Lectorale rede Peter Epe (18 juni 2012): ‘Zeggen hoe het is’
1
Lectorale rede Peter Epe (18 juni 2012): ‘Zeggen hoe het is’ 1. Inleiding Het is maandagmorgen en de accountant rijdt zijn dure auto voor, stapt uit in driedelig pak en loopt welgemanierd het bedrijfspand van de klant binnen, waar hij met een kop koffie in een rustige ruimte aan het werk gaat. Wellicht een herkenbaar beeld, maar als ik nu zeg ‘de communicerende accountant’, waar denkt u dan aan? Mogelijk denkt u bij het accountantsberoep aan een gerespecteerde beroepsgroep, maar misschien fronsen uw wenkbrauwen wel bij de gedachte aan door de vingers van accountants geglipte boekhoudfraudes. Vragen die hierbij opkomen, zijn: hoe staat het met de communicatieve vaardigheden van accountants en wordt het belang van communicatie door accountantskantoren op waarde geschat? Bij de vakgebieden accountancy en controlling mag je kernwoorden als betrouwbaarheid en integriteit verwachten. Om dat waar te maken, zul je als accountant of controller efficiënt en effectief moeten communiceren. Dat kan zowel verbaal (taal) als non-verbaal (lichaamstaal). Het effect van non-verbale communicatie is maar liefst 93%, dat van verbale communicatie slechts 7%. Aangezien non-verbaal en verbaal elkaar onderling nodig hebben èn versterken, moet bij de genoemde 7% de betrouwbaarheid en integriteit dus met woorden bereikt worden en dáár gaat het in de praktijk nog weleens mis! Eén van ’s werelds vooraanstaande communicatiewetenschappers Watzlawick zei ooit: ‘je kunt niet niet communiceren. Alle gedrag is communicatie’, dus ook die dure auto en dat driedelige pak. Het geeft het belang van het onderkennen van de impact van communicatie aan. Wat is nu eigenlijk communicatie? Communicatie wordt in de communicatiewetenschap gedefinieerd als ‘zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten’. Deze definitie heeft met het gedeelte ‘zo dicht mogelijk’ een positieve inslag, namelijk de insteek van de zender en de ontvanger om de boodschap op dezelfde golflengte te krijgen. De definitie kent echter ook een negatieve lading, hetgeen zich herbergt in het gedeelte ‘langs elkaar heen praten’. Niet altijd is het de bedoeling van de zender om de werkelijke informatie aan de ontvanger over te brengen. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat vaak niet de waarheid wordt gesproken (of vervelender gezegd: dat er gelogen wordt) en dat liegen bij de verbale communicatie begint. In het algemeen liegen mensen gemiddeld 10 keer per dag, waarbij mannen vaker liegen dan vrouwen. Mensen gebruiken leugens met name voor geld en een hogere status. Binnen verbale communicatie lijkt het dan ook vaak te gaan om de ‘kunst van het weglaten’, het eigen belang voorop te plaatsen, te praten maar ondertussen niets te zeggen en is misleiding het gevolg waar de ontvanger van de boodschap mee te kampen krijgt. Toegepast op de accountantspraktijk. Hoe gaat de controlerend accountant om met een concept-jaarrekening van een klant, waarin de winstcijfers enigszins zijn geflatteerd om een aanvullende banklening te verkrijgen tegen gunstigere leningsvoorwaarden? Wanneer een accountant zijn betrouwbaarheid en integriteit geloofwaardig wil communiceren, zal hij – naast die dure auto en dat driedelige pak – verbaal transparant moeten communiceren. Want zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten, lukt alleen door er niet omheen te draaien en recht op de man af te zeggen hoe het is en dat is waar wij – binnen het lectoraat Accountancy & Controlling bij de uitvoering van onze vijf programmalijnen – dan ook voor staan: ‘Zeggen hoe het is’! 2
2. Management information systems (bestuurlijke informatieverzorging) Het bestuurlijk informatieverzorgingssysteem moet relevante en betrouwbare informatie opleveren onder meer om beslissingen te nemen, om een organisatie te beheersen en om verantwoording af te leggen. Relevantie is het belangrijkste kwaliteitsaspect in dit opzicht. Immers wat voor zin heeft het voor de directie anno 2012 om betrouwbaar te weten wat de opbrengsten en kosten 10 jaar geleden waren? De directie wil nu graag betrouwbaar weten wat de resultaten over de afgelopen maand zijn geweest en nog liever wat ze de volgende maand zullen zijn. Dat informatie betrouwbaar moet zijn, lijkt een open deur. Het afgelopen decennia heeft ons echter geleerd dat betrouwbaarheid voor veel organisaties bij lange na geen vanzelfsprekend goed is. Betrouwbaarheid heeft meerdere gezichten. Elke organisatie zou een goed werkend betrouwbaarheidssysteem moeten hebben. Volgens Van Leeuwen geeft het betrouwbaarheidssysteem antwoord op drie vragen: 1. Heeft iedereen binnen de organisatie zich gehouden aan de wetten en regels, en gehandeld binnen zijn bevoegdheden? Deze bevoegdheidscontrole wordt in het Engels omschreven met het begrip ‘compliance’. 2. Zijn alle waarden van de organisatie (geld, vorderingen, handelsgoederen, vaste activa etc.) aanwezig of terecht verbruikt? Deze bewaringscontrole wordt in het Engels omschreven als ‘safeguarding’ of ‘assets’. 3. Is de verstrekte informatie volledig en juist? Dit wordt ook wel informatiecontrole genoemd. De betrouwbaarheidsproblemen die de afgelopen tijd het nieuws haalden, hadden als gemeenschappelijk kenmerk dat de leiding van de organisatie een actieve rol speelde bij het onbetrouwbaar handelen. Directies van woningbouwverenigingen die zichzelf verrijkten. Filiaalhouders van supermarkten die tien jaar lang goederen retour boekten om de fiscus te benadelen. In de grondslagen van het vakgebied bestuurlijke informatieverzorging wordt uitgebreid aandacht besteed aan de cruciale rol die de leiding vervult op het gebied van betrouwbaarheid. Denk daarbij niet alleen aan de control environment bij COSO, de beliefs en boundaries van Simons, maar ook aan wat Starreveld als één van de belangrijkste beperkingen van interne controle beschouwt: Interne controle kan worden doorbroken door de leiding, de zg ‘management override’. Als reactie op schandalen uit het verleden vragen internationale corporate governance codes van de leiding van een organisatie om te verklaren dat de financiële administraties waaruit de jaarrekening voortkomt, betrouwbaar zijn. De Amerikaanse Sarbanes Oxley-wet stelt hoge gevangenisstraffen in het vooruitzicht voor bestuurders die niet aan deze verplichting voldoen. Om dit voor de buitenwereld aannemelijk te maken, wordt het stelsel van interne controlemaatregelen dat voor betrouwbaarheid moet zorgen, dan vaak weer opgepoetst en verbeterd. Interne controle is daarmee terug van weggeweest! Interne controle kan worden omschreven als controle door of namens de leiding van de huishouding op de oordeelsvorming en activiteiten van anderen. Kenmerkend aan het stelsel van interne controlemaatregelen is dat deze uit preventieve en repressieve maatregelen bestaan die per
3
type bedrijf verschillen. Voor de Nederlandse praktijk zijn deze ontleend aan de werken van de grondlegger van het vak Starreveld. Op dit moment vindt er vanuit ons lectoraat in samenwerking met de Vrije Universiteit en Nyenrode Business Universiteit een grootschalig onderzoek plaats naar de kwaliteit van het betrouwbaarheidssysteem bij verschillende organisaties. De bedoeling daarvan is om te onderzoeken of de theorie zoals Starreveld die heeft bedacht, nog steeds actueel is of op sommige onderdelen moet worden aangescherpt.
4
3. Auditing (accountantscontrole) Nog even terug naar die accountant in zijn driedelig pak: daar zit hij dan bij de klant, de dure auto op een gereserveerde parkeerplaats, klaar voor de controle. Het budget is krap en de tijd ook: de klant heeft de jaarrekening al bijna bij de drukker liggen. Nu de controleverklaring er nog ‘even’ bij. En juist die controleverklaring vergt werk, zeker in deze toch wel roerige economische tijden. En de accountant weet: in de Verordening Gedragscode staat uitgewerkt: deskundigheid en zorgvuldigheid: de accountant, zowel de RA als de AA, houdt zijn deskundigheid en vaardigheid op het niveau dat is vereist. Fronsend kijkt hij in zijn dossier en start zijn laptop op. Hoe staat het eigenlijk met de deskundigheid en zorgvuldigheid van de accountant? Er is, de kranten en vakbladen lezend, behoorlijk wat mis: boekhoudschandalen, al dan niet gekoppeld aan faillissementen zijn frequent aanwezig. Zo is Weyl-vleesverwerker failliet door een omvangrijke fraude, terwijl de controleverklaringen in de jaarrekening steeds ‘schoon’ waren, dus zonder opmerkingen. Of woningbouwstichting Vestia – we hebben er net uitgebreid over gehoord – waar ondanks een goedkeurende verklaring en een positief oordeel over de treasurytak toch bijgesprongen moest worden met alle maatschappelijke onrust van dien. En meer internationaal kennen we ze allemaal: Enron, Worldcom, Ahold, Shell, Parmalat. Waar komen die schandalen vandaan en wat is de rol van de accountant? Ligt dit alleen aan slechte communicatie of aan een verwachtingskloof in wat de accountant waar kan maken versus wat het publiek meent te krijgen aan zekerheid? Of is er meer aan de hand? Als je de AFM, toetsingsorgaan van de openbare accountants, mag geloven dan schort het ook zo nu en dan aan kwaliteit. Zelfs de eigen toetsingen van het NBA laten bijvoorbeeld zien dat van 248 getoetste dossiers bij 88 kantoren de kwaliteit niet toereikend is geweest. Laten we eens proberen te achterhalen wat de oorzaken zijn van dit mogelijke kwaliteitsgebrek: Allereerst: de te controleren jaarrekeningen: deze zijn de afgelopen twintig jaar in omvang enorm toegenomen als gevolg van toenemende wet- en regelgeving. De jaarrekeningen op zich zijn dus al veel complexer geworden. En dan: mede door alle boekhoudschandalen is ook het toezicht op accountants verder aangescherpt. Niet zonder reden natuurlijk, maar dit toezicht maakt dat ook de werkzaamheden tot nog meer ‘evidence’ moeten leiden ter onderbouwing van de controleverklaring. Volgende oorzaak van de toegenomen werkzaamheden: de toegenomen automatisering, ook hier is een wereld aan werkzaamheden te verrichten waar we ons vijftien jaar geleden nog niet bewust van hoefden te zijn. Een andere mogelijke oorzaak is de professioneel kritische instelling. Naast de invoering van verplichte cursussen op dit gebied, dient deze instelling ook steeds meer aantoonbaar aanwezig te zijn in een controledossier. Tenslotte de automatisering van de controle. Hier ligt een wereld open voor de accountant om de controle efficiënter te laten verlopen. Ook kan uit bijvoorbeeld data-analyse een veel betere evidence worden verkregen. Met het verplichtstellen van SBR, een gestandaardiseerde rapportagevorm naar bijvoorbeeld de belastingdienst, kan de accountant ook zijn controleproces beter vormgeven. Mits de accountant deze geautomatiseerde handschoen oppakt……, maar ook dat vereist weer specifieke deskundigheid. Kortom, de vraag rijst: is de accountant hier nog wel deskundig en zorgvuldig genoeg? Een vraag die in de programmalijn Auditing ruimschoots aan bod gaat komen, zodat niet alleen wij maar juist de accountant die bij de klant zit, kan blijven ‘zeggen hoe het is’. 5
4. Financial Accounting (externe verslaggeving) De voor rechtspersonen geldende jaarverslaggevingsvoorschriften eisen een getrouwe weergave van het (eigen) vermogen ultimo boekjaar en het resultaat over het boekjaar (artikel 362.1 t/m 362.3, Titel 9 BW2 en IAS 1.15). Het is – op grond van artikel 393, Titel 9 BW2 – aan de controlerend accountant om een oordeel te vellen in hoeverre de gepubliceerde jaarrekening dit getrouwe beeld geeft. Dat ondernemingen echter de neiging hebben hun winst hoger of lager weer te geven dan zij in werkelijkheid is om daarmee bepaalde doelstellingen te realiseren, is in de accountancywereld een bekend verschijnsel. Winststuring kan worden gedefinieerd als het verschuiven van winsten die in een bepaald boekjaar thuishoren, naar een ander boekjaar. De International Accounting Standard Board (IASB) – de mondiale regelgevende instantie op het gebied van jaarverslaggeving – geeft expliciet aan dat de jaarrekening niet in overeenstemming met de standards van de IASB is, indien ze materiële of niet-materiële fouten bevat die bewust zijn gemaakt teneinde de financiële positie, financiële prestaties of kasstromen van een entiteit op een bepaalde manier te presenteren. Winststuring wordt veelal geplaatst in het kader van earnings management, door Scott gedefinieerd als de keuze van de ondernemingsleiding voor bepaalde verslaggevingsalternatieven, of acties die de winst beïnvloeden, om specifieke doelstellingen te realiseren. In de literatuur is veel geschreven over earnings management en ook in onderzoek is het tal van malen object van studie geweest en is dat nog steeds. Bissessur en Langendijk wijzen erop dat earnings management vanuit twee gezichtspunten kan worden bekeken, vanuit het ‘werkelijke winstperspectief’ en vanuit een ‘informatieperspectief’. Bekeken vanuit het werkelijk winstperspectief kan worden gesteld dat earnings management negatief moet worden beoordeeld. Het verschuiven van winsten van het ene boekjaar naar het andere boekjaar leidt ertoe dat het resultaat over een bepaald boekjaar en het eigen vermogen op het einde van het boekjaar niet getrouw worden weergegeven. Hiermee zouden managers de gebruikers van de jaarrekening kunnen misleiden met betrekking tot de prestaties van de onderneming. Healy en Wahlen hanteren in dit kader de volgende definitie van earnings management: ‘Earnings management occurs when managers use judgement in financial reporting and in structuring transactions to alter financial reports to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or to influence contractual outcomes that depend on reported accounting numbers’. De vraag is echter of dit in zijn algemeenheid kan worden gesteld. Zo heeft onderzoek van Dechow en Skinner uitgewezen dat earnings management gemiddeld gezien geen groot effect heeft op de gerapporteerde nettowinst. Scott wijst erop dat earnings management ook ’good sides’ in zich heeft. Hij refereert hierbij aan het ‘blocked communication concept’ van Demski en Sappington. Als de onderneming bijvoorbeeld het resultaat egaliseert naar de verwachte trendmatige winst, kan dat relevantere informatie opleveren dan een jaarlijks sterk fluctuerend winstcijfer. Deze ‘unblocked information’ in de vorm van stabielere resultaten kan – vanwege de lagere risicoperceptie door vermogenverschaffers – leiden tot een lagere vermogenskostenvoet voor de onderneming. Deze laatste zienswijze bekijkt earnings management vanuit een informatieperspectief, zoals dat ook uit de definitie van earnings management naar voren komt zoals die door Schipper wordt gehanteerd: ‘Disclosure management in the sense of a purposeful intervention in the external financial reporting process, with the extent of obtaining some private gain, as opposed to merely facilitating the neutral operation of the process’. Vanuit informatieperspectief zijn resultaten één van de vele signalen die kunnen worden gebruikt als basis voor de besluitvorming van gebruikers. Het 6
gaat primair om de informatiewaarde van de resultaten. De daadwerkelijke hoogte van het resultaat staat op de tweede plaats. De vraag is wat de ethiek van de accountant in deze is. Hoe staat hij tegenover deze praktijk van winststuring? Op basis van onze filosofie en identiteit van normatieve professionaliteit en burgerschap, zetten wij vanuit ons lectoraat vraagtekens bij het goedkeuren van winststuring. In de eerste plaats vanuit ethisch oogpunt, maar ook vanuit de bewaking van de eer van de stand van het accountantsberoep. In het laatste decennium zijn er diverse boekhoudfraudes aan het licht gekomen die het gevolg zijn van over de grens gegane winststuringen. Deze in de publiciteit terechtgekomen fraudes hebben de reputatie van het accountantsberoep (en die van de betreffende ondernemingen) geen goed gedaan. Ons credo luidt daarom ook in deze: ‘Zeggen hoe het is’!
7
5. Tax (belastingrecht) Het eerste onderzoek binnen de programmalijn Tax richt zich op het verschoningsrecht van notarissen. Zoals eerder aangegeven, zijn kernwaarden binnen ons lectoraat betrouwbaarheid, integriteit en transparantie. Als iedereen zich aan deze kernwaarden zou houden, zouden accountants niet nodig zijn, een ideale situatie die we nooit zullen bereiken. De kernwaarden kunnen ook in onderlinge samenhang worden bezien en dan met name betrouwbaarheid en integriteit aan de ene kant en transparantie aan de andere kant. Het maatschappelijk verkeer wil kunnen vertrouwen op personen en ondernemingen. Daarvoor moeten de personen betrouwbaar en integer zijn, kernwaarden die zich niet makkelijk laten vaststellen. Hoe stel je vast of iemand betrouwbaar en integer is? Als je van jezelf zegt dat je dat bent, betekent dit nog niet dat het ook waar is. Een ander moet het kunnen vaststellen. Je moet dus de ander in staat stellen om vast te stellen of je betrouwbaar en integer bent. Hiervoor is het nodig dat je transparant bent. Je zou veronderstellen dat al deze kernwaarden ook moeten gelden voor notarissen. Dit is echter niet het geval. Notarissen mogen in beginsel juist niet transparant zijn. Alles wat tussen de notaris en zijn cliënt besproken wordt, dient geheim te blijven (artikel 22 Wet op het notarisambt). Basisgedachte hierachter is dat eenieder zich zonder enige terughoudendheid moet kunnen wenden tot de notaris. In beginsel is de notaris ook verplicht de door zijn cliënt verlangde werkzaamheden te verrichten (art 21.1 Wet op het notarisambt). Aan de andere kant moet het maatschappelijk verkeer erop kunnen vertrouwen dat al hetgeen uiteindelijk wordt vastgelegd in de notariële akte conform de waarheid is en dus betrouwbaar is. Om nu te voorkomen dat de notaris meewerkt aan verboden handelingen, is in de Wet op het notarisambt de weigerplicht opgenomen. Artikel 21 lid 1 luidt: “De notaris is verplicht zijn dienst te weigeren wanneer naar zijn redelijke overtuiging of vermoeden de werkzaamheid die van hem verlangd wordt leidt tot strijd met het recht of de openbare orde, wanneer zijn medewerking wordt verlangd bij handelingen die kennelijk een ongeoorloofd doel of gevolg hebben of wanneer hij andere gegronde redenen voor weigering heeft.” Voorgaand artikel heeft een lange wetsgeschiedenis. In het wetsontwerp van de Wet Notarisambt 1842 is opgenomen dat buiten wettige redenen notarissen hun diensten niet mogen weigeren (artikel 6 Wet Notarisambt 1842). In de memorie van toelichting wordt hierover gezegd dat je een notaris niet mag dwingen mee te werken aan onwettige handelingen. Dat het voor een notaris moeilijk werd geacht om uitvoering te geven aan de uitzonderingsgrond, blijkt wel uit de in de parlementaire geschiedenis opgenomen zin: “Het vraagt of het van den notaris te vergen is, dat hij de massa van wetten, die nog van kracht zijn, zoo grondig zal kennen, dat hij elk oogenblik, wanneer zijn ministerie kan worden ingeroepen, kunne beslissen van wat in regten bestaanbaar is en wat niet.” Mede door deze kritiek is ‘buiten wettige redenen’ gewijzigd in ‘buiten gegronde reden’ en is de strafbepaling bij ten onrechte weigeren geheel verdwenen. De regering beargumenteert dit door te stellen dat de notaris slechts in zeer uitzonderlijke gevallen zal weigeren en als dit al het geval is, op grond van dezelfde wet de notaris alsnog tot het verlenen van zijn diensten kan worden verplicht indien de notaris zich ten onrechte beroept op zijn recht zijn diensten te weigeren. Het maatschappelijke klimaat is sinds de 19e eeuw behoorlijk veranderd. De notaris wordt nu immers in voorkomende gevallen expliciet verplicht zijn dienst te weigeren. Dit maakt dat daar waar de notaris in het verleden moest uitleggen waarom hij een dienst niet verleende, in de huidige situatie de notaris moet uitleggen waarom hij een dienst niet heeft geweigerd. Het maatschappelijk verkeer gaat er vanuit dat een notaris niet meewerkt aan criminele handelingen en verwacht van de notaris dat hij onderkent wanneer hij dreigt te worden 8
betrokken bij criminele handelingen. Het maatschappelijk verkeer gaat er dan vanuit dat de notaris zijn diensten weigert, waardoor de criminele handeling (zoals bijvoorbeeld afpersing, belastingfraude of oplichting) in ieder geval niet met medewerking van de notaris kunnen plaatsvinden. Een fundamentele vraag die in deze gesteld zou moeten worden, is of de notaris in staat mag worden geacht een gefundeerde afweging te maken om zijn diensten al dan niet te weigeren. Op deze plaats twee praktijkvoorbeelden. In een periode van vijf jaar heeft zich in de betonindustrie een aantal ABC-transacties met aandelen voorgedaan, waarbij B telkens aanzienlijke winsten behaalde. De akten van aandelenoverdracht passeren bij de notaris. Tijdens onderzoek van de Belastingdienst ontstonden redelijke vermoedens van strafbare feiten, namelijk oplichting van met name partij C en belastingfraude door partij B. Duidelijk is dat als de notaris de akten niet had gepasseerd, doordat hij zijn dienst had geweigerd, de vermoedelijke fraude op deze wijze niet plaats had kunnen vinden. In dit geval heeft de rechter, althans in eerste aanleg, de oplichting niet bewezen verklaard en heeft B een schikking getroffen met het Openbaar Ministerie en de Belastingdienst inzake het fiscale geschil. De vraag die hier gesteld kan worden is of de notaris, weliswaar met de kennis achteraf, had moeten weigeren. Als het antwoord daarop ‘ja’ luidt, is het de vraag of de notaris, op het moment dat hij de beslissing moet nemen, voldoende kennis en middelen heeft om gefundeerd aan te kunnen geven dat hij zijn diensten moet weigeren. In voorgaand voorbeeld heeft de rechter oplichting niet bewezen geacht. Een ander voorbeeld is de nu actuele veroordeling van dhr. Paarlberg. Ook in hoger beroep is Paarlberg tot vier jaar celstraf veroordeeld voor witwassen, oplichting, valsheid in geschrift en belastingfraude. In deze zaak is op diverse momenten gebruikgemaakt van de diensten van notarissen. Ook hier de vraag: Had de notaris zijn diensten moeten weigeren? En zo ja, had hij de kennis en middelen om dit gefundeerd te doen? Al met al kunnen we er in Nederland vanuit gaan dat notarissen, uitzonderingen daargelaten, betrouwbaar en integer zijn. Transparant kunnen ze op grond van de wet- en regelgeving niet zijn, ook al zouden ze dat willen. Gezien voorgaande voorbeelden zijn notarissen ook niet in staat, hoewel ze in voorkomende gevallen een plicht hebben hun diensten te weigeren, fraudes te voorkomen. Is daarmee de wettelijke verplichting een dode letter? Zijn de verwachtingen te hoog? Of ontbreekt het notarissen aan kennis en onderzoeksmogelijkheden? Vragen die we binnen ons lectoraat hopen te beantwoorden. Oftewel: Zeggen hoe het is!
9
6. Financiële instellingen Binnen ons lectoraat is er ook aandacht voor toegepast onderzoek naar financiële instellingen. De financiële sector verkeert sinds 2007 in zwaar weer. De omzet en winstgevendheid staan onder neerwaartse druk en het imago van de sector is – mede door de woekerpolisaffaire en de kredietcrisis – aangetast. Bankiers en verzekeraars worden verantwoordelijk gehouden voor het in gevaar brengen van de financiële stabiliteit: de kernwaarden betrouwbaarheid en integriteit worden in twijfel getrokken, om over transparantie maar te zwijgen. Het dominante transactiemodel (gericht op korte termijn succes en in essentie vaak bonus of provisiegedreven) heeft tot uitwassen geleid, met grote schade aan de economie. Een goed functionerende financiële sector levert een belangrijke bijdrage aan de welvaartsontwikkeling van een land, het is de smeerolie van de economie. Het blijven fungeren als de smeerolie voor het ontplooien van economische activiteiten, is de maatschappelijke uitdaging voor de financiële sector de komende jaren. Deze uitdaging gaat de financiële sector aan in een turbulent klimaat. De mondiale economische groei hapert en de ruimte die politiek en monetaire autoriteiten de financiële sector bieden, neemt af. Daarnaast zien we dat er nieuwe potentiële concurrenten aan de horizon verschijnen, denk bijvoorbeeld aan retailers. Klantinformatie, opgeslagen in databanken, is daarbij het sleutelwoord. De verzamelaar van informatie die de klant vervolgens privacy en vertrouwelijkheid biedt, kan ook financiële diensten verlenen. Een belangrijke vraag die Arnaud Boor zich voor de toekomst stelt, is: wie krijgt de controle over de klant? Dit geldt zowel op particulier niveau als voor de zakelijke markt. Passend hierbij is de zoektocht naar een ander business- en verdienmodel. Wellicht zijn we ook op weg naar een nieuw type economische orde, waarbij de huidige crisis een aanjaagfunctie kan vervullen. Deze bedreigende situatie biedt daarmee ook kansen. De keuze van het te verrichten onderzoek sluit aan bij strategische vraagstukken waar financiële instellingen voor staan. De financiële instelling van de toekomst zal betrouwbare antwoorden moeten geven over de manier waarop de klant tevreden gesteld wordt en een daarbij passend organisatiemodel moet kiezen. Hierbij gaat het om klantgerelateerde vragen als: Welke klantwaarde willen we genereren? Welke perceptie heeft de financiële instelling van de klant van de toekomst? Op welke markten moet ik me richten? Omgekeerd, wat verwachten klanten van een financiële instelling? In hoeverre zijn klanten trouw aan een financiële instelling en wat betekent dat voor de strategische keuze? In het verlengde hiervan gaat het om vragen als: welk ondernemingstype past het best bij de financiële instelling van de toekomst? Is schaalgrootte een kritische succesfactor? Wat is de passende organisatievorm? Met welke mensen ga ik dit doen en wat is daarbinnen de rol van bijvoorbeeld hbo-ers? Kortom, het gaat om strategische vraagstukken in een turbulente omgeving waar ‘good governance’ gevraagd wordt. Wij gaan regionale financiële instellingen betrekken bij de opzet en de uitvoering van dit onderzoek. Het is ook uitdrukkelijk de bedoeling om deze thematiek te integreren in het onderwijs en tot onderzoeksobject van afstudeeropdrachten te maken.
10
7. Slot Een aantal onderzoeken binnen de programmalijnen van het lectoraat Accountancy & Controlling verder, is het weer maandagmorgen. Weer rijdt de accountant zijn dure auto voor, hij draagt nog steeds een driedelig pak en is zijn welgemanierde houding niet verleerd. Het accountantsberoep is een gerespecteerde beroepsgroep en dat moet zo blijven. Maar of we het nu hebben over de betrouwbaarheid van de informatiesystemen, de deskundigheid en zorgvuldigheid van de accountantscontrole, de ethische aspecten van winststuring, de transparantie van de notaris of de twijfel over de kernwaarden binnen de huidige financiële sector, overal is de roep naar geloofwaardige communicatie groot. Met de schaduwkant van het zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten, doen wij als lectoraat liever geen zaken. Wij gaan er wèl voor om de betrokkenen zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen. En om hen op dezelfde golflengte te krijgen, streven wij - met onze kernwaarden betrouwbaarheid, integriteit en transparantie - met elkaar één doel na: ‘Zeggen hoe het is!’
11
8. Dankwoord Het doet mij goed te mogen constateren dat ons lectoraat een zeer voortvarende start heeft gekend, hetgeen met name is gerealiseerd door de grote en specifieke kwaliteiten van de kenniskringleden en hun enorme enthousiasme. Peter, Jos, Bert, Jon, Coen, Elina, Alidus, Anne Jan, Rob en Silvia bedankt dat jullie er direct vanaf het begin vol voor zijn gegaan om van Accountancy & Controlling een succesvol lectoraat te maken. In de korte tijd dat we met elkaar samenwerken, zijn we snel gekomen tot een hecht en goed op elkaar afgestemd team. Ook vandaag is dat tot uiting gekomen tijdens de door jullie georganiseerde interactieve kennissessies, voorafgaand aan deze lectorale rede. Ons lectoraat had natuurlijk nooit het levenslicht gezien als het College van Bestuur van Windesheim geen of onvoldoende vertrouwen in mij zou hebben gehad om als lector deze kar te trekken. De gesprekken die ik heb gevoerd met Albert Cornelissen en Jan Willem Meinsma waren warm en ademde wederzijds waardering en respect uit. Ik wil het College van Bestuur dan ook enorm bedanken voor het in mij en in mijn kenniskringleden gestelde vertrouwen en u kunt er zeker van zijn dat wij alles zullen doen wat in ons vermogen ligt om dat vertrouwen volledig waar te maken. Verder wil ik mijn directe en indirecte directeuren Jan, Jolande, Riejet en Janette en mijn collega-lectoren Geoffrey, Ilse, Sjiera en Lineke bedanken voor de fijne en prettige werksfeer binnen het overkoepelende kenniscentrum. Deze sfeer zorgt ervoor dat het kenniscentrum veel meer is dan de som van de individuele lectoraten. Met het noemen van deze personen wil ik er graag – zonder de anderen ook maar op enigerlei wijze tekort te willen doen – één uitlichten en dat is Jan van Iersel. Jan ken ik al ruim twintig jaar als manager, eerst als leidinggevende van het toenmalige Hogeschool Cursus- en Adviescentrum, later als hoofd van de opleiding Bedrijfseconomie, weer later als directeur van de Business School en nu als domeindirecteur. Ik heb Jan leren kennen als een echte manager, een keiharde werker, iemand die nooit zeurt en – ook in moeilijke tijden – altijd doorgaat en weer vooruitkijkt en bovendien als geen ander in staat is de juiste mensen op de juiste plekken te zetten. Ik ben vrij selectief in het aanvaarden van functies en neem bij die selecties als één van de belangrijkste keuzecriteria de persoon van mijn direct leidinggevende mee. Het feit dat ik ja heb gezegd tegen de functie van lector kan dan ook niet los worden gezien van de aanwezigheid van Jan, als persoon en manager raakt hij mij altijd in positieve zin. Voor dat soort managers loop ik net een stapje harder. Met het noemen van Jan van Iersel als belangrijk persoon in mijn loopbaan, wil ik ook graag professor Henk Langendijk van Nyenrode Business Universiteit noemen, een manager en tacticus pur sang. Henk heeft dezelfde eigenschappen als net genoemd bij Jan, ook hij is – ondanks zijn grote successen als hoogleraar en wetenschapper – altijd gewoon en zichzelf gebleven. Dankzij Henk ben ik op Nyenrode de persoon geworden die ik geworden ben en mocht ik onder hem promoveren, hetgeen de basis is geweest voor mijn benoeming tot lector. Henk, bedankt voor alles wat je voor mij hebt willen betekenen. Henk wil ik samen met professor Van Leeuwen van de Vrije Universiteit bedanken voor hun bijdrage vandaag. Voor ons als lectoraat is het een grote eer twee hoogleraren van hun kaliber van twee gezaghebbende universiteiten vandaag als gastsprekers in ons midden te mogen hebben.
12
Tot slot wil ik mijn vrouw Ella en onze zonen Twan, Endy en Haico bedanken voor de ruimte die zij mij, als druk baasje, altijd zonder morren hebben gegeven om mij in mijn werk verder te ontwikkelen. Zij hebben mij daarin altijd gesteund en het feit dat ik daardoor veel tijd in mijn studeerkamer doorbracht en ik daarin altijd mijn gang kon gaan, is voor hen nooit een punt van discussie geweest. Ik dank u allen voor uw aanwezigheid en aandacht.
13