12345678
Leefbaarheid in de buurt
Nu het oordeel van de Dordtenaren over hun woonkwaliteit, woonomgeving en de geboden voorzieningen in kaart is gebracht, zullen we in dit hoofdstuk gaan kijken hoe de bewoners van de verschillende wijken denken over de leefbaarheid in hun eigen buurt. Allereerst is de bewoners daartoe gevraagd een rapportcijfer te geven voor de leefbaarheid in de buurt. In de tweede plaats hebben we de bewoners gevraagd naar de mate van verloedering waarmee zij in hun eigen buurt te kampen menen te hebben. Vervolgens is de bewoners gevraagd naar de mate van overlast en meer specifiek van verkeersoverlast in de eigen buurt. Ook is de bewoners een lijst met een aantal buurtproblemen voorgelegd, met de vraag of zij aan konden geven hoe vaak dergelijke problemen naar hun idee in de eigen buurt voorkomen. Tot slot hebben we de bewoners in bepaalde wijken gevraagd naar de mate van drugsoverlast en horeca- en alcoholoverlast in hun buurt.
Figuur 5.2 Rapportcijfer leefbaarheid eigen buurt
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
5.2 Verloedering 5.1 Leefbaarheid in de buurt Het gemiddelde rapportcijfer dat de inwoners van Dordrecht geven voor de leefbaarheid in hun eigen buurt bedraagt een 6,9. Door de jaren heen is dit rapportcijfer nagenoeg ongewijzigd gebleven. Zie figuur 5.1 De bewoners van de afzonderlijke wijken oordelen niet allemaal hetzelfde over de leefbaarheid in de eigen buurt. De hoogste beoordeling wordt gegeven door de bewoners van Dubbeldam. Zij geven gemiddeld een 7,6 voor de leefbaarheid in hun eigen buurt. Het minst tevreden over de leefbaarheid in de eigen buurt zijn de bewoners van Oud-Krispijn (5,6). Een relatief lage waardering zien we ook in Wielwijk (6,0), Nieuw-Krispijn (6,3), Noordflank (6,4) en de Staart (6,4). Zie figuur 5.2
Figuur 5.1 Rapportcijfer leefbaarheid in de eigen buurt ���
��� �����
����
����
���
���
��� ������
�����
�����
De mate van verloedering in de buurt is gemeten aan de hand van een viertal vervelende voorvallen en misdrijven die aan de bewoners zijn voorgelegd. De bewoners is hierbij gevraagd aan te geven of dergelijke voorvallen en misdrijven naar hun idee vaak, soms of (bijna) nooit in hun buurt voorkomen.
����
In vergelijking met 2001 wordt de leefbaarheid in Wielwijk door de eigen bewoners iets hoger gewaardeerd. In Oud-Krispijn, en in iets mindere mate in Nieuw-Krispijn, is de leefbaarheid in de buurt afgenomen. Zie figuur 5.2
Verloedering • Bekladding van muren en/of gebouwen • Vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes • Rommel op straat • Hondenpoep op straat Op basis van de bovenstaande voorvallen en misdrijven is een indicator geconstrueerd, waarop minimaal 0 (nooit) en maximaal 10 (vaak) gescoord kon worden. Hierbij geldt: hoe hoger de score, hoe meer verloedering de bewoners in de buurt ervaren. 29
Op de indicator ‘verloedering’ scoort Dordrecht gemiddeld een 4,9. In vergelijking met 2001 betekent dit een lichte afname. Vergeleken met eerdere metingen in 1997 en 1999 ervaren de Dordtenaren anno 2003 meer verloedering. Zie figuur 5.3
Figuur 5.4 Indicatorscore verloedering
Figuur 5.3 Indicatorscore verloedering (hoe hoger de score, hoe hoger de ervaren mate van verloedering)
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
��� ��� ��� ��� ��� ��� ���
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
��� ���
De hoogste mate van verloedering in de eigen buurt wordt ervaren door de bewoners van Oud-Krispijn (6,1). Verhoudingsgewijs veel verloedering wordt ook ervaren door de inwoners van de Binnenstad (5,7), Wielwijk (5,7) en Nieuw-Krispijn (5,4). De bewoners van Dubbeldam (4,2) en Crabbehof/Zuidhoven (4,4) ervaren aanmerkelijk minder verloedering in de eigen buurt dan gemiddeld. Zie figuur 5.4 ���
30
Een vergelijking met 2001 laat zien dat alleen in Stadspolders de mate van verloedering volgens de bewoners enigszins is toegenomen (van 4,2 naar 4,6). De bewoners van de Binnenstad, Het Reeland, Wielwijk en Sterrenburg ervaren nu duidelijk minder verloedering dan twee jaar geleden. Zie figuur 5.4
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
5.3 Overlast
Figuur 5.6 Indicatorscore overlast
De mate van overlast in de buurt is net als de mate van verloedering gemeten aan de hand van een aantal, ditmaal drie, vervelende voorvallen en misdrijven die aan de bewoners zijn voorgelegd. De bewoners is hierbij opnieuw gevraagd aan te geven of dergelijke voorvallen en misdrijven naar hun idee vaak, soms of (bijna) nooit in hun buurt voorkomen. Overlast • Overlast van groepen jongeren • Overlast door omwonenden • Geluidsoverlast (zijnde geen geluidsoverlast door verkeer) Op basis van de bovenstaande voorvallen en misdrijven is opnieuw een indicator geconstrueerd, waarop minimaal 0 (nooit) en maximaal 10 (vaak) gescoord kon worden. Hierbij geldt: hoe hoger de score, hoe meer overlast de bewoners in de buurt ervaren. Gemiddeld scoort Dordrecht een 3,2 op de indicator ‘overlast’. In vergelijking met eerdere metingen betekent dit een lichte toename van de ervaren overlast. Zie figuur 5.5 Figuur 5.5 Indicatorscore overlast (hoe hoger de score, hoe hoger de ervaren mate van overlast) ��� ��� ���
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
Wanneer we de afzonderlijke wijken vergelijken, dan zien we dat de meeste overlast ervaren wordt door de bewoners van Wielwijk (4,3), Oud-Krispijn (4,1) en Noordflank (3,7). De bewoners van Dubbeldam ervaren de minste overlast (1,7). Zie figuur 5.6 Vergeleken met 2001 ervaren de bewoners van Wielwijk duidelijk minder overlast (van 5,1 naar 4,3). Een licht positieve ontwikkeling zien we voor Crabbehof/Zuidhoven en de Staart. Duidelijk meer overlast wordt ervaren in Oud-Krispijn (van 3,4 naar 4,1) en Stadspolders (van 2,5 naar 3,3). Een lichte stijging van de overlast wordt ervaren in Nieuw-Krispijn en Sterrenburg. Zie figuur 5.6
��� ��� ��� ���
�����
����
����
���
���
31
��� ������
�����
�����
����
5.4 Verkeersoverlast Ook de mate van verkeersoverlast in de buurt hebben we gemeten aan de hand van een drietal vervelende voorvallen die aan de bewoners zijn voorgelegd. Opnieuw is de bewoners hierbij gevraagd aan te geven of dergelijke voorvallen en misdrijven naar hun idee vaak, soms of (bijna) nooit in hun buurt voorkomen. Verkeersoverlast • Geluidsoverlast door verkeer • Parkeeroverlast • Stankoverlast door verkeer
Figuur 5.7 Indicatorscore verkeersoverlast (hoe hoger de score, hoe hoger de ervaren mate van verkeersoverlast) ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ��� ���
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
��� ���
Op basis van de bovenstaande voorvallen en misdrijven is voor de derde maal een indicator geconstrueerd, waarop minimaal 0 (nooit) en maximaal 10 (vaak) gescoord kon worden. Hierbij geldt: hoe hoger de score, hoe meer verkeersoverlast de bewoners in de buurt ervaren. Gemiddeld scoort Dordrecht een 3,5 op de indicator ‘verkeersoverlast’. In vergelijking met 2001 is deze score nauwelijks veranderd. Een vergelijking met nog eerdere metingen laat echter zien dat de verkeersoverlast ten opzichte van 1999 licht en ten opzichte van 1997 zelfs sterk is toegenomen. Zie figuur 5.7
32
Figuur 5.8 Indicatorscore verkeersoverlast
De minste verkeersoverlast wordt ervaren door de bewoners van Dubbeldam. Zij zitten met een score van 2,6 ruim onder het Dordtse gemiddelde. Eveneens weinig verkeersoverlast wordt ervaren in Sterrenburg (3,0). De bewoners van met name de Binnenstad (4,9), Noordflank (4,9) en in iets mindere mate die van Oud-Krispijn (4,3) ervaren de verkeersoverlast in hun buurt als beduidend ernstiger dan in de rest van Dordrecht. Zie figuur 5.8 ���
In vergelijking met 2001 zien we vooral in OudKrispijn en Stadspolders een duidelijke toename van de mate van verkeersoverlast. Op de Staart en vooral in Wielwijk blijkt de verkeersoverlast volgens de bewoners beduidend afgenomen te zijn. Zie figuur 5.8
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
5.5 Buurtproblemen Top-zes van buurtproblemen Op nummer één in de top-zes van buurtproblemen vinden we net als in voorgaande jaren het probleem van de hondenpoep op straat. Hondenpoep op straat wordt door de inwoners van Dordrecht nog steeds gezien als het meest vóórkomende probleem. In vergelijking met 2001 is het aandeel Dordtenaren dat aangeeft dat dit probleem vaak voorkomt wel licht gedaald (van 47% in 2001 naar 42% in 2003). Zie figuur 5.9 Ook op plaats nummer twee, drie en vier in de top-zes van buurtproblemen vinden we dezelfde problemen terug als in 2001. Op nummer twee staat het probleem van het te hard rijden. Vier op de tien Dordtenaren geven aan dat dit naar hun mening een veelvoorkomend probleem is. Dit aandeel blijkt door de jaren heen nauwelijks veranderd te zijn. Rommel op straat is volgens drie op de tien inwoners van Dordrecht een probleem dat vaak voorkomt en komt daarmee opnieuw op een derde plaats in de top-zes. In vergelijking met eerdere metingen blijkt ook dit aandeel door de jaren heen nagenoeg ongewijzigd te zijn gebleven. Op nummer vier in de top-zes vinden we evenals in 2001 het probleem van de parkeeroverlast. Bijna drie op de tien Dordtenaren geven aan dat parkeeroverlast naar hun mening een veelvoorkomend probleem is. In vergelijking met 1999 en 2001 is dit aandeel nauwelijks gewijzigd, maar ten opzichte van 1997 valt een lichte toename van dit aandeel te constateren.
Vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes is, op nummer vijf, een nieuwkomer in de top-zes van buurtproblemen. Een kwart van de inwoners van Dordrecht noemt dit een veelvoorkomend buurtprobleem. In vergelijking met 2001 is dit aandeel licht gestegen, in vergelijking met 1997 zelfs aanzienlijk.
De meeste buurtproblemen worden ervaren door de bewoners van Oud-Krispijn, gevolgd door die van de Binnenstad en Noordflank. Wielwijk, in 2001 nog de wijk met de meeste buurtproblemen, zakt terug naar een vierde plaats. De minste buurtproblemen vinden we in Stadspolders, op de voet gevolgd door Sterrenburg en Dubbeldam.
Op nummer zes tot slot keert, na afwezigheid in 2001, opnieuw het probleem van de fietsendiefstal terug. Bijna een kwart van de Dordtenaren ziet fietsendiefstal als een vaak voorkomend buurtprobleem. Dit aandeel blijkt door de jaren heen nauwelijks veranderd.
Niet alle wijken hebben in gelijke mate te kampen met dezelfde problemen. Zie tabel 5.1 Hoewel in alle wijken een probleem, blijkt hondenpoep op straat met name door de bewoners van Oud-Krispijn (60%), Noordflank (58%) en
Figuur 5.9 Top-zes van buurtproblemen in 1997, 1999, 2001 en 2003 (in procentpunten ‘komt vaak voor’; rangorde aandeel in geheel Dordrecht)
���������� ���������
���
�������������� ��� ������ ���������
���
���������������
���
���������� ����������������
1997 1999 2001 2003
����������������
��
��
���
���
���
���
���
���
���
���
���
���
���
33
Nieuw-Krispijn (55%) genoemd te worden als zijnde veelvoorkomend. De bewoners van Dubbeldam (30%) en Crabbehof/Zuidhoven (31%) hebben hier beduidend minder mee te maken. Ditzelfde geldt in iets mindere mate voor de bewoners van Sterrenburg (36%). Het probleem van de hardrijders wordt aanzienlijk vaker dan gemiddeld aangemerkt als veelvoorkomend door de bewoners van OudKrispijn (56%) en Noordflank (54%). In Sterrenburg (31%) en Stadspolders (33%) daarentegen, ligt het aandeel bewoners dat dit als een veelvoorkomend probleem ziet enigszins onder het gemiddelde. Rommel op straat blijkt vooral een probleem te zijn voor de bewoners van Oud-Krispijn. Meer dan de helft van de bewoners van Oud-Krispijn bestempelt rommel op straat als een veelvoorkomend probleem in hun buurt. Bovengemiddeld wordt wat dit betreft ook gescoord door de bewoners van de Binnenstad (44%), NieuwKrispijn (43%) en Wielwijk (41%). De bewoners van Dubbeldam (13%), Sterrenburg (20%) en Stadspolders (22%) geven beduidend minder vaak aan last te hebben van rommel op straat. Parkeeroverlast wordt duidelijk vaker dan gemiddeld als veelvoorkomend genoemd door de bewoners van Noordflank (41%), de Binnenstad (39%) en Stadspolders (33%). In Dubbeldam (10%), Wielwijk (14%) en Crabbehof/Zuidhoven (14%) ligt dit aandeel aanzienlijk onder het gemiddelde.
34
Het aandeel bewoners dat aangeeft dat vernieling van telefooncellen, bus- of tramhokjes vaak voorkomt in de eigen buurt, is het hoogst in Dubbeldam (37%). Bovengemiddeld wordt
wat dit betreft ook gescoord door de bewoners van Sterrenburg (30%). Beduidend minder vaak dan gemiddeld vinden dergelijke vernielingen plaats in Noordflank (13%), in het Reeland (14%) en in de Binnenstad (15%). Fietsendiefstal tot slot blijkt voornamelijk een veelvoorkomend probleem te zijn in Oud-Krispijn (40%), de Binnenstad (34%) en NieuwKrispijn (33%). Duidelijk onder het gemiddelde wordt wat dit betreft gescoord door de bewoners van Sterrenburg (16%), Dubbeldam (14%), Stadspolders (16%) en de Staart (12%).
In vergelijking met 2001 zien we de sterkste afname van het aantal buurtproblemen in Wielwijk, gevolgd door de Staart. De sterkste toename van het aantal buurtproblemen wordt gerapporteerd door de bewoners van Oud-Krispijn en de Binnenstad. De meest opvallende verbetering ten opzichte van de situatie in 2001 treedt op in Wielwijk met betrekking tot fietsendiefstal. Hier daalt het aandeel bewoners dat aangeeft fietsendiefstal als een veelvoorkomend probleem te zien van 47% in 2001 naar 29% in 2003. Eveneens in
Tabel 5.1 Top-6 buurtproblemen per wijk Binnenstad
Noordflank
Oud-Krispijn
1. hondenpoep op straat 2. te hard rijden 3. rommel op straat 4. parkeeroverlast 5. beschadiging van auto’s 6. fietsendiefstal
1. hondenpoep op straat 2. te hard rijden 3. parkeeroverlast 4. rommel op straat 5. geluidsoverlast verkeer 6. beschadiging van auto’s
1. hondenpoep op straat 2. te hard rijden 3. rommel op straat 4. fietsendiefstal 5. agressief verkeersgedrag 6. parkeeroverlast
Nieuw-Krispijn
Het Reeland
Staart
1. hondenpoep op straat 2. rommel op straat 3. te hard rijden 4. fietsendiefstal 5. parkeeroverlast 6. beschadiging van auto’s
1. hondenpoep op straat 2. te hard rijden 3. rommel op straat 4. parkeeroverlast 5. fietsendiefstal 6. beschadiging van auto’s
1. te hard rijden 2. hondenpoep op straat 3. rommel op straat 4. geluidsoverlast verkeer 5. vernieling telefooncel e.d. 6. parkeeroverlast
Wielwijk
Crabbehof/Zuidhoven
Sterrenburg
1. hondenpoep op straat 2. te hard rijden 3. rommel op straat 4. vernieling telefooncel e.d. 5. fietsendiefstal 6. beschadiging van auto’s
1. te hard rijden 2. hondenpoep op straat 3. geluidsoverlast verkeer 4. rommel op straat 5. fietsendiefstal 6. vernieling telefooncel e.d.
1. hondenpoep op straat 2. te hard rijden 3. vernieling telefooncel e.d. 4. parkeeroverlast 5. rommel op straat 6. bekladding muren e.d.
Dubbeldam
Stadspolders
Dordrecht
1. vernieling telefooncel e.d. 2. te hard rijden 3. hondenpoep op straat 4. geluidsoverlast verkeer 5. fietsendiefstal 6. rommel op straat
1. hondenpoep op straat 2. parkeeroverlast 3. te hard rijden 4. vernieling telefooncel e.d. 5. rommel op straat 6. overlast groepen jongeren
1. hondenpoep op straat 2. te hard rijden 3. rommel op straat 4. parkeeroverlast 5. vernieling telefooncel e.d. 6. fietsendiefstal
Wielwijk zien we een opvallende daling van het aandeel bewoners dat rommel op straat als een veelvoorkomend probleem ziet van 57% naar 41%. Een derde opvallende verbetering zien we op de Staart met betrekking tot geluidsoverlast (anders dan van verkeer). Het percentage bewoners dat dit als een veelvoorkomend probleem ziet, daalt hier van 27% in 2001 naar 12% in 2003. Opvallende verslechteringen hebben met name plaatsgevonden in Oud-Krispijn. De meest in het oog springende verslechteringen hebben hier betrekking op drugsoverlast (van 4% in 2001 naar 19% in 2003) fietsendiefstal (van 28% naar 40%) en dronken mensen op straat (van 9% naar 21%). Met voorrang aanpakken Aan de inwoners van Dordrecht is ook gevraagd welke buurtproblemen volgens hen met voorrang aangepakt zouden moeten worden. Verkeersoverlast (30%) en parkeeroverlast (20%) blijken net als in 2001 de belangrijkste problemen, waaraan volgens de bewoners voorrang verleend zou moeten worden. Op de derde en vierde plaats vinden we, evenals in 2001, zwerfvuilcontainers (15%) en jongerenoverlast (15%). Ook het onderhoud van wegen (12%), criminaliteit en onveiligheid (12%), speelvoorzieningen voor kinderen (10%), hondenpoep (10%) en de groenvoorzieningen (10%) worden anno 2003 opnieuw door de bewoners genoemd als problemen die met voorrang dienen te worden aangepakt. Door 8% van de bewoners tot slot wordt het probleem van de slechte funderingen, de vele slooppanden, kraakpanden, leegstand, etc. genoemd als probleem dat met voorrang zou moeten worden aangepakt.
Oplossingen voor buurtproblemen Hoe zouden bovenstaande problemen volgens de bewoners dan opgelost moeten worden? Van de Dordtenaren die een oplossing voor parkeer- en verkeersoverlast aandragen, is 39% van mening dat dit probleem het best opgelost kan worden door het creëren van meer en/of betere parkeergelegenheid. Eveneens 39% ziet de oplossing van dit probleem in het creëren van meer éénrichtingswegen en/of het meer plaatsen van zaken als verkeersborden, spiegels, drempels, zebra’s en pollers, terwijl 28% van mening is dat meer verkeersmaatregelen voor snelheidsbeperking hier uitkomst zouden bieden. Op het gebied van orde en gezag wordt door de bewoners vooral gewezen op de noodzaak te zorgen voor meer toezicht en controle (77%). Ongeveer één op de vijf Dordtenaren is van mening dat orde en gezag beter gehandhaafd kunnen worden wanneer er strenger opgetreden wordt bij (kleinere) overtredingen. Een strengere aanpak van de veroorzakers van het hondenpoepprobleem tot slot, wordt door 9% van hen als oplossing genoemd. Wat betreft materiële zaken wordt als belangrijkste oplossing gewezen op meer en beter onderhoud aan groenvoorzieningen, woningen en openbare voorzieningen (37%). Van de Dordtenaren die een oplossing op materieel gebied aandragen is 26% van mening dat er meer vuilnisbakken zouden moeten komen, dat vuil frequenter opgehaald zou moeten worden en dat er vaker schoongemaakt zou moeten worden. Meer voorzieningen als speelplaatsen en het organiseren van activiteiten voor kinderen wordt door 18% van hen als oplossing genoemd.
Van de Dordtenaren die een oplossing aandragen met betrekking tot minder prettige gedragingen van personen is 35% van mening dat het meer stimuleren van de jeugd en het bieden van meer en betere voorzieningen en activiteiten voor de jeugd hier uitkomst zouden kunnen bieden. Volgens 20% van hen is het zaak personen zoveel mogelijk op ongewenst gedrag aan te spreken, terwijl 19% van mening is dat vooral het gedrag van de jeugd aangepakt dient te worden. Verder worden ook het organiseren van (meer) wijkactiviteiten (15%) en het veranderen van de bevolkingssamenstelling van de buurt (minder allochtonen) (14%) veel genoemd.
35
5.6 Drugsoverlast Drugsoverlast is een probleem dat volgens 12% van de Dordtenaren vaak voorkomt in de eigen buurt. Dit aandeel is door de jaren nauwelijks veranderd. Zie figuur 5.10
Een duidelijke toename zien we alleen in OudKrispijn en een lichte stijging in de Binnenstad. Zie figuur 5.11 Figuur 5.11 Drugsoverlast
Figuur 5.10 Het vóórkomen van drugsoverlast: percentage bewoners dat zegt dat dit vaak voorkomt in de eigen buurt ��� ��� ��� �� ����
����
���
���
�� �� �� �� ������
�����
�����
����
Wanneer we de afzonderlijke wijken met elkaar vergelijken, dan blijkt dat drugsoverlast met name een probleem vormt in de Binnenstad en in Oud-Krispijn. In deze buurten geven ongeveer drie op de tien bewoners aan vaak te kampen te hebben met drugsoverlast. Drugsoverlast komt ook vaak voor in Noordflank (26%). In Dubbeldam daarentegen is drugsoverlast geen veelvoorkomend probleem. Zie figuur 5.11 ���
36
Vergeleken met 2001 blijkt het aandeel bewoners dat drugsoverlast als een veelvoorkomend probleem ziet alleen in Crabbehof/Zuidhoven duidelijk te zijn afgenomen.
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
5.7 Horeca- en alcoholoverlast Aangezien horecagelegenheden niet in alle wijken even prominent aanwezig zijn, zijn de vragen met betrekking tot horeca- en alcoholoverlast slechts aan de bewoners van een aantal Dordtse wijken gesteld. Het betreft hier de wijken Binnenstad, Noordflank, Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn, Wielwijk en Crabbehof/Zuidhoven. De bewoners van deze wijken is allereerst gevraagd of zij gedurende de afgelopen 12 maanden wel eens onaanvaardbare overlast hebben ondervonden van horecabedrijven in hun buurt. Vervolgens is ook gevraagd in welke mate de bewoners van bovenstaande zes wijken naar hun eigen idee te kampen hebben met alcoholoverlast in de eigen buurt. De meeste horecaoverlast wordt net als in voorgaande jaren ondervonden door de bewoners van de Binnenstad. Hier geeft 35% van de bewoners aan in de afgelopen 12 maanden wel eens onaanvaardbare overlast van horecabedrijven ondervonden te hebben. Ten opzichte van de situatie in 2001 blijkt dit aandeel aanzienlijk te zijn gestegen. Ook in Noordflank (29%), in 2003 de nummer twee wat betreft horecaoverlast, zien we ten opzichte van 2001 een duidelijke stijging van het aandeel bewoners dat een onaanvaardbare mate van overlast rapporteert. In Crabbehof/Zuidhoven, Nieuw-Krispijn en Wielwijk blijkt dit aandeel in vergelijking met 2001 nauwelijks veranderd te zijn. Zie figuur 5.12
Figuur 5.12 Ervaring met onaanvaardbare horecaoverlast: percentage bewoners dat onaanvaardbare overlast heeft ondervonden van horecabedrijven per wijk
���������� ���
Hoewel de bewoners van de Binnenstad de meeste horecaoverlast rapporteren, zijn zij niet langer eveneens degenen die het vaakst aangeven te kampen te hebben met alcoholoverlast. Het grootste aandeel bewoners dat alcoholoverlast in de eigen buurt als een veelvoorkomend probleem ziet, bevindt zich in Oud-Krispijn (17%). Ten opzichte van 2001 is dit aandeel in Oud-Krispijn aanzienlijk gestegen. In de overige wijken is dit aandeel in vergelijking met 2001 nagenoeg gelijk gebleven. Na Oud-Krispijn vinden we in 2003 de meeste alcoholoverlast in de Binnenstad (13%), Noordflank (10%) en Wielwijk (10%). Zie figuur 5.13
���������� ��� ������������ ��� ���������� ��������� ���
��������������
1997 1999 2001 2003
��������
��
���
���
���
���
���
����������
����������
������������
��
���
���
�������������������
Figuur 5.13 Het vóórkomen van alcoholoverlast: percentage bewoners dat zegt dat dit vaak voorkomt in de eigen buurt
������������ ���
��������������
���������� ���
������������
���������� ���
�������� ���
��������������
1997 1999 2001 2003
���������� ���������
��������
����������
��
����������
��
37 ��
��
���
���
���
���
�
12345678
38
Sociale samenhang in de buurt
In het vorige hoofdstuk hebben we de leefbaarheid in de buurt gemeten aan de hand van het vóórkomen van diverse buurtproblemen en vormen van overlast. De leefbaarheid wordt echter ook beïnvloed door de sociale samenhang in de buurt. In dit hoofdstuk zullen we daarom de mate van sociale samenhang in Dordrecht en in de afzonderlijke Dordtse wijken in kaart brengen. Allereerst hebben we de bewoners daartoe een aantal vragen gesteld over de mate van sociale samenhang in de eigen buurt. Vervolgens is hen gevraagd een rapportcijfer te geven voor de mensen in de eigen buurt. In de derde plaats hebben we de bewoners gevraagd een rapportcijfer te geven voor de sfeer in de eigen buurt. Ook is hen de vraag gesteld hoezeer zij gehecht zijn aan hun eigen buurt en in welke mate zij zich (mede)verantwoordelijk voelen voor de leefbaarheid in de eigen buurt. Tot slot hebben we de bewoners gevraagd naar hun actieve inzet ter verbetering van de eigen buurt. 6.1 Sociale samenhang De mate van sociale samenhang in de buurt is gemeten aan de hand van vier stellingen, die aan de bewoners van de diverse buurten zijn voorgelegd.
Figuur 6.1 Indicatorscore sociale samenhang (hoe hoger de score, hoe groter de sociale samenhang)
De grootste sociale samenhang wordt ervaren door de bewoners in Dubbeldam (7,2), op grote afstand gevolgd door Het Reeland (6,4). In Oud-Krispijn (5,3), Nieuw-Krispijn (5,6) en op de Staart (5,4) is de sociale samenhang het geringst. Iets meer, maar nog wel minder dan gemiddeld, is de sociale samenhang in Wielwijk (5,7) en Crabbehof/Zuidhoven (5,8). Zie figuur 6.2 In vergelijking met 2001 is de sociale samenhang alleen in Het Reeland enigszins toegenomen. Een duidelijke afname van de sociale samenhang zien we in Oud-Krispijn. Hier daalt de score op de indicator voor sociale samenhang van 5,8 in 2001 naar 5,3 in 2003. Zie figuur 6.2 Figuur 6.2 Indicatorscore ‘sociale samenhang’
��� ��� ���
• • • •
Sociale samenhang De mensen kennen elkaar in deze buurt nauwelijks De mensen gaan in deze buurt prettig met elkaar om Ik woon in een gezellige buurt waar veel saamhorigheid is Ik voel me thuis bij de mensen die in deze buurt wonen Op basis van de vier stellingen is een indicator geconstrueerd, waarop minimaal 0 en maximaal 10 gescoord kon worden. Hierbij geldt: hoe hoger de score, hoe groter de mate van sociale samenhang in de buurt.
��� ��� ��� ���
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
���
De inwoners van Dordrecht beoordelen de sociale samenhang in hun eigen buurt gemiddeld met een 6,1. In vergelijking met 2001 is de sociale samenhang nauwelijks veranderd. Ten opzichte van eerdere metingen in 1997 en 1999 echter, is de sociale samenhang in de buurt aanzienlijk verbeterd. Zie figuur 6.1
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
���
39
6.2 De buurtbewoners De bevolking van Dordrecht waardeert de eigen buurtbewoners met een gemiddeld rapportcijfer van 6,9. In vergelijking met eerdere metingen in 1997, 1999 en 2001 is deze waardering nagenoeg ongewijzigd gebleven. Zie figuur 6.3
6.3 De sfeer
pijn is de waardering voor de mensen in de eigen buurt sterk gedaald, van een 6,7 in 2001 naar een 6,1 nu. Een lichte daling is te zien in Nieuw-Krispijn. Zie figuur 6.4
De inwoners van Dordrecht beoordelen de sfeer in de buurt met een 6,8. Net als voor de mensen in de buurt is de waardering voor de sfeer in de buurt door de jaren heen nauwelijks veranderd. Zie figuur 6.5
Figuur 6.4 Rapportcijfer mensen in de buurt
Figuur 6.3 Rapportcijfer mensen in de buurt
Figuur 6.5 Rapportcijfer sfeer in de buurt
���
���
���
���
���
���
��� ��� ��� ��� ���
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
���
De hoogste waardering voor de mensen in de eigen buurt wordt gegeven door de bewoners van Dubbeldam (7,6). Alleen de bewoners van Oud-Krispijn geven hun eigen buurtbewoners een rapportcijfer dat duidelijk onder het gemiddelde ligt. Van alle Dordtenaren geven zij met een 6,1 de laagste beoordeling voor de mensen in de eigen buurt. Zie figuur 6.4 ���
40
Vergeleken met 2001 is alleen in Wielwijk de waardering voor de mensen in de eigen buurt iets verbeterd. Hoewel de bewoners van Wielwijk in 2001 met een 6,2 nog de laagste waardering voor de buurtbewoners gaven van alle Dordtenaren, scoren zij nu met een 6,5 nog maar iets onder het gemiddelde. In Oud-Kris-
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
��� ��� ���
Het hoogste cijfer voor de sfeer in de eigen buurt wordt gegeven door de bewoners van Dubbeldam. Zij waarderen de sfeer in de eigen buurt gemiddeld met een 7,5. De laagste waardering voor de sfeer in de buurt hebben de bewoners van Oud-Krispijn, een 5,9. Ook laag scoren Wielwijk (6,2), Nieuw-Krispijn (6,3) en de Staart (6,3). Zie figuur 6.6 Ten opzichte van 2001 is de waardering voor de sfeer in de eigen buurt vooral in Oud-Krispijn duidelijk afgenomen. Hier daalt de waardering van een 6,5 naar een 5,9. In Nieuw-Krispijn is de sfeer in de buurt iets afgenomen. Een lichte verbetering van de waardering voor de sfeer in de eigen buurt zien we alleen in Noordflank. Zie figuur 6.6
6.4 Binding met de buurt Net als in voorgaande jaren blijken Dordtenaren meer gehecht te zijn aan hun stad dan aan de buurt waarin ze wonen. Eerder zagen we al dat zeven op de tien Dordtenaren aangeven (zeer) gehecht te zijn aan de eigen stad. Zes op de tien zijn (zeer) gehecht aan hun eigen buurt. Dit aandeel is door de jaren heen nagenoeg ongewijzigd gebleven. Zie figuur 6.7
Figuur 6.7 Binding met de buurt: percentage bewoners dat zegt (zeer) gehecht te zijn aan de eigen buurt
In vergelijking met 2001 zien we in Oud-Krispijn en Het Reeland een duidelijke daling van het aandeel bewoners dat (zeer) gehecht is aan de buurt. Een lichte verbetering valt waar te nemen voor Noordflank, Crabbehof/Zuidhoven, Sterrenburg en Dubbeldam. Zie figuur 6.8
Figuur 6.8 Binding met de buurt
���
���
���
���
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
���
Figuur 6.6 Rapportcijfer sfeer in de buurt
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
���
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
De meeste binding met de eigen buurt hebben de bewoners van Dubbeldam. Van hen zegt 85% (zeer) gehecht te zijn aan de eigen buurt. Ook duidelijk meer dan gemiddeld is de binding in de Binnenstad (72%). De bewoners van Oud-Krispijn voelen zich het minst sterk verbonden met hun buurt. De helft van de bewoners is (zeer) gehecht aan de eigen buurt. Ditzelfde geldt ook voor de Staart (50%). Zie figuur 6.8
41
6.5 Medeverantwoordelijkheid Ongeveer driekwart (76%) van de Dordtenaren zegt zich medeverantwoordelijk te voelen voor de leefbaarheid in de eigen buurt. Dit aandeel is door de jaren heen nauwelijks veranderd. Zie figuur 6.9 Figuur 6.9 Verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid in de eigen buurt: percentage bewoners dat zegt zich medeverantwoordelijk te voelen
voor de leefbaarheid in de eigen buurt van 72% naar 83%. Een licht positieve ontwikkeling zien we in de Binnenstad. In Nieuw-Krispijn en Wielwijk voelen minder bewoners zich medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid in de buurt dan twee jaar terug. Zie figuur 6.10 Figuur 6.10 Medeverantwoordelijkheid leefbaarheid in buurt
��� ��� ��� ��� �����
����
����
���
������
�����
�����
����
��� ��� ���
Het grootste gevoel van medeverantwoordelijkheid voor de leefbaarheid in de eigen buurt vinden we onder de bewoners van Sterrenburg, Stadspolders en de Binnenstad. In deze wijken is het aandeel bewoners dat zegt zich medeverantwoordelijk te voelen iets groter dan gemiddeld. Duidelijk lager dan gemiddeld is het medeverantwoordelijkheidsgevoel van de bewoners van Wielwijk (59%), Staart (60%), OudKrispijn (62%) en Nieuw-Krispijn (66%). Zie figuur 6.10
42
Wanneer we de situatie anno 2003 vergelijken met deze in 2001, dan valt op dat de enige duidelijk positieve ontwikkeling valt waar te nemen in Sterrenburg. Hier stijgt het aandeel bewoners dat zich medeverantwoordelijk voelt
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
6.6 Actieve inzet
Figuur 6.12 Actieve inzet
Van de inwoners van Dordrecht zegt 18% zich in het afgelopen jaar actief te hebben ingezet om de eigen buurt te verbeteren. Dit aandeel is door de jaren heen nagenoeg onveranderd gebleven. Zie figuur 6.11 Figuur 6.11 Actieve inzet: percentage bewoners dat zegt zich in het afgelopen jaar actief te hebben ingezet ter verbetering van de eigen buurt De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
��� ��� ��� ���
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
��� ��� ���
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
��� ��
De meeste actieve burgers vinden we in Noordflank en in de Binnenstad. Het aandeel actieve bewoners ligt hier iets hoger dan gemiddeld in Dordrecht. Zie figuur 6.12 ���
In vergelijking met 2001 zien we in Noordflank, in Oud-Krispijn en in Stadspolders een lichte groei van het aandeel actieve bewoners. Alleen in Wielwijk valt wat dit betreft een lichte achteruitgang waar te nemen. Zie figuur 6.12
De Dordtenaren die aangeven zich in het afgelopen jaar actief te hebben ingezet ter verbetering van de eigen buurt, blijken dit op veel verschillende manieren te hebben gedaan. De meest genoemde vorm van actieve inzet is het contact opnemen met (gemeentelijke) instanties of de wijklijn in het geval van problemen en/of overlast in de buurt. Ongeveer 15% van de actieve Dordtenaren zegt dit in het afgelopen jaar wel eens gedaan te hebben. Ruim 13% van de Dordtenaren die aangeven zich in het afgelopen jaar actief te hebben ingezet ter verbetering van de eigen buurt, zegt dit gedaan te hebben in de vorm van het goed onderhouden van het eigen huis en de eigen tuin. Verder geeft 12% van de actieve Dordtenaren aan wel eens zwerfvuil verwijderd te hebben en zegt 10% de stoep en/of de brandgang te hebben geveegd en/of onderhouden. Actieve inzet in de vorm van een lidmaatschap van de plaatselijke buurtvereniging, wijkvereniging, bewonersvereniging of speeltuinvereniging vinden we tot slot bij 8% van de actieve Dordtenaren.
43
12345678
Veiligheid in de buurt
De leefbaarheid in de stad en in de buurt wordt niet alleen beïnvloed door het vóórkomen van problemen en overlast en door de mate van sociale samenhang, maar ook door de veiligheidsbeleving van de bewoners. In dit hoofdstuk zal deze veiligheidsbeleving in kaart worden gebracht. Allereerst zullen we daartoe gaan kijken naar het vóórkomen van onveiligheidsgevoelens onder Dordtenaren in het algemeen en in de eigen buurt. Daarnaast hebben we de bewoners gevraagd een rapportcijfer te geven voor de veiligheid in hun eigen buurt. Tot slot hebben we de bewoners een aantal vragen gesteld met betrekking tot vermogensdelicten, dreiging en verkeersveiligheid.
Figuur 7.2 Vóórkomen van onveiligheidsgevoelens algemeen (‘wel eens’ onveilig)
Figuur 7.3 Aandeel bewoners dat zich in het algemeen vaak onveilig voelt
7.1 Onveiligheidsgevoelens Onveiligheid in het algemeen Net als in 2001 zeggen bijna vier op de tien Dordtenaren zich in het algemeen wel eens onveilig te voelen. In vergelijking met 1999 is dit aandeel licht gedaald. Het aandeel Dordtenaren dat zegt vaak met algemene onveiligheidsgevoelens te kampen te hebben bedraagt in 2003 4%. Dit aandeel is door de jaren heen nagenoeg gelijk gebleven. Zie figuur 7.1 Het aandeel bewoners dat aangeeft zich wel eens onveilig te voelen is het grootst in Wielwijk. Hier geeft ongeveer de helft van de bewoners aan zich in het algemeen wel eens onveilig te voelen. In zowel Wielwijk als Oud-Krispijn geeft 9% van de bewoners aan zich vaak onveilig te voelen. Dit aandeel ligt enigszins hoger dan het gemiddelde voor heel Dordrecht. Zie figuur 7.2 + 7.3
Figuur 7.1 Aandeel Dordtenaren dat zich ‘wel eens’, resp. ‘vaak’ onveilig voelt ��� ��� ��� ���
�����
���
����
����
���
��� ��� ��� ��� �� ����
��
������
vaak onveilig
��� �����
��� �����
�� ����
onveilig algemeen
Wanneer we de situatie anno 2003 vergelijken met 2001, dan zien we een duidelijke daling van het aandeel bewoners dat zich wel eens onveilig voelt in Noordflank en op de Staart. Hoewel beide wijken in 2001 nog duidelijk bovengemiddeld scoorden, bevinden zij zich anno 2003 in de middenmoot. Een lichte verbetering ���
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
zien we voor de Binnenstad en Sterrenburg. In Stadspolders, in 2001 nog één van de buurten met het laagste aandeel bewoners dat zich wel eens onveilig voelde, is het aandeel licht gestegen. Het aandeel bewoners dat aangeeft zich vaak onveilig te voelen is ten opzichte van 2001 licht gedaald in Wielwijk en in Het Reeland. Zie figuur 7.2 + 7.3 Onveiligheid in de buurt Net als in voorgaande jaren is het algemene onveiligheidgevoel onder de Dordtse bevolking groter dan het gevoel van onveiligheid in de eigen buurt. In 2003 geeft 28% van de inwo-
45
ners van Dordrecht aan zich wel eens onveilig te voelen in de eigen buurt. Dit aandeel is ten opzichte van 2001 nauwelijks veranderd. In vergelijking met 1999 echter, voelt een aanzienlijk kleiner deel van de bevolking zich wel eens onveilig in de eigen buurt. Van de Dordtenaren voelt 4% zich vaak onveilig in de eigen buurt. Ten opzichte van de eerste meting in 2001 is dit aandeel nauwelijks gewijzigd. Zie figuur 7.4
In vergelijking met 2001 zien we alleen in Noordflank een duidelijke verbetering wat betreft het aandeel bewoners dat zich wel eens onveilig voelt in de eigen buurt. Hier daalt dit aandeel bewoners, in 2001 nog het hoogste van heel Dordrecht, van 42% naar 32%. Een duidelijke toename van het aandeel bewoners dat zich wel eens onveilig zegt te voelen in de eigen buurt zien we in Nieuw-Krispijn. Hier stijgt
Figuur 7.4 Aandeel Dordtenaren dat zich ‘wel eens’, resp. ‘vaak’ onveilig voelt in de eigen buurt
Figuur 7.5 Vóórkomen van onveiligheidsgevoelens in de buurt (‘wel eens’ onveilig)
��� ��� ��� ���
�����
����
����
���
��� ���
Figuur 7.6 Aandeel bewoners dat zich vaak onveilig voelt in de buurt
��� �� ��
� �
�
������
�����
��� �����
�� ����
onveilig in eigen buurt vaak onveilig in eigen buurt
Het gevoel van onveiligheid in de eigen buurt is het meest gering onder de bewoners van Dubbeldam. Van hen zegt slechts 11% zich wel eens onveilig te voelen in de eigen buurt. Het grootste aandeel bewoners dat zich wel eens onveilig zegt te voelen in de eigen buurt vinden we in de Binnenstad (43%), Oud-Krispijn (40%) en Wielwijk (38%). Relatief veel bewoners van Oud-Krispijn (12%) geven ook aan zich vaak onveilig te voelen in de eigen buurt. Zie figuur 7.5 + 7.6 ���
46
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
dit aandeel van 20% in 2001 naar 31% in 2003. Wat betreft het aandeel bewoners dat zegt zich vaak onveilig te voelen in de eigen buurt valt zowel in Oud-Krispijn als in Crabbehof/ Zuidhoven een licht negatieve ontwikkeling te constateren. Hoewel er in 2001 nog geen respondenten in Crabbehof/Zuidhoven waren die aangaven zich vaak onveilig te voelen in de eigen buurt, bedraagt dit aandeel in 2003 6%. Zie figuur 7.5 + 7.6 Aan de inwoners van Dordrecht is ook gevraagd iets specifieker aan te geven wáár in de eigen buurt ze zich wel eens onveilig voelen. Hoewel de genoemde plaatsen zeer divers zijn, geeft 12% van de Dordtenaren aan zich in de eigen buurt wel eens onveilig te voelen op donkere en/of stille plekken en in smalle straten/brandgangen. Verder geeft ruim 10% van hen aan zich wel eens onveilig te voelen in de parken en/of plantsoenen in de eigen buurt. Bijna 9% van de Dordtenaren geeft aan zich wel eens onveilig te voelen in de buurt van hangplekken, terwijl een vergelijkbaar deel zich wel eens onveilig zegt te voelen bij de winkels of in het winkelcentrum in de eigen buurt. Naast meer algemene plekken die zich in iedere buurt bevinden, worden ook een aantal specifieke straten diverse malen genoemd als plekken waar men zich wel eens onveilig voelt in de eigen buurt. Het meest genoemd worden hierbij de Voorstraat en de Spuiweg/Grote Spuistraat in de Binnenstad, het Vogelplein in Het Reeland, Jacob Marisstraat/Jacob Marisplein in Oud-Krispijn en Admiraalsplein/Admiraalsstraat in Wielwijk.
7.2 Veiligheidsgevoel
Figuur 7.8 Rapportcijfer veiligheid in de eigen buurt
Dordtenaren waarderen de veiligheid in hun eigen buurt gemiddeld met het rapportcijfer 6,6. Deze waardering is gelijk aan die uit de vorige meting in 2001 en die uit de eerste meting in 1997. Zie figuur 7.7
In 2003 scoort Dordrecht op de indicator ‘vermogensdelicten’ een gemiddelde van 4,9. In vergelijking met 2001 blijkt deze score nauwelijks gedaald te zijn. De score anno 2003 ligt hierdoor nog steeds ruimschoots boven die van 1999 en 1997. Zie figuur 7.9
Figuur 7.7 Rapportcijfer veiligheid in de eigen buurt De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
���
���
���
���
�����
����
����
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
���
��� �����
�����
� � �
���
7.3 Vermogensdelicten
������
Figuur 7.9 Indicatorscore vermogensdelicten (hoe hoger de score, hoe meer vermogensdelicten er volgens de bewoners gepleegd worden)
����
Het hoogste rapportcijfer voor veiligheid in de eigen buurt wordt net als in 2001 gegeven door de bewoners van Dubbeldam (7,4), op de voet gevolgd door die van Stadspolders (7,2). Duidelijk onder het gemiddelde liggen de rapportcijfers voor de veiligheid in Oud-Krispijn (5,3), Wielwijk (5,7) en Nieuw-Krispijn (6,1). Zie figuur 7.8 In vergelijking met 2001 zien we een licht positieve ontwikkeling in de waardering voor de veiligheid in de eigen buurt voor Noordflank, Het Reeland en de Staart. Een duidelijke afname van de waardering valt te constateren in zowel Oud- als Nieuw-Krispijn.
Het vóórkomen van vermogensdelicten in de buurt is gemeten aan de hand van een viertal vervelende voorvallen en misdrijven die aan de bewoners zijn voorgelegd. De bewoners is hierbij gevraagd aan te geven of dergelijke voorvallen en misdrijven naar hun idee vaak, soms of (bijna) nooit in hun buurt vóórkomen.
Vermogensdelicten • Fietsendiefstal • Diefstal uit auto’s • Beschadiging of vernieling aan auto’s en diefstal vanaf auto’s, bijvoorbeeld wieldoppen • Inbraak in woningen Op basis van de bovenstaande voorvallen en misdrijven is een indicator geconstrueerd, waarop minimaal 0 (nooit) en maximaal 10 (vaak) gescoord kon worden. Hierbij geldt; hoe hoger de score, hoe meer vermogensdelicten er volgens de bewoners in de buurt gepleegd worden.
� �����
����
����
���
������
�����
�����
����
� � �
De hoogste, en daarmee meest ongunstige, score op de indicator voor vermogensdelicten vinden we in Oud-Krispijn (6,1). Een duidelijk bovengemiddelde score voor vermogensdelicten zien we ook voor de Binnenstad (5,9), Crabbehof/Zuidhoven (5,7), Wielwijk (5,6) en Noordflank (5,4). De laagste, en daarmee meest gunstige, score vinden we in Stadspolders (4,1). Ook de bewoners van de Staart (4,2) en Dubbeldam (4,4) geven aan beduidend minder dan gemiddeld te kampen te hebben met vermogensdelicten in de eigen buurt. Zie figuur 7.10 47
In vergelijking met 2001 is de score op de indicator voor vermogensdelicten voor Oud-Krispijn duidelijk verslechterd. Hier stijgt de score van 5,6 naar 6,1. De sterkste verbetering ten opzichte van 2001 zien we in Wielwijk, in 2001 nog de buurt met de meeste vermogensdelicten. Hier daalt de score op de indicator voor vermogensdelicten van 6,5 naar 5,6. Ook voor Het Reeland en de Staart heeft de score op vermogensdelicten zich duidelijk in positieve richting ontwikkeld. Zie figuur 7.10
7.4 Dreiging Net als het vóórkomen van vermogensdelicten, is ook het vóórkomen van dreiging in de buurt gemeten aan de hand van een aantal vervelende voorvallen en misdrijven die aan de bewoners zijn voorgelegd. De bewoners is ditmaal gevraagd wat betreft een zestal voorvallen en misdrijven aan te geven of deze naar hun idee vaak, soms of (bijna) nooit in de buurt voorkomen.
Dreiging • Bedreiging • Dronken mensen op straat • Vrouwen en mannen die op straat lastig worden gevallen • Gewelddelicten • Drugsoverlast • Tasjesroof Figuur 7.10 Indicatorscore vermogensdelicten
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
48
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
Op basis van de bovenstaande voorvallen en misdrijven is opnieuw een indicator geconstrueerd, waarop minimaal 0 (nooit) en maximaal 10 (vaak) gescoord kon worden. Hierbij geldt: hoe hoger de score, hoe meer dreiging er door de bewoners in de buurt ervaren wordt. Voor Dordrecht komt de gemiddelde score op de indicator ‘dreiging’ uit op 1,5. Ten opzichte van 2001 en 1999 is deze score nauwelijks veranderd. In vergelijking met 1997 is de mate waarin de Dordtenaren zich in hun eigen buurt bedreigd voelen echter enigszins toegenomen. Zie figuur 7.11
Figuur 7.11 Indicatorscore dreiging (hoe hoger de score, hoe meer dreiging er door de bewoners ervaren wordt) �
���
���
���
�����
����
����
���
������
�����
�����
����
���
�
De meeste dreiging in de eigen buurt wordt ervaren door de bewoners van de Binnenstad (3,4). Duidelijk meer dan gemiddelde dreiging wordt ervaren door de bewoners van Oud-Krispijn (3,0), Noordflank (2,6), Nieuw-Krispijn (2,5) en Wielwijk (2,5). De bewoners van Stadspolders (0,7) Dubbeldam (0,7) en Sterrenburg (0,8) hebben het minst te kampen met dreiging in de eigen buurt. Zie figuur 7.12 In vergelijking met 2001 valt de opvallendste verbetering waar te nemen in Wielwijk. De bewoners van Wielwijk ervaren in 2003 aanmerkelijk minder dreiging in hun buurt dan in 2001. Voor deze wijk is de score op de indicator ‘dreiging’ gedaald van 3,5 naar 2,5. Een duidelijke verbetering ten opzichte van 2001 zien we ook voor de Staart, Het Reeland en Crabbehof/ Zuidhoven. De grootste stijging en daarmee negatieve ontwikkeling zien we in Nieuw-Krispijn, waar de score op de indicator stijgt van 1,4 naar 2,5. In Oud-Krispijn ervaren de bewoners iets meer dreiging dan in 2001. Zie figuur 7.12
De gemiddelde score voor de verkeersveiligheid die de bevolking van Dordrecht ervaart is 4,3. Een score die door de jaren heen nauwelijks is gewijzigd. Zie figuur 7.13
Figuur 7.12 Indicatorscore dreiging
Figuur 7.13 Indicatorscore verkeersveiligheid (hoe hoger de score, hoe meer de bewoners het gevoel hebben dat de buurt verkeersonveilig is) De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
Naast vermogensdelicten en dreiging is in de derde plaats ook verkeersveiligheid gemeten aan de hand van een aantal vervelende voorvallen en misdrijven die in de buurt plaats kunnen vinden. De bewoners is ditmaal een drietal voorvallen en misdrijven voorgelegd met de vraag aan te geven of deze naar hun idee vaak, soms of (bijna) nooit in de buurt voorkomen.
Verkeersveiligheid • Agressief verkeersgedrag • Te hard rijden • Aanrijdingen Op basis van de bovenstaande voorvallen en misdrijven is opnieuw een indicator geconstrueerd, waarop minimaal 0 (nooit) en maximaal 10 (vaak) gescoord kon worden. Hierbij geldt: hoe hoger de score, hoe meer de bewoners het gevoel hebben dat hun buurt verkeersonveilig is.
Figuur 7.14 Indicatorscore verkeersveiligheid
���
���
���
���
7.5 Verkeersveiligheid
meest verkeersonveilige wijken, schaart zich hiermee nu onder de gemiddeld verkeersveilige wijken. Een duidelijk positieve ontwikkeling ten opzichte van 2001 zien we ook in de Binnenstad en op de Staart. Een duidelijke afname van de ervaren verkeersveiligheid zien we in zowel Oud- als Nieuw-Krispijn. Zie figuur 7.14
�����
����
����
���
���
��� ������
�����
�����
����
De wijken t.o.v. Dordts gemiddelde zeer gunstig gunstig gemiddeld ongunstig zeer ongunstig
Ontwikkeling in de wijken 2001-2003 duidelijk verbeterd enigszins verbeterd gelijk enigszins verslechterd duidelijk verslechterd
De meest verkeersonveilige wijk volgens de bewoners zelf is Oud-Krispijn. De bewoners van deze wijk beoordelen de verkeersveiligheid in hun buurt met een 5,7. Ook Noordflank (5,4) en de Binnenstad (4,9) scoren ten opzichte van geheel Dordrecht ongunstig op de indicator voor verkeersveiligheid. De meest verkeersveilige wijken volgens de bewoners zelf zijn Crabbehof/Zuidhoven (3,6) en Sterrenburg (3,6). Zie figuur 7.14 Wanneer we de ervaren verkeersveiligheid in de wijken in 2003 vergelijken met die in 2001, dan zien we dat de duidelijkste verbetering is opgetreden in Wielwijk. Hier daalt de score op de indicator met maar liefst een hele punt van 5,4 naar 4,4. Wielwijk, in 2001 nog één van de
49
12345678 Vermijdingsgedrag en slachtofferschap
Wanneer mensen zich op bepaalde plaatsen of onder bepaalde omstandigheden onveilig voelen, zullen zij proberen zich in het vervolg verre van dergelijke situaties te houden. We spreken dan van vermijdingsgedrag. In dit laatste hoofdstuk zullen we gaan kijken naar het vóórkomen van vormen van vermijdingsgedrag onder Dordtenaren. Aan de bewoners is daartoe een aantal situaties voorgelegd met de vraag aan te geven in welke mate zij trachten dergelijke situaties te vermijden. Hoewel vermijdingsgedrag de kans op slachtofferschap van een misdrijf en/of delict verkleint, sluit het de mogelijkheid niet geheel uit. We zullen in dit hoofdstuk daarom ook het vóórkomen van slachtofferschap onder de Dordtse bevolking in kaart brengen. We hebben de bewoners daartoe een aantal misdrijven en delicten voorgelegd met de vraag aan te geven of zij hier in de afgelopen twaalf maanden slachtoffer van zijn geworden.
8.1 Vermijdingsgedrag Het vóórkomen van vermijdingsgedrag onder de inwoners van Dordrecht is gemeten aan de hand van een vijftal vragen.
• • • • •
Vermijdingsgedrag Komt het wel eens voor dat u …… Bepaalde plekken in uw woonplaats mijdt, omdat u ze niet veilig vindt? ’s Avonds of ’s nachts niet open doet, omdat u het niet veilig vindt? Waardevolle spullen thuis laat om diefstal of beroving op straat te voorkomen? Omrijdt of omloopt om onveilige plekken te vermijden? Uw kind(eren) niet toestaat ergens naar toe te gaan omdat u het niet veilig vindt?
Ongeveer één op de tien Dordtenaren geeft aan vaak bepaalde plekken in de stad te mijden, omdat deze niet veilig zouden zijn. Dit aandeel is in vergelijking met 1999 licht gedaald. Het aandeel bewoners dat zegt ’s avonds of ’s nachts zelden open te doen omdat dit niet veilig zou zijn, is anno 2003 met 15% ongeveer
gelijk gebleven. Ook het aandeel Dordtenaren dat vaak waardevolle spullen thuis laat om diefstal of beroving op straat te voorkomen, is met 16% door de jaren heen nauwelijks veranderd. Een daling ten opzichte van 1999 zien we met betrekking tot het aandeel Dordtenaren dat zegt vaak om te rijden of om te lopen om onveilige plekken te mijden. Hoewel in 1999 nog 18% van de Dordtenaren aangaf dit vaak te doen, is dit aandeel in 2003 gedaald naar 11%. Tot slot verbieden bijna twee op de tien Dordtenaren hun kind(eren) vaak bepaalde plekken te bezoeken omdat het daar niet veilig zou zijn. Hoewel dit aandeel in vergelijking met 2001 nauwelijks veranderd is, ligt het beduidend hoger dan in 1999 het geval was. Zie figuur 8.1 Wanneer we de afzonderlijke wijken met elkaar vergelijken dan valt op dat de bewoners van Oud-Krispijn op alle vormen van vermijdingsgedrag enigszins hoger en dus negatiever scoren dan gemiddeld. Ook de bewoners van NieuwKrispijn vertonen meer vermijdingsgedrag dan de gemiddelde Dordtenaar. Zij geven vaker dan
Figuur 8.1 Het vóórkomen van vormen van vermijdingsgedrag: percentage bewoners dat zegt dat dit vaak voorkomt
�������� ��������������
��
������������������� ��������������
1999 2001 2003
���
����������� �������������������
���
���������������� ��� �������������������� ����������������������
���
��
��
��
��
��
���
���
���
���
���
���
51
gemiddeld aan onveilige plekken te mijden, ’s avonds of ’s nachts de deur niet te openen en om te rijden of om te lopen ter vermijding van onveilige plekken. De bewoners van Dubbeldam blijken het minst vaak vermijdingsgedrag te vertonen. Zij scoren wat betreft vier van de vijf vormen van vermijdingsgedrag enigszins onder het gemiddelde van geheel Dordrecht. In vergelijking met de situatie in 2001 vallen de meeste positieve ontwikkelingen te constateren in de Binnenstad. Hier daalt het aandeel bewoners dat aangeeft vaak vermijdingsgedrag te vertonen op vier van de vijf genoemde vormen. Een drietal positieve ontwikkelingen zien we in zowel Het Reeland als Wielwijk. De meest negatieve ontwikkeling tussen 2001 en 2003 heeft plaatsgevonden in Oud-Krispijn. Hier komen drie van de vijf vormen van vermijdingsgedrag anno 2003 vaker voor dan in 2001 het geval was.
8.2 Slachtofferschap Slachtofferschap valt onder te verdelen in slachtofferschap van diefstal (en vernielingen) en slachtofferschap van andere misdrijven of delicten. Om de mate van slachtofferschap te bepalen is de Dordtse bevolking een aantal verschillende delicten voorgelegd, met het verzoek aan te geven of zij hier in de afgelopen 12 maanden wel eens slachtoffer van zijn geworden. In het nu volgende zullen we allereerst gaan kijken naar het vóórkomen van slachtofferschap van diefstal onder de inwoners van Dordrecht, daarna naar het vóórkomen van slachtofferschap van andere misdrijven en delicten.
Diefstal en vernielingen Diefstal vanaf een auto en/of vernieling aan een auto blijkt evenals in voorgaande jaren de meest voorkomende vorm van diefstal te zijn. Ruim drie op de tien Dordtenaren geven aan hier in de afgelopen 12 maanden wel eens slachtoffer van te zijn geworden. Op de tweede, derde en vierde plaats vinden we fietsendiefstal (18%), diefstal uit een auto (14%) en overige diefstal (13%). Relatief weinig Dordtenaren geven aan het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geworden van een poging tot inbraak (6%), diefstal van een auto (5%) en inbraak in de woning (4%). Ten opzichte van eerdere metingen is het slachtofferschap van alle onderscheiden vormen van diefstal nagenoeg onveranderd gebleven. Zie figuur 8.2
Figuur 8.2 Slachtofferschap in de afgelopen 12 maanden van vormen van diefstal en vernieling: percentage bewoners dat zegt slachtoffer te zijn geworden
�������������������� �������������������
���
������������������
���
�����������������
���
���������������
���
������������������
��
�����������������
1999 2001 2003
�����������������
��
��
52
��
��
���
���
���
���
���
���
De verschillende vormen van diefstal en vernieling komen niet in alle wijken even vaak voor. Diefstal vanaf een auto of vernieling aan een auto wordt vaker dan gemiddeld gemeld door de bewoners van de Binnenstad (39%) en Het Reeland (37%). Fietsendiefstal blijkt het vaakst voor te komen in Oud-Krispijn (30%). Relatief veel fietsen worden ook gestolen in Nieuw-Krispijn, Noordflank en in Crabbehof/Zuidhoven. Relatief veel bewoners van Wielwijk (20%) zijn slachtoffer geworden van diefstal uit auto’s. De bewoners van Wielwijk (12%) zijn bovendien net als de bewoners van Noordflank vaker dan gemiddeld slachtoffer van een poging tot inbraak. Ten opzichte van 2001 is het aandeel slachtoffers van diefstal het sterkst toegenomen in Crabbehof/Zuidhoven, gevolgd door Stadspolders. De meest opvallende toename van het aantal diefstallen valt waar te nemen in Stadspolders met betrekking tot ‘overige diefstallen’. Hier stijgt het percentage bewoners dat slachtoffer is geworden van 4% in 2001 naar 18% in 2003. De meest opvallende afname van het aantal diefstallen zien we op de Staart met betrekking tot diefstallen vanaf en vernielingen aan auto’s. Het percentage bewoners dat aangeeft daar in het afgelopen jaar slachtoffer van te zijn geworden daalt op de Staart van 32% in 2001 naar 21% in 2003. Andere misdrijven en delicten Wat betreft slachtofferschap van andere misdrijven en delicten blijken Dordtenaren evenals in voorgaande jaren vooral te kampen te hebben gehad met ‘overige vernielingen’ (13%). Op de tweede en derde plaats komen evenals in 2001 en 1999 ‘aanrijding zonder doorrijden’ (7%) en ‘bedreiging met lichamelijk geweld’ (5%),
Figuur 8.3 Slachtofferschap in de afgelopen 12 maanden van andere misdrijven en delicten: percentage bewoners dat zegt slachtoffer te zijn geworden
�������������������� ���
����������������� ����������
�� �������������� ������������������
��
������������ ����������� �������������
��
�������������� ����������
��
������������
1999 2001 2003
������������ ����������� ����������
��
��
��
��
��
direct gevolgd door ‘diefstal van portemonnee zonder geweld’ (4%) en ‘aanrijding met doorrijden’. Relatief weinig Dordtenaren geven aan het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geworden van ‘mishandeling’ (1%) en ‘diefstal van portemonnee met geweld’ (1%). Ten opzichte van eerdere metingen is ook het slachtofferschap van andere misdrijven en delicten nagenoeg onveranderd gebleven. Zie figuur 8.3 De afzonderlijke wijken blijken elkaar op enkele uitzonderingen na nauwelijks te ontlopen wat betreft het vóórkomen van misdrijven en delicten. Aanrijdingen zonder doorrijden vinden enigszins vaker dan gemiddeld plaats in Stadspolders (13%). ‘Overige vernielingen’ worden enigszins vaker gemeld door de bewoners van de Binnenstad (19%) en Noordflank (20%). De bewoners van Het Reeland (8%) en Dubbeldam
��
��
���
���
���
(8%) geven daarentegen aan iets minder dan gemiddeld te kampen te hebben met ‘overige vernielingen’. Ten opzichte van de situatie in 2001 vallen de meeste positieve ontwikkelingen waar te nemen op de Staart. Hier valt een duidelijke daling (van 13% naar 3%) te constateren van het aandeel bewoners dat slachtoffer is geworden van ‘aanrijding zonder doorrijden’ en een lichte daling van zowel het aandeel slachtoffers van ‘overige vernielingen’ als het aandeel slachtoffers van ‘diefstal van portemonnee met geweld’. De meeste negatieve ontwikkelingen hebben plaatsgevonden in Stadspolders. Hier is zowel het aandeel slachtoffers van ‘overige vernielingen’ als dat van ‘aanrijding zonder doorrijden’ ten opzichte van 2001 licht gestegen.
53
Colofon opdrachtgever: tekst: druk: grafische vormgeving en productie: informatie:
Programmabureau Wijken Linda Scheelbeek en Hans Leijs Nauta Haagen kumQuat Gemeente Dordrecht Sociaal Geografisch Bureau (SGB) Postbus 8 3300 AA Dordrecht tel. (078) 639 64 65 www.sociaalgeografischbureau.nl
Dordrecht, juni 2004 Het overnemen van cijfers is toegestaan onder voorwaarde van duidelijke bronvermelding.
Sociaal Geografisch Bureau Dordrecht
Voor meer informatie: Postbus 8, 3300 AA Dordrecht telefoon: 078 - 639 6465 e-mail:
[email protected] web: www.sociaalgeografischbureau.nl