De Leidse singels
Minke Walda Paul Meurs SteenhuisMeurs
‘Die prachtige groene gordel tusschen de oude en nieuwe stad’ De Witte Singel, met links het koepeltje van het 18de-eeuwse buiten Groenhoeven, 1897 (Regionaal Archief Leiden).
SteenhuisMeurs, een onderzoeksbureau voor cultuurhistorie, beschreef de afgelopen maanden in Groen aan de hand van een aantal van haar ‘groene’ projecten hoe cultuurhistorie een bijdrage heeft geleverd aan ontwerpen voor verandering. Na het Amsterdamse Oosterpark, de Beemster, het Marco Poloplantsoen in het Utrechtse Kanaleneiland en Houten-Noord nu de Leidse singels, de groene singelgordel rondom de historische binnenstad.
6
De singelrand in Leiden staat volop In oktober 2012 schreef de gemeente Leiden in Groen over de plannen voor de ontwikkeling van
in de belangstelling. De gemeente het Singelpark. De gemeente benoemde hierbij het unieke karakter van de voormalige vestinggordel
Leiden ontwikkelt samen met het vanwege zijn lengte van ruim zes kilometer en de intactheid van de structuur, maar ook vanwege de
burgerinitiatief Stadslab Leiden en grote diversiteit. Door de verschillende functies die de singelgordel door de eeuwen heen heeft gehad,
andere stadspartners de historische kent het gebied een grote historische gelaagdheid, met veel bijzondere plekken. Op de voormalige
singelgordel rondom de binnenstad tot vestwallen en bolwerken liggen onder andere de middeleeuwse muurtoren Oostenrijk, de twee
een aaneengesloten stadspark. overgebleven zeventiende-eeuwse stadspoorten,
GROEN
de Hortus Botanicus, het negentiende-eeuwse singelpark het Plantsoen, de universitaire Sterrenwacht en de rijksmonumentale Meelfabriek. De gemeente Leiden vindt het belangrijk dat de geschiedenis van de singelrand meegenomen wordt in de ontwikkeling van het Singelpark. Hoe maak je van de singelrand een modern en aantrekkelijk stadspark, met behoud van de waardevolle elementen uit die lange geschiedenis? En kunnen vanuit de cultuurhistorie handvatten aangereikt worden voor de parkaanleg? In het najaar van 2012 maakte SteenhuisMeurs in opdracht van de gemeente een cultuurhistorische waarderingskaart en een inventarisatie van de noodzaak van verder cultuurhistorisch onderzoek naar de singelrand. Het onderzoek diende als input voor het gemeentelijk kader- en uitvoeringsbesluit voor het Singelparkproject, waarin de projectaanpak voor de komende jaren zal worden beschreven. Door de gemeente zijn in de singelrand een aantal deelgebieden onderscheiden die in fasen zullen worden ontwikkeld. Bij de herontwikkeling
is een goed beeld van de geschiedenis en cultuurhistorische waarde nodig om het erfgoed te kunnen behouden en de kwaliteiten maximaal in te kunnen zetten voor de toekomst. De cultuurhistorische onderzoeksagenda biedt hiervoor houvast en kan worden ingezet om ontwerpende partijen een duidelijke richtlijn mee te geven bij ruimtelijke ontwikkelingen en zo cultuurhistorie te borgen in het ontwerp.
De Maresingel, met op de achtergrond de Marekerk, 1771. Door de aanleg van een dubbele bomenrij op de singels ontstond een groene wandeling op de grens tussen stad en platteland (Regionaal Archief Leiden).
Groene gordel aan de rand van de stad
De herontwikkeling van de singelrand tot een stadspark voegt een nieuwe laag toe aan de lange geschiedenis. De gemeentelijke wens van een aaneengesloten stadspark blijkt daarbij geen nieuw initiatief. Een belangrijke cultuurhistorische waarde van de singelrand is zijn functie als groene recreatiegordel aan de rand van de (binnen)stad. Tot de ontmanteling van de fortificaties in de negentiende Plattegrond van Leiden uit 1850. W.J. van Campen. De ontmanteling en herinrichting van de vestwallen en bolwerken vanaf 1816 met onder andere plantsoenen en industrie is goed zichtbaar (Regionaal Archief Leiden).
GROEN
7
functioneel te zijn gebruikt door de inrichting met molens, lakenramen en begraafplaatsen. De singels, aan de buitenzijde van de vestgracht, zijn in Leiden daarentegen vanaf het eind van de zestiende eeuw ingericht voor recreatie. Vanaf 1592 liet het stadsbestuur de singels in fasen beplanten met een dubbele bomenrij ‘tot vermaeck van de burgerie en vercieringen van de aankomsten deser stede’. [1] eeuw, vormden de verdedigingswerken rond Leiden een samenhangend systeem met een gemeenschappelijk doel: veiligheid en inkadering van de stedelijke ruimte. In veel steden waren de vestingwerken vanuit defensieve overwegingen beplant: het groen had een belangrijke militaire functie als camouflage, barrière en leverancier van hakhout. In Leiden wijzen verpachtingen van het recht op het maaien van gras op de bolwerken en vestwallen uit de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw erop dat de aarden wallen in die tijd gedeeltelijk met gras moeten zijn begroeid. Vanwege het groene karakter vormde de vestinggordel in vredestijd een aantrekkelijk wandelgebied voor veel stadsbewoners. In een aantal steden in de Republiek werd daarbij op hoger gelegen vestwallen en bolwerken zelf gewandeld. In Leiden lijkt dit niet het geval te zijn geweest. De aarden wallen en bolwerken aan de binnenzijde van de vestgracht lijken vooral
De Meelfabriek.
Het negentiende-eeuwse singelpark het Plantsoen.
Met de aanleg van de dubbele bomenrij, die in de loop van de zeventiende eeuw was voltooid, ontstond een groene wandelroute op de grens van de stad en het platteland. In vijf kwartier konden wandelaars over de verharde singelpaden rond Leiden lopen. Rijtuigen en zwervers waren op de singels verboden. Bankjes boden de wandelaar een plek om te rusten en te genieten van het uitzicht op de vestingwerken en de omliggende weilanden, blekerijen, kwekerijen en boomgaarden. Meer welgestelde Leidenaren lieten langs de singels ‘speeltuynen’ aanleggen, voorzien van een theekoepel of buitenhuisje. Buiten de Witte Singel, tussen de Witte Poort en het Grote Bolwerk (nu de locatie van de Sterrenwacht), lag een maliebaan, voor het spelen van het maliespel. In het dichtbebouwde zeventiendeeeuwse Leiden kregen de singels betekenis als recreatielandschap aan de rand van de stad. In de achttiende eeuw bleef de groene wandeling intact en een gewaardeerd onderdeel van de stad. Een onbekende auteur, naar eigen zeggen zelf niet uit Leiden afkomstig, was na verschillende avondwandelingen rond de stad zo verrukt over de schoonheid van de singels en het omringende buitengebied dat hij in 1734 het boekje De vermakelijke Leidsche Buiten-Cingels, aangename Dorpen en Landstreken, rondom die Stad gelegen (…) schreef. De unieke beschrijving geeft een beeld van de persoonlijke belevenis van de vestinggordel in vredestijd. Na de ontmanteling van de vestingwerken vanaf 1816 werd de vrijgekomen ruimte ingericht met verschillende bestemmingen, afhankelijk van de ruimtevraag op dat moment: fabrieksterrein, begraafplaats en ruimte voor het garnizoen, de universiteit, bebouwing met villa’s, maar ook voor
8
GROEN
openbare wandelparken in landschapsstijl. Het nu gemeentelijk monument het Plantsoen (1836), aan de zuidzijde van de stad, is nog bewaard gebleven, het noordelijke singelpark ‘De Kleine Plantagie’ (1839-1840) moest al snel plaatsmaken voor de vestiging van de Leidsche broodfabriek (1866), het Academisch Ziekenhuis (1867-1870, nu Museum Volkenkunde), en de vergroting van de veemarkt (1935). Met de parkaanleg op de vestgordel en bolwerken bood de vestinggordel opnieuw mogelijkheid tot wandelen en vermaak. Het groen langs de singels werd in de loop van de negentiende eeuw daarentegen steeds verder ingeperkt door de toenemende bouwactiviteiten aan de buitenzijde van de singels. De singelwandeling zelf bleef tot in de jaren twintig van de twintigste eeuw intact. Door het toenemende verkeer veranderde de route langzaam in een verkeersweg rond de binnenstad. In de jaren twintig en dertig werd de buitenste bomenrij gekapt om ruimte te maken voor bredere verkeerswegen en trottoirs. Na de aanleg van de singelparken en de daaropvolgende afbraak van de groene singelwandeling verschoof het zwaartepunt van het groene recreatielandschap in de loop van de negentiende eeuw geleidelijk van de singels naar de vestwallen en bolwerken aan de binnenstadszijde van de vestgracht. De vestwallen werden na de ontmanteling in tweeën gedeeld. De zuidwestzijde kreeg een hoofdzakelijk groen karakter door de aanleg van het Plantsoen en de doorlopende wandeling over de middeleeuwse vestwal langs de Jan van Houtkade, de vergroting van de Hortus en de aanleg van begraafplaats Groenesteeg. Na 1836 vond de weer opbloeiende (textiel)industrie een plek op de vestwallen en bolwerken aan de noordoostzijde van de stad, nabij de arbeiderswijken in de zeventiende-eeuwse uitleg. Rokende schoorstenen domineerden hier het beeld van de singelrand, in afwisseling met begraafplaatsen op de bolwerken. In 1896 kreeg Leiden toestemming zijn grenzen uit te breiden tot buiten de singelgracht. Voorafgaand aan de annexatie was langs de verschillende uitvalswegen en singels al een vrijwel aangesloten bebouwing ontstaan. Na de grenswijziging werd ook het nog grotendeels open polderlandschap rond
de stad langzaam volgebouwd. Nieuwe bruggen over de singelgracht verbonden de buitenwijken met de binnenstad. De singels veranderden van de juridische grens tussen stad en platteland in een water- en wegenstructuur te midden van stedelijke bebouwing. Na de Tweede Wereldoorlog verdween de industrie langzaam uit de binnenstad, een ontwikkeling die in de jaren zeventig zijn hoogtepunt bereikte. Door het vertrek van de industrie en het gelijktijdig vrijkomen van enkele kazerneterreinen aan de noordwestzijde van de singelrand kwam opnieuw veel ruimte vrij op de vestwallen en bolwerken aan de noord, noordwest en oostzijde van de stad. De gemeente koos nu voor herstel van de groene singelrand, met de bedoeling een stedenbouwkundig herkenbare stadsrand te creëren en de leefbaarheid van de binnenstad vergroten. De fabrieks- en
GROEN
De Witte Singel, met links de Boisotkade.
Muurtoren Oostenrijk langs de Jan van Houtkade.
9
De Maresingel met op de achtergrond de nog functionerende energiecentrale van E.On. Op de voorgrond het Huigpark.
De Maresingel, met rechts het Huigpark. Op de achtergrond de Herensingelkerk.
kazerneterreinen werden in de jaren zeventig en tachtig heringericht met zeven nieuwe parken: het Ankerpark, Katoenpark, Blekerspark, Huigpark, het parkje op het Lammermarktbolwerk, Park de Put en het Rembrandtpark. Het groene-singelplan werd bovendien gecombineerd met een herstel en reconstructie van onderdelen van historische vestingstructuur, waaronder in het Ankerpark en Park de Put.
liteiten van water en groen beter benut kunnen worden. De functie van de singelgordel als grensgebied en groen recreatielandschap blijkt een doorlopende lijn in het gebruik en de waardering van de singelrand door de eeuwen heen. Het wandelen speelde in dit gebruik steeds een prominente rol. In de dichtbebouwde stad, met weinig open (plein) ruimten was de singelgordel de buitenruimte, de groene long van de stad. Deze cultuurhistorische waarde van de singelgordel als groen recreatielandschap biedt aanknopingspunten voor de huidige behoefte aan groenvoorzieningen en uitlooplocaties voor de (binnen)stadsbewoners in Leiden.
Inspiratie voor de toekomst
De Witte Singel met villabebouwing op de hoek van het Noordeinde.
Stedenbouwkundig is de singelrand een herkenbaar gebied gebleven, met een kenmerkende en nog altijd samenhangende structuur. Het ruimtegebruik en de bebouwing langs de singels is na de ontmanteling in de negentiende eeuw echter zeer divers geworden. Dit maakt dat de singelrand in gebruik en vormgeving nu ervaren wordt als een versnipperd gebied, waarvan de bijzondere kwa-
Inmiddels is de gemeente Leiden aan de slag gegaan met de resultaten van het onderzoek. De bouw van een ondergrondse parkeergarage en de herinrichting van de Lammermarkt tot groen evenementenplein vormden een aanleiding om begin dit jaar verder cultuurhistorisch onderzoek naar dit deelgebied in de singelrand uit te laten voeren. Door de herinrichting zal het nu sterk versteende parkeerplein en verkeersknooppunt in de singelrand opnieuw een groen karakter krijgen. [1]
C.B.A. Smit, Leiden met een luchtje. Straten, water, groen en afval in een Hollandse stad, 1200-2000, Leiden 2001, p. 80.
10
GROEN