van het deftige Vondelpark. In 1866 was het plan klaar. Van Niftrik oogstte lof van alle kanten. Maar in april 1868 keurde de Amsterdamse gemeenteraad het plan af – de onteigeningskosten zouden te hoog oplopen. Met dit besluit zette de raad de deuren wijd open voor de ‘revolutiebouw’ van de 19de eeuwse grondeigenaren en bouwspeculanten. De stedenbouwkundige criminaliteit begon aan de zuidflank (De Pijp) en sloeg weldra over naar de westrand van de stad. Daar ontstond een Dichtersbuurt zonder enige poëzie en een Staatsliedenbuurt zonder enige stijl. Smalle, donkere straten. Gammele, ondiepe, onhygiënische huizen. Armetierige plantsoentjes, geen volkspark. Hier groeide de kern van wat tot op de dag van vandaag misschien wel het lelijkste, armzaligste stuk van Amsterdam is, begin vorige eeuw uitgebreid met een aantal volksbuurten die – afgezien van een paar eilandjes van Berlage en de Amsterdamse School
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OUDWEST
17
en van de eerste vingeroefeningen van de adepten van het Nieuwe Bouwen – in stedenbouwkundig opzicht weinig vernieuwing brachten. En de stadsvernieuwingsgolf die in het laatste kwart van de twintigste eeuw de Kinkerbuurt-Zuid en de kop van de Staatsliedenbuurt overspoelde of de nieuwbouw aan weerszijden van de Kostverlorenvaart hebben dat beeld evenmin ingrijpend kunnen veranderen. Oudwest wordt gevormd door de vier stadsdelen Oud-West, Westerpark, De Baarsjes en Bos en Lommer. Oudwest is tegelijk de kleinste en de grootste deelstad van Amsterdam. Het landoppervlak is 8,64 vierkante kilometer, krap eentwintigste deel van het totale landoppervlak van Amsterdam. Maar Oudwest herbergt wel bijna eenvijfde deel van de Amsterdamse bevolking: 130.441 inwoners op 1 januari 2004. Ongeveer evenveel als in Arnhem, de tiende stad van Nederland. Met meer dan vijftienduizend inwoners per vierkante kilometer, 65 vierkante meter per persoon, straten, pleinen, parken, kantoren en bedrijfsterreinen meegerekend, is Oudwest, de enorme leegloop van de afgelopen dertig jaar ten spijt, nog steeds veruit het dichtstbevolkte gebied van Amsterdam. Deze ongestructureerde deelstad heeft, ondanks twee tegenpolen aan de flanken – de rijke strook langs het Vondelpark in het zuiden en de relatief zeer arme Kolenkit-buurt in het uiterste westen, aan gene zijde van de ringweg A-10 – veel gemeenschappelijk. Het aantal gezinnen is relatief klein, alleenstaanden zijn oververtegenwoordigd. Er zijn sterke concentraties van Marokkaanse en Turkse Amsterdammers. De werkloosheid is groot, de bedrijvigheid zeer kleinschalig en kwetsbaar. Het gemiddeld besteedbaar inkomen is betrekkelijk laag. Tachtig procent van de woningen dateert van vóór de oorlog en zijn, naar moderne maatstaven, klein en oncomfortabel. Er is in vijfendertig jaar veel veranderd. Uit het cijfermateriaal dringt zich een harde conclusie op: Oudwest is zwaar getroffen door de Ramp van de Suburbanisatie – de vlucht van zowel bewoners als bedrijven naar de rand van de stad of nog verder weg.
18
OUDWEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Figuur 1.1 De bevolking van Oudwest naar leeftijd en etniciteit
Amsterdam
Oudwest 130.441 inwoners
Noord
Bos en Lommer 31.220 inwoners Westerpark
Haarlemmerweg
ijte rww ee
ffddwee HHoooo
Erasmuspark
enalen Jan v. Gat stra
DD
Samenstelling bevolking Leeftijdsgroepen
tij n stan aat CCoon enssstr g HHuuyyg
Mercatorplein
at rstra inke KKin
65+ jaar 7,7%
n
34.005 inwoners
Zuidoost
trtraaatt rcqs ee Cle
gg
aat rtsenstr vveert JJaann EE
De Baarsjes
Zuid
gg Nas sua kad e
en Bos erweg mmm LLoom
A10
33.317 inwoners
Ru
IJ-meer
Oost
l
.d e
ste
Westerpark
dmm
Centrum
NieuwWest
Am
AAd
m tooom Over O
Oud-West Concertgebouw
31.899 inwoners
Herkomst
0-14 jaar 14,8%
15-64 jaar 77,4%
Allochtonen uit nietgeïndustrialiseerde landen 41,7%
Nederlanders 48,8%
Allochtonen uit geïndustrialiseerde landen 9,5%
Bevolking
‘grijzer’ dan Amsterdam: 31.995 bewoners
uit geïndustrialiseerde landen), bijna fifty-fifty
In 1970 telde Oudwest 203.251 inwoners. Per
van 65 jaar en ouder (15,7 procent van de
dus, wijkt niet sterk af van die over heel
saldo zijn in vierendertig jaar 72.807 inwoners
bevolking). In drie decennia is Oudwest twee-
Amsterdam. Wel is de oververtegenwoordi-
vertrokken. Het is een bevolkingsafname van
derde deel van zijn vijfenzestigplussers kwijt-
ging van Marokkanen en Turken en de onder-
35,8 procent, meer dan driemaal zo sterk als
geraakt; het aantal is teruggelopen tot 10.068
vertegenwoordiging van Surinamers en
in heel Amsterdam. Nog opvallender zijn de
(7,7 procent van de bevolking, tegen 11,4
Antillianen kenmerkend. In Oudwest woont
veranderingen in de samenstelling van de
procent in Amsterdam).
meer dan een kwart van alle Amsterdamse
bevolking. In Oudwest is sprake van ‘ontgroe-
Pas sinds begin jaren tachtig worden in de
Marokkanen en Turken. Van de 63.000
ning’ en - zeer verrassend – ‘ontgrijzing’.
statistieken ‘etnische groepen’ onderschei-
Amsterdamse Marokkanen wonen er bijna
Het aantal kinderen (0-14 jaar) is gehalveerd,
den. In twintig jaar (1985-2004) is het aandeel
16.000 in Oudwest, van de 37.500 Turken
van 38.332 naar 19.366. Dat is 14,8 procent
van de ‘oude Amsterdammers’ gedaald van
10.100. Van de ruim 83.000 Surinamers en
van de bevolking, tegen 16,2 procent in heel
76 naar 49 procent. De verhouding autoch-
Antillianen in Amsterdam daarentegen wonen
Amsterdam. In 1970 was dit gebied nog
tonen-allochtonen (inclusief de allochtonen
er iets meer dan 10.000 in dit gebied.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OUDWEST
19
Figuur 1.2 Banengroei in Oudwest, Amsterdam en Nederland, 1972-2001
enorm. Het stadsdeel Oud-West (met de
(procentuele mutaties vijfjaarsgemiddelden)
Vondelparkstrook) is op twee na het rijkste stadsdeel; Bos en Lommer (met de Kolenkit-
4
buurt) is het armste stadsdeel. Het besteed-
3
baar inkomen per persoon ligt in het
2
stadsdeel Oud-West 800 euro bóven het
1
Amsterdamse gemiddelde, in Bos en Lommer 2300 euro daaronder. Het betekent dat de
0
bewoners van Bos en Lommer per maand
-1
gemiddeld bijna 260 euro minder te besteden
-2
hebben dan de inwoners van stadsdeel
-3
Oud-West.
-4 -5
Werkgelegenheid
-6 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 Nederland
Amsterdam
Oudwest
In de afgelopen drie decennia is het jaar 1985 een keerpunt: na jaren van banenverlies begon de werkgelegenheid in Nederland weer langzaam te groeien. Het Akkoord van
Woningen en huishoudens
kleine woningen, van drie kamers of minder
Wassenaar (november 1982) markeert de
Ondanks de stadsvernieuwing is het aantal
(81 procent). Gezinnen met kinderen hebben
omslag: de vakbeweging koos voor loonmati-
woningen bijna gelijk gebleven: van 74.186 in
deze woningen in groten getale verlaten, ze
ging, de werkgevers toonden zich bereid
1970 naar 71.806 begin 2004. De bevolking is
zijn overgenomen door alleenstaanden en
tot arbeidstijdverkorting (atv). Aan het
spectaculair gedaald. Dit betekent dat het
huishoudens zonder kinderen – vaak jonge-
dramatische banenverlies gedurende de
gemiddeld aantal inwoners per woning sterk
ren. De leeftijdgroep 20-49 jaar is hier dan
jaren zeventig en de eerste helft van de jaren
is teruggelopen: van 2,74 naar 1,82.
ook sterker vertegenwoordigd dan waar ook
tachtig, kwam in Nederland en in Amsterdam
Dit is weer te verklaren uit het feit dat
in Amsterdam.
in 1984 een eind. In Oudwest gebeurde dat pas vier jaar later.
Oudwest relatief veel alleenstaanden herbergt. Meer dan de helft van de huishoudens
Inkomens
Per saldo is in vijfendertig jaar het aantal
wordt gevormd door één persoon (52,7
Woont in Oudwest 17,6 procent van alle
banen van meer dan een uur in heel
procent). Dat ligt ver boven het aandeel
Amsterdammers, de deelstad herbergt 22,9
Nederland 37 procent gegroeid (van 5,5 naar
eenpersoons huishoudens in heel Amsterdam
procent van de Amsterdammers met bijstand:
7,5 miljoen). Amsterdam is daar sterk bij
(45 procent).
8840 personen (in 2003). Het besteedbaar
achtergebleven met een bescheiden groei
De oorzaak is dat in Oudwest veel oude,
inkomen per inwoner (10.850 euro, in 2000)
van 6,4 procent (van 470.000 in 1970 naar
kleine woningen zijn. Van alle zes de deel-
is gemiddeld dan ook lager dan het
500.000 in 2004). En in Oudwest is de werk-
steden telt Oudwest veruit de meeste
Amsterdamse gemiddelde (11.600 euro).
gelegenheid met bijna een kwart gekrompen:
vooroorlogse woningen (79,3 procent van
Dat scheelt bijna 62,50 euro per maand.
van 60.400 banen in 1970 naar 45.700 in
het totale woningbestand) en de meeste
Binnen Oudwest zijn de welvaartsverschillen
2003. Wel is opmerkelijk dat in 2003, toen in
20
OUDWEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
wordt kleinschaliger, in Oudwest is die ontwik-
Figuur 1.3 Banen in Oudwest naar sector, 1970 en 2004
keling nog scherper. In heel Amsterdam 1970 20,9%
daalde de gemiddelde bedrijfsgrootte van
2004 5,9%
16,7% 39,4%
industrie 2,4% 10,3%
9,1% 5,1% 22,5%
twaalf banen in 1970 naar negen in 2004,
bouw
in Oudwest van zeven naar vijf. Dit betreft
transport/communicatie
banen van meer dan een uur. Wordt uitge-
consumentendiensten
gaan van het aantal banen van twaalf uur of
zakelijke diensten
meer, dan is de gemiddelde bedrijfsomvang
non-profit
in Amsterdam 7,1 en in Groot Oud-West 4,1 banen.
28,3%
19,7% 19,7%
Werkloosheid In Oudwest is de werkloosheid (11.255 eind 2003) hoger dan elders in Amsterdam, zelfs
heel Nederland en Amsterdam de werkgele-
bedrijven in Amsterdam ongeveer tweemaal
hoger dan in Zuidoost, namelijk 11,8 procent
genheid sterk kromp, er in Oudwest vijfhon-
zo groot als in Oudwest.
van de potentiële beroepsbevolking (van
derd banen bij kwamen, en dat terwijl het
Het aantal bedrijfsvestigingen in Amsterdam,
20-64 jaar). Bijna de helft van de werklozen
aantal bedrijven in Oudwest in datzelfde jaar
in de marktsector en de collectieve sector
staat te boek als ‘langdurig werkloos’ (langer
met 275 terugliep.
samen, was in 1988 weer terug op het niveau
dan een jaar): 46,4 procent. Meer dan een
De grootste verliezen zijn geleden in de
van 1970, in Oudwest pas in 2000. In 2004
kwart (27,1 procent) staat zelfs langer dan
industrie. Het aantal industriële banen is in
telt Amsterdam 57.632 bedrijven, een
drie jaar ingeschreven.
Amsterdam teruggelopen van 97.000 naar
toename van 53,7 procent. In 2004 zijn er
Opmerkelijk is dat, terwijl in de jaren 1990-
33.600, in Oudwest van 10.100 naar 2700.
in Oudwest 8553 bedrijven gevestigd, een
1994 het aantal banen in Oudwest ongeveer
Drie decennia geleden was de dienstverlening
toename van slechts 4,3 procent ten opzichte
stabiel bleef, het aantal werklozen in de jaren
aan consumenten in Oudwest de grootste
van vijfendertig jaar geleden).
1990-1995 zeer sterk groeide: van 15.677
sector (29 procent van alle banen), in 2004
Toch is er de laatste jaren sprake van een
naar 19.797. Dat is een toename van 26
was de non-profit-sector de grootste werk-
kentering: Amsterdam groeit sneller dan
procent. Hiervoor is een combinatie van
gever (39 procent van alle banen).
Nederland, Oudwest groeit zelfs iets sneller
verschillende verklaringen denkbaar:
Het verlies aan bedrijfsvestigingen was in de
dan Amsterdam. De groei van het aantal
(a) Een deel van de werkende bevolking in
jaren zeventig en tachtig in Oudwest zeer
bedrijfsvestigingen in Oudwest (3,5 procent
Oudwest dat in hun eigen gebied werkte,
groot. Tot 1984 verloor Amsterdam
per jaar sinds 1994) overtreft die van
verhuisde naar elders, maar bleef daar
gemiddeld per jaar 1,3 procent aan bedrijven,
Amsterdam (2,3 procent).
wel werken; hun woningen werden over-
Oudwest 2,4 procent. In 1985 groeide het
Tegenover de toename van het aantal
aantal bedrijven in Amsterdam voor het eerst
bedrijfsvestigingen sedert het midden van
weer (+ 1,7 procent), in Oudwest ging de
de jaren tachtig staat een sterke daling van
Oudwest, waardoor veel bewoners werk-
daling door (- 4,3 procent). In de daarop
het aantal ‘werkzame personen’ (banen) per
loos werden. Toen de werkgelegenheid
volgende jaren was de groei van het aantal
bedrijf. Het bedrijfsleven in heel Amsterdam
zich herstelde, stonden ze al te lang
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OUDWEST
genomen door werklozen. (b) Tot 1985 werden veel banen vernietigd in
21
buitenspel. De nieuwe banen waren voor
Figuur 1.4 Werkloosheid in Oudwest en Amsterdam, 1982-2003 (procentuele mutaties per jaar)
hen niet geschikt, of omgekeerd: zij waren niet meer geschikt voor de nieuwe banen. Die banen gingen naar mensen van buiten Oudwest. (c) Veel nieuwe banen gingen niet naar de werkloze mannen van Oudwest, maar naar nieuwkomers op de arbeidsmarkt daar: vrouwen.
60 50 40 30 20 10 0 -10 -20 1982
1984
Oudwest
22
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
Amsterdam
OUDWEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Michael Porter en Jane Jacobs Verantwoordelijk voor het wel en wee van de Amsterdammers buiten de binnenstad zijn de bestuurders van de dertien stadsdeelraden. Zij hebben veel te zeggen over het onderwijs, de woningbouw, het buurtwerk, de kinderopvang, het groen, de vuilnisophaal. Maar zij hebben, wonderlijk genoeg, weinig of geen bevoegdheden als het gaat om de bestrijding van de werkloosheid en het aantrekken van werkgelegenheid. Ook is er op deze terreinen nog maar nauwelijks sprake van echte samenwerking. Een nieuwe aanpak van de schrijnende werkloosheid is tergend langzaam op gang gekomen. Dat is de stadsdeelbestuurders niet aan te wrijven. De ongeïnteresseerdheid en het gebrek aan coordinatie bij de bestuurders in het stadhuis aan het Waterlooplein – in het jargon van Amsterdam ‘de centrale stad’ – was hieraan debet. Dankzij niet-aflatende druk van onderop is er een kentering gekomen. De combinatie van intensieve begeleiding, brede hulp en strakke afspraken om de vele langdurig werklozen naar de arbeidsmarkt te zuigen, begint wortel te schieten. Maar sociaal beleid is vleugellam zonder economisch beleid. De Amerikaanse econoom Michael Porter, befaamd om zijn theorie van de industriële clusters, heeft tien jaar geleden met een grote groep studenten onderzoek verricht naar de economische kansen voor oude, verwaarloosde stadswijken. The Competitive Advantage of the Inner City heette het rapport dat hij in het voorjaar van 1995 uitbracht. Zijn conclusie: louter sociale programma’s ontwikkelen werkt averechts – die bevestigen alleen maar het isolement van de achterstandsbuurten. De volgorde moet worden omgekeerd: niet steeds meer sociale investeringen plegen in de hoop dat economische activiteiten zullen volgen, aldus Porter, maar een economisch model ontwikkelen dat ervan uitgaat dat bedrijven in oude stadswijken winstgevend moeten en kunnen zijn. Daartoe moeten de vestigingsvoordelen van die wijken, waar de bewoners in doorsnee bereid zijn voor een relatief laag loon hard te werken, ten volle worden benut. Het is absoluut noodzakelijk, doceert Porter, het werk bij de mensen te brengen. Alle plannen de bewoners van deze wijken dagelijks te laten pendelen naar bedrijven ver van huis, zijn gedoemd te mislukken. De overheid moet de economische ontwikkeling van die stadswijken voorrang geven boven het ontwikkelen van naargeestige industrieterreinen aan de rand van de stad. Ten onrechte worden de oude stadswijken door de investeerders gediscrimineerd, schrijft Porter. Maar die discriminatie is niet tegen te gaan met regels en geboden. Het enige wat helpt is: er moet winst worden gemaakt. En dat kan, als zakenmensen, bestuurders, ambtenaren, welzijnswerkers en actievoerders de handen ineenslaan. Die boodschap sluit naadloos aan bij het hartstochtelijk en meeslepend J’accuse van
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OUDWEST
23
Jane Jacobs die, bijna een halve eeuw geleden, met haar boek The Death and Life of Great American Cities de profeten van de functiescheiding (mensen mogen niet wonen waar ze werken) betichtte van moord met voorbedachte rade op het rijk geschakeerde leven in de stad. Maar nog altijd lijken de stadsbestuurders Oost-Indisch doof. O jawel, er wordt vandaag gretig lippendienst bewezen aan de vergeelde idealen van de ‘functiemenging’. Sla er de glossy uitgevoerde bijdragen van het Amsterdamse stadsbestuur maar op na: Amsterdam complete stad (oktober 1999) en de Nota Stedelijke Vernieuwing (december 1999). In het Actieprogramma Economische Structuur II (Naar een complete en weerbare stadseconomie) staat zelfs: ‘In het beleid dat werk en bedrijvigheid weer terugbrengt naar de wijken, is noodzakelijk, dat voor dat werk en die bedrijvigheid dan ook de fysieke mogelijkheden en ruimte moet (sic!) worden gegeven.’ Krukkig taalgebruik, maar wel veelbelovend. Op papier. In de praktijk zoekt het stadsbestuur vooral de publiciteit als er weer een groot bedrijf aan de rand van de stad neerstrijkt. Machteloos En de bestuurders van Oudwest staan tamelijk machteloos aan de zijlijn. Denk niet dat ze niets zitten te doen. Integendeel! Wie de vele kilo’s papier doorworstelt die zijn gewijd aan het economisch beleid van Oud-West, Westerpark, De Baarsjes en Bos en Lommer, raakt onwillekeurig onder de indruk van de inventiviteit, de toewijding en het uithoudingsvermogen van de stille werkers in de stadsdeelkantoren. Maar zij moeten met lede ogen aanzien hoe de dames en heren van de Grote Zakenwereld, gedienstig begeleid door de dames en heren bestuurders van de Grote Stad, hun leeggezogen buurten angstvallig vermijden. Natuurlijk, er gebeurt wel het een en ander. Westerpark ontwikkelt een nieuwe woonwerk-wijk in de Houthaven en werkt tevens, in navolging van de geslaagde culturele metamorfose van het Westergasfabriek-terrein, aan een modern bedrijfsterrein grenzend aan het Waterleiding(GWL)-terrein. Het stadsdeel Bos en Lommer wil het Jacobse- en Van Es-achtige industrieterrein Landlust, westelijk van de Centrale Markthallen, omtoveren tot een modern ‘zaken- en dienstencentrum’. Dwars door Bos en Lommer loopt de westtak van de A-10. Die snelweg is net weer opgelapt en had eigenlijk geheel onder de grond weggewerkt moeten worden. Dan hadden er huizen en kantoren overheen gebouwd kunnen worden. Dat is niet gebeurd, omdat het rijk en de stad er geen geld voor over hadden. Een gemiste kans. Op de enige plek waar het wel mogelijk werd gemaakt, bij de kruising van de Bos en Lommerweg en de ringweg, is inmiddels het nieuwe, levendige Bos en Lommerplein ontstaan, waardoor
24
OUDWEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
de twee gescheiden helften van het stadsdeel iets dichter bij elkaar zijn gebracht. Maar om de bewoners ten noorden en ten zuiden van het plein tegen de stank en het onmenselijke lawaai van de snelweg te beschermen, is bedacht de bestaande bebouwing te vervangen door nieuwbouw van woningen en kantoren met een gesloten, vierentwintig meter hoge gevel aan de achterzijde. De Baarsjes is bezig de omgeving van het Jan van Galenbad, ook grenzend aan de A-10, met twee ‘markante kantoortorens’ te veranderen in een eigentijds businesscentrum; het oude bad is inmiddels gesloopt en zal worden vervangen door een nieuw zwembadcomplex: ‘SportPlaza Mercator’. Het oude Riva-terrein aan de Kostverlorenvaart moet worden omgedoopt tot een ‘Baarsjesboulevard’, waar de Westermoskee zal verrijzen en waar wonen en werken weer een eenheid zullen vormen. Alleen stadsdeel Oud-West is stiefmoederlijk bedeeld met mogelijkheden. De Kinkerbuurt-Zuid is twintig jaar geleden wel tegen de vlakte gegaan, maar toen is verzuimd ruimte uit te sparen voor bedrijven. Het terrein van het voormalige Wilhelmina Gasthuis is, afgezien van een bedrijfsverzamelgebouw en een aantal ateliers, volgeplempt met woontorens. Misschien lukt het de tramremise aan het Bellamyplein om te bouwen tot een alternatief (‘off Broadway’) uitgaanscentrum. Voor het overige blijven voor de stadsdeelbestuurders voornamelijk de kruimels van de buurteconomie over. Ze moeten vooral veel starters begeleiden en ‘bedrijfsverzamelgebouwen’ in het leven roepen. Ze moeten vooral ook hun winkelbestand op peil brengen en bevorderen dat leegkomende winkelpanden in zijstraten niet meteen voor bewoning worden geconfisqueerd, maar een nieuwe bedrijfsmatige functie krijgen – als kantoortjes voor beginners bij voorbeeld, of desnoods als servicepunten voor ouderen. Dit zijn niet de activiteiten die Harvard-econoom Michael Porter bedoelde, toen hij in de zomer van 1995 zijn revitaliseringsplan voor oude stadswijken uitstippelde. Het blijft sociaal beleid, waarop ten onrechte het etiket ‘economisch beleid’ is geplakt. En zo zullen nog tot in lengte van jaren de naweeën van de suburbanisatie voortwoekeren en blijven de Zuidas, Schiphol, Amstel I, II en III, Sloterdijk en Watergraafsmeer de dichtbevolkte satellietstad Oudwest economisch leegzuigen. •
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OUDWEST
25
26
NOORD | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
2. Noord, het Siberië van Amsterdam Had Amsterdam maar beter geluisterd naar Jacobus van Niftrik. Niet alleen toen de jonge stadsingenieur in 1866 zijn mooie uitbreidingsplan rond de Singelgracht offreerde, maar ook toen de bestuurders hun blik naar het noorden richtten. In 1902, produceerde een door de gemeenteraad ingestelde commissie een nieuw uitbreidingsplan voor het grotendeels braakliggende gebied ‘benoorden het IJ’. Daarheen moest, vond de IJ-commissie, de industrie verhuizen die in de dichtbevolkte stad zelf niet te handhaven was. En daaromheen konden dan wat goedkope arbeiderswijken worden gebouwd. Eén commissielid verzette zich tegen het advies: Jacobus van Niftrik, inmiddels gepensioneerd. Zijn minderheidsstandpunt was al even visionair als zijn oude uitbreidingsplan: het IJ moest worden ‘omgelegd’. Een kanaal ‘om de Noord’ zou de scheepvaart op het IJ moeten ontlasten, waarna beide oevers – door stukken van het IJ te dempen – dichter bij elkaar konden worden gebracht. De beoogde stadsuitbreiding was volgens hem gedoemd te mislukken als Noord niet ‘innig met de oude stad (door vaste bruggen) wordt verbonden’. En weer bleef Amsterdam doof. Van Niftrik heeft wel gelijk gekregen. In de eeuw van zijn bestaan is de ‘Overkant van het IJ’ nooit Amsterdam geworden. In zijn prachtige boek Zo dicht bij Amsterdam, waarin hij het eenzame gevecht van Jacobus van Niftrik onder de stoflaag van de stadsgeschiedenis wegtrekt, beschrijft Jan Donkers hoe het was te leven en op te groeien aan de wrong side of the track, achter het Centraal Station – ‘een gedrocht waarmee Amsterdam de overzijde van het IJ ceremonieel de kont toekeerde’. Noord kreeg (en krijgt!) geen bruggen. Pas in 1968 kwam er een tunnel – maar alleen voor automobilisten op weg naar de overloopgemeenten in Noord-Holland. Fietsende bewoners van dit stadsdeel bleven (en blijven!) aangewezen op kille, trage ponten. Donkers noemt, in zijn somberste buien, Noord het ‘Siberië van Amsterdam’, en inderdaad, Amsterdam heeft door de jaren heen het gebied aan gene zijde van het water
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NOORD
27
voornamelijk gebruikt als verbanningsoord: – voor de op de Dam geëxecuteerde criminelen in vroeger eeuwen, wier lijken werden tentoongesteld op de punt van De Volewijck, de landtong in het IJ waar nu de Tolhuispont aanmeert; – voor de onveilig geachte, lawaaiige, vervuilende industrie begin vorige eeuw; – voor de arbeiders die zo dicht mogelijk bij hun fabriek moesten wonen, in buurten met een minimum aan voorzieningen, zonder ziekenhuis, zonder middelbare scholen, zonder restaurants, zonder bioscopen; – voor paupers en asocialen die er voor de oorlog in opvoedgetto’s werden opgesloten; – een halve eeuw later voor asielzoekers, die op een ‘hotelboot’ in het verlaten gebied van de voormalige vuilverbranding moesten worden ondergebracht; – en nu, op het terrein van de voormalige NDSM-werf, de leveranciers van de Amsterdamse subcultuur voor wie in de nette, opgeruimde, veryuppiserende gewone stad geen plaats meer is. In het Algemeen Uitbreidingsplan van 1934 wordt Amsterdam-Noord ‘een stedenbouwkundige fout’ genoemd. Dat hoeft op zichzelf nog geen echte diskwalificatie te betekenen, want het AUP is geschreven door Cornelis van Eesteren en doordrenkt van de dogma’s van het Nieuwe Bouwen die de functiescheiding tussen wonen, werken en vrijetijdsbesteding voorschrijven. Dat is Noord voor een deel bespaard gebleven. Toch is Amsterdam-Noord, ondanks de voorbeeldige inzet van de legendarische Woningdienstdirecteur Arie Keppler, nooit een eenheid geworden. Industriestad Amsterdam-Noord telde op 1 januari 2004 ongeveer evenveel inwoners als Hilversum: 87.712. Zij wonen in een samenraapsel van vooroorlogse arbeidersbuurten en tuindorpen en naoorlogse flatwijken die vaak dezelfde ontmoedigende eenvormigheid uitstralen als de westelijke tuinsteden of de Bijlmer. Het is een stad waar de straten en pleinen nauwelijks naar personen zijn vernoemd. Een stad zonder hart, zeker sinds het Mosveld, met zijn unieke voetbalterrein van de Volewijckers tussen de huizen, midden jaren zestig werd opgeofferd aan een aanvoerweg naar de IJ-tunnel. Een industriestad was het. Want wat stond er niet allemaal op die tien kilometer lange noordelijke IJ-oever? De oude vitrioolfabriek van Ketjen was in 1900 verkast van de Overtoom naar Nieuwendam. Hetzelfde gold voor de bijna even oude machinefabriek en ijzergieterij De Etna, die buurman werd van de motorenfabriek Kromhout. Daartussenin begon in 1910 ir. J.T. Duyvis met zijn Hollandsche Draad- en Kabelfabriek (Draka). Aan de Valkenweg stond ooit de befaamde confectiefabriek Hollandia Kattenburg, terwijl aan
28
NOORD | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
de Meeuwenlaan de reparatiewerven van de ADM (voor grote schepen) en van Verschure (voor binnen- en baggerschepen) waren neergestreken. Aan de overzijde van het Noord-Hollandsch Kanaal begon Shell, op het voormalige terrein van de paraffinefabriek van de Dordtsche Petroleum Maatschappij, in 1914 aan de opbouw van zijn indrukwekkende, 25 hectare omvattende laboratorium, het tegenwoordige Shell Research and Technology Amsterdam. De chemische denktank van het olieconcern kreeg, aan de Papaverweg, de in de oorlog kapotgebombardeerde vliegtuigfabriek van Fokker als buur. En verder westwaarts verrezen de imposante scheepsnieuwbouwen scheepsreparatiewerven van de Nederlandsche Scheepbouw Maatschappij en de Nederlandsche Droogdok Maatschappij, meteen na de oorlog gefuseerd tot de NDSM. Die industriële monocultuur was decennia lang de kracht en het samenbindende element van Amsterdam-Noord. Maar het betekende ook dat Noord in de jaren zeventig en tachtig buitenproportioneel zwaar werd getroffen door de teloorgang van de zware industrie in Nederland. Vooral de ondergang van de scheepsbouw heeft bijna onherstelbare schade aangericht. Vóór de rampjaren begonnen, bood deze tak van industrie werk aan negenduizend man, plus nog vierduizend banen in toeleverende bedrijven. Wat is daar nog van over? In het oosten, pal tegenover de kop van het inmiddels volgebouwde KNSM-eiland, ligt nog een restant van de oude Oranjewerf van Verschure, inmiddels eigendom van Kommer Damen, met veertig man vast personeel. En helemaal aan de andere kant, vlakbij de Coentunnel, heeft Shipdock Amsterdam, inmiddels alweer omgedoopt tot Shiprepair Amsterdam, zich op de ruïnes van ADM en NDSM weten te handhaven – samen met de aan haar gelieerde machinefabriek Niron en de kranenbouwer Figee goed voor ongeveer honderdvijftig banen. Het scheepsbouwdrama heeft grote delen van de acht langgerekte bedrijventerreinen langs het IJ veranderd in industriële dodenakkers, waar onkruid, verlaten loodsen, door betonrot aangevreten scheepshellingen en kraanbanen het beeld bepalen. Maar niet alle oude glorie is verdwenen. Ketjen, tot voor kort onderdeel van het chemische wereldconcern Akzo Nobel, is er nog. De fabriek, 450 man sterk, produceert nu hulpstoffen die nodig zijn om benzine uit aardolie te halen. En de kabelfabriek Draka (300 man), de bakermat van Draka Holding, het derde kabelconcern van Europa, draait weer op volle toeren. Stork heeft in het verleden Etna en Kromhout opgeslokt en heeft er nu een fabriek staan (200 man) die machines voor de zuivel- en voedingsmiddelen produceert. Het Shell-laboratorium beheerst nog steeds de ‘kop van Noord’, zij het met half zoveel personeel (ruim duizend man) als voorheen. Samenvattend: Amsterdam-Noord heeft de afgelopen dertig jaar een ware metamorfose ondergaan.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NOORD
29
Figuur 2.1 Banengroei in Noord, Amsterdam en Nederland, 1972-2001
Werkgelegenheid
(procentuele mutaties vijfjaarsgemiddelden)
In heel Amsterdam heeft de werkgelegenheid, na jaren van teruggang, in 1996 weer
4
het niveau van begin jaren zeventig bereikt;
3
daarna zette de groei zich door. De neergang
2
in Noord is vijf jaar later (na 1975) begonnen
1
dan in heel Amsterdam. Maar het eerste
0
herstel van de werkgelegenheid kwam er ook
-1
pas ruim vijf jaar later (vanaf 1991) op gang. In 1970 telde Noord 31.600 banen (van een uur
-2
of meer), pas in 2001 wordt dat niveau weer
-3
bereikt. In 2002 kwam het aantal banen uit
-4
op 32.500, daarna liep de werkgelegenheid
-5
weer terug.
-6 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 Nederland
Amsterdam
In 1970 telde de industrie in Noord 17.000 banen in 211 bedrijven. Dat was meer dan de
Noord
helft (54 procent) van de totale werkgelegenheid. In 2004 waren er nog 4700 industriële banen over in 248 bedrijven. Dus: 12.300 banen minder, 37 bedrijven meer. Het gemiddeld aantal werkzame personen per
Figuur 2.2 Banen in Noord naar sector, 1970 en 2004
vestiging is in die periode dan ook gedaald 1970
van ruim tachtig tot nog geen twintig. Het
2004
industrie 14,6%
18,0% 31,2%
in de industrie minder dan een kwart is van
transport/communicatie
die voor de eerste oliecrisis.
consumentendiensten
Het verlies aan industriële werkgelegenheid is
zakelijke diensten
slechts gedeeltelijk gecompenseerd door de
7,5%
2,0%
13,9%
11,2%
non-profit
groei van de transportsector (van 1500 naar 3400 banen) en de zakelijke dienstverlening
53,8% 4,7%
(van 600 naar 4800 banen). Die laatste sector
14,9% 7,9%
betekent dat de gemiddelde bedrijfsomvang
bouw
20,6%
groeit in Noord vooral sinds de eeuwwisseling. Schaalverkleining komt overal voor, maar in Noord wel heel sterk. In Amsterdam is het aantal bedrijfsvestigingen in dertig jaar ruim vijftig procent toegenomen en het aantal
30
NOORD | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Figuur 2.3 De bevolking van Noord naar leeftijd en etniciteit
IJ-meer
Broek in Waterland
Oudwest NieuwWest
A8
l
Zunderdorp
o r d holland sc
h
Buiksloot
No
Coentunnel
a Kana
Zuid
Oost
tel
Amsterdam
Molenwijk Tuindorp Oostzaan
87.712 inwoners s Am
Landsmeer
Noord
Centrum
A10
Nieuwendam
D er orp
Holysloot ie
sd
Ran
Samenstelling bevolking
Ransdorp Kinselmeer Durgerdam
IJ
Zuidoost
Leeftijdsgroepen 65+ jaar 15,8%
0-14 jaar 19,1%
IJ-tunnel
1 km
Herkomst
15-64 jaar 65,0%
Allochtonen uit nietgeïndustrialiseerde landen 36,2%
Nederlanders 58,1%
Allochtonen uit geïndustrialiseerde landen 5,7%
banen met 6,5 procent. Het aantal werkzame
boven het niveau van 1970 gekomen: 87.712.
Noord is jong (Amsterdam: één op de vijf),
personen per bedrijf zakte van gemiddeld
Noord biedt het ‘normale’, Nederlandse
één op de drie is oud (Amsterdam: één op
twaalf naar negen. In Noord is het aantal
beeld van ontgroening en vergrijzing: het
de vier). Terwijl in Amsterdam een lichte
vestigingen bijna verdrievoudigd, terwijl het
aantal jonge kinderen (0-14 jaar) is met zes
ontgrijzing valt waar te nemen, is Noord
aantal werkzame personen slechts 1,6 procent
procentpunten gedaald (van 25,2 naar 19,1
echt aan het verouderen. In 1970 was in heel
is gegroeid. Het aantal personeelsleden per
procent), het aantal gepensioneerden is bijna
Amsterdam 13,8 procent van de bevolking
bedrijf zakte in Noord van twintig naar zeven.
even sterk gestegen (van 10,1 naar 15,8 pro-
ouder dan 65 jaar, in Noord maar 10,1 pro-
cent). De eerste twintig jaar was het proces
cent. Ruim dertig jaar later is het beeld
Bevolking en opleiding
van ontgroening en vergrijzing nog veel
precies omgekeerd: 11,4 procent in
In Amsterdam is de bevolking in vierendertig
scherper; sinds 1990 is er een kentering gaan-
Amsterdam tegen 15,8 procent in Noord.
jaar met bijna honderdduizend afgenomen.
de. Noord herbergt relatief meer jongeren
Noord is niet alleen groener en grijzer dan
In Noord daarentegen is het aantal inwoners,
(20-) en ouderen (50+) dan de rest van
de rest van Amsterdam, ook de verhouding
na een daling tussen 1985 en 1995, weer iets
Amsterdam. Eén op de vier inwoners van
gezinnen-alleenstaanden is veel ouderwetser
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NOORD
31
dan elders. In de hele stad is die verhouding
Figuur 2.4 Werkloosheid in Noord en Amsterdam, 1982-2003 (procentuele mutaties per jaar)
bijna fifty-fifty, in Noord nog twee op één. Noord is ook minder gekleurd dan de rest van Amsterdam. In 2004 is 36 procent van
60
de bevolking allochtoon, afkomstig uit
50
niet-geïndustrialiseerde landen. Dat is tien
40
tot twintig punten minder dan in de meeste
30
andere volkswijken van de stad, zoals: Bos en Lommer (61,7 procent), Zeeburg (48,4 procent), Geuzenveld-Slotermeer (56,2 procent), De Baarsjes (43,1 procent). Het opleidingsniveau in Noord is laag, en dat is gezien het relatief geringe aandeel van de allochtonen in de bevolking opmerkelijk. Bijna een kwart procent van de beroepsbevolking
20 10 0 -10 -20 1982
1984
Noord
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
Amsterdam
(23 procent) heeft alleen basisonderwijs genoten; daarmee staat Noord op de zesde plaats van onderen. Het spiegelbeeld is hetzelfde:
Maar per inwoner is het besteedbaar inkomen
lietsteden’ van Amsterdam. Opvallend is wel
slechts 14 procent van de beroepsbevolking
aanmerkelijk lager: 10.300 euro in Noord
dat de werklozen in Noord gemiddeld langer
in Noord is hoger opgeleid. Daarmee staat
tegen 11.600 euro in Amsterdam. Het bete-
als werkzoekend geregistreerd staan dan in
Noord op de derde plaats van onderen,
kent dat een inwoner in Noord per maand
de rest van Amsterdam.
na Osdorp (12 procent) en Geuzenveld-
gemiddeld 108 euro minder te besteden
Amsterdam-Noord is, zo laat het cijfermateri-
Slotermeer (13 procent). Twee notoire pro-
heeft dan de gemiddelde Amsterdammer.
aal zien, niet een typische grotestadsbuurt.
bleemgebieden, Bos en Lommer (15 procent)
Het scheelt 25 euro per week per inwoner.
Deze satellietstad telt relatief veel gezinnen,
en Zuidoost (16 procent), tellen relatief meer
Vooral in de Van der Pek- en Vogelbuurt
de werkloosheid is er iets minder, maar ook
hoger opgeleiden dan Noord. Over heel
heerst nog veel stille armoede. De huur-
het opleidingsniveau en de welvaart. Noord
Amsterdam gemeten is het aandeel van de
subsidie in Noord is gemiddeld dan ook iets
is ook niet, zoals grote delen van de stad,
hoger opgeleiden in de beroepsbevolking
hoger dan in de hele stad: 135 euro per
bezocht door het spook van de suburbani-
28 procent – bijna tweemaal zo hoog als in
maand tegen 125 euro.
satie. De gezinnen zijn in elk geval niet in
Noord.
De leeftijdsopbouw is Noord heeft gevolgen
groten getale weggetrokken. Eigenlijk is
voor de potentiële beroepsbevolking (20-65
Noord zelf een suburb. Maar dan niet voor
Inkomen en werkloosheid
jaar). Die is in Noord kleiner dan in de rest
de middeninkomens, die zijn over Noord
Door de ouderwetse samenstelling van de
van Amsterdam: 59,3 tegen 67,4 procent.
heen gesprongen naar de overloopgemeen-
bevolking in Noord komt het gemiddelde
De werkloosheid (5665 ‘niet-werkende werk-
ten elders in de provincie Noord-Holland.
besteedbare inkomen per huishouden in
zoekenden’ eind 2003, 10,9 procent van die
Noord kan worden gekwalificeerd als een
Noord (21.800 euro, in 2000) nog in de buurt
beroepsbevolking) ligt ongeveer een procent-
‘lage-inkomens-voorstad’.
van het stadsgemiddelde (22.300 euro).
punt lager dan in de meeste andere ‘satel-
32
NOORD | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Cynisme Je zou veronderstellen dat de stad Amsterdam er alles aan heeft gedaan om deze trouwe, door rampen getroffen voorstad eindelijk uit zijn isolement te verlossen. Nee dus. In 1988 publiceerde het stadsdeelbestuur de nota Tien kilometer noordelijke IJ-oever. Daarin ontvouwde het, onder het motto: ‘De rivier stroomt door de stad’, een scenario voor de verweesde industrieterreinen. Die zouden opnieuw moeten worden ingericht als gemengde buurten van wonen, werken en recreatie, door middel van bruggen met de rest van de stad verbonden. Een paar jaar later haalde het stadsbestuur aan het Waterlooplein een dikke streep door de brutale suggesties. Erger nog, er werd wel een ‘grootstedelijk project’ uitgebroed voor de IJ-oevers – maar dat ging alleen over het havengebied aan de stadskant. Noord moest niet zeuren. Het Structuurplan Amsterdam Open Stad van 1996 sprak duidelijke taal. Er bestaat veel werkloosheid onder grote groepen laag opgeleide Amsterdammers, zowel boven als beneden het IJ. Voor hen moest de stad ruimte open houden voor de vestiging van ‘relatief laagwaardige en milieuhinderlijke bedrijven’. Nee, niet op de eilanden in het oostelijk havengebied, ook niet in de Houthavens in het westelijk havengebied. In Noord! Nieuwe woonwijken nodig? Liever IJburg uit het water stampen dan de noordelijke IJ-oevers bewoonbaar maken. Cynischer dan in Hub Amsterdam!, de in 1999 afgeronde toekomstvisie van wethouder Duco Stadig en zijn dienst Ruimtelijke Ordening, kan het nauwelijks worden geformuleerd: ‘Misschien staren we ons te veel dood op de gedachte dat Noord zich moet “emanciperen” tot een gewoon stukje Amsterdam.’ Noord doet er verstandig aan zijn ‘bijzondere karakter van zuid-Friesland uit te buiten’ en zijn ‘isolement te cultiveren’. Jawel, er mogen, temidden van de kaalslag, ‘kraamkamer- en broedplaatsactiviteiten’ worden ontwikkeld. Dat mag ook een paar centen kosten. Maar geen misverstand: de verlaten scheepsbouwloodsen zijn bedoeld als onderkomen voor ‘aanstormend talent dat zich in de kweekvijver Noord opmaakt om de sprong over het IJ te wagen en de stad te veroveren’. Want weg uit Noord, dat wil uiteindelijk toch iedereen, nietwaar? Noordwaarts! Amsterdam-Noord lijkt meer te horen bij Zaanstad dan bij Amsterdam. De bevolking is wat conservatiever, ouderwetser. Bij de laatste raadsverkiezingen scoorden traditionele partijen als de PvdA, het CDA, de SP (ter vervanging van de CPN?) én de protestpartij Leefbaar Noord bovengemiddeld, terwijl nieuwe partijen als GroenLinks en D66 ver bij hun Amsterdamse score achterbleven. Maar denk niet dat de bewoners van Noord, alle verwaarlozing door en arrogantie van de ‘centrale stad’ ten spijt, zich van Amsterdam willen losmaken. Bij het referendum over
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NOORD
33
de vraag of Amsterdam moest opgaan in een stadsprovincie, in mei 1995, stemde maar liefst 92,1 procent van Noord tegen. Toch heeft die uitkomst het enthousiasme om zelf de rehabilitatie van Noord ter hand te nemen, niet gedoofd. In de zomer van 1999 riep de altijd opgeruimde ‘burgemeester’ Hans Oosterbaan (‘Geen kansrijker stadsdeel dan Noord!’) zijn medeburgers op deel te nemen aan ‘het grote debat over de toekomst van Noord’, onder leiding van Jeroen Saris, een van die voormalige bestuurders aan het Waterlooplein die, toen hij nog wethouder was, nauwelijks oog had voor de noden aan de Overkant van het IJ. Dat debat leverde ‘een catalogus met honderd kansen’ op. De glossy uitgevoerde brochures en ontwikkelingsplannen rolden in hoog tempo van de drukpersen, met aansprekende titels. Noordwaarts! werd gevolgd door Land in zicht! en Klaar om te landen! Eén van de zeven ‘reisdoelen’ is de vernieuwing van de IJ-oevers. Het ‘Gangboord van Noord’ moet een ‘gemengde ontwikkeling’ krijgen met een ‘boulevard langs het water’. Aan de Sixhaven, het ‘Balkon van Noord’, uitkijkend op de rug van het Centraal Station, komen hoge kantoor- en woontorens. Rond Shell zal een ‘kenniscentrum’ ontstaan en verder naar het westen komt een ‘Nautisch Kwartier’. De oostkant daarentegen, richting Nieuwendam en Schellingwoude, moet groen blijven: het ‘Kompas op Waterland’, met een kabelbaan naar het KNSM-eiland. Oosterbaan, inmiddels weer vertrokken, heeft in zijn spiksplinternieuwe stadsdeelkantoor, tegenover het winkelcentrum aan het Buikslotermeerplein, een eigen staf achtergelaten om de ontwikkelingsplannen te begeleiden, bestaande uit een sectormanager Wonen en Werken en acht projectmanagers voor de uitvoering van acht verschillende deelpannen. In december 2000 presenteerden zij hun totaalplan: Panorama Noord. In een notendop: vandaag telt Noord ruim 87.000 inwoners en 23.000 volledige arbeidsplaatsen, in 2015 moet Noord 105.000 inwoners en 55.000 arbeidsplaatsen herbergen. Om dat te bereiken moeten er in vijftien jaar 12.510 nieuwe woningen worden gebouwd en 1,8 miljoen vierkante meter bedrijfsruimte ingericht. Aanstekelijk optimisme, dat wel. En inmiddels zijn ze in Noord energiek aan de uitvoering van hun plannen begonnen. Maar hoe denken de Noord-Amsterdammers met hun nog altijd zeer moeilijk bereikbare bedrijventerreinen de concurrentieslag te kunnen voeren tegen de Zuidas, Westpoort, Amsterdam-Zuidoost en Watergraafsmeer? De Noord-Zuidlijn, die eindelijk, een eeuw na de annexatie van Noord, het vergeten stadsdeel enigszins zal ontsluiten, biedt ongetwijfeld kansen. Maar genoeg? En niet te laat? •
34
NOORD | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NOORD
35
36
OOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
3. Oost, lappendeken zonder hart Eerst was er eeuwenlang moeras en water. Toen maalden de Amsterdammers de binnenzee leeg en ontstonden er twee grote polders. Amsterdam bouwde twee poorten, de Muiderpoort en de Weesperpoort, en wie die passeerde ging een dagje uit. Hij wandelde langs de Oeterwalerweg naar een van de vele pleziertuinen in de Watergraafsmeer. De rijke regenten van de grachtengordel reden er vroeg in het voorjaar heen om de mooie maanden van het jaar in hun buitenplaatsen door te brengen. Aan het eind van de 19de eeuw was het gedaan met de rust ten oosten van Amsterdam. De stadsuitbreiders staken de Amstel over. Ze begonnen schoorvoetend, op voorstel van dokter Samuel Sarphati, met een buurtje langs de Weesperzijde. Weldra volgden, rond een nieuw park, twee grotere wijken: het Oosterparkkwartier (voor de katholieken) en de Dapperbuurt (voor de protestanten). Aan de noordkant van de Overamstelse polder breidde de haven zich oostwaarts uit, en dat inspireerde Amsterdam tot de aanleg van weer een nieuwe wijk: de Indische Buurt, aan gene zijde van de pas aangelegde spoorlijn naar het Gooi. Dat werd, met al die havenarbeiders die er kwamen wonen, een rode buurt. De ‘hebzucht van de bedorven, door internationale dwaalleren verdwaasde en ontaarde stad’ werd onverzadigbaar. Amsterdam dwong, na een intensieve lobby in Den Haag, de gemeente Ouder-Amstel een groot deel van haar gebied af te staan, en die verovering werd bezegeld met de bouw van weer een nieuwe wijk: de Transvaalbuurt, waar vooral veel joden kwamen wonen. En voort ging het. Ten oosten van de Ringvaart, die de nieuwe grens van Amsterdam vormde, vestigden zich in het vredige boerenland van Watergraafsmeer, sinds de Franse tijd een zelfstandige gemeente, Amsterdamse belastingvluchtelingen. Weer meldde Amsterdam zich in Den Haag – in 1920 werd De Meer geannexeerd. In het uiterste hoekje werd Betondorp gebouwd voor arbeiders die hogerop waren geklommen. Daarna werd Watergraafsmeer,
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OOST
37
voor en na de oorlog, snel volgebouwd aan weerszijden van de Middenweg en de Gooiseweg. Zo is, in iets meer dan honderd jaar, Amsterdam-Oost gegroeid – een lappendeken van wel twintig buurten en buurtjes, zonder vast stramien, zonder eenheid, zeer divers van karakter, zowat alle bouwstijlen, grote welvaartsverschillen tussen de bewoners. Samen vormen zij een stad zo groot als Alkmaar, met 99.597 inwoners op 1 januari 2004, die in tien jaar tijd, als IJburg klaar is, Leiden in inwonertal zal passeren. Een stad met drie flinke parken, veel water en een schitterende begraafplaats. Maar, anders dan Alkmaar of Leiden, een stad zonder eigen centrum, zonder hart. Bestuurd door twee stadsdeelraden met weinig bevoegdheden als het gaat om de inrichting van hun gebied: Zeeburg en Oost/Watergraafsmeer. Tweedeling Op 1 november 1876 was het Noordzeekanaal klaar. Dat was een grote dag voor Amsterdam, eindelijk werd de haven toegankelijk voor de nieuwe, grote stoomboten. Er moest wel ruimte komen om af te meren. Daarvoor werd een nieuwe handelskade aangelegd langs de Oosterdoksdijk. Om de hinderlijke golfslag te breken, bouwde Amsterdam een paar jaar later in het IJ een kunstmatig eiland. Daar vestigde zich begin twintigste eeuw de Koninklijke Nederlandsche Stoomboot Maatschappij, de KNSM, en dat luidde een stormachtige uitbreiding in van het Oostelijk Havengebied. Maar even zo snel als de bedrijvigheid zich vóór de oorlog in dat deel van de haven ontwikkelde, volgde ná de oorlog de neergang. Er waren twee oorzaken. De haven van Amsterdam verschoof naar het westen en het grote passagiersvervoer legde het af tegen de luchtvaart. Het verval begon eind jaren zestig en werd bezegeld met het vertrek van de KNSM uit Amsterdam in 1977. Zoals in Amsterdam-Noord de scheepswerven leegliepen, zo vluchtten uit Amsterdam-Oost de rederijen weg. Voor de aangrenzende Indische Buurt en Dapperbuurt, toch al kampend met verkrotting van een groot deel van hun woningbezit, was het de sociale genadeslag. Het massale banenverlies stuwde de werkloosheidscijfers op die, een kwart eeuw later, nog steeds ver boven het Amsterdamse gemiddelde uittorenen. Het zijn in het jargon van vandaag specifieke ‘grotestedenbeleid-buurten’ geworden. En dat komt mede doordat in het ‘masterplan’ dat eind jaren tachtig voor het verweesde, aan krakers en stadsnomaden overgedragen Oostelijk Havengebied werd ontwikkeld, nauwelijks plaats is ingeruimd voor nieuwe bedrijvigheid. Het KNSM-eiland, het Java-eiland, Sporenburg, Borneo-eiland en het abattoir-terrein langs de Cruquiusweg: huizen, huizen en nog eens huizen. De nieuwe werkgelegenheid die in Amsterdam-Oost ontstaat, is ver weg – onder het
38
OOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Amstelstation. Of in Amsterdams eigen Silicon Polder, het Wetenschappelijk en Technologisch Centrum Watergraafsmeer, tegenwoordig ‘Science Park Amsterdam’, hemelsbreed een stuk dichterbij, maar des te onbereikbaarder voor de te laag geschoolde bevolking van de oude volksbuurten in Amsterdam-Oost. Nergens in Amsterdam is de sociale tweedeling zo zichtbaar als in de twee stadsdelen die samen Amsterdam-Oost vormen. De bestuurders van Zeeburg waken tegelijk over de belangen van ruim 23.000 relatief arme, laag geschoolde Indische Buurters en van de ruim 16.000 succesvolle jonge stedelingen die in het Oostelijk Havengebied zijn neergestreken. Collega’s van Oost/Watergraafsmeer moeten zowel de ‘sub-yuppen’ in Watergraafsmeer en de nieuwe rijken aan de Omval als de minder welvarende bewoners van de Dapperbuurt, Oosterparkbuurt, Transvaalbuurt, Betondorp, Jeruzalem, Amsteldorp, Van der Kunbuurt, Don Bosco en Weesperzijdestrook dienen. Die tweedeling heeft altijd bestaan, maar de contrasten zijn in het laatste kwart van de vorige eeuw steeds groter geworden.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OOST
39
Figuur 3.1 Banengroei in Oost, Amsterdam en Nederland, 1972-2001
Werkgelegenheid
(procentuele mutaties vijfjaarsgemiddelden)
Groot-Oost omvat 13,7 procent van het totale oppervlak van Amsterdam en heeft 10,8 pro-
4
cent van het totale oppervlak aan bedrijven-
3
terreinen binnen zijn grenzen. Oost herbergt
2
9,6 procent van alle Amsterdamse bedrijven
1
en bedrijfjes, die samen 10,7 procent van alle
0
Amsterdamse banen bieden. In 1970 telde Oost 54.200 banen en baantjes
-1
van meer dan een uur per week. In 2004 nog
-2
53.500. Dat is een terugval van drie procent.
-3
In heel Amsterdam is de werkgelegenheid in
-4
die vijfendertig jaar periode per saldo 6,5
-5
procent gegroeid (en in heel Nederland 37,1
-6 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 Nederland
Amsterdam
procent!). In Oost is pas de laatste tijd weer van enige banengroei sprake – aanvankelijk
Oost
nog in een traag tempo, maar juist de jaren 2002-2004 geven een opvallende versnelling van de banengroei te zien. Het is het beeld van heel Amsterdam over vijfendertig jaar is: groot verlies aan vestigingen
Figuur 3.2 Banen in Oost naar sector, 1970 en 2004
en banen in de eerste vijftien jaar; vanaf 1985 1970
sterke groei van het aantal bedrijven, licht
2004
industrie
6,4% 3,2%
21,4% 29,5%
8,8%
36,5%
10,5% 9,8%
herstel van de werkgelegenheid. De bedrijvig-
bouw
heid werd over de hele linie kleinschaliger: de
transport/communicatie
gemiddelde bedrijfsomvang zakte van veer-
consumentendiensten
tien werkzame personen in 1980 naar negen
zakelijke diensten
in 2000, en dat is sindsdien de gemiddelde
non-profit
omvang gebleven. Het beeld van Oost verschilt sterk. Hier liep in de eerste vijftien jaar
6,2% 11,2% 21,9%
het aantal bedrijven veel sterker terug dan 35,0%
in heel Amsterdam. De bedrijvigheid werd steeds grootschaliger: tot zestien werkzame personen per bedrijf in 1986, zelfs meer dan in Noord. In de volgende vijftien jaar groeide het aantal bedrijven wel, maar de werkgelegenheid nauwelijks. De grootschaligheid
40
OOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Figuur 3.3 De bevolking van Oost naar leeftijd en etniciteit
Zeeburg
Noord
Oost Oudwest NieuwWest Zuid
Wib
IJBURG
Oos
stel
Steigereiland
99.597 inwoners
Centrum Am
Muiderpoortstation
k
IJ-meer
Oost
(in aanbouw)
t traa auts
Haveneiland id M
Zuidoost
Samenstelling bevolking
de
eg ew ois Go
eg nw
de n go laa Hu ries V
Amstelstation
A10
Zeeburgertunnel Zeeburgereiland
Piet Heintunnel
ar terp
Amsterdam
40.915 inwoners
Java-eiland Oost elijke KNSM-eiland Hand elska de
A10
1 km
Leeftijdsgroepen 65+ jaar 8,9%
Oost/ Watergraafsmeer
Herkomst
0-14 jaar 17,1%
Allochtonen uit nietgeïndustrialiseerde landen 41,6%
Nederlanders 50,0%
40.915 inwoners 15-64 jaar 73,9%
Allochtonen uit geïndustrialiseerde landen 8,4%
smolt als sneeuw voor de zon weg, de
naar 19.500 in 2004 (+20 procent). Maar het
sterker dan in de stad als geheel. Het aantal
gemiddelde bedrijfsomvang viel terug naar
banenverlies in Oost werd vooral gecompen-
kinderen is met ruim veertig procent terug-
negen werkzame personen in 2000, net als in
seerd door sterke groei in de zakelijke dienst-
gelopen (van ruim 25.000 naar 17.000), het
heel Amsterdam.
verlening: van 3400 naar 18.700 banen, van
aantal 65-plussers is gehalveerd (van bijna
De zwaarste verliezen telde Oost in vijfender-
360 naar 2336 bedrijven. Die groei kwam
19.000 naar bijna 9.000). Vooral in Zeeburg is
tig jaar in de industrie en bouw: een terugval
vooral tot stand bij de Omval, ten zuiden
het aantal bejaarde inwoners opvallend laag:
van 17.200 naar 5100 banen (–70 procent).
van het Amstelstation, waar de Rembrandt-,
slechts 5,8 procent van de bevolking tegen
Ook de dienstverlening aan consumenten ver-
Breitner- en Mondriaantoren verrezen.
11,4 procent in heel Amsterdam. Eén van de verklaringen is waarschijnlijk dat in
loor veel banen: van 12.100 naar 5.600 banen (–54 procent). Transport en communicatie
Bevolking en opleiding
de Indische Buurt de allochtonen opvallend
hetzelfde beeld: van 6.200 naar 4.700 banen
In 1970 telde Oost bijna 120.000 inwoners,
veel sterker zijn vertegenwoordigd dan
(–24 procent). De non-profitsector daaren-
vijfendertig jaar later bijna 100.000. In Oost is
elders. Er wonen vooral veel Marokkanen en
tegen groeide, van 16.300 banen in 1970
zowel de ‘ontgroening’ als de ‘ontgrijzing’
Turken, en zij waren doorgaans betrekkelijk
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OOST
41
jong toen zij hier als gastarbeiders kwamen
Figuur 3.4 Werkloosheid in Oost en Amsterdam, 1982-2003 (procentuele mutaties per jaar)
werken. De meesten van hen hebben de pensioengerechtigde leeftijd nog niet bereikt. Bovendien, wanneer dat wel het geval is, keren zij vaak naar hun geboorteland terug.
60 50
In de Indische Buurt is tweederde van de
40
bevolking afkomstig uit een niet-geïndustriali-
30
seerd of Zuideuropees land. Over de hele linie
20
is het aandeel van de ‘oude Amsterdammers’ in de bevolking van Oost in vijftien jaar tijd gezakt van driekwart naar de helft.
10 0
Meer dan een kwart van de beroepsbevolking
-10
van Zeeburg (27 procent) heeft alleen basis-
-20
onderwijs gehad. Daarin wordt Zeeburg alleen nog overtroffen door Bos en Lommer
1982
1984
Oost
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
Amsterdam
en Geuzenveld/Slotermeer. Oost/Watergraafsmeer zit precies op het Amsterdamse gemiddelde (19 procent).
ner. Oost telt relatief wel vrij veel bijstands-
jaren 1983/85. Maar dat herhaalde zich in de
Het aantal hoger opgeleiden (hbo/wo) in
ontvangers: 5758 begin 2003, van de in totaal
jaren 1994/95. Toen steeg het aantal werk-
Oost/Watergraafsmeer (34 procent) is daar-
38.677. Dat is vijftien procent van het totaal,
lozen in twee jaar 32 procent (in Noord 21
entegen weer veel hoger dan in de rest van
terwijl in Oost 12,5 procent van de Amster-
procent, in Oudwest 9,5 procent). Deze plot-
Amsterdam (28 procent).
dammers wonen.
selinge toename in Oost komt overeen met
Het werkloosheidscijfer in Oost is net als in de
een zeer sterke terugval in de werkgelegen-
Inkomen en werkloosheid
andere ‘satellietsteden’ van Amsterdam (weer
heid tussen 1990-94.
Het besteedbaar inkomen ligt in Oost volgens
afgezien van Zuid) hoog: 11,7 procent van
Sinds 1997 daalt de werkloosheid in Oost in
de laatste gegevens (uit 2000) bijna op het
de potentiële beroepsbevolking (20-64 jaar).
ongeveer hetzelfde tempo als in de hele stad.
Amsterdamse gemiddelde (dat door de rijk-
Bovendien is bijna de helft (47 procent) langer
Ook het aantal arbeidsongeschikten (10,4
dom van Zuid sterk wordt opgekrikt): 21.350
dan drie jaar werkloos. De werkloosheid is,
procent van de potentiële beroepsbevolking)
euro per huishouden, 11.150 euro per inwo-
zoals overal, sterk toegenomen in de recessie-
loopt in de pas met het stedelijke cijfer.
42
OOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Onder voogdij Het grootste probleem van Amsterdam-Oost is niet alleen dat er in drie decennia veel banen verloren zijn gegaan, maar ook dat de werkgelegenheid zich voor een groot deel verplaatst heeft naar de randen van dit deel van de stad. De functiescheiding tussen wonen en werken heeft ook hier hard toegeslagen. Binnen de grenzen van Oost zijn een paar grote bedrijventerreinen, waarover de stadsdeelbestuurders geen enkele zeggenschap hebben. Die zijn door de ‘centrale stad’ (waarmee het stadsbestuur in de Stopera wordt bedoeld) verheven tot ‘grootstedelijk project’. Dat geldt in de eerste plaats voor het industriegebied achter en ten zuiden van het Amstelstation: de Omval met de Rembrandt-, Breitner- en Mondriaantoren, de terreinen tussen de Weespertrekvaart en de Spaklerweg waar Delta Lloyd en de Bijlmerbajes elkaars buren zijn, en Amstel I en II tussen de Spaklerweg en de A-2 naar Utrecht. Daar bevindt zich ruwweg dertig procent van de werkgelegenheid van Oost – maar niet voor de bewoners van Oost. Tussen de vijftig en zestig procent van de vrouwen en mannen die daar werken, woont zelfs niet eens in Amsterdam. Een ander grootstedelijk project ligt weggestopt in de uiterste noordoosthoek van Watergraafsmeer, tussen Ringweg, Ringvaart en de spoorlijn naar Amersfoort. Daar is na de oorlog in de polder het ‘kenniscentrum’ van de Universiteit van Amsterdam gegroeid, met het (in 1960 gesloopte) Instituut voor Kernfysica van professor Kistemaker, het Sterrenkundig Instituut en het Rekencentrum van de universiteit. In de jaren negentig ontwikkelde het gebied zich in sneltreinvaart tot een centrum voor informatie- en communicatietechnologie van groot formaat. Er werken daar tegen de tweeduizend geleerden en whizzkids, het is de bedoeling dat dit aantal uitgroeit naar ruim zevenduizend. Maar ook van degenen die daar werken is bijna de helft forens. En ook daar zullen weinig bewoners uit de aangrenzende Indische Buurt emplooi vinden. En dan is er nog het Zeeburgereiland, begin vorige eeuw aangelegd met slib uit de haven en het Noordzeekanaal. Daar is nog wel wat gewone werkgelegenheid. Er zitten, behalve de Rioolwater Zuiveringsinrichting Oost, vijf grote bedrijven die afval verwerken, puin vermalen en betonpalen fabriceren. Ze bieden werk aan ongeveer 250 mensen, en daar zou nog wel de helft bij kunnen. Maar ook hier greep de centrale stad in: de rioolzuivering zal, samen met die bij de Spaklerweg, worden overgeplaatst naar het Westelijk havengebied, waarna het Zeeburgereiland kan worden toegevoegd aan de zeven eilanden van IJburg – als dichtbebouwd woon-, werk- en recreatiegebied. Ja, wat blijft er dan nog over aan werkgebieden? Langs de Cruquiusweg en het Zeeburgerpad werken nog rond elfhonderd mensen in ongeveer 170 bedrijven en bedrijfjes. En tegenover het stadsdeelkantoor van Zeeburg is het Veemarktterrein en de kop van de Molukkenstraat – met iets meer dan vijfhonderd werknemers in ongeveer 150 bedrijven.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OOST
43
Helemaal aan de andere kant is er de omgeving van het Amstelstation dat moet uitgroeien tot ‘perifeer centrummilieu’, zoals de ruimtelijke ordenaars van de stad dat noemen. Op het gebied rond de oude boerderij De Vergulden Eenhoorn, aan weerszijden van het einde van de Wibautstraat, mogen de stadsdeelbestuurders van Oost/Watergraafsmeer naar eigen inzichten hun ‘program van eisen’ zien te realiseren, wat erop neerkomt dat er netto ruim vijfhonderd woningen bij komen, 40.000 vierkante meter kantoorruimte, een paar hotels en wat winkels. Maar voor vernieuwingen aan de ‘Wibautas’, in de jaren vijftig door de functionalistische stadsbouwmeester Cornelis van Eesteren ontworpen naar het model van de Stalin Allee in Oost-Berlijn, tegenwoordig Karl Marx Allee, staan de deelraadbestuurders weer onder voogdij van de centrale stad. Niet dat het iets uitmaakt – de grootste kantoren zijn onderwijsinstellingen geworden, wat per saldo alleen maar banenverlies oplevert, en ruimte voor iets nieuws is er nauwelijks. Het grote terrein van de Amstelbrouwerij is inmiddels ook al volgebouwd met huizen. Vergeten driehoekje Het enige gebied dat echt perspectief biedt, en dat de potentie in zich heeft het Toekomstig Hart van Oost te worden, is dat rare, vergeten driehoekje waar de spoorlijnen naar Utrecht en Amersfoort zich splitsen, het Polderweggebied dat ingeklemd zit tussen Transvaalbuurt, Dapperbuurt, Indische Buurt en het sjiekste deel van Watergraafsmeer. Het is een soort rafelrand van de stad midden in de stad. Daarvoor is een veelbelovend masterplan ontwikkeld, waar wonen, werken, winkelen en recreëren echt lijken te worden gemengd. Dit gebied zou, als de bodemsanering en de door liefhebbers van industrieel erfgoed aangespannen bezwaarprocedures niet al te veel roet in het eten gooien, kunnen uitgroeien tot een soort mini-stadshart. Voor het overige blijft het voor de stadsdeelbestuurders die Economische Zaken in hun portefeuille hebben, behelpen. Echte, degelijke, blijvende banen scheppen voor hun bewoners, kunnen zij nauwelijks. Ze moeten de belangrijkste winkelgebieden, de Linnaeusstraat/Middenweg en de Java straat, zien op te kalefateren om te voorkomen dat er ook nog werkgelegenheid in de detailhandel verloren gaat. En ze moeten het ‘digibetisme’ in de hun toevertrouwde oude wijken zien te bestrijden. Het is zwaar, verantwoordelijk, maar weinig dankbaar werk. •
44
OOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | OOST
45
46
NIEUW-WEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
4. Nieuw-West, de vloek van de functiescheiding Toen hij als jonge jongen het timmervak leerde, besloot Cornelis van Eesteren, telg van het befaamde aannemersgeslacht uit Kinderdijk, dat hij eigenlijk architect wilde worden – niet uitvoeren wat anderen bedacht hadden, maar zelf bedenken wat anderen moesten uitvoeren. Hij ging naar de Academie van Beeldende Kunsten in Rotterdam, won een prijs, werd gastdocent in Duitsland en verhuisde vervolgens naar Parijs, waar hij betrokken raakte bij de kunstenaarsgroep De Stijl. In 1923, net 26 jaar oud, zette hij zijn eerste theorieën over de inrichting van de stad uiteen. Van Eesteren moest niets hebben van de esthetische opvattingen van de grote Hendrik Berlage en de architecten van de Amsterdamse School, die een heilige oorlog voerden tegen de lelijkheid van de 19de eeuwse stedenbouw. ‘Het woord kunst zegt ons niets meer,’ schreef Van Eesteren. ‘In plaats daarvan eisen wij dat onze omgeving geconstrueerd wordt volgens creatieve wetten die gebaseerd zijn op een vast principe.’ Stedenbouw vereiste een wetenschappelijk aanpak. Zoals arbeid in de fabriek werd gesplitst in afzonderlijke handelingen aan de lopende band om de productiviteit op te voeren, zo moest ook het wonen worden gerationaliseerd. Van Eesteren introduceerde het begip ‘wooncellen’. ‘Deze lenen zich voor de serieproductie, want tachtig procent van de bevolking heeft weinig gedifferentieerde woonbehoeften. Combinaties van cellen vormen typen, die gestalte geven aan het bouwblok als basiselement van de nieuwe stad.’ Vijf jaar later werd, op initiatief van de Franse architect Le Corbusier, het Congres International des Architectes Modernes (CIAM) opgericht. Van Eesteren was meteen van de partij; in 1930 werd hij voorzitter van de beweging. Onder zijn leiding werd in 1933 het handvest van de ‘functionele stad’ aangenomen. In het stedelijk leven staan drie functies centraal: wonen, werken en verpozing. Later kwam daar verkeer als vierde functie bij. In de stedenbouw, decreteerden de modernisten van die dagen, dienen die functies strikt van elkaar gescheiden gehouden te worden – je woont niet bij je werk, de kroeg is niet in je eigen straat, de auto mag niet voor de deur staan en winkels worden ergens ver weg in aparte centra samengeklonterd.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NIEUW-WEST
47
De idealen van het Nieuwe Bouwen (‘licht, lucht en ruimte’) werden snel populair. Van Eesteren was inmiddels hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling in Amsterdam geworden. In 1934 kreeg hij, omdat Plan-Zuid van Berlage was volgebouwd, de vererende opdracht een nieuw Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) voor de stad te ontwerpen. Op 18 juli 1939 werd het door de rijksoverheid goedgekeurd. Verticale stad Na de oorlog kon Amsterdam meteen beginnen met het uitgraven van de Sloterplas om zand te winnen. Daarna werd, in amper twintig jaar tijd, in het land van de tuinders ten westen van de Hoofdweg en de Westlandgracht, tussen de oude dorpen Sloten en Sloterdijk, de ‘verticale stad’ van Cornelis van Eesteren geconstrueerd. Geheel in zijn geest: ‘liever lelijk en doelmatig’ dan ‘chaotische parade-architectuur’. Geen straten met gesloten gevelwanden, maar brede wegen en lanen langs open blokken waar mensen zich klein en verlaten voelen. Weinig werk en weinig vermaak, heel veel wooncellen en heel veel groen. Ze heten officieel de Westelijke Tuinsteden. In volgorde van aanleg: Slotermeer, Geuzenveld, Slotervaart, Overtoomseveld, Osdorp. De nieuwe wijken zijn gebouwd volgens het patroon van een Schotse Ruit: de huizen vormen strakke rode vlakken, de wegen zijn de zwarte draden daartussen, het water levert de blauwe draden. Een overloopstad pal naast de oude stad. Op 1 januari 1970 woonden er 128.816 Amsterdammers in 37.733 huizen. Ze hadden 29 kerken, 118 permanente en 97 semi-permanente schoolgebouwen, vier ziekenhuizen en twaalf verpleeg- en verzorgingshuizen tot hun beschikking. In de jaren negentig zijn er nog een paar nieuwe wijken bijgebouwd: de Middelveldsche Akerpolder aan de zuidwestkant van Osdorp, Nieuw Sloten achter het Slotervaart Ziekenhuis, een nieuw buurtje langs de Oostoever van de Sloterplas en Noorderhof, het eigenaardige woonwijkje van architect Rob Krier aan de noordkant van de plas. Ook daar gelden nog steeds de wetten van de functiescheiding, maar de wooncellen in torenflats hebben plaats gemaakt voor rijen huizen-met-tuintjes. Nieuw-West, gevormd door de vijf tuinsteden plus nog een stukje van stadsdeel Bos en Lommer, is een paar jaar geleden door een groep auteurs gekwalificeerd als een ‘buurt van goede bedoelingen’. Dat mag zo zijn, die zijn dan wel erg gauw gesmoord. De Stad van de Toekomst aan de westvleugel van Amsterdam, het monument van de naoorlogse wederopbouw, zo groot als Arnhem, was al voordat zij goed en wel klaar was een ‘buurt van grote problemen’. En, in tegenstelling tot het door de Nieuwe Bouwers verguisde Plan-Zuid van Berlage dat na tachtig jaar nog in al zijn glorie overeind staat, moet de schepping van Van Eesteren rigoureus op de schop worden genomen – niet zozeer omdat er veel bouwkundige tekortkomingen zijn, maar vooral omdat in de buurten, door hun opzet, weinig sociale verbanden kunnen groeien.
48
NIEUW-WEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Figuur 4.1 De bevolking van Nieuw-West naar leeftijd en etniciteit
GeuzenveldSlotermeer
Amsterdam
40.422 inwoners
Noord
Haarlemmerweg Burg . De
Oudwest
Burg. R oëllstr manstr. aat
De Savo
pe
ste
rw
aa nt n
erw eg me
rweg
Lu
Station Lelylaan
n Po Piete
rC
laan aland
en
Plesm
44.255 inwoners
anlaa
n
128.897 inwoners
Rembrandtpark
Zuidoost
A10 Cornelis Lelylaan
Antwerpenbaan
Henk Sneevlietweg
Samenstelling bevolking Leeftijdsgroepen 65+ jaar 15,0%
we Haagseweg eu Ni
A4 1 km
Zuid
Nieuw-West
rtsenstr.
Johan Huizingalaan
g
Alp
e wellw
De
J. Ev e
Postjesweg
Bade
tke
mee
rban Gee
Ook
e si d Pre d el Slotern e A ll plas
Oost
l
eg
Osdorp
Am
or
IJ-meer
Centrum
NieuwWest
rnin Loh
O
sd
Vlugtl aan
Slotervaart 44.220 inwoners
15-64 jaar 64,6%
Herkomst
0-14 jaar 20,5%
Allochtonen uit nietgeïndustrialiseerde landen 47,8%
Nederlanders 45,9%
Allochtonen uit geïndustrialiseerde landen 6,4%
Bevolking
Nieuw-West weliswaar minder kinderen
Nieuw-West is het deel van de stad waar
In 1970 was Nieuw-West klaar. De stad telde
telt dan dertig jaar geleden, maar, net als
de ouder wordende, autochtone
128.816 inwoners. Vanaf 1975 begon zij
Zuidoost, relatief veel kinderrijker is dan
Amsterdammers getuige waren van de
alweer leeg te lopen. Het dieptepunt werd
Amsterdam als geheel.
toestroom van allochtonen. Wat in 1985 nog
bereikt in 1990, met 96.000 inwoners.
Veel opvallender is de vergrijzing van Nieuw-
het ‘witste’ deel van de stad was (met 87,4
Daarna werd er veel bijgebouwd en nam
West. Het aantal 65-plussers is in ruim dertig
procent autochtonen) is in twee decennia
de bevolking weer toe. Begin 2004 woonden
jaar verdubbeld: van 10.251 naar 19.353,
‘zwarter’ geworden dan de rest van de stad,
er weer 128.897 mensen.
ofwel van acht naar vijftien procent van de
op Zuidoost na. In Nieuw-West is de helft
De leegloop van de eerste vijftien jaar leidde
bevolking. Dat staat in schril contrast met
van de bewoners van buitenlandse afkomst.
tot ontgroening: het aantal jonge kinderen
andere delen van de stad. In Oudwest en
Het opmerkelijkst is de verschuiving van
liep sterk terug. In de jaren negentig keerden
Oost is het aandeel van de ouderen juist
concentraties van Turken, maar vooral van
er weer kinderrijke gezinnen terug, vooral
teruggelopen van bijna zestien procent naar
Marokkanen naar het westen. In 1994 waren
van Turken en Marokkanen. Resultaat is dat
acht en tien procent.
er nog maar twee gebieden waar de
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NIEUW-WEST
49
Marokkaanse bevolking domineerde, vijf jaar
van die van Amsterdam. Zeventien procent
dat er eigenlijk ook half bij hoort, onderaan
later waren het er elf. Het aantal Marokkanen
van de Amsterdamse bevolking woont er, dus
in Amsterdam – zelfs nog lager dan
in de Westelijke Tuinsteden (de Kolenkitbuurt
de woondichtheid van Nieuw-West en van
Amsterdam Zuidoost.
in Bos en Lommer nog niet eens meegere-
de hele stad ontlopen elkaar niet zoveel.
Het gemiddeld huishoudinkomen was in 2000
kend) nam toe van 3674 in 1985 (3,8 procent
Toch lijkt Nieuw-West ruimer. Dat komt door
766 euro hoger dan het Amsterdamse
van de bevolking) naar 21.608 in 2004 (16,8
de hoogbouw, die was immers bedoeld om
gemiddelde. Maar dat komt weer doordat
procent). Met andere woorden: één op de zes
ruimte te creëren. Vergeleken met het aan-
de huishoudens groter zijn. Per hoofd van de
inwoners van Nieuw-West is Marokkaan van
grenzende Oudwest zwemmen de bewoners
bevolking lag het besteedbaar inkomen ruim
geboorte. Het aantal Turken groeide sinds
van Nieuw-West in zeeën van ruimte. Nieuw-
elfhonderd euro lager, bijna honderd euro per
1985 van 1876 (1,9 procent) naar 13.148
West is 3,5 maal zo groot als Oudwest en
maand. Stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer,
(10,2 procent).
telt minder inwoners. De buren in Oudwest
het oudste deel van Nieuw-West, is na Bos
hebben per persoon 66 vierkante meter
en Lommer het armste stadsdeel van
Woningen en huishoudens
grondoppervlak tot hun beschikking, inclusief
Amsterdam. Daar lag het besteedbaar
Nieuw-West is oorspronkelijk gebouwd voor
straten, pleinen, parken, bedrijfsterreinen,
inkomen per inwoner zelfs 160 euro per
jonge gezinnen. Er zijn relatief veel meer
winkels en kantoren; de bewoners van
maand onder het Amsterdamse gemiddelde.
grote woningen (vier kamers of meer) dan
Nieuw-West 229 vierkante meter.
Werk en werkloosheid
in de rest van Amsterdam. In Slotervaart en Overtoomseveld vallen twee van de drie
Opleiding en inkomen
De werkloosheidscijfers in de Westelijke
woningen in die categorie, in de andere
Het opleidingsniveau en de inkomenspositie
Tuinsteden lijken, ondanks de sterke
buurten bijna de helft; in heel Amsterdam
van de bevolking van de Westelijke Tuin-
toestroom van Turken en Marokkanen, iets
geldt dat voor slechts één op de drie huizen.
steden blijven achter bij die van de gehele
gunstiger dan in Oudwest, Oost en Zuidoost.
Dat weerspiegelt zich uiteraard ook in de aard
Amsterdamse bevolking. Gemiddeld een
Begin 2004 telde Nieuw-West 8508 werk-
van de huishoudens. In heel Amsterdam is de
kwart van de beroepsbevolking heeft niet
lozen, 11,4 procent van de beroepsbevolking
verhouding tussen gezinnen en alleenstaan-
meer dan basisonderwijs gehad. Vooral in de
tussen 20 en 64 jaar. Voor heel Amsterdam
den al bijna fifty-fifty, in Nieuw-West is die
oudste delen van Nieuw-West, Geuzenveld
was het werkloosheidscijfer 10,4 procent.
nog twee tegen één.
en Slotermeer, is het aantal laagopgeleiden
Verontrustend is vooral dat de werkloosheid
In de afgelopen dertig jaar zijn er veel huizen
relatief hoog. Daarin wordt dit stadsdeel
zich concentreert in bepaalde wijken en dat
bijgebouwd: van 37.733 in 1970 naar 56.747
alleen nog overtroffen door Bos en Lommer
de daling van het aantal werklozen in de
nu. Dat is een toename van vijftig procent.
en Zeeburg. Van de 32 scholen voor basis-
tuinsteden veel trager verloopt dan in de hele
De bevolking is ongeveer weer op het peil
onderwijs zijn er veertien zwart, veertien
stad. Tussen 1 januari 1997 en 1 januari 2004
van dertig jaar geleden. Dat betekent dat de
bijna-zwart en vier bijna-wit.
zakte het aantal werklozen in de hele stad
gemiddelde woningbezetting is gezakt van
Dertig procent van de beroepsbevolking zit
38,4 procent, in Nieuw-West slechts 11,3 pro-
3,41 bewoners naar 2,26 per huis. Het is nog
op het niveau van mavo en lager beroeps-
cent. En tenslotte is het aantal WAO’ers in
altijd een stuk hoger dan in heel Amsterdam
onderwijs en slechts vijftien procent heeft
Nieuw-West (8776 begin 2004) relatief ook
(1,96).
hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk
aanmerkelijk groter: 11,8 procent van de
De totale landoppervlakte van Nieuw-West is
onderwijs gevolgd. Met die laatste score
beroepsbevolking tegen 10,3 procent in
29,4 vierkante kilometer. Dat is 17,7 procent
bungelt Nieuw-West, met Bos en Lommer
heel Amsterdam.
50
NIEUW-WEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Figuur 4.2 Werkloosheid in Nieuw-West en Amsterdam, 1982-2003 (procentuele mutaties per jaar)
Het deel van de stad waar zeventien procent van de bevolking woont, herbergt slechts 10,7 procent van de banen in de stad. Je kunt
60
het ook zo zeggen: in heel Amsterdam is het
50
aantal banen en het aantal Amsterdammers 40
tussen 20 en 65 jaar met elkaar in evenwicht,
30
Nieuw-West staan slechts twee banen tegen-
20
over drie bewoners in die leeftijdscategorie. Het is de uitkomst van de functiescheiding:
10
te weinig werkgelegenheid in de buurt, terwijl 0
er ruimte zat is.
-10
Er is in de loop van dertig jaar op het gebied
-20 1982
1984
Nieuw-West
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
van de werkgelegenheid erg veel veranderd in de Westelijke Tuinsteden. Als alle banen,
Amsterdam
ook de kleinste van een of een paar uur per week, bij elkaar worden geteld, dan blijkt in die periode de werkgelegenheid er sneller te zijn gegroeid (met gemiddeld 0,95 procent per jaar) dan in heel Amsterdam (0,27 procent). Figuur 4.3 Banengroei in Nieuw-West, Amsterdam en Nederland, 1972-2001
Maar dat is een half verhaal. De banengroei in
(procentuele mutaties vijfjaarsgemiddelden)
Nieuw-West was vooral in de eerste periode veel sterker dan elders. Dat is niet onlogisch.
4
De suburbanisatie leidde tot sterke banen-
3
groei in winkels, gezondheidscentra en scho-
2
len. Daar ligt geen beleid aan ten grondslag,
1
dat is ‘bevolkingsvolgende werkgelegenheid’.
0
Nieuw-West had weer veel sterker te lijden onder de gevolgen van de economische crisis
-1
in de jaren tachtig. Terwijl in Amsterdam en
-2
Nederland de werkgelegenheid midden jaren
-3
tachtig weer begon te groeien, dook Nieuw-
-4
West diep onder de nullijn. De overloop was
-5
klaar, de bevolking nam af, dat kostte banen,
-6 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 Nederland
Amsterdam
Nieuw-West
en dat verlies werd niet gecompenseerd. Samengevat: tot 1982 was er banengroei zonder beleid, na 1982 was er banenverlies
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NIEUW-WEST
51
door gebrek aan beleid. En dat kwam weer,
Figuur 4.4 Banen in Nieuw-West naar sector, 1970 en 2004
doordat de politiek zich concentreerde op de oude stadswijken die dateren uit de negen-
1970
2004
tiende eeuw. Door zich te storten op die ‘probleem-cumulatiegebieden’ hadden ze op
industrie
4,1% 1,7% 26,5%
24,6%
het stadhuis van Amsterdam niet in de gaten
bouw 14,2%
dat Nieuw-West ook aan het ‘downgraden’
consumentendiensten
was. Na die crisisjaren bleef de banengroei in
zakelijke diensten non-profit
11,6% 17,2%
de eerste helft van de jaren negentig, zakte de groei weer onder het niveau van heel
12,0%
2,9%
de jaren tachtig dan ook sterk achter bij die elders in Amsterdam. En na een opleving in
transport/communicatie
52,0%
18,2%
16,3%
Amsterdam, en sloeg rond de eeuwwisseling om in krimp. Uit de cijfers blijkt dat Nieuw-West in drie
als in heel Amsterdam.
(Confectiecentrum, Mexx, IBM-hoek) langs
decennia erg veel industriële werkgelegen-
Op het eerste gezicht lijkt Nieuw-West, net
de A-10 West en de A-4 naar Den Haag.
heid heeft verloren: van 9900 in 1970 naar
als Amsterdam-Zuidoost, een verzamelgebied
De gemiddelde bedrijfsgrootte in stadsdeel
2200 in 2004. Daar staat tegenover dat in
van grootschalige bedrijvigheid. De
Slotervaart/Overtoomseveld (12,8 werkzame
de transport en zakelijke dienstverlening het
gemiddelde bedrijfsgrootte is 8,2 werkzame
personen) benadert die van de Bijlmer (13,3).
werk is gegroeid: van 10.400 naar 16.300
personen per onderneming (tien als we alle
In de rest van Nieuw-West is de bedrijvigheid
banen. Maar vooral in de non-profitsector
mini-baantjes meerekenen), tegen gemiddeld
bijna even kleinschalig (gemiddeld 4,5 banen
(onderwijs, gezondheidszorg) is de banen-
7,1 (respectievelijk negen) in heel Amsterdam.
per bedrijf) als in de aangrenzende 19de
groei, van 9200 naar 27.800, zeer sterk
Maar dat is gezichtsbedrog, het komt door
eeuwse wijken.
geweest – meer dan tweemaal zo groot
de concentratie van grote bedrijven
52
NIEUW-WEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Wooncellen slopen Begin jaren negentig schrok Amsterdam wakker. Het inzicht brak door dat de grotestadsproblemen van de oude buurten waren geëxporteerd naar de nieuwbouwwijken die na de oorlog met zoveel blind optimisme uit de grond waren gestampt – in delen van Amsterdam-Noord, in de Bijlmermeer en in Nieuw-West. In 1992 werd een Stuurgroep Aanpak Westelijke Tuinsteden in het leven geroepen, die drie jaar later de Nota Parkstad produceerde. De naam is bedoeld als program: de vijf tuinsteden, zonder duidelijke centra en zonder eigen karakter, moesten zien samen te smelten tot een eenheid. Een stad met veel groen. Parkstad dus. Nog weer vier jaar later werd, in de Marius Bauerstraat in Overtoomseveld, een etage van een kantoorpand ingeruimd voor Bureau Parkstad. Twintig man sterk, tot eind 2003 geleid door René Grotendorst, de gedreven ex-directeur van Woningbouwvereniging Amsterdam. Opdracht: alle grote en kleine vernieuwingsplannen die in de tuinsteden worden uitgebroed, tot een geheel samen te smeden. Dat was a hell of a job – Grotendorst had zeven opdrachtgevers: drie wethouders van het Waterlooplein en vier ‘portefeuillehouders’ van de aangesloten stadsdelen Geuzenveld-Slotermeer, Osdorp, Slotervaart (waarin Overtoomseveld is opgegaan) en Bos en Lommer. Bovendien waren in het gebied veertien woningcorporaties actief. Desondanks is de club van Grotendorst, in februari 2001, bevallen van een mooi uitgevoerd ‘concept ontwikkelingsplan’: Richting ParkStad 2015. Daaruit bleek dat er zeer rigoureuze ingrepen op stapel staan. Het aanvankelijke plan om vijfduizend ‘wooncellen’ te slopen is sterk geamendeerd, het moeten er 13.500 worden – bijna een kwart van de totale woningvoorraad. Het zou een unieke kans om eindelijk de vloek van de functiescheiding ongedaan te maken. Even afgezien van het immense vraagstuk hoe de sloopplannen op sociaal aanvaardbare wijze kunnen worden doorgevoerd, ze kunnen wel ruimte creëren om, zoals het in een stad hoort, wonen en werken weer te gaan mengen. Gebeurt dat ook? Antwoord: nee. Het beeld dat naar boven komt uit de indrukwekkende stapels nota’s en deelplannen die de ambtenaren van de diverse stadsdeelkantoren in een niet-aflatende stroom produceren, is dat van een stad die alle bedrijven van enige omvang naar de randen blijft wegduwen – naar de A-10 aan de oostflank, naar de Haarlemmerweg in het noorden, naar de ‘verlengde Zuidas’ aan de andere zijde en, in de nabije toekomst, naar de Westrandweg die over zeven jaar de omcirkeling van ParkStad moet voltooien. Stadsdeel Geuzenveld/Slotermeer blijft in elk geval ‘voor honderd procent een woonwijk’. Ook het bestuur van Osdorp acht het stadsdeel ‘niet geschikt voor kantoorontwikkeling’. Het enige plan van enig gewicht is de Lutkemeerpolder achter begraafplaats Westgaarde, als in de toekomst de Westrandweg er inderdaad komt, open te stellen voor
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NIEUW-WEST
53
‘Schiphol-gebonden bedrijven’, maar wel met de voorwaarde dat er ruimte wordt gelaten voor een ‘ecologische zone’ van veertig hectare natuurgebied. Lukt dat, dan komen er naar schatting 4500 banen bij, maar ook weer veilig ver weg van de bewoonde wereld. Alleen stadsdeel Slotervaart, ingeklemd tussen de Sloterplas, de A-10 West en de snelweg naar Schiphol en Den Haag, en daardoor relatief toch al rijkelijk bedeeld met grootschalige werkgelegenheid, heeft een indrukwekkend pakket grote en kleine vernieuwingsplannen op de plank liggen. Maar ook die concentreren zich voornamelijk op uitbreiding aan de buitenkant – in de groenstrook tussen de Haagseweg en de Nieuwe Meer, in de IBM-driehoek en op het terrein van sportpark Riekerhaven in de verre zuidoosthoek. En uiteraard langs de ringweg naar Zaanstad, waar overigens ook de stadsdelen Bos en Lommer en De Baarsjes een eindje naar het noorden actief zijn. Er is een vernieuwingsplan dat iets dieper de woonstad binnendringt. De sprong over de ringweg heet het plan, dat beoogt in acht jaar tijd (2003-2011) het hele gebied tussen het Andreas Ziekenhuis en het NS Station Lelylaan overhoop te halen. De rechthoek aan weerszijden van de kille, ontoegankelijke Lelylaan zal een complete metamorfose ondergaan. Alleen de nieuwe Queen Towers, naast het World Fashion Center, mogen blijven staan. Voor de rest gaat alles tegen de grond om plaats te maken voor nieuwe bedrijven en kantoren, plus 1600 nieuwe woningen. Misschien komen daar ook nog echte straten met gewone activiteiten, een bakker op de hoek, een supermarkt, een paar cafés, broodjeszaken en restaurants en komt in dit hoekje weer zoiets als normaal stadsleven tot bloei. Wie weet! Voorlopig wordt aan het ideaal van functiemenging vooral veel lippendienst bewezen – met veel kleinschalige werkgelegenheid in onderstukken van woningen (‘plinten’), in woon-werkwoningen voor eenmanszaakjes en in bedrijfsverzamelgebouwen voor starters. Als het de bestuurders in de stadsdelen en aan het Waterlooplein dan ook nog aan moed, fantasie en samenwerkingskracht ontbreekt van het Osdorpplein-dat-geen-plein-is een mooi, groot, open stadshart te maken dat direct aansluit op de Sloterplas, zal de schepping van Cornelis van Eesteren ook in de 21ste eeuw een stad-zonder-ziel blijven - een geconstrueerde slaapstad waar geen burger warm voor loopt. •
54
NIEUW-WEST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | NIEUW-WEST
55
56
ZUID | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
5. Zuid, de rijkste stad van Nederland Amsterdam-Zuid, stad van bijna 130.000 inwoners tussen Amstel en Vondelpark, tussen Stadhouderskade en Amstelveen, is een rijke stad: weinig werkloosheid, goed opgeleide bevolking, veel bedrijvigheid, uitstekend woonklimaat, besteedbaar inkomen per inwoner ver boven het Amsterdamse gemiddelde. Zou Zuid, zo groot als ’s-Hertogenbosch, een zelfstandige gemeente zijn, dan was het zonder twijfel de rijkste stad van Nederland. Hoe komt dat? Eind negentiende eeuw barstte Amsterdam uit zijn voegen en zocht naar alle kanten uitbreiding. Waarin verschilde het polderland in het zuiden, aan weerszijden van de Boerenwetering, van het gebied ten westen van de Singelgracht of oostwaarts tussen Amstel en IJ? In niets. Toch zijn, na anderhalve eeuw, de contrasten groot. Anders dan alle andere ‘satellietsteden’ van de oude stad is Zuid een oase van welvaart – zonder eilanden of eilandjes van armoede en achterstand. Er zijn ongetwijfeld allerlei sociologische verklaringen te construeren, maar het is waarschijnlijker dat de welvaart van Amsterdam-Zuid de uitkomst is van een opeenvolgende reeks toevallige ontwikkelingen: 1. Eerst vestigden zich rijke belastingvluchtelingen langs het Vondelpark. 2. Vervolgens vormde zich rond twee musea een aantrekkelijke woonbuurt. 3. Daarna ontwierp een geniale Berlage een geniaal uitbreidingsplan in het zuiden, waar iedereen wel wil wonen en waar iedereen die er al woont, blijft wonen. 4. Toen, na de oorlog, de ergste kwantitatieve woningnood in de Westelijke Tuinsteden was opgevangen, kon het sluitstuk van Van Eesterens uitbreidingsplan, Buitenveldert, worden gebruikt om met relatief dure huizen de kwalitatieve woningnood het hoofd te bieden. 5. Ten slotte voltrok zich, eind twintigste eeuw, in De Pijp het wonder van de ‘gentrification’ – de transformatie van een oude arbeiderswijk tot een woonbuurt voor jonge, koopkrachtige stadsburgers. 6. En nu is, doordat Schiphol ook al aan de zuidkant van de stad grenst, midden in Zuid een splinternieuwe, prestigieuze kantorenwijk in ontwikkeling waar veel geld verdiend wordt.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUID
57
Belastingvlucht In juni 1865 werd het Vondelpark geopend. In niemandsland, op moerasgrond. Het gebied aan weerskanten van het park behoorde voor een groot deel tot de gemeente Nieuwer-Amstel, tegenwoordig Amstelveen. Een aantal rijke burgers wilde de stad maar wat graag ontvluchten: het was er druk, benauwd, vies en het belastingklimaat werd ook steeds ongunstiger. Aan de noordzijde van het park verschenen wel wat villa’s, maar erg veel bouwgrond was daar niet. De eeuwenoude Overtoomsevaart, waarlangs zich stinkende fabrieken hadden gevestigd, vormde een natuurlijke barrière. Maar aan de andere kant was er ruimte in overvloed. Daar groeide een villawijk die, tot op de dag van vandaag, geldt als een van de mooiste woonbuurten van Nederland. Die spontane concentratie van rijkdom werd gevolgd door een geplande. In 1866 ontwierp stadsingenieur Jacobus van Niftrik een evenwichtig, ruim opgezet uitbreidingsplan, dat als een nieuwe gordel de oude stad zou omsluiten. Het werd twee jaar later door een kortzichtige gemeenteraad weliswaar verworpen, maar een stukje werd wel uitgevoerd. Rondom drie in de polder verrijzende prestige-projecten (Rijksmuseum, Concertgebouw, Stedelijk Museum), tussen de kop van het Vondelpark en de Boerenwetering, werd een tweede buurt voor de gegoede burgerij aangelegd. Aan de overkant van de Boerenwetering werd korte metten gemaakt met de idealen van Van Niftrik. Daar kregen de particuliere grondbezitters vrij spel. Zij stampten een zo goedkoop mogelijke volksbuurt uit de grond, die in fantasieloosheid en kwaliteitsarmoede alle andere arbeiderswijken rond de oude stad naar de kroon stak: de Pijp. Deze buurt van arme handarbeidersgezinnen werd een oord waar studenten, artiesten, hoeren en criminelen onderdoken. Na de oorlog werd de oude, noordelijke helft van de Pijp een eiland van overbevolking en verpaupering. De oude bewoners vluchtten naar tuinsteden en overloopgemeenten; in de jaren zeventig en tachtig maakte de massawerkloosheid vele duizenden slachtoffers onder de armste achterblijvers en de al even arme nieuwkomers (krakers, bijstandsmoeders, allochtonen). Er zijn in die donkere tijden op het stadhuis heel wat plannen op papier gezet om de hele Noord-Pijp maar tegen de vlakte te gooien en er een nieuwe zakenwijk, met veel hoogbouw en verkeersdoorbraken, aan te leggen. Cityvorming heette dat. Het is er, dankzij massief verzet van de bewoners, niet van gekomen. De Pijp werd de broedplaats van het activisme waaruit de kleinschaligheidsidealen (‘bouwen voor de buurt’) voortkwamen – in de ‘grote politiek’ gepropageerd en gerealiseerd door wethouders als Jan Schaefer en Michael van der Vlis, beiden afkomstig uit De Pijp. Daardoor is juist De Pijp het proces van sloop en nieuwbouw bespaard gebleven. En daardoor werd juist De Pijp de eerste oude wijk die het nieuwe leven van de jaren negentig opzoog. In 1991 publiceerden twee medewerkers van het Centrum voor Grootstedelijk
58
ZUID | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Onderzoek, Gerard Anderiessen en Arnold Reijndorp, een verrassend onderzoek. Dagelijks leven in de Indische Buurt heette het. Het duo beschreef hoe deze oude arbeiderswijk een metamorfose onderging door de instroom van ‘nieuwe stedelingen’ – een heterogene groep van buitenlanders, gewezen studenten, tweeverdieners. Hun opmerkelijkste ontdekking was dat veel nieuwe stedelingen niet van buiten de stad komen. Zij waren de kinderen van de nieuwbouwwijken in Noord, West en Buitenveldert, en hadden het echte stadsleven ontdekt – weliswaar minder licht, lucht en ruimte, maar zo veel meer bewegingsvrijheid. Zij kozen voor het leven dat zij in hun jeugd ontbeerden: met winkels en cafés in hun straat, de bioscopen en theaters van de binnenstad op fietsafstand. Ze gingen geld verdienen, maar zochten de bevestiging van hun nieuwe status niet in een verre, dure doorzonwoning in nieuwe wijken met een eenzijdig samengestelde bevolking. Zij leven graag tussen anderen, eten liever buiten de deur, maken graag verre reizen en richten hun huurwoninkje picobello in. En zo kon het gebeuren dat de oude probleemwijken van de stad opeens aan een nieuw leven begonnen. De Pijp ging in dit proces voorop. Dat kwam doordat de wijk dicht tegen de binnenstad aanleunt. Ook doordat zij de mooiste dagmarkt van de stad bezit, de Albert Cuyp, die dagelijks twintigduizend en op mooie zaterdagen vijftigduizend klanten trekt. Maar vooral doordat daar de bulldozers van de stadsvernieuwing geen toegang hadden gekregen, zoals in de Dapperbuurt of de Kinkerbuurt-Zuid. In De Pijp is het oude karakter van de volkswijk het best bewaard gebleven. De aantrekkingskracht is zo groot dat De Pijp in krap vijftien jaar is getransformeerd tot een verlengstuk van de binnenstad. In De Pijp zijn 144 nationaliteiten vertegenwoordigd. Eén procent van het landelijk horeca-aanbod is in De Pijp geconcentreerd: 330 restaurants en cafés. Als huurder kom je er niet meer in; wie vandaag in De Pijp wil wonen moet een verdieping zien te kopen voor gemiddeld 3500 euro per vierkante meter, bijna vier ton in oude guldens voor een oude arbeiderswoning die niet zo lang geleden voor een paar honderd gulden per maand werd verhuurd. Er zijn alweer krakers actief om het kwaad van de speculatie met goedkope huurwoningen het hoofd te bieden. Berlage en Van Eesteren De negentiende-eeuwse buurten van Zuid staan er dus goed bij. Begin twintigste eeuw kwam de Woningwet tot stand, die de vrije-marktkrachten op het gebied van stedenbouw en volkshuisvesting aan banden legde. Drie elementen kende de wet: een stedenbouwkundig plan voor stadsuitbreiding, bouwkundige eisen voor woningen en subsidie om de huren betaalbaar te houden. De stad werd alweer te klein en Hendrik Berlage kreeg opdracht een uitbreidingsplan te ontwerpen voor een brede strook aan de zuidkant van de stad, tussen de Amstel en de
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUID
59
Schinkel. Met zijn Plan-Zuid rekende hij af met wat hij noemde ‘de lelijkheid van de negentiende eeuw’. Berlage koos voor een monumentale opzet, met brede waterwegen, grote boulevards en ruime pleinen met grote gebouwen. Daartussen tekende hij bouwblokken met buurtstraten, hoven en kleine pleinen. Alles wat bij het stadsleven hoort kreeg een plek toebedeeld. Berlage gaf nauwkeurig aan waar winkels, scholen, kerken, kantoren en gemeenschapshuizen moesten staan, midden tussen de woningen. Om de uitvoering van het plan te begeleiden, werd een schoonheidscommissie in het leven geroepen. De commissieleden waren bewonderaars van een groep jonge architecten, die samen de Amsterdamse School vormden. Zij waren, hoewel zij zich afzetten tegen de strakke bouwstijl van Berlage, net als hij, estheten. Hun liefde voor symmetrie en mooie vormen, hun aandacht voor het bouwmateriaal en voor details, heeft Plan-Zuid wereldfaam bezorgd. Er is in de Rivierenbuurt, de nieuwe Pijp, de Apollobuurt en de Stadionbuurt een woongebied ontstaan, dat met gemak de tand des tijds heeft doorstaan. Alles staat er nog na tachtig jaar, in volle glorie. Dit deel van de stad kent geen armoedige stukjes, heeft geen grote herstructureringsplannen nodig, is nooit geteisterd door grote emigratie- en immigratiebewegingen en heeft dus een stabiele, doorgaans redelijk welvarende bevolking. Wie de Scheldestraat, Beethovenstraat of Parnassusweg uit fietst, verlaat de stad van Berlage en rijdt een andere stad binnen: die van Cornelis van Eesteren. Een andere wereld. Een anti-Berlage-wereld. Een wereld waarin de stedenbouwers en architecten van het functionalisme, die bij de inrichting van Plan-Zuid buiten de deur werden gehouden, afrekenden met al die ouderwetse idealen van schoonheid en functiemenging. Eind jaren twintig richtte de grote wethouder Wibaut de afdeling Stadsontwikkeling op. De jonge architect Van Eesteren, prominent discipel van de Franse bouwmeester Le Corbusier, werd de baas. In 1934 kreeg hij opdracht een nieuw Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) voor Amsterdam te ontwerpen. Daarin kon hij zijn droom waarmaken – die van de scheiding tussen wonen, werken, winkelen, uitgaan en vervoer; die van licht, ruimte en groen; die van eenvormigheid en hoogbouw. De verwerkelijking van Van Eesterens AUP kwam pas na de oorlog op gang. De operatie begon aan de westkant, waar, om de grote woningnood het hoofd te bieden, in sneltreinvaart de vijf Westelijke Tuinsteden uit de grond werden gestampt. De Stad van de Toekomst zou het worden. Het werd, nog vóór de voltooiing, een grote probleembuurt. Vervolgens was Zuid aan de beurt. Achter de in 1961 geopende Nieuwe RAI en aan gene zijde van Berlages Zuider Amstelkanaal had van Eesteren net zo’n wijk ingetekend: Buitenveldert. Toch is er een groot verschil. Werden in Nieuw-West 110 woningen per hectare gebouwd, toen Buitenveldert in de jaren zestig aan de beurt kwam was de ergste woning-
60
ZUID | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
nood van de gewone man voorbij en kon er gebouwd worden voor de betere stand: 55 woningen per hectare. Dus: grotere woningen, vaak met garageboxen, minder hoogbouw, ook kleine villa’s, twee grote parken, speelweiden voor de jeugd, bloementuinen voor ouderen, het Amsterdamse Bos op wandelafstand. Buitenveldert mag voor jongeren net zo saai zijn als Nieuw-West, en al evenzeer gezellige winkelstraten en uitgaansgelegenheden ontberen, het vliegtuiglawaai van Schiphol mag veel woonplezier vergallen, toch blijft de zesde tuinstad – voorlopig althans – het lot van haar oudere zusjes bespaard: geen leegloop, dus geen instroom van arme allochtonen, en dus ook geen grootscheepse sloop- en herbouwplannen zoals in Nieuw-West en de Bijlmer. Buitenveldert, kortom, is de stabielste en welvarendste uitbreidingswijk van de naoorlogse wederopbouwjaren. Zo is ten zuiden van de oude stad in 125 jaar de rijkste satellietstad van Amsterdam ontstaan, die in veel opzichten een spiegelbeeld vormt van de ongeveer even grote satellietstad Nieuw-West. Dat is ook het verhaal dat uit de cijfers spreekt.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUID
61
Figuur 5.1 De bevolking van Zuid naar leeftijd en etniciteit
Amsterdam
Oud-Zuid Vondelpark
t r aa t
rbaan eintuu
Oudwest
C
t
Am ste
DE PIJP
Olympisch Stadion
Churchilllaa
n
WTC
Zuid
Beatrixpark
RAI
Pres. Kennedylaan
De Boelelaan
Samenstelling bevolking
Europaboulevard
Leeftijdsgroepen Ven Leijenberghlaan
Buitenveldertselaan
Amstelveenseweg
Amsterdamse Bos
Zuidoost
129.890 inwoners
A10
VUZiekenhuis
Oost
l
Zuid weg Stadion
IJ-meer
Centrum
NieuwWest
traa
at stra esse Lair De Apollolaan
us Wo
s erle
Hoofddorpplein
Noord Van
Ba Van
83.200 inwoners
Museumplein Albert Cuypmarkt
Van Boshuizenstraat
65+ jaar 14,3% Amstelpark
Zuideramstel 46.690 inwoners
15-64 jaar 73,9%
Herkomst
0-14 jaar 11,8%
Allochtonen uit nietgeïndustrialiseerde landen 22,3%
Nederlanders 62,5%
Allochtonen uit geïndustrialiseerde landen 15,2%
Bevolking
dan in heel Amsterdam: 11,8 procent tegen-
uit niet-geïndustrialiseerde landen is in het
Het aantal inwoners van Zuid is gedaald van
over 16,2 procent. Met de 65-plussers is het
welvarende Zuid natuurlijk veel lager (22,1
204.378 in 1970 naar 129.890 begin 2004.
precies andersom: 14,3 procent tegenover
procent) dan in heel Amsterdam (38,4 pro-
Dat is een teruggang van 36 procent. In heel
11,4 procent. Dat komt door stadsdeel
cent). Het aantal Turken, Marokkanen,
Amsterdam is in die periode de bevolking met
Zuideramstel, waarin – door Buitenveldert –
Surinamers en Antillianen is in Amsterdam
elf procent gedaald. De bevolkingsafname in
naar verhouding tweemaal zo veel gepensio-
in twee decennia, tussen 1985 en 2004,
Zuid is dus ruim drie keer zo groot geweest.
neerden wonen als in Oud-Zuid.
verdubbeld (tot 183.909). In Zuid daaren-
Vooral de ‘verdunning’ van De Pijp en de ver-
Heel opmerkelijk is ook dat, terwijl de
tegen is het aantal iets gezakt (tot 13.548).
grijzing van Buitenveldert zijn daaraan debet.
beroepsbevolking (15-64 jaar) in heel
Daar staat tegenover dat het aandeel van
Zuid is veel ouder dan Amsterdam. Het aantal
Amsterdam in 2002 weer bijna op het peil zit
buitenlanders uit geïndustrialiseerde landen
kinderen in Zuid is in dertig jaar meer dan
van drie decennia geleden, de beroepsbevol-
(Noord-Europa, Amerika, Japan enz.) in Zuid
gehalveerd. Het aandeel van kinderen in de
king in Zuid bijna dertig procent is gedaald.
weer veel hoger is dan in heel Amsterdam:
totale bevolking is in Zuid beduidend lager
Het aandeel in de bevolking van allochtonen
15,2 tegenover 9,7 procent.
62
ZUID | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
ook in De Pijp. De tuinsteden, waar relatief
Figuur 5.2 Werkloosheid in Zuid en Amsterdam, 1982-2003 (procentuele mutaties per jaar)
veel jonge ‘modale’ gezinnen woonden, kwamen er aanvankelijk nog goed af.
60
In 1983 telde Zuid meer dan tweemaal zo veel 50
werklozen als Nieuw-West. In de jaren tachtig
40
groeide in Nieuw-West het aantal werklozen
30
minder snel dan in Zuid en begon eerder en sterker te dalen. In de economisch betere
20
jaren negentig daarentegen was de ontwikke10
ling tegenovergesteld: terwijl in Zuid het aan-
0
tal werklozen, met een korte onderbreking,
-10
vrijwel gestaag daalde, vond in Nieuw-West een explosieve toename plaats. In Zuid is in
-20 1982
1984
Zuid
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2001 het aantal werklozen vrijwel terug op het
2002
niveau van 1983, in Nieuw-West is het aantal
Amsterdam
bijna 2,5 keer zo groot.
Werkloosheid De werkloosheid is in Zuid beduidend minder dan in heel Amsterdam. Eind 2003 telde Zuid 6804 werklozen (7,5 procent van de beroepsbevolking van 20 tot 64 jaar). Voor heel
Figuur 5.3 Banengroei in Zuid, Amsterdam en Nederland, 1972-2001 (procentuele mutaties vijfjaarsgemiddelden)
Amsterdam bedroeg het aantal werklozen 51.648 (10,4 procent). Een verschil van 2,9
4
procentpunt lijkt misschien niet veel, maar als
3
Amsterdam er net zo zou voorstaan als Zuid,
2
zou dat twintigduizend werklozen schelen.
1
Het aantal WAO’ers in Zuid (9 procent) ligt
0
ook bijna anderhalf procentpunt lager dan in heel Amsterdam (10,3 procent). Een zeer verrassend beeld levert de vergelijking met Nieuw-West op. Twintig jaar geleden werd Nederland getroffen door een diepe economische depressie, die vooral in de grote steden een explosie van werkloosheid veroorzaakte. De slachtoffers waren vooral te vinden
-1 -2 -3 -4 -5 -6 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 Nederland
Amsterdam
Zuid
in de oude negentiende-eeuwse wijken, dus
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUID
63
Werkgelegenheid
Figuur 5.4 Banen in Zuid naar sector, 1970 en 2004
In Zuid woont 17,6 procent van de Amsterdamse bevolking, maar deze satelliet-
1970
stad herbergt bijna een kwart van alle bedrijven en 19 procent van alle banen en
2004
industrie
3,1% 1,8%
11,6%
bouw
8,6%
24,5%
5,2%
baantjes in de stad.
transport/communicatie
39,1%
De werkgelegenheid in Zuideramstel
consumentendiensten
(Rivierenbuurt, Buitenveldert) verschilt sterk
19,8%
14,2%
zakelijke diensten
van die in Oud-Zuid (Pijp, Museumbuurt, Concertgebouwbuurt, Stadionbuurt en
non-profit 17,9%
Schinkelbuurt). Zuideramstel telt, dankzij de 26,7%
Zuidas, veel grote bedrijven en instellingen.
27,5%
De gemiddelde bedrijfsomvang is daar 9,8 volledige banen. In Oud-Zuid is het precies omgekeerd: daar is het met 4,3 banen per
De tweede grote groeier in Zuid is de non-
beeld vormt van die in Amsterdam (28/55
bedrijf kleinschaligheid troef. Dat ligt ook
profitsector: van 18.900 naar 36.500 banen.
procent).
voor de hand: de detailhandel in Oud-Zuid is
Het aantal woningen in Zuid is in dertig jaar
oneindig veel talrijker dan in Zuideramstel.
Welvaart en opleiding
nauwelijks toegenomen: van 71.492 in 1970
Als alle banen, inclusief minibanen van minder
Een inwoner van Zuid, van baby tot bejaarde,
naar 74.255 in 2003 . In heel Amsterdam is
dan twaalf uur per week, worden geteld,
had in 2000 gemiddeld 2950 euro per jaar
de woningvoorraad ruim dertig procent
geldt voor heel Zuid een gemiddelde bedrijfs-
meer te besteden dan in heel Amsterdam.
gegroeid. In 1970 was de gemiddelde
omvang van zeven werkzame personen, twee
Dat komt neer op bijna 250 euro per maand
woningbezetting in Zuid (gemiddeld 2,86 per-
minder dan het Amsterdamse gemiddelde.
per persoon.
sonen per woning) hoger dan in Amsterdam
In vijfendertig jaar is de werkgelegenheid
Het gemiddelde opleidingsniveau in Zuid is
(2,56). Ruim dertig jaar later is het beeld
in Zuid sterk van karakter veranderd. De
ook hoog. Op dit punt wordt Zuid eigenlijk
gekanteld: in Zuid telt een woning gemiddeld
industrie en bouw hebben bijna tweederde
alleen overtroffen door de binnenstad.
1,73 bewoners, in Amsterdam 1,96 bewoners.
van de banen verloren: 12.900 in 1970 naar
Ongeveer dertig procent van de bevolking
Ook dat lijkt een verwaarloosbaar verschil,
4600 in 2004. Transport/communicatie (rond
is laag opgeleid, dertig procent heeft een
maar als de woningbezetting in heel
tienduizend banen) en consumentendienst-
middelbare opleiding, veertig procent een
Amsterdam dezelfde zou zijn als in Zuid, dan
verlening (rond twintigduizend banen) zijn
hbo- of academische opleiding.
zou de stad bijna negentigduizend inwoners
qua omvang bijna gelijk gebleven. De zake-
minder tellen.
lijke dienstverlening (banken, verzekeraars,
Wonen
makelaars enz.) daarentegen is bijna verdub-
Het aantal grote woningen is vooral in
beld: van 13.800 naar 25.700 banen.
Zuideramstel opmerkelijk groot; daar is ook
Overigens zijn in deze sector in het ‘rampjaar’
meer eigen-woningbezit dan elders. Voor
2003 harde klappen gevallen: in één jaar
heel Zuid geldt dat de verhouding particuliere
gingen 2400 banen verloren (- 8,5 procent).
huur/sociale huur (49/33 procent) een spiegel-
64
ZUID | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Zuidas Zuid lijkt af. Maar dat is niet zo. In april 1991 staakte Amsterdam zijn verzet tegen de bouw van een nieuw hoofdkantoor van ABN Amro aan de A-10 Zuid. Dat verzet was goed verklaarbaar. Niet zozeer omdat voor de bouw een paar sportvelden moesten sneuvelen. Belangrijker was dat het de doodsteek betekende voor de IJ-oeverplannen, waarin het stadsbestuur zich had vastgebeten. Bovendien zou het nieuwe kantoor de vestigingen van de bank aan het Rembrandtplein en in de Vijzelstraat leegzuigen, waarmee de onttakeling van de binnenstad bezegeld leek. Toen de bank dreigde uit te wijken naar de A-9 in Amstelveen, zwichtte de gemeente. Dat was het startsein voor de ontwikkeling van een van de snelst groeiende bedrijventerreinen ooit: de Zuidas. Na de verkiezingen van 1994 besloot de gemeente een ‘integraal plan’ te laten ontwerpen, in januari 1998 was het ‘masterplan’ klaar, een paar maanden later benoemde het rijk de Zuidas tot ‘nieuw sleutelproject’ en in de zomer van 2001 tekenden Amsterdam en het rijk een convenant voor de ontwikkeling van een ‘nieuw stedelijk centrum’. Terwijl de ambtenaren ‘visies’ op papier zetten of lieten zetten, draaiden de aannemers overuren. In tien jaar tijd verrees, tussen de stad van Berlage en de stad van Van Eesteren, een prestigieuze kantorenwijk met veel on-Amsterdamse imponeerbouw. In 2002 werd de laatste parel aan de kroon gevoegd, het ING House (‘strijkijzer’, ‘klapschaats’, ‘kruimeldief’) aan de Amstelveenseweg, tegenover het VU-ziekenhuis – je moet het maar mooi vinden. En in de zomer van 2004 werd het vernieuwde, uitgebreide World Trade Center feestelijk geopend, met het nieuwe Zuidplein, bij het kruispunt van de ‘Berlage-as’ (Minervalaan) en de A-10. Dit plein moet het hart worden van het nieuwe woon-werkgebied aan de Zuidas. De Zuidas, die Amsterdam definitief aan Schiphol vastklit, heeft vervolgens de besluitvorming over uitbreiding van het metronet in een stroomversnelling gebracht. De uitbreiding heet Noord/Zuidlijn, maar zou Zuid/Noordlijn moeten heten. Want niet het isolement van Amsterdam-Noord, maar de economische druk van Amsterdam-Zuid heeft de doorslag gegeven. Die ingreep zal, net als de Zuidas zelf, het karakter van Amsterdam-Zuid grondig veranderen. In 2010 moet de metro rijden. Eerst is, in het hartje van De Pijp, de Ferdinand Bolstraat tussen de Albert Cuypmarkt en de Ceintuurbaan, behalve voor voetgangers, hermetisch op slot gegaan. Er komt een gigantische bouwput voor de aanleg van een 26 meter diep metrostation met twee perrons boven elkaar. Daarna gaat het Europaplein voor het RAI-complex op de schop voor een tweede station in Zuid. Het derde station is er al: het waaierige, kille station Zuid/WTC, dat nu dagelijks ruim
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUID
65
vijftigduizend passagiers verwerkt. Dat moet worden herbouwd tot een ‘topstation’ voor gewone en hogesnelheidstreinen, trams, metrostellen, autobussen en shuttles, waar in de toekomst dagelijks een kwart miljoen passagiers hun weg moeten zoeken. Amsterdam wil daar, aan de Zuidas, eigenlijk de hele infrastructuur – zes trein- en vier metrosporen, plus een verbrede A-10 – onder de grond wegwerken, anderhalve kilometer lang. Voor dat ‘dokmodel’ moeten rijk, stad, NS, ABN Amro en ING samen drie miljard euro bijeen zien te sprokkelen. Pas dan zou, zo dromen de ruimtelijke ordenaars, de Zuidas, met een oppervlakte van 2,5 vierkante kilometer (bijna zestien procent van de totale oppervlakte van Zuid), de stad van Berlage en de stad van Van Eesteren tot één geheel aaneensmeden. Dat zijn grote plannen, die alle andere economische vernieuwingsplannen overschaduwen. Die zijn er wel. Zuid is, op Buitenveldert na, rijk aan goede winkelstraten. Die kunnen soms wel een opknapbeurt gebruiken. Daarvoor worden veel nota’s geschreven, programs van eisen opgesteld, plannen van aanpak uitgestippeld en convenanten getekend. Er zijn ideeën om de Albert Cuypmarkt te overdekken en naar zijstraten uit te breiden, er is een gevel- en plintenplan voor het Gerard Douplein in De Pijp, daarachter komt misschien ooit een winkelpassage naar de Stadhouderskade. Met heel wat minder poeha dan aan de Zuidas wordt het vergeten industriegebied aan de Schinkel opgelapt. Ook tussen het Olympisch Stadion en de Havenstraat, het enige rommelbuurtje van Zuid, is van alles aan de gang. Grootschalige ingrepen Conclusie: Zuid is een rijke stad en een bruisende stad. Maar ook een probleemloze stad? Nee, toch niet. Om te beginnen de Zuidas. Daar werken nu ongeveer 23.000 mensen. Dat levert al enorme verkeersstromen op; de A-10 Zuid zit grote delen van de dag potdicht. Als alle plannen met de Zuidas worden gerealiseerd, zullen er over 25 jaar bijna driemaal zo veel mensen werken en ook nog eens ruim dertienduizend mensen wonen. In plaats van een ‘brug’ te worden tussen Oud-Zuid en Buitenveldert, dreigt de Zuidas, nog veel meer dan nu al het geval is, een wig te drijven tussen die twee delen van Zuid. Maar nog veel nijpender wordt de vraag: hoe komen de werknemers, bezoekers en bewoners er en hoe kunnen ze er weer weg? En: hoe komen de passanten erlangs? Ook al wordt de capaciteit van het openbaar vervoer vervijfvoudigd, dan nog zal het autoverkeer explosief toenemen. Waar worden ze geparkeerd? In Buitenveldert? In de Rivierenbuurt? In de Stadionbuurt? Welke sluiproutes worden gevonden? Als er een derde afslag komt bij de Beethovenstraat, welke doorbraken worden er dan geforceerd? De allerbelangrijkste vraag is nog: wie beslist hierover? De Zuidas is een zogeheten
66
ZUID | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
‘grootstedelijk project’. Dat betekent dat de ‘centrale stad’, dat is het stadhuis aan het Waterlooplein, alle verantwoordelijkheden naar zich heeft toegetrokken – voor de grondexploitatie, de inrichting van het gebied, de woningbouw. Stadsdeel Zuideramstel mag de openbare ruimte beheren: ervoor zorgen dat die schoon, heel en veilig blijft. Maar de verkeersoverlast – nu al van het bouwverkeer – treft de omwonenden in Buitenveldert en Oud-Zuid. Wie beschermt hun eigen buurt, die straks voor henzelf steeds ontoegankelijker, drukker en lawaaieriger dreigt te worden? De stadsdeelbestuurders, die één keer per kwartaal bij het ‘Bestuurlijk Overleg Zuidas’ mogen aanschuiven om vrijblijvend mee te praten? Een soortgelijk probleem – het spook van de grootschaligheid in een stad die een breiwerk is van kleinschaligheid – gaat zich mogelijk voordoen in De Pijp door de aanleg van de Noord/Zuidlijn. Natuurlijk, er is een ‘straatmanager’ aangesteld om de middenstand te begeleiden die jaren tegen de bouwput zit aan te kijken van het station in de Ferdinand Bolstraat. En zeker, als de metro rijdt, kunnen de winkeliers en restauranthouders in De Pijp veel nieuwe klanten van buiten de buurt tegemoet zien. Maar wie garandeert dat over tien jaar juist die detailhandel en die horeca nog in leven is, die De Pijp vandaag zo populair maakt? De nieuwe welvaart van deze voormalige achterbuurt is erg broos. Zoals die opleving door niemand is voorzien, zo valt evenmin te voorspellen of zij standhoudt. En ten slotte een probleem van een heel andere orde: de vergrijzing van Buitenveldert. Meer dan de helft van de bevolking is ouder dan vijftig jaar, tweemaal zo veel als in heel Amsterdam. Eén op de acht inwoners is 80-plusser. Buitenveldert is een wijk die dreigt uit te sterven. Voor de Buitenveldertse hoogbouwflats bestaan geen herstructureringsplannen (sloop en lage nieuwbouw) zoals in de Westelijke Tuinsteden en de Bijlmer. Wie wil daar straks wonen? De druk op de Amsterdamse woningmarkt mag groot zijn, maar de belangstelling van starters, doorstarters en goedbetaalde nieuwkomers gaat toch vooral uit naar het dichtbevolkte woongebied binnen de Ringweg rond de stad. Waar gaan de minder kapitaalkrachtige Amsterdammers heen die langzaam maar zeker naar buiten worden gedrukt? Naar Buitenveldert misschien? Zoals arme buurten opeens rijk kunnen worden, kunnen rijke buurten verarmen. Amsterdam-Zuid, zo groot als ’s-Hertogenbosch, is de rijkste stad van Nederland. Dat dankt Zuid aan de hoge mate van leefbaarheid. Als die leefbaarheid wordt bedreigd, door grootschalige ingrepen en door onbeheersbare verhuisbewegingen, kan de balans zó weer naar de andere kant doorslaan. •
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUID
67
68
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
6. Zuidoost, de onoverzichtelijkste stad van Nederland Begin jaren dertig reisde Charles Éduard Jeanneret, beter bekend als Le Corbusier, schilder, architect en stedenbouwkundige, naar de Verenigde Staten. Toen de Zwitser de haven van New York binnenvoer en de bonte verzameling wolkenkrabbers van Manhattan zag, riep hij in extase uit: ‘Ik ben een Amerikaan!’ Later bekoelde zijn geestdrift. Hij vond de gebouwen eigenlijk te klein en ze stonden te dicht op elkaar, maar vooral de chaotische drukte in de straten van New York stond hem tegen. In 1933 publiceerde Le Corbusier La Ville radieuse, een vervolg op het elf jaar eerder verschenen boek La Ville contemporaine, waarin hij brak met alle traditionele wetten van de stedenbouw. In zijn ‘stralende stad’ moesten orde en rust heersen, en daarom moest de straat wijken voor het superwoonblok. ‘Onze straten hebben geen functie meer,’ aldus Le Corbusier. ‘Straten zijn een verouderd begrip. We moeten iets scheppen om hen te vervangen. Om te ademen! Om te LEVEN! Het bestaande idee van een straat moet worden vernietigd: DOOD AAN DE STRAAT! DOOD AAN DE STRAAT!’ Het gebruik van hoofdletters, uitroeptekens en herhalingen wijst erop dat hier een nieuw geloof werd gepredikt, een revolutie. Het heeft even geduurd, maar veertig jaar later werd die droom van een stad-zonder-straten werkelijkheid. In Amsterdam, in een oude polder ten zuidoosten van de stad. Dat was niet toevallig, want juist in Nederland woonden en werkten de trouwste discipelen van de Zwitserse profeet, en de prominentste onder hen, Cornelis van Eesteren, bezette een sleutelfunctie in Amsterdam. Eind jaren twintig naderde Plan-Zuid, het grote uitbreidingsplan van de grote Berlage, zijn voltooiing. De stad moest verder groeien. Wethouder Floor Wibaut richtte in 1928 binnen de gemeentelijke dienst Publieke Werken een aparte, autonome afdeling Stadsontwikkeling (SO) op en hij stelde de architect Van Eesteren aan als directeur.
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
69
De jonge stadsbouwmeester werd twee jaar later voorzitter van het door Le Corbusier in het leven geroepen Congrès International des Architectes Modernes (CIAM), dat in 1933 in Athene het handvest van de ‘functionele stad’ opstelde. De stad van de toekomst zou de stad van de autobezitters zijn, en dat bood ongekende mogelijkheden: het werk hoeft niet meer dicht bij huis te zijn, mensen hoeven niet meer te winkelen of uit te gaan in hun eigen straat. De functionele stad is de stad waarin die functies zijn gescheiden en geconcentreerd in aparte woon-, werk- en uitgaansgebieden. Dat schept rust rond de plek waar je woont, en als dan ook nog gekozen wordt voor massieve hoogbouw, ontstaan zeeën van ruimte en licht voor de bewoners. Gewapend met deze idealen hebben Van Eesteren en zijn medewerkers van Stadsontwikkeling de Westelijke Tuinsteden en Buitenveldert ontworpen, nieuwe, moderne woonwijken waarin de ‘functiescheiding’ met straffe hand werd doorgevoerd. Maar ze waren nog niet volmaakt – er waren nog straten met verkeerslawaai, luchtvervuiling, onveilige kruispunten. Die moesten ook nog weg. In de jaren zestig diende die kans zich aan. Stadsontwikkeling had berekend dat de stad zich, alle bouwactiviteiten in Noord, Nieuw-West en Nieuw-Zuid ten spijt, verder moest uitbreiden. De woningvoorraad in de oude binnenstad was zo deplorabel dat vijftigduizend woningen gesloopt moesten worden. Op de vrijkomende grond zouden maar tienduizend nieuwe huizen kunnen worden gebouwd, zodat elders naar ruimte moest worden gezocht voor veertigduizend woningen. Het oog viel op het gebied waar Amsterdam in het grijze verleden, toen de Bijlmermeer nog niet was drooggemalen, zijn afval en havenslib dumpte. Het poldergebied lag echter buiten de gemeentegrenzen. Het zou bij Amsterdam gevoegd moeten worden, maar daar voelden ze in Den Haag niets voor. Het kostte negen jaar politieke strijd en intensief lobbywerk, vooral van de in dit opzicht zeer bedreven burgemeester Gijs van Hall, maar in de zomer van 1966 kon bij Stadsontwikkeling het glas worden geheven. De bouwers konden meteen aan de slag. Het gebied was al opgespoten met zand uit de Vinkeveense Plassen, de maquettes van de nieuwe stad waren al geëxposeerd, de stadsbestuurders – het college van b. en w. én de enthousiaste gemeenteraad – stonden unaniem achter de plannen. ‘Nergens ter wereld is tot nu toe een mooiere en modernere stad van een dergelijke omvang tot uitvoering gekomen,’ jubelde Van Hall. ‘De kans ligt er: het project voor het prettigste woonoord dat zich laat denken.’ Niet iedereen was daarvan overtuigd. Juist in de jaren waarin de linkse volkshuisvesters alom bijval oogstten voor hun gedurfde aanpak, kwam een tegenbeweging op gang. Die werd in Amerika ingeleid door een vrouw die in New York de geborgenheid van het grotestadsleven had leren liefhebben: Jane Jacobs. In 1961 publiceerde zij haar boek The Death and Life of Great American Cities – één lange, geëmotioneerde, maar theoretisch
70
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
zeer goed onderbouwde aanval op de unurban urbanization van de functiescheiders, blokkenbouwers en groenfetisjisten. Jacobs beschreef pijnlijk nauwkeurig hoe de samenleving in de nieuwe hoogbouwwijken aan de randen van de steden, waar niemand meer op elkaar let en waar niemand meer zijn broeders hoeder hoefde te zijn, ontwricht raakte. Haar analyses werden ondersteund door een wassende stroom kritische studies en rapporten over hoogbouwervaringen die in het buitenland, maar óók in Nederland en in Amsterdam, werden uitgebracht. Zelfs de Amsterdamse Woningdienst waarschuwde. Tekentafelstad Stadsontwikkeling bleef stokdoof. De erfgenamen van Le Corbusier en Van Eesteren lieten zich niet van de wijs brengen. ‘Niet het verpestende stadsverkeer, maar de rustige natuur zal de sfeer in de Bijlmermeer bepalen. In de toekomst zal men in de stad de nachtegaal horen zingen,’ klonk het in een folder van de Federatie van Woningbouwverenigingen. Zo moest het worden: dertienduizend ‘inrichtingen voor de huisvesting’ in dertig kolossale woonblokken, omgeven door drie soorten groen (‘wijkgroen’, ‘buurtgroen’ en ‘kijkgroen’ aan de voet van de flats) en voorzien van gigantische parkeergarages. Het woongebied kreeg drie soorten wegen: primaire autowegen, kruisingsvrij daar onderdoor verhoogde secundaire wegen (‘dreven’) en dáár weer onderdoor, op de hoogte van het ‘maaiveld’, fiets- en voetpaden, ook gescheiden van elkaar. En ten slotte, in de blokken zelf, lange ‘binnenstraten’ die leiden naar liften en ‘collectieve ruimtes’. Licht, lucht, rust, ruimte, ordelijkheid, overzichtelijkheid, eenvormigheid waren de dogma’s van de priesterkaste op het Wibauthuis. Zij bouwden voor de nieuwe middenklasse – grote ‘ wooneenheden’ voor het gezin van Jan Modaal. Voor iedereen gelijk, want alle mensen zijn gelijk. En voorzover ze niet gelijk zijn, zou je het aan de buitenkant niet zien. Geen experimenten, alles bemeetbaar – evenveel vierkante meters openbaar groen per huishouden, evenveel parkeerruimte, evenveel zonlicht. De ironie van de geschiedenis is dat de tekentafelstad van de vooruitgangskerk zich heeft ontwikkeld tot de alleronoverzichtelijkste stadswijk van Nederland. Er wonen burgers die uit alle windstreken van de wereld afkomstig zijn. Iedereen is anders, niemand is gelijk. Jan Modaal woont er niet, wel veel alleenstaanden en eenoudergezinnen, die één ding wel gemeen hebben: een submodaal inkomen. Bovenal is het een wijk waar de statistieken niet kloppen. De Amsterdamse dienst Onderzoek en Statistiek levert natuurlijk wel, zoals voor elke buurt en voor elk stadsdeel, jaarlijks stromen cijfers over Amsterdam-Zuidoost, maar die cijfers vertellen maar de halve waarheid. Want hoeveel mensen wonen écht in de torenflats van de Bijlmer? Wie is
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
71
Nederlander en wie is allochtoon? Hoeveel werkloosheid blijft verborgen? En hoeveel verborgen werk bestaat er? Er zijn bijstandsgerechtigden die de weg naar de sociale dienst niet kennen of niet durven inslaan en er zijn bijstandsontvangers die hun bijstand aanvullen – wie kent hen bij de overheidsinstanties? Toch loont het de moeite de officiële cijfers te bekijken. Ook de halve waarheid is interessant. Wat Zuidoost onderscheidt van de vijf andere satellietsteden rond de oude stad, is dat de eerste bewoners zich er pas 35 jaar geleden vestigden. Dat betekent dat de cijfers in de aanvangsjaren zulke bizarre reuzensprongen maakten dat een vergelijking met andere delen van de stad nauwelijks te maken valt.
72
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Figuur 6.1 De bevolking van Zuidoost naar leeftijd en etniciteit
Noord Venserpolder
naar Centrum
Da
alw
re ijkd
ef
A2
AMSTEL III/ AMSTEL III/ BULLEWIJK BULLEWIJK
Kar
spe
Zuid
Kraaiennest
eef ldr
81.978 inwoners
Amsterdam
A9
PARK
Gaasperplas
g
we
er Bullewijk mm rda e p as Ga
NELLESTEIN
Driemond
Gaasperplas
Samenstelling bevolking
HOLENDRECHT/ HOLENDRECHT/ REIGERSBOS GEIN GEIN
Holendrecht
AMC
Zuidoost
eg
BIJLMER-
station Bijlmer
Oost
l
ew ois
BIJLMER BIJLMER CENTRUM CENTRUM
ord go Hoodreeeff
BIJLMER BIJLMER OOST OOST
f ree
ste
erd
Go
Arena
m Bijl
NieuwWest
Am
Strandvliet
IJ-meer
Oudwest Centrum
Ganzenhoef
Reigerbos
Leeftijdsgroepen
Gein
65+ jaar 8,3%
Schoonhovendreef
Herkomst
0-14 jaar 20,6%
Nederlanders 29,8%
A9
1 km
15-64 jaar 71,2%
Allochtonen uit nietgeïndustrialiseerde landen 65,4%
Allochtonen uit geïndustrialiseerde landen 4,8%
Bevolking
volgebouwd. In 1990 werd het hoogste aantal
van Hilversum.
Eind 1968, twee jaar nadat Amsterdam de 22
inwoners geteld: 88.380.
De leeftijdsopbouw van de bevolking in
vierkante kilometer bouwgrond had mogen
Daarna volgden tien jaren van sloop en
Zuidoost wijkt ook af van het Amsterdamse
inlijven van de gemeente Weesperkarspel,
vervangende nieuwbouw en zakte het aantal
gemiddelde. Weliswaar is het aandeel van de
een door Diemen en Duivendrecht van de
inwoners tot 81.978 begin 2004. Het geeft
jongeren in de loop van dertig jaar iets minder
stad afgescheiden gebied, kwamen de eerste
wel een verrassend beeld. Toen Zuidoost
geworden en van de 65-plussers toegenomen,
Amsterdammers er wonen. Zes jaar later telde
uitbundig groeide, kromp het aantal inwoners
maar Zuidoost is toch heel wat groener en
de Bijlmermeer ruim dertigduizend inwoners
van de stad Amsterdam, en, omgekeerd, toen
heel wat minder grijs dan de rest van de stad.
en in 1980 ruim vijftigduizend. Toen was de
in de jaren negentig de bevolking van de
Even opmerkelijk is dat er relatief veel minder
helft van Zuidoost klaar. In de daarop volgen-
totale stad weer toenam, kromp die in
alleenstaanden wonen in Zuidoost (36 procent
de tien jaar werden aan de noordkant de
Zuidoost. Dat neemt niet weg dat in die oude
van de huishoudens) dan in Amsterdam in zijn
Venserpolder en aan de zuidkant Gaasperdam
polder een stad is ontstaan van de omvang
geheel (45 procent). Maar daar staat tegen-
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
73
over dat één op de vijf gezinnen een huishou-
gemiddelde: tienduizend euro per jaar tegen
met het aanvragen van huursubsidie. Volgens
den is met één ouder – tweemaal zo veel als
11.600 euro (in 2000). Dat is dertig euro per
de laatste tellingen vroegen 13.895 huis-
in heel Amsterdam.
week per persoon minder. In de Bijlmermeer
houdens huursubsidie aan. Dat wil zeggen
Tweederde deel van de bevolking van
zelf is het besteedbare inkomen per inwoner
dat méér dan veertig procent van de huur-
Zuidoost is afkomstig uit niet-geïndustriali-
zelfs nog ruim tien euro lager.
woningen met subsidie wordt bewoond;
seerde landen, ook bijna tweemaal zo veel als
Het aantal bijstandsontvangers in Zuidoost
in de rest van Amsterdam geldt dat voor
in heel Amsterdam. In Zuidoost zijn ongeveer
(dertien procent van de bevolking) ligt dan
minder dan een kwart van de woningen. Het
honderd nationaliteiten vertegenwoordigd.
ook aanmerkelijk hoger dan in de rest van
gemiddelde huursubsidiebedrag in Zuidoost
Er wonen betrekkelijk weinig Turken en
Amsterdam (5,5 procent). Toch is de Bijlmer
(157 euro per maand) ligt dan ook ruim dertig
Marokkanen, maar daarentegen erg veel
bij lange na niet de armste buurt van
euro boven het Amsterdamse gemiddelde.
Surinamers en Antillianen. Die vormen
Amsterdam: de Indische Buurt, Bos en
gezamenlijk veertig procent van de bevolking
Lommer, de Vogelbuurt in Noord,
Werk en werkloosheid
van Zuidoost, en misschien wel meer, want
Geuzenveld, Osdorp-Midden, Overtoomse
De groei van de werkgelegenheid was in
derdegeneratiekinderen worden als
Veld en de Transvaalbuurt zijn armer.
dertig jaar enorm. Die kwam in de jaren
Nederlanders geteld.
De bevolking is laag opgeleid: zes van de tien
tachtig pas echt op gang, doordat aan de
Er hebben zich veel immigranten gevestigd
volwassenen hebben niet meer dan basis-
westzijde van de spoorlijn Amsterdam-Utrecht
uit andere niet-industrielanden in Azië, Afrika
of lagerberoepsonderwijs gevolgd. In heel
in razend tempo het industriegebied Amstel
en Oost-Europa – bij elkaar bijna eenvijfde
Amsterdam is dat het geval bij vier van de
III tot ontwikkeling kwam. In 1980 telde
deel van de bevolking. De grootste groep
tien volwassenen. Maar opnieuw geldt dat
Zuidoost zegge en schrijve 3700 banen en
onder hen zijn de Ghanezen, die vooral in
Zuidoost lang niet onderaan bungelt: het
baantjes, vijf jaar later waren het er 18.900 en
de tweede helft van de jaren negentig naar
opleidingsniveau in de Westelijke Tuinsteden
in 1990 was de werkgelegenheid opgelopen
Amsterdam zijn gekomen. Zij vormen, na de
en in Noord is – althans volgens de officiële
tot 49.000 banen. Na die explosie volgde
Surinamers, veruit de grootste bevolkings-
statistieken – nog lager.
in de jaren negentig nog een geleidelijke
groep. Hoeveel Ghanezen exact in Zuidoost
Er zijn stedenbouwers en economen die ruim-
toename tot 58.000 in 2004.
wonen is niet bekend, want er zijn er nogal
te in de woonomgeving ook tot de persoon-
De groei was voornamelijk te danken aan de
wat die niet staan ingeschreven, maar het
lijke welvaart rekenen. Als dat waar is, komen
zakelijke dienstverlening: die sector vertien-
aantal wordt toch op ten minste tienduizend
de bewoners van Zuidoost erg goed aan hun
voudigde zich in twintig jaar tot bijna 21.000
geschat.
trekken: het is, met 1868 woningen per vier-
banen, meer dan eenderde deel van de totale
kante kilometer, veruit de dunst bebouwde
werkgelegenheid in Zuidoost. De tweede
Welvaart en opleiding
‘satellietstad’ van Amsterdam. Vergelijk dat
bedrijfstak is de non-profitsector (17.100), en
De Bijlmermeer is volgebouwd voor de
eens met Oudwest (8277 woningen) en Zuid
dat is vooral te danken aan de vestiging van
middenklasse; dat werd versterkt toen vervol-
(4685).
het Academisch Medisch Centrum tegenover
gens ten zuiden van de Gaasperdammerweg
De woningen zijn groot, de woonomgeving is
Holendrecht. De dienstverlening aan consu-
wijken verrezen met koopwoningen en veel
ruim, maar de keerzijde van de medaille is dat
menten (winkels, horeca, reparatiebedrijven)
traditionele laagbouw. De werkelijkheid is
de huren relatief hoog zijn. En dat brengt met
is sterk ondervertegenwoordigd: met 9300
dat het besteedbare inkomen per inwoner
zich dat er erg veel onderverhuur is (hoeveel
banen neemt deze sector een tamelijk mage-
aanmerkelijk lager is dan het Amsterdamse
weet niemand) én dat Zuidoost kampioen is
re zestien procent van de werkgelegenheid
74
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
aantal werklozen in deze stad een record:
Figuur 6.2 Samenstelling van de werkgelegenheid in Zuidoost naar sector, 1970-2004
14.237. Ruwweg een kwart van de beroeps70
bevolking stond als werkloos geregistreerd
x 1000
en ontving een uitkering. Nog anders gezegd:
60
één op de zes werklozen in Amsterdam
50
woonde in Zuidoost.
40
Maar toen geschiedde een wonder. Even
30
spectaculair als het werkloosheidscijfer was
20
gegroeid, kromp het. Of eigenlijk nog specta-
10
culairder: in zes jaar werd tweederde van het
0
aantal werklozen weggewerkt. Begin 2003 1970 1972 1974 1976 1978 1980 1982 1984 1986 1988 1990 1992 1994 1996 1998 2000 2002 2004 industrie consumentendiensten
telde Zuidoost er nog 5130. Dat is te danken
transport/communicatie non-profit
bouw producentendiensten
aan de economische hausse van eind jaren negentig, maar ook aan het intensieve sociaal-economische beleid dat werd gevoerd. Er is zeer veel gebruikgemaakt van de subsidies
voor zijn rekening (tegen ruim twintig procent in heel Amsterdam). Eigenlijk zijn alle bedrijfstakken in vergelijking
Figuur 6.3 Werkloosheid in Zuidoost en Amsterdam, 1982-2003 (procentuele mutaties per jaar)
met Amsterdam ondervertegenwoordigd; alleen de zakelijke dienstverlening is sterk oververtegenwoordigd. Dat blijkt ook uit
70
de gemiddelde omvang van de bedrijven.
60
Zuidoost herbergt relatief veel grote kan-
50
toren. Per bedrijf zijn er gemiddeld vijftien
40
personen werkzaam; in heel Amsterdam gemiddeld negen. Dat verklaart voor een belangrijk deel de
30 20
grote werkloosheid waarmee Zuidoost lange
10
tijd te kampen had. Het aantal banen groeide
0
vooral in grote kantoren (banken, verzeke-
-10
raars, vastgoed, ict), die relatief weinig plaats hadden voor de laag opgeleide bevolking aan gene zijde van de spoorlijn. In de tweede helft
-20 -30 1982
1984
1986
1988
1990
1992
1994
1996
1998
2000
2002
van de jaren tachtig en de eerste helft van de jaren negentig leek zich in Zuidoost een socia-
Zuidoost
Amsterdam
le ramp te voltrekken. In 1997 bereikte het
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
75
en fiscale regelingen voor de onderkant van
procent tot 6132 op 31 december van dat
gecreëerd heeft voor langdurig werklozen.
de arbeidsmarkt die door twee paarse kabi-
jaar. Dat is, na jaren van daling, een lelijke
In Zuidoost hebben bijna duizend mensen
netten zijn bedacht. Daardoor konden vooral
tegenvaller. Opmerkelijk is wel dat juist het
een subsidiebaan; het betekent dat ongeveer
veel moeilijke klanten, die al jaren buitenspel
aantal langdurig werklozen, mensen die
één op de zeven Melkertiers in Amsterdam
stonden, aan een baan worden geholpen.
langer dan twee jaar zonder baan zitten, in
in Zuidoost woont.
In het rampjaar 2003 is de werkloosheid
dat jaar nog flink terugliep. Dat komt juist
helaas weer opgelopen, met bijna twintig
doordat Zuidoost relatief veel Melkertbanen
76
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Leegstand Hoogoord, het flatgebouw pal achter het ING-kantoor aan het Bijlmerplein, was het eerst klaar. Kees Copray, employé van de Sociale Verzekeringsbank, zijn vrouw Truus en hun zes kinderen beten het spits af. Zij waren Geuzenveld ontvlucht en kregen op 25 november 1968 van wethouder Theo Elsenburg de sleutels van een centraal verwarmde woning met zes kamers. Ze waren dolgelukkig, ook al moesten ze tweemaal zo veel huur betalen (342,05 gulden per maand) en zouden ze, voor boodschappen en overheidsdiensten, nog lange tijd aangewezen blijven op een ‘aanloopcentrum’ aan het oude Bijlmerplein. De vreugde van de pioniers was van korte duur. Al na twee jaar, in 1970, brachten vier gemeenteraadsleden van de PvdA een klachtennota uit over de Bijlmer: geen winkels, geen sportruimten, nauwelijks scholen, moeilijk bereikbaar, lekkages, slecht functionerende vuilniskokers, vernielingen, diefstal, unheimische parkeergarages en griezelige binnenstraten. Het is daarna niet meer goed gekomen in de Bijlmer. Hoe komt dat? Over die vraag zijn inmiddels boekenkasten vol geschreven. En eigenlijk is er maar één antwoord: de Amsterdamse gezinnen voor wie de hersenspinsels van Le Corbusier en zijn discipelen bedoeld waren, wilden er niet wonen. Ze kozen massaal voor de overloop – naar Hoorn, Purmerend, Uithoorn, Hoofddorp, Nieuw-Vennep, Almere. Ze wilden huizen met tuinen aan straten, met een parkeerplaats voor de deur. Niet die enge honingraten in hun ‘parkachtige omgeving’, zonder eigen plekjes, maar wel met krankzinnig veel collectieve, semi-openbare ruimten, binnen en buiten de muren van de flats, ruimten waarvoor niemand zich verantwoordelijk voelde en waarbinnen niemand zich veilig voelde. Daar kwam nog bij dat de woonblokken bijna onbereikbaar waren en behoorlijke winkels wegbleven. Pas in oktober 1977, drie jaar na de Nieuwmarktrellen, reed de eerste metro naar het Weesperplein, pas in 1981 werd die lijn doorgetrokken naar het Centraal Station en pas in 1987 werd het winkelcentrum de Amsterdamse Poort geopend. Het stadhuis en het Wibauthuis bleven doof en blind en bouwden door. En, ja, als de doelgroep wegblijft, ontstaat leegstand. In 1983, vijftien jaar na de feestelijke ontvangst van de familie Copray, stonden 4500 woningen leeg, een kwart van het toenmalige bestand. Er werd ontzettend veel verhuisd – wie weg kon, pakte meteen z’n boeltje en ging. De gevolgen waren voorspelbaar. Leegstand brengt de verhuurders, in dit geval de grote woningcorporaties van Amsterdam, in financiële problemen, die hen dwingen tot bezuinigingen op beheer en onderhoud. En leegstand zuigt bewoners aan die elders geen onderdak vinden. Eerst kwamen alleenstaanden en studenten op de flats af. Zij werden gevolgd door Surinamers, die in de jaren voor en na de onafhankelijkheidsverklaring in 1975 in groten
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
77
getale naar Nederland emigreerden en voornamelijk in Amsterdam neerstreken. Aanvankelijk kwamen ze terecht in beschamend slechte pensions in de oude stad, maar weldra vonden ze hun weg naar die vreemde, verre buitenwijk in de polder. Dat leidde weer tot ‘overbewoning’ van sommige woonblokken, en de daarbij behorende verloedering. Gliphoeve bijvoorbeeld, in 1975 gekraakt en ingericht als opvangcentrum voor Surinaamse immigranten, herbergde in die jaren gemiddeld 1,38 persoon per kamer. De flat kreeg zo’n slechte naam dat hij later werd omgedoopt tot Geldershoofd. Getto-planologie Deze ontwikkelingen leidden tot heftige, emotionele debatten in de gemeenteraad. Toen het tweede part van Amsterdam-Zuidoost, het gebied rondom de door zanduitgraving ontstane Gaasperplas, aan de beurt was voor bebouwing, openden de voorstanders van kleinschaligheid en functiemenging frontaal de aanval op de ‘getto-planologie’ van Stadsontwikkeling. De uitdrukking is van Frans van de Ven, zelf planoloog, in de jaren zeventig raadslid voor de PPR, later assistent van PvdA-wethouder Jan Schaefer. Hij ontwierp een ‘fantasieschets’ voor ‘een kleine stad aan het water’, met een hoge bebouwingsdichtheid, met ruimte voor scholen, kleine kantoren, werkplaatsen en buurtwinkels in de woonbuurten, een stad waar gezinnen, alleenstaanden, bejaarden en jongeren, welvarende en minder welvarende huishoudens kriskras door elkaar heen zouden wonen, met smalle straten voor voetgangers, fietsers, bustaxi’s en witkarren, en bovenal met meer vrijheid voor bewoners om zelf hun huis en hun directe woonomgeving in te richten. Het plan haalde het niet – de macht van Stadsontwikkeling was wel al tanende, maar nog te groot. Het zou nog tot diep in de jaren tachtig duren, toen de stad werd opgedeeld in stadsdelen, eer de afdeling op het Wibauthuis werd ontmanteld. Maar het inzicht was wel doorgebroken dat het Bijlmer-experiment van pure hoogbouw was mislukt. Er waren boven de Gaasperdammerweg in de H-buurt al wat kleinere wijken ontworpen, waar gebroken werd met de rigide hoogbouwdoctrine. Vervolgens verrezen beneden die snelweg nieuwe buurten, waarin laagbouw de boventoon voert. Het zijn geen stadswijken, de ‘almerisering’ heeft in Gaasperdam voluit toegeslagen. De wetten van de functiescheiding worden nog geëerbiedigd en de auto wordt er zo veel mogelijk van de woonerven weggehouden, maar de mensen komen elkaar op straat in elk geval weer tegen en voelen zich daardoor meer op hun gemak. Dat gebeurde ten zuiden van de Bijlmermeer. Aan de noordzijde werd ook uitgebreid; in de Venserpolder, voorheen een klein eiland tussen het Diemermeer en het Bijlmermeer. Voor het eerst werd Stadsontwikkeling buitenspel gezet. Wethouder Jan Schaefer trok architect en bouwmeester Carel Weeber aan.
78
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Dat was een goed bedoelde, maar achteraf gezien volslagen mislukte poging nieuwe wegen in te slaan. Hij had misschien gewaarschuwd kunnen zijn, want Weeber had Rotterdam net opgezadeld met de Peperklip, een foeilelijk wooncomplex bij de Kop van Zuid, en Den Haag met de Zwarte Madonna, een zo mogelijk nog afstotelijker blok. In de Venserpolder kon de Delftse bouwkunde-prof zich helemaal uitleven. Voor de vierduizend woningen die daar moesten komen, ontwierp hij een ‘grid’ van gesloten bouwblokken, vier of vijf lagen hoog, zeventig meter breed, honderd tot 250 meter lang, met brede straten en binnentuinen, zonder doorgaande routes, zonder pleinen, een wijk – alweer – zonder verschillen en zonder hiërarchie. Voor het grootste, tevens onherbergzaamste blok tekende Weeber zelf – een soort open gevangenis, met op de vier hoeken uitdagend groot het cijfer 1 geschilderd. Ook deze wijk heeft zich in sneltreinvaart ontwikkeld tot probleemgebied. Tachtig procent van de bewoners is niet uit Nederland afkomstig. Ze zijn gemiddeld armer en lager opgeleid dan hun buren in Zuidoost; bijna twintig procent is werkloos. Burgemeester Job Cohen heeft medio 2003 de Venserpolder aangewezen als ‘veiligheidsrisicogebied’, waar bewoners en bezoekers preventief mogen worden gefouilleerd. En ten westen van de Bijlmermeer ten slotte, tussen de spoorlijn Amsterdam-Utrecht en de snelweg Amsterdam-Utrecht, groeide een ander monster: het planloos met protserige kantoorkolossen volgebouwde industriegebied Amstel III. Dat gebied heeft zich inmiddels ontwikkeld tot één van de grootste bedrijventerreinen van Nederland, maar de bewoners van de Bijlmermeer hebben er weinig plezier aan beleefd. Weliswaar neemt het aantal Zuidoost-bewoners dat er werk vindt, gestadig toe en zijn het niet meer alléén maar schoonmaak-, kantine-, transport- en bewakingsbanen die door hen worden vervuld. Mede hierdoor is Zuidoost, heel wonderbaarlijk, de satellietstad geworden waar relatief de meeste inwoners werk in hun eigen omgeving vinden. Maar de verhoogde spoorlijn blijft functioneren als een muur tussen twee werelden die niets met elkaar te maken hebben. De burgers van die twee werelden komen elkaar misschien tegen in de metro, maar bij de uitgang van het station scheiden hun wegen zich meteen. Berlage-eilandje De journalist Gerard Mulder komt de eer toe dat hij als eerste de harde conclusie trok dat voor ‘het duurste misverstand van de naoorlogse woningbouw’ maar één oplossing te bedenken viel: slopen! Hij schreef dat in 1982 in Vrij Nederland. De politiek heeft er nog tien jaar over gedaan om die suggestie over te nemen. Mogelijk heeft de ramp van 4 oktober 1992, toen een Boeing van El Al zich in de flanken van de flatgebouwen Groeneveen en Kruitberg boorde, het denken versneld, maar feit is dat in de jaren negentig een andere wind begon te waaien in de Bijlmer. Een wind
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
79
die de verstikkende sfeer van verloedering en negativisme moest wegblazen. Daar zijn eerst heel wat nota’s, rapporten en plannen voor volgeschreven, er is ook veel geplatformd en geruzied, er is een verhit en soms zelfs verbitterd, zwart-witgevecht uitgevochten, de flatbewoners werden verscheurd door onzekerheid, de bestuurders in het stadsdeelkantoor en in het hoofdkantoor van Nieuw Amsterdam, waarin inmiddels de meeste woningbouwverenigingen waren opgegaan, hielden hun hart vast en de onafzienbare rij stuurlui aan wal stond te trappelen om de onmogelijkheid van de contrarevolutie te prediken – en toch, langzaam maar zeker, begon de lucht op te klaren. Hoogoord, het woonblok van de familie Copray, werd het eerst onderhanden genomen. Het ging niet tegen de vlakte, maar werd grondig gerenoveerd. Dat was in 1994. Eén kilometer verderop kregen, in datzelfde jaar, de slopers wel volop emplooi: rondom het intens treurige metrostation Ganzenhoef, jaren verzamelplaats van verslaafden, ging het ene flatgebouw na het andere tegen de vlakte. Het was het eerste ‘actiegebied’. Er werden nieuwe woningen gebouwd, gevarieerd, dicht op elkaar, laagbouw en middelhoogbouw, baksteen. Tussen die huizen verrees een nieuw winkel- en kantoorcentrum: Ganzenpoort. Maar de grootste ingreep was dat de Bijlmerdreef werd afgegraven – er kwamen gewone straten, met trottoirs, zebrapaden en parkeerplaatsen. En ineens geschiedde het wonder: midden in de wereld van Le Corbusier en Van Eesteren ontstond een Berlage-eilandje. De aanvankelijke vernieuwingsangst en scepsis maakten plaats voor optimisme en daadkracht, zodat onder Hannah Belliot, van 1998 tot 2002 stadsdeelvoorzitter, besloten werd tot een tweede sloopronde. Als die achter de rug is (in 2009), zal de helft van de dertig flatgebouwen met 6465 ‘inrichtingen voor de huisvesting’ verdwenen zijn en zijn er 7335 normale woningen voor in de plaats gebouwd – mét meer straten voor een bevolking die vaker buiten leeft dan de Nederlandse binnenvetters. Tegelijkertijd wordt ook meer werkgelegenheid in het woongebied gecreëerd. Langs de Daalwijkdreef, die de Bijlmer aan de noordzijde afsluit, verrijzen kleine kantoorgebouwen en zijn de koppen van de parkeergarages van de E-flats omgetoverd tot kleine bedrijfsverzamelgebouwen. Ook de Karspeldreef aan de zuidkant, komt aan de beurt. Daar zal vooral het duistere, ondergrondse winkelcentrum Kraaiennest naar het voorbeeld van Ganzenpoort moeten worden geremodelleerd. Ter rechterzijde van het winkelcentrum Amsterdamse Poort, waar een nieuw stadsdeelkantoor zal worden gebouwd, ontstaat een nieuw Marktplein. En in de verdere toekomst gaat, als het allemaal lukt, de omgeving van metrostation Holendrecht bij het AMC op de schop. Er is nog een tweede spectaculair ogende operatie gaande, die eigenlijk toevallig is ontstaan. In 1994 verzette de gemeente Ouder-Amstel zich tegen de bouw van een nieuw
80
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
Ajax-stadion in het gebied ten westen van station Strandvliet. Gevolg was dat Amsterdam besloot een halve kilometer te zakken. Daar lag de kop van het kantorengebied Amstel III nog braak. De bouw van de Amsterdam Arena werd aangegrepen om Zuidoost een nieuw stadscentrum te bezorgen – met boulevard, nieuwe woon- en kantoortorens, een enorm transferium voor forenzende automobilisten die liever per metro naar Amsterdam zelf reizen, en grootschalige amusements-, horeca- en winkelconcentraties. De zeventig meter boulevard zal onder de glazen constructie van een geheel vernieuwd en uitgebreid spoor- en metrostation Bijlmermeer worden doorgetrokken naar het aan drie zijden door de strakke gevels van Pi de Bruijns kantoorkolos Nieuw Amsterdam omsloten plein Hoekenrode, om uit te monden in het winkelcentrum Amsterdamse Poort. De opzet van dit ‘perifere centrummilieu’ van Amsterdam, het tweede naast de Zuidas, is even indrukwekkend als huiveringwekkend. Terwijl de stadsdeelbestuurders van Zuidoost worstelen om in het woongebied van de Bijlmermeer de menselijke maat terug te brengen, lijken de stadsbestuurders aan het Waterlooplein alles in het werk te stellen in het nieuwe centrum de on-menselijke maat in volle glorie te herstellen. De sky is er weer de limit en de boulevard, die door de ontwerpers graag wordt vergeleken met het Damrak, is vooral onherbergzaam. Je kunt er nergens schuilen, niet voor wind en regen op koude dagen, niet voor de zon tijdens hittegolven. Het centrum is ingericht voor bezoekers van elders, vooral voetbalfans en jongeren die naar de megabioscoop van Pathé en de muziekhal van Heineken komen. Tegenslag Behalve de fysieke vernieuwing van de Bijlmer heeft Belliot, efficiënt gesteund door haar ‘witte wethouder’ Mark van der Horst, ook de sociaal-economische vernieuwing ter hand genomen. Er zijn in die vier jaren van daadkracht en optimisme talloze grote en kleine activiteiten geïnitieerd om het monster van de massawerkloosheid te bestrijden. Die hebben ongetwijfeld bijgedragen aan het enorme succes, dat niet alleen landelijk, maar zelfs internationaal veel aandacht trok. In betrekkelijk korte tijd werd het werkloosheidscijfer in Zuidoost tot normale proporties teruggebracht. Begin 2002 vertrok het duo Belliot-Van der Horst naar het Waterlooplein, waar ze wethouder werden. Onder het nieuwe stadsdeelbestuur, geleid door Elvira Sweet, lijkt het elan te tanen. Dat is niet helemaal eerlijk. De vernieuwingsbeweging in Zuidoost ondervindt veel tegenslag. Het Arena Initiatief, de succesvolle samenwerking tussen de bedrijven aan de ene en de bestuurders en ambtenaren aan de andere kant van de spoorlijn in de strijd tegen de jeugdwerkloosheid, lijdt aan metaalmoeheid. Mede doordat het belangrijkste resultaat
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
81
van hun gezamenlijke inspanningen, de in 1999 opgerichte Arena Academie, amper twee jaar later als een pudding inzakte toen de directeur wegens fraude zijn congé kreeg. Ook de politie-inval bij Stida, de belangrijkste werkgever van Melkertiers in Zuidoost, in januari 2001, heeft op de juichstemming een zware domper gezet. Dit gebeurde al vóórdat Sweet en haar medebestuurders aantraden. Zijzelf kregen – en dat was veel ingrijpender – te kampen met de economische teruggang na jaren van een ongekende hausse. Die omslag was internationaal en nationaal al begonnen vóór de aanslagen in New York in september 2001, maar liet, wonderlijk genoeg, aanvankelijk Zuidoost nog ongemoeid. Terwijl in 2002 landelijk de werkloosheid sterk toenam, daalde het aantal werklozen in Amsterdam nog met tien procent. Dat was vooral te danken aan de Megabanenmarkt én aan het feit dat het aantal werklozen in Zuidoost, ondanks de economische malaise, spectaculair bleef zakken, met twintig procent: van 6423 op 1 januari 2002 tot 5130 een jaar later. Maar in de loop van 2003 kreeg ook de arbeidsmarkt in Zuidoost de eerste klappen te verduren. Bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) aan het Marktplein raakten ze nerveus. Veel voormalige werklozen waren op Schiphol en in de bloemenindustrie van Aalsmeer aan een baan gekomen, de meesten op jaarcontract. Die contracten zouden aflopen – hoeveel zouden er dan nog worden vernieuwd? Een tweede reële bedreiging is dat de rijksoverheid bezuinigt op de subsidies voor banen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Vooral dat de fiscale tegemoetkomingen verdwijnen voor werkgevers die laag betaalde banen in stand houden en langdurig werklozen in dienst nemen, hakt erin. De welzijnskoepel Alcides, met meer dan driehonderd subsidiebanen, is al failliet verklaard. Stida met bijna tweehonderd Melkertiers, vooral toezichthouders, en de scholen in Zuidoost, met negentig assistenten, zien ook de problemen op zich afkomen. Daar komt, volgens het CWI, bij dat er in Zuidoost ook nog veel ‘verborgen werkloosheid’ is, van bewoners die de weg naar het arbeidsbureau en de sociale dienst niet weten te vinden, of die zich daar niet melden – óf omdat ze in eigen kring worden opgevangen óf omdat ze illegaal zijn. En extra zorgelijk is dat de sociale problemen zich lijken te concentreren in de E-flats. Verborgen werk Hier staat tegenover dat er ook veel verborgen werk is in en rond de flats. Er is een compleet grijs circuit ontstaan van snorders, kroeshaarkappers, restaurantjes en cafés, prostitutie, kinderopvang en ouderenverzorging, schoonmakers en schoonmaaksters, naaiateliers, handel in sieraden en kleding, automonteurs, klusjesmannen. Bewoners
82
ZUIDOOST | AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL
helpen nieuwkomers uit hun eigen land van herkomst met het zoeken naar een onderkomen, ze lenen paspoorten en ziekenfondspasjes of verhuren hun sofi-nummers aan illegale landgenoten; er zijn zelfs kleine koppelbazen die illegalen in dienst nemen. De autoriteiten weten eigenlijk maar weinig van deze wereld van ‘micro-entrepreneurs’. Wie er wel wat van afweet – hoewel ook hij, uiteraard, geen cijfermateriaal tot zijn beschikking heeft – is Jude Kehla-Wirnkar, Kameroenees, socioloog, voormalig deelraadslid in Zuidoost. Volgens hem zijn de sociaal-economische problemen in Zuidoost veel kleiner dan de aan regeltjes verslaafde Nederlanders denken. Het is de gêne van de elite die ons parten speelt, aldus Kehla: de autoriteiten kunnen de gedachte dat zich in hun stad een derdewereldeconomie heeft ontwikkeld, niet verdragen. We maken er een beschavingskwestie van, maar in werkelijkheid komt die gêne voort uit onbegrip en wantrouwen. De Bijlmermeer is een immigrantenstad geworden en wij, keurige Hollanders, denken dat al die immigranten op de vleespotten van ons sociale-zekerheidsstelsel afkomen. Kehla heeft een groot aantal Kameroenezen en Ghanezen die op het punt stonden te emigreren, in hun eigen land geïnterviewd. Op de vraag naar het waarom kreeg hij steevast het antwoord: om werk te vinden. Ze komen niet naar Amsterdam om bij de sociale dienst bijstand te halen; ze willen geld verdienen, dat ze dan in eigen land kunnen investeren. In een van zijn laatste boeken, De cultuur van tevredenheid (1992), wijdt de Amerikaanse econoom John Kenneth Galbraith een hoofdstuk aan wat hij noemt de functionele onderklasse waar we in het Westen niet zonder kunnen. ‘De armen,’ aldus Galbraith, ‘zijn in onze economie nodig om het werk te verrichten dat de meer gefortuneerden laten liggen.’ Die gelederen moeten telkens worden aangevuld, omdat zijzelf of hun kinderen zich, al ploeterend en sparend, aan dat bestaan weten te ontworstelen en doorstromen naar gewoon werk. Meestal verhuizen ze dan ook naar woonwijken die hen niet meer herinneren aan de jaren van ontbering. Hun plaatsen worden meteen ingenomen door nieuwe ondernemende immigranten, die het werk komen doen dat in de ‘hoogbeschaafde samenleving’ moet worden gedaan, maar dat niemand wil doen. Zonder onze illegalen, grinnikt Kehla, wordt in Amsterdam geen krant meer bezorgd. Door de planologische blunders van de nazaten van Le Corbusier en Van Eesteren is de Bijlmermeer een doorgangshuis geworden. En alle fysieke en sociaal-economische vernieuwingsprogramma’s ten spijt, zolang nog vijftien van die superwoonblokken-zonderstraten overeind staan, zal dat stuk van Zuidoost een doorgangshuis blijven. Waar de cijfers en regels niet kloppen. Maar waar ook de overlevingskunst van de bevolking zo benijdenswaardig is. •
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL | ZUIDOOST
83
84
AMSTERDAM BUITEN DE GORDEL