gemeente Nieuwkoop Ruimtelijke Ontwikkeling & Grondbedrijf
Leidraad duurzaamheid schoolgebouwen september 2015 Aanleiding voor deze leidraad De Raad van de gemeente Nieuwkoop heeft op 11 juni 2015 unaniem een motie aangenomen waarin het College van B&W wordt verzocht de nieuwbouwplannen voor scholen in de gemeente Nieuwkoop zo duurzaam mogelijk vorm te geven en een en ander binnen het integrale onderwijshuisvestingsplan vast te stellen. De raad heeft bij de discussie van de duurzaamheidsagenda ook aandacht gevraagd voor concretisering van de duurzaamheidsambities en een motie aangenomen over invoering van een duurzaamheidstoets bij gemeentelijke plannen. Als lid van de VNG heeft de gemeente Nieuwkoop ook de Green Deal Verduurzaming Scholen onderschreven. Het doel van de Green Deal is om op grote schaal de totstandkoming van een duurzame leer- en werkomgeving voor leerlingen en leraren te versnellen. De Green Deal is gebaseerd op afspraken in het “energieakkoord voor duurzame groei” en op regelgeving van de Europese Commissie waaruit voortvloeit dat lidstaten vanaf 2020 verplicht zijn te bewerkstelligen dat alle nieuwbouw energie 1 neutraal gebouwd wordt. Deze leidraad is een concretisering van ambities met betrekking tot de ontwikkeling van duurzame schoolgebouwen in de gemeente Nieuwkoop. In deze leidraad wordt een keuze gemaakt voor een classificatiesysteem (BREEAM). Ook wordt toegelicht hoe duurzaamheidsresultaten en financiële investeringen met elkaar samenhangen. Duurzaamheid concretiseren Naar aanleiding van de behoefte van de gemeenteraad aan concretisering van de duurzaamheidsambities is onderzoek gedaan naar de mogelijkheden. Duurzaamheid wordt op veel verschillende manieren vertaald. Het gaat daarbij vaak om energiegebruik of uitstoot van CO2, maar ook veel breder naar duurzaamheid van gebruikte materialen, bouwtechnieken of de verhouding tussen investeringen bij de start in relatie tot onderhouds- en exploitatiekosten bij gebruik. Wanneer duurzaamheid niet alleen over energieverbruik gaat, maar ook over andersoortige maatregelen, dan doemt het vraagstuk op hoe de bereikte duurzaamheidseffecten van verschillende maatregelen tegen elkaar afgewogen kunnen worden, om te beoordelen welke (combinatie van) maatregelen gezamenlijk de meeste duurzaamheid opleveren. Een laatste vraagstuk tenslotte is de verhouding tussen het bereiken van duurzaamheid via maatregelen bij de bouw en de resultaten die in de gebruiksfase pas gerealiseerd worden via gebouwmanagement en het juiste gedrag van de gebruikers van het gebouw.
1
energieneutraal betekent dat een gebouw in 1 jaar bijna evenveel energie opwekt als verbruikt. De wettelijke publicaties vindt u in het Elektronisch gemeenteblad. Abonneer u via www.nieuwkoop.nl Gemeente Nieuwkoop Telefoon: 14 0172 Bezoekadres: Postadres: Fax: 0172 574 802 Klant Contact Centrum, Teylersplein 1
Postbus 1
[email protected]
2441 LE Nieuwveen
2460 AA Ter Aar
www.nieuwkoop.nl
Volg de gemeente op twitter: https://twitter.com/gemnieuwkoop
Pagina 2 van 23
Classificatiesystemen die specifieke maatregelen voorschrijven (bijvoorbeeld de richtlijnen voor ‘frisse scholen’) raken op dit moment snel verouderd, enerzijds door aanscherping van normen in het Bouwbesluit, anderzijds doordat technische ontwikkelingen snel gaan. Het college stelt voor om voor de ontwikkelingen in Nieuwkoop gebruik te maken van de BREEAM-systematiek. Wat is BREEAM? BREEAM staat voor Building Research Establishment Environmental Assessment Method en is een instrument om integraal de duurzaamheid van nieuwe gebouwen te meten en te beoordelen. BREEAM.NL is de Nederlandse tak van het internationale BREEAM en wordt beheerd en ontwikkeld door de Dutch Green Building Council (https://www.breeam.nl/over-breeam). BREEAM is een methode om verschillende duurzaamheidsaspecten een rol te geven bij de ontwikkeling, exploitatie en gebruik van een gebouw. Dat maakt het mogelijk tijdens het ontwerpproces van een school verschillende maatregelen tegen elkaar af te wegen. BREEAM werkt met een vragenlijst waarbij voor maatregelen binnen verschillende aspecten van duurzaamheid punten kunnen worden toegekend. Het gaat daarbij niet alleen om energieprestaties, maar om een veel breder palet aan opties. Zo kan een totaalbeoordeling gegeven worden voor de duurzaamheid van een school(ontwerp). 1. management 2. gezondheid en comfort 3. energie 4. transport 5. water 6. materialen 7. afval 8. landgebruik en ecologie 9. vervuiling Totaal
(12%) (15%) (19%) (8%) (6%) (12,5%) (7,5%) (10%) (10%) (100%)
De BREEAM methode maakt gebruik van een lijst waarin op genoemde aspecten keuzes kunnen worden gemaakt. In bijlage I is de lijst bijgevoegd van de keuzemogelijkheden (maatregelen) per aspect. Uiteindelijk leiden de keuzes die gemaakt worden tot een score.
Pagina 3 van 23
De praktijk wijst uit dat 3 tot 4 sterren een meer investering (boven het Bouwbesluit) van 8 tot 14% (van de bouwsom) betekent. Een score van 5 sterren betekent een meer investering van ca. 34% bovenop de standaard bouwsom. Een verdubbeling van de meer investering terwijl de score maar met één trede stijgt. Om deze status te bereiken zal het naar verwachting in toenemende mate noodzakelijk zijn om nog niet bewezen technologie in te zetten. Dat brengt risico’s met zich mee. Een BREEAM-score van minimaal 3 tot 4 sterren is een verantwoord en haalbaar streefniveau voor de gemeente Nieuwkoop, ook binnen de beschikbare financiële middelen. De specifieke kenmerken van het project (gebruikers, locatie en stand van de techniek/inzichten) bepalen per project de maximale score. Zo zal bijvoorbeeld op de ene bouwlocatie mogelijk heel gunstig gebruik gemaakt kunnen worden van de Noord-Zuid oriëntatie van het gebouw waarmee een optimaal ontwerp met gebruikmaking van daglicht en buitentemperatuur mogelijk is en kan op een andere locatie juist weer aan gesloten worden op een WKO-systeem dat al in de omgeving aanwezig is. BREEAM geeft ruimte om deze context gebonden mogelijkheden goed te verwerken. Een keuze voor een ambitie van 3 à 4 sterren in de BREEAM-systematiek geeft ons de mogelijkheid in de komende jaren de technische ontwikkelingen te blijven volgen en goed te benutten. Een kans om, indien zich daar mogelijkheden toe voordoen, een hogere score te behalen zullen we natuurlijk niet laten liggen. Wie betaalt wat voor duurzaamheid? Een belangrijk vraagstuk bij het bevorderen van duurzaamheid in schoolgebouwen is de vraag naar de benodigde investeringen en de verevening van kosten en baten van deze investeringen. Is de VNG-norm voor bouwkosten toereikend? Zo niet, wat moet dan de 2 bouw norm per m zijn? Wil de gemeente betalen voor investeringen die zich uitbetalen in lagere exploitatiekosten voor de schoolbesturen? Kan van de schoolbesturen gevraagd worden om mee te investeren? Ook naar deze vraagstukken is in de afgelopen maanden verkennend onderzoek gedaan. Er bestaat bij deskundigen in Nederland een breed gedragen beeld dat de huidige VNG-norm voor scholenbouw niet toereikend is om schoolgebouwen te realiseren die voldoen aan de eisen van de tijd. Het is zelfs moeilijk, zo niet onhaalbaar, om binnen die norm een gebouw te realiseren binnen de eisen van het actuele Bouwbesluit. Ook lijkt er een mismatch te ontstaan tussen de VNG-norm en de dynamiek
Pagina 4 van 23
van de bouwmarkt. In ieder geval wordt verwacht dat de bouwkosten van scholen de komende jaren, in een aantrekkende bouwmarkt, weer zullen stijgen. De kosten van duurzaamheid Het berekenen van kosten voor duurzaamheid los van ‘normale’ bouwkosten is een ingewikkelde zaak gebleken. Aanscherping van het bouwbesluit betekent dat er standaard al behoorlijk veel aandacht besteed moet worden aan energieprestaties van nieuwe gebouwen. Andere maatregelen, in de sfeer van duurzame materialen of 2 duurzame bouwtechnieken, laten zich niet makkelijk omrekenen naar m -normen. Daarom heeft het college, naast theoretische rekenmodellen van adviesbureaus, vooral ook gegevens van referentieprojecten betrokken bij de beoordeling van een passende norm voor bouwkosten. Een studie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland getiteld “Ervaringen van zes koplopers van (bijna) energie neutrale scholen” uit oktober 2014 en contacten met andere gemeenten waar op dit moment scholen worden ontwikkeld, tonen aan dat een bouwkostennorm, rekening houdende met de 2 schoolgrootte, in de bandbreedte van € 1.640 – € 1.760/ m bvo op dit moment realistisch is om mee te rekenen. De investeringsmogelijkheden van de gemeente Nieuwkoop In de meerjarenbegroting is vanaf 2018 € 700.000 opgenomen voor kapitaalslasten van de schoolgebouwen. Daarnaast zal er in de komende jaren vrijval van kapitaalslasten plaatsvinden die opnieuw kunnen worden ingezet en is er sprake van een jaarlijkse bijdrage vanuit de algemene dienst van € 97.627. In totaal is er met ingang van 2019 jaarlijks € 984.228,- beschikbaar. Berekeningen laten zien dat de beschikbare middelen voor kapitaalslasten nagenoeg voldoende zijn om de structurele kosten te dekken van de ontwikkeling van zowel een nieuwe vestiging voor het Ashram College als voor de ontwikkeling van nieuwe basisscholen volgens het Strategisch plan onderwijs en huisvesting. Ook bij gebruik van een bouwnorm van € 1.664,- m2 bvo (Ashram) Natuurlijk blijft het nodig om de ontwikkelingen in het prijspeil komende jaren nauwlettend te volgen. Inflatie en marktontwikkelingen kunnen aanleiding geven tot herberekening van de benodigde middelen in de omvangrijke nieuwbouwopgave die Nieuwkoop heeft. De investeringsmogelijkheden van schoolbesturen Per 1 januari 2015 zijn de schoolbesturen verantwoordelijk voor het reguliere onderhoud aan de schoolgebouwen. Zij ontvangen daarvoor een budget. De scholen hebben belang bij (nieuwe) gebouwen die beperkt onderhoud nodig hebben. Ook een verlaging van het gebruik van energie komt de scholen ten goede. Of de verlaging van energiegebruik betekent dat scholen ruimte overhouden in hun exploitatiebudget is een punt van discussie onder experts. Het verplichten van scholen tot mee-investeren in duurzaamheid is een hachelijke zaak, het onderzoeken van mogelijkheden daarentegen zeer wenselijk.
Pagina 5 van 23
Voor de basisscholen blijft de gemeente aan zet tijdens de ontwikkeling van het gebouw en is er voldoende gelegenheid om de nader onderzoek te doen naar concrete mogelijkheden. Voor het Ashram ligt dat ingewikkelder. De school wordt bouwheer en heeft de regie op ontwerp en aanbesteding. Pas tijdens deze fasen wordt precies duidelijk wat kosten en opbrengsten van duurzaamheidsmaatregelen en van eventuele werkwijzen bij aanbesteding kunnen zijn. Met het Ashram wordt daarom een algemene (juridische vast te leggen) afspraak gemaakt om minimaal BREAAM niveau 3 in het gebouw te realiseren en zich in te spannen om via innovativiteit in ontwerp en aanbesteding een hoger duurzaamheidsresultaat na te streven. Een dergelijke prestatieafspraak geeft het Ashram College ook de ruimte om te overwegen extra eigen middelen te investeren als tijdens het ontwerp blijkt dat deze investeringen zich laten terugverdienen in de gebruiksfase van het gebouw. De gemeente blijft hierover wel met het bestuur van het Ashram College in gesprek, om toezicht te houden op de afspraken, maar daarnaast ook om kennis uit te wisselen. Gemeente en scholen gaan gezamenlijk een aantal jaren tegemoet waar eensgezind energie gestoken wordt in het realiseren van duurzame schoolgebouwen.
Pagina 6 van 23
Bijlage I – BREEAM vragenlijst Management MAN 1: Worden de prestaties van de installaties geborgd?
Nee, er vindt geen onafhankelijke controle plaats.
Ja, bij oplevering vindt er volgens plan een onafhankelijke controle plaats.
Ja, aanvullend wordt in het jaar na oplevering de controle seizoensgebonden onafhankelijk gecontroleerd.
Ja, aanvullend is er al in de ontwerpfase een plan opgesteld en een verantwoordelijke aangesteld.
MAN 2: Wordt er op de bouwplaats bovenwettelijk aandacht besteed aan: veilige toegang, een goede buur, milieubewustzijn, veilige/verantwoorde werkomgeving?
Nee, er worden geen bovenwettelijke eisen aan de aannemer gesteld.
Nee, maar de te selecteren aannemer heeft de aanvullende BREEAM eisen als standaard beleid.
Ja, maar de aannemer hoeft niet aan alle eisen te voldoen. Ja, aanvullend is er al in de ontwerpfase een plan opgesteld en een verantwoordelijke aangesteld.
MAN 3: Wordt de milieu-impact van de bouwplaats gemonitord?
Nee
Nee, maar er wordt wel FSC hout gebruikt voor het tijdelijke hout (hout dat niet in het gebouw zelf gebruikt wordt).
Ja, naast het gebruik van FSC hout, wordt ook CO2 van de bouwplaats activiteit inclusief transport van en naar bouwplaats gemonitord.
Pagina 7 van 23
Ja, naast gebruik van FSC hout en het monitoren, is er actief beleid op het gebied van fijnstof, water en materiaalgebruik.
MAN 4: Is er een gebruikershandleiding voor niet technische gebruikers?
Nee
Ja
MAN 6: Zal tijdens het ontwerpproces van het gebouw een inventarisatie worden gemaakt van relevante stakeholders en worden deze stakeholders betrokken bij het ontwerp?
Nee Ja, er wordt een consultatieplan opgesteld en bijvoorbeeld toekomstige gebouwgebruikers, buurtbewoners en lokale overheid worden betrokken bij het ontwerp van het gebouw.
MAN 8: Wordt er een veiligheidsadviseur voor inbraakwerendheid aangesteld?
Nee Ja, de veiligheidsadviseur zal tijdens het ontwerp aanbevelingen doen die in het uiteindelijke ontwerp worden verwerkt.
MAN 9: Wordt er kennis overgedragen over de duurzaamheid van het gebouw?
Nee Ja, er zal een website en een tentoonstelling worden opgezet. Tevens zullen toekomstige belanghebbenden, zoals bijvoorbeeld gebouwgebruikers of omwonenden worden betrokken om duurzaamheidskennis over te dragen.
MAN 11: Zal er al tijdens het ontwerp worden nagedacht over een efficiënte en gemakkelijke manier van onderhoud?
Pagina 8 van 23
Nee Ja, er wordt een onderhoudsplan opgesteld en de onderhoudsstrategie zal worden geïmplementeerd.
MAN 12: Is er gebaseerd op het programma van eisen een levenscycluskostenanalyse uitgevoerd waarin bouwkosten, onderhoudskosten en energieverbruik van de gehele levensduur zijn meegenomen?
Nee
Ja, het onderzoek is uitgevoerd.
Ja, en de aanbevelingen zijn ook meegenomen in het voorlopig ontwerp en verder gedetailleerd onderzocht.
Pagina 9 van 23
Gezondheid en Comfort HEA 1: Hoeveel % van de gevel is glas en hoe diep zijn de vertrekken?
Minder dan 40% van de gevel is glas.
Meer dan 40% van het geveloppervlakte is glas en de vertrekdiepte is minder dan 7 meter.
Meer dan 60% van het geveloppervlakte is glas en de vertrekdiepte is minder dan 10 meter.
De vertrekdiepte is meer dan 10 meter.
HEA 2: Is er vrij uitzicht naar buiten vanaf alle werkplekken?
Nee
Ja, alle werkplekken hebben uitzicht naar buiten en bevinden zich binnen 7 meter van een raam.
Ja, alle werkplekken hebben uitzicht naar buiten. De werkplekken bevinden zich op maximaal 14 meter van de gevel maar het grootste gedeelte van de gevel bestaat uit glas.
Nee, maar de werkplekken die geen uitzicht naar buiten hebben kijken uit op een atrium met een vrij uitzicht van meer dan 10 meter.
HEA 3: Is er zonwering aanwezig om overlast van direct instralend zonlicht te voorkomen?
Nee
Ja, er is zonwering, maar deze is niet traploos regelbaar door de gebruiker.
Ja, er is zonwering aanwezig en deze is traploos regelbaar door de gebruiker.
HEA 4: Is er hoogfrequentie verlichting aanwezig om flikkering van licht te voorkomen?
Pagina 10 van 23
Nee Ja, of er wordt gekozen voor een gelijkwaardige oplossing zoals LED verlichting (let op niet alle LED voldoet, zie daarvoor de BRL).
HEA 5: Wordt er op de werkplekken binnen een verlichtingsniveau van minimaal 500lux gehanteerd en is het niveau buiten ook minimaal 400lux?
Nee
Ja, zowel binnen als buiten voldoet aan de eis.
HEA 6: Is er lichtregeling aanwezig per 4 werkplekken of zone? Verkeerzones mogen worden uitgesloten.
Nee
Ja
HEA 7: Is het mogelijk om de verblijfsruimten natuurlijk te ventileren (bijvoorbeeld door de ramen te openen) en kan men de mate van natuurlijke ventilatie ook reguleren?
Nee
Ja
HEA 8: Wordt er intensief aandacht besteed aan de luchtkwaliteit binnen het gebouw?
Nee, enkel de minimale eisen in het bouwbesluit worden aangehouden. Ja, voor ruimtes met een wisselende bezetting worden CO2 meters toegepast en er is uitgebreid aandacht besteed aan de plaatsing en dimensionering van kanalen en luchtinlaten.
Pagina 11 van 23
HEA 9: Zorgt men dat men voor de afwerking (vloer, wanden, lijmen, etcetera) gebruikt maakt van stoffen met beperkte Vluchtige Organische Stoffen die schadelijk kunnen zijn voor de gezondheid?
Nee
Ja
HEA 10: Wordt er in de ontwerpfase een uitgebreide analyse gemaakt die temperatuuroverschrijdingen in het gebouw berekent (een dynamische thermische gebouwsimulatie)?
Nee
Ja, maar de overschrijdingsuren zijn meer dan 150 uur per jaar.
Ja, en de overschrijdingsuren liggen tussen de 125 en 150uur per jaar.
Ja, en de overschrijdingsuren zijn minder dan 125 uur per jaar.
HEA 11: Krijgen de gebouwgebruikers de mogelijkheid om de omgevingstemperatuur per ruimte te beïnvloeden?
Nee Ja, de gebouwgebruikers kunnen per verblijfsruimte de temperatuur beïnvloeden met een minimum van +2 en -2 graden.
HEA 13: Wordt er extra aandacht besteed aan geluidsisolatie en geluidwering t.o.v de standaard bouwbesluiteisen?
Nee Ja, er is extra aandacht besteed aan de geluidwering van de gevel, de geluidsisolatie tussen verblijfsruimten onderling en het geluidsniveau ten gevolge van installaties.
Pagina 12 van 23
Energie ENE 1: Wat is de beoogde energieprestatie van het gebouw?
Energielabel A (eis Bouwbesluit).
Energielabel A+ of A++. Of een renovatie met label A.
Energielabel A+++, renovatie of nieuwbouw.
Het pand wordt energieneutraal.
ENE 2a: Worden er energie submeters geplaatst in het gebouw?
Nee, of slechts beperkt.
Ja, maar alleen voor alle aanzienlijke gebruiksgroepen: verwarming, koeling, verlichting, liften etc.
Ja, maar alleen voor alle gebiedszones, zoals etages of specifieke gebouwdelen.
Ja, zowel voor alle aanzienlijke gebruiksgroepen als alle gebiedszones.
ENE 4: Wordt er energiezuinige buitenverlichting geplaatst en wordt er voorkomen dat er onnodig licht brand: geen sfeerverlichting of alleen op zonne-energie, en automatische schemerschakelaars?
Nee
Ja
ENE 5: Zijn de mogelijkheden voor duurzame energieopwekking onderzocht en wordt er met de toe te passen aanbevelingen een aanzienlijke CO2-reductie behaald?
Nee Ja, de mogelijkheden zijn onderzocht en doormiddel van gebruik van hernieuwbare energiebronnen is een CO2 besparing behaald van meer dan 5%.
Pagina 13 van 23
Ja, de mogelijkheden zijn onderzocht en doormiddel van gebruik van hernieuwbare energiebronnen is een CO2 besparing behaald van meer dan 10%.
Ja, de mogelijkheden zijn onderzocht en doormiddel van gebruik van hernieuwbare energiebronnen is een CO2 besparing behaald van meer dan 20%.
ENE 8: Is de liftconfiguratie (aantal, grootte, typen) zo ontworpen dat deze het energieverbruik minimaliseert en zijn de liften zelf ook energiezuinig?
Nee
Ja, en de liften hebben minimaal energielabel C.
Ja, en de liften hebben minimaal energielabel B.
ENE 26: Wordt de kwaliteit van de thermische schil geborgd?
Nee
Ja, middels een thermografisch onderzoek (infrarood foto’s) OF luchtdichtheidstesten.
Ja, middels een thermografisch onderzoek (infrarood foto’s) EN luchtdichtheidstesten.
Pagina 14 van 23
Transport TRA 1a: Zijn er OV-haltes in de buurt met een frequente dienst tijdens de spits?
Nee
Ja, binnen een straal van 500 meter met een frequentie van < 15 min.
Ja, binnen een straal van 250 meter met een frequentie van < 10 min.
Nee, maar er is wel een treinstation binnen 1 km.
TRA 2: Zijn er voldoende voorzieningen in de buurt, zoals een lunchroom, supermarkt, pin-automaat, sportfaciliteit of kinderopvang?
Nee, of minder dan drie voorzieningen zijn aanwezig binnen een straal van 500 meter.
Ja, minimaal drie voorzieningen zijn aanwezig binnen een straal van 500 meter.
TRA 3a: Wordt alternatief vervoer gestimuleerd door één of meer van onderstaande voorzieningen toe te passen? 1) Voldoende fietsenstallingen voor gebouwgebruikers. 2) Aanvullende voorzieningen voor fietser zoals: douche's, kluisjes, drooghok. 3) In overleg met lokale overheid is het OV aanbod vergroot. 4) Oplaadpunten voor elektrisch vervoer. 5) Actief wordt carpooling, greenwheels of autodate gestimuleerd.
Nee
Ja, minimaal 1 voorziening is aanwezig.
Ja, minimaal 2 voorzieningen zijn aanwezig.
TRA 4: Is een goede en veilige toegang voor fietsers en voetgangers geborgd? Denk aan: goede verlichting, duidelijke aangeduid op de
Pagina 15 van 23
weg, geen gevaarlijke kruisingen en voldoende breedte van de paden.
Nee
Ja, maar alleen voor de voetgangers zijn er maatregelen getroffen.
Ja, maar alleen voor de fietsers zijn er maatregelen getroffen.
Ja, voor zowel fietsers als voetgangers zijn er maatregelen getroffen.
TRA 5: Is een vervoersplan aanwezig en wordt door betaald parkeren autogebruik teruggedrongen?
Nee
Ja, maar er is alleen een vervoersplan aanwezig.
Ja, maar er is alleen betaald parkeren ingevoerd.
Ja, er is een vervoersplan aanwezig en betaald parkeren is ingevoerd.
TRA 7: Is een vervoersinformatiepunt aanwezig met actuele reisinformatie?
Nee
Ja
Pagina 16 van 23
Water WAT 1a : Worden er waterbesparende maatregelen toegepast?
Nee Ja, met spoelonderbreker (max. 6 liter) of zonder spoelonderbreker (max. 4 liter). Ja, met spoelonderbreker (max. 4 liter). Ja, naast spoelonderbrekers worden er ook waterloze urinioirs, waterbesparende douchekoppen en kranen toegepast.
WAT 2: Wordt een watermeter met een uitgangssignaal aangesloten op een monitorings- of gebouwbeheersysteem en geïnstalleerd op alle watertoevoerleidingen?
Nee
Ja
WAT 3: Wordt een lekdetectiesysteem toegepast op alle watertoevoerleidingen naar elk gebouw(blok)?
Nee
Ja
WAT 4: Worden de leidingen naar de toiletgroepen voorzien van afsluiters gekoppeld aan aanwezigheidsdetectie?
Nee
Ja
WAT 5: Wordt er water gerecycled?
Nee
Ja
Pagina 17 van 23
Materialen MAT 1: Wordt er efficiënt gebruikgemaakt van materialen en wordt er bewust gekozen voor duurzame materialen zodat dit een minimale impact heeft op het milieu?
Nee
Ja, bij materialisatie wordt veelal voor de duurzame oplossingen gekozen.
Ja, bij materialisatie wordt vooral voor de duurzame oplossingen gekozen. Al vanaf het schetsontwerp is de focus gericht op het minimaliseren van het materiaalgebruik.
Ja, het betreft een renovatieproject en het verder benodigde materiaal is altijd de meest duurzame oplossing.
MAT 5: Is de herkomst van de materialen bekend en hebben de leveranciers in de keten een duurzaam beleid? Minimaal dient het hout een FSC/PEFC keurmerk te hebben.
Nee
Ja, al het hout heeft een FSC/PEFC keurmerk. Van de overige materialen is bekend wie de producenten zijn en zij hebben ISO14001.
Ja, al het hout heeft een FSC/PEFC keurmerk. Van de overige materialen is bekend wie de producenten en leveranciers van de grondstoffen zijn en zij hebben ISO14001.
Ja, er wordt alleen gebruikgemaakt van hergebruikte materialen.
MAT 7: Worden er maatregelen genomen om gebouwdelen en terreininrichting te beschermen tegen beschadiging?
Nee Ja, er worden maatregelen getroffen om de risicovolle delen te beschermen. Bijvoorbeeld slijtvaste vloeren of het plaatsen van paaltjes.
Pagina 18 van 23
MAT 8 : Is de indeling van het gebouw makkelijk aan te passen?
Nee
Ja, de indeling van het gebouw is gemakkelijk te veranderen zonder dat daar grote sloopmaatregelen voor nodig zijn.
Ja, behalve het vorige is het gebouw erop voorbereid dat verschillende functies in het gebouw plaats kunnen vinden.
Afval WST 1: Wordt er aan afvalmanagement gedaan op de bouwplaats om efficiënt grondstofgebruik te bevorderen?
Nee Ja, met een afvalmanagementplan verplicht de aannemer zich om de hoeveelheid afval te reduceren.
Ja, naast het plan wordt ook het afval gescheiden in 4 stromen.
Ja, naast het plan en het scheiden van afval wordt 80% van het afval hergebruikt.
WST 2: Bestaat een significante hoeveelheid van de te gebruiken toeslagmaterialen in steenachtige constructies uit gerecycled materiaal?
Nee
Ja, materialen van de bouwplaats zelf of van een ander bouwproject in de omgeving.
Ja, uit materialen verkregen als bij- of restproduct van niet bouwgerelateerde bijproducten.
WST 3a: Is er een ruimte beschikbaar specifiek voor de gescheiden opslag van recyclebaar afval?
Nee
Pagina 19 van 23
Ja, deze ruimte is voldoende groot, goed te bereiken en duidelijk gelabeld voor gescheiden afval.
Pagina 20 van 23
Landgebruik en Ecologie LE 1: Is er bij de locatiekeuze rekening gehouden met de ecologische waarde van de grond?
Nee
Ja, hoewel er wordt gebouwd binnen een nationaal landschap (bijv. Groene Hart), wordt dit gedaan op hergebruikte grond en onder begeleiding van een ecoloog.
Ja, er is niet gebouwd binnen een nationaal landschap, maar er is wel gebouwd binnen de bebouwde kom.
Ja, er wordt gebouwd buiten een nationaal landschap, binnen de bebouwde kom en op hergebruikte grond.
LE 2: Wordt het bouwproject uitgevoerd op ernstig verontreinigde bodem?
Nee
Ja, op een ernstig verontreinigde bodem, de bodem wordt gesaneerd.
Ja, op een ernstig verontreinigde bodem die eveneens spoedeisend is. De bodem wordt gesaneerd.
LE 3: Wordt er voor start van de bouw door een ecoloog een natuurrapportage met werkprotocol opgesteld om de impact van de bouw op aanwezige plant- en diersoorten te beperken?
Nee
Ja
LE 4a: Worden er op basis van de natuurrapportage maatregelen genomen ten behoeve van inheemse plant- en diersoorten?
Nee
Pagina 21 van 23
Ja, er zijn op advies van de ecoloog maatregelen getroffen op of rond het gebouw. Denk bijvoorbeeld aan nestkastjes of een groen dak.
Ja, en de maatregelen hebben zelfs impact op zeldzame natuur op regionale schaal. Denk bijvoorbeeld aan Natura 2000 of EHS gebieden.
LE 6: Wordt er op basis van de natuurrapportage een beheerplan gemaakt waarmee natuurvriendelijk beheer en onderhoud van de open ruimte wordt geborgd?
Nee
Ja
Pagina 22 van 23
Vervuiling POL 1 : Wordt er voor het klimatiseren van het gebouw gebruikgemaakt van koudemiddelen met een lage bijdrage aan het broeikaseffect?
Nee
Ja, alle koel- of warmtepompsystemen maken gebruik van ammonia, propaan of butaan (of andere koudemiddelen met een GWP lager dan 5).
Nee, er wordt in het geheel geen gebruikgemaakt van koudemiddelen om het gebouw op de juiste temperatuur te krijgen.
POL 2: Zijn er maatregelen getroffen om milieuschade door lekkages van koudemiddelen te voorkomen?
Nee
Nee, er zijn geen koudemiddelen aanwezig.
Ja, de installaties staan in luchtdichte ruimte en er is een lekgasdetectiesysteem aanwezig.
Ja, de installaties staan in luchtdichte ruimte en er is een lekgasdetectiesysteem aanwezig. Bovendien worden de koudemiddelen automatisch afgepompt.
POL 4: Wordt er voor ruimteverwarming gebruikgemaakt van duurzame systemen (met een beperkte NOx emissie)?
Nee
Nee, er wordt gebruikgemaakt van stadsverwarming op basis van afvalverbranding.
Ja, er wordt gebruikgemaakt van Warmte Kracht Koppeling (WKK) OF stadsverwarming op basis van restwarmte.
Ja, alle systemen zijn HR-Ketels met Gaskeur SV.
Pagina 23 van 23
POL 6: Wordt vervuiling van natuurlijke watergangen en overlast door afstromend regenwater op de watergangen beperkt?
Nee
Ja, er worden olieafscheiders geplaatst om milieuschade te minimaliseren.
Ja, er zijn ook duurzame waterbergingsmaatregelen aanwezig om de hoeveelheid en piekafstroomsnelheid van afstromend regenwater te verlagen.
POL 7: Wordt verlichting naar buiten beperkt om zo lichtvervuiling te minimaliseren?
Nee Ja, verlichting wordt naar binnen gericht en wordt ’s nachts automatisch uitgeschakeld.
POL 8: Wordt geluidsoverlast in de gebruiksfase van het gebouw beperkt voor nabijgelegen geluidsgevoelige gebouwen (denk bijvoorbeeld aan het geluid van koeltorens)?
Nee
Er zijn geen geluidsgevoelige gebouwen in een straal van 800 meter.
Ja, er wordt onderzoek gedaan naar de geluidsoverlast en waar nodig worden maatregelen getroffen.