Lectorale rede Arjo Klamer bij Fontys Academy for Creative Industries 13 september 2012 Arjo Klamer Professor in de culturele economie, Erasmus Universiteit Lector Creative Industries & Social Innovation, Fontys Academy for Creative Industries. Bertan Selim Onderzoeksmanager in de creatieve industrie en sociale innovatie, Fontys Academy for Creative Industries. Het is een eer dit lectoraat met de ietwat pretentieuze titel creatieve industrie en sociale innovatie te mogen aanvaarden. Ik dank het college van bestuur voor hun vertrouwen en Pieter Bon voor zijn overtuigingskracht en volharding. De bedoeling van een lectoraat is vooral gesprekken te prikkelen, aan te wakkeren, te verdiepen. In de eerste plaats gaat het om gesprekken onder docenten. Ik kijk er naar uit naar die gesprekken en hoop dat het ons lukt om niet alleen studenten te betrekken in die gesprekken, maar ook mensen buiten Fontys te bewegen en te inspireren. Het lectoraat is geslaagd wanneer we samen belangstelling voor onderzoek hebben ontwikkeld, onderzoeksprojecten weten aan te zwengelen bij voorkeur in samenwerking met overheden en het bedrijfsleven. En stiekem hoop ik dat we de aandacht gaan trekken van collega's in de academie. Ik wil dit alles realiseren met Bertan Selim die samen met mij invulling gaat geven aan dit lectoraat. Laten we vandaag een aanvang nemen met de gesprekken. Het is mijn voorrecht dat ik mag beginnen. De vorm van een monoloog voor een gelegenheid als deze is bijna onvermijdelijk maar laten we er zo snel als mogelijk er een dialoog van maken. Dus geachte docenten, veelbelovende studenten, en al degenen hier die vanuit een of andere interesse aangeschoven zijn, wat vinden jullie? Wat kunnen jullie met wat ik nu ga opwerpen? Ik ga mijn opmerkingen verdelen in een tiental hoofdstukken. Ben je niet geïnteresseerd in een onderwerp, dan kan je rustig uit-tunen in dat hoofdstuk om bij het volgende wellicht weer aan te sluiten.
Hoofdstuk 1. De wereld verandert Nadat ik de leerstoel voor cultuur en economie had gekregen in 1992, moest ik aanvankelijk steeds uit leggen dat cultuur en economie iets met elkaar te maken hebben. Cultuur als factor kwam bijvoorbeeld niet eens voor in de economische literatuur. Dat is nu wel anders. We weten nu dat cultuur in de zin van gedeelde waarden een belangrijke factor speelt in economische processen. Het verklaart bijvoorbeeld waarom de zuidelijke Europese landen er nu zo beroerd aan toe zijn. Maar ook cultuur in de betekenis van de kunsten wordt nu begrepen als van economisch belang. Na een tijd geopereerd te hebben in een diensteneconomie, bewegen ontwikkelde landen via de informatie- en de kenniseconomie naar een creatieve economie. In deze economie gaat het niet zozeer over het maken van dingen maar over het verbeelden van dingen. 1
Het maken van dingen gebeurt nu vooral in lagelonenlanden; de toegevoegde waarde komt met alles wat we rondom producten en diensten bedenken, met de gesprekken die auto’s, schoenen, films, muziek, musea, koffie, steden tot iets meer maken dan wat ze op het eerste gezicht zijn. Gaat het over verbeelding, dan gaat het om creativiteit. Vandaar de term creatieve economie. Vandaar ook deze academie. Vandaar ook dit lectoraat.
Hoofdstuk 2 Wat is belangrijker: dat wat blijft of dat wat anders is? Toen ik een student was in Amsterdam had ik geen internet, geen computer, geen televisie, dus ook geen video, geen microwave, geen afwasmachine, en zelfs geen vaste telefoon. Wilde ik iemand spreken dan sprong ik op de fiets, of zocht een telefooncel op. Ik schreef brieven met de hand en typte mijn werkstukken op een typemachine van 122 gulden. Wilde iemand mij dringend spreken, dan was een telegram de enige mogelijkheid. Niet dat ooit gebeuren. We namen blijkbaar toen de tijd. Nu staan we allemaal voortdurend in contact met elkaar. Wil ik mijn dochters in Delft en New York nu bereiken, dan kan ik hun sms-en, telefoneren, emailen, skypen--jullie hebben ongerwijfels meer mogelijkheden, via Facebook misschien, Twitter, of met een app. Ik kan haar zelfs deelgenoot maken van wat hier gebeurt, door mijn iPad aan te zetten. Alles verandert, zou je zeggen als je deze veranderingen realiseert. Panta rei, zei de Griekse wijze Heraclitus rond 500 voor Christus. Hij keek naar de rivier en zag hoe de rivier iedere minuut veranderde. Alles stroomt! Maar Parmenidus, een andere Griekse wijze van die tijd, keek naar dezelfde rivier en zag juist hoe de rivier constant is in haar aanwezigheid. Geef hem eens ongelijk. Nu ruim 2 eeuwen is het water anders, de bomen zijn veranderd, er is van alles gebouwd naast en over de rivier, maar de rivier is er nog steeds. Studenten van nu hebben net als studenten van vroeger vriendschappen, ze maken zich net zoals toen zorgen over de toekomst, doen net zulke stomme dingen en hebben net als toen hoge verwachtingen van wat de toekomst brengen zal. Ze hebben gevoelens zoals wij die ooit hadden, worden verliefd, en maken ruzie, net zoals wij. Is er wel zo veel veranderd? Wat is belangrijker: al de veranderingen of dat wat constant is.
Hoofdstuk 3 Is jouw leven van twintigjarigen beter dan het mijne toen ik rond de twintig was? Als we accepteren dat in ieder geval in de manier van communiceren veel veranderd is, hebben internet en de mobiele telefoon bijgedragen aan een beter leven. Is het leven nu beter bijvoorbeeld omdat het nieuws direct beschikbaar is? Wij moesten wachten op de ochtendkrant of als we televisie hadden tot het acht uur journaal. Nu pakken jullie je mobiel en floep, daar is het. Maakt dat het leven nu beter? Twintigjarigen hebben heel wat meer geld. Studeren ze dan kunnen ze niet alleen van de overheid lenen maar ze krijgen nog geld toe ook. Dat had ik niet. Mijn vader betaalde de
2
huur en het collegegeld (250 gulden was dat toen) en ik zorgde voor de rest door bijlessen te geven. Bij mij geen Ikeaspullen op de kamer. Mijn bed was een matras, ik had een lekkere stoel, een tafel met twee stoelen, en de boekenkast bestond uit vuurhouten planken en bakstenen. Dat alles voldeed. Hebben studenten het met meer geld en meer spullen beter? Vroeger bracht ik filmrolletjes naar de winkel en mocht een paar dagen wachten om de foto’s op te halen. Nu zie ik ze direct op het schermpje van mijn camera. Mijn oom had een 8mm camera en een projector die met veel lawaai en geen geluid de wat schokkerige films liet zien. Nu maken we films met onze iPhones en videocamera’s, met geluid, en geweldig beeld. Maakt dat ons leven beter? En wat te zeggen van Wikipedia, van iTunes, van ebooks, en van de eindeloze websites met eindeloos veel informatie over van alles en nog wat? Wil je weten waarom je maagpijn hebt, of waarom jouw gras verdort, zoek je het op. Wil ik weten wie de hoofdrol speelde in de film Easy Rider, om een film van mijn tijd te noemen, dan kom ik daarachter met een paar vingertikken. Vroeger moest ik mijn fiets pakken om naar de bibliotheek te gaan waar ik soms met fiches op een grote machine na eindeloos zoeken misschien het antwoord zou vinden. Maakt dat ons leven beter? Hoeveel dan? Hoe bepalen we dat? Zijn de vriendschappen van nu bijvoorbeeld beter dan die van vroeger? Zijn mensen nu slimmer, leuker, socialer, bewuster, spiritueler dan toen? Weten mensen nu meer? Zijn ze gezonder? Laatst merkte iemand op dat het allemaal niet veel uitmaakt. Als dat zo is, vanwaar dan al die moeite, al het gedoe? Ik vraag me wel eens af wat er zou gebeuren als de elektriciteit wegvalt. Wat zouden we dan doen? Die typemachine heb ik al lang geleden de deur uitgedaan. Zouden jullie nog met de hand kunnen schrijven? En zouden we elkaar nog wel weten te vinden? Hoe erg zou dat zijn? Wat moet je doen als je geen spelletjes kan spelen, geen televisie of films kan kijken, en als je niet kan surfen? Velen van ons zouden zich kapot vervelen. En wat dan? Toen ik student was, paste ik op twee jochies. Dat was makkelijk zat, want ze zaten continue achter de televisie. Totdat ze een keer zo’n rotzooi maakten, dat ik besloot dat er die keer geen televisie was. Kwaad dat ze waren. Wat moesten ze dan? Dat moesten ze zelf maar bedenken, zei ik hen en ging binnen zitten een boek te lezen (wat overigens zonder elektriciteit nog steeds goed gaat). Na een uur zag ik dat ze druk bezig waren met het bouwen van een hut in de tuin. Ze hadden een geweldige middag gehad, vertelden ze me later dankbaar.
Hoofdstuk 4 Sociale innovatie: wat betekent dat? We hebben in de titel voor dit lectoraat sociale innovatie opgenomen omdat het wel goed klinkt. Sociale innovatie. Innovatie heeft een positieve klank. De overheersende mening is dat verandering en vernieuwing goed zijn, dat we verder moeten en dat betekent anders--en dus denken we aan innovatie. De regering Balkenende had daarom een innovatieplatform en de Europese Unie nam in het verdrag van Lissabon innovatie op in haar vaandel. Alleen met technologische en economische innovatie kunnen we de anderen voor blijven , en als dat niet lukt, de anderen bijhouden.
3
Sociaal is weer wat anders dan economisch of technologisch. Sociale innovatie betekent een nieuwe praktijk op het sociale vlak, oftewel een nieuwe manier van omgaan met elkaar, en een mogelijk nieuwe manier om ons leven te verbeteren (denk maar eens aan crowdsourcing). Het is nuttig om innovatie te onderscheiden van creativiteit en creativiteit te onderscheiden van dingen steeds weer anders doen. Dat laatste deed mijn zoon. Zo stuurde hij een jongetje weg op zijn verjaardagspartijtje gewoon omdat hij hem niet meer wilde zien. Hij was zes. Zoiets had ik iemand nog niet zien doen. We zouden allemaal opkijken als iemand nu plotseling boe gaat roepen, of zijn kleren uittrekt. Dat is anders doen dan wat gebruikelijk is. Je hebt van die mensen die dat graag doen en er ook goed in zijn. Zoals een Engelse prins onlangs nog. In het Engels heten ze met een aardig woord “novelty-seekers”. Maar dat maakt ze nog niet creatief. Gedrag wordt pas creatief--let op!--wanneer anderen het als creatief duiden. Mark Zuckerberg dacht het sociale leven eens anders te doen door zijn vrienden op een computersite in te laten loggen. Zijn idee werd creatief toen anderen inzagen dat dit een andere manier was om van alles over elkaar te weten te komen en van alles en nog wat met elkaar te delen. Om creatief genoemd te worden, zal je anderen op een of andere manier moeten overtuigen dat wat je gedaan of bedacht hebt, echt anders is, iets nieuws is op een interessante manier. Je kan niet in je eentje creatief zijn dus. Daarom is een creatieve omgeving van meer belang dan creatieve individuen. Creatieve individuen lopen dood als de omgeving niet creatief is. Een creatieve omgeving maakt mensen creatief. Wil je innovatief zijn dan moet je nog een flinke stap verder. Jouw idee of handeling wordt pas innovatief als het leidt tot een andere praktijk, gewoonte, norm, taal of instelling. Dat is wat met Zuckerberg's idee gebeurde. Facebook is niet alleen een nieuwe praktijk, maar heeft ook geleid tot andere normen, een nieuwe taal, andere gewoontes. Wat een innovatie is dat idee van hem geworden. Het heeft hem geen windeieren gelegd.
Hoofdstuk 5 Voorbeelden van sociale innovatie Toen een collega van mij, Tyler Cowen, tijdens een toespraak vier jaar geleden meldde dat wat hem betreft de belangrijkste revolutie op het sociale vlak Facebook was, kon ik dat moeilijk geloven. Ik heb nog twijfels, maar zijn bewering heeft me aan het denken gezet. Ik vraag me bijvoorbeeld af of de uitvinding van de boekdrukkunst, of de komst van de radio en vooral de televisie niet belangrijker waren, meer invloed hadden op het sociale leven. De boekdrukkunst doorbrak bijvoorbeeld de hegemonie van de priesters op het gebied van kennis, van de bijbel vooral. Dat leidde tot de reformatie en luidde het begin van de moderne tijd in met haar wetenschap, het kapitalisme, de industrialisering. Zonder de kunst van het drukken was dat alles niet mogelijk geweest. En bedenk eens wat televisie gedaan heeft. In plaats van thuis rond de haard te zitten, gingen mensen nu naar het kastje kijken om daarmee de hele wereld thuis te kunnen gadeslaan. In plaats van de
4
eindeloze avonden, met zo nu en dan een feest, kregen mensen met de televisie eindeloos vermaak. Introduceer een televisie in een indianenstam die nog van niets weet, en van alles verandert. Televisie werkt als een magneet die alle aandacht trekt. Volgens Putnam, een Amerikaanse socioloog heeft de televisie meer dan welke technologie het sociale leven drastisch beïnvloed. Neem de Amerikaanse porch, een soort veranda. Oudere huizen hebben allemaal een porch, vooral in het zuiden. Ik heb in verschillende huizen gewoond met zo'n porch, in Durham (in Noord Carolina) en Chevy Chase (vlakbij Washington DC). De bedoeling van de porch is een plek te hebben om buiten te zitten met een glas lemonade, of bier, en om voorbijgangers aan te spreken. Ze hadden dus een sociale bedoeling. Nu zie je geen mensen meer op de porch, want die zitten naar het scherm te staren. Daarmee komt de hele wereld bij hen binnen, maar de directe omgeving wordt daardoor afgesloten. Volgens het onderzoek van Putnam bracht de TV een sociale innovatie teweeg die haar weerga niet kent. Met als belangrijke uitkomsten een verrijking van kennis over de wereld en een verschraling van het sociale leven.
Hoofdstuk 6 Hedendaagse voorbeelden van sociale innovatie teweeggebracht door creatieve industrieën (Bertan Selim) Nieuwe media technologieën hebben heel veel nieuwe innovaties ter beschikking gebracht. Tegenwoordig kan iedereen zijn eigen video’s opnemen en online zetten; dus makkelijk met de wereld delen maar ook snel van anderen leren en makkelijk toegang tot informatie en kennis krijgen. Denk aan Wikipedia en YouTube. Iedereen is ‘procumer’ ‘producer’ en ‘consumer’ tegelijkertijd. Maar maakt dit ons echt wel creatiever en innovatiever dan vroeger (toen we deze media niet hadden)? Zijn we nu pas kennis aan te ontwikkelen met persoonlijke creativiteit en innovatie dankzij nieuwe media? In hoeverre bepaalt nieuwe media de context en omstandigheden voor innovatie en creativiteit? In principe is innovatie vergelijkbaar met de Rubik’s Cube. Er zijn heel veel verschillende manieren hoe we tot innovatie kunnen komen. Maar om het einddoel te bereiken moet elke persoon of organisatie het creatieve proces ingaan. Hoewel het blijkt dat we dankzij nieuwe media meer creatieve mogelijkheden en toegang hebben, is innovatie nog steeds een moeilijke puzzel om op te lossen. Welke combinaties zijn dan de juiste om innovatie te bewerkstelligen? Wat zijn belangrijke factoren van innovatie en creativiteit? Hieronder geven wij een paar voorbeelden van sociale innovatie in Nederland die begonnen zijn als kleine ideeën en die tot grote successen zijn gegroeid. Met deze voorbeelden willen we het innovatieproces en de impact van sociale innovatie beter begrijpen.
5
1. De 3D mobile architectuurapp UAR (Urban Augmented Reality) van het Nederlands Architectuurinstituut maakt het onzichtbare zichtbaar zodat mensen het museum altijd mobiel bij zich hebben en als stadsgids kunnen inschakelen. UAR maakt verschillende dimensies van de stad zichtbaar. De app geeft achtergrondinformatie over gebouw, alternatieve ontwerpen, gebied en architect in foto’s, video en kaarten. Daarnaast biedt UAR ook wandelroutes. Wanneer je de telefooncamera op een gebouw richt verschijnt het gebouw met daaroverheen een digitale informatielaag op je scherm. Het NAi werkt voor de invulling van de app samen met verschillende stadsarchieven, maar ook de input van gebruikers is welkom. Zij kunnen zelf kosteloos objecten en informatie toevoegen en wijzigen en zo bijdragen aan de databank. Samen houden instanties en gebruikers de app actueel. UAR was het eerst te gebruiken in Rotterdam. Op 11 november 2010 is Amsterdam toegevoegd, begin 2011 volgen Utrecht en Den Haag. UAR zal de komende jaren worden uitgebreid met nog meer steden en objecten. Ook wordt er een Engelstalige versie ontwikkeld. Het gegeven dat smartphones steeds populairder en meer wijdverspreid worden maakt het waarschijnlijk dat AR-apps als UAR een grote toekomst tegemoet gaan en een belangrijke rol in het toerisme zullen gaan vervullen. .2. Layar is een ‘augmented reality’ mobiele browser, gebaseerd op location based services en werd ontwikkeld in Nederland. De app legt als het ware een digitale laag over het camerabeeld van de mobiele telefoon. De werkelijkheid wordt hierdoor aangevuld met digitale informatie. Layar legt dus verschillende lagen (layers) over het camerabeeld van de fysieke omgeving. Een gebruiker die rondkijkt door de lens van de mobiele telefoon, kan dus bijvoorbeeld zien waar er brievenbussen of postkantoren zijn, welke huizen te koop en te huur zijn of welke bars en winkels populair zijn. Augmented Reality is daarmee een verrijking aan de werkelijkheid en een verrijking voor uw klanten en organisatie. Middels Layar kan een gebruiker door verwezen worden naar een mobiele website, daar kan de gebruiker bijvoorbeeld meer informatie vinden over het desbetreffende punt. Daarnaast kan er binnen de Layar plaatjes worden toegevoegd om een beeld te krijgen van een punt. .3. Apps for Amsterdam daagt makers uit om overheidsdata (van criminaliteitscijfers tot vuilnisophaalroutes) op een creatieve manier te gebruiken en toegankelijk te maken. De gemeente stelde voor deze competitie een serie datasets beschikbaar, met informatie over de energielabels van gebouwen, parkeerplaatsen, de activiteit van de brandweer, huisvuilgegevens of de collectie van het Amsterdam Museum. Het vertalen van overheidsdata naar gebruiksvriendelijke applicaties is dus niet alleen vanuit een democratisch oogpunt, maar ook economisch gezien interessant. De waarde van Open Data wordt door de EU op 27 miljard euro geschat. In navolging van Apps for Amsterdam lopen in Nederland nu ook provinciale en landelijke open data wedstrijden. .4. De door Nederlanders ontwikkelde mobile applicatie ‘Verbeterdebuurt’ is een interactieve kaart van klachten en ideeën over je woonomgeving die gekoppeld zijn aan de geografische locatie. De melding van een probleem komt direct binnen bij de gemeente. Een idee, zoals een nieuw speeltuintje of fietsenstalling, wordt doorgespeeld wanneer ten minste tien anderen voor het idee hebben gestemd.
6
Zo'n idee verschijnt op de plattegrond van Vebeterdebuurt als een geel lampje, een probleem is te herkennen aan een rode speld. Deze icoontjes veranderen in een groen vlaggetje wanneer de gemeente het probleem heeft aangepakt. Gebruikers zien zo dat meldingen daadwerkelijk worden opgelost. Dit geeft hen vertrouwen dat een bijdrage leveren ook echt werkt. Het platform biedt bewoners bovendien vergelijkingsmateriaal met wat er elders speelt en zo kunnen ideeën voor de eigen buurt worden opgedaan. Het platform kan via de website worden gebruikt, maar ook via mobiele applicaties, waaronder een iPhone app en het augmented reality platform Layar. Het voordeel van de mobiele apps is dat de locatie exact wordt bepaald via GPS en dat mensen vaker geneigd zijn een foto bij te voegen. Dat scheelt de gemeente een extra ritje (en daarmee kosten) omdat het probleem en de locatie direct duidelijk zijn. Minister Donner gaf ook zijn eigen commentaar over deze applicatie. Zie: http://www.youtube.com/watch?v=1tkgAtJokWw&feature=relmfu .5. “De Blob” is oorspronkelijk ontwikkeld door een stel studenten uit Utrecht als een gratis te downloaden spel. Het project werd opgemerkt door gamesuitgever THQ die de rechten van het spel verwierf en er een internationaal succes van maakte.
Hoofdstuk 7 Wat heeft de wetenschap voor zin? In het hbo leeft een grote scepsis met betrekking tot de wetenschap. Vooral het gebrek aan praktisch nut van al de hoog draverij in wetenschap stoot af. Terecht, dunkt mij. Bij mij op de universiteit leeft grote argwaan ten aanzien van het hbo. Het hbo zou te praktisch zijn en te weinig bijdragen aan ontwikkeling van kennis. Ook terecht, dunkt me. Ik ben een wetenschapper en vindt het geweldig om te reflecteren op de werkelijkheid en door steeds maar weer te vragen waarom het zo is, en hoezo? Stel je het zo voor. Als dit gebouw het gebouw van kennis is, en de begane grond de dagelijkse praktijk, dan zoeken wij wetenschappers elkaar op de tiende verdieping, zo ver mogelijk verwijderd van de begane grond. De kritische distantie noemen we dat. Veel van wat we daar bespreken heeft weinig tot niets te maken met wat gaande is op de begane grond. Dat kan leiden tot abstracte, weinigzeggende discussies, maar zo nu en dan levert het een verrassend nieuw inzicht met een ander perspectief op de begane grond. Ik wil dit lectoraat gebruiken om te onderzoeken hoe we de wereld van de wetenschap kunnen verbinden met wat gaande is op de begane grond. Ik neem afstand van de rol die gewoonlijk toebedeeld wordt aan de wetenschap als zou de wetenschap de waarheid in pacht hebben en weten wat politici en managers moeten doen. Nee, ik zie meer in de invulling zoals de Amerikaanse filosoof Richard Rorty dat verwoordde. De wetenschap dient in de eerste plaats therapeutisch te zijn, door ons vragen te stellen geven waar we zelf niet opkomen en ons daarmee bewust te maken van wat belangrijk voor ons, voor leemtes in onze kennis misschien. Vervolgens dient een wetenschap als de economische vormend te zijn, in de zin dat het ons begrippen en
7
inzichten geeft waar we wat mee kunnen, waarmee we kunnen werken aan een beter leven, en een betere samenleving. En dat altijd op een kritische manier. Met de nodige reflectie. Laat me daar een begin mee maken.
Hoofdstuk 8 Wat is het belangrijkste goed? Ik begin met de vraag die gericht is op bewustwording, het therapeutische deel dus. De vraag die ik tegenwoordig steeds weer stel, aan mijn studenten, aan mensen in organisaties, aan politici, en aan mijn kinderen, is: waar doe je alles wat je doet voor? Wat wil je realiseren? Ik merk dat de meeste mensen daar niet veel over hebben nagedacht. U, jullie wel? Wat zou je antwoorden. Studenten zeggen vaak dat het geld is, of lol. Sommigen hebben het over iets anders, hun gezondheid, of een betere samenleving. Ik ga nu niet zeggen of dat klopt of niet. Ik ga doorvragen. Neem de jongen die als antwoord gaf dat het bij hem ging om geld, zijn familie, en geschiedenis. Hij zat nog op school en had ontdekt dat hij gefascineerd was door geschiedenis. Dat leek me een mooi doel voor hem. Ik wilde wel van hem weten waar dat geld goed voor is. Oh, zei hij, dan kan ik reizen. Dus het gaat je niet om het geld, maar om het reizen. Ja, dat was zo. Waarom wil je reizen, vroeg ik door. `Ik wil over andere mensen leren`, zei hij daarop. Dus het reizen is niet het doel maar het middel om over andere mensen te leren. Zie je, door te vragen kom je er achter wat het werkelijke doel is. En dat is nooit en nimmer geld, wat mensen ook zeggen. En ook gezondheid niet want dan is de vraag waar gezondheid goed voor is. Geld is een middel. Winst is dat ook. Mensen kunnen wel beweren dat winst het doel is van commerciële organisaties, maar dat kan niet waar is, en als dat waar is dan is iets goed fout. Een bankier wil werken aan een goede bank. De winst is een indicatie of hem of haar dat lukt. Joop van den Ende wil fantastische shows maken waar mensen van kunnen genieten. Als geen ander is hij gedreven om dat heel goed te doen. Het zit in de details, houdt hij iedereen met wie hij werkt voor. Het gaat om het vakmanschap, benadrukt hij verder. Van de Ende wil de dingen goed doen, en omdat hij het goed kan, verdient hij veel geld. Het geld, zijn winst, is een gevolg van het streven naar een inhoudelijk doel. Dus als je lol, en plezier hoog in jouw vaandel hebt staan, zou je je kunnen afvragen waar die lol, dat plezier, goed voor is. Misschien kom je erachter dat de lol belangrijk is voor je vriendschappen, of dat je daardoor beter werkt of studeert. Dan is lol een middel waarmee je een ander doel dient. Het vormende van het perspectief dat ik ontwikkel is dat een persoon, een organisatie, of een overheid beter zicht krijgt op de eigen missie.
8
Ik onderscheid vier dimensies van doelen die wij kunnen nastreven. Dat is een persoonlijke dimensie, een sociale dimensie, een maatschappelijke dimensie, en een transcendentale dimensie. Persoonlijk zijn doelen zoals het eigen vakmanschap—we willen graag ergens goed in zijn en dat ook goed doen--, vrijheid, vaderschap of moederschap. Sociaal zijn doelen als vriendschap, familie, liefde, gemeenschap, een goede buurt, goede collega’s en andere soorten van relaties met herkenbare mensen. Maatschappelijke doelen betreffen de samenleving als geheel, zoals rechtvaardigheid, de beschaving, duurzaamheid, solidariteit, nationale identiteit. Transcendentale doelen zijn de heilige graal die we zoeken maar nooit bereiken, zoals verlichting, de waarheid, schoonheid, of de goddelijke ervaring. Ik heb me laten vertellen dat deelnemers aan dansfeesten dat transcendentale beleven in de extase. Anderen zoeken een religie op, veel mensen gaan naar een uitvoering van de Mattheus passie van Bach, trekken de natuur in, of houden zich bezig met de kunsten. Het blijkt uit allerlei onderzoek, dat wij mensen vooral gemotiveerd zijn als we gericht zijn op een of meer van onze doelen. Niets geeft meer voldoening als iets wat we doen bijdraagt tot het realiseren van onze doelen. Waar we tegen aan lopen in de huidige wereld is dat middelen vaak tot doel worden verheven. Het gaat dan om geld, om status, om sterrendom, om macht, maar de vraag waartoe dat alles dient, blijft onbeantwoord. Dat maakt uiteindelijk leeg. Vaak noemen mensen geld als doel. Soms lijkt het dat de politiek vooral om het geld gaat, om de economie dus. Alles moeten wijken voor de economie, want de economie moet hoe dan ook groeien. Bedrijven zeggen dat alles draait om de winst: het doel is maximaliseren van de winst. Maar winst kan geen doel zijn. Want waar is die winst goed voor? Nog meer winst? Maar waar is dat dan weer goed voor? Voor een wezenlijke bijdrage aan een goed leven misschien? Om iets goeds aan te kunnen bieden? Om mensen gelukkig te maken, misschien? En waar is economische groei voor? Voor een betere samenleving? Voor meer kwaliteit van leven misschien Iemand als Steve Jobs was zo inspirerend omdat bij hem de doelen helder waren en alles ondergeschikt was aan het streven naar die doelen, waaronder de winst. Jarenlang stortte hij miljoenen in het bedrijf Pixar omdat hij geloofde in wat zij deden. Hij kwam terug bij Apple omdat die organisatie een bezield leider nodig had en niet een efficiënte manager. Grote politieke leiders zijn ook duidelijk in het goed waar zij aan willen bijdragen, zoals het goed van een sterk land, een eerlijke samenleving, vrijheid. Barack Obama straalt dat uit, meer dan onze politici.
Hoofdstuk 9 Vermaak en kunst De creatieve industrieën zijn er dus niet om winst te maken, zoals wel eens gezegd wordt. Het is misleidend om het zo te stellen. Het zal best zo zijn dat televisiemakers, architecten, ontwerpers, filmmakers, muziekproducenten en anderen die in de creatieve industrie werkzaam zijn, compromissen maken ten koste van de kwaliteit omwille van de omzet.
9
Die compromissen zijn de reden waarom mensen in de kunstwereld schamper doen over de vermaaksindustrie. De kunsten kijken neer op vermaak. Ik zie dat anders. Om eerlijk te zijn vind ik kunstzinnige uitingen vaak vervelend, irritant, en slaapverwekkend. Geef mij maar een lekkere film. Maar goed, veel zogenaamd vermaak doet niet wat het zou moeten doen, dat is, mij vermaken. Een musical werkt niet voor mij. Dan zie ik liever een stuk van Het Toneel Speelt (waar mijn broer directeur van is). Waar het om gaat iets te bieden waarmee anderen iets kunnen realiseren wat belangrijk voor hen is. Wil ik een leuke avond met mijn vrouw, dan ga ik naar iets leuks. Heb ik behoefte aan ontspanning dan kijk naar een film met, en nu citeer ik mijn vrouw, tieten en schieten. Wil ik mijn hersenen prikkelen, heb ik inspiratie nodig, dan ga ik naar een goed toneelstuk, of lees ik een goed boek, of bezoek een tentoonstelling of expositie van moderne kunst. Kunst, of dat wat we kunst noemen, dient andere doelen dan wat we vermaak noemen. Het zijn andere gesprekken. Het is niet meer dan dat, en ook niet minder. Voor bepaalde doelen zijn de kunsten beter, voor andere doelen is vermaak superieur. Wat ze gemeen hebben is dat ze allebei bestaan bij de gratie van vakmanschap. Er wordt steeds meer gesproken over ambachtelijkheid om aan te geven dat het acteren in een musical, het ontwerpen van decor, het bereiken van de mensen om ambachtelijke vaardigheden vraagt. Om dat alles goed te doen, moet je eindeloos oefenen, het steeds maar weer doen. Van de Ende is groot geworden door te hameren op de ambachtelijk van het werken aan iets als een musical. Voor een kunstenaar is het niet anders. Van de Ende begrijpt ook het sociale karakter van dat wat hij maakt. Je kan kaartjes verkopen voor een musical, volle zalen krijgen maar dan ben je er nog niet. Het bijzondere van wat ons hier op deze academie bezig houdt is dat creatief werk pas wat wordt als de mensen in hun stoelen op een of andere manier meedoen, bijdragen door betekenis te geven aan dat werk, er iets bij beleven. Of het nu muziek is, een kunstwerk, een festival, een schilderij, een film, het gaat altijd om een gezamenlijk werk. De makers doen hun ding maar als de kijkers en luisteraars niet goed kijken en luisteren, wordt het werk niks. Het werk is een co-creatie of co-productie. Iemand als van de Ende begrijpt dat maar al te goed. Krijg je iemand in die stoel dan heb je een kans op aan ambassadeur voor de voorstelling, iemand die zijn of haar omgeving vertelt hoe geweldig die voorstelling was//moet je ook naar toe. Ook filmmakers beseffen steeds meer dat een film gesprekken moet genereren. Begint iemand bij mij over de film Intouchables, dan laat ik dat gaan. Begint iemand anders er ook over, dan spits ik mijn oren. Bij de derde keer neem ik me voor om zelf de film te zien. In de nieuwe economie gaat het steeds minder om het ding an sich, om het product, maar om de verbeelding van dat ding. Een iPhone is niet zomaar een mobiel, het staat voor een beleving. Het staat bijvoorbeeld voor vindingrijkheid, vernuftigheid, gemak, voor Steve Jobs, en dus voor
10
een manier van leven. Ga daar als concurrent maar eens tegen aan staan. En we hebben het over een telefoon! Dat is waarom deze creatieve academie de toekomst heeft. Hier gaat het om hoe je de verbeelding realiseert. Ik vind het een mooie uitdaging om daar samen met Bertan Selim aan bij te dragen . Ik kijk uit naar al de gesprekken die we met elkaar zullen hebben.
Hoofdstuk 10 is leeg Want dit hoofdstuk en velen daarna gaan we samen invullen. Dit waren de eerste zetten van Bertan en mij. Wat denken jullie?
11