Duurzaamheid in de Regionale Agenda 2014 – 2018 Concept, september 2015
1
1.
De urgentie…………………………………………………………………… 3
2. 2.1 2.2
Europese en landelijke kaders en doelstellingen in klimaatbeleid…. 4 Europa………………………………………………………………………… 4 Nederland……………………………………………………………………… 5
3.
De ambitie van de Stadsregio……………………………………………
5
4.
Duurzaamheid als onderdeel van de beleidsterreinen………………
5
5.
Wat verstaan we onder duurzaamheid?.................................................6
6.
Waar staan we nu?................................................................................... 7
7. 7.1 7.2 7.3 7.4
Hoe is werken aan duurzaamheid in de regio georganiseerd? …… Metropoolregio Amsterdam………………………………………………… Servicepunt Duurzame Energie van de Provincie Noord-Holland……… Amsterdam Economic Board………………………………………………… Gemeenten……………………………………………………………………
8.
Rollen van de Stadsregio op het gebied van duurzaamheid………… 11
9. 9.1 9.2 9.2.1. 9.2.2. 9.2.3. 9.3 9.4
Acties binnen de verschillende beleidsterreinen……………………… Opgaven en kaders…………………………………………………………… Verkeer en Vervoer…………………………………………………………… Verminderen…………………………………………………………………… Veranderen…………………………………………………………………… Verduurzamen………………………………………………………………… Ruimte en Wonen…………………………………………………………… Economie………………………………………………………………………
7 8 9 10 10
12 12 12 13 13 13 14 14
2
1. De urgentie Duurzaamheid heeft zich in de afgelopen jaren bij veel organisaties en bedrijven in Nederland blijvend op de agenda’s gevestigd, zo ook bij de Stadsregio. En terecht: er spelen van mondiaal tot lokaal niveau grote problemen en opgaven rond klimaat, vervuiling en schaarste aan energie en grondstoffen. Het recente klimaatrapport van het IPCC uit 20131 laat opnieuw zien dat klimaatverandering door invloed van de mens al ver gevorderd is en in hoog tempo doorgaat. De meest ingrijpende verandering is de opwarming van de atmosfeer en oceanen door verhoging van de concentraties CO2 en andere broeikasgassen. Door de opwarming treedt ook bodemontdooiing op in de enorme permafrost-gebieden in o.a. Canada en Rusland, waardoor grote hoeveelheden van het broeikasgas methaan vrijkomen: een zelfversterkend effect. Deze processen zijn de komende eeuwen niet omkeerbaar, zelfs als we maximale maatregelen treffen. Wat we wel kunnen doen is het zo snel en veel mogelijk beperken van CO2-uitstoot en daarmee verdere klimaatverandering, zodat we de gevolgen kunnen indammen. Voorbeelden van deze gevolgen zijn2: Schade aan ecosystemen, uitsterven van soorten, b.v. door de verzuring van de oceanen. Extreme droogte, neerslag en wind waardoor minder voedsel geproduceerd kan worden en natuurrampen optreden. Daarbij speelt een onevenredige verdeling van dergelijke risico’s over de wereld: sommige gebieden zullen zwaarder getroffen worden dan andere, met grote humanitaire problemen en mogelijke geopolitieke spanningen als gevolg. Onomkeerbare ingrijpende gevolgen zoals het verder smelten van zeer grote ijsmassa’s wat leidt tot sterke zeespiegelstijgingen. Er is haast geboden bij het beperken van de uitstoot van broeikasgassen. Met de huidige uitstoot bereiken we naar verwachting al in de komende 20 - 30 jaar een gemiddeld mondiaal temperatuurniveau waarbij de risico’s op de genoemde gevolgen sterk toenemen. Hiervoor wordt internationaal een waarde aangehouden van 2° C extra t.o.v. de pre-industriële tijd, circa 1850. Als we de risico’s en gevolgen echt willen beperken, moeten we vol inzetten op het stoppen met de uitstoot van broeikasgassen. Dat bekent een enorme opgave: het minimaliseren van het gebruik van fossiele brandstoffen in een generatie tijd. Deze opgave van energie-transitie is niet alleen noodzakelijk voor het beperken van de klimaatverandering. Gelet op de afnemende voorraden fossiele brandstoffen moeten we ook omschakelen om over enkele decennia nog te beschikken over zaken die hier nu nog massaal ‘op draaien’, zoals gemotoriseerd vervoer, dataverkeer en -opslag, verwarming van gebouwen en talloze andere voorbeelden. Ervan uitgaande dat we dergelijke voorzieningen ook in de toekomst willen kunnen gebruiken, is de energie-transitie een voorwaarde om deze te continueren. Een regio die de voorziening hiervan ‘toekomstproof’ op orde heeft, staat ook economisch sterker. In deze notitie geven we een beeld hoe de Stadsregio in samenwerking met haar partners kan bijdragen aan de energie-transitie, efficiënter gebruik van grondstoffen en andere aspecten van duurzaamheid. Het gaat om een globaal beeld waarin we onze doelen, ambities en belangrijkste rollen beschrijven. Verdere uitwerking van beleid en projecten vindt plaats in documenten zoals het Strategisch Kader van de convenantpartners Vervoerregio.
Intergovernmental Panel on Climate Change, 5e Assessment Report, 2013 Op basis van PBL, Infographic Relatie tussen klimaatrisico, temperatuurverandering, cumulatieve CO2-emissies en karakteristieke emissiepaden, 2015 1 2
3
Figuur: Ontwikkeling van emissies in verkeer en vervoer (bron: CBS, in ‘Verkeer in Nederland’, Traffic Quest, 2015) We zien dat de emissie-reductie van NOx en PM10 (fijnstof), die bijdraagt aan de verbetering van de luchtkwaliteit, in de afgelopen vijftien jaar veel verder is gevorderd dan de reductie van CO2-emissie. HWN staat voor Hoofdwegennet: de snelwegen en de belangrijkste N-wegen.
2. Europese en landelijke kaders en doelstellingen in klimaatbeleid 2.1 Europa De Europese Unie heeft verschillende doelen gesteld voor 2050 om de gemiddelde, wereldwijde temperatuurstijging te beperken tot 2°C vergeleken met het niveau van vóór de opkomst van de industrie. Deze beperking geldt ook als doel bij het maken van afspraken op internationale klimaattoppen, zoals de volgende eind 2015 in Parijs. Om dit doel te bereiken zal richting 2050 de uitstoot van CO2 geleidelijk aan moeten verminderen tot 80-95% van die in 1990. Langs drie wegen werkt de EU hieraan: 20-20-20 doelstelling o 20% minder CO2-uitstoot door inperking emissiehandel o 20% minder energieverbruik o 20 procent van het totale energiegebruik moet in 2020 afkomstig zijn uit hernieuwbare energie Klimaat- en energiepakket (sinds 2013) met doelstellingen per lidstaat Energie-stappenplan 2050: scenario’s richting koolstofvrije energieproductie die de lidstaten zelf verder kunnen uitwerken Een voorbeelden van een direct raakvlak tussen Europees beleid en het werk van de Stadsregio zijn de Euronormen voor de uitstoot van bussen.
4
2.2 Nederland De doelstellingen van de EU werken door in de klimaatdoelen van Nederland als EU-lidstaat. De Rijksoverheid heeft tot doel gesteld dat in 2020 de uitstoot van broeikasgassen (CO2, methaan etc.) 20% lager moet zijn dan in 1990. In juni 2015 heeft de rechter in een door Stichting Urgenda aangespannen proces het Rijk opgedragen om dit percentage te verhogen tot 25%. Het Rijk heeft onlangs aangekondigd dat het tegen deze uitspraak in beroep gaat. Het Rijk zet binnen verschillende beleidsterreinen instrumenten in om de klimaatdoelstelling te behalen, zoals regelgeving voor energiebesparing en uitstoot van broeikasgassen, innovatieprogramma’s, fiscale voordelen (b.v. voor bedrijfsinvesteringen in energiebesparing en voor elektrische auto’s), en diverse subsidies en laagrentende leningen. In 2013 hebben overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties het SER akkoord voor duurzame groei (ook bekend als SER Energieakkoord) gesloten. Dit akkoord vormt een brede basis voor de landelijke samenwerking aan de Nederlandse klimaatdoelen. Het akkoord stelt doelen voor energiebesparing en opwekking van duurzame energie, die via diverse sectoren en maatregelen (o.a. verkeer en transport en woningbouw) hun beslag moeten krijgen. Het akkoord gaat ook in op het geschikt maken van de energietransportnetwerken. Voorbeelden van raakvlakken tussen het SER Energieakkoord en het werk van de Stadsregio zijn o.a. een landelijke visie op de verdere ontwikkeling van elektrisch rijden en duurzame brandstoffen. Het Energieakkoord is op MRA-niveau gedeeltelijk doorvertaald in de thema’s van de Samenwerkingsagenda Duurzaamheid, zie hoofdstuk 7.1. 3. De ambitie van de Stadsregio De Stadsregio heeft de ambitie om in haar werk waar mogelijk een substantiële bijdrage te leveren aan duurzaamheid, en daarbij de verbinding te zoeken met Europese, landelijke en regionale doelen en programma’s, zoals de MRA-agenda. We willen graag onze inzet richten op de keuzes en acties waarin we de meeste meerwaarde kunnen leveren aan besparing van energie en grondstoffen, opwekking van duurzame energie, en verbetering van leefklimaat. Tegelijk kijken we ook naar de financiële baten en haalbaarheid binnen het beschikbare budget. De meerwaarde van onze inzet willen we goed kunnen afwegen en onderbouwen zodat we effectieve keuzes kunnen maken en prioriteiten kunnen stellen. Daarvoor willen we beter zicht krijgen op de kwantitatieve effecten van acties in verhouding tot de opgaven. De Stadsregio werkt hier de komende tijd aan en zal op een later moment verder inzicht hierin geven. 4. Duurzaamheid als onderdeel van de beleidsterreinen De Regionale Agenda 2014-2018 geeft inzicht in de ambities en doelen voor de beleidsterreinen waarop de zestien gemeenten in de Stadsregio samenwerken. Het gaat om de volgende terreinen: Verkeer en Vervoer (Openbaar Vervoer, Infrastructuur en Mobiliteitsbeleid) Ruimte en Wonen Economie De Stadsregio heeft in 2010 - bij de vaststelling van de vorige Regionale Agenda – de keuze gemaakt om duurzaamheid op te pakken in elk van deze beleidsterreinen, en niet als een zelfstandig terrein te beschouwen. We nemen duurzaamheid mee in de acties binnen de jaarlijkse Uitvoeringsprogramma’s (UVP’s) voor de beleidsterreinen. Duurzaamheid is 5
daarmee een onderdeel binnen de portefeuilles van de verschillende DB-leden. Deze benadering van duurzaamheid is herbevestigd in de Regionale Agenda 2014-2018. De organisatie van de regionale samenwerking is op dit moment aan het veranderen. Vooralsnog zetten de gemeenten de huidige samenwerking op de verschillende terreinen voort op basis van de Regionale Agenda. De Stadsregio werkt samen met andere betrokken partijen aan afspraken over de toekomstige regionale samenwerking vanaf 1 januari 2017, voor zowel Verkeer en Vervoer (Vervoerregio), als Ruimte en Wonen, en Economie. 5. Wat verstaan we onder duurzaamheid? Duurzaamheid is een breed begrip. Je kunt er op verschillende manieren uitleg aan geven, en mee aan de slag. Een praktische en veel gebruikte benadering is om aan te sluiten op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Duurzaamheid gaat daarin over de schaarste van de hulpbronnen waarmee welvaart wordt voortgebracht, zowel nu als in de toekomst. Fossiele brandstoffen en grondstoffen kunnen opraken, en de opnamecapaciteit van de atmosfeer en onze natuurlijke omgeving kent haar grenzen.3 Deze benadering is goed toepasbaar op de beleidsterreinen van de Stadsregio, en raakt sterk aan de kerndoelstelling van de Regionale Agenda 2014 - 2018: het werken aan een (metropool)regio waar mensen prettig wonen, werken, en recreëren, en vlot hun bestemming bereiken. Dit willen we voor nu, maar ook voor de toekomst, en dat vergt weloverwogen keuzes en innovaties, en soms ook aanpassingen in de handelwijzen die we gewend zijn. Duurzaamheid is bovendien geen doel op zich, maar vooral een manier van denken en handelen. Een bekende benadering is om de balans en samenhang te zoeken tussen de sociaal-culturele (People), ecologische (Planet) en economische (Profit) aspecten, voor zowel de korte als de lange termijn. Deze benadering wil zeggen dat te veel nadruk op het ene aspect ten koste gaat van de kwaliteit van de andere aspecten. De zorg, verantwoordelijkheid, en belangenafweging voor deze drie aspecten People, Planet en Profit komt terug in de beleidsterreinen Verkeer en Vervoer, Ruimte en Wonen en Economie. De Stadsregio heeft daarbij verschillende opgaven en mogelijkheden om duurzaamheid vorm te geven. Het gaat om zaken met een meer fysiek karakter, zoals het besparen van energie en grondstoffen, en het beperken van uitstoot. En het gaat om zaken met een meer sociaaleconomisch karakter, zoals het stimuleren van werkgelegenheid. De bovenstaande benadering geeft een algemene basis om aan duurzaamheid te werken. Zij benadrukt de brede ‘scope’, en de noodzaak om goed te kijken naar onderlinge samenhangen en naar effecten op de lange termijn. De precieze toepassing voor de verschillende beleidsterreinen is meer maatwerk. Een goed en actueel voorbeeld daarvan is de beleidsmatige uitwerking van duurzame mobiliteit in het nieuwe Strategisch Kader van de Vervoerregio-partners (zie hoofdstuk 9.2). Duurzaamheid heeft raakvlakken en een zekere overlap met het begrip leefbaarheid. Leefbaarheid is gericht op het bereiken van een goede balans tussen functies zoals verkeer en toerisme, en de leefkwaliteit in de omliggende omgeving. Veel activiteiten in het werkveld van de Stadsregio hebben op zichzelf al een duurzaam karakter. Dit zien we b.v. terug in het stimuleren van fiets- en OV-gebruik, de zorg voor de toegankelijkheid van de betaalbare woningvoorraad, en de regionale afstemming over plannen voor detailhandel, kantoorruimte en woningbouw. De uitdaging is om binnen het werkveld nog meer resultaat op het gebied van duurzaamheid te bereiken, b.v.door specifieke acties en vernieuwingen in het bestaande beleid op te 3
Vrij naar de definitie van de VN-commissie Brundtland uit 1987, en ‘Duurzame ontwikkeling’ op Wikipedia.
6
pakken. Soms hebben we daarbij te maken met belangenafwegingen tussen duurzaamheid en andere doelstellingen in het beleid. Duurzame toepassingen en innovaties kunnen b.v. extra financiële investeringen vergen terwijl het beschikbare budget gelijk blijft. Dit vergt een politieke keuze, omdat er minder geld overblijft voor andere doeleinden. Overigens gaat het bij investeringen in duurzaamheid vaak om een extra financiële inspanning op de korte termijn, waar dan op termijn wel financiële besparingen tegenover staan door minder verbruik van energie of grondstoffen. Investeringen kunnen zich met deze ruimere tijdshorizon terugverdienen, terwijl er per saldo vooruitgang wordt geboekt in de noodzakelijke besparing van energie en grondstoffen. Daarnaast biedt duurzaamheid ook andere economische kansen, zoals werkgelegenheid, innovatie en mogelijkheden voor de profilering van de regio. 6. Waar staan we nu? In de afgelopen bestuursperiode hebben we duurzaamheid gaandeweg steviger ingebed in de verschillende beleidsterreinen van de Stadsregio. De Stadsregio is actief in diverse projecten waarin duurzaamheid centraal staat. Vaak werken we hierin samen met andere partners zoals de gemeenten, de vervoerbedrijven, de provincies Flevoland en NoordHolland, en de Amsterdam Economic Board. Sommige projecten zijn georganiseerd in het verband van de Metropoolregio (MRA; zie hoofdstuk 7.1) Een aantal voorbeelden van acties: Beperken van uitstoot van CO2 en NOx bij bussen in de OV-concessies, en het voorbereiden van verdere verduurzaming in de komende jaren. Bijdragen aan het stimuleren van elektrisch vervoer via het project MRA-Elektrisch Bijdragen aan duurzame toepassingen in projecten (o.a. via de Stimuleringsimpuls Economie en Woningmarkt, en via de BDU Infrastructuur) Bijdragen aan de Energie-atlas die de MRA maakt Bijdragen aan en uitvoeren van de MRA-Verkenning ‘Energiebesparing in de gebouwde omgeving Uitvoeren van het regionale NSL-subsidieprogramma voor verbetering van de luchtkwaliteit Vermindering van het papiergebruik in de eigen organisatie Met deze inzet hebben we in de afgelopen jaren samen met de partners bijgedragen aan concrete resultaten zoals schonere bussen, zonnepanelen op fietsenstallingen en busstations, groei van elektrisch rijden, en energiebesparing in woningen en maatschappelijk vastgoed. Deze bestuursperiode werken we verder aan duurzaamheid in de verschillende beleidsterreinen. Dit komt aan de orde in hoofdstuk 9. Duurzaamheid is niet een ‘module’ die je bij een project zomaar kunt inschakelen. Het vergt maatwerk. De Stadsregio leert met de kennis en ervaring uit de projecten steeds bij over de toepassing van duurzaamheid in haar werk. De mogelijkheden verschillen per beleidsterrein en project, en hangen samen met de financiële middelen, bevoegdheden en kennis waarover de Stadsregio beschikt. Bovendien is duurzaamheid dynamisch: de ontwikkelingen gaan snel en dit vraagt soms om het tussentijds bijsturen van de inzet of om het oppakken van nieuwe onderwerpen. 7. Hoe is werken aan duurzaamheid in de regio georganiseerd? Vrijwel alle overheden binnen de Stadsregio en de Metropoolregio werken aan duurzaamheid. Dit doen zij zelfstandig, via hun eigen programma’s en projecten, en in onderlinge samenwerking tussen de overheden en met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Deze paragraaf gaat vooral in op de samenwerking. 7
Ook het Rijk is betrokken bij diverse projecten in de regio. Dit is meestal in de vorm van een Green Deal. Green Deals zijn afspraken tussen het Rijk en bedrijven, maatschappelijke organisaties en andere overheden. De Green Deal helpt om duurzame plannen uit te voeren, b.v. voor energie, klimaat, water, grondstoffen, biodiversiteit, mobiliteit, biobased economy, bouw en voedsel. In een Green Deal probeert de overheid knelpunten weg te nemen bij duurzame plannen, o.a. door aanpassing van wet- en regelgeving, bemiddeling, handelsmissies, en soms financiële of fiscale stimulering. 7.1 Metropoolregio Amsterdam De Metropoolregio Amsterdam (MRA) vormt het platform voor de samenwerking tussen de provincies Flevoland en Noord-Holland, 36 gemeenten, de Stadsregio Amsterdam, en de Amsterdam Economic Board. De Board bestaat uit overheden, bedrijfsleven en kennisinstellingen in de Metropoolregio Amsterdam, en stimuleert innovatie en samenwerking tussen deze partijen (zie ook 4.3) Uitgangspunt voor de MRA-samenwerking is het Ontwikkelingsbeeld uit 2007. Het Ontwikkelingsbeeld schetst een visie met ruimtelijke, economische en sociale opgaven voor de regio tot 2040, inclusief duurzaamheid. Momenteel werken de MRA-partijen als aanvulling op het Ontwikkelingsbeeld samen aan de MRA-agenda. Naar verwachting wordt deze in februari 2016 vastgesteld. De MRA-agenda wordt opgesteld om accuraat op veranderende omstandigheden te kunnen inspelen. In de agenda staan acties waarop de bestuurlijke en ambtelijke aandacht en energie zich de komende vier tot tien jaar gaan richten. Transitie naar duurzamer energie en circulaire economie komt hierin nadrukkelijk aan de orde. De besluitvorming in MRA-verband is georganiseerd in drie ‘kolommen’, met bestuurlijke stuurgroepen en ambtelijke werkgroepen: PRO: Platform Ruimtelijke Ordening (hieronder vallen de stuurgroepen Duurzaamheid, Landschap en Verstedelijking) PRES: Platform Regionaal Economische Structuur PBM: Platform Bereikbaarheid Metropoolregio Amsterdam De samenwerking op het gebied van duurzaamheid valt in de eerste plaats onder de Stuurgroep Duurzaamheid, maar duurzaamheid wordt bewust ook steeds meer vervlochten in de agenda’s van de andere stuurgroepen. Dit is te vergelijken met de aanpak van duurzaamheid binnen de verschillende beleidsterreinen van de Stadsregio. De stuurgroep Duurzaamheid wordt geleid door de Provincie Flevoland (gedeputeerde Arie Stuivenberg). De Stadsregio neemt niet deel in de stuurgroep maar is wel agendalid in de ambtelijke werkgroep. De Stuurgroep Duurzaamheid heeft in 2015 de Samenwerkingsagenda Duurzaamheid vastgesteld als basis om in de komende jaren acties uit te voeren waarbij samenwerking op MRA-niveau meerwaarde oplevert t.o.v. een meer lokale aanpak. De agenda geeft op het niveau van de MRA vorm aan de doelen uit het SER-Energieakkoord uit 2013, en aan de ambities op het gebied van grondstoffen en circulaire economie. Ambities uit de Samenwerkingsagenda komen ook terug in de bovengenoemde MRA-agenda die begin 2016 verschijnt, zodat de samenhang geborgd is De Samenwerkingsagenda is opgebouwd rond vijf thema’s: Gebouwde Omgeving: Heeft als doel om energie te besparen en zo mogelijk op te wekken in gebouwen en in de openbare ruimte. Voorbeeld: gemeenten leren van elkaar over energiebesparende maatregelen in woningen en maatschappelijk vastgoed. Warmtenetten: Heeft als doel om vraag en aanbod van overtollige warmte aan elkaar te koppelen via een ondergronds systeem van leidingen; Voorbeeld: 25 overheden en bedrijven zijn in juni 2015 een overeenkomst aangegaan voor opzet van een programma 8
om restwarmte in de regio te gebruiken voor de centrale verwarming en warm tapwater van woningen en bedrijven. Smart Grids: Heeft als doel om via (informatie)technologie en innovatieve contractvormen lokaal vraag en aanbod van elektriciteit zo efficiënt mogelijk te koppelen en te gebruiken; Voorbeeld: de MRA maakt een Energie-atlas die toegankelijk en actueel inzicht geeft in vraag en aanbod van energie in een bepaald gebied, en de kansen voor duurzame opwekking. Deze is in de eerste heft van 2016 beschikbaar (nu al voor Amsterdam) Biobased Economy: Heeft als doel om zo efficiënt mogelijk gebruik te maken van gewassen en biomassa voor voeding, veevoer, materialen, chemicaliën, energie en brandstof; Voorbeeld: teelt van olifantsgras in Haarlemmermeer voor biobrandstof Circulaire Economie: Heeft als doel om herbruikbaarheid van producten en grondstoffen te maximaliseren en waardevernietiging te minimaliseren; Voorbeeld: het terugwinnen van waardevolle grondstoffen uit afvalwater. Elk thema wordt getrokken door één of twee leden van de Stuurgroep Duurzaamheid. De Stadsregio is niet permanent betrokken bij de uitwerking en uitvoering van deze thema’s in MRA-verband. De inzet varieert al naar gelang de Stadsregio een concrete meerwaarde kan vervullen bij een thema of een actie. Dat b.v. kan zijn door een financiële bijdrage, zoals in het geval van de MRA-Energie-atlas. Duurzame mobiliteit is niet opgenomen als thema in de Samenwerkingsagenda, maar is wel onderdeel van de agenda van de PBM-kolom binnen de MRA. Hierbij is de Stadsregio wel permanent betrokken, o.a. via de bijdrage aan de regionale samenwerking op het gebied van elektrisch vervoer (MRA-Elektrisch). De Samenwerkingsagenda geeft ook inhoudelijke aanknopingspunten voor het programma ‘Intensivering Europese samenwerking in de MRA’, dat wordt getrokken door de Board. Dit is gericht op het vergroten van de kansen op Europese financiering en op het vinden van relevante kennisnetwerken en interessante partners. Daarnaast willen de MRA-partners een bijdrage leveren aan de zichtbaarheid van de MRA tijdens het Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie in de eerste helft van 2016 op deze onderwerpen. 7.2 Servicepunt Duurzame Energie van de Provincie Noord-Holland De Provincie Noord-Holland heeft voor de coördinatie en uitvoering van projecten, en voor de advisering van gemeenten op het gebied van duurzame energie een aantal jaar geleden het Servicepunt Duurzame Energie opgericht. Het Servicepunt wordt ingevuld door enkele particuliere adviesbureaus in opdracht van de provincie, en houdt zich bezig met diverse onderwerpen zoals woningen, maatschappelijk vastgoed, financiering en CO2-monitoring. Het Servicepunt is namens de provincie betrokken bij de uitwerking en uitvoering van een aantal projecten binnen de vijf genoemde duurzaamheidsthema’s op MRA-niveau. Daarnaast onderhoudt het Servicepunt ook directe relaties met de afzonderlijke gemeenten in Noord-Holland, of met clusters van gemeenten die op een bepaald thema samenwerken. De Stadsregio werkt af en toe samen met het Servicepunt. Onderling zijn zij aanvullend: het Servicepunt heeft specifieke kennis en capaciteit om projecten te trekken, de Stadsregio heeft een toegevoegde waarde door haar goede netwerk binnen de gemeenten. Op dit moment wordt gekeken in welke vorm de inzet van het Servicepunt in de komende jaren wordt voortgezet. Hierover wordt naar verwachting eind 2015 of begin 2016 een besluit genomen.
9
7.3 Amsterdam Economic Board In de Board nemen bestuurders uit bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid deel, met de burgemeester van Amsterdam als voorzitter. Zij bepalen gezamenlijk de strategie voor de economische ontwikkeling van de Metropoolregio. Belangrijkste rollen van de Board zijn: Bij elkaar brengen van bedrijven, kennisinstellingen en overheden; Adviseren van ondernemers over bijvoorbeeld financiering, huisvesting en netwerken; Stimuleren van slimme en vernieuwende toepassingen. Adviseren van overheden over investeringen in projecten, via de MRA-stuurgroep PRES. De Boardleden kijken hierbij of de voorstellen een bijdrage leveren aan de innovatie en economische groei van de Metropoolregio Amsterdam; Via de uitvoeringsorganisatie van de Board coördineren van projecten, in samenwerking met ondernemers, kennisinstellingen en overheden in de regio. Intensiveren van Europese samenwerking De samenwerking en advisering concentreert zich in een aantal kansrijke inhoudelijke clusters, waaronder Horticulture-Agrifood, ICT/E-Science, Financial en Business Services, en High-Tech Materials. Duurzaamheid is een van de leidende aspecten binnen de clusters, en de Board initieert of coördineert diverse projecten waarin duurzaamheid centraal staat. De Stadsregio levert jaarlijks een financiële bijdrage aan de organisatie van de Board en is bestuurlijk en ambtelijk betrokken via de stuurgroep en werkgroep PRES. In de dagelijkse praktijk werken de Stadsregio en de uitvoeringsorganisatie van de Board veel samen. 7.4 Gemeenten Duurzaamheid is duidelijk aanwezig in de collegeprogramma’s van de meeste gemeenten in de Stadsregio. De ambities en doelstellingen verschillen per gemeente. De volgende onderwerpen en acties zien we in veel collegeprogramma’s en soms ook al in lopende acties terugkomen: Financiering of andere ondersteuning van particuliere duurzaamheidsinitiatieven op diverse thema’s Energiebesparing in koopwoningen Energiebesparing in huurwoningen Energiebesparing in maatschappelijk vastgoed Inzicht in vraag en aanbod van energie en grondstoffen Warmtenetten Biomassa Circulaire economie Windenergie Zonne-energie Bodemenergie Duurzame mobiliteit (voetgangers, fiets, OV, elektrisch vervoer, leefbaarheid) Bij deze onderwerpen kijkt de Stadsregio hoe zij de gemeenten kan ondersteunen, afhankelijk van de gevraagde rol en de beschikbare kennis van de Stadsregio over het onderwerp. Voor sommige onderwerpen, zoals wind-, bodem- en zonne-energie beschikt de Stadsregio over te beperkte kennis om een rol met meerwaarde te kunnen vervullen. Met name op het gebied van mobiliteit kan de Stadsregio wel meerwaarde bieden. Vooral de grotere gemeenten hebben capaciteit, expertise en (vaak beperkte) financiële middelen om duurzaamheidsthema’s op te pakken en acties uit te voeren. Overigens: er zijn ook ‘kleinere’ gemeenten die doelbewust met een opgave aan de gang gaan en daarin 10
aansprekende resultaten behalen. Sommige gemeenten werken samen aan project, zoals in het VNG Ondersteuningsprogramma Energie (een actie uit het SER Energieakkoord). Dit programma biedt subsidie voor samenwerkende gemeenten die met elkaar en met het bedrijfsleven een programma uitvoeren voor energiebesparing in de particuliere woningvoorraad. 8. Rollen van de Stadsregio op het gebied van duurzaamheid Voor de Stadsregio is het telkens een belangrijke afweging welke rol(len) zij op het gebied van duurzaamheid kan en wil spelen. Meerwaarde staat daarbij centraal. Die meerwaarde kan de Stadsregio bieden vanuit haar bevoegdheden, financiële middelen, kennis en organiserend vermogen. Deze kunnen we op het gebied van duurzaamheid vertalen naar de volgende rollen: Investeren, subsidie verlenen: in de praktijk zien we dat de Stadsregio hierin een duidelijke meerwaarde kan bieden. Regelmatig ontbreekt bij gemeenten budget om acties uit te voeren. Een bijdrage aan het proces of de uitvoering kan de doorslag geven, zoals b.v. bij de Stimuleringsimpuls. Kennis ontwikkelen, delen: in de praktijk zien we dat de Stadsregio hierin soms meerwaarde kan bieden. Vrijwel altijd is er meerwaarde in de zin van faciliteren in capaciteit en geld. B.v. het regelen en bekostigen van de organisatie en ruimte voor een kennisbijeenkomst, of het inhuren van een bepaalde spreker. Inhoudelijk hangt de mate van meerwaarde af van het thema. Bij sommige thema’s heeft de Stadsregio inhoudelijke expertise, bij andere thema’s ligt deze vooral bij andere partijen. Er zijn ook diverse andere partijen bezig met het ontwikkelen en delen van kennis waarvan de gemeenten gebruik kunnen maken, zoals het Servicepunt Duurzame Energie van de Provincie NoordHolland, of de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (het vroegere Agentschap NL) Organiseren van samenwerking: hierin kan de Stadsregio zeker meerwaarde bieden in de vorm van capaciteit, budget, expertise, en het slim koppelen van initiatieven. De meerwaarde hangt af van het karakter van de samenwerking, en de mate waarin de Stadsregio taken voor of namens gemeenten kan uitvoeren, b.v. penvoerderschap, vertegenwoordiging/lobby, subsidies aanvragen. In de afgelopen periode hebben vanuit de gemeenten ook collega’s bij de Stadsregio meegewerkt aan projecten. Bij het bereiken van resultaten op het gebied van duurzaamheid is een nauwe wisselwerking nodig tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen, zoals we b.v. zien in de werkwijze van de Board. Bedrijfsleven en kennisinstellingen beschikken over veel inhoudelijke kennis van technische innovaties, en starten veel initiatieven waarin kansen liggen voor samenwerking om de innovaties te testen en te kijken of ze effectief zijn en aanslaan. De overheid kan in dit proces sturen, aanjagen en ondersteunen via eigen opdrachten, instrumenten als beleid, kennisuitwisseling, revolving funds, subsidies, maar ook belasting en regelgeving. Dit vergt een goede afweging welke initiatieven je als overheid wilt ondersteunen, welk doel en resultaat en welke periode je beoogt, en of je een initiërende of meer volgende rol wilt vervullen. Daarbij speelt altijd de vraag in hoeverre een initiatief vanuit de markt kan worden ontplooid, en of ondersteuning door de overheid werkelijk nodig of wenselijk is, of mogelijk marktverstorend kan werken. De Stadsregio zoekt in principe graag samenwerking met initiatieven vanuit de markt en kennisinstellingen, en bekijkt per initiatief of er sprake is van meerwaarde om hierin te participeren.
11
9. Acties binnen de verschillende beleidsterreinen 9.1 Opgaven en kaders Centraal in de missie van de Stadsregio en de Regionale Agenda 2014 – 2018 staat het werken aan een (metropool)regio waar mensen prettig wonen, werken, en recreëren, en vlot hun bestemming bereiken. Investeren in duurzaamheid is nauw verweven met met dit doel van een aangenaam verblijfsklimaat, en een randvoorwaarde om de aantrekkingskracht van de regio op langere termijn te behouden en te versterken. Denk bijvoorbeeld aan de continuïteit en de betaalbaarheid van de energievoorziening voor woningen, bedrijven en vervoer. Zulke factoren zijn van groot belang voor de vestiging van mensen en werkgelegenheid, en daarmee voor de economische positie van de regio. We willen het doel voor de lange termijn graag vertalen in opgaven en acties die we nu kunnen oppakken binnen de thema’s. Inhoudelijk hebben we daarbij een aantal ‘kapstokken’ die aansluiten bij de benadering van ‘People, Planet, Profit’ in hoofdstuk 5: Besparen van energie en opwekken van duurzame energie, en besparen en hergebruiken van grondstoffen; en daarmee verminderen van de afhankelijkheid van schaarse energie en grondstoffen; Het verminderen van schadelijke uitstoot voor klimaat en lucht, zoals CO2, fijnstof en NO2; Het waarborgen van een maatschappij waarin iedereen kan blijven meedoen; in dat kader stimuleren van sociaal-economische duurzaamheid, zoals arbeidsplaatsen. In hoofdstuk 2 en hoofdstuk 7 is een context geschetst van de Europese en landelijke kaders, en van de organisatorische context op MRA-niveau. 9.2 Verkeer en Vervoer Basis voor de inzet van de Stadsregio op het gebied van Verkeer en Vervoer is het Regionaal Verkeer- en Vervoerplan (RVVP), dat ieder jaar wordt uitgewerkt in Uitvoeringsprogramma’s (UVP’s) met concrete acties. Het RVVP is opgesteld in 2004. Momenteel werkt de Stadsregio samen met de andere Vervoerregio-partners (Provincies Flevoland en Noord-Holland en gemeenten Almere en Lelystad) aan een nieuw Strategisch Kader als kapstok voor het toekomstig beleid. Duurzame mobiliteit wordt daarin een belangrijk onderdeel. Het Strategisch Kader biedt voor de Vervoerregio-partners de gelegenheid om de doelstellingen op het gebied van duurzaamheid goed af te wegen in relatie tot andere inhoudelijke doelstellingen zoals bereikbaarheid, en tot de beschikbare financiële middelen. Dit brengt keuzes met zich mee of we inhoudelijke veranderingen in beleid en acties willen doorvoeren en in de verdeling van het schaarse beschikbare budget. De nu voorliggende notitie geeft dus een beeld van wat we nu doen op het gebied van duurzame mobiliteit, maar voor de toekomstige situatie volgt nog een verdere discussie via het Strategisch Kader. Dit kent een eigen besluitvormingstraject, waarbij de gemeenten in de Stadsregio/Vervoerregio nauw worden betrokken. Het Strategisch Kader wordt door de Vervoerregio-partners verder uitgewerkt in de tweede helft van 2015, waarna in de eerste helft van 2016 bestuurlijke besluitvorming door de partners is voorzien. Voor het formuleren van duurzaam mobiliteitsbeleid en het uitwerken van acties op dit gebied is de ‘Trias mobilica’4 een bruikbare methode. De Trias mobilica gaat uit van de volgende driedeling: De Trias Mobilica is een variatie op de Trias Energetica, die meer in het algemeen voor energie geldt. Naast de Trias Mobilica hanteren organisaties ook vergelijkbare concepten zoals ‘De 4 V’s’: voorkomen, verkorten, veranderen en verschonen van verplaatsingen.
4
12
Verminderen (minder mobiliteit, bijv. door slimme RO, Het Nieuwe Werken) Veranderen (stimuleer overstap naar OV, fietsen, lopen, deelauto's) Verduurzamen (stimuleer aanschaf duurzame voertuigen en brandstoffen, zoals groen gas en elektrisch). Aanvullend daarop ook: stimuleer duurzaam gebruik en opwekking van energie, en duurzaam (her)gebruik van grondstoffen in de infrastructuur. De actuele acties en het beleid op het gebied van verkeer- en vervoer van de Stadsregio passen grotendeels binnen de Trias mobilica. De Trias mobilica – of een vergelijkbaar type benadering - kan ook als uitgangspunt dienen bij het opstellen van het Strategisch Kader. Een aandachtspunt waarop de Stadsregio bij de uitwerking van het beleid in het Strategisch Kader meer zicht wil krijgen is het energieverbruik van ICT en ITS-toepassingen (ITS is Intelligente Transport Systemen) Op dit moment spelen in het beleidsterrein Verkeer en Vervoer de volgende acties. We volgen daarbij de indeling van de Trias Mobilica: 9.2.1. Verminderen Nastreven van korte verplaatsingsafstanden (‘nabijheid’). Dit kan via discussies over de ruimtelijke planning van gebieden, b.v. door in te zetten op het mengen van ruimtelijke functies Bijdragen aan het stimuleren van langzaam verkeer (lopen, fiets) d.m.v. de inrichting van de openbare ruimte en subsidiebijdragen daaraan. 9.2.2. Veranderen Via verkeer- en vervoerbeleid vergroten van het aandeel fiets en openbaar vervoer. Voorbeeld is de 30-50-70 doelstelling: dit zijn de streefpercentages voor resp. kleinere, middelgrote en grotere gemeenten in de regio. Uitvoeren van de Investeringsagenda’s Fiets en OV, bewuste keuzes qua faciliteren van autoverkeer binnen de Investeringsagenda Weg Investeren in exploitatie en infrastructuur voor het OV, bij infra-projecten tot 95 % subsidie; ondersteunen van gemeenten bij studies en realisatie van projecten (o.a. busen railinfra, verbeteren doorstroming en betrouwbaarheid) Investeren in Fiets, bij infra-projecten tot 95 % subsidie; ondersteunen van gemeenten bij studies en realisatie van projecten (o.a. binnenstedelijk fietsparkeren, accommoderen langere fietsafstanden, doorstroming van drukke binnenstedelijke routes, stallingen op grotere stations en R-net) Investeren in bereikbaarheid voor voetgangers, b.v. snelle looproutes naar en op stations Investeren in ketenmobiliteit (o.a. via Wayfinding, P+R, fietsenstallingen) Faciliteren langzaam verkeer naar en rond scholen, t.b.v een veilige en schone leefomgeving (Schoolzones) Beter Benutten Reisinformatie (allerlei vormen) Marketing OV, Fiets, Ketenmobiliteit 9.2.3. Verduurzamen Duurzaam OV: Voldoen aan normen voor lokale luchtkwaliteit, reductie CO2-uitstoot, reductie gebruik fossiele brandstoffen en stimuleren gebruik duurzame energie (o.a. via aanbestedingen en monitoring van concessies, en via het stimuleren van experimenten) Duurzaam OV: Onderzoek naar verdere verduurzaming van de OV-concessies (inclusief Total Cost of Ownership), o.a. naar systeemsprong van diesel naar elektrisch en groen gas; 13
Financiële bijdrage aan stimuleren elektrisch vervoer via project MRA-Elektrisch Financiële bijdragen uit NSL-budget aan lokale en regionale projecten op het gebied van luchtkwaliteit (deze regeling wordt in 2015 afgerond). Via investering in infrastructuurprojecten (BDU) bijdragen aan besparing en opwekking van energie (o.a. LED-verlichting, zonnepanelen op overkappingen) Via investering van infrastructuurprojecten (BDU) bijdragen aan duurzaam materiaalgebruik (o.a. rails, verharding) 9.3 Ruimte en Wonen Binnen het beleidsterrein Ruimte en Wonen werkt de Stadsregio voornamelijk aan duurzaamheid via incidentele financiële bijdragen aan gemeentelijke en regionale projecten, b.v in MRA-verband. Bij een dergelijke bijdrage wordt de vraag betrokken in hoeverre er sprake is van meerwaarde door regionale samenwerking. Ook zorgt de Stadsregio voor de regionale afstemming van gemeentelijke subsidie-aanvragen i.h.k.v. het Regionaal Actie Plan (RAP ) Wonen van de Provincie Noord-Holland. Bij behoefte kan de Stadsregio ook een rol spelen in het uitwisselen van kennis. Op dit moment spelen in het beleidsterrein Ruimte en Wonen de volgende acties: Stimuleringsimpuls Economie en Regionale Woningmarkt 2014. Hiermee stimuleert de Stadsregio verschillende acties van gemeenten die zijn gericht op duurzaam gebruik van energie en grondstoffen, waaronder: o Ervaring opdoen met verduurzaming van maatschappelijk vastgoed (scholen, gemeentelijke gebouwen), corporatiewoningen, en een bedrijventerrein. o Wijk- of complexgerichte aanpak van energiebesparing bijbestaande woningen (advies, gezamenlijke inkoop/veiling, ondersteuning VVE’s, bewoners goede voorbeelden laten zien). Bijdrage aan de MRA-Energieatlas: verkenning van vraag en aanbod (opwekking, restwarmte) van energie in de regio en de kansen om deze beter aan elkaar te koppelen 9.4 Economie Basis voor de inzet van de Stadsregio voor Economie is de Economische Agenda van de MRA en de Board, en de diverse uitwerkingen daarvan zoals de Kennis- en Innovatieagenda en de Strategische Agenda Toerisme. Net als voor Ruimte en Wonen draagt de Stadsregio ook voor Economie via incidentele financiële bijdragen bij aan gemeentelijke en regionale projecten (o.a. in MRA-verband) Op dit moment spelen in het beleidsterrein Economie de volgende acties: Financiële bijdrage aan de Amsterdam Economic Board, die diverse projecten op het gebied van duurzaamheid trekt, waarin bedrijven, kennisinstellingen en overheden in de MRA samenwerken. B.v. op het gebied van smart grids en hergebruik van grondstoffen Plabeka / bijdrage aan het MRA-Projectbureau Herstructurering Bedrijventerreinen: gericht op betere benutting van bestaande bebouwde omgeving Stimuleringsimpuls Economie en Regionale Woningmarkt 2014: Hiermee stimuleert de Stadsregio acties in het kader van het Techniekpact Noordvleugel. Hierin hebben regionale overheden, samen met het bedrijfsleven en de onderwijsinstellingen afspraken gemaakt voor acties om het aantal mensen met een technische opleiding te vergroten. Gemeenschappelijk element in de vier ondersteunde projecten is de belangrijke rol die het regionaal bedrijfsleven speelt bij het zowel het invullen en medefinancieren van de onderwijsprogramma’s als de verantwoordelijkheden m.b.t. stageplekken en begeleiding van de leerlingen. 14