Beveiligingssystemen Gordel en kinderzitjes
Beveiligingssystemen 1. Strafbaar gesteld gedrag De Belgische wegcode regelt het gebruik van de veiligheidsgordel en kinderbeveiligingssystemen in autovoertuigen in artikel 35 van het verkeersreglement, conform de Europese richtlijnen 91/671/EG en 2003/20/EG. De algemene regel is dat de bestuurder en de passagiers van auto’s die aan het verkeer deelnemen de veiligheidsgordel moeten dragen op de plaatsen die ermee zijn uitgerust. In artikel 35.2.1. worden de vrijstellingen van de verplichting van het gebruik van de veiligheidsgordel bepaald, deze zijn: de bestuurders die achteruit rijden; de bestuurders van taxi’s wanneer zij een klant vervoeren; de bestuurders en de passagiers van de prioritaire voertuigen, bedoeld in artikel 37, wanneer de aard van hun opdracht het rechtvaardigt; de beambten van de Post, wanneer zij, in het kader van de postbedeling en postophaling, achtereenvolgens, op plaatsen die op korte afstand van elkaar gelegen zijn, postzendingen uitreiken of ophalen, worden vrijgesteld van de draagplicht van de veiligheidsgordel. (MB 27 juni 2007 - Koninklijk besluit van 08 juni 2007)
de personen die in het bezit zijn van een vrijstelling op grond van gewichtige medische tegenindicaties afgeleverd door de Minister bevoegd voor verkeersveiligheid, of zijn gemachtigde, of, indien zij in het buitenland wonen, door de bevoegde instanties van dat land. De Minister bevoegd voor verkeersveiligheid stelt de modaliteiten van afgifte en het model van de vrijstelling vast (MB van 22 augustus 2006)
Vanaf 1 september 2006 moeten kinderen van minder dan 18 jaar en kleiner dan 135 cm in auto’s altijd worden vervoerd in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem. Op de zitplaatsen achterin die niet zijn uitgerust met een veiligheidsgordel mogen geen kinderen worden vervoerd van minder dan 3 jaar. Op de zitplaatsen voorin die niet zijn uitgerust met een veiligheidsgordel mogen geen kinderen worden vervoerd van minder dan 18 jaar en kleiner dan 135 cm. Deze nieuwe regels komen overeen met de Europese richtlijn 2003/20/EG.
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
2
Er zijn een beperkt aantal uitzonderingen. (Koninklijk besluit van 22 augustus 2006 en ministerieel besluit van 22 augustus 2006): In taxi’s, voertuigen met meer dan 8 zitplaatsen de bestuurder niet meegerekend, autobussen en autocars moeten alle passagiers de veiligheidsgordel dragen op de plaatsen die ermee zijn uitgerust. In taxi’s waar geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is moeten kinderen kleiner dan 135 cm achterin worden vervoerd. Uitzonderingen In personenauto’s en lichte vrachtauto’s: Wanneer het niet mogelijk is om achterin een derde kinderbeveiligingssysteem te installeren, omdat er al twee andere in gebruik zijn, mag een 3e kind van 3 jaar of ouder (en kleiner dan 135 cm) achterin worden vervoerd, zonder kinderbeveiligingssysteem, indien het de veiligheidsgordel draagt. Indien het kind voorin zit, moet het in een kinderbeveiligingssysteem worden vastgemaakt. Tot 9 mei 2008 mag ook een 3e kind onder de 3 jaar achterin worden vervoerd, zonder kinderbeveiligingssysteem, indien het de veiligheidsgordel draagt. Na deze datum moet het kind verplicht voorin in een kinderbeveiligingssysteem worden vastgemaakt. In geval van incidenteel vervoer over een korte afstand van andere dan de eigen kinderen, wanneer er geen of onvoldoende kinderbeveiligingssystemen beschikbaar zijn in de wagen mogen kinderen van 3 jaar en ouder achterin zonder kinderbeveiligingssysteem worden vervoerd. Ze moeten dan de veiligheidsgordel dragen. Deze uitzondering geldt dus niet voor kinderen die door hun ouders worden vervoerd. Voor de eigen kinderen van de bestuurder geldt de algemene regel. Alle nieuwe autocars die sinds 31 maart 2003 in België ingeschreven zijn, moeten voor alle zitplaatsen uitgerust zijn met een veiligheidsgordel en voorzien zijn van een pictogram dat herinnert aan de verplichte gordeldracht. Elk kind moet beschikken over een volwaardige zitplaats (2/3 regel voor kinderen onder 12 jaar werd afgeschaft op 1 september 2005). Deze regel geldt in alle personenwagens en autocars (ook bussen voor schoolvervoer). Opmerkingen
De huidige wetgeving bevat een aantal vage omschrijvingen zoals "incidenteel vervoer" en "korte afstand". Een aantal zaken is moeilijk in de praktijk te controleren; bijvoorbeeld hoe kan men weten of het kind occasioneel wordt vervoerd en over welke afstand dat gebeurt, hoe kan men de precieze lengte van een kind op het terrein bepalen, wordt het kind al dan niet door een ouder vervoerd, wat met nieuw samengestelde gezinnen etc. Ook het probleem van de aansprakelijkheid is nog niet opgelost. De bestuurder blijft aansprakelijk indien de kinderen (tot 18 jaar) kleiner zijn dan 135 cm. Ze moeten dan op een correcte manier en in een aangepast kinderzitje vervoerd worden. Het probleem stelt zich echter wanneer het kind jonger is dan 16 jaar en groter dan 135 cm. Op dit moment moet hij de gordel dragen maar is er een probleem aangaande de aansprakelijkheid. De Europese homologatienormen (UN-ECE R44/03 en R44/04) en de Europese richtlijn voor het gebruik van kinderbeveiligingsmiddelen (2003/20/EG) hanteren niet dezelfde maatstaven voor de indeling van de beveiligingmiddelen in klassen. In de Europese homologatienormen wordt "gewichtsklasse" als maatstaf genomen, terwijl de Europese richtlijn en dus ook de Belgische wetgeving "lengte" en "leeftijd" als maatstaf nemen voor het gebruik. De maatstaven zouden op elkaar afgestemd moeten worden zodat niet telkens opnieuw een omrekening dient te gebeuren tussen lengte, leeftijd en gewichtsklassen.
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
3
In de rand van dit onderwerp kunnen we het vervoer van dieren vermelden. Wanneer de aanwezigheid van bijvoorbeeld een hond de bestuurder kan hinderen is artikel 8.3 van toepassing. Dit zal bijna altijd het geval zijn wanneer de hond vooraan in het voertuig plaatsneemt. In andere gevallen is het artikel 19§2 van het Koninklijk besluit van 15 maart 1968 betreffende de technische eisen van toepassing dat stelt: "De bestuurder van een auto moet doelmatig beschermd zijn tegen alle verplaatsingen van de lading". Het artikel 45.1.2° van het verkeersreglement voorziet: "De lading van een voertuig moet zodanig geschikt en zonodig vastgemaakt, overdekt worden met een dekzeil of met een net dat ze geen gevaar voor de bestuurder, de vervoerde personen en de andere weggebruikers kan vormen." Dieren worden hierbij beschouwd als "lading". Merk op dat in het artikel niet gesteld wordt dat de lading een direct gevaar vormt, een gevaar kan vormen volstaat.
2. Afhandeling overtredingen door de politie Statistieken over de controleactiviteiten door de lokale politie zijn (nog) niet beschikbaar. Het niet dragen van de gordel of het niet gebruiken van een geschikt autozitje zijn overtredingen van de eerste graad en de politie zal dus in principe een onmiddellijke inning opstellen (€ 50). 3. Organisatie van controles gordeldracht en gebruik kinderzitjes Een goede briefing is zoals voor alle controles noodzakelijk. De politieambtenaren die de controles uitvoeren moeten zelf overtuigd zijn van de noodzaak van het dragen van de gordel en het correcte gebruik van de kinderbeveiligingssytemen. Doe geen gordelcontroles zonder staandehouding, dit geeft te vaak aanleiding tot discussies achteraf. Plaats een politieambtenaar stroomopwaarts die een visuele controle doet en overtreders doorgeeft aan een onderscheppingsdispositief. Deze politieambtenaar kan ook niet handvrij GSM gebruik melden. Een gordelcontrole is niet echt geschikt als geïsoleerde controle. Meeliften bij snelheidscontroles met onderschepping, alcohol- of drugcontroles is eigenlijk de beste modus. Doe ook steeds nazicht van boorddocumenten en rijbewijs, staat van de banden, leesbaarheid van de nummerplaat en bij de geringste aanwijzing van alcoholgebruik een alcoholtest (ontsnappen na een interceptie is nefast voor de subjectieve pakkans). Maak gebruik van het effect van bovenlokale sensibiliseringscampagnes (bijvoorbeeld de jaarlijkse BIVV campagnes, regionale en provinciale initiatieven). Er is een duidelijke win-win situatie wanneer sensibiliseren en controleren samen gaan. Leg met andere woorden het zwaartepunt van de controles tijdens de periodes van de sensibiliseringscampagnes. Door gebruik te maken van een bord, een piramide, een led-bord,...kan op de plaats van de controle duidelijk gecommuniceerd worden dat er een gordelcontrole plaatsvind (eventueel ook andere controles vermelden). Dit is belangrijk voor de subjectieve pakkans, ook de weggebruikers die niet gestopt worden moeten weten dat er een gordelcontrole gebeurd. Extra aandacht geven aan het gebruik van kinderbeveiligingssystemen. Zorg dat er minstens één personeelslid aanwezig is dat goed op de hoogte is van het correcte gebruik ervan (cfr. de polemiek over het niet goed bevestigd zijn van een maxi-cosi en de beschuldiging van de ouders van onopzettelijke doding van hun baby). Zorg dat er voldoende folders "Kinderen in de auto? Klik ze vast" (BIVV uitgave) beschikbaar zijn. Zorg dat de controlerende ambtenaren goed op de hoogte zijn van de wetgeving. Mogelijk zullen ze veel vragen krijgen. Geef ze een bespreking van de wet mee, zodat ze ingeval van twijfel kunnen nagaan wat het correcte antwoord is. (tekst zie www.bivv.be )
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
4
Geef de controlerende agenten voldoende stof om "betweters" van antwoord te dienen. Alle mogelijke drogredenen worden gebruikt om het nut en de effectiviteit van de gordel te ontkrachten. Drogredenen en mogelijke antwoorden: Drogreden voor het niet gebruiken van een beveiligingsmiddel Het is maar voor een klein eindje De gordel belemmert mijn bewegingsvrijheid, ik voel me er niet comfortabel mee
Ik rij nooit snel dus ik heb de gordel niet nodig
Ik heb geen gordel nodig want mijn voertuig is uitgerust met airbags.
Ik heb angst dat ik mijn gordel niet loskrijg wanneer ik in het water rij
Ik ken iemand die een ongeval overleefd heeft omdat hij zijn gordel niet droeg en uit het voertuig werd geslingerd net voor het vuur vatte Een gordel dragen verkreukt mijn kleren
Achteraan is de gordel toch niet nodig
Mogelijk antwoord Een ongeval gebeurt op een kleine plaats Wanneer u geen gordel draagt zou het wel eens kunnen dat uw bewegingsvrijheid na een ongeval helemaal belemmerd is. Gordels zijn zo ontwikkeld dat ze een zo ruim mogelijke bewegingsvrijheid toelaten zonder aan de veiligheid te raken. Gordels laten alle nodige bewegingen in een voertuig toe. Bij een ongeval aan een snelheid van 50 km/u heeft u 11 keer meer kans om gedood te worden zonder dan met gordel. Gordels zijn juist het meest effectief bij lage snelheden. En wat als u wordt aangereden door een voertuig dat wel snel rijdt? Airbags zijn een bijkomende beveiliging wanneer ze in combinatie met veiligheidsgordels gebruikt worden. Zonder gordels zijn ze zelf gevaarlijk omdat de persoon die ze moeten beschermen dan ernstig gekwetst kan worden door het uitklappen van het luchtkussen (gordels houden de persoon uit de ruimte waarin de airbag openklapt). De kans dat u in het water zal rijden is vele malen kleiner dan de kans dat u in een ander ongeval zal betrokken worden. Wanneer u in het water rijdt is de kans dat u door de klap van het contact met het water bewusteloos bent als u geen gordel draagt veel groter dan wanneer u de gordel wel draagt. De kans dat zal kunnen ontsnappen is dus groter wanneer u de gordel draagt. Voertuigen vatten slechts zelden vuur na een ongeval. De kans om te overlijden wanneer u uit een voertuig wordt geslingerd is 25 maal groter dan wanneer u in het voertuig vastgegespt bent. Wanneer u in een ongeval betrokken bent en u draagt geen gordel zal u meestal met uw gezicht tegen de voorruit botsen of er met uw gezicht zelf doorgaan. Dan zult u geen tijd hebben om u bezorgd te maken over een verkreukt kledingsstuk. Passagiers die de gordel niet dragen worden door het voertuig geslingerd en kunnen zichzelf en andere inzittende daardoor levensgevaarlijk kwetsen.
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
5
Ik heb nooit een ongeval, ik ben een goede chauffeur
Een klein kind is het veiligst in de armen van een ouder
Als er gevaar dreigt zal ik de gordel wel aandoen
Er bestaat ook het risico dat de passagiers achterin die de gordel niet dragen, de passagiers voorin kunnen verwonden (zie artikel Via Secura) Achterin is de gordeldracht even belangrijk als voorin. Misschien wel, maar goede chauffeurs kunnen aangereden worden door slechte, geïntoxiceerde, onoplettende, agressieve, … chauffeurs. Weinig mensen plannen een ongeval, het gebeurt vaak zeer onverwacht en niemand is vrij van een fout. Een baby van 5 kilogram wordt bij een botsing tegen 50 km/u weggeslingerd met een kracht van 150 kilogram. Niemand kan dit gewicht tegenhouden. Wanneer de persoon die het kind vasthoudt bovendien zelf geen gordel draagt zal hij het kind verpletteren tussen zijn lichaam en het dashboard of wanneer hij achterin zit de zetelrug die zich voor hem bevindt. Een ongeval gebeurt niet gepland. Er zal quasi nooit tijd zijn om de gordel nog aan te doen wanneer een ongeval zich gaat voordoen.
4. Effecten van het negeren van het gebruik van beveiligingssystemen 4.1 De veiligheidsgordel. Exacte cijfers die het effect van de gordel kwantificeren zijn vrij moeilijk te bepalen. Qua effectiviteit voor het voorkomen van dodelijke slachtoffers blijkt uit meerdere onderzoeken in de Verenigde Staten (onder andere door de National Highway Traffic Safety Administration) op basis van bestaande ongevallengegevensbanken dat 45 % een realistisch getal is. Europees onderzoek wijst in de richting van een effectiviteit van 40 % vermindering van dodelijke slachtoffers1. De effectiviteit voor het verminderen van de ernst van de verwondingen wordt op 17 à 25% geschat2 De gordel vermindert het risico op schedelletsel bij een ongeval met gemiddeld 41% en het risico op overlijden met gemiddeld 50%. Zonder gordel is bij een botsing aan 30 km/u een dodelijk hersentrauma mogelijk, vanaf 40 km/u dodelijke ruptuur van bloedvaten of organen3. Uiteraard is de snelheid op het moment van de botsing belangrijk. Het verschil tussen de gevolgen van een frontaal ongeval bij verschillende snelheidsregimes, waarbij de inzittende al dan niet de gordel droeg, wordt in de hiernavolgende grafiek duidelijk4.
1
Verlaak, J., De veiligheidsgordel: technische aspecten en effectiviteit. Steunpunt Verkeersveiligheid (2003) Verlaak, J. supra en SWOV, Factsheet "Autogordels en kinderzitjes", 2005, Leidschendam, 3 Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid, Dossier 7: Gordeldracht en gebruik van beveiligingsmiddelen, 29 januari 2002, (www.bivv.be ) 4 Les facteurs d'accidents, p 40, zie www.preventionroutiere.asso.fr 2
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
6
Merken we hierbij op dat de botssnelheid gelijk is aan de som van de snelheden op het ogenblik van de botsing van de twee voertuigen betrokken in het frontale ongeval (bij zijdelingse botsingen is dat de frontale vectoriele snelheid. Om de impact van een botsing voor te stellen wordt vaak vergeleken met de valhoogte die een zelfde kinetische energie zou geven. Dit maakt het meer aanschouwelijk dat een gordel absoluut geen overbodige beveiligingsmaatregel is5.
Het risico op ernstige verwondingen voor inzittenden vooraan wanneer passagiers achteraan geen gordel dragen loopt op tot 80%.
5
Folder BIVV "Wel jong niet gek! Ga voor veilig rijden", juni 2006
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
7
4.2 Autozitjes6 De veiligste plaats voor een kind is altijd achterin de wagen. Is het echter niet mogelijk om het kind achterin correct vast te klikken dan is het veiliger om het vooraan, wel correct vastgeklikt, in een aangepast zitje te vervoeren. Sommige wagens zijn uitgerust met een ISOFIX systeem. De constructeur heeft dan speciale bevestigingspunten voorzien waarin een baby- of kinderzitje via 2 haken kan vastgehecht worden. De veiligheidsgordel wordt bij deze systemen niet gebruikt. Er is echter momenteel geen standaard, zodat verschillende systemen afhankelijk van de constructeur, in gebruik zijn. De veiligheid van het kind is enkel gewaarborgd wanneer het passende kinderbeveiligingssysteem wordt gebruikt. Elk kind moet vervoerd worden in een autozitje conform zijn gewicht en lengte. Kinderen tot 13 kg moeten in een babyzitje of een reiswieg (tot 10 kg) vervoerd worden. Een reiswieg beschermt de baby echter minder goed, ook als deze gehomologeerd is en goed werd vastgemaakt in de wagen. Het babyzitje moet steeds tegen de rijrichting bevestigd worden. Het zitje wordt vastgehecht met de veiligheidsgordel (zoals op de tekening, met een lus achter het zitje en via de twee bevestigingselementen) of een ISOFIX-onderstel. De baby wordt in het zitje vastgemaakt met riempjes in Y vorm. Het is belangrijk dat de baby met de rug tegen de rijrichting zit. Bij frontale botsingen loopt het dan minder risico op verwondingen of overlijden. De nekspieren van een baby zijn immers niet genoeg ontwikkeld om het hoofd tegen te houden bij een schok. Het is verboden de baby te vervoeren op een plaats waar een actieve frontale airbag is geïnstalleerd. Sommige wagens laten toe om met een eenvoudige druk op een knop de airbag te deactiveren. Indien de airbag niet kan uitgeschakeld worden, moet het babyzitje op een andere zitplaats in de wagen geplaatst worden, steeds tegen de rijrichting in. Er wordt aangeraden de baby zo lang mogelijk in een babyzitje te vervoeren. Overschakelen naar een kinderzitje is maar nodig wanneer de baby meer dan 13 kg weegt of als het hoofdje boven de rand van het zitje uitsteekt. Het kinderzitje, bedoelt voor kinderen van 13 tot 18 kg, wordt in de rijrichting geplaatst en vastgemaakt met de veiligheidsgordel of een ISOFIX systeem. Het kind wordt in het zitje vastgehecht door middel van een vijfpuntsgordel met centrale sluiting. Indien een frontale airbag aanwezig is, moet deze niet worden uitgeschakeld. Er wordt aangeraden om de zetel zo ver mogelijk achteruit zetten. Zijdelingse airbags kunnen wel. Laat het kind zo lang mogelijk in het zitje zitten vooraleer over te schakelen naar een verhogingskussen. Overschakelen is slechts nodig wanneer het kind meer dan 18 kg weegt of als het hoofd boven de 6
Zie brochure "Kinderen klikvast in de auto, BIVV, juli 2006, kan gedownload worden via www.bivv.be
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
8
rugsteun van het zitje uitsteekt. Het kind is immers beter beschermd in een zitje dan op een verhogingskussen (vijfpuntsgordel i.p.v. driepunts). Een verhogingskussen is bedoeld (gehomologeerd) voor kinderen van 15 tot 36 kg of vanaf 1,10 m, maar er wordt aangeraden om het slechts vanaf 18 kg te gebruiken. Het kind wordt met de gewone veiligheidsgordel vastgeklikt op het verhogingskussen. Er zijn twee types het verhogingskussen met rugsteun en zonder rugsteun. De rugsteun is niet verplicht, maar zeker voor de kleinsten wordt het model met rugsteun aangeraden. Hiermee loopt de gordel over de schouder en is het hoofd opzij langs beide kanten beschermd. Let er op dat de diagonale gordel niet onder een arm of achter de rug is geschoven. Verhogingskussens mogen niet gebruikt worden met een tweepuntsgordel (vaak voorzien voor de middelste plaats op de achterbank). Alle kinderbeveiligingssystemen moeten gehomologeerd zijn volgens de Europese norm. Ze dragen dan het volgende label: Label
Verklaring
Wanneer er van een kinderzitje of verhogingskussen overgestapt wordt naar de autogordel kan gesteld worden dat 1m35 de norm is. Als het kind (in overeenstemming met zijn gewicht) echter nog in het zitje kan, blijft het hierin best zitten tot het best tot 1m50. Bij overschakeling naar gordel moet er op toegezien worden dat het diagonale deel van de gordel nooit onder de arm of achter de rug loopt en mag niet toegelaten worden dat gordel losser getrokken wordt en "hangt" . 5. Bestraffing Niet dragen van de veiligheidsgordel of het niet gebruiken van een gehomologeerd kinderzitje is een overtreding van de eerste graad. In principe zal een overtreding van de bepalingen van artikel 35 van het verkeersreglement door de politie afgehandeld worden door middel van een onmiddellijke inning (zie hiervoor). Indien aan de onmiddellijke inning niet wordt voldaan kan het parket een minnelijke schikking van € 60 voorstellen. Komt de zaak voor de politierechtbank dan kunnen geldboetes van € 55 tot € 1.375 worden uitgesproken. De politierechter kan eveneens het verval van het recht tot sturen uitspreken voor een periode van 8 dagen tot 5 jaar wanneer de beschuldigde binnen het jaar vóór de overtreding
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
9
al driemaal werd veroordeeld voor een zelfde overtreding als deze waarvoor hij opnieuw wordt veroordeeld. 6. Betrokken instanties Naast de evidente actoren betreffende de opsporing, vervolging en bestraffing (politie, parket en politierechter) zouden volgende organisaties betrokken kunnen worden in de communicatie en sensibilisatie activiteiten: Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid Verzekeringsmaatschappijen Gemeentebestuur Provincie Vlaamse Stichting Verkeerskunde Vlaamse overheid 7. Analysegegevens Er is voorlopig nog geen centrale vatting van de gegevens van de handhaving door de politiediensten. Ook justitie kan geen gegevens over de vervolging en/of bestraffing van overtredingen geven. Gedragsmetingen die sinds 2003 jaarlijks worden uitgevoerd door het BIVV geven volgende resultaten, telkens afgemeten aan de doelstelling die door de Staten-Generaal voor de verkeersveiligheid van 2002 werden voorop gesteld7:
7
Zie Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid 2007, verslag van de Federale Commissie voor de verkeersveiligheid, p. 14 en 15, 12 maart 2007.
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
10
Gordeldracht bestuurders – Evolutie 2003-2006 100% Doelstelling
90%
Bestuurders
80%
10%
Doelstelling 86%
Doelstelling 81%
76,9%
Doelstelling 71%
70,2%
Doelstelling 66%
20%
66,7%
30%
Doelstelling 63%
40%
52,6%
50%
Doelstelling 61%
60%
Doelstelling 76%
70%
0% 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Gordeldracht passagiers voorin – Evolutie 2003-2006 100% Doelstelling
90%
Passagiers voorin
80%
10%
Doelstelling 88%
Doelstelling 83%
73%
Doelstelling 73%
68%
Doelstelling 68%
20%
66%
30%
Doelstelling 65%
40%
65%
50%
Doelstelling 63%
60%
Doelstelling 78%
70%
0% 2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
Gegevens over de effectieve gordeldracht passagiers achterin zijn niet beschikbaar. De attitudemeting die het BIVV in 2006 heeft georganiseerd geeft de zelfgerapporteerde gordeldracht. We zien dat het percentage zelfgerapporteerde gordeldracht zowel voor de bestuurder als voor de passagier vooraan iets hoger ligt dan wat de gedragsmetingen als resultaat geven. Er werd ook gepolst naar het gebruik van de gordel door de passagiers achterin en uit de resultaten van deze bevraging blijkt dat de gordeldracht door passagiers achterin zeer laag ligt en bijkomende aandacht vraagt8.
8
Miran Scheers, Evolutie van de verkeersveiligheid in België van 2001 tot 2005, voorstelling gegeven tijdens de plenaire vergadering van de Staten-Generaal van de Verkeersveiligheid op 12 maart 2007.
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
11
2003/2004
2006
100% 79,4%
80%
62,7% 60%
79,3%
76,9%
67,8%
72,5%
65,5%
59,7% 46,4% 40,9%
40%
23,9%
26,3% 18,5% 19,1% 16,0% 16,2% 16,7%
20,1%
12,1%
12,1%
20%
5,5% 6,6% 4,7% 3,9%
5,5% 8,0% 4,1% 4,4%
Bestuurder
Passagier voorin
Passagier achterin
8. Communicatie In het verkeersbeleid onderscheiden zich verschillende soorten communicatie: -
Handhavingscommunicatie (actiecommunicatie)
Deze communicatie heeft een directe invloed op de perceptie van de pakkans, dus op de subjectieve pakkans. Handhavingscommunicatie kan door: -
Handhavingssignalen (communicatie op of langs de weg) blijken een sterke invloed te hebben op de bekendheid van het project. Mottoborden zijn een zeer effectief handhavingssignaal. Ook het goed zichtbaar uitvoeren van de controles, zodat de weggebruikers effectief kunnen zien dat er wordt gecontroleerd, is een belangrijk signaal.
-
Handhavingsvoorlichting (communicatie van de handhaving door publiciteit) is eveneens een belangrijk onderdeel van de handhavingsstrategie. Een startmanifestatie, waarop de pers wordt uitgenodigd, markeert het begin van een handhavingsproject. Regelmatig moeten resultaten worden verspreid, zodat het project in de belangstelling blijft. Volgende communicatiemiddelen werden in het verleden al met succes gebruikt: Uitdelen van folders. Naast de nationale folders die verspreid worden door o.a. het BIVV kunnen folders met een zeer gerichte boodschap die een lokaal onveiligheidsprobleem beschrijven verdeeld worden. Bedoeling van deze folders is om de weggebruikers de reden van de handhaving duidelijk te schetsen en hen te informeren (vb. over wetgeving terzake). Uitdelen van gadgets aan bestuurders of passagiers die de gordel dragen of het gepaste kinderbeveiligingssysteem correct gebruiken (bijvoorbeeld het gordeldier) De Vlaamse Gemeenschap heeft een gordelcampagne "Bij mij ben je veilig" opgestart en stelt drukklare, downloadbare documenten ter beschikking op www3.vlaanderen.be/bijmijbenjeveilig . Een combinatie van de handhavingsactiviteit en signalen en voorlichting is noodzakelijk. Daarbij moeten de controles zelf onvoorspelbaar blijven. Wanneer de weggebruikers weten dat op een bepaald traject wordt gecontroleerd hoeven ze niet precies te weten waar en wanneer de controle doorgaat.
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
12
altijd
vaak
zelden
nooit
GEDRAG
altijd
vaak
zelden
nooit
GEDRAG
altijd
vaak
zelden
nooit
0%
-
Beleidscommunicatie (themacommunicatie)
Beleidscommunicatie gaat over wat moet worden gehandhaafd en waarom. Deze communicatie heeft een invloed op de perceptie van de weggebruiker van het belang van veilig gedrag. De beleidscommunicatie bepaalt voor een groot gedeelte het belang dat de weggebruiker aan het onderwerp zal toekennen, de kennis van en de mening over de regel die men wil doen respecteren en zorgt daardoor voor de legitimering van de handhaving. Er wordt van uitgegaan dat de perceptie een invloed heeft op het gedrag en op de subjectieve pakkans. Beleidscommunicatie is vooral een zaak van bestuurlijke en gerechtelijke autoriteiten. -
Interne communicatie
Met interne communicatie wordt de informatie-uitwisseling bedoeld tussen alle bij de handhavingsactiviteiten betrokken personen. Het gaat hier in de eerste plaats om de personen die de verkeerscontroles uitvoeren maar ook de vertegenwoordigers van de parketten, van de wegbeheerders en andere betrokkenen (scholen, ouderverenigingen, …). Het is belangrijk dat zij op de hoogte zijn van het verloop en de resultaten van de handhavingsinspanningen. Dergelijke informatie is ook nuttig om alle betrokkenen te motiveren. Deze communicatie kan schriftelijk en/of mondeling gebeuren. Een uitstekend middel hiervoor is het stuurbord.
Imagocommunicatie
Uit het oogpunt van imago is het voor de politie van belang elke vorm van contact met het publiek naar tevredenheid te laten verlopen; Bovendien hangt de effectiviteit en duurzaamheid van handhaving nauw samen met communicatieve vaardigheden. Het is dus belangrijk dat de politie bij controles de weggebruikers met respect benaderd en kort, maar correct naar inhoud, uitleg geeft over het doel van de controle. 9. Interessante informatie, interessante links www.mobilit.fgov.be www.bivv.be www.ikbenvoor.be www.erso.eu (safetynet) www.wegcode.be www.vlaanderen.be www.steunpuntverkeersveiligheid.be www.verkeerskunde.be www.swov.nl www.verkeershandhaving.nl
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
13
Checklist ter voorbereiding van de controle op het terrein: Activiteit Contact parket Bepalen handhavingsmethode Controle communicatiemiddelen en indien nodig controle van de werking (folders beschikbaar, gordeldiertjes of andere gadgets, werking full-graphique panel, aankondigingsbord…) Controle beschikbaarheid voorziene parkeerplaats Controle voertuigen (getankt, noodzakelijk materieel aanwezig, werking lichten, zwaailicht, geluidssignaal, …) Controle beveiligingsmateriaal (batterijen lampen, werking lampen, voldoende kegels, verlichtingsinstallatie, …) Controle kledij en persoonlijk materiaal van de deelnemende politieagenten en politieambtenaren (wapen, kledij, toortslamp, boekjes OI,…) Controle of deelnemers de voorziene taken kennen en of ze over de machtiging beschikken voor de uitschrijving van de OI’s Controle werking PC’s, GSM’s, radio’s, reservebatterijen Afspraak over het doorgeven van informatie binnen het dispositief Afspraak over de contactname met de parketmagistraat Afspraak met OBP over wijze van contactname indien nodig Afspraken over reactie bij problemen (dronken bestuurders, verdachte personen,…) Afspraken over reactie wanneer iemand de controleplaats wil ontwijken (cut-off, achtervolging, …) Afspraken over de plaats van controle (afstand beperken, vermijden dat controlerende agenten zich te ver van elkaar plaatsen) Afspraken over de controles (welke overtredingen?) Afspraken over de manier waarop de weggebruikers benaderd worden
B e v e i l i g i n g s s y s t e m e n . G o r d e l e n k i n d e r z i t j e s . B I V V , 1 2 o k t o b er 2 0 0 7 . © C o p y r i g h t 2 0 0 7
Uitgevoerd
14