LERARENHANDLEIDING LAAT JE NIET GEK MAKEN!
Inleiding dus ook. Hoe je zelf in het leven staat heeft invloed op hoe je leerlingen hun mening vormen. Dit proces kan heel zinvol en begeleidend zijn, maar ook leiden tot na-aperij en het uitblijven van die eigen persoonlijke meningsvorming, die nog vaak in het leven kan veranderen. Kinderen moeten zich staande houden in een complexe omgeving met veel verschillende informatie en moeten daarin relaties met anderen aangaan. Op school wordt de basis gelegd voor hun verdere sociale, emotionele en intellectuele leven.
Het lesproject Laat je niet gek maken! bestaat uit een lerarenhandleiding en een leerlingenkatern (lesbrief). Het project biedt ondersteuning bij het lesgeven aan kinderen over wat vrijheid van meningsuiting inhoudt en hoe je op uitwassen daarvan kunt reageren. De leerstof is verdeeld over zes lessen en biedt een verantwoorde mix van achtergrondinformatie en toepassing. De lesbrief is bedoeld voor leerlingen van 10 tot 14 jaar. Als leraar maak je deel uit van het ontwikkelingsproces van je leerlingen. Kinderen worden in onze samenleving via allerlei communicatiekanalen geconfronteerd met ingewikkelde thema’s zoals afkomst, godsdienst en politiek. Tegelijkertijd groeien zij zelf op en zijn ze bezig hun eigen identiteit en authenticiteit te vinden. Dat je zelf volwassen bent en voor de klas staat, wil nog niet zeggen dat je precies weet hoe je met al deze invloeden van buitenaf moet omgaan. Agressie en tekenen van radicalisering zijn aan de orde van de dag. Hoe ernstig is dit? En hoe reageer je daar zelf op? Hoe kun jij je eigen achtergrond en ervaring zinvol inzetten in het omgaan met opgroeiende kinderen? En welke invloed hebben je eigen angst of boosheid in een gesprek met je klas? Kinderen stellen vragen over meningen en discussies die ze in de samenleving horen. Die vragen zijn direct en kunnen je in verlegenheid brengen. Ze confronteren je met je eigen morele waarden en normen. Met je eigen emoties
Daarom staan in deze lesbrief de onderwerpen vrijheid van meningsuiting, communicatie, emotie, godsdienst en politiek centraal. De kinderen krijgen er informatie over, kunnen er met elkaar over praten en oefenen in spelvormen en opdrachten. Ook als leraar kom je veel te weten: over hoe de leerlingen met deze zaken omgaan en er hun betekenis aan geven, maar wellicht ook over jezelf. Over hoe jij in het leven staat, waar je eigen kwetsbaarheden en vragen liggen. Het is goed om daar ook al van tevoren inzicht in te hebben wanneer je met deze onderwerpen aan de slag gaat. Zorg ook dat je over genuanceerde kennis en informatie beschikt over de recente gebeurtenissen zoals de aanslagen op New York en Washington op 11 september 2001 en de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004. Ook de escalerende ruzies uitmondend in steekpartijen op straat
Colofon Deze lerarenhandleiding bij de lesbrief
Contactpersoon: Alle van Steenis
Contactpersoon: Jeroen Hoogerwerf
‘Laat je niet gek maken!’ is ontwikkeld in
E-mail:
[email protected]
E-mail:
[email protected]
Ontwikkeling van de gemeente Amster-
Ontwikkelaars
© 2008 Kwintessens NZV Uitgevers
dam en mag rechtenvrij en kosteloos
Caroline Offerhaus
worden gebruikt, verveelvoudigd en ver-
Alle van Steenis
Foto’s omslag
spreid.
Mirjam Windrich
Nationale Beeldbank (jongens op straat,
Met medewerking van Taalcentrum VU
Guido Koppes; vrouwen bij de bushalte,
opdracht van de Dienst Maatschappelijke
Guido Koppes; springkussen, Oopsfoto’s) Vormgeving Twinmedia, Culemborg Ontwikkeling Centrum voor Nascholing Amsterdam
Redactie Kwintessens Uitgevers
www.centrumvoornascholing.nl www.kwintessens.nl
2
en op scholen en polariserende opmerkingen van politici zijn actuele onderwerpen die bij het behandelen van de lesbrief naar voren kunnen komen.
Begeleiden van gesprekken Voor alle kringgesprekken geven we hier (wellicht ten overvloede) enkele tips om ze te begeleiden: J Geef ruimte/stel vragen om aandacht te besteden aan de 4 G’s: 1. Gebeurtenis (Heb jij dat weleens meegemaakt? Wat gebeurde er?) 2. Gedachten die daarbij opkomen (Wat zou ze gedacht hebben? Wat vind je ervan? Wat dacht je?) 3. Gevoelens die daarbij meespelen (Wat voelde je? Hoe denk je dat hij zich voelt?) 4. Gedrag (Wat deed je?)
Deze lesbrief biedt mogelijkheden om met de leerlingen aandacht te besteden aan: J het tegengaan van polarisatie; J politieke en religieuze radicalisering; J het belang van contact en gesprek; J hoe om te gaan met woede en frustratie. Deze thema’s dragen bij aan actief burgerschap en sluiten aan bij de kerndoelen die hiervoor zijn geformuleerd. Door hier aandacht aan te besteden willen we: J het onderwijs in burgerschap ‘spannend’ maken voor deze groep leerlingen; J de leerlingen op een zelfontdekkende en actieve manier betrekken bij het opdoen van kennis, hen laten ervaren welke gevoelens daarbij een rol spelen en laten ervaren wat voor (wenselijk en niet-wenselijk) gedrag dat oproept bij verschillende mensen; J aansluiten bij de actuele gebeurtenissen in onze samenleving en dat als startpunt nemen om de leerlingen te begeleiden in hun meningvormende ontwikkeling.
J
Het vormen van een mening (en verdere attitudeontwikkeling) gaat via verschillende stappen 1. notie / bewustwording (Hé, er is zoiets als…) 2. respons (Hoe wordt daar verschillend op gereageerd?) 3. meningvormend (Wat vind ik hiervan?) 4. overtuiging (Waarom reageer ik zo? Wat voel ik als …?) 5. internalisatie (Ik gedraag me naar wat ik vind.) Met deze stappen kun je rekening houden in het begeleiden van gesprekken, en je kunt je doel eraan aanpassen. Met andere woorden, je hoeft in een kringgesprek niet altijd direct uit te komen bij het formuleren van meningen; bewustwording en het nadenken over respons zijn van wezenlijk belang om een mening te vormen.
Doelgroepen J Leerlingen uit bovenbouw van het primair onderwijs J Leerlingen uit onderbouw van het voortgezet onderwijs Opbouw Deze lesbrief bestaat uit zes thema’s, één thema per les. De thema’s zijn als volgt opgebouwd: J Warming-up J Kern aan de hand van de tekst uit de lesbrief J Verwerking en afronding met behulp van doe-opdrachten en gesprekssuggesties. Bij elk thema zijn doe-activiteiten en gespreksactiviteiten die zich lenen om in een muurkrant te plaatsen. Bij thema 1 is het opzetten van de muurkrant een van de activiteiten. Met de muurkrant worden de leerlingen gestimuleerd om met ouders, leerlingen uit andere groepen en leraren over dit onderwerp in contact te komen en het gesprek aan te gaan. Vanzelfsprekend heb je daar als leraar een stimulerende rol in.
J
Geef leerlingen de ruimte om ook op elkaar te reageren, speel vragen door, maar stel ook duidelijke grenzen: je hebt de vrijheid om je mening te geven, maar respecteer ook de mening van anderen. J Hanteer een vraagtechniek, waarbij vooral ruimte is voor: 1. open vragen (wat, hoe, wanneer, waar) 2. hypothesevragen (wat zou je doen als…, stel je eens voor dat...) Vermijd waaromvragen, omdat die degene die moet antwoorden vaak in de verdediging duwen.
3
Inhoud 1. Verschillend zijn mág Doelstelling De leerlingen ervaren dat mensen niet alleen uiterlijk, maar ook innerlijk verschillen. De leerlingen leren dat in de Grondwet is vastgelegd dat mensen in Nederland in gelijke gevallen gelijk worden behandeld.
5
2. Praten, praten , praten… Doelstelling De leerlingen komen tot het inzicht dat wat mensen zeggen niet altijd even duidelijk is en dat je niet te snel moet reageren. Ze ontdekken ook hoe belangrijk het is om informatie niet door elkaar te laten lopen, om bedoeling en betekenis duidelijk te krijgen door op tijd vragen te stellen
8
3. Gevoelens uiten Doelstelling De leerlingen worden zich ervan bewust op hoeveel verschillende manieren emoties geuit kunnen worden. Ze ontdekken dat emoties delen en erover praten de eerste stap is om problemen, misverstanden en meningsverschillen op te lossen.
9
4. Geloven in Nederland Doelstelling De leerlingen leren godsdienst in een breder perspectief plaatsen en ontdekken dat geloven ook een persoonlijk keuze kan zijn. Ze vergroten hun historisch besef en leren op basis daarvan kritisch kijken naar mensen die ‘alle gelovigen’ of ‘alle moslims’ over één kam scheren.
10
5. Heilige boeken Doelstelling De leerlingen krijgen kennis over geschriften die belangrijk zijn in de verschillende religies en inzicht in de redenen waarom deze geschriften als heilig worden gezien.
12
6. Mag je alles zeggen wat je vindt? Doelstelling De leerlingen beseffen hoe belangrijk politiek is en hoeveel invloed de politieke besluitvorming ook op hun eigen leven heeft. Ze ontdekken de rol van de media in het politieke en maatschappelijke landschap. Ze leren het gevaar inzien van generalisaties en kwetsende uitlatingen over bevolkingsgroepen.
14
4
1. Verschillend zijn mág Grondwet, artikel 1
1
Verschillend zijn mág!
Omdat we er in Nederland van uitgaan dat alle mensen gelijk behandeld moeten worden, is er de Grondwet. Die geldt voor iedereen en iedereen moet zich eraan houden. Dit is de belangrijkste wet om te zorgen dat we prettig kunnen samenleven. Want als de een meer zou mogen dan de ander, zou dat niet eerlijk zijn. De Grondwet is voor het eerst geschreven in 1814. Daarna zijn er nog veel veranderingen in aangebracht. Het belangrijkste artikel waarin staat dat alle mensen gelijk zijn, is artikel 1: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’
Verschillende geloven
dat gaat niet altijd even gemakkelijk. Want niet iedereen vindt hetzelfde schilderij even mooi. Niet iedereen houdt van dit of dat soort gebouw. En er zijn ook altijd betere plannen … En er zijn altijd andere wensen …
Als je in God gelooft ben je in Nederland voor de wet precies gelijk aan iemand die niet in God gelooft. Of in Allah, of in toverkracht, of in wat dan ook. Mensen kunnen dus in uiterlijk en in hun overtuigingen nog zo veel van elkaar verschillen; ze hebben allemaal het wettelijke recht om ‘gelijkelijk’ behandeld te worden. Je mag de een leuker of aardiger of liever vinden dan de ander, maar als mens blijft iedereen gelijk.
Alle Nederlanders mogen vanaf hun achttiende stemmen!
Alle mensen zijn verschillend. We zien er allemaal anders uit. Denk maar aan de kleur haar, huid, ogen … We doen allemaal verschillende dingen. Denk maar aan alle beroepen die er zijn. En – heel belangrijk – we denken allemaal verschillende dingen en we hebben verschillende meningen over van alles. Dat levert soms veel discussies op: op straat, op school, thuis en in de politiek. En dat is prima. In Nederland mag namelijk iedereen zeggen wat hij of zij vindt. Maar je mag niet discrimineren. Dat staat zelfs in de Grondwet, de belangrijkste wet van Nederland.
er zijn ook kunstenaars die schilderen of beeldhouwen en zo hopen iets moois te maken. Er zijn automonteurs en loodgieters, professoren en boekverkopers.
Verschillende smaken en meningen Meestal komen mensen er samen wel uit door over verschillende plannen en wensen te praten. Ze kunnen accepteren dat smaken en meningen verschillen. Ze kunnen iemand anders overtuigen en van mening doen veranderen. Als ze er zo over praten en er samen uitkomen, is er niets aan de hand.
16 miljoen mensen Je kunt je wel voorstellen om hoeveel verschillen het gaat als we de Nederlandse bevolking eens bekijken. Ja, die bestaat uit meer dan 16 miljoen mensen! En afgezien van het uiterlijk, wat doen die mensen eigenlijk allemaal?
Kleine mensen Verschillende gevoelens
Baby’s slapen en eten. Kinderen gaan naar school in de stad of in een dorp. Ze fietsen of lopen. Ze leren hard of niet zo erg hard. Ze spelen met elkaar of alleen. Sporten doen ze ook. Voetballen of tennissen. Of ze zitten op ballet of op yoga.
Dat zijn al heel veel verschillen. Je kunt je ook afvragen hoe al die mensen van binnen in elkaar zitten. Wat denken ze bijvoorbeeld? Wat voelen ze? Wat willen ze? Dat is moeilijk te zeggen. Want alle mensen denken en voelen verschillend. Je kunt ook moeilijk in het hoofd van iemand anders kijken … Of zou je er wel een beetje naar kunnen raden?
Grote mensen Volwassen mensen werken op een kantoor, in een fabriek of op een boerderij. Of ze geven les op school. Misschien rijden ze in een vrachtwagen. Veel mensen werken in een winkel of ze maken huizen en gebouwen voor anderen. Of ze bouwen computers. Weer anderen lezen boeken om aan anderen kennis door te geven op school of de universiteit. Sommige mensen doen thuis het huishouden en vangen de kinderen op als ze uit school komen. Weer anderen poetsen de hele dag door om alles schoon te krijgen. Er werken mensen in de kerk, in de synagoge of in de moskee. En
J Doen Schrijf artikel 1 van de Nederlandse Grondwet in je eigen woorden op een affiche. Zorg dat je er aandacht mee trekt, bijvoorbeeld door kleur, grootte of afbeelding.
Verschillende wensen Mensen werken om geld te verdienen. Om van dat geld te kunnen wonen, eten en drinken, te kunnen leven. Maar een schilder wil ook graag een mooi schilderij maken. En een leraar wil graag een leuke les geven waar de leerlingen wat van leren. Iemand op kantoor wil graag een goed plan maken dat wordt uitgevoerd. Een bouwvakker is natuurlijk heel blij als zijn gebouw goed gelukt is en er mooi bijstaat. Mensen willen graag iets goeds voor elkaar krijgen, maar
5 4
Begrippen om te bespreken Grondwet – discriminatie – gelijke behandeling
1. Teken in tweetallen elkaars hand na. Knip je eigen papieren hand daarna uit en zet je naam erin. Schrijf in iedere vinger iets over jezelf. Het moet iets zijn dat niet al aan de buitenkant te zien is (‘Ik draag een beugel’ is dus niet goed). Geef nu je hand aan een ander en vraag hem/haar in één vinger er iets bij te schrijven over jou. Doe dat nog vier keer, totdat in iedere vinger iets staat dat je zelf hebt geschreven en iets dat een ander over jou heeft geschreven. Je wisselt dus steeds handen uit. Ga nu met je eigen hand in de kring zitten en vertel wat in één vinger geschreven staat. Wordt het herkend in de klas? Wat wel, wat niet? Hang alle handen in de klas.
Warming-up Laat de leerlingen in tweetallen tegenover elkaar gaan zitten, ieder met een blad papier en een potlood. Geef hun de volgende opdracht: Kijk goed naar de ander: J Waar zitten de ogen? J Hoe is de vorm van de ogen? J Hoe is de vorm van de mond, wenkbrauwen, neus? Kijk elkaar aan en teken de ander op je blad zonder naar je tekening te kijken (maximaal 10 minuten). J Hoe vond je het om iemand zo precies na te tekenen? J Hoe vond je het om nagetekend te worden? Muurkrant bij alle lessen Laat de leerlingen een muurkrant maken naar aanleiding van de lessen over deze lesbrief. Bij iedere les vindt u doeopdrachten die een product opleveren. Verzamel ze op de muurkrant en laat enkele leerlingen in de vorm van ‘krantenartikeltjes’ toelichten wat ze tijdens de lessen hebben gedaan of besproken. Ze kunnen er ook foto’s, tekeningen of andere afbeeldingen bij hangen. Gebruik de muurkrant om ouders, andere leerlingen en leraren te informeren.
2. Ga met vier klasgenoten zitten, met wie je gewoonlijk niet in een groepje zit. Samen krijgen jullie een lijst en een stift. Probeer zo veel mogelijk dingen te bedenken die jullie vijven hetzelfde hebben of waar je hetzelfde over denkt (enkele voorbeelden: allemaal iets blauws aan, allemaal een broer(tje), allemaal gek op boeken van Carry Slee). Schrijf al deze overeenkomsten op. Bedenk daarna een logo (een tekening, een symbool) dat te maken heeft met een of meer van deze overeenkomsten. Vertel plenair wat jullie logo is en waar het voor staat.
Doen Bij les 1 zijn twee doe-opdrachten. De eerste legt de nadruk op het eigene van ieder mens, de tweede op de onderlinge overeenkomsten.
5
Nemo Museum, Amsterdam, Nationale Beeldbank, Van Dam
Gesprek Bij het thema ‘Verschillende smaken en meningen’: Laat de leerlingen de foto zien en stel hun de volgende vragen: Kijk eens naar deze foto: J Wat zie je? J Waar doet het je aan denken? (associëren) J Wat voor gevoel krijg je ervan? J Vind je het mooi of niet mooi? Verzamel de verschillende meningen over ‘mooi’ en ‘niet mooi’ en ga door met het bespreken van onderstaande vragen: J Kun je discussiëren over mooi of niet mooi? J Kun je van mening veranderen? J Kun je iemand anders van mening doen veranderen? (Gebeurt dat ook in deze groep?) Extra werkvorm: Aftikdiscussie Discussieer over de vraag: Betekent gelijke behandeling hetzelfde als mensen zijn gelijk? Twee leerlingen staan tegenover elkaar (op ‘prettige’ afstand): één antwoordt ‘ja’ op de bovenstaande vraag en de ander ‘nee’. Om beurten vertellen ze waarom ze dat vinden (geef suggesties: laat voorbeelden vertellen, laat ze het concreet maken, vertalen naar de praktijk). Als één van de andere leerlingen uit de groep ook zijn/haar mening of motivatie wil vertellen gaat hij/zij achter degene met hetzelfde standpunt staan, tikt op de schouder en neemt de beurt daarmee over. Dit mag achter elkaar doorgaan, maar degene die voor staat mag niet onderbroken worden of in de rede gevallen! U begeleidt door als de discussie stilvalt, dóór te vragen, door herhalingen af te breken, door leerlingen te helpen herinneren aan de afspraak van luisteren en laten uitpraten, door er op te wijzen dat de tegenoverstaande leerling ook kan reageren op de overtuiging van de ander, in plaats van met een volledig nieuw argument aan te komen.
6
7
2. Praten, praten , praten…
2
Praten, praten, praten… Ook al spreken we allemaal dezelfde taal, we begrijpen elkaar niet altijd even goed. Dat geldt eigenlijk voor alle mensen. Daarbij komt nog dat mensen die in de politiek zitten een beetje anders praten dan mensen die op straat werken. Iemand achter de toonbank in een winkel praat anders dan iemand in de kerk of moskee. De een gebruikt vaak moeilijke woorden en lange zinnen, de ander heeft genoeg aan gewone woorden en korte zinnen.
Praten in de media Ook in ‘de media’ wordt veel gepraat. Televisie kun je horen en zien, maar je kunt niet meteen meepraten. Je kunt ook niet direct vragen wat iemand bedoelt als je het niet snapt. Iemand zegt dit en een ander zegt dat. Je hoort de mensen van de straat, de nieuwslezer, de politicus en de mensen in de talkshows.
Wat zijn media?
In de samenleving praat iedereen met elkaar over van alles en nog wat, over wat we denken en wat we doen. Over wat we voelen en wat we willen. Over wat anderen zeggen en willen. En we praten over elkaar. We praten bijvoorbeeld om informatie te krijgen, om onszelf bekend te maken, om vrienden te maken, om het leuk te hebben, om problemen op te lossen. We praten ook om te voorkomen dat een nare opmerking tot ruzie leidt, of een vechtpartij, waarbij we onze emoties niet meer onder controle hebben.
Media is het meervoud van medium. Een medium is een hulpmiddel om informatie, ideeën en meningen over te brengen aan alle mensen. Daar valt veel onder: televisie, radio, kranten, tijdschriften, internet.
Op internet is het gemakkelijk om iemand belachelijk te maken. Je hoeft niet te schrijven of te laten zien wie je bent. Je kunt waar dan ook op de wereld zijn en achter je computertje de raarste dingen over anderen schrijven. Echt erg is dat niet. En het gaat trouwens enorm vervelen. Je schiet er ook weinig mee op om dat soort dingen te doen, omdat je er weinig mee bereikt. Informatie overbrengen waar anderen wat aan hebben, daar schiet je veel meer mee op!
Kwetsend praten Maar hoe zit het met mensen die voor bladen en kranten schrijven of die op tv komen en daar mogen zeggen wat ze willen? Mensen die andere mensen belachelijk maken? Vind je dat vervelend en zou je het liefst direct iets terug willen zeggen of doen? Voel jij je gekwetst, of trek jij je er niets van aan? Je zou erover kunnen praten met de mensen om je heen. Met andere kinderen, met leraren, met ouders en andere volwassenen. Mensen hebben graag duidelijkheid over al die verschillende onderwerpen. Het is ook prettig om samen op zoek te gaan naar antwoorden, zeker als het om discriminatie gaat. Of over het zwart maken van bepaalde mensen. Want dat leidt tot boosheid. En daar komt weer ruzie en ellende van. Scheldpartijen en in het ergste geval steekpartijen. Opgekropte woede kan tot schade leiden die niet meer goed te maken is.
Generaliseren len of problemen. Dit heet generaliseren en eigenlijk spreek je dan kwaad over mensen om wie het helemaal niet gaat. Dat is niet zorgvuldig en ook niet eerlijk. Maar jij kunt beter weten! Door gewoon te vragen en door te praten. Dan weet jij snel genoeg hoe het wél zit!
Het lijkt vaak alsof het over ‘alle voetbalfans’ gaat als er rellen zijn bij een belangrijke wedstrijd. Of alsof het over ‘alle Marokkaanse jongeren’ gaat als er problemen zijn in bepaalde stadswijken. En dat terwijl er toch maar een persoon of een klein groepje verantwoordelijk is voor die rel-
Praten op internet Met wie praat jij?
Op internet is het eigenlijk nog veel ingewikkelder. Daar praat (schrijft) iedereen over van alles en nog wat. En op internet kun je ook nog filmpjes kwijt, die niemand op televisie wil laten zien. Op zich is dat natuurlijk fijn, want je mag zeggen en laten zien wat je wilt. Maar het is minder fijn als mensen elkaar uitschelden of beledigen. Als mensen bijvoorbeeld elkaars uiterlijk of religie of mening belachelijk maken.
Op school praat je ook met elkaar. Met je vrienden en vriendinnen en met de leraren. Thuis praat je met je ouders, met je broers en zussen, met familie en mensen in de buurt. Je maakt grapjes, je vertelt wat je meemaakt, hoe je over dingen denkt. Misschien maak je ook af en toe ruzie omdat je een andere mening hebt. En stel je vragen omdat je wilt weten hoe iets zit. Of omdat je bijvoorbeeld toestemming wilt krijgen om iets te doen, iets te kopen of om ergens naartoe te gaan.
Is praten belangrijk? Praten is aan anderen vertellen wat je weet, denkt of voelt. Je geeft informatie aan iemand. En andersom krijg je informatie terug. Je komt dingen te weten door met elkaar te praten. Dat is belangrijk, want iedere keer als je iets vraagt en een antwoord krijgt, leer je weer wat. Praten is ook belangrijk om te weten te komen wat een ander denkt. Dat kun je namelijk meestal niet zien aan de buitenkant. Soms doet iemand iets en dan begrijp je niet waarom hij of zij dat doet. Misschien vat je het als onaardig op, maar is het helemaal niet zo bedoeld. En als jij dan iets onaardigs terugdoet, dan heb je samen een probleem: ruzie! Je kunt beter eerst vragen hoe het zit. Dan kan die ander het jou vertellen.
J Doen Bedenk een stelling die begint met ’Alle …’ Dit moet een algemene, generaliserende stelling zijn. De stelling mag niet kwetsend zijn. Bijvoorbeeld: ‘Alle mensen streven naar geluk.’ Schrijf die stelling hieronder.
7
6
Verdeel de klas in tweetallen. Geef de volgende opdracht: Schrijf ieder een mening op over bijvoorbeeld dierproeven, voetbalvandalen of computerkrakers. Begin met: “Ik vind dat …………………….” Ga dan de ander interviewen: vraag zijn/haar mening over wat jij hebt opgeschreven. Stel vragen om er goed achter te komen waarom hij/zij dat ook vindt of juist niet. Je mag niet proberen de ander te overtuigen van jouw mening! Schrijf daarna je interview uit: “….. is van mening dat ………, want/omdat…..”
Begrippen om te bespreken communicatie - generaliseren Warming-up Inventariseer met de leerlingen voorbeelden van sms en msn berichten die laten zien dat wat de ene bedoelt niet altijd overeenkomt met hoe de ander het interpreteert. Ook kunt u de reclame over verkeerd ingetoetste smsberichtjes bespreken of laten naspelen (goeiemoggel!) Conclusie: communicatie kan tot vergissingen en misverstanden leiden die niet zo zijn bedoeld.
Gesprek Voer dit gesprek nadat de leerlingen in het leerlingenkatern de tekst ‘Praten op internet’ gelezen hebben. Vraag leerlingen in een kringgesprek te komen met voorbeelden van leuke, maar ook vervelende filmpjes op internet. Stel daarna vragen zoals: J Wat vind je ervan dat alles mag? J Is het waar dat alles mag op internet? Zijn er regels? J Zijn er bij jou thuis regels over internetgebruik? J Vind je dat er regels bij moeten komen om vervelende (bijvoorbeeld discriminerende) filmpjes tegen te gaan? Waarom wel, waarom niet?
Doen Verdeel de klas in groepjes van maximaal 5 leerlingen. Neem een krant en knip zo veel krantenpagina’s in stukken als er groepjes zijn. Deze stukken mogen niet te groot, maar ook niet te klein zijn en ze mogen ook niet allemaal dezelfde vorm hebben. Elke krantenpagina wordt in hetzelfde aantal stukjes geknipt. Elk groepje krijgt een verknipte krantenpagina. De groepjes proberen de krantenpagina weer heel te maken, maar zonder te praten en zonder stukjes bij elkaar weg te pakken! Welke groep is het eerste klaar? Hoe is er samengewerkt? Hoe hebben de leerlingen overlegd zonder woorden? Laat de leerlingen de volgende opdracht doen nadat ze in het leerlingenkatern de tekst ‘Kwetsend praten’ gelezen hebben.
8
3. Gevoelens uiten Als je bang bent …
3
Hoe maak je aan een ander duidelijk dat je bang bent? Je kunt wegrennen en je verstoppen, maar dat helpt niet. Dan word je alleen nog banger. Je kunt ook gaan huilen en hopen dat iemand je troost en je angst wegneemt. Wat mogelijk beter werkt, is je afvragen waar je precies bang voor bent. Is het voor echte grote monsters of gaat het om de woorden van iemand die je helemaal niet kent? Of gaat het om dingen die je in je omgeving hoort en ziet? Het is dan heel goed om aan anderen, je ouders of je leraar, maar ook je leeftijdgenoten te vertellen dat je bang bent. Je zult merken dat je vaak helemaal niet bang hoeft te zijn. Bang zijn heeft te maken met gedachten. Als je dénkt dat je bang bent, voel je jezelf ook bang. Ook dan is het goed om aan iemand anders te vertellen dat je bang bent en te vragen of dat wel terecht is!
Gevoelens uiten
Als er dingen gebeuren die je niet goed begrijpt, kun je in de war raken of je onveilig voelen. Soms praten mensen zo overtuigend dat het lijkt of ze echt gelijk hebben. Dat kan jou het gevoel geven dat jij verder niet zo veel in te brengen hebt. Meestal durf je dan ook niet meteen te vragen hoe het zit. Misschien weet je soms ook niet goed waarover het gaat als er bijvoorbeeld wordt gesproken over politiek, beleid of hoe het verder moet met Nederland. En als de woorden van zo iemand op de televisie of in de krant komen, kun je niet eens vragen om uitleg. De ander is te ver weg. Je kunt hem of haar ook niet zomaar even bellen.
boos. Misschien wil je iets terugdoen. Of juist met woorden laten zien dat je boos bent.
Emotie Paspoort Dit paspoort is van Blij
Als je blij of bedroefd bent …
Met je vrienden en ouders praat je misschien over bepaalde gebeurtenissen of over de politiek. In een discussie kan het er af en toe heftig aan toe gaan: mensen winden zich op over wat een ander zegt. Je probeert een ander te overtuigen van jouw mening. Zonder dat je precies weet waarom, voel jij je boos worden, of bang… Wat voor gevoelens kun je allemaal hebben? Dat zijn er heel veel, maar de belangrijkste zijn toch wel: blij, bedroefd, bang en boos.
Blij Je kunt blij worden van een leuk cadeautje, van een goed cijfer op school of van een gezellige dag met je familie. Van dieren kun je ook blij worden, vooral als ze iets grappigs doen. Waar kun je nog meer blij van worden? Wat doe jij als je blij bent? Vertel je dat aan anderen? En wat zeg je dan? Of laat je het op een andere manier blijken? Is het fijn om dat te laten blijken? Worden anderen dan ook blij? Is het fijn om je blijdschap te delen met anderen?
Word je stil en heb je geen zin meer om iets te zeggen? Loop je weg? En als je aan iemand anders vertelt dat je bedroefd bent, wat gebeurt er dan? Willen andere mensen je dan troosten en helpen?
Wat doe jij als je boos bent? Waar kun jij echt boos om worden? Hoe voelt dat precies? Wat zou je dan willen doen? Kun je nog meer woorden bedenken die met boos te maken hebben? Denk je dat boos zijn goed is, dat het nut heeft? Wat hebben mensen eraan?
Bang
Als je boos bent …
Als je bang bent, voel je jezelf niet veilig. Het is een beetje eng. Je hebt het gevoel dat je bedreigd wordt en dat je gevaar loopt. Je kunt bang zijn als iemand je pijn heeft gedaan of wil gaan doen. Maar je kunt ook bang zijn als je niet zeker weet of dat gaat gebeuren, maar dat wel vermoedt. Woorden kunnen ook pijn doen. Als iemand nare dingen tegen je zegt, kun je ook bang worden. Misschien wil je weglopen of gaan huilen.
Mensen praten over van alles, dat heet communicatie. Ze praten ook over gevoelens. Daarover kun je vertellen, je kunt vragen stellen of je kunt direct laten merken hoe je je voelt. Een directe manier om te laten zien dat je boos bent is bijvoorbeeld iemand slaan. Maar daarmee bereik je alleen maar dat je de ander pijn doet. En dat de ander niet meer met je wil praten. Dan houdt de communicatie op.
Wat doe jij als je bang bent? Wanneer voelde je voor het laatst angst? Kun je het aan iemand zien als hij of zij bang is? Hoe ziet dat eruit? Waarom denk je dat mensen anderen bang willen maken? Wat hebben ze eraan?
Bedroefd Boos
Bedroefd is ongeveer hetzelfde als verdrietig, somber of triest. Het is een gevoel van teleurstelling of verlies. Je kunt het worden als er iemand weggaat die je heel leuk vindt, of erger nog, als er iemand doodgaat. Bedroefd kun je ook worden van een slecht cijfer op school of als je ruzie hebt met een vriend of vriendin. Van mooie muziek kun je ook bedroefd worden. Wat doe jij als je bedroefd bent? Ga je huilen?
Boos kun je worden als iemand iets negatiefs over jou of je vrienden zegt. Of over je ouders en familie. Je kunt ook boos worden als er niet gebeurt wat jij wilt. Of als jij dingen echt anders ziet dan een ander. Of als iemand je pijn doet, lichamelijk. Dan kun je bang worden, maar ook
Blijdschap laten merken is natuurlijk alleen maar leuk. Als het goed is, maak je anderen daarmee ook blij, of je nu alleen maar lacht, een dansje maakt of uitgebreid vertelt over je blijdschap. Als je bedroefd bent is het fijn om dat te laten merken aan anderen. Het gaat sneller over als anderen je kunnen helpen of zelfs opvrolijken. Als je je terugtrekt en tegen niemand meer iets zegt, duurt de bedroefdheid veel langer en dat is niet zo leuk. Als je bedroefd bent, denk je ook van alles en nog wat. Dat mensen niet aardig zijn, dat jij je alleen voelt, dat je dingen niet snapt. En dan kun je ook nog eens bang worden dat iemand het aan je ziet. Of boos, omdat niemand naar je toekomt. Wat kun je dan beter doen dan … vertellen dat je bedroefd bent?
Een veel betere manier om je boosheid te uiten is vertellen dat je boos bent en waarom je boos bent. Dat is niet zo gemakkelijk. Soms moet je even de tijd nemen om te bedenken wat je boos maakt en hoe je het de ander kunt zeggen. Dan kan de ander er eerst over nadenken of het de bedoeling was je boos te maken en vervolgens reageren. Je hebt dan al een gesprek en eerste stap om er uit te komen, soms met wat hulp. Wat doe jij als je boos bent? Ga je dan lopen mokken of mopperen? Wil je schreeuwen? Wat denk je als je boos bent? Zeg je misschien dingen in jezelf, waardoor je alleen maar nóg bozer wordt? Dat lost niets op. Hoe gaat je boosheid meestal weer over? Mensen kunnen hele boze gedachten hebben, maar dat hoef je niet aan ze te zien. Andersom kunnen mensen ook heel hard negatieve dingen roepen, maar dan zijn ze nog niet boos. Je kunt het maar het beste gewoon zeggen.
8
Bedroefd
Boos
J Doen Maak een emotiepaspoort. Gebruik daarvoor de speciale pagina ‘Emotie Paspoort’. Schrijf bij elke emotie een kort verhaaltje over jezelf. Het moeten tekstjes zijn die iets over jou zeggen. Bijvoorbeeld bij ‘blij’: ‘Ik word blij van … Dat merk je aan me want … Ik vertel anderen waar ik blij over ben als …’ Bijvoorbeeld bij ‘boos’: ‘Ik kan heel boos worden als … Als ik boos ben, dan …’ Als iedereen het emotiepaspoort heeft ingevuld, wissel je met je buurman of buurvrouw van paspoort. Wees zorgvuldig met het paspoort van de ander en respecteer diens gevoel. Zijn er overeenkomsten of verschillen? Herkennen jullie elkaars gevoel?
Bang
9
Jullie kunnen ook een folder maken die alle leerlingen mee naar huis nemen. Overleg in dat geval samen hoe je die wilt verspreiden.
Begrippen om te bespreken gevoelens - emoties Warming-up Bespreek situaties waarin de leerlingen heel goed aan iemand konden zien hoe die persoon zich voelde en laat ze die situaties aan elkaar vertellen, in tweetallen, gewoon naast elkaar in de kring of aan hun tafels. Laat ze vervolgens bedenken hoe een ander het aan hén kan zien als ze zich blij, bedroefd, bang of boos voelen. Is het te zien? Nu gaan ze ‘beelden met gevoelens’ maken. De ene leerling is een beeld dat een bepaald gevoel uitdrukt. De ander is de kunstenaar en nadat hij/zij heeft geraden om welk gevoel het gaat, mag hij het beeld veranderen. Van blij naar boos: wat verandert er dan? Van boos naar bang: wat verandert er dan?
Gesprek Voer een kringgesprek over de reden waarom mensen elkaar boos of bang willen maken. Begin met voorbeelden waar de leerlingen mee komen. Iedereen heeft wel een ervaring op dit gebied. U kunt ook beginnen met een fragment uit een boek waarin deze emotie bewust wordt opgeroepen (bijvoorbeeld denigrerende opmerkingen van Malfidus naar Harry uit één van de Harry Potterboeken). Wat bezielt mensen? Gebruik de 4 G’s (zie de Inleiding op pagina 3) in het gesprek om gedrag te koppelen aan gevoel, gedachte en gebeurtenis. Hoe kun je met boosheid en angst om gaan? Pakken volwassenen dat altijd op een goede manier aan? Wanneer wel, wanneer niet? Refereer hierbij aan actualiteiten binnen de stad, Nederland of mondiaal die binnen de belevingswereld van de leerlingen vallen.
Doen Verdeel de klas in groepjes en geef hun de volgende opdracht: Maak een ‘Vertel wat je voelt!’ poster om in de school op verschillende plaatsen op te hangen. Roep hiermee medeleerlingen op om niet met hun gevoelens van boosheid, angst of verdriet in een hoekje te gaan zitten, of ze op te kroppen totdat de situatie explodeert, maar om die gevoelens te delen, net als je vaak met blijdschap doet. Geef de leerlingen de volgende suggesties: Misschien kunnen jullie op de poster ook verwijzen naar een vertrouwenspersoon op school of naar mediators (leerlingen die zijn geschoold om medeleerlingen te helpen).
9
4. Geloven in Nederland
4
Geloven in Nederland
Veel gepraat
Even terug in de tijd
Geloof het of niet, maar in Nederland zijn er mensen die gelovig zijn en mensen die dat niet zijn. Tegenwoordig wordt er veel gepraat over mensen voor wie een geloof belangrijk is: op tv, op straat, op de radio, in de kranten en op internet. Het gaat dan meestal over de islam en het christendom. En vooral over de verschillen daartussen.
Als je terugkijkt in de Nederlandse geschiedenis blijken er al heel lang mensen van verschillende geloven samen te leven. Driehonderd jaar geleden waren de Nederlanders al voor vrijheid van godsdienst, en leefden mensen met verschillende geloven in Nederland al naast elkaar. Mensen die uit andere landen moesten vluchten om hun geloof (protestanten, joden) kozen Nederlandse steden uit om hun bestaan opnieuw op te bouwen in die ‘vrijheid van godsdienst’. Er waren ook mensen die geen geloof hadden. Zij lieten zich inspireren door wat geleerde mensen ooit hadden gezegd of geschreven, zoals filosofen.
Godsdienst Het christendom, het hindoeïsme, het jodendom en de islam zijn grote godsdiensten of religies. In grote wereldreligies als het christendom en de islam leven de aanhangers naar heilige geschriften. En ze geloven in profeten een soort boodschappers van God - die antwoorden geven op wat goed en fout is. Zo kunnen christenen in de Bijbel lezen wat goed is om te doen en wat niet. Christenen zijn mensen die geloven dat Jezus Christus de zoon van God is en dat zij via hem verzoend met God mogen leven, op weg naar Gods koninkrijk. Ook in de Koran komt Jezus voor. In het Arabisch is zijn naam Isa. Hij wordt in de Koran genoemd als een belangrijke profeet en boodschapper. Onze jaartelling is gebaseerd op de geboorte van Jezus. De islam ontstond ongeveer 1400 jaar geleden in Mekka toen de profeet Mohammed vertelde en opschreef wat hij van Allah had gehoord over hoe mensen het beste kunnen leven. Als moslims zich afvragen wat goed of slecht is, kunnen ze in de Koran de antwoorden van Mohammed vinden op deze vragen.
Wat is dat, koloniseren? Nederlanders gingen in de zeventiende eeuw in Indië wonen en werken om er specerijen vandaan te halen. In Indië groeiden de specerijen (kruiden) nootmuskaat, foelie, kruidnagel en kaneel. In Nederland werden deze specerijen veel gebruikt in het eten. Later werd ook koffie en suiker uit Indië gehaald. Met deze handel viel in Nederland goed geld te verdienen. De meeste Indonesiërs waren toen moslim, maar geloofden daarnaast ook in bovennatuurlijke krachten. Dat soort krachten konden gewoon in een boom of een meertje of een voorwerp zitten.
Mannen bidden in moskee in Jakarta, Indonesië
Nederlanders hebben altijd veel gereisd en gehandeld. Ze kwamen in verre oorden terecht en gingen wonen op vreemd grondgebied. En wie ver weg gaat, komt mensen tegen die anders denken of een ander geloof hebben. Honderden jaren geleden ontmoetten de Nederlandse reizigers en handelaren op deze manier bijvoorbeeld al moslims. En dan niet in Nederland, maar in de landen waar moslims woonden. Vroeger betekende ver reizen vaak varen. Over zee kwamen de Nederlanders aan land in onbekende gebieden en zetten daar handelsposten op en stichtten nederzettingen van boeren. Ook het huidige Indonesië werd door de Nederlanders gekoloniseerd en heette meer dan driehonderd jaar lang ‘Nederlands Indië’.
Als de Nederlanders problemen hadden met de Indische bevolking, was dat niet vanwege het geloof. Vaak had dat dan een politieke of economische oorzaak. Kortom, de Nederlanders hadden eeuwen geleden al veel te maken met andere religies.
Veel godsdiensten in Nederland Sommige kinderen zijn moslim, christen of joods, en andere zijn dat niet. Maar als je niet bij een moskee, synagoge of kerk hoort, ben je dan anders? Ben je dan beter of slechter? En als je er wel bij hoort, ben je dan precies hetzelfde als andere moslims, christenen of joden? Er wordt de laatste tijd wel erg veel gepraat en geschreven over deze godsdiensten, maar al deze verschillende geloven zijn niet nieuw in Nederland.
Een filosoof is iemand die nadenkt over de zin en betekenis van het leven. Beroemde filosofen zijn bijvoorbeeld Plato, Erasmus en Descartes. Van deze filosofen worden nog steeds teksten gelezen.
Geloofsbeleving Net zoals alle mensen onderling verschillen, gaan zij ook allemaal verschillend met hun geloof om. Daarom beleeft ieder mens zijn geloof op zijn eigen manier. Je kunt bijvoorbeeld joods zijn en een keppeltje dragen, maar je kunt ook joods zijn zonder dat je zo’n uiterlijk teken draagt. Je hoeft niet in Israël te wonen om jood te zijn. Je kunt in Mohammed en de Koran geloven en heel vaak naar de moskee gaan, maar ook moslims die nooit naar de moskee gaan, kunnen heel gelovig zijn. Net zoals je kunt discussiëren over of je school leuk vindt of niet, kun je ook praten over je geloof. Niet iedereen is gelovig of gelooft ergens in. Niet iedereen gelooft in hetzelfde en op dezelfde manier. En soms geloof je op het ene moment sterker in God dan op het andere moment. Dat kan en mag allemaal.
Een land vol geloof
Kennismaken met andere gewoonten en geloven
Maar als je wat meer weet over het geloof van anderen, dan begrijp je hopelijk ook meer van die ander. Iemand die zich houdt aan de regels van Mohammed, doet soms andere dingen dan iemand die volgens de woorden van Jezus Christus leeft. Je eet misschien geen varkensvlees of je bidt maar twee keer per dag. Of je bidt alleen op zondag in de kerk. Of helemaal niet. We hebben in Nederland vrijheid van godsdienst. Dus mag iedereen geloven wat hij wil. Natuurlijk ben je ook vrij om geen geloof te hebben.
of in een hokje te stoppen. Mensen mogen verschillende dingen geloven en vinden. Dat hoort erbij, net zoals de kleur van hun huid kan verschillen, ze in verschillende landen geboren kunnen zijn en verschillende talen kunnen spreken.
In Amsterdam en andere steden in Nederland wonen kinderen met verschillende achtergronden, uit verschillende culturen en religies. Al die kinderen zijn verschillend opgevoed. Sommige ouders zijn heel gelovig, andere ouders niet.
Het hoeft helemaal geen probleem te zijn dat er in een land veel verschillende godsdiensten zijn. Het wordt pas een probleem als iemand zegt dat het ene geloof goed is en het andere slecht. Dat kan een ander zich aantrekken, terwijl hij gewoon zijn geloof aanhangt. Een geloof is op zich niet goed of slecht. Het is er of het is er niet.
Verschillend zijn mag! Er zijn verschillen tussen wat christenen, moslims en joden geloven, maar er zijn ook veel overeenkomsten. Zo geloven ze allemaal in een God. Ze vinden het belangrijk om samen met geloofsgenoten bij elkaar te komen om te bidden, te lezen,te luisteren en te zingen. Dat doen zij in een gebedshuis: christenen in een kerk, moslims in een moskee, joden in een synagoge. Verhalen over God of Allah en de mensen spelen voor allemaal een belangrijke rol: ze lezen ze in de Bijbel (christenen), de Koran (moslims) of de Tenach (joden). Maar dat is niet het belangrijkste; het gaat erom dat je verschillend mág zijn. Dat geloven of niet-geloven geen reden is om iemand uit te sluiten, buiten de deur te zetten
J Doen In Nederland wonen mensen die afkomstig zijn uit veel verschillende landen. Gebruik een atlas met een kaart van de wereldgodsdiensten. Of zoek deze kaart op internet. Zoek uit welke verschillende godsdiensten er nu zijn in Suriname, Indonesië, Marokko en Turkije. Hoe hebben de mensen hun geloof bij vertrek uit hun geboorteland meegenomen? In hun hoofd, hart en levensstijl, maar misschien ook met voorwerpen, ‘souvenirs’. Ga op zoek naar foto’s en plaatjes van voorwerpen die te maken hebben met de verschillende religies en maak er een collage van.
Kolonie is een ander woord voor een gebied ver weg over zee dat veroverd was door een Europees land. In dat overzeese gebied had dat Europese land het voor het zeggen.
11
12
Begrippen om te bespreken vrijheid van godsdienst – Nederlands Indië – filosoof – koloniseren Warming-up Lees het volgende fragment voor: ‘Je bent echt gek, jij. Wie gaat er nou een spreekbeurt houden over godsdienst? Je weet er niet eens wat van af!’ zei Selma tegen Dilek. Selma kan nog steeds niet geloven dat Dilek het echt heeft gedaan. Toen meneer Van Dam vanmorgen had gezegd dat de hele klas dit jaar een spreekbeurt moest houden, had Dilek gezegd: ‘Ik wil wel een spreekbeurt houden over godsdienst.’ ‘Over welke godsdienst wil je het dan hebben?’, had de leraar nog gevraagd. ‘Gewoon’, had Dilek gezegd terwijl ze haar schouders ophaalde, ‘godsdienst. Je weet wel: over mensen die bidden en zo.’ ‘Nou, dan wens ik je veel succes’, zei meneer Van Dam. Startvraag: Wat weet jij al over godsdienst? Als jíj nu eens een spreekbeurt wilt houden over dit onderwerp, welke informatie zou je dan nog nodig hebben? Laat de leerlingen in groepjes een woordspin maken rond het woord ‘godsdienst’, en verzamel deze informatie in een grote woordspin op het bord. Aan de hand hiervan kunnen de leerlingen bekijken wat ze nog te weten willen komen. Verzamel die vragen.
13
Doen Start met de leerlingen een onderzoekje rond de vraag: Wie was Erasmus? Vertel de leerlingen dat Erasmus een belangrijke Nederlandse filosoof was, die leefde van 1469 tot 1536. En dat ze zijn naam misschien al eens gehoord hebben. Laat de leerlingen vervolgens op onderzoek uit gaan en bekijken of ze een antwoord kunnen vinden op de volgende vragen: J Wie was hij? J In welke tijd leefde hij? (Vertel wat over de tijd waarin hij leefde.) J Welke belangrijke ideeën had hij? J Wat heeft Erasmus met het humanisme te maken? J Wat schreef Erasmus? J Waarom is hij ook nu nog zo bekend? Laat de leerlingen in kleine groepjes met één vraag aan de slag gaan. Geef hun tips mee waar ze informatie vandaan kunnen halen: J Gebruik zoekmachines die je snel verder kunnen helpen op internet. Denk aan: www.davindi.nl, www.meestersipke.nl , www.scholieren.com (werkstukken); J Kijk ook in je geschiedenisboek of in de bibliotheek Laat de leerlingen aan elkaar presenteren wat zij hebben gevonden. Dat kan op de volgende manieren: J Eén leerling beeldt een ‘fotomoment’ uit het leven van Erasmus uit. De ander vertelt als fotograaf wat hij/zij heeft gefotografeerd.
10
J Neem een interview af met ‘Erasmus’. Laat de leerlingen van tevoren goed afspreken wie Erasmus is en wie interviewt. En welke vragen zij gaan bespreken! J De leerlingen kunnen een verhaal of gedicht over Erasmus voordragen. Gesprek Gebruik het onderstaande stellingenspel als aanleiding voor een gesprek. Stellingenspel Hang aan de ene kant van de klas een kaart met ‘mee eens’ en aan de andere kant een kaart met ‘niet mee eens’. Leg de leerlingen uit dat er een denkbeeldige lijn loopt tussen deze twee kaarten (maak ook ruimte in het lokaal voor deze ‘lijn’). Vraag de leerlingen na elke stelling die je voorleest, een plek te zoeken op die lijn: bij de ene of de andere kant, maar in het midden kan ook. Als iedereen een plek heeft gekozen, vraag dan enkele leerlingen om een toelichting: waarom die plek? Welke stellingen kunnen hierbij zoal gebruikt worden? Hieronder staan enkele suggesties, maar stellingen over wat in de eigen klas speelt zorgen voor meer betrokkenheid. 1. Iedereen gelooft in (een) God. 2. Dat er veel verschillende geloven zijn in Nederland is iets van de laatste tijd. 3. Alle Joden dragen een keppeltje. 4. Je hoort niet te praten over geloven of niet-geloven. 5. Als je godsdienstig bent, moet jij je altijd strikt aan alle geloofsregels houden. Als je van huis uit niet gelovig bent wil dat niet zeggen dat je geen ‘gouden regels’ hebt of dat je thuis niet leeft naar wat je belangrijk vindt. Voer hierover een gesprek met de klas: a. Wat zijn ‘gouden regels’ bij jullie thuis? b. Hebben we ook ‘gouden regels’ in deze klas, of op school, of in deze buurt? c. Welke zijn dat? d. Is iedereen het daar altijd mee eens? e. Kun je van mening verschillen en toch dezelfde gouden regels respecteren?
11
5. Heilige boeken
5
Heilige boeken
In boeken staan ideeën en gedachten van mensen. Iedereen mag zijn ideeën in boeken schrijven. Maar niet iedereen hoeft het met die ideeën eens te zijn. Dit geldt voor alle boeken, dus ook voor oude en heilige boeken. Ook dat heeft te maken met de vrijheid van meningsuiting die we in Nederland hebben.
600 jaar na het Nieuwe Testament wordt geschreven, staat Jezus Christus vermeld als een belangrijk en wijs man.
Woorden van Boeddha Een boeddhist gelooft niet in één God. Het boeddhisme is een levenswijze waarbij meditatie centraal staat. Het boeddhisme kent vele verhalen en verzen. Deze zijn gebaseerd op wat Gautama Boeddha gezegd zou hebben. Gautama Boeddha was een man die in Nepal leefde ongeveer 500 jaar voor Christus. Het boeddhisme is wijdverbreid in heel Azië. Ook in Europa zijn of worden mensen boeddhist. Bijvoorbeeld omdat zij de teksten mooi en aansprekend vinden. Of omdat ze graag willen leven volgens de boodschappen van Boeddha. In het boeddhisme leer je hoe je goed kunt leven en hoe je foute dingen kunt vermijden door je geestelijk te ontwikkelen. Dat betekent dat je leert goed en geduldig na te denken en ook leert hoe je bijvoorbeeld boosheid of agressie kunt beheersen.
In de loop van de wereldgeschiedenis zijn er per godsdienst belangrijke dingen opgeschreven. Over die godsdiensten, over de geschiedenis ervan en over hoe je moet leven als je een bepaalde godsdienst aanhangt. We hebben het hier bijvoorbeeld over de Bijbel voor de christenen, de Koran voor de moslims en de Veda’s voor de hindoes. Deze geschriften worden door de aanhangers van deze religies beschouwd als heilig, en zijn voor hen dus heel belangrijk.
Bijbel De christenen hebben als heilig boek de Bijbel. De Bijbel is een verzameling van verschillende teksten (verhalen, gedichten, brieven) die over het geloof in God gaan. Die Bijbel bestaat uit twee onderdelen: het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Het Oude Testament werd geschreven in het Hebreeuws (de taal van Israël). In de tijd voor de geboorte van Jezus Christus werden de verhalen en verzen die mensen elkaar vertelden, verzameld en opgeschreven. Samen vormen deze een boek, dat oorspronkelijk de Tenach heet. Dat is de bijbel voor het joodse geloof, de Hebreeuwse Bijbel. De eerste vijf delen van de Tenach samen heten de Thora. Het Nieuwe Testament is oorspronkelijk in het Grieks geschreven en begint bij de geboorte van Jezus Christus in het jaar nul. Deze gebeurtenis wordt in het Oude Testament al voorspeld door profeten in Israël. Ook in de Koran, die
Voorlezen en zingen
lotgevallen. De Koran is verdeeld in 114 hoofdstukken, soera’s genaamd. De Koran benadrukt dat Allah dezelfde is als de God van joden en christenen. De Koran is in het Arabisch geschreven, dus voor de Nederlandse moslims niet altijd even goed leesbaar. Ze kunnen namelijk niet allemaal Arabisch lezen. Toch proberen ze wel zo veel mogelijk de Arabische woorden te volgen. Een vertaling geeft misschien een andere betekenis aan de woorden.
Veda’s Nog veel ouder zijn de Veda’s uit India. Ze horen bij het Hindoeïsme. Veda’s zijn geschriften, meestal gedichten,
Tekst in het Sanskriet
die in het Sanskriet zijn opgeschreven. Het Sanskriet is de oudste taal van de wereld. Veda betekent ‘kennis’. Hoe oud deze geschriften zijn, is niet helemaal duidelijk. Ze zijn in ieder geval meer dan duizend jaar voor Christus opgeschreven. Dus al meer dan drieduizend jaar oud! De gedichten gaan over God(en), geestelijk leven, het heelal, de natuur en de juiste levenswijze. Zij vormen de basis voor het hindoeïsme, het oorspronkelijke geloof van India. In veel Aziatische landen wonen hindoes. Ook in Nederland wonen veel hindoes, naar schatting zo’n 200.000. Een van de heilige boeken van de hindoes heet de Bhagavad Gita, een verhaal over een krijger waarin staat hoe hij God kan vinden en zuiver en goed kan leven. Dit boek speelt soms een rol bij yoga, een vorm van lichamelijke oefening die door veel mensen wordt beoefend.
Kerkraam met afbeelding van Jezus
Veel mensen hebben door de eeuwen heen hun best gedaan om al deze heilige boeken leesbaar en beschikbaar voor anderen te houden. Zij vonden het belangrijk wat er in deze boeken staat. Er bestond nog geen internet. Alle boeken werden door mensen met de hand geschreven en verspreid. Je kon niet zomaar even een tekst die je mooi en belangrijk vond doormailen aan iemand in Japan. Nee, er gingen jaren overheen voordat iemand een boek met de hand had overgeschreven. En van het ene land naar het andere had vervoerd. Om de teksten toch wat sneller onder de mensen te brengen werden ze voorgelezen of gezongen. Zo kon iedereen meegenieten en ervan leren.
Vele boeken, vele godsdiensten Boeken verbieden? Natuurlijk praten mensen ook over wat er in al deze boeken staat. De een gelooft erin, de ander is het er helemaal niet mee eens. De een vindt het mooi en goed, de ander twijfelt of het allemaal wel klopt. Daar kun je over discussiëren en dat gebeurt ook vaak. Als je het niet met een bepaald boek eens bent, betekent dat nog niet dat iemand anders het niet mag lezen. Of dat je het boek bijvoorbeeld verbranden mag. Dat geldt voor alle boeken, niet alleen voor heilige boeken. Zo werden in nazi-Duitsland in 1933 alle boeken van joodse en communistische schrijvers verbrand. In boeken staan ideeën en gedachten van mensen. Boeken kun je niet zomaar verbieden, omdat we in Nederland vrijheid van meningsuiting hebben.
Godsdiensten zijn op verschillende plekken op de wereld ontstaan. Omdat veel mensen reizen en in andere landen gaan wonen, nemen ze hun godsdienst mee. In Nederland zijn veel mensen vanuit andere delen van de wereld komen leven, wonen en werken. Daarom zijn er in Nederland heel veel soorten godsdiensten, met hun eigen kerken, synagogen, moskeeën en andere plekken waar mensen samen hun geloof kunnen beleven.
J Doen Ga eens na met de hele klas welke religies er bij jullie in de klas voorkomen. Maak er een overzicht van.
Koran Als we over de islam praten, praten we ook over de Koran. De Koran behoort tot de heilige boeken in de geschiedenis. Moslims geloven wat er in de Koran staat. Ze willen graag leven zoals in dat boek staat beschreven. Het zijn tenslotte de woorden die Mohammed ongeveer 1400 jaar geleden heeft gehoord en heeft opgeschreven. Maar wat is de Koran precies voor soort boek? Volgens de traditie van de islam zijn de woorden in de Koran in het Arabisch door Allah via de engel Djibriel aan Mohammed doorgegeven. De Koran geeft voorschriften over hoe gelovigen moeten leven en bevat vertellingen over voorgaande profeten (zoals Jezus), over volken en over hun
10 mei 1933 - In Berlijn, maar ook in andere Duitse steden, werden tienduizenden boeken van communistische, joodse of andere niet gewenste auteurs op de brandstapel gegooid. Op de Opernplatz in Berlijn gingen alleen al 20.000 boeken in vlammen op. Alle Duitse boeken die niet aan de eisen van het naziregime voldeden, werden op bevel van de regering van Adolf Hitler verbrand. Hieronder vielen alle werken van joodse, communistische en socialistische schrijvers. Tijdens de verbrandingen die door veel studenten werden bijgewoond, werden naziliederen gezongen.
Boeddhabeeld
Verdeel de verschillende religies over even zo veel groepen. Verzamel per groep informatie over een religie, bijvoorbeeld over: J Waar vieren mensen hun religie samen (kerk, moskee, synagoge)? J Hoe vieren/bidden ze samen? J Welk boek is voor hen belangrijk (of meer boeken) en hoe komen ze te weten wat daarin staat (zelf lezen, voorlezen, zingen, verzen opzeggen)? J Welke symbolen zijn belangrijk (een ster, een kruis)? J Vul dit aan met eigen vragen en zoek daar de antwoorden op. Je kunt de informatie die je hebt verzameld, verwerken in een tekening, een lied of rap of een toneelstukje.
Thorarol in Joodse synagoge
Een opengeslagen koran
Een bidwiel van een boeddhist
14
Tempel van hindoes in India
16
15
Begrippen om te bespreken heilige boeken of geschriften – synagoge – moskee - tempel – yoga – boekverbranding
Doen Laat de leerlingen individueel de vraag beantwoorden: J Ken jij een verhaal uit een heilig boek?
Warming-up Refereer aan het gesprek in les 4 over ‘gouden regels’ en laat de leerlingen nadenken over de vraag waarom het belangrijk is om regels samen af te spreken en op te schrijven. Bespreek dit voor: J regels in de klas J regels op school J regels in de buurt J regels in het land J regels van een geloof.
Als het antwoord ‘nee’ is, maak dan gebruik van een of meer van de volgende titels:
Gebruik deze vragen voor verdieping van het gesprek: Waar staan al deze verschillende regels opgeschreven? Leest iedereen ze? Hoe kom je achter de verschillende regels als je niet kunt lezen? Bijvoorbeeld bij afspraken in de groepen 1 en 2 op de basisschool. Hoe kom je achter regels als je een andere taal spreekt of als je niet kunt zien?
Woord voor Woord, kinderbijbel, Karel Eykman (Piramide) Het hoogste woord, bijbel voor kinderen (NZV Uitgevers) Kinderen van Abraham (Ten Have) Wij vertellen je het mooiste verhaal, koranvertellingen (Bulaaq) Ibrahiem en Abraham, koran en bijbel verteld voor kinderen (Meinema) Over engelen, goden en helden, verhalen uit de grote wereldreligies (Ploegsma) Laat de leerlingen een keuze maken uit deze verhalenbundels (of uit de hun bekende verhalen) en geef hun daarna de volgende opdracht: J Schrijf het verhaal van je keuze in je eigen woorden op en maak er een tekening bij. J Vertel het verhaal daarna aan een van je klasgenoten aan de hand van je tekening en tekst. De leerlingen kunt ook in tweetallen bij elkaar gaan zitten en elkaar zo’n verhaal vertellen.
12
Gesprek Voer dit gesprek nadat de leerlingen in het leerlingenkatern de tekst ‘Boeken verbieden?’ gelezen hebben. Informeer in een kringgesprek naar de favoriete boeken van de leerlingen. Wat maakt een boek favoriet? Vindt iedereen dezelfde boeken mooi? Waar zitten dan de verschillen in smaak? Vind je dat boeken verboden mogen worden? Wat voor soort boeken zou jij niet goed vinden? Wat zal er gebeuren als boeken verboden worden? Zullen mensen ze dan ook niet meer (willen) lezen? Verzamel van tevoren enkele uitspraken (‘koppen’) van politici uit de media of van internet. Ga daar met de leerlingen een gesprek over aan: J Wat bedoelt deze man/vrouw te zeggen? Wat wil hij/zij? J Waarover gaat het? Wat is de maatschappelijke context? (Vul eventueel zelf aan.) J Zijn er mensen die het hiermee eens (zullen) zijn? Zo ja, wie/wat voor mensen? Denk aan beroepsgroepen, leeftijdsgroepen. Om welke redenen? J Zijn er mensen die het er niet mee eens (zullen) zijn? Zo ja, wie? Met welke reden? J Wat vind jij ervan? (Let erop dat de leerlingen elkaar laten uitpraten, dat ze luisteren en reageren op de inhoud.)
13
6. Mag je (in de politiek) alles zeggen wat je vindt?
6
Mag je alles zeggen wat je vindt?
meer te zeggen, omdat hij bang is om nog meer gekwetst te worden. Dan blijft er weinig over van de vrijheid van meningsuiting. In Nederland hebben we een democratie. Dit betekent onder andere dat alle inwoners van ons land een stem hebben over hoe ons land wordt geregeerd. Die stem heb je niet alleen bij verkiezingen, maar je bent altijd vrij om alles te zeggen wat je vindt. Om prettig met elkaar samen te kunnen leven, moet je daarbij natuurlijk wel rekening met de ander houden. Tegelijkertijd moet je elkaar de ruimte geven om te kunnen praten, de ruimte om je mening te bespreken.
Al deze personen houden zich bezig met wat goed is voor de mensen in Nederland. Zij denken na over het onderwijs, over het milieu, het verkeer en de economie. Ook houden zij zich bezig met wetten en regels over wat mag en niet mag.
Vrijheid van meningsuiting
Iedereen heeft, elke dag, te maken met politiek. Wist je bijvoorbeeld dat politici, zoals ministers en leden van de Tweede Kamer (volksvertegenwoordigers), elke dag praten en wetten bedenken over zaken die ook met jouw leven te maken hebben? De minister van Onderwijs beslist bijvoorbeeld welke vakken jij op school krijgt en wat je daarbij precies moet leren. Politici vinden het belangrijk hoe de mensen in het land zelf over verschillende onderwerpen denken. Bijvoorbeeld over de veiligheid in het verkeer voor fietsers en voetgangers, of dat er meer geld beschikbaar moet komen voor computers op scholen of hulp aan ontwikkelingslanden. Hoe beter de politici weten wat de mensen in het land willen, hoe beter ze daarbij kunnen aansluiten.
In Nederland mag iedereen vinden en geloven wat hij wil. We hebben vrijheid van meningsuiting en ook vrijheid van godsdienst. Politici houden zich dan ook in principe niet bezig met godsdienst of met heilige boeken. In Nederland mag je immers geloven wat je zelf wilt. Je mag naar de kerk, je mag naar de moskee, je mag naar de synagoge, je mag ook op een matje zitten mediteren, en je mag ook niet geloven.
Negatieve aandacht We hebben het gehad over generaliseren. Dat is een hele groep verantwoordelijk stellen voor de daden van een deel van die groep. Niet alle scholieren zijn relschoppers, omdat er een paar van een staking gebruik maken om rotzooi te trappen. Toch praten politici soms over ‘de islam’ of over ‘de moslims’, terwijl ze vaak een bepaalde groep of soms zelfs een bepaalde persoon bedoelen. Als je op die manier spreekt kan jouw vrijheid van meningsuiting heel negatief en kwetsend overkomen. Mensen voelen zich persoonlijk aangesproken, omdat ze bij die groep horen.
Waarom praten veel politici dan wel over de islam en de Koran? Omdat ook politici mogen zeggen en denken wat zij willen. Zij geven ook hun mening over godsdiensten en dus ook over de islam. Voor politici geldt dezelfde vrijheid van meningsuiting als voor alle mensen. Maar hoe ver kan dat gaan, dat uiten van je mening? Als je slechte dingen over iemand vertelt, voelt die ander zich gekwetst. Die durft misschien niets
Wat is politiek?
Meestal wordt met ‘de politiek’ de groep van 150 volksvertegenwoordigers bedoeld die in de Tweede Kamer in Den Haag zitten. Of de regering, die ook in Den Haag zit. In Amsterdam bedoelen we met ‘de politiek’ ook vaak de burgemeester, Job Cohen. Of de wethouders, maar die zijn wat minder bekend.
Wat is ‘de politiek’ eigenlijk? De politiek is niet een persoon of een ding. Je zou kunnen zeggen dat de politiek alles te maken heeft met de wetten en regels van ons land. Die wetten en regels moeten passen bij de mensen en bij de tijd waarin we leven. Als het goed is, zorgen alle wetten en regels samen ervoor dat we veilig en vreedzaam met elkaar kunnen samenleven.
Kranten zijn altijd op zoek naar de mening van politici. Zeker als die meningen aanleiding zijn voor stevige discussie. Of juist die discussie kunnen opwekken. Ook dat hoort bij de democratie en bij vrijheid van meningsuiting. Gelukkig zijn er ook politici die over bepaalde meningen erg boos kunnen worden en dat ook zeggen. Er wordt door politici in Den Haag vaak gepraat en soms fel gediscussieerd, want ze zijn het lang niet altijd met elkaar eens.
Op tv, op straat, in de kranten, op internet en in de Tweede Kamer gaat het vaak over de islam en over moslims. Wat is er aan de hand? Soms hebben politici het over de islam en over moslims omdat er dreigingen van terrorisme of aanslagen zijn. De datum van 11 september 2001 wordt dan vaak genoemd. De aanslagen in New York en Washington op die datum hebben grote gevolgen voor de wereld gehad. Helaas zijn er politici die denken dat ze populairder worden door heel negatief te zijn over bepaalde groepen mensen. Zij denken dat je alles moet kunnen zeggen, ook als het kwetsend kan zijn. Maar dat maakt het er in Nederland niet prettiger op. Want voor je het weet hitsen ze de een tegen de ander op.
En toch is dat de manier: praten en nog eens praten. Over wat jou boos maakt, wat jij vindt van de mening van anderen en hoe jij denkt dat het beter of anders kan. En wat jij voelt is daarbij belangrijk: breng het onder woorden en… laat je niet gek maken!
J Doen Maak in kleine groepjes een krantenartikel mét kop, waarin je op een positieve manier de aandacht vraagt voor iemand of een groepje mensen uit jouw buurt. Beantwoord daarin de volgende vragen:
J Wat is de reden voor deze positieve aandacht: wat doen ze? J Waarom vind jij dat ze deze aandacht verdienen? J Wat voor gevoel geeft het jou (en misschien ook andere buurtbewoners)? J Wat zou je willen doen om ze in het zonnetje te zetten?
De gebouwen van regering en parlement in Den Haag
18
17
19
Verzamel daarna de verschillende meningen in een kringgesprek. Is iedereen het over de antwoorden eens? Leid een discussie hierover: laat ze op elkaars mening reageren. Wijs erop dat ze daarvoor eerst goed moeten luisteren naar wat de ander zegt en benadruk dat ze op de inhoud van het gezegde moeten reageren.
Begrippen om te bespreken politiek – vrijheid van meningsuiting - democratie Suggestie Met de lesbrief Laat je stem horen, lerarenhandleiding en leerlingenkatern (Kwintessens Uitgevers) kunt u meer aandacht besteden aan de inrichting en opzet van politiek voor de leeftijdsgroep van 10 tot 14 jaar. Zie ook www.kwintessens.nl. Warming-up Vraag aan de leerlingen: Wat zou jij als belangrijkste vak op school willen vaststellen en wat zou iedere leerling daar dan moeten leren? Laat ze ook vertellen waar ze dat vak voor nodig hebben in hun eigen toekomst en wat het nut van dit vak is voor de samenleving. Doen Zie doe-opdracht in de lesbrief. Gesprek Laat de leerlingen eerst in tweetallen discussiëren over de onderstaande vragen : J Vind je het goed dat kranten/tv/internet de meningen van politici verspreiden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet? J Wat vind je ervan als kranten de mening van een politicus groot op de voorpagina zetten? J Laat jij je mening altijd duidelijk horen?
14
Bestelformulier De lesbrief Laat je niet gek maken! is gebaseerd op het concept van de nieuwe projectenserie Expeditie Samenleving. Deze projecten bieden een uitgelezen mogelijkheid om aandacht te besteden aan actief burgerschap en sociale integratie. De insteek richt zich op burgerschapsvorming: de basiskennis, vaardigheden en houding die jonge burgers nodig hebben om een actieve rol te kunnen spelen in de eigen leefomgeving en in de samenleving.
GEWOON NAAR SCHOOL?!
Laat je stem horen! is geschreven om jonge mensen kennis te laten maken met de begrippen politiek en democratie, belangrijke thema’s die onderdeel zijn van burgerschapsvorming. De vaardigheden die aangesproken worden in dit project zijn onder andere het kritische vragen kunnen stellen bij maatschappelijke ontwikkelingen, het beoordelen van informatie en het verdedigen en toelichten van een eigen standpunt in een discussie. 073408_omslag_v3.indd
LAAT JE STEM HO REN!
7 11-12-2007
: : 11:00
Sec1:32-Sec2:1
Gewoon naar school?! is geschreven om jonge mensen inzicht te geven in het belang van scholing wereldwijd. Ze maken kennis met analfabetisme en laaggeletterdheid in eigen land en verdiepen zich in ontwikkelingssamenwerking die zich richt op educatie van kinderen en jongeren. 073407_omslag_v3.indd
Sec1:32-Sec2:1
14-11-2007
School: ____________________________________________________________________________________________ Naam en functie: ____________________________________________________________________________________ Postadres: _________________________________________________________________________________________ Postcode: _____________________ Plaatsnaam: ________________________________________________________
o Ja, ik bestel: Bestelnr.
Titel
Prijs
Aantal
386
Leerlingenkatern Laat je stem horen
€ 12,50 (setje 5 ex.)
_______________
387
Handleiding Laat je stem horen
€ 25,-
_______________
388
Leerlingenkatern Gewoon naar school
€ 12,50 (setje 5 ex.)
_______________
389
Handleiding Gewoon naar school
€ 25,-
_______________
Datum ________________________________________
Handtekening: ____________________________________
Genoemde prijzen zijn incl. BTW, excl. administratie- en verzendkosten. Bij bestellingen boven de € 250,- worden geen verzendkosten in rekening gebracht. Fax dit formulier naar: 033 460 60 20. U kunt uw bestelling ook mailen naar
[email protected]. Bestellen kan ook heel eenvoudig via www.kwintessens.nl!
15
12:09:27