Leefbaarheid in Breda
Rapport november 2008
Gerard Marlet Clemens van Woerkens
Atlas voor gemeenten is eind december 2003 opgericht door Gerard Marlet en Clemens van Woerkens, voormalig onderzoekers van NYFER, en makers van de Atlas voor gemeenten. De onderzoekers van Atlas voor gemeenten houden zich bezig met ruimtelijk-economisch onderzoek, en stellen zich daarbij ten doel de verschillen tussen Nederlandse steden en regio’s zo precies mogelijk te beschrijven en te verklaren. Daarvoor wordt gebruikgemaakt van een rijk gevulde databank met veel originele en unieke gegevens over alle Nederlandse gemeenten en regio’s. Gerard Marlet en Clemens van Woerkens zijn tevens verbonden aan de Utrecht School of Economics, Universiteit Utrecht.
Atlas voor gemeenten Postbus 9627 3506 GP UTRECHT T 030 2656438 F 030 2656439 E
[email protected] I www.atlasvoorgemeenten.nl
Dit onderzoek is uitgevoerd op verzoek en met financiële steun van de gemeente Breda. De visies en conclusies weergegeven in dit rapport komen niet noodzakelijkerwijs overeen met die van de opdrachtgever. © Atlas voor gemeenten, Utrecht, november 2008
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Leefbaarheid in Breda Een monitor voor de ontwikkeling van de leefbaarheid in Bredase wijken
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Inhoud Aanleiding en inleiding
5
1 Hoe scoort Breda op het gebied van leefbaarheid?
9
2 De achtergronden van de problemen in Breda
33
3 Kansen voor beleid
52
4 Bijlage: Wijkwijzers (Zie deel 2)
4
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Aanleiding en inleiding Tien jaar geleden hadden de resultaten van deze exercitie er anders uitgezien. Toen leek er nog niet zoveel aan de hand met de leefbaarheidssituatie in de meeste delen van Breda. De laatste jaren is er echter een duidelijke verslechtering van die situatie zichtbaar. Zowel het aantal geweldsmisdrijven als de mate van overlast in de woonomgeving zijn in Breda toegenomen. Het resultaat is dat meer mensen in Breda in een problematische omgeving wonen. Op de ranglijst voor leefbaarheid en veiligheid van de 50 grootste gemeenten staat Breda inmiddels zelfs op de 46ste plaats (zie de figuur op pagina 6). 1
2
De figuur toont het aantal mensen dat in een problematische omgeving woont, als percentage van de totale bevolking. Zoals verwacht voert Rotterdam die ranglijst aan, gevolgd door Heerlen, Den Haag en Gouda. Breda staat vijfde van onder, nog voor Amsterdam en Utrecht. Hoe komt dat? Hoe komt het dat Breda steeds meer te maken krijgt met leefbaarheidsproblemen? Om welke problemen gaat het? Wat zijn de achtergronden van die problemen? En, wat zijn de kansen voor beleid? Houdt dat beleid zich met de juiste dingen bezig? En, richt het zich op de juiste delen van de stad? Die vragen worden in dit onderzoek beantwoord. Dat gebeurt niet op basis van de suggestie van onderzoekers, of de mening van beleidsmakers. ‘Meten is weten’ is het uitgangspunt van dit onderzoek. Met kwantitatieve modellen wordt de leefbaarheidssituatie in Breda doorgrond. Het theoretisch-causale model dat in het schema op pagina 7 is weergegeven was daarbij het uitgangspunt. Dat model is empirisch getoetst. Op basis van de uitkomsten uit complexe modelschattingen is de situatie in Breda in kaart gebracht. Het voordeel van die aanpak is dat niet alleen zo precies mogelijk kan worden aangegeven welke factoren de relatief slechte leefbaarheidssituatie in Breda verklaren, en in welke mate. Maar ook dat uiteindelijk het (te verwachten) effect van voorgenomen en/of feitelijke beleidsmaatregelen op de leefbaarheidssituatie in Breda kan worden ingeschat. 1
G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2008: Atlas voor gemeenten 2008, thema leefbaarheid (Atlas voor gemeenten, Utrecht), p.69. 2 De verschillen in score tussen de nummers 39 en 46 op de ranglijst zijn erg klein. Een kleine wijziging in de score kan dan ook een relatief grote verandering in de positie op de ranglijst tot gevolg hebben.
5
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Ranglijst Index Leefbaarheid & Veiligheid 2006 Deel van de bevolking dat in een problematische omgeving woont 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
Amstelveen Zwolle Ede Oss Hilversum Haarlemmermeer Hengelo (O.) Roosendaal Leidschendam-Voorburg Deventer Enschede 's-Hertogenbosch Leiden Velsen Almelo Purmerend Leeuwarden Utrecht Apeldoorn Bergen op Zoom Lelystad Haarlem Alphen aan den Rijn Eindhoven Delft Vlaardingen Helmond Zaanstad Alkmaar Tilburg Amsterdam Groningen Spijkenisse Maastricht Venlo Almere Amersfoort Emmen Nijmegen gemiddelde G50 Sittard-Geleen Schiedam Dordrecht Zoetermeer Hoorn Arnhem Breda Gouda Den Haag Heerlen Rotterdam
50
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
Bron: Atlas voor gemeenten
6
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Causaal model: problemen en achtergronden van de problemen
Economie Economie Economie Economie
Agglomeratie en stedelijkheid Agglomeratie Agglomeratie en Agglomeratie en enstedelijkheid stedelijkheid stedelijkheid © Stichting Atlas voor gemeenten
Arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie
Overlast & onveiligheid Overlast Overlast onveiligheid Overlast & &onveiligheid onveiligheid
Bevolkingssamenstelling Bevolkingssamenstelling Bevolkingssamenstelling Bevolkingssamenstelling
Woonomgeving Woonomgeving Woonomgeving
Bron: Atlas voor gemeenten
Het causale model laat zien dat leefbaarheidsproblemen in de stad direct of indirect van veel factoren afhankelijk zijn. Een ‘ongunstige’ bevolkingssamenstelling in de stad leidt bijvoorbeeld niet alleen ‘direct’ tot grotere leefbaarheidsproblemen (laagopgeleiden en bepaalde groepen allochtonen veroorzaken over het algemeen vaker overlast), maar ook ‘indirect’, via een hogere werkloosheid (lagere arbeidsparticipatie): lager opgeleiden en allochtonen zijn meer dan gemiddeld werkloos, en een hogere werkloosheid in de stad leidt tot meer leefbaarheidsproblemen. 7
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Dat geldt ook voor de kwaliteit van de woonomgeving in de stad. Die kwaliteit werkt ‘direct’ door op de leefbaarheidssituatie: veel hoogbouw, sociale huur en gebrekkige kwaliteit van de woningvoorraad blijken bijvoorbeeld samen te gaan met meer leefbaarheidsproblemen. Anderzijds is dat woonklimaat ook een verklaring voor de bevolkingssamenstelling in de stad, en langs die weg dus ook weer een achtergrond van leefbaarheidsproblemen. Het causale schema is niet alleen de leidraad geweest voor de cijfermatige modelstudies die aan dit rapport ten grondslag liggen, het is ook de leidraad voor de opbouw van het rapport. In hoofdstuk 1 wordt de leefbaarheidssituatie in Breda gedetailleerd in kaart gebracht. In hoofdstuk 2 worden de achtergronden van die leefbaarheidssituatie bestudeerd. Hoofdstuk 3 sluit af met bespiegelingen over de kansen voor beleid. Bij de bespreking van de empirische resultaten in het vervolg van dit rapport wordt ook het causale schema verder besproken en uitgelegd.
8
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
1
Hoe scoort Breda op het gebied van leefbaarheid? Op basis van het in het vorige hoofdstuk besproken model wordt de leefbaarheidssituatie in Breda in kaart gebracht. Dat gebeurt allereerst aan de hand van een onderlinge vergelijking van de wijken in Breda op het gebied van leefbaarheid en veiligheid en een vergelijking van die wijken met de rest van Nederland. Welke wijken in Breda zijn aan te merken als ‘probleemwijken’, en welke zitten daar net tegenaan (preventiewijken)? Voor deze vergelijking worden niet de standaard wijkindelingen gebruikt maar ‘clusters’ van 6-positie-postcodegebieden die zijn gevormd op basis van de mate van homogeniteit van de leefbaarheidsproblematiek. Vervolgens vindt per wijk een analyse plaats van de aspecten van overlast en onveiligheid die verantwoordelijk zijn voor de leefbaarheidssituatie in de wijk; wordt een slechte leefbaarheidssituatie in een wijk bijvoorbeeld bepaald door inbraken, overlast of vernielingen? Voor die analyse van de aard van de problemen is een nauwe definitie van leefbaarheid gebruikt die zich beperkt tot problemen op het gebied van overlast, onveiligheid en verloedering die in de directe woonomgeving voelbaar zijn. Bovendien beperkt de operationalisering van die definitie van leefbaarheid zich tot indicatoren die meetbaar negatief door de mensen in de wijken worden gewaardeerd. Daarmee wordt voorkomen dat wijken met hoogbouw en veel allochtonen automatisch als probleemgebieden worden aangemerkt. Hoogbouw en allochtonen kunnen een achtergrond zijn van de leefbaarheidsproblemen, maar zijn geen probleem op zich, zo is het uitgangspunt van dit onderzoek. 3
Leefbaarheid in wijken is dus op twee niveaus onderzocht: de problemen en de achtergronden van de problemen. De problemen beperken zich zoals gezegd tot problemen op het gebied van overlast en onveiligheid. De achtergronden zijn de fysieke, sociaal-economische en bevolkingskenmerken van de wijk die statistische samenhang vertonen met die problemen. De problemen zijn gemeten met gegevens over overlast en onveiligheid uit de Politiemonitor en uit de bestanden van processen-verbaal van aangifte van de politie (KLPD). 4
3
G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2007: Op weg naar Early Warning. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk (Atlas voor gemeenten, Utrecht). Download beschikbaar via www.atlasvoorgemeenten.nl. 4 Ibidem.
9
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
De Politiemonitor lijkt voor velen misschien een onbetrouwbare bron. De steekproef van de Politiemonitor is immers relatief klein zodat met de oorspronkelijke data uit de Politiemonitor geen betrouwbare uitspraken op een laag schaalniveau kunnen worden gedaan. De data uit de Politiemonitor zijn echter zodanig bewerkt en vergeleken met gegevens uit andere bronnen, zoals cijfers van de KLPD en de enquête Leefbaarheid & Veiligheid, dat een statistisch betrouwbare uitspraak over de leefbaarheids- en veiligheidssituatie in wijken wel degelijk mogelijk is. 5
De resultaten uit die bewerking zijn als extra check vergeleken met de resultaten van de L&V-enquête die Breda zelf gehouden heeft, en die een grotere respons kent. Op basis van de uitkomsten uit die enquête is de Index Leefbaarheid & Veiligheid opnieuw berekend op 4-positiepostcodeniveau. Beide indices correleren voor 86% met elkaar. Onderstaande figuur laat dat zien. Alleen postcodegebied 4827 zou op basis van de Bredase enquête significant ongunstiger scoren. Maar ook die afwijking is niet zodanig dat op basis van deze enquête andere probleem- en preventiegebieden zouden worden geselecteerd. Wel is het de bedoeling om bij toekomstige updates van dit onderzoek gegevens uit de Bredase enquête in de modellen te gaan verwerken.
5
De uikomsten uit de Politiemonitor zijn bewerkt door allereerst een gewogen trendlijn te schatten met behulp van alle waarnemingen uit de Politiemonitor vanaf 1993. Met een MonteCarlo-simulatie is vervolgens de variantie per indicator in samenhang met de andere indicatoren uit de Politiemonitor bepaald. Op die manier is, rekening houdend met covarianties, de variantie van de relevante indicatoren bepaald. Hiermee is vervolgens bepaald wat de kans is dat de index een waarde heeft die 5% hoger of lager ligt dan de waarde die uit de analyse volgt. Als die kans groter is dan 10% wordt die uitkomst als statistisch onbetrouwbaar verondersteld. De gebieden waarvoor geen betrouwbare uitspraak kon worden gedaan, zijn samengevoegd met aangrenzende wijken totdat voor een samengesteld gebied wel een betrouwbare uitspraak kon worden gedaan. Als extra reality check zijn de scores vergeleken met de vergelijkbare scores uit de enquête Leefbaarheid & Veiligheid. Die vergelijking bleek geen aanleiding te bieden tot verdere correcties. De uitkomsten zijn vervolgens gedeaggregeerd naar het 6-positie-postcodeniveau op basis van structurele kenmerken die tezamen in hoge mate (70%) met de overlast- en onveiligheidsindicatoren correleren. Voor de analyse in dit rapport zijn de op deze wijze gecorrigeerde scores voor het laatst beschikbare jaar (2006) genomen.
10
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Figuur 1.1 Vergelijking met Index Leefbaarheid & Veiligheid op basis van enquête gemeente Breda 60% o.b.v. Enquête L&V Breda
4827 50% meer overlast t.o.v. Atlas voor gemeenten
40%
30% minder overlast t.o.v. Atlas voor gemeenten
20%
10%
Atlas voor gemeenten (o.b.v. PMB/VMR)
0% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Bronnen: Gemeente Breda en Atlas voor gemeenten
Van alle overlast- en onveiligheidsindicatoren is allereerst geanalyseerd of en in hoeverre ze van invloed zijn in de waardering van de woonomgeving door de inwoners van de wijken. Alleen de indicatoren die mensen meetbaar mee laten wegen in hun woongedrag zijn uiteindelijk opgenomen in de samengestelde probleemindex. 6
De indicatoren die volgens de regressieanalyses niet significant samen bleken te hangen met dat woongedrag zijn niet in de index opgenomen. Dat gold bijvoorbeeld voor ‘hondenpoep’, waar mensen zich natuurlijk wel aan ergeren maar wat kennelijk geen reden is voor mensen om te verhuizen. ‘Achter-de-voordeur’-problematiek zoals huiselijk geweld kon niet in de index worden meegenomen omdat daarvoor de juiste cijfers ontbreken. 7
6
Zie voor een uitgebreide beschrijving van de methode achter deze leefbaarheidsindex: G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2007: Op weg naar Early Warning. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk (Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht). In samenwerking met Rigo en in opdracht van WWI wordt momenteel gewerkt aan een uitgebreidere leefbaarheidsindex: de Leefbaarometer. 7 Zie ook: G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, Weg uit de wijk, in: Economisch statistische berichten, 4502, 26-1-2007.
11
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Uiteindelijk zijn op basis van die analyse de volgende indicatoren in de samengestelde index opgenomen: -
Geweldsmisdrijven (op gemeenteniveau, registraties KLPD)
-
Vernieling van bewerking Atlas)
-
Rommel op straat (enquête Politiemonitor, bewerking Atlas)
-
Bekladding (enquête Politiemonitor, bewerking Atlas)
-
Overlast van dronken mensen (enquête Politiemonitor, bewerking Atlas)
-
Overlast van drugsgebruik (enquête Politiemonitor, bewerking Atlas)
-
Overlast van jongeren (enquête Politiemonitor, bewerking Atlas)
-
Overlast van omwonenden (enquête Politiemonitor, bewerking Atlas)
-
Inbraak in woning (registraties KLPD, bewerking Atlas)
-
Fietsendiefstal (registraties KLPD, bewerking Atlas)
-
Auto-inbraak (registraties KLPD, bewerking Atlas)
openbare
werken
(enquête
Politiemonitor,
De mate waarin een indicator meetelt, is afhankelijk van de mate waarin mensen het betreffende verschijnsel als een probleem ervaren. Die index is vervolgens gecorrigeerd voor de mate van gentrification (de aanwezigheid van trendsettende ‘scenes’). Dit vanuit het idee dat een populaire wijk die te kampen heeft met overlast minder hulp nodig heeft dan een wijk met veel overlast die geen enkele aantrekkingskracht heeft op trendsettende bevolkingsgroepen. De uiteindelijke index is uitgedrukt in een percentage dat aangeeft welk aandeel van de inwoners ‘vindt’ dat zich in de buurt problemen voordoen
12
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
op het gebied van overlast, vernieling, vervuiling en diefstal. Als dat voor meer dan de helft van de inwoners het geval is, wordt dat deel van de stad als probleemgebied aangemerkt. Die grens is niet subjectief bepaald, maar tot stand gekomen met behulp van een objectieve statistische analyse; het is het punt waar de verdeling van de waardes op de index afwijkt van een normale verdeling. Dat punt bleek precies te liggen bij de waarde van 50% (zie figuur 1.2).
Figuur 1.2: Wat is een probleemgebied? percentage van de bevolking 10,0% 10%
A 1,0% 1%
0,1% 0,1%
C
index Leefbaarheid & Veiligheid
0,0%
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
B 70%
80%
90%
100%
In de figuur is de verdeling van de scores op de Index Leefbaarheid & Veiligheid over heel Nederland weergegeven. Op de y-as staat in logaritmische schaal het percentage van alle inwoners van Nederland dat te maken heeft met de betreffende omvang van leefbaarheidsproblemen in de woonomgeving (de score op de x-as). Bron: Atlas voor gemeenten
Het uitgangspunt bij deze definitie van een probleemgebied is dat problemen in de wijk net als zoveel verschijnselen in de economie en de natuurkunde, normaal verdeeld zouden moeten zijn. Als die verdeling uit de pas gaat lopen met de normale verdeling is de leefbaarheidproblematiek excessief, en zijn beleidsingrepen nodig. Dat punt is bereikt in punt A in figuur 1.2. In deze figuur is de verdeling van de omvang van leefbaarheidsproblemen in de woonomgeving over alle inwoners van Nederland weergegeven. De grafiek toont met andere
13
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
woorden het percentage inwoners van Nederland (y-as) dat met een bepaalde mate van leefbaarheidsproblemen in de woonomgeving te kampen heeft (x-as: de score op de Index Leefbaarheid & Veiligheid). Vanaf punt A in figuur 1.2 zou de verhouding tussen omvang van de problemen (x-as) en het aantal mensen dat met een dergelijke omvang van problemen geconfronteerd wordt (y-as) zich op de lijn A-C moeten bevinden. Echter, de omvang van de problemen is voor de mensen vanaf punt A groter dan op basis van een normale verdeling verwacht zou mogen worden: de verhouding ontwikkelt zich feitelijk volgens de lijn A-B. De problemen in de woonomgeving van de mensen die zich op de lijn A-B bevinden zijn dan ook onnodig groot. De delen van de steden in Nederland waarvoor dat geldt, worden dan ook gezien als een woonomgeving met excessieve leefbaarheidsproblemen. In Breda wonen 18.960 mensen in een dergelijke woonomgeving. Dat is 11,3% van de totale bevolking van de stad. De grafiek op pagina 6 liet zien dat Breda daarmee op de ranglijst van de 50 grootste gemeenten van Nederland op de 5de plaats van onderen staat. Dat mag opmerkelijk lijken, omdat Breda op verschillende overlast- en onveiligheidsindicatoren gemiddeld genomen helemaal niet zo slecht scoort. Echter, de problemen concentreren zich in Breda zodanig op enkele plaatsen in de stad, dat het gemiddelde weliswaar meevalt, maar dat wel relatief veel mensen wonen in een omgeving met wat hier met ‘excessieve leefbaarheidsproblemen’ is aangeduid. 8
In de kaarten 1.1 en 1.2 is met rood aangegeven om welke delen van de stad het gaat. De rode vlakken en punten in die kaarten zijn de woongebieden waar zich ‘excessieve’ problemen voordoen. In die gebieden wonen dus mensen die zich in figuur 1.2 tussen de punten A en B bevinden.
8
Zie: Stadsfoto Breda 2008 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
14
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Kaart 1.1 Leefbaarheidsproblemen in Breda, 2006
index Leefbaarheid & Veiligheid geen data 0 tot 35% 35% tot 40% 40% tot 45% 45% tot 50% m eer dan 50%
Bron: Atlas voor gemeenten
15
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Kaart 1.2 Leefbaarheidsproblemen in Breda geclusterd, probleemgebieden •
4
8
2 3
6 7 5
1 score op index Leefbaarheid & Veiligheid t 50% (= probleemgebied, zie toelichting) 45% - 50% 40% - 45% 35% - 40% < 35% geen score beschikbaar In de kaart zijn de clusters getoond met een gemiddelde score van 42,5% of hoger, en met ten minste 900 inwoners
16
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
In kaart 1.1 is per 6-positie-postcodegebied de waarde op de Index Leefbaarheid & Veiligheid weergegeven. Een rood vlak of een rode stip betekent dat het 6-positie-postcodegebied te maken heeft met excessieve leefbaarheids- en veiligheidsproblemen (een waarde op de index die 50% of hoger is), een oranje vlak of een oranje stip vertegenwoordigt een waarde tussen de 45% en 50%, etc. Kennis over het 6-positie-postcode-detailniveau is belangrijk, maar vanwege het lage schaalniveau niet altijd even nauwkeurig, en bovendien is het de vraag of dergelijke kleine eenheden beleidsmatig relevant zijn. Daarom zijn homogene probleemgebieden van enige omvang gedefinieerd. Een homogeen probleemgebied is een gebied van enige omvang dat bestaat uit dicht bij elkaar gelegen 6-positie-postcodegebieden met excessieve leefbaarheidsproblemen. Van die homogene probleemgebieden is vervolgens de gemiddelde waarde op de index uitgerekend, en daarvan is opnieuw de grenswaarde bepaald waarbij gesproken kan worden van excessieve problemen. Die grenswaarde bleek op 42,5% te liggen. In kaart 1.2 zijn daarom de homogene clusters met een waarde van 42,5% of hoger weergegeven. In tabel 1.1 is de samenstelling van die clusters opgesomd. 9
10
Behalve de score op de Index Leefbaarheid & Veiligheid, is in de tabel met pijlen aangegeven of de leefbaarheid in de wijk is verbeterd of verslechterd. De bijbehorende grafieken met die ontwikkeling staan in de bijlage (Wijkwijzers deel 3). Een afname van de problemen (een verbetering van de leefbaarheid) is in de tabel aangegeven met een pijl naar boven. Een toename van de problemen (verslechtering van de leefbaarheid) met pijlen 9
De homogene probleemgebieden zijn bepaald door de 6-ppc-probleemgebieden te clusteren op basis van de volgende drie criteria: (i) een 6-ppc-gebied moet een waarde hebben van boven de 50% (de rode stippen); (ii) de ‘rode’ 6-ppc-gebieden moeten dicht bij elkaar liggen; de onderlinge afstand die hiervoor is gehanteerd, is gebaseerd op een objectief criterium dat afhankelijk is van de bebouwingsdichtheid in de wijk (hoe lager die dichtheid, hoe groter de afstand die bij het clusteren wordt ‘toegestaan’); (iii) een cluster mag de grens van een wijk (CBS-definitie) niet overschrijden. Om te voldoen aan de criteria ‘homogeen’ en ‘van enige omvang’ zijn in de kaarten alleen de clusters getoond met meer dan 900 inwoners en een gemiddelde score op de Index Leefbaarheid & Veiligheid van meer dan 42,5%. De consequentie hiervan is dat er in de kaarten rode punten zichtbaar zijn die niet geclusterd zijn. Dat komt omdat in die gevallen de rode stippen te ver van elkaar liggen, of tezamen een cluster vormen met minder dan 900 inwoners of een gemiddelde score die lager is dan 42,5%. Die clusters voldoen dan dus niet aan de hier gehanteerde definitie van een ‘homogeen probleemgebied van enige omvang’, maar dat wil niet zeggen dat zich daar geen problemen voordoen. In de meeste gevallen is het geografische bereik van die problemen echter relatief gering en liggen de probleemgebiedjes versnipperd over de wijk of stad. 10 Omdat in de clusters naast 6-positie-postcodegebieden met een waarde boven 50% (de rode stippen in de kaarten) ook gebiedjes zitten met een lagere waarde (groen tot en met oranje) is de gemiddelde waarde van het cluster meestal lager dan 50%.
17
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
naar beneden. Een verslechtering van de leefbaarheid van tussen de één en de drie procentpunt is aangegeven met één pijl naar beneden, een verslechtering van de score op de Index met tussen de drie en zes procent met twee pijlen naar beneden, en een verslechtering met meer dan zes procent met drie pijlen naar beneden.
Tabel 1.1 Homogene probleemgebieden in de gemeente Breda, 2006 (Index Leefbaarheid & Veiligheid groter dan 42,5% en ten minste 900 inw.) Cluster Index Ontw. Omschrijving van het cluster (welke delen van de CBS-buurten vallen L&V ‘98-‘06 binnen het probleemcluster?)
1
46%
2
45%
3
45%
4
45%
5
44%
6 7
43% 43%
8
43%
50 inwoners uit City (3,3%), 1.070 inwoners uit Fellenoord (74,0%), 885 inwoners uit Schorsmolen (34,2%) 2.305 inwoners uit Wisselaar (51,1%), 110 inwoners uit Hagebeemd (4,4%) 85 inwoners uit Wisselaar (1,9%), 1.125 inwoners uit Geeren-Noord (36,5%) 1.340 inwoners uit Muizenberg (48,3%), 145 inwoners uit Kroeten (7,7%) 1.590 inwoners uit Schorsmolen (61,5%), 380 inwoners uit Tuinzigt (5,3%) 1.490 inwoners uit Biesdonk (42,0%) 60 inwoners uit Doornbos-Linie (1,6%), 945 inwoners uit Brabantpark (10,7%), 80 inwoners uit Teteringen (1,8%) 630 inwoners uit Kesteren (20,2%), 420 inwoners uit Muizenberg (15,1%), 50 inwoners uit Hagebeemd (2,0%)
Index L&V: De percentages wijken af van die in figuur 1.2 omdat het hier niet gaat om de waardes van het 6-ppc-gebied, maar om de gemiddelde waarde van het cluster. Ontwikkeling 1998-2006: een pijl naar boven is een verbetering van de leefbaarheid, pijlen naar beneden een verslechtering, het aantal pijlen geeft de mate van verslechtering aan.
Uit de tabel blijkt dat de probleemgebieden zich vooral in Breda-Noord bevinden. Delen van de Hoge Vucht scoren hoog op de probleemindex. In dat gebied liggen volgens deze objectieve analyse drie ‘probleemclusters’ met tussen de 1.000 en 2.500 inwoners: delen van Wisselaar (cluster 2), Biesdonk (cluster 6) en de herstructureringswijk Geeren-Noord (cluster 3). In die
18
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
laatste wijk is de leefbaarheidssituatie tussen 1998 en 2006 echter wel verbeterd. Meer naar het westen in de Haagse Beemden bevinden zich ook twee probleemgebieden van enige omvang: delen van Muizenberg (cluster 4) en Kesteren (cluster 8). In beide gebieden is de leefbaarheidssituatie verslechterd. En dan is er nog een relatief geïsoleerd probleemgebiedje met maar net 1.000 inwoners, aan het spoor langs de weg naar Teteringen: de Driesprong (cluster 7, een deel van Brabantpark). Ook het westelijke deel van het centrum (de clusters 1 en 5: delen van Fellenoord en Schorsmolen) komt volgens deze objectieve methode als probleemgebied uit de bus. Uit het vervolg van deze analyse zal blijken dat een deel van de problemen in deze wijken uitgaansproblematiek betreft (overlast van dronken mensen). De problemen in het centrum zijn minder toegenomen dan in veel andere wijken in Breda. Met het aanwijzen van de ergste probleemgebieden in Breda is niet het gehele verhaal verteld. Sommige gebieden zoals Geeren-Noord zijn bijvoorbeeld traditionele probleemgebieden waarvan de problemen allang bekend zijn en waar het beleid zich al lange tijd op richt. Bovendien blijkt uit kaart 1.2 dat lang niet alle rode stippen in de clusters vallen. Daarom is een derde kaart gemaakt (kaart 1.3) waarin clusters zijn opgenomen die een gemiddelde score hebben van tussen de 35% en 42,5%. Dat betekent dat zich in die clusters weliswaar verschillende rode punten bevinden, maar dat ze minder homogeen zijn dan de ‘probleemclusters’ en om die reden dus een gemiddelde waarde hebben die onder de 42,5% uitkomt. Een reden hiervoor kan zijn dat in een dergelijk gebied eerste tekenen aan het ontstaan zijn van leefbaarheidsproblematiek, maar dat het uitstralingsgebied van die problemen nog beperkt is. Daarom zijn deze clusters wat voorbarig ‘preventieclusters’ genoemd. Voorbarig, omdat de heterogeniteit juist ook een teken kan zijn dat het gebied vanwege succesvol beleid op de weg terug is. Een nauwkeurige analyse van de ‘preventiegebieden’ op basis van de ontwikkelingen door de tijd moet uitwijzen of preventief beleid hier zinvol zou kunnen zijn.
19
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Kaart 1.3 Leefbaarheidsproblemen in Breda geclusterd, preventiegebieden
23
22 13
10 18
20
11 12
15
16 19 24
26 9
25 17
14
21
score op index Leefbaarheid & Veiligheid t 50% (= probleemgebied, zie toelichting) 45% - 50% 40% - 45% 35% - 40% < 35% geen score beschikbaar In de kaart zijn de clusters getoond met een gemiddelde score van tussen de 35% en 42,5%, en met ten minste 900 inwoners
20
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Tabel 1.2 Homogene preventiegebieden in de gemeente Breda, 2006 (Index Leefbaarheid & Veiligheid tussen 35% en 42,5%) Cluster Index Ontw. Omschrijving van het cluster L&V ’98-‘06 (welke delen van de CBS-buurten vallen binnen het probleemcluster?)
9 10
42,1% 42,0%
11 12
41,9% 40,9%
13 14
40,4% 40,2%
-
15
39,9%
16 17 18 19 20
39,8% 39,5% 38,6% 38,6% 38,6%
21
37,1%
-
22 23
36,4% 36,2%
24
35,8%
25
35,5%
26
35,1%
1.115 inwoners uit Doornbos-Linie (29,1%) 1.460 inwoners uit Biesdonk (41,1%), 135 inwoners uit Wisselaar (3,0%) 1.350 inwoners uit Kesteren (43,3%) 2.050 inwoners uit Gageldonk (45,2%), 960 inwoners uit Kievitsloop (20,1%) 1.665 inwoners uit Kievitsloop (34,8%) 1.125 inwoners uit Haagpoort (54,6%), 330 inwoners uit Heuvel (6,0%), 395 inwoners uit Tuinzigt (5,5%) 1.850 inwoners uit Brabantpark (20,9%), 135 inwoners uit Heusdenhout (2,5%) 1.270 inwoners uit Gageldonk (28,0%) 1.620 inwoners uit Heuvel (29,3%) 985 inwoners uit Geeren-Zuid (27,1%) 4.150 inwoners uit Tuinzigt (58,1%) 965 inwoners uit Doornbos-Linie (25,2%), 465 inwoners uit Geeren-Zuid (12,8%) 295 inwoners uit Chasse (13,2%), 70 inwoners uit Fellenoord (4,8%), 735 inwoners uit Boeimeer (14,2%) 1.025 inwoners uit Heksenwiel (22,3%) 610 inwoners uit Muizenberg (22,0%), 1.390 inwoners uit Heksenwiel (30,3%), 95 inwoners uit Overkroeten (2,6%), 245 inwoners uit Kroeten (13,0%) 1.140 inwoners uit Heuvel (20,6%), 125 inwoners uit Princenhage (1,7%) 1.605 inwoners uit Heuvel (29,0%), 590 inwoners uit Princenhage (7,9%) 910 inwoners uit Brabantpark (10,3%)
Index L&V: De percentages wijken af van die in figuur 1.2 omdat het hier niet gaat om de waardes van het 6-ppc-gebied, maar om de gemiddelde waarde van het cluster. Ontwikkeling 1998-2006: een pijl naar boven is een verbetering van de leefbaarheid, pijlen naar beneden een verslechtering, het aantal pijlen geeft de mate van verslechtering aan.
21
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
In tabel 1.2 zijn de preventiegebieden opgesomd. Opvallend is dat die grote delen van de rest van Breda-Noord (Hoge Vucht en Haagse Beemden) omvatten, de delen die niet onder de probleemgebieden vielen. In alle delen van de Haagse Beemden blijkt de leefbaarheidssituatie tussen 1998 en 2006 bovendien fors te zijn verslechterd. Ook grote delen van Tuinzigt (Heuvel) en Princenhage in het westen van Breda vallen onder de hier gehanteerde definitie van preventiegebieden. In die gebieden is leefbaarheidssituatie over het algemeen echter wel verbeterd. Een preventiegebied is natuurlijk vooral een preventiegebied als niet alleen de score net onder het probleemniveau ligt, maar als de situatie de laatste jaren ook duidelijk is verslechterd. Daarom verdienen vooral de preventiegebieden in Breda-Noord, en dan met name in de Haagse Beemden, aandacht. Het is de vraag waar het beleid zich in de probleem- en preventiegebieden het beste op kan richten. Zoals uit alle kaarten en tabellen blijkt, zijn de clusters weliswaar op objectieve wijze bepaald, maar verschillen ze fors van elkaar. Zo zijn er kleine gebieden met relatief grote problemen, zoals De Driesprong (cluster 7, zie tabel 1.1). Maar er zijn ook grote clusters met meer versnipperde problemen, zoals het cluster in Tuinzigt (cluster 19) met 4.150 inwoners en een lagere gemiddelde score van 38,6%. In het ene geval is er dus waarschijnlijk sprake van geconcentreerde (geïsoleerde?) problemen met een beperkte uitstraling. In het andere geval van problemen die zich over een groter gebied uitstrekken maar waar (nog) niet het hele gebied last van heeft. Bovendien verschilt de aard van de problemen naar verwachting aanzienlijk. Op basis van de hier gebruikte objectieve analyse telt Breda acht probleemgebieden en achttien preventiegebieden. Die indeling is gemaakt op basis van de omvang van de leefbaarheidsproblemen. Maar de aard van die problemen kan per gebied flink verschillen. In de bijlage bij dit rapport is daarom per cluster een zogenoemde Wijkwijzer opgenomen, waaruit precies is af te lezen met welke problemen een bepaald gebied kampt. Tabel 1.3 vat de conclusies uit de Wijkwijzers samen en laat per cluster zien wat de drie overheersende probleemcategorieën zijn. Per cluster zijn de drie grootste problemen met een kruisje aangegeven. Dat wil niet zeggen dat de andere problemen zich in de wijk niet voordoen, het wil alleen zeggen dat die drie
22
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
problemen in de wijk overheersend zijn. Voor een totaalbeeld van de problemen per wijk wordt verwezen naar de Wijkwijzers die per wijk achter in dit rapport zijn opgenomen.
x
x x
x x x x x x x x x x x
x x x
x
x x x
x x
x x x x x x x x
x
x x
x x 16
x x
x x
x x
6
Bekladding
x x x x
x x
x
Woninginbraak
x x
x
x
Fietsendiefstal
x
x
x
Auto-inbraak
x
Omwonenden
x x x
Rommel
x x x x x x
Vernieling
x
Jongeren
Drugs
Cluster 1 Deel van Fellenoord 2 Deel van Wisselaar 3 Deel van Geeren-Noord 4 Deel van Muizenberg 5 Deel van Schorsmolen 6 Deel van Biesdonk 7 Deel van Brabantpark 8 Deel van Kesteren 9 Deel van Doornbos-Linie 10 Deel van Biesdonk 11 Deel van Kesteren 12 Deel van Gageldonk 13 Deel van Kievitsloop 14 Deel van Haagpoort 15 Deel van Brabantpark 16 Deel van Gageldonk 17 Deel van Heuvel 18 Deel van Geeren-Zuid 19 Deel van Tuinzigt 20 Deel van Doornbos-Linie 21 Deel van Boeimeer 22 Deel van Heksenwiel 23 Deel van Heksenwiel 24 Deel van Heuvel 25 Deel van Heuvel 26 Deel van Brabantpark Totaal Rood = probleemgebied Oranje = preventiegebied
Drank
Tabel 1.3 De overheersende aard van de problemen in Breda
14
1
x x x x x 18
x x
x 7
x
x x
1
2
0
13
23
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Wat opvalt is dat rommel op straat, overlast van jongeren, bekladding en overlast van drugsgebruik de overheersende problemen zijn. Ook overlast van dronken mensen en overlast van omwonenden vormen in veel wijken in Breda een belangrijk onderdeel van de problemen. Vernielingen, inbraak en diefstal behoren in slechts enkele van de Bredase wijken tot de overheersende leefbaarheidsproblemen. Als het gemiddelde van de stad wordt bekeken, blijkt dat Breda vooral op het gebied van bekladding, rommel op straat en overlast van omwonenden ongunstig scoort ten opzichte van andere steden in Nederland. Overlast van dronken mensen, drugsgebruikers en jongeren mag dan in enkele wijken het overheersende probleem zijn, gemiddeld scoort Breda op deze indicatoren niet ongunstig ten opzichte van het landelijke niveau. De problemen die zowel in de wijken overheersen, als waarop Breda als geheel ongunstig scoort ten opzichte van andere steden – bekladding, rommel op straat en overlast van omwonenden – lijken alle te refereren aan asociaal gedrag in de directe woonomgeving en niet zozeer aan harde criminaliteit, Marokkaanse jongeren, jeugdbendes et cetera, waar veel andere steden in Nederland mee kampen. 11
Wat verder opvalt aan de analyses per wijk (zie ook de Wijkwijzers achter in dit rapport) is dat de wijken zich over het algemeen kenmerken door of de combinatie overlast van dronken mensen en overlast van drugsgebruik, of de combinatie rommel op straat, bekladding en overlast van jongeren. Nadere analyse leert dat het bij de combinatie drank/drugs vooral gaat om wijken in (cluster 1 en 5) of nabij (cluster 14, 17, 21 en 24) het centrum. De problematiek zal hier dan ook voor een deel uitgaansproblematiek betreffen. En andere bron van dit type problemen kan een opvangcentrum voor daken thuislozen zijn dat zich in de buurt van de clusters 1 en 5 bevindt. De overige probleem- en preventiegebieden hebben met problemen te maken die meer specifiek zijn voor woongebieden: overlast van groepen jongeren en overlast van omwonenden enerzijds en fysieke verloedering zoals vervuiling, rommel op straat en bekladding. Dit geldt bijvoorbeeld voor de wijken in Breda-Noordoost en de Haagse Beemden. In hoofdstuk 2 wordt verder ingegaan op de specifieke achtergronden van die problemen.
11
Zie: Stadsfoto Breda 2008 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
24
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Overigens kan de oververtegenwoordiging van overlast van drugsgebruik in de aard van de problemen waar de Bredase wijken mee kampen bevreemding wekken. Die relatieve oververtegenwoordiging heeft te maken met het feit dat de analyses in de Wijkwijzers de afwijking van het landelijke gemiddelde tonen. In dat landelijke gemiddelde zit niet alleen stedelijk, maar ook niet-stedelijk gebied. In tegenstelling tot de andere categorieën problemen komt drugsoverlast in niet-stedelijk gebied weinig voor. Daardoor ‘scoren’ de meeste stedelijke wijken ten opzichte van dat landelijke gemiddelde relatief hoog op deze indicator. In de kaarten 1.4 tot en met 1.9 zijn tot slot enkele van de voor Breda belangrijkste overlast- en onveiligheidscategorieën in kaart gebracht. In de kaarten zijn alleen de woongebieden getoond. Gebieden waar geen mensen wonen, zijn grijs gekleurd.
25
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Kaart 1.4 Overlast van dronken mensen in Breda, 2006 aandeel m ensen dat overlast ervaart 0% tot 11% 11% tot 16% 16% tot 19% 19% tot 21% 21% tot 24% 24% tot 26% 26% tot 29% 29% tot 31% 31% tot 33% 33% tot 36% 36% tot 39% 39% tot 45% 45% tot 54% 54% en m eer
Bron: Politiemonitor, bewerking Atlas voor gemeenten
26
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Kaart 1.5 Vernielingen in Breda, 2006 aantal vernielingen in een straal van 100 m eter 14 en hoger 10 tot 14 8 tot 10 7 tot 8 6 tot 7 5 tot 6 4 tot 5 3 tot 4 2 tot 3 1 tot 2 0 tot 1
Bron: HKS/KLPD, bewerking Atlas voor gemeenten
27
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Kaart 1.6 Rommel op straat in Breda, 2006 aandeel van de bevolking dat geconfronteerd wordt m et rom m el op straat 0% tot 41% 41% tot 46% 46% tot 50% 50% tot 53% 53% tot 56% 56% tot 59% 59% tot 62% 62% tot 65% 65% tot 68% 68% tot 71% 71% tot 75% 75% tot 80% 80% tot 86% 86% en m eer
Bron: Politiemonitor, bewerking Atlas voor gemeenten
28
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Kaart 1.7 Overlast van omwonenden, 2006 aandeel m ensen dat overlast ervaart 0% tot 3,6% 3,6% tot 6,8% 6,8% tot 9,3% 9,3% tot 11% 11% tot 13% 13% tot 16% 16% tot 18% 18% tot 20% 20% tot 22% 22% tot 25% 25% tot 28% 28% tot 33% 33% tot 41% 41% en m eer
Bron: Politiemonitor, bewerking Atlas voor gemeenten
29
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Kaart 1.8 Bekladding van gebouwen, 2006 aandeel van de bevolking dat geconfronteerd wordt m et bekladding in de buurt 0% tot 14% 14% tot 20% 20% tot 24% 24% tot 28% 28% tot 31% 31% tot 35% 35% tot 38% 38% tot 41% 41% tot 44% 44% tot 47% 47% tot 51% 51% tot 57% 57% tot 64% 64% en m eer
Bron: Politiemonitor, bewerking Atlas voor gemeenten
30
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Kaart 1.9 Overlast van groepen jongeren, 2006 aandeel m ensen dat overlast ervaart 0% tot 20% 20% tot 26% 26% tot 31% 31% tot 34% 34% tot 38% 38% tot 41% 41% tot 44% 44% tot 46% 46% tot 49% 49% tot 52% 52% tot 56% 56% tot 60% 60% tot 66% 66% en m eer
Bron: Politiemonitor, bewerking Atlas voor gemeenten
31
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Uit de kaarten blijkt dat overlast van dronken mensen (bron: Politiemonitor) zich inderdaad voornamelijk in de binnenstad concentreert. Vernielingen (bron: HKS/KLPD), rommel op straat, bekladding, overlast van omwonenden en overlast van jongeren (alle Politiemonitor) doen zich veel meer verspreid over de stad voor. Wat daarbij opvalt, is dat fysieke verloedering zoals vernielingen, bekladding en rommel op straat vooral veel voorkomt in de Haagse Beemden. Terwijl overlast (van jongeren en omwonenden) vooral ook in de Hoge Vucht veel voorkomt. Kennis van de aard van de problemen is belangrijk omdat succesvol beleid daarvan afhankelijk zal zijn. Een wijk met uitgaansproblematiek vraagt waarschijnlijk puur om veiligheidsbeleid zoals cameratoezicht. Drugsproblematiek, vernielingen en overlast van jongeren zijn complexere problemen met complexe achtergronden. In het volgende hoofdstuk worden die achtergronden blootgelegd.
32
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
2
De achtergronden van de problemen in Breda Zoals gezegd bestaat de leefbaarheidsanalyse uit twee stappen: (1) het identificeren van de problemen met betrekking tot overlast en onveiligheid en (2) het opsporen van de oorzaken en achtergronden van die problemen. In dit hoofdstuk worden die achtergronden opgespoord en in kaart gebracht. Daarbij wordt aangesloten bij eerder onderzoek waarin met een grootschalige kwantitatieve analyse is achterhaald welke kenmerken van wijken een significante verklaring bieden voor problemen op het gebied van overlast en onveiligheid. 12
In tabel 2.1 zijn die factoren opgesomd. Uit statistische analyses blijkt dat de samenstelling en sociaal-economische positie van de bevolking een belangrijke verklaring biedt voor problemen. Wijken met veel langdurige werklozen en een hoge jeugdwerkloosheid hebben over het algemeen meer te maken met overlast en onveiligheid. Ook wijken waar veel jongeren tussen 10 en 19 jaar wonen hebben over het algemeen meer leefbaarheidsproblemen. Het gebrek aan hogere inkomensgroepen, zelfstandigen, gezinnen met kinderen en ouderen is ook niet goed voor de wijk, waarschijnlijk door de samenbindende werking die van die bevolkingsgroepen uitgaat. Het gaat hier uitdrukkelijk om een statistische analyse van gemiddelden, niet van individuen. Op basis van die analyse mag de conclusie worden getrokken dat een buurt met veel langdurige werklozen (om die reden) te maken heeft met meer overlast. De conclusie die niet getrokken mag worden, is dat iedere langdurige werkloze overlast veroorzaakt. De indicatoren die in tabel 2.1 zijn opgesomd hebben niet allemaal hetzelfde gewicht. De sociaal-economische samenstelling van de bevolking blijkt van alle categorieën het zwaarst te wegen in het verklaren van leefbaarheidsproblemen. En daarbinnen zijn jeugdwerkloosheid en langdurige werkloosheid het belangrijkst. Hardnekkige werkloosheid leidt dus tot problemen, ongeacht de vraag of die werklozen autochtoon of allochtoon zijn. Behalve bepaalde groepen allochtonen bevinden zich onder de langdurig werklozen vaak juist ook veel autochtonen met hardnekkige problemen. 12
G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2007: Op weg naar Early Warning. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk (Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht).
33
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Bovenop die sociaal-economische achtergrond van de problemen blijken ook culturele aspecten nog een rol te spelen, hoewel die verklaring minder sterk is dan de sociaal-economische achterstand. Antillianen of Marokkanen in de buurt zorgen over het algemeen voor meer overlast, bovenop de extra overlast die ze al veroorzaken omdat ze meer dan gemiddeld werkloos zijn. Daarbij gaat het niet om het aantal Antillianen of Marokkanen in de buurt zelf, maar in de omgeving (het zogenoemde ruimtelijke gemiddelde). Kennelijk veroorzaken die groepen juist niet alleen in de eigen woonomgeving problemen, maar ook daar net buiten.
Tabel 2.1 Wat zijn de achtergronden van leefbaarheidsproblemen? Effect op leefbaarheid BEVOLKINGSSAMENSTELLING Aandeel jongeren 0-9 jaar Aandeel jongeren 10-19 jaar Aandeel ouderen 65+ Ruimtelijk gemiddelde van het aandeel Marokkanen Ruimtelijk gemiddelde van het aandeel Antillianen SAMENHANG TUSSEN DE BEVOLKING Gevoel van saamhorigheid SOCIAAL-ECONOMISCHE POSITIE VAN DE BEVOLKING Aandeel langdurig werklozen (> 3 jr.) Kruitvatindicator (aandeel langdurig werklozen in een kansrijke
+ -/+ -/-/+ -/-/-
omgeving)
Kruitvatindicator jongeren (aandeel werkloze jongeren in een
-/-
kansrijke omgeving)
Aandeel hogere inkomensgroepen Aandeel zelfstandigen FYSIEKE WOONOMGEVING Percentage hoogbouw Percentage sociale huurwoningen Tevredenheid met de bebouwde omgeving Gemiddelde bouwperiode 1975-1985 (bloemkoolwijken) HANGPLEKKEN Aantal winkels (voor dagelijkse boodschappen) Aantal winkels met veel jongeren van 0-19 jaar in de buurt Aantal scholen voor basisonderwijs Aantal cafés in de wijk Nabijheid binnenstad GEOGRAFISCHE LIGGING Omvang van de stad
+ + -/-/+ -/-/-/-/-/-/-/-
Bron: G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2007: Op weg naar Early Warning. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk (Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht).
34
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Van alle directe indicatoren voor de mate van sociale samenhang, verenigingsgraad en participatiegraad in de wijk blijkt alleen de indicator ‘saamhorigheid’ een verklaring te bieden voor de leefbaarheidssituatie in de wijk. Die indicator ‘saamhorigheid’ geeft aan of mensen vinden dat ze in een buurt wonen met veel saamhorigheid. Indicatoren die de feitelijke contacten tussen wijk- en buurtgenoten aangeven, zoals participatie- en verenigingsgraad, hangen niet significant samen met leefbaarheid. Dat resultaat kan tot de conclusie leiden dat die sociale samenhang in het kader van leefbaarheid in de wijk minder belangrijk is dan vaak wordt gedacht. Sociologen zijn het daar ook niet over eens, sterke onderlinge banden in de wijk kunnen juist ook weer de oorzaak van problemen zijn omdat daarmee een insider/outsider-probleem kan ontstaan. Hoe dan ook, een gevoel van saamhorigheid lijkt belangrijker te zijn dan feitelijke contacten in de buurt. En dat gevoel van saamhorigheid hangt bovendien niet sterk samen met de participatie- en verenigingsgraad. Met andere woorden: met een nieuw buurthuis neemt wellicht de participatiegraad in de wijk toe, maar niet per se het gevoel van saamhorigheid. Op het terugdringen van overlast en onveiligheid in de wijk zal een dergelijke maatregel naar verwachting (volgens het model) dan ook weinig effect hebben (maar buurthuizen kunnen natuurlijk wel belangrijk zijn om andere doelen uit een breder gedefinieerd leefbaarheidsbegrip te bereiken). Naast bevolkingskenmerken biedt ook een aantal fysieke aspecten van de wijk een verklaring voor leefbaarheidsproblemen. Zo blijken zich in wijken met veel flats en veel sociale woningbouw meer problemen voor te doen, maar ook in de zogenoemde bloemkoolwijken – de wijken met woonerfjes die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig gebouwd zijn – is de onoverzichtelijkheid en anonimiteit een reden voor overlast. Ook zijn er rond cafés, scholen en winkels (hier ‘hangplekken’ genoemd) meetbaar meer problemen. Het feit dat een wijk in een grote stad ligt, is tot slot op zich al reden voor meer overlast en onveiligheid. Dat laatste heeft te maken met de anonimiteit en lagere pakkans in steden en vanwege het feit dat er in steden over het algemeen meer te halen valt dan in dorpen.
35
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Gebrek aan sociale samenhang
Fysieke omgeving
Uitgaansgelegenheden
Bevolkingssamenstelling
Wijk/Cluster 1 Deel van Fellenoord 2 Deel van Wisselaar 3 Deel van Geeren-Noord 4 Deel van Muizenberg 5 Deel van Schorsmolen 6 Deel van Biesdonk 7 Deel van Brabantpark 8 Deel van Kesteren 9 Deel van Doornbos-Linie 10 Deel van Biesdonk 11 Deel van Kesteren 12 Deel van Gageldonk 13 Deel van Kievitsloop 14 Deel van Haagpoort 15 Deel van Brabantpark 16 Deel van Gageldonk 17 Deel van Heuvel 18 Deel van Geeren-Zuid 19 Deel van Tuinzigt 20 Deel van Doornbos-Linie 21 Deel van Boeimeer 22 Deel van Heksenwiel 23 Deel van Heksenwiel 24 Deel van Heuvel 25 Deel van Heuvel 26 Deel van Brabantpark Totaal Rood = probleemgebied Oranje = preventiegebied
Sociaal-economische positie
Tabel 2.2 De achtergronden van leefbaarheidsproblemen in Breda
X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X X 15
9
0
2
0
De vraag is vervolgens welke van die achtergronden ook daadwerkelijk een verklaring bieden voor de leefbaarheidsproblemen in de Bredase probleemen preventieclusters. In de bijlage bij dit rapport is van alle ‘clusters’ een Wijkwijzer opgenomen waarin behalve de aard van de problemen (deel I), ook de achtergronden van de problemen worden getoond (deel II). De staafjes in die Wijkwijzers geven per gebied exact aan welke achtergronden in welke mate een verklaring bieden voor de leefbaarheidsproblemen. Tabel 2.2 laat van die gebieden (clusters) alleen zien wat de overheersende verklaring is voor de leefbaarheidsproblemen.
36
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
De meeste leefbaarheidsproblemen in Bredase wijken hebben een sociaaleconomische achtergrond, zo blijkt uit de Wijkwijzers in de bijlage en uit tabel 2.2. Vooral het grote aantal langdurige werklozen is daarvan in de meeste wijken de oorzaak. Daarnaast spelen ook de overige kenmerken van de bevolkingssamenstelling in bepaalde wijken een belangrijke rol; zowel een hoog aandeel allochtonen, als het gebrek aan ouderen en gezinnen met kinderen is in sommige wijken meetbaar de belangrijkste achtergrond van de problemen. Slechts in twee wijken (cluster 5 en cluster 21) bieden de fysieke kenmerken van de woningvoorraad de belangrijkste verklaring voor de problemen. In beide gevallen betreft het oude wijken in (een deel van Schorsmolen, cluster 5) of nabij (een deel van Boeimeer, cluster 21) het centrum van de stad. En in beide bieden vooral de hoogbouw (en/of portiekwoningen) en de gebrekkige kwaliteit van de bebouwing de belangrijkste verklaring voor de leefbaarheidsproblemen. Overigens is ook de nabijheid van de binnenstad en de bijbehorende uitgaansproblematiek in beide wijken een belangrijke oorzaak voor een deel van de problemen (vergelijk de Wijkwijzers achterin dit rapport). In vrijwel alle probleem- en preventieclusters in Breda-Noordoost is de langdurige werkloosheid onder de bevolking relatief hoog, en de belangrijkste oorzaak achter de leefbaarheidsproblemen. Alleen cluster 10 (een deel van Biesdonk) vormt daarop een uitzondering. In dat gebiedje biedt de eenzijdige samenstelling van de bevolking met veel allochtonen en weinig mensen uit de hogere inkomensgroepen en weinig ouderen en gezinnen met kinderen de verklaring voor de problemen. De afwezigheid van hogere inkomensgroepen, zelfstandigen, gezinnen met kinderen en ouderen leidt vaak tot problemen omdat die bevolkingsgroepen in de wijk een samenbindende factor vormen en goed zijn voor de sociale controle. Die samenstelling van de bevolking biedt overigens ook in de meeste andere clusters – naast het grote aantal langdurige werklozen – een tweede belangrijke achtergrond van de leefbaarheidsproblemen, vooral in de probleemclusters 2, 3 en 6 (delen van Wisselaar en Geeren-Noord). Voor de clusters ten zuiden van het spoor in Brabantpark geldt dat de mate van arbeidsparticipatie niet tot de belangrijkste verklaringen van de problemen behoort. Ook hier is het vooral het gebrek aan mensen uit de hogere inkomensgroepen en gezinnen met kinderen enerzijds en de oververtegenwoordiging van niet-westerse allochtonen anderzijds dat tot
37
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
problemen leidt. Bovendien speelt de fysieke woonomgeving – met name de aanwezige hoogbouw – in de clusters 15 en 26 een rol in de verklaring van de problemen. Opvallend is dat in tegenstelling tot Breda-Noordoost in alle probleem- en preventieclusters in de Haagse Beemden niet de sociaal-economische positie van de bevolking, maar de etnische samenstelling en de leeftijdsopbouw van die bevolking de belangrijkste verklaring bieden voor de leefbaarheidsproblemen. In alle gevallen is daar het gebrek aan ouderen in combinatie met de overtegenwoordiging van Antillianen en jongeren tussen 10 en 19 jaar dé oorzaak van de problemen op het gebied van overlast en onveiligheid. Zoals gezegd zijn het vaak niet alleen de Antillianen in de buurt zelf die voor problemen zorgen, maar juist ook Antillianen uit aanpalende wijken. Het gaat daarbij naar verwachting ook niet om grote groepen maar om relatief kleine aantallen die voor relatief veel problemen zorgen. Uit Almere is bijvoorbeeld bekend dat een groot deel van de problemen in een bepaalde buurt veroorzaakt wordt door slechts acht Antilliaanse huishoudens. Tot slot biedt een specifieke fysieke factor in de Haagse Beemden nog een aanvullende verklaring: de aanwezigheid van de woonerfstructuur, ofwel: bloemkoolwijken. De combinatie van een onoverzichtelijke bebouwingsstructuur en als gevolg daarvan – en als gevolg van het ontbreken van bepaalde bevolkingsgroepen zoals ouderen – waarschijnlijk een gebrek aan sociale controle, met de aanwezigheid van groepen jongeren en volwassenen die overlast veroorzaken is hier dus de achtergrond van de problemen die, zo bleek uit hoofdstuk 1, inderdaad vooral uit de overlast van jongeren bestaan. In de preventieclusters in Breda-Zuidwest (de clusters 14, 17, 19, 24 en 25, delen van Heuvel en Tuinzigt) is de sociaal-economische positie wel weer de belangrijkste achtergrond van de problemen. Net als in Breda-Noordoost is de langdurige werkloosheid waar veel inwoners in deze wijken mee kampen hieraan debet. Daarnaast biedt het gebrek aan mensen uit de hogere inkomensgroepen en zelfstandigen steeds een aanvullende verklaring. Ook het gebrek aan ouderen en gezinnen met kinderen (sociale controle) biedt in de meeste gevallen een aanvullende verklaring. In sommige clusters (met name 25 en 26, delen van Heuvel) bood in 2006 ook de fysieke omgeving nog een aanvullende verklaring voor de leefbaarheidsproblemen.
38
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Figuur 2.1 Kruitvatindicator (2007) Langdurige werkloosheid i n een ka nsrijk e omgeving (200 7) Zw olle Ho orn Ede H aarlem mermeer Ap eld oo rn A lm ere Dev en ter Emmen Velsen Purm eren d Alkmaar A lphen aan d en Rijn Tilbur g Leiden L ely stad A mersfoo rt Zoetermeer A mstelveen H ilv ers um H aar lem Roo sendaal Leidschen dam- Vo orb urg Oss 's-Herto genb osch N ijmegen D ord rech t B ergen o p Zoom Hen gelo (O .) S pijken isse Sittard -G eleen Venlo G ron in gen Go ud a Breda Delft Zaanstad En sch ed e g em iddelde G 50 M aastrich t A lmelo Ein dho ven H eerlen A rnh em U trecht Leeuw arden D en Haag Sch iedam Vlaard ingen Am sterdam H elmon d Ro tterdam
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
0
20
40
60
80
100
Bron: Atlas voor gemeenten
39
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
In de meeste gevallen is in de probleemgebieden in Breda een relatief groot aandeel mensen langdurig werkloos. Bovendien blijkt uit de Wijkwijzers (deel 3) in de bijlage bij dit rapport dat in de gebieden waar de leefbaarheid is verslechterd vaak ook de langdurige werkloosheid is toegenomen. Langdurige werkloosheid wordt als een belangrijke achtergrond van de problemen beschouwd omdat blijkt dat mensen met een sociaaleconomische achterstandspositie eerder geneigd zijn overlast te veroorzaken of crimineel gedrag te vertonen. Vooral als die mensen in een economisch kansrijke omgeving wonen – zoals in het geval van Breda – en om zich heen dus kansen zien waar ze zelf niet voor in aanmerking komen (de zogenoemde Kruitvatindicator in het model). Op die kruitvatindicator staat Breda op de ranglijst van de vijftig grootste gemeenten van Nederland op de 34ste plaats (zie figuur 2.1). 13
In figuur 2.2 is de ongecorrigeerde langdurige werkloosheid in Breda vergeleken met de rest van de vijftig grootste gemeenten van Nederland. Uit die vergelijking blijkt opmerkelijk genoeg dat het aantal langdurig werklozen in Breda in vergelijking met andere steden helemaal niet zo hoog is. Breda staat op de ranglijst 32ste en laat dus nog 18 grote gemeenten met een hogere langdurige werkloosheid achter zich. Ook op het gebied van jeugdwerkloosheid scoort Breda niet uitgesproken ongunstig. 14
Hoe valt dat te rijmen met de bovenstaande analyse van de achtergronden van de problemen in de wijken? In figuur 2.3 is de ranglijst opgenomen van de mate van segregatie van de langdurige werklozen in de stad. Het gaat dan om de mate waarin de mensen die langdurig werkloos zijn zich in enkele wijken in de stad concentreren. De segregatie is uitgedrukt in het percentage van de bevolking dat zou moeten verhuizen om een gelijke verdeling over de stad te krijgen. Op die ranglijst staat Breda ineens wel onderin, op de 41ste plaats, nog onder een erkende probleemstad als Heerlen. 15
13
G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2008: Werk aan de wijk, in: Atlas voor gemeenten 2008, thema leefbaarheid (Stichting Atlas voor gemeenten, Utrecht). 14 Zie: G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2006: Atlas voor gemeenten 2006 (thema jong). 15 Zie voor een uitgebreide analyse op stadsniveau: Stadsfoto Breda 2008 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
40
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Figuur 2.2 Langdurige werkloosheid in Breda vergeleken met de G50, 2007 Aan tal lan g d u rig w erklo z en (> 3 jaar), p erc . v an d e b ero ep sb ev o lkin g 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
H a a rle m m e r m e e r A m st e lve e n H oor n A lphe n a a n de n Rijn V e ls e n A m e rs foort D or dre cht Z w olle Roos e nda a l Z oe te r m e e r P ur m e re nd A pe ldoorn E de H ilve rs um A lm e r e Le ide n Schie da m H a a rle m A lk m a a r Le ids che nda m -V oorburg 's -H e rt oge nbos ch D e ve nte r U t re cht Spijk e niss e Be r ge n op Z oom T ilburg Oss D e lf t E indhove n Le lys ta d Z a a nst a d Bre da H e nge lo (O .) Den Haag G ouda V la a r dinge n V e nlo ge m idde lde G 5 0 Sitt a rd-G e le e n Em m en N ijm e ge n G r oninge n A m st e r da m Le e uw a rde n E ns che de A rnhe m H e lm ond M a a st richt A lm e lo H e e r le n Rott e r da m
50
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
7%
8%
9%
Bron: CWI/CBS, bewerking Atlas
41
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 2.3 Mate van segregatie van langdurige werklozen, 2007 M ate v an seg reg atie (% v d b ev o lkin g d at o n g elijke v erd elin g b ep aalt) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
H a a r le m m e r m e e r A m s te lve e n A lm e r e H ilve r sum Z w olle Z oe te r m e e r A pe ldoorn Roos e nda a l T ilburg H a a rle m H oorn E de V e ls e n A lk m a a r O ss Le ide n Be r ge n op Z oom P ur m e re nd A lphe n a a n de n Rijn Le idsche nda m -V oor bur g Spijk e nis s e A m e rs foort Schie da m D e ve nt e r D or dre cht A m s te rda m Le lys ta d E indhove n Sit ta rd-G e le e n 's-H e r toge nbosch G ouda ge m idde lde G 5 0 V la a rdinge n H e nge lo (O .) U t re cht N ijm e ge n Em m en Z a a ns ta d V e nlo G r oninge n H e e rle n Bre da D e lf t M a a s tr icht Den Haag E ns che de Le e uw a r de n A rnhe m H e lm ond Rot te rda m A lm e lo
50
0 ,0 %
0 ,5 %
1 ,0 %
1 ,5 %
2 ,0 %
2 ,5 %
Bron: Atlas voor gemeenten
42
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
De ongelijkheid in de stad is sinds 2003 bovendien fors toegenomen (zie figuur 2.4). Kaart 2.1 laat zien waar de langdurige werklozen zich in Breda vooral concentreren. Dat blijken de delen van de stad te zijn waar ook de leefbaarheidsproblemen het grootst zijn: de eerder genoemde delen van Breda-Noord en -West.
Figuur 2.4 Ontwikkeling van de mate van segregatie in Breda, 2001-2007 Mate van segregatie (% vd bevolking dat zou moeten verhuizen voor gelijke verdeling) 2,5%
2,0%
1,5% Breda G50
1,0%
0,5%
0,0% 2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Bron: Atlas voor gemeenten
43
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Kaart 2.1 Aandeel langdurige werklozen (2007) aantal langdurig werklozen als percentage van de bevolking 6,0% en hoger 4,5% tot 6,0% 3,5% tot 4,5% 2,8% tot 3,5% 2,2% tot 2,8% 1,8% tot 2,2% 1,5% tot 1,8% 1,4% tot 1,5% 1,3% tot 1,4% 1,2% tot 1,3% 1,0% tot 1,2% 0,8% tot 1,0% 0,6% tot 0,8% 0,0% tot 0,6%
Bron: CWI, bewerking Atlas
In mindere mate geldt die ongelijke verdeling ook voor de niet-westerse allochtonen in de stad. Er blijken in Breda weinig Turken te wonen, maar wel een meer dan gemiddeld aantal Marokkanen en Antillianen. Opgeteld is het aandeel niet-westerse allochtonen onder de bevolking in Breda gemiddeld lager dan in de rest van de G50 (figuur 2.5). Maar die allochtonen concentreren zich wederom wel vooral in enkele wijken, waardoor de segregatie relatief hoog is (figuur 2.6), en ook toeneemt (figuur 2.7).
44
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Figuur 2.5 Aandeel niet-westerse allochtonen Aa nt al nie t-wester se a llochtonen al s per centage va n de bevolking, 2 007 R otterd am A msterd am Den H aag
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
0%
A lmere Schiedam U trecht g emiddelde G 50 L ely stad A rnh em Do rdrecht Delft Vlaard in gen Zaanstad Zoetermeer Eindh oven Leiden En sch ed e Pu rmerend G ou da A mersfo ort A lmelo Tilburg A mstelveen H aarlem Sp ijken iss e Berg en op Zoo m D eventer Leid sch en dam- Voor burg H oo rn Nijmegen Alkmaar Roo sendaal Haarlemmermeer H elmo nd Venlo Heng elo (O.) Bred a Alph en aan den R ijn H ilv ers um 's-Herto genb osch G ron in gen Oss L eeu ward en Zw olle H eerlen Maastricht Ede Ap eld oorn Velsen S ittard-Geleen Emmen 5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40% Bron: GBA
45
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Figuur 2.6 Segregatie van niet-westerse allochtonen S eg reg atie v an n iet-w esterse allo c h to n en o p 1 jan u ari 2005 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50
0 ,0
A m st e lve e n A lm e r e P ur m e re nd Z oe t e rm e e r Spijk e niss e Le lyst a d H a a r le m m e r m e e r H e e rle n H ilve rs um V e nlo Sit ta rd-G e le e n E indhove n M a a st richt N ijm e ge n G roninge n G ouda V e ls e n H oorn Le ide n Z w olle E nsche de A pe ldoor n A lk m a a r H e nge lo (O .) T ilburg Le idsche nda m -V oor bur g H e lm ond ge m idde lde G 5 0 D e lft A lphe n a a n de n Rijn V la a rdinge n H a a rle m A m s te r da m Rot te rda m A rnhe m Bre da Z a a ns ta d A m e r sf oor t 's-H e r t oge nbosch Le e uw a r de n O ss D ordr e cht U tr e cht Roose nda a l Schie da m Be r ge n op Z oom Em m en A lm e lo D e ve nt e r Den Haag E de 0 ,2
0 ,4
0 ,6 Bron: Atlas voor gemeenten
46
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Figuur 2.7 Ontwikkeling segregatie niet-westerse allochtonen Mate van segregatie (geen segregatie = 0, volledige segregatie = 1) 0,6
0,5
0,4
Breda G50
0,3
0,2
0,1 1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
Bron: Atlas voor gemeenten
Uit onderstaande kaarten blijkt dat het aandeel Marokkanen in Breda vooral hoog is in het noordoosten van de stad. In de Haagse Beemden wonen juist weer relatief veel Antillianen en Arubanen.
47
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Kaart 2.2 Marokkanen aandeel Marokkanen als percentage van de bevolking 25,0% en hoger 18,0% tot 25,0% 13,0% tot 18,0% 9,0% tot 13,0% 7,0% tot 9,0% 6,0% tot 7,0% 5,0% tot 6,0% 4,0% tot 5,0% 3,0% tot 4,0% 2,4% tot 3,0% 1,8% tot 2,4% 1,2% tot 1,8% 0,6% tot 1,2% 0,0% tot 0,6%
Bron: GBA
48
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Kaart 2.3 Antillianen aandeel Antillanen en Arubanen als percentage van de bevolking 9,0% en hoger 6,0% tot 9,0% 4,0% tot 6,0% 3,0% tot 4,0% 2,5% tot 3,0% 2,0% tot 2,5% 1,5% tot 2,0% 1,2% tot 1,5% 1,0% tot 1,2% 0,8% tot 1,0% 0,6% tot 0,8% 0,4% tot 0,6% 0,2% tot 0,4% 0,0% tot 0,2%
Bron: GBA
De werkloosheidsproblematiek in Breda is gemiddeld dus niet zo groot, maar de meest kansarme delen van de bevolking concentreren zich wel bovengemiddeld in enkele delen van de stad. De gunstige ligging van Breda, en de economische kansen die dat met zich meebrengt, maakt de concentratie van langdurige werklozen in delen van de stad tot een extra groot probleem. De economisch kansrijke omgeving waarin Breda zich bevindt, versterkt naar verwachting namelijk het negatieve effect van werkloosheid op leefbaarheid (het eerder genoemde Kruitvateffect). Als gevolg van de hoge langdurige werkloosheid zijn in delen van de stad naar verwachting dan ook problemen ontstaan op het gebied van overlast en 49
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
onveiligheid. Juist in die delen van de stad is niet (alleen) het veiligheidsbeleid van belang voor het terugdringen van de problemen maar juist ook het sociaal-economische beleid. Als de mensen daar aan het werk geholpen kunnen worden, is de verwachting dat daarmee ook een structurele oplossing is gevonden voor de leefbaarheidsproblemen. De oorzaak van de hoge langdurige werkloosheid in sommige wijken van Breda is niet het gebrek aan banen. In en om Breda is ook voor laagopgeleiden op zich genoeg werk, zodat om die reden niemand werkloos zou hoeven zijn. Dat betekent ook dat maatregelen aan de vraagkant van de arbeidsmarkt, de creatie van banen, niet nodig lijken. De oorzaak van de langdurige werkloosheid is waarschijnlijk juist de mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Dat kan komen door een ontoereikende opleiding onder bepaalde delen van de bevolking, door taalachterstanden en het gebrek aan andere vaardigheden onder bijvoorbeeld de groepen Antillianen en Marokkanen in Breda, door stigmatisering van diezelfde bevolkingsgroepen door werkgevers, of door een permissieve sociale dienst. 16
In de onderstaande tabel is een aantal kenmerken van het bijstandsbestand in Breda opgenomen. Daaruit blijkt dat er in de probleem- en preventiegebieden in Breda niet alleen meer bijstandsgerechtigden zijn, maar dat ook een groter deel van die bijstandsgerechtigden langdurig een uitkering ontvangt en laagopgeleid is. Ook is een groter deel van de bijstandsgerechtigden vrouw. Opmerkelijk is dat juist een kleiner deel er ontheffing van sollicitatieplicht heeft.
16
Zie voor de achtergronden van werkloosheid in Breda: Stadsfoto Breda 2008 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
50
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Tabel 2.3 Bestandskenmerken Bijstand Breda
Aantal bijstandsgrechtigden (percentage van de potentiële beroepsbevolking) Waarvan langdurig (> 3 jaar) Waarvan vrouw Waarvan laagopgeleid Waarvan ontheffing van sollicitatieplicht
Breda Totaal
Probleemgebieden
Preventiegebieden
Rest Breda
2,9%
6,0%
4,8%
2,0%
56,3%
59,6%
56,7%
55,0%
57,6%
60,8%
58,6%
55,8%
43,5%
47,2%
46,2%
40,4%
38,6%
33,2%
35,9%
42,1%
Bron: Sociale Dienst Breda
Dergelijke bestandskenmerken in de probleemgebieden bieden belangrijke informatie voor het vaststellen van de beleidsprioriteiten. In ieder geval zou het beleid in Breda zich vooral op de aanbodkant van de arbeidsmarkt moeten richten, op de mismatch tussen vraag en aanbod. Daarmee bespaart Breda niet alleen op uitkeringen, maar zal ook de leefbaarheid in de stad structureel verbeteren.
51
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
3
Kansen voor beleid Breda staat niet bekend als een stad met grote leefbaarheidsproblemen. Toch blijkt uit dit rapport dat er verschillende gebieden in de stad zijn aan te wijzen waar zich relatief grote problemen op het gebied van overlast en onveiligheid voordoen. Die gebieden zijn relatief klein, en hebben zeker niet de omvang van de problematiek zoals Rotterdam die kent, maar ze verdienen zeker aandacht. Opvallend is dat de oorzaak van de problemen in de Bredase wijken meestal niet (meer) te maken heeft met de fysieke omstandigheden, zoals de kwaliteit van de woningvoorraad, maar met de samenstelling en sociaal-economische positie van de bevolking. Dat betekent dat naast veiligheidsbeleid niet fysieke ingrepen maar juist sociaaleconomisch beleid en spreidingsbeleid naar verwachting het meest effectief zijn voor het structureel terugdringen van de leefbaarheidsproblemen. In figuur 3.1 is de leefbaarheidssituatie in Breda vergeleken met de situatie in Zwolle op basis van het ‘causale model’ dat in de inleiding werd geïntroduceerd. Voor Zwolle is gelijktijdig met dit onderzoek een vergelijkbaar onderzoek naar de leefbaarheidssituatie uitgevoerd. Opvallend is dat Zwolle voor wat betreft de niet met beleid beïnvloedbare uitgangspositie enigszins op Breda lijkt. Allereerst liggen beide steden in de eerste zone buiten de Randstad, waardoor er een relatief gunstige arbeidsmarkt is. Bovendien hebben beide steden veel historie, geen universiteit, een vergelijkbaar cultureel aanbod, en daardoor al met al een vergelijkbare aantrekkingskracht op hoogopgeleiden en mensen uit de midden- en hogere inkomensgroepen. Die aantrekkingskracht (woonomgeving in het schema) bleek een belangrijke verklaring te zijn voor de bevolkingssamenstelling van een stad, en die bevolkingssamenstelling bepaalt in hoge mate de leefbaarheid. 17
Die leefbaarheidssituatie is in beide steden echter totaal verschillend. Zwolle kent geen wijken die onder de in dit onderzoek gehanteerde ‘probleemcategorie’ vallen, Breda wel. In Zwolle zijn relatief weinig mensen langdurig werkloos, in Breda relatief veel en vooral: sterk geconcentreerd in enkele delen van de stad. De vergelijking met Zwolle illustreert dat de situatie in Breda niet het gevolg is van factoren die niet of nauwelijks met beleid te beïnvloeden zijn, zoals geografische ligging en de bijbehorende 17
G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, Leefbaarheid in Zwolle (Atlas voor gemeenten, Utrecht). Zie ook: Stadsfoto Zwolle 2008 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
52
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
kansen op de arbeidsmarkt, maar van specifiek lokale omstandigheden die op het eerste gezicht in meer of mindere mate met beleid te beïnvloeden zijn. De ambitie om op het gebied van arbeidsparticipatie en leefbaarheid de gunstige situatie in Zwolle na te streven lijkt dan ook een reële.
Figuur 3.1 Het meest kenmerkende van Breda (t.o.v. benchmarkstad Zwolle)
veel banen, weinig groei
Economie Economie Economie
Agglomeratie en stedelijkheid Agglomeratie Agglomeratie en en stedelijkheid stedelijkheid © Atlas voor gemeenten
Arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie Arbeidsparticipatie
(te) hoge langdurige werkloosheid, sterk gesegregeerd
Bevolkingssamenstelling Bevolkingssamenstelling Bevolkingssamenstelling
Overlast & onveiligheid Overlast Overlast & & onveiligheid onveiligheid
(te) veel overlast en onveiligheid in enkele wijken
Woonomgeving Woonomgeving Woonomgeving
gunstige bevolkingssamenstelling, maar sterk gesegregeerd
Blauw: relatief gunstig en vergelijkbaar met Zwolle Rood: relatief ongunstig en anders dan Zwolle
53
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Het doel van dit onderzoek was niet om aan te geven welke beleidsmaatregelen door Breda zouden moeten worden ingezet. Wel is het op basis van dit onderzoek mogelijk om verschillende typen potentieel beleid tegen elkaar af te wegen, zoals veiligheidsbeleid, economisch beleid, sociaal beleid en fysiek beleid. Het aanwijzen van de precieze maatregelen die daar voor Breda bij zouden moeten horen, gaat de reikwijdte van dit onderzoek te boven, de maatregelen die worden genoemd zijn geenszins volledig en dienen vooral ter onderbouwing van de analyse. Omdat een deel van de leefbaarheidsproblemen verklaard kan worden door de arbeidsparticipatie onder de bevolking, maar een ander deel niet, liggen de kansen voor beleid in Breda zowel in directe maatregelen die gericht zijn op het terugdringen van overlast en onveiligheid, als in maatregelen die de structurele kenmerken van de gemeente aanpakken en op die manier langs een indirecte weg de leefbaarheidproblematiek verkleinen. Dergelijke indirecte maatregelen zullen over het algemeen meer tijd vergen, maar zullen vaak ook een duurzame oplossing bieden. Het zal in de praktijk niet alleen een afweging zijn tussen kosten en (maatschappelijke) opbrengsten, maar ook tussen korte- en langetermijnsuccessen.
54
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Aanpak overlast en onveiligheid
Met beleid dat rechtstreeks is gericht op het terugdringen van overlast en onveiligheid kunnen op korte termijn successen worden geboekt. Het gaat dan bijvoorbeeld om maatregelen die gericht zijn op de problemen die het meest zichtbaar zijn in de wijk, veel ergernis opwekken en die in Breda meer dan gemiddeld voorkomen, zoals rommel op straat en bekladding van de openbare ruimte. Het is wenselijk om dergelijk beleid intensiever in te zetten in de wijken waar de problemen relatief het grootst zijn, zodat die wijken niet nog verder afglijden. Het voordeel van de directe aanpak van overlast en onveiligheid is dat zichtbare problemen direct worden aanpakt, zodat op korte termijn zichtbare en meetbare successen kunnen worden geboekt. Het nadeel is dat de structurele oorzaken achter de leefbaarheidsproblemen daarmee niet worden aangepakt. Spreidingsbeleid
Het grootste deel van de leefbaarheidsproblemen in Breda is zoals gezegd terug te voeren op structurele kenmerken, vooral de hoge langdurige werkloosheid in sommige wijken. Naast direct veiligheidsbeleid zal een duurzame oplossing voor de leefbaarheidsproblemen in Breda ook moeten gaan om een aanpak van die structurele problemen in de stad, zoals een betere spreiding van bevolkingsgroepen over de stad, het bevorderen van de arbeidsparticipatie en het wegwerken van sociaal-economische achterstanden. Uit de analyse bleek dat bevolkingsgroepen met grote sociaaleconomische achterstanden zich in Breda meer dan in andere steden in enkele wijken concentreren. Ook bleken in veel van die wijken voor de sociale cohesie belangrijke bevolkingsgroepen zoals ouderen, gezinnen met kinderen, mensen uit de hogere inkomensgroepen en zelfstandigen te ontbreken. Die eenzijdige bevolkingssamenstelling en concentratie van sociaal-economische achterstanden kunnen leiden tot cumulatie en vergroting van leefbaarheidsproblemen. Een evenwichtigere verdeling van de verschillende bevolkingsgroepen over de verschillende delen van de stad is niet alleen gunstig voor bepaalde wijken, maar kan het leefbaarheidsniveau van de stad als geheel verbeteren. Er is naar verwachting niet alleen sprake van verdunning van de problemen, ook de som van de problemen zal door spreidingsbeleid kleiner worden.
55
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Het voordeel van spreidingsbeleid is dat het al op korte of middellange termijn tot succes kan leiden en meetbaar van invloed zal zijn op de leefbaarheidssituatie. Het nadeel is dat het structurele probleem van een groot aantal langdurige werklozen in de stad er niet mee wordt opgelost. Spreiding alleen is dan ook niet voldoende. De oplossing voor de problemen ligt ook in maatregelen die de werkloosheid in totaliteit aanpakken, en de totale arbeidsparticipatie onder de bevolking van Breda vergroten. Vergroten arbeidsparticipatie
De achtergrond van de hoge langdurige werkloosheid in delen van Breda bleek niet het tekort aan banen te zijn, maar een mismatch tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Het beleid zou zich dan ook het beste op de aanbodkant van de arbeidsmarkt kunnen richten. Beleid zou zich allereerst moeten richten op activering van de langdurig werklozen die beschikken over het kennis- en vaardighedenniveau dat nodig is om in de markt kans te maken op een baan. Voor de mensen die daar niet over beschikken kunnen met het oog op het vergroten van de arbeidsparticipatie tijdelijke, gesubsidieerde banen worden ingezet, of maatregelen gericht op het doorwerken met een uitkering. Met name in de delen van de stad waar de problemen het grootst zijn, kan dat ervoor zorgen dat de participatie toeneemt zodat minder mensen geneigd zijn overlast te gaan veroorzaken. Dergelijke maatregelen zijn kostbaar, maar er staat voor de gemeente niet alleen een besparing op uitkeringen tegenover, maar vooral ook een structurele oplossing voor leefbaarheidsproblemen in de wijken. Het voordeel van een dergelijke maatregel is dat op korte termijn successen kunnen worden geboekt die gunstig zullen uitwerken voor de leefbaarheidssituatie in de wijken. Het nadeel is dat met gesubsidieerde arbeid de structurele problemen op de arbeidsmarkt niet worden aangepakt. Er zijn twee manieren om de kwaliteiten van de beroepsbevolking structureel te vergroten en daarmee de arbeidsparticipatie te bevorderen. Allereerst kan met scholing het kennis- en vaardighedenniveau van de bestaande beroepsbevolking in Breda structureel worden vergroot, waarmee vanzelfsprekend de kansen op de arbeidsmarkt voor de inwoners van Breda groter worden. Bovendien kan de aantrekkingskracht van Breda op mensen met een hogere opleiding verder worden vergroot waardoor mensen met
56
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
meer kennis en vaardigheden van buiten worden aangetrokken. Dergelijke structurele oplossingen vergen echter meer tijd. Naar een optimaal beleidsrecept
Deze handreikingen voor een optimaal beleidsrecept voor Breda laten zien dat het oplossen van leefbaarheidsproblemen in de wijk niet alleen een zaak is van een gebiedsgerichte aanpak, maar ook van stedelijk beleid. Juist van een combinatie van gebiedsgericht beleid, het vergroten van de arbeidsparticipatie onder de bevolking en het versterken van de aantrekkingskracht van de stad als geheel zijn de grootste successen te verwachten. Ter afsluiting zijn in tabel 3.1 enkele mogelijke beleidsmaatregelen schematisch weergegeven. Daarbij is aangegeven op welk punt in het causale schema dat in de inleiding werd gepresenteerd effecten van een bepaalde beleidsmaatregel te verwachten zijn. Bij het lezen van het schema dient in het achterhoofd te worden gehouden dat de analyse in dit rapport aantoonde dat wijzigingen in de bevolkingssamenstelling van invloed zijn op leefbaarheid, direct en indirect via een vergroting van de participatie. In de laatste twee kolommen is met het aantal plusjes aangegeven langs hoeveel wegen een bepaalde maatregel naar verwachting effect heeft op leefbaarheid. Die score kan helpen bij het prioriteren van beleidsmaatregelen. Bij die prioritering speelt ook de afweging een rol of succes op korte termijn gewenst is, of dat duurzame maatregelen die op (middel)lange termijn effect hebben de voorkeur krijgen.
57
Leefbaarheid in Breda [ Atlas voor gemeenten ]
Leefbaarheid
Arbeidsparticipatie
Bevolking
Tabel 3.1 Wat is het optimale beleidsrecept voor Breda?
Effect op leefbaarheid
Direct/ korte termijn 1. Vergroten veiligheid Aanpak rommel op straat en vervuiling (W) Aanpak overlast van jongeren (W) Aanpak geweldsmisdrijven en + veelplegers (W) Aanpak overlast in uitgaansleven (S) 2. Terugdringen ongelijkheid in de stad Spreidingsbeleid (S) 3. Verhogen arbeidsparticipatie Scholing (S) + Gesubsidieerde arbeid en doorwerken met een uitkering (W) Handhaving & activering (W) + 4. Vergroten aantrekkingskracht stad (S) (W) = wijkbeleid/gebiedsgerichte aanpak (S) = stedelijk beleid
+
+
+ +
+ +
+
+
+
+
+ + + +
Indirect/ lange termijn
+
++ +
+
+ +++
De meeste beleidsmaatregelen hebben naar verwachting maar langs één weg effect op leefbaarheid. Dat geldt vooral voor beleid dat zich direct richt op het terugdringen van overlast en onveiligheid. Maar dat wil niet zeggen dat die maatregelen daarom de minste prioriteit moeten krijgen. Juist met direct veiligheidsbeleid kunnen op korte termijn naar verwachting successen worden geboekt. Het terugdringen van het aantal geweldsmisdrijven heeft overigens wel langs twee wegen effect, één op korte en één op (middel)lange termijn via een grotere aantrekkingskracht van de stad op mensen uit de midden- en hogere inkomensgroepen. Ook scholing beïnvloedt leefbaarheid naar verwachting op twee manieren, direct via een beter opgeleide bevolking die over het algemeen minder problemen veroorzaakt, en indirect via een hogere arbeidsparticipatie onder die bevolking.
58
Leefbaarheid in Breda [Atlas voor gemeenten]
Het verder verbeteren van de kwaliteit van de aantrekkingskracht van Breda als geheel heeft zelfs langs drie wegen effect: direct op leefbaarheid (via een betere fysieke kwaliteit van de woonomgeving), via een gunstigere bevolkingssamenstelling én via een hogere arbeidsparticipatie. Dat wil overigens niet zeggen dat hier de prioriteiten moeten liggen. De bevolkingssamenstelling van Breda is immers al relatief gunstig. Het gemiddelde van Breda is geen probleem, maar de concentratie van problemen in enkele wijken. Daarom moet vooral aandacht worden besteed aan het verbeteren van de positie van enkele (relatief kleine) delen van Breda. Maatregelen die gericht zijn op het vergroten van de aantrekkingskracht van Breda als geheel kunnen vanzelfsprekend nog wel verder bijdragen aan het verbeteren van de aantrekkingskracht van en de leefbaarheid in alle delen van de stad, maar de effecten daarvan doen zich op langere termijn voor. 18
Op dit moment zijn er urgente problemen die vragen om maatregelen die sneller werken en die gericht zijn op het terugdringen van de overlast en onveiligheid in delen van de stad, direct, of indirect via het bevorderen van de arbeidsparticipatie.
18
Zie: Stadsfoto Breda 2008 (Atlas voor gemeenten, Utrecht).
59