LCP TERzake(n) 2009 MAART 2011
Inzicht in beleggingskosten bij collectieve beschikbare premieregelingen.
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
2
Insight Clarity Advice Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. is een actuarieel adviesbureau en adviseert pensioenfondsen, (internationale) ondernemingen en verzekeraars, en is onderdeel van Lane Clark & Peacock LLP (LCP). LCP heeft eigen kantoren in Nederland (Utrecht), België (Brussel), Engeland (Londen en Winchester), Ierland (Dublin), en Zwitserland (Zürich en Basel). Wij menen dat wij met deze tweede TERzake(n) bijdragen aan het vergroten van het inzicht in de kosten van vermogensbeheer bij beschikbare premieregelingen. Dit is overigens maar één onderdeel van het totaal der afwegingen die gemaakt moeten worden bij het toevertrouwen van de uitvoering van de pensioenregeling aan een pensioenuitvoerder. Wilt u daar meer inzicht in hebben, dan helpen wij u graag met helder advies. Utrecht, maart 2011 Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
3
LCP TERzake(n) 2009 Maart 2011 p5
Voorwoord
p18 5. TER belang
p6 1.
TER conclusie
p19 6. TER resultaten
p8 2. TER overdenking p8 2.1 Communicatie p8 2.2 Pensioenkosten p8 2.3 Beschikbare premieregelingen p8 2.4 Uitvoeringskosten en UPO’s p9 2.5 Netto premiestaffels p9 2.6 Lifecyclefondsen p10 2.7 Risico en waardevastheid
p19 6.1 TER+ percentages p22 6.2 TER+ in relatie tot de beleggingsklasse p23 6.3 TER+ in relatie tot het netto
fondsrendement
p23 6.4 TER+ in relatie tot de out- of
underperformance
p24 7. Voorbehoud p26
Bijlagen
p28
AEGON
p29
ASR
p12 3. TER informatie
p30
Centraal Beheer Achmea
p12 3.1 Verzekeraars
p31
Delta Lloyd
p12 3.2 Total Expense Ratio (TER+)
p32
Nationale Nederlanden
p33
SNS Reaal
p34
Zwitserleven
p10 2.8 Pensioenknip p10 2.9 Werknemers- en werkgeversbelang
p14 4. TER zaken p14 4.1 Berekening Total Expense Ratio p15 4.2 Total Expense Ratio? p16 4.3 Synthetische TER
4
LCP Investment Management Fees Survey 2011 1. Key findings
Evert van Ling Partner LCP Netherlands
LCP geeft werkgevers inzicht in hun pensioenverplichtingen en de factoren die deze kunnen beïnvloeden. Werknemers geven wij inzicht in de kwaliteit van hun pensioenaanspraken. De omvang van de vermogensbeheerkosten is daarbij belangrijk. 0,5% extra vermogensbeheerkosten scheelt al gauw 3 tot 9% pensioenpremie of pensioenhoogte.
LCP TERzake(n) 2009
5
Voorwoord
Voorwoord In deze tweede editie van TERzake(n) wordt een overzicht gegeven van de in rekening worden gebracht. Wij hebben ons in dit rapport gericht op beleggingsfondsen die gebruikt worden bij de uitvoering van collectieve beschikbare premieregelingen. Ieder beleggingsfonds is wettelijk verplicht de Total Expense Ratio in het jaarverslag te publiceren. Daardoor is een vergelijkend overzicht redelijk eenvoudig te maken, ware het niet dat een aantal verzekeraars aanvullende vermogensbeheerkosten in rekening brengt via de pensioenverzekering. Ook komt het voor dat de verzekeraar een korting geeft op de door het beleggingsfonds in rekening gebrachte kosten. Om de gebruikswaarde van dit rapport te vergroten hebben wij getracht zo goed mogelijk hiermee rekening te houden. Uiteraard kan een beleggingsfonds niet alleen beoordeeld worden op de in rekening gebrachte kosten. Minstens zo belangrijk is wat een belegger terug krijgt in de vorm van rendement. Daarom wordt in deze TERzake(n) niet alleen de TER gepubliceerd, maar ook het gerealiseerde rendement. Voor een volledige beoordeling van een beleggingsfonds is ook dit niet voldoende. Het behaalde rendement zegt immers nog niets over het beleggingsrisico. Veel beleggingsfondsen hanteren een eigen benchmark en publiceren ook het rendement van die benchmark. In dit rapport geven wij een overzicht van het rendement van de beleggingsfondsen ten opzichte van hun benchmark (de out- of underperformance). Zo kan een indruk worden gekregen van de prestaties van een beleggingsfonds en ook kan een eerste onderlinge vergelijking worden gemaakt. Wij zijn de verzekeraars erkentelijk voor de medewerking die wij hebben gekregen bij het verzamelen en controleren van alle gegevens. Utrecht, maart 2011
Voorwoord
kosten die door de beleggingsfondsen van de grote pensioenverzekeraars
6
LCP TERzake(n) 2009 1. TER conclusie
1. TER conclusie De beschikbare premieregelingen worden steeds vaker gebruikt om pensioentoezeggingen vorm te geven. Voor het grootste deel gaat het dan om pensioenregelingen ondergebracht bij verzekeraars, waarbij de te bereiken pensioenen afhangen van de resultaten op de voor risico van de individuele werknemer aangehouden beleggingen. De ontwikkelingen op de beurs bepalen in hoge mate deze resultaten, maar ook de door de verzekeraars/beleggingsfondsen in rekening gebrachte kosten. Verzekeraars doen er
In dit rapport hebben wij voor de collectieve beschikbare
goed aan om duidelijkheid
premieregelingen de Total Expense Ratio’s verzameld, zoals die door de 7
te geven over de totale
grote pensioenverzekeraars in rekening worden gebracht. Om onderscheid
vermogensbeheerkosten,
te maken met de TER die door beleggingsfondsen wordt gehanteerd
ongeacht of die door het
hebben wij de TER+ geïntroduceerd. Deze TER+ is gelijk aan de TER van
beleggingsfonds of door de
de beleggingsfondsen, verhoogd met de door de verzekeraars in rekening
verzekeraar zelf in rekening
gebrachte aanvullende vermogensbeheerkosten en verlaagd met de door
worden gebracht.
de verzekeraars verleende kortingen op de TER. Voor een verzekerde is het immers niet van belang wie de vermogensbeheerkosten in rekening brengt, maar wat de totale vermogensbeheerkosten zijn die hij of zij moet betalen. Uit ons onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Werkgevers kunnen aansprakelijk worden gesteld indien zij onredelijke kostenvergoedingen overeenkomen met de verzekeraar c.q. tussenpersoon. Werknemers zijn gebonden aan het door hun werkgever met de verzekeraar gesloten collectieve pensioencontract. De werkgevers dienen zich daarom bewust te zijn van hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het pensioencontract, in het bijzonder ook voor de hoogte van de overeengekomen kostenvergoedingen aan de verzekeraar en indien van toepassing de tussenpersoon, zolang deze vergoedingen ten laste van de beschikbare premie komen. Reductie van beleggingsrisico’s moet beter worden uitgelegd. Het algemene idee is dat beleggingsrisico’s moeten worden beperkt naarmate de pensioenleeftijd nadert. Bij de lifecyclefondsen start dit al rond leeftijd 45 jaar. Het dient veel duidelijker gemaakt te worden of dit gebeurt ter bescherming van het verwachte beleggingssaldo (“hoofdsom garantie”) of het verwachte pensioen (beperking renterisico). Bovendien zal het bewustzijn moeten worden vergroot dat risicobeperking negatief uitwerkt op de mogelijkheden voor een zo goed mogelijk waardevast pensioen.
LCP TERzake(n) 2009
7
1. TER conclusie
Pensioenknip van beperkte waarde. Indien lifecyclefondsen bij het naderen van de pensioenleeftijd overgaan op beleggen in langlopende vastrentende waarden, zal het toepassen van de pensioenknip niet of nauwelijks effect kunnen hebben op de hoogte van het aan te kopen pensioen. De TER+ varieert van 0,15% tot 3,03%. TER conclusie
De kosten van het fonds met de hoogste TER+ zijn bijna 20 maal zo hoog als de kosten van het fonds met de laagste TER+. De verschillen kunnen dus enorm zijn. Bijna de helft van de beleggingsfondsen hanteert een TER+ tussen de 0,5% en 1,0%. De impact van de TER+ op de pensioenuitkomsten is groot. Een TER+ die 0,5% hoger is leidt in geval van een beschikbare premieregeling, afhankelijk van de duur van de verzekering, tot een 3 tot 9% lager pensioen. Kosten en actief beheer. Ruim een kwart van de onderzochte beleggingsfondsen hanteert een TER+ percentage van 1% of meer. Meestal betreft dit fondsen waar belegd wordt in een hogere beleggingsklasse (dat wil zeggen: meer in zakelijke waarden) of fondsen met een bijzondere beleggingsstrategie. Waarschijnlijk wordt in deze fondsen het vermogensheer actiever gemanaged. Toch worden bij sommige fondsen beduidend meer kosten in rekening gebracht dan bij andere, terwijl zij ogenschijnlijk in dezelfde mate actief beheerd worden. Van TER naar TER+. Beleggingsfondsen en verzekeraars communiceren nog niet volledig en transparant over de inhouding van kosten. Indien een verzekerde werknemer alleen de TER uit een jaarverslag van een beleggingsfonds bekijkt, dan vergeet hij eventuele aanvullende vermogensbeheerkosten die via de pensioenverzekering worden verrekend, en/of eventuele kortingen op de TER. Indien hij alleen kijkt naar de vermogensbeheerkosten die via de pensioenverzekering worden verrekend, dan vergeet hij dat door het beleggingsfonds zelf ook kosten worden verrekend. Naar onze mening verdient het daarom aanbeveling dat verzekeraars bij hun pensioenproducten de TER+ gaan vermelden.
Evert van Ling Partner LCP Netherlands
Werkgevers dienen aantoonbaar in het belang van de werknemers te handelen bij het afsluiten van een pensioencontract en daarover ook zorgvuldig te communiceren.
8
LCP TERzake(n) 2009 2. TER overdenking
2. TER overdenking De maatschappelijke aandacht voor pensioen is ook het afgelopen jaar groot geweest. Verwacht mag worden dat dit nog wel even zal aanhouden. 2.1 Communicatie De overheid vindt het van groot belang dat iedere werknemer (of gewezen werknemer) goed geïnformeerd is over zijn pensioenaanspraken. Alleen dan kan iedereen zelf overwegen of een extra voorziening in geval van vroegtijdig overlijden noodzakelijk is, of dat een aanvulling op het te verwachten pensioen wenselijk en mogelijk is. Om dit te realiseren dient de informatie eenvoudig te vinden, maar ook compleet en begrijpelijk te zijn. Dat stelt hoge eisen aan de manier waarop pensioenfondsen en verzekeraars met hun klanten communiceren. 2.2 Pensioenkosten Pensioenkosten vormen een snel stijgende last voor zowel werkgevers als werknemers. Vrijwel iedereen is de laatste jaren geconfronteerd met stijgende pensioenpremies. De oorzaken liggen deels bij de tegenvallende beleggingsrendementen, deels bij de vergrijzing van de bevolking en deels bij de toenemende levensverwachting. Dit heeft er toe geleid dat er veel aandacht is voor het managen van de (financiële) pensioenrisico’s. Voor de grotere werkgevers, die rapporteren volgens de internationale standaarden voor verslaggeving, is daarbij ook van belang dat de traditionele pensioenregelingen leiden tot grote ongewenste fluctuaties van de pensioenvoorziening en de pensioenlast in de jaarrekening. DC-regelingen vereisen
2.3 Beschikbare premieregelingen
goede communicatie door
Werkgevers hebben grote behoefte om de stijgende pensioenkosten te
werkgevers.
beteugelen. Zij wensen in toenemende mate de financieringsrisico’s neer te leggen bij de (gewezen) werknemers en pensioengerechtigden. Dit alles leidt tot een groeiende belangstelling bij werkgevers voor beschikbare premieregelingen (DC-regelingen). Voor werknemers, ondernemingsraden en vakbonden leidt dit tot de noodzaak een goed begrip te hebben van de aard van deze risico’s, van de mogelijkheden deze wel of niet gezamenlijk te dragen en van de kosten om risico’s af te wentelen op verzekeraars. Dit vereist een goede communicatie door werkgevers over een voorgenomen wijziging van de pensioenregeling.
Nog veel onduidelijk rondom
2.4 Uitvoeringskosten en UPO’s
kosten voor de verzekeraar
Bij een DC-regeling wordt de beschikbare premie deels gebruikt voor
en de provisie voor de
risicopremies en kosten van de verzekeraar en (indien van toepassing)
tussenpersoon.
tussenpersoon. Met de rest van de premie worden participaties in beleggingsfondsen aangekocht. Op het pensioenoverzicht (de UPO)
LCP TERzake(n) 2009
9
2. TER overdenking
moet de splitsing van de premie in deze componenten inzichtelijk worden gemaakt. Dit blijkt in de praktijk toch niet altijd zo eenvoudig te zijn. Hoe moeten garantiekosten worden geclassificeerd? Zijn dit administratiekosten of is dit een risicopremie? Waar moet de solvabiliteitsopslag worden ingedeeld? En dienen de kosten binnen de beleggingsfondsen apart vermeld te worden? Is de Total Expense Ratio (TER) dan voldoende, of worden ook de aan- en verkoopkosten en de transactiekosten vermeld? 2.5 Netto premiestaffels TER overdenking
Uiterlijk 1 januari 2015 dienen binnen alle beschikbare premieregelingen netto staffels te zijn vastgesteld. Hierbij wordt een strikte scheiding aangebracht tussen enerzijds de beschikbare premie bedoeld voor opbouw van pensioenvermogen en anderzijds de (uitvoerings)kosten en risicopremies die door de verzekeraar in rekening worden gebracht. Ook hier gelden de hiervoor genoemde problemen, omdat lang niet altijd duidelijk is welke kosten gemaakt worden, waarvoor deze dienen en waar deze in rekening worden gebracht (binnen het beleggingsfonds of bij de verzekeraar). 2.6 Lifecyclefondsen Het uiteindelijke pensioenresultaat is binnen de meeste beschikbare
Informatie over de risico’s
premieregelingen grotendeels afhankelijk van beleggingsrendementen. Het
van lifecyclefondsen is nog
zou mooi zijn als werknemers hun pensioenbeleggingen actief managen
onvoldoende.
en op de hoogte zijn van begrippen als strategische fondskeuze, risico en rendement. Helaas is de praktijk weerbarstig. Uit vrijwel elk onderzoek op dit terrein blijkt dat kennis en begrip van financiële producten bij de gemiddelde consument uiterst beperkt is, terwijl de wereld van beleggingen allesbehalve eenvoudig en transparant is. Vooral in de Angelsaksische landen is hiervoor een oplossing gevonden in de vorm van “target date funds”. In Nederland heeft dit geleid tot de lifecyclefondsen. Deze fondsen hanteren standaard leeftijdsafhankelijke beleggingsmixen (de verdeling tussen aandelen, obligaties, vastgoed etc.). Naarmate een werknemer zijn pensioendatum nadert, wordt de beleggingmix van “risicovol” in “risicomijdend” veranderd, om uiteindelijk bij het bereiken van de pensioendatum “risicovrije” beleggingen over te houden. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is zo overtuigd van dit concept, dat werknemers geen risicoprofiel hoeven in te vullen. Daarmee lijkt het lifecycle concept een algemeen geldende oplossing te zijn, waarmee elke werknemer van een goed lopende beleggingsportefeuille kan worden voorzien. Toch zijn er bij de diverse verzekeraars verschillende lifecycles, die variëren van offensief tot defensief en wel degelijk een verschillend risicoprofiel
10
LCP TERzake(n) 2009 2. TER overdenking
hebben. Zo is risicovrij beleggen voor de ene verzekeraar grotendeels overstappen op liquiditeiten (deposito’s en kortlopende obligaties) en is het voor een andere verzekeraar overstappen op langlopende obligaties (duration matching) teneinde het renterisico af te dekken. Het valt daarbij op dat verzekeraars de verschillen in risico nauwelijks kwantitatief inzichtelijk maken. Waarom wordt risico tot
2.7 Risico en waardevastheid
vrijwel nihil terug gebracht
Indien de beleggingskeuze van de lifecyclefondsen zo aanbevelenswaardig
naarmate de pensioendatum
is, waarom wordt dit dan niet door elk pensioenfonds toegepast? Ook zij
nadert?
kunnen een beleggingsmix vaststellen behorend bij de leeftijdsverdeling onder hun (gewezen) deelnemers. De algemene perceptie is echter nog steeds dat extra rendement kan en moet worden gegenereerd door niet elk risico uit te sluiten en rekening te houden met een beleggingshorizon die verder weg ligt dan de individuele pensioendatum. Het uitsluiten van risico in de laatste jaren voor pensionering en de volle periode daarna, maakt het verkrijgen van een (enigszins) waardevast pensioen illusoir. Dit aspect van de beschikbare premieregelingen zou veel duidelijker toegelicht moeten worden aan de deelnemers in deze regelingen. 2.8 Pensioenknip
In een lifecyclefonds heeft
Door de lage rentestand en daardoor hoge prijs voor pensioenaankoop
de pensioenknip beperkte
op de pensioendatum is het fenomeen van de pensioenknip ontstaan.
waarde.
Werknemers die met pensioen gaan, kunnen hun pensioen in twee fasen aankopen gedurende een periode van maximaal 5 jaar. Het idee is dat binnen vijf jaar hopelijk op gunstiger voorwaarden de rest van het pensioen zal kunnen worden aangekocht. Voor veel werknemers zal dit echter niets baten, want als gevolg van de duration matching gedurende de laatste fase van het lifecycle model, zal niet of nauwelijks geprofiteerd kunnen worden van eventuele rentestijgingen. Alleen door gedurende die vijf jaren renterisico te aanvaarden en daarmee af te wijken van het lifecycle model, ontstaat er een kans – maar geen zekerheid - op een gunstiger aankoopmoment van het pensioen. Te vrezen valt dat weinig werknemers zich dit bewust zijn. De door verzekeraars verstrekte informatie hierover kan zeker verbeterd worden.
Werkgevers dienen zich bewust te zijn van hun mogelijke kwetsbaarheid.
2.9 Werknemers- en werkgeversbelang Maar zelfs als dit allemaal goed geregeld is, wat kan een werknemer daar dan mee? Hoe moet hij beoordelen of de in rekening gebrachte kosten hoog zijn of juist laag, of dat de risicopremies marktconform zijn? Indien een werknemer tot een negatief oordeel komt, dan zijn de mogelijkheden tot aanpassing van zijn pensioenverzekering waarschijnlijk zeer beperkt, aangezien in de meeste gevallen de verzekering onderdeel is van een door de werkgever gesloten collectief pensioencontract.
LCP TERzake(n) 2009
11
2. TER overdenking
De werkgever dient zich bewust te zijn van de beperkte handelingsvrijheid van zijn werknemers en daarom ook uiterst zorgvuldig te zijn bij het aangaan van een collectief pensioencontract en de communicatie daarover naar ondernemingsraad en de deelnemende werknemers. Het besluitvormingsproces dient daarom gezamenlijk uitgevoerd te worden, waarbij goede, volledige en transparante informatie essentieel is. Na de woekerpolissen is de aandacht gevestigd op de hoge kostenniveaus bij de semicollectieve pensioenverzekeringen. Verzekeraars zijn daar op werkgever verantwoordelijk stellen voor daardoor geleden financiële schade.
TER overdenking
aangesproken, maar het valt niet uit te sluiten dat werknemers ook hun
12
LCP TERzake(n) 2009 3. TER informatie
3. TER informatie 3.1 Verzekeraars Voor dit rapport zijn de jaarverslagen 2009 van beleggingsfondsen verbonden aan 7 pensioenverzekeraars verzameld. De door ons gemaakte keuze is zodanig dat een representatief beeld van de markt wordt verkregen, zonder daarbij te streven naar een volledige inventarisatie van alle beschikbare beleggingsfondsen. Dit betreft de volgende verzekeraars (in alfabetische volgorde): AEGON ASR Centraal Beheer Achmea Delta Lloyd Nationale Nederlanden SNS Reaal Zwitserleven De jaarverslagen zijn te vinden op de websites van de verzekeraars, hoewel het soms wel zoeken is. Gezien het grote financiële belang van de beleggingsfondsen, is het aan te bevelen om de vindplaats duidelijker op de website aan te geven. Alle informatie is op ons verzoek aangeleverd door de verzekeraars en steekproefsgewijs gecontroleerd door aansluiting te zoeken met de jaarverslagen van de betreffende beleggingsfondsen van de verzekeraars. Helaas heeft Nationale Nederlanden geen medewerking verleend aan dit onderzoek. De voor haar vermelde gegevens zijn daarom door ons zelf in de gepubliceerde jaarverslagen opgezocht. Alle verzekeraars (inclusief Nationale Nederlanden) hebben de in dit rapport weergegeven informatie over hun beleggingsfondsen en onze opmerkingen daarbij van te voren kunnen lezen en eventuele onjuistheden kunnen corrigeren. Ook hier heeft Nationale Nederlanden niet aan willen meewerken, hetgeen wij betreuren. Bij het beoordelen van de voor haar opgenomen informatie dient hiermee rekening te worden gehouden. 3.2 Total Expense Ratio (TER+) In deze tweede TERzake(n) richten wij ons op de Total Expense Ratio die binnen de verzekerde beschikbare premieregelingen verschuldigd is. Deels worden deze door de beleggingsfondsen in rekening gebracht en deels door de betrokken pensioenverzekeraar. Om tot een goed beeld te komen van de totale beleggingskosten die in de pensioenproducten in rekening worden gebracht zijn de door de beleggingsfondsen gepubliceerde TER percentages
LCP TERzake(n) 2009
13
3. TER informatie
verhoogd met de kosten van vermogensbeheer die door de verzekeraars zelf in rekening worden gebracht en verlaagd met eventuele door de verzekeraar gegeven kortingen op de TER. De aldus resulterende Total Expense Ratio wordt in dit rapport aangeduid met TER+. Andere kosten die door verzekeraars in rekening worden gebracht, zoals administratiekosten of risicopremies ter dekking van overlijdens‑ en/of arbeidsongeschiktheidsrisico’s, zijn niet in dit onderzoek betrokken. In de bijlagen bij dit rapport wordt naast de TER+ ook een overzicht
het netto beleggingsrendement, waarbij het door het beleggingsfonds gepubliceerde fondsrendement (waarin de eigen TER reeds is verwerkt) is gecorrigeerd voor het verschil tussen de TER+ en de TER. de out- of underperformance ten opzichte van de door het beleggingsfonds gehanteerde benchmark; de out- of underperformance is hierbij gelijk aan het netto fondsrendement zoals hiervoor omschreven, verminderd met het benchmark rendement. Hiermee wordt inzicht gegeven in de toegevoegde waarde van het gevoerde vermogensbeheer en de totale daarvoor betaalde vergoeding.
TER informatie
gegeven van
14
LCP TERzake(n) 2009 4. TER zaken
4. TER zaken 4.1 Berekening Total Expense Ratio De door een beleggingsfonds in rekening gebrachte kosten worden uitgedrukt in een percentage van het gemiddeld belegd vermogen van dat fonds. Dat percentage wordt de TER genoemd, de Total Expense Ratio, ofwel het totale kostenpercentage. Het gemiddeld belegd vermogen wordt berekend als het gemiddelde van de kwartaalstanden, en wel volgens het schema 0,5 : 1 : 1 : 1 : 0,5. Voorbeeld: Stand van het belegd vermogen per
(in euro’s)
31-12-2008
100.000
31-03-2009
125.000
30-06-2009
150.000
30-09-2009
175.000
31-12-2009
125.000
Het gemiddeld belegd vermogen is nu
140.625
(0,5 x 100.000 + 125.000 + 150.000 + 175.000 + 0,5 x 125.000) : 4 = Indien de gemaakte kosten gelijk zijn aan 1.406,25 dan is
1%
de TER gelijk aan
Het TER percentage is dus mede afhankelijk van het belegd vermogen in een fonds en wordt dus beïnvloed door de beleggingsresultaten. In het jaar 2008 was dit merkbaar, doordat met name in het vierde kwartaal de beleggingsresultaten dramatisch slecht zijn geweest. De eindvermogens zijn globaal 40-50% lager dan de beginvermogens in veel van de beleggingsfondsen. Met name bij de aandelenfondsen was dit te zien. Omdat de beleggingskosten niet volledig meebewegen met het belegde vermogen was het TER percentage aan het eind van het vierde kwartaal hoger dan daarvoor. De TER over het hele jaar 2008 wordt hier echter maar voor 1/8 door beïnvloed. In 2009 is door de sterke stijging van de beurskoersen het belegd vermogen in de fondsen weer fors hersteld, maar nog niet terug op het niveau van 2008. De TER is min of meer op hetzelfde niveau als in 2008 gebleven.
LCP TERzake(n) 2009
15
4. TER zaken
4.2 Total Expense Ratio? Anders dan deze naam doet vermoeden, betreft dit niet de totale kosten. In artikel 123 van het Besluit gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft is gedetailleerd beschreven welke kosten tot de TER worden gerekend en welke niet.
Naast de TER worden nog andere kosten in
Uitgezonderd van de TER zijn de transactiekosten. Dit zijn kosten die
rekening gebracht, zoals
direct veroorzaakt worden door het aankopen en/of verkopen van
transactiekosten en in- en
beleggingen door het beleggingsfonds. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht
uitstapkosten.
worden aan belastingen of aan plaatsingskosten, welke in rekening worden gebracht door tussenpersonen als banken, commissionairs etc. Transactiekosten worden niet altijd apart in rekening gebracht, maar worden ook wel versleuteld in de brutoprijs van een effect. Met name bij vastrentende waarden (obligaties, credits) is dit het geval. De omvang van de transactiekosten is daarom niet volledig objectief vast te stellen. Dit is de reden dat de wetgever heeft bepaald dat transactiekosten – voor zover objectief vast te stellen – wel vermeld moeten worden in de toelichting bij de jaarrekening van het beleggingsfonds, maar niet in de TER behoeven te
Eveneens uitgezonderd zijn de kosten die verband houden met het in- en uitstappen van deelnemers in het beleggingsfonds, voor zover deze kosten gedekt worden door de ontvangen op- en afslagen. Verzekeraars rekenen vaak met 0,5% in- en uitstapkosten. Beleggers die participaties in een beleggingsfonds kopen, moeten veelal een opslag op de beurskoers of op de intrinsieke waarde betalen om de kosten van het uitgeven van participaties te dekken. Beleggers die hun participaties weer willen verkopen ontvangen om dezelfde reden niet de volledige beurswaarde of intrinsieke waarde, maar die waarde verminderd met een afslag. De hoogte van die op- of afslag varieert per beleggingsfonds en ligt tussen de 0% en 0,35%. Omdat het om eenmalige kosten gaat is de invloed hiervan op het uiteindelijke beleggingsrendement zeer gering (tenzij men veelvuldig in- en uitstapt).
TER zaken
worden meegerekend.
16
LCP TERzake(n) 2009 4. TER zaken
4.3 Synthetische TER Beleggingsfondsen kunnen op hun beurt weer gebruik maken van andere beleggingsfondsen. Vooral bij de zogenaamde mixfondsen en bij lifecyclefondsen komt dit voor. De beleggingen van een mixfonds bestaan bijvoorbeeld uit beleggingen in een aandelenfonds, een obligatiefonds en een vastgoedfonds. In dat geval dient bij het vaststellen van de TER voor het mixfonds niet alleen rekening gehouden te worden met de door het mixfonds gemaakte kosten, maar ook met de door de onderliggende beleggingsfondsen gemaakte kosten. De synthetische TER is dan gelijk aan het totaal van de eigen exploitatiekosten, de kosten van het in- en uitstappen in de onderliggende beleggingsfondsen en de pro rata toegerekende kosten van die beleggingsfondsen waarin wordt deelgenomen, gedeeld door de gemiddelde intrinsieke waarde van het mixfonds. Overigens speelt dit ook bij veel andere beleggingsfondsen. Nogal wat beleggingsfondsen die worden aangeboden beleggen niet zelf, maar maken gebruik van beleggingspools. Deze beleggingspools beperken zich tot een specifieke beleggingsdoelstelling. Zij beleggen bijvoorbeeld alleen in Nederlandse aandelen of alleen in euro obligaties. De beleggingspool Nederlandse aandelen kan dan gebruikt worden door zowel het beleggingsfonds dat zich eveneens beperkt tot Nederlandse aandelen, maar ook door het mixfonds en door het wereld aandelenfonds voor het gedeelte Nederlandse aandelen. De beleggingskosten worden dan (deels) gemaakt in de onderliggende beleggingspools.
LCP TERzake(n) 2009
12
4. TER zaken
Johan van Soest Actuaris AG
De gemiddelde jaarlijkse vermogensbeheerkosten komen uit op 0,8% van het belegd vermogen. De spreiding is soms onverklaarbaar groot. Zo zien we dat bij depositofondsen de TER varieert van 0,15% tot 0,93%.
TER zaken
LCP Netherlands
18
LCP TERzake(n) 2009 5. TER belang
5. TER belang Met een voorbeeld kan het belang van de TER aangegeven worden. Een half procent verschil in TER resulteert in dit voorbeeld na 30 jaar in een bijna 9% lager pensioen. Effect TER op eindresultaat Belegging per jaar
€ 1.000,-
participaties
0,25%
Bruto rendement per jaar, stel
6,00%
Periode
10 jaar
20 jaar
30 jaar
Eindkapitaal
€ 13.516
€ 36.602
€ 76.038
Periode
10 jaar
20 jaar
30 jaar
Eindkapitaal
€ 13.141
€ 34.546
€ 69.412
Procentueel verschil in eindresultaat
2,8%
5,6%
8,7%
Op-/afslag bij aan en verkoop van
TER 0,50%
TER 1,00%
Toch kan niet zonder meer geconcludeerd worden dat het pensioenproduct waarbij de laagste TER in rekening wordt gebracht, Let op aanvullende kosten en kortingen.
ook in totaal het goedkoopste is. Dat hangt af van het totaal van de contractsvoorwaarden. In de collectieve pensioencontracten worden (naast de TER in de beleggingsfondsen) door verzekeraars veelal aanvullende vermogensbeheerkosten in rekening gebracht. Bij de grotere pensioencontracten bieden de verzekeraars kortingen op de TER, welke soms direct worden verrekend en soms per jaar achteraf (zg. ‘kickbacks’). In dit geval wordt door het beleggingsfonds vaak een deel van de ingehouden TER doorgegeven aan de pensioenverzekeraar, die deze vervolgens (deels) via toevoeging van extra participaties weer teruggeeft aan de polishouder. Om de totale beleggingskosten van pensioenregelingen met elkaar te vergelijken, is het belangrijk de aanvullende kosten en eventuele kortingen bij de TER op te tellen respectievelijk van de TER af te trekken. In dit rapport is daarom steeds de resulterende TER+ vermeld.
LCP TERzake(n) 2009
19
6. TER resultaten
6. TER resultaten In de bijlagen staan de resultaten vermeld, gerangschikt per verzekeraar en beleggingsfonds. De vermelde TER+ percentages 2009 zijn afgeleid uit de door de desbetreffende beleggingsfondsen gepubliceerde Total Expense Ratio’s. Ten behoeve van een correcte vergelijking hebben we voor de nu onderzochte beleggingsfondsen ook de TER+ percentages 2008 vastgesteld. De belangrijkste resultaten zijn: 6.1 TER+ percentages In de volgende tabel staan voor alle 112 onderzochte beleggingsfondsen en voor de 7 pensioenverzekeraars afzonderlijk de gemiddelde TER+ percentages vermeld. Tevens zijn de laagste en de hoogste percentages weergegeven. De gemiddelden betreffen ongewogen gemiddelden. Een TER+ percentage bij een beleggingsfonds met een groot beheerd vermogen telt dus even zwaar mee als het TER+ percentage met een klein beheerd vermogen. Ook de in dit rapport vermelde netto fondsrendementen en
gemiddelde
minimum
maximum
AEGON
0,42%
0,15%
0,70%
ASR
0,88%
0,47%
2,53%
Centraal Beheer Achmea
1,04%
0,93%
1,14%
Delta Lloyd
1,19%
0,48%
3,03%
Nationale Nederlanden1
0,40%
0,25%
0,85%
SNS Reaal
1,09%
0,60%
1,77%
Zwitserleven
0,58%
0,53%
1,07%
Alle fondsen
0,80%
0,15%
3,03%
Exclusief aanvullende vermogensbeheerkosten
1
De gemiddelde TER+ 2009 is vrijwel gelijk aan de TER+ 2008 van 0,79%, ondanks dat het belegd vermogen gemiddeld lager is geweest dan in 2008. Kennelijk zijn de vaste kosten binnen de beleggingsfondsen maar een klein onderdeel van de TER. Ook de minimum en maximum TER+ wijkt in 2009 maar weinig af van die uit 2008. De gemiddelde TER+ 2009 per verzekeraar varieert van 0,40% tot 1,19%.
TER resultaten
out- of underperformance zijn ongewogen.
20
LCP TERzake(n) 2009 6. TER resultaten
In de volgende tabel wordt nog inzicht gegeven in de spreiding van de TER+ percentages bij de 112 onderzochte fondsen. Voor bijna de helft van de fondsen komt het TER+ percentage uit tussen 0,5% en 1,0%. TER +
aantal fondsen
als percentage
tot en met 0,5%
30
27%
meer dan 0,5%, tot en met 1,0%
49
44%
meer dan 1,0%, tot en met 1,5%
27
24%
meer dan 1,5%
6
5%
112
100%
totaal
AEGON AEGON hanteert gemiddeld het laagste TER+ percentage en komt ook met het minimum en maximum percentage als beste uit dit onderzoek naar voren. Tot medio 2009 werd bij de unit linked producten door AEGON 0,2% aanvullende vermogensbeheerkosten in rekening gebracht. Sindsdien wordt dit voor nieuwe verzekeringen niet meer gedaan. In de genoemde percentages is geen rekening meer gehouden met deze 0,2%. Volgens AEGON geeft zij verder geen kortingen op de TER. ASR ASR kent vier maatschappelijk verantwoorde beleggingsfondsen, waarbij de TER+ beduidend hoger is (0,72% tot 2,53%) dan bij de andere beleggingsfondsen. Exclusief deze vier fondsen bedraagt het gemiddelde 0,68%. Afhankelijk van het beleggingsfonds verleent ASR een korting op de TER welke oploopt tot 0,75%. De korting wordt verwerkt door jaarlijks achteraf extra participaties toe te voegen. Deze kortingen zijn verwerkt in de vermelde TER+. Volgens opgave van ASR zijn geen aanvullende vermogensbeheerkosten van toepassing. Centraal Beheer Achmea De TER+ is gelijk aan de TER van de beleggingsfondsen. Overige vermogensbeheerkosten zijn niet van toepassing. Mede afhankelijk van de grootte van het pensioencontract kan een korting op de TER+ worden verleend. Een korting van 0,25% zijn we in de praktijk wel tegengekomen. Deze mogelijke korting is niet verwerkt in de in dit rapport vermelde percentages.
LCP TERzake(n) 2009
21
6. TER resultaten
Delta Lloyd Delta Lloyd heeft het hoogste gemiddelde TER+ percentage van 1,19%. Hierbij dient opgemerkt te worden dat Delta Lloyd geen inzicht heeft gegeven in de door haar mogelijk verleende kortingen op de TER. Volgens Delta Lloyd zijn geen aanvullende vermogensbeheerkosten verschuldigd. De TER+ is dus gelijk aan de door de beleggingsfondsen gehanteerde TER. Delta Lloyd hanteert in de beleggingsfondsen een TER 2009 tussen de 0,48% en 1,80%, met voor één beleggingsfonds (het Donau Fonds) een opvallend hoger percentage van 3,03%. Nationale Nederlanden De beleggingsfondsen van Nationale Nederlanden hanteren een gemiddelde TER+ van 0,40%. Wij merken hierbij op dat Nationale Nederlanden geen opgave heeft verstrekt van aanvullende vermogensbeheerkosten en/of kortingen. In de praktijk komen we aanvullende vermogensbeheerkosten van 0,35 - 0,50% tegen, waarmee het gemiddelde TER+ percentage van Nationale Nederlanden bij het overall gemiddelde zou uitkomen. SNS Reaal In de beleggingsfondsen van SNS Reaal is de TER in 2009 uitgekomen van 1,77%. Volgens opgave van SNS Reaal zijn geen aanvullende vermogensbeheerkosten verschuldigd en wordt ook geen korting gegeven op de TER. Voor SNS Reaal is de TER+ dus gelijk aan de TER. Zwitserleven Zwitserleven ten slotte hanteert een gemiddelde TER+ van 0,58%. In ons vorige rapport rapporteerden wij nog gemiddelde TER van 0,04%. Dit percentage was echter exclusief 0,5% aanvullende vermogensbeheerkosten die via de pensioenverzekeringen in rekening werd gebracht.
TER resultaten
op een percentage tussen de 0,60% en 1,32%, met één uitschieter
22
LCP TERzake(n) 2009 6. TER resultaten
6.2 TER+ in relatie tot de beleggingsklasse Op basis van nadere regelgeving omtrent het Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen Wft (Wet Financieel Toezicht) dienen alle beleggingsfondsen in beleggingsklassen te worden ingedeeld. Op de bijlagen is voor ieder fonds vermeld welke beleggingsklasse van toepassing is. De Wft onderscheidt 6 beleggingsklassen: Overzicht van beleggingsklassen 1
beleggingen in deposito's en geldmarktfondsen
2
beleggingen in investment grade obligaties/obligatiefondsen in OESO-landen
3
vastgoedfondsen/beleggingen in vastgoed
4
mixfondsen/gemengde beleggingen
5
breed gespreide beleggingen in aandelen/aandelenfondsen; breed gespreide beleggingen in obligaties/obligatiefondsen voor zover niet ingedeeld in categorie 2
6
emerging country en emerging sector fondsen/beleggingen; beperkt gespreide aandelenfondsen/beleggingen; beleggingen in niet-liquide aandelen; 'low grade' investments; beperkt gespreide beleggingen in obligaties/obligatiefondsen voor zover niet ingedeeld in categorie 2; beleggingen in grondstoffen/ natuurproducten
In de volgende tabel zijn voor 2009 de gemiddelde TER+ percentages per beleggingsklasse vermeld. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de TER+ hoger wordt naarmate sprake is van een hogere beleggingsklasse. Oorzaak hiervan zou kunnen zijn dat een beleggingsfonds actiever wordt gemanaged bij een hogere beleggingsklasse. Klasse
aantal fondsen
TER+ 2009
1
7
0,53%
2
22
0,63%
3
6
0,71%
4
40
0,75%
5
34
1,03%
6
3
1,14%
alle fondsen
112
0,80%
LCP TERzake(n) 2009
23
6. TER resultaten
6.3 TER+ in relatie tot het netto fondsrendement Naast de in rekening gebrachte TER+ is voor de beoordeling van de beleggingskosten uiteraard minstens zo belangrijk wat een belegger ervoor terug krijgt in de vorm van rendement. Daarom is in de bijlagen ook het netto fondsrendement vermeld voor de jaren 2008 en 2009. Onder netto rendement verstaan wij daarbij de door de beleggingsfondsen gepubliceerde netto rendementen, gecorrigeerd voor het verschil tussen TER+ en TER. De door de beleggingsfondsen gepubliceerde rendementen zijn meestal vermeld op basis van intrinsieke waarden, maar in een enkel geval op basis van beurswaarden. Deze twee waarderingsmethoden kunnen tot verschillende uitkomsten leiden. Over 2009 is door de 112 beleggingsfondsen een (ongewogen) gemiddeld netto fondsrendement gerealiseerd van ca. +21%. Hiermee is het vermogensverlies in 2008 van 23% voor driekwart goedgemaakt. Mede omdat de risicoprofielen van de verschillende beleggingsfondsen niet zonder meer vergelijkbaar zijn (ook niet binnen dezelfde beleggingsklasse), is geen verdere vergelijking gemaakt tussen de netto
6.4 TER+ in relatie tot de out- of underperformance Van de 112 beleggingsfondsen publiceren 96 fondsen een eigen benchmark om de beleggingsprestaties tegen af te zetten. Aan de hand hiervan is de out- of underperformance vastgesteld, door het netto fondsrendement (zie 6.3) te verminderen met het benchmark rendement. Op de bijlagen is de out- of underperformance vermeld. Voor de 96 fondsen was de gemiddelde (ongewogen) outperformance in 2009 ca. 0,9%. In 2008 was sprake van een gemiddelde (ongewogen) underperformance van 2,1%. Het valt op dat de performances ten opzichte van de benchmarks voor ogenschijnlijk gelijke beleggingsfondsen verschillend uitvallen. Zo komt het bij de fondsen die wereldwijd in aandelen beleggen voor dat een fonds een outperformance laat zien, maar in absolute zin een lager rendement realiseerde dan een ander beleggingsfonds dat een underperformance ten opzichte van de eigen benchmark realiseerde. Bij de vastgoedfondsen is dit effect nog sterker aanwezig. De vermelde uitkomsten dienen dus met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd te worden.
TER resultaten
fondsrendementen van de verschillende verzekeraars.
24
LCP TER zake(n) 2009 7. Voorbehoud
7. Voorbehoud In dit onderzoek zijn zo goed mogelijk kosten van vermogensbeheer betrokken die buiten de beleggingsfondsen om door verzekeraars in rekening worden gebracht op basis van de verzekeringsovereenkomst. Ook komt het voor dat in de verzekeringsovereenkomst kortingen zijn opgenomen op de TER percentages uit de beleggingsfondsen. De door de beleggingsfondsen gepubliceerde TER percentages zijn hierop aangepast, hetgeen resulteert in de TER+. Niet altijd is de benodigde informatie voorhanden. Kortingen zijn mede afhankelijk van de omvang van het totale pensioencontract, waarbij verzekeraars om commerciële redenen de door hen verleende kortingen niet altijd openbaar maken. De gepubliceerde TER+ kan dus afwijken van de percentages in concrete gevallen. Voor de uiteindelijke beoordeling van de verzekeringsovereenkomst dienen deze aspecten uiteraard wel meegenomen te worden. Dit rapport is niet bedoeld om in concrete situaties als advies te dienen voor af te sluiten verzekeringen bij het uitvoeren van beschikbare premieregelingen.
LCP TERzake(n) 2009
12
Voorbehoud
7. Voorbehoud
26
p26 Bijlagen p28 AEGON p29 ASR p30 Centraal Beheer Achmea p31 Delta Lloyd p32 Nationale Nederlanden p33 SNS Reaal p34 Zwitserleven
LCP Netherlands
Bijlagen
Werkgevers en werknemersvertegenwoordiging doen er goed aan jaarlijks gezamenlijk te monitoren hoe de lifecyclefondsen hebben gepresteerd, zeker als dat de standaard beleggingskeuze is die aan werknemers wordt voorgelegd.
28
LCP TERzake(n) 2009 Bijlagen
AEGON Klasse Naam
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance ***
*** 2008
2009
1
Deposito Fund
0,12%
3,98%
-0,38%
0,15%
0,58%
-0,42%
2
Dynamic Fund 1
0,43%
6,30%
-0,76%
0,38%
1,36%
-0,40%
3
Dynamic Fund 2
0,49%
2,07%
0,41%
0,41%
5,71%
0,09%
2
Dynamic Fund 3
0,50%
-2,15%
1,40%
0,41%
9,99%
0,44%
4
Dynamic Fund 4
0,26%
-8,67%
1,63%
0,45%
13,49%
0,54%
4
Dynamic Fund 5
0,48%
-14,42%
2,26%
0,48%
16,85%
0,47%
4
Dynamic Fund 6
0,30%
-22,18%
0,52%
0,51%
20,70%
0,85%
4
Dynamic Fund 7
0,43%
-28,15%
0,22%
0,54%
24,12%
0,78%
4
Dynamic Fund 8
0,70%
-34,29%
-0,57%
0,57%
27,75%
0,88%
5
Dynamic Fund 9
0,91%
-40,89%
-2,15%
0,70%
31,50%
1,07%
5
Equity Europe Fund
0,40%
-41,58%
1,55%
0,29%
28,85%
-2,75%
5
Equity Fund
0,53%
-40,65%
1,93%
0,35%
29,86%
-1,03%
5
Equity North America Fund
0,39%
-36,87%
-2,71%
0,40%
25,26%
0,83%
5
Equity Pacific Fund
0,13%
-40,51%
-1,23%
0,29%
33,26%
-0,05%
2
Rente Fund
0,36%
11,42%
0,28%
0,39%
2,69%
-0,20%
5
Sustainable world Equity
0,36%
-39,38%
0,65%
0,30%
30,55%
-0,88%
0,48%
-44,02%
-5,17%
0,54%
30,68%
-7,82%
Fund 3
Vastgoed Fund Internationaal
* De hier vermelde percentages betreffen de TER+ en zijn gelijk aan de door het beleggingsfonds gepubliceerde TER. Volgens AEGON brengt zij vanaf medio 2009 in de nieuwmarkt geen aanvullende vermogensbeheerkosten meer in rekening via de pensioenverzekeringen (tot medio 2009 werd bij nieuwe unit linked producten nog wel 0,2% extra voor vermogensbeheerkosten gerekend; dit is niet verwerkt in de vermelde TER+). ** Het hier vermelde netto fonds rendement is gelijk aan het door het beleggingsfonds gepubliceerde netto fonds rendement. *** De hier vermelde out- of underperformance is gelijk aan het vermelde netto fonds rendement verminderd met het door het beleggingsfonds gepubliceerde benchmarkrendement.
LCP TERzake(n) 2009
29
Bijlagen
ASR Klasse Naam
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance ***
*** 2008
2009
4
Profielfonds Pensioen A
0,71%
-5,54%
-8,61%
0,67%
10,04%
1,59%
4
Profielfonds Pensioen B
0,53%
-8,84%
-9,22%
0,70%
11,06%
1,63%
4
Profielfonds Pensioen C
0,56%
-9,86%
-7,60%
0,72%
12,04%
1,62%
4
Profielfonds Pensioen D
0,47%
-13,93%
-6,56%
0,71%
13,86%
1,47%
4
Profielfonds E
0,65%
-17,85%
-5,59%
0,66%
15,58%
1,23%
4
Profielfonds F
0,44%
-21,50%
-4,54%
0,70%
17,36%
1,05%
4
Profielfonds G
0,41%
-29,76%
-3,59%
0,71%
22,20%
1,41%
4
Profielfonds H
0,57%
-33,74%
-3,47%
0,71%
23,66%
0,94%
4
Profielfonds I
0,59%
-38,33%
-2,25%
0,69%
26,03%
0,42%
5
Aandelenfonds
0,67%
-38,64%
0,44%
0,65%
26,35%
0,05%
5
Europafonds
0,65%
-45,08%
-1,43%
0,66%
31,56%
-0,04%
1
Liquiditeitenfonds
0,52%
2,47%
-2,32%
0,47%
1,44%
-0,06%
2
Obligatiefonds
0,53%
-2,86%
-9,25%
0,48%
8,28%
1,37%
3
Vastgoedfonds
0,51%
-13,84%
-2,61%
0,56%
8,37%
3,98%
5
BNP Paribas OBAM
1,14%
-66,00%
-28,76%
1,11%
71,13%
44,42%
4
SRI Mixfonds
1,76%
-20,42%
-5,61%
1,53%
15,05%
-0,04%
5
SRI Futurevision
2,83%
-42,08%
-8,18%
2,53%
23,90%
-2,04%
5
SRI Meerwaarde
0,51%
-40,40%
-6,50%
1,75%
27,95%
2,01%
1,02%
5,46%
-2,56%
0,72%
5,59%
1,29%
Aandelenfonds 2
SRI Obligatiefonds
* De hier vermelde TER+ is gelijk aan de door het beleggingsfonds gepubliceerde TER na aftrek van de korting. ASR geeft standaard kortingen op de TER oplopend tot ca. 0,75% (achteraf via de toevoeging van extra particpaties). Volgens opgave van ASR zijn geen aanvullende vermogensbeheerkosten van toepassing. ** Het hier vermelde netto fonds rendement is gelijk aan het door beleggingsfonds gepubliceerde netto fonds rendement vermeerderd met de korting op de TER. *** De hier vermelde out- of underperformance is gelijk aan het vermelde netto fonds rendement verminderd met het door het
Bijlagen
beleggingsfonds gepubliceerde benchmarkrendement.
30
LCP TERzake(n) 2009 Bijlagen
Centraal Beheer Achmea Klasse Naam
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance ***
*** 2008
2009
5
Aandelenfonds Nederland
1,11%
-49,20%
3,12%
1,11%
38,59%
2,24%
2
Amethist Fonds
1,00%
5,50%
-6,46%
1,00%
3,09%
1,96%
1
Depositofonds
0,93%
3,91%
-0,81%
0,93%
0,46%
-0,64%
4
Diamant Fonds
1,06%
-35,89%
-1,51%
1,06%
27,63%
2,54%
5
Euro Aandelenfonds
1,11%
-46,65%
-2,68%
1,14%
29,90%
1,09%
2
Obligatiefonds
1,00%
-1,19%
-7,41%
1,00%
8,90%
1,95%
5
Robijn Fonds
1,09%
-33,45%
3,10%
1,09%
31,81%
1,55%
2
Saffier Fonds
1,01%
-12,48%
-5,76%
1,01%
13,18%
1,62%
2
Smaragd Fonds
1,00%
-1,17%
-7,28%
1,00%
8,91%
2,41%
4
Topaas Fonds
1,03%
-23,60%
-3,66%
1,03%
18,28%
0,88%
* De hier vermelde TER+ is gelijk aan de door het beleggingsfonds gepubliceerde TER. ** Het hier vermelde netto fonds rendement is gelijk aan het door het beleggingsfonds gepubliceerde netto fonds rendement. *** De hier vermelde out- of underperformance is gelijk aan het vermelde netto fonds rendement verminderd met het door het beleggingsfonds gepubliceerde benchmarkrendement.
Centraal Beheer Achmea hanteert, mede afhankelijk van de grootte van het pensioencontract, soms een korting op de TER (achteraf via toevoeging van extra participaties). Een kortingspercentage van 0,25% zijn we in de praktijk wel tegengekomen. Deze mogelijke korting is niet verwerkt in de hierboven vermelde percentages.
LCP TERzake(n) 2009
31
Bijlagen
Delta Lloyd Klasse Naam
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance ***
*** 2008
2009
5
Deelnemingen Fonds NV
1,25%
-45,40%
1,44%
55,50%
2
Dollar Fonds N,V,
0,86%
18,90%
-4,60%
0,89%
-1,60%
4,60%
5
Donau Fonds N,V,
2,08%
-66,40%
-2,20%
3,03%
88,40%
4,30%
2
Euro Credit Fund N,V,
1,02%
0,10%
-1,90%
1,32%
14,20%
3,50%
5
Europa Fonds N,V,
1,23%
-40,80%
2,90%
1,36%
24,40%
-7,40%
5
Europees Deelnemingen
1,46%
-36,90%
1,36%
46,30%
-41,90%
-4,20%
1,29%
27,90%
Fonds N,V, 5
Investment Fund N,V,
1,13%
1,90%
4
Mix Fonds N,V,
1,62%
-16,10%
-3,80%
1,80%
15,70%
1,10%
5
Nederland Fonds N,V,
1,12%
-50,20%
0,00%
1,43%
48,20%
-4,80%
4
Profielmix 1
0,76%
-3,21%
0,80%
8,57%
0,90%
-14,14%
0,90%
16,62%
1,00%
-26,19%
1,00%
21,74%
1,10%
-32,39%
1,10%
23,69%
1,20%
-38,60%
1,20%
28,09%
zonder garantie 4
Profielmix 2 zonder garantie
4
Profielmix 3 zonder garantie
4
Profielmix 4 zonder garantie
4
Profielmix 5 zonder garantie
1
Rente Fonds N,V,
0,75%
6,40%
5
Select Dividend Fonds N,V,
1,29%
-31,10%
4
Indexfonds Index
-2,10%
0,79%
7,70%
1,35%
14,60%
0,48%
15,21%
0,49%
17,75%
0,50%
20,85%
0,80%
Mixfonds 1 **** 4
Indexfonds Index Mixfonds 2 ****
4
Indexfonds Index Mixfonds 3 ****
* De hier vermelde TER+ is gelijk aan de door het beleggingsfonds gepubliceerde TER. Delta Lloyd heeft geen mededelingen over eventuele kortingen op de TER. Volgens opgave van Delta Lloyd zijn geen aanvullende vermogensbeheerkosten van toepassing.
*** De hier vermelde out- of underperformance is gelijk aan het hier vermelde netto fonds rendement verminderd met het door het beleggingsfonds gepubliceerde benchmarkrendement. Indien bij een fonds geen benchmark van toepassing is, dan is geen out- of underperformance vermeld. **** De Delta Lloyd Index Mixfondsen zijn per 28 mei 2009 geintroduceerd. De genoemde rendementen betreffen een periode van ruim 7 maanden.
Bijlagen
** Het hier vermelde netto fonds rendement is gelijk aan het door het beleggingsfonds gepubliceerde netto fonds rendement.
32
LCP TERzake(n) 2009 Bijlagen
Nationale Nederlanden Klasse Naam
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance ***
*** 2008 1
Geldmarkt Fonds
0,25%
4,29%
4
Continu Click Fonds
0,37%
-5,31%
4
Protected Mix Fonds
0,55%
-19,87%
2
Rente Fonds
0,25%
2,14%
2
EuropaRente Fonds
0,38%
2
InterRente Fonds
0,38%
2009 -0,03%
0,26%
1,12%
0,38%
2,84%
0,27%
0,57%
4,70%
-4,08%
0,25%
9,65%
-0,67%
-2,41%
0,38%
9,58%
1,92%
7,94%
-2,28%
0,38%
7,07%
3,47%
2,70%
4
Mix Fonds
0,32%
-16,99%
-2,83%
0,32%
18,53%
3,30%
3
Vastgoed Fonds
0,38%
-42,60%
5,07%
0,40%
12,58%
-12,96%
5
Aandelen Fonds
0,37%
-40,75%
-3,11%
0,38%
37,47%
11,53%
5
Europa Fonds
0,38%
-43,02%
0,63%
0,40%
40,68%
9,08%
6
Nederland Fonds
0,36%
-49,79%
0,47%
0,38%
41,87%
-0,27%
0,83%
-39,03%
-1,74%
-4,87%
5
Verre Oosten Fonds
0,85%
26,74%
2
ING Balans Mix 1 ****
0,32%
12,39%
4
ING Balans Mix 2 ****
0,37%
15,53%
4
ING Balans Mix 3 ****
0,41%
18,42%
* De hier vermelde TER+ is gelijk aan de door het beleggingsfonds gepubliceerde TER. ** Het hier vermelde netto fonds rendement is gelijk aan het door het beleggingsfonds gepubliceerde netto fonds rendement. *** De hier vermelde out- of underperformance is gelijk aan het hier vermelde netto fonds rendement verminderd met het door het beleggingsfonds gepubliceerde benchmarkrendement. Indien bij een fonds geen benchmark van toepassing is, dan is geen out- of underperformance vermeld. **** De ING Balans fondsen zijn per 12 december 2008 ingevoerd. De genoemde rendementen betreffen een verlengd boekjaar.
Nationale Nederlanden heeft helaas geen gebruik gemaakt van de door ons gegeven mogelijkheid deze cijfers op volledigheid en juistheid te beoordelen. Ook heeft zij niet opgegeven of aanvullende vermogensbeheerkosten en/of kortingen op de TER van toepassing zijn. Indien wordt aangenomen dat aan aanvullende vermogensbeheerkosten 0,35-0,50% wordt gerekend (deze percentages komen we in de praktijk tegen), dan wordt de hier vermelde TER+ ook 0,35-0,50% hoger.
LCP TERzake(n) 2009
33
Bijlagen
SNS Reaal Klasse Naam
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance ***
*** 2008
2009
5
Amerika Aandelenfonds
1,00%
-32,90%
-0,60%
0,99%
24,79%
2,18%
6
Azië Aandelenfonds
1,25%
-37,23%
-1,69%
1,27%
24,72%
-3,00%
5
Duurzaam Aandelenfonds
1,27%
-42,75%
0,88%
1,32%
31,59%
-0,01%
5
Euro Aandelenfonds
0,99%
-43,01%
0,62%
1,01%
31,98%
0,38%
1
Euro Liquiditeitenfonds
0,59%
3,73%
-0,22%
0,60%
2,79%
1,52%
4
Euro Mixfonds
0,90%
-21,00%
0,65%
0,91%
19,00%
-0,24%
2
Euro Obligatiefonds
0,70%
5,68%
-0,55%
0,71%
5,98%
-0,94%
3
Euro Vastgoedfonds
1,22%
-49,96%
-1,13%
1,29%
47,53%
3,28%
5
Nederlands Aandelenfonds
0,99%
-50,66%
-0,40%
1,02%
41,99%
-0,15%
4
Optimaal Blauw
0,79%
-0,05%
-0,57%
0,69%
6,63%
0,45%
4
Optimaal Geel
1,01%
-5,60%
-0,58%
1,00%
10,56%
0,50%
4
Optimaal Oranje
1,10%
-16,67%
-0,33%
1,11%
16,55%
-0,73%
5
Optimaal Paars
1,30%
-39,84%
-1,21%
1,29%
31,19%
1,32%
4
Optimaal Rood
1,22%
-30,29%
-0,87%
1,21%
25,12%
0,59%
5
Wereld Aandelenfonds
1,04%
-37,93%
-0,55%
1,06%
28,04%
0,08%
5
Hoogdividend
1,23%
-36,75%
2,82%
1,26%
21,10%
-6,85%
1,72%
-50,66%
0,25%
1,77%
73,66%
0,72%
Aandelenfonds 6
Opkomende Landen Aandelenfonds
* De hier vermelde TER+ is gelijk aan de door het beleggingsfonds gepubliceerde TER. Volgens opgave van SNS Reaal zijn geen aanvullende vermogensbeheerkosten van toepassing. ** Het hier vermelde netto fonds rendement is gelijk aan het door het beleggingsfonds gepubliceerde netto fonds rendement. *** De hier vermelde out- of underperformance is gelijk aan het vermelde netto fonds rendement verminderd met het door het
Bijlagen
beleggingsfonds gepubliceerde benchmarkrendement.
34
LCP TERzake(n) 2009 Bijlagen
Zwitserleven Klasse Naam
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance
TER+ *
Netto fonds
Out- of under
rendement **
performance ***
*** 2008
2009
5
Aandelenfonds
0,54%
-51,40%
-1,14%
0,54%
39,87%
-2,28%
2
Credits Fonds
0,53%
-6,36%
-2,60%
0,54%
15,70%
0,01%
5
Europees Aandelenfonds
0,54%
-42,20%
-0,98%
0,54%
28,44%
-0,30%
1
Geldmarktfonds
0,53%
4,26%
-0,46%
0,54%
1,09%
-0,22%
2
Government Bonds 10+
0,54%
11,18%
0,55%
0,53%
2,02%
-0,79%
Fonds 2
Horizon Rentefonds
0,54%
5,73%
-0,45%
0,53%
6,04%
-0,55%
4
Horizonfonds 20+
0,57%
-28,52%
-1,03%
0,56%
21,88%
0,00%
4
Horizonfonds 2010-2014
0,60%
-9,98%
-1,14%
0,59%
13,66%
-0,02%
2
Horizonfonds 2015-2019
0,54%
-8,39%
-0,62%
0,59%
13,54%
-0,14%
2
Horizonfonds 2020-2024
0,57%
-16,85%
-0,94%
0,53%
14,21%
-0,17%
4
Horizonfonds 2025-2029
0,54%
-21,01%
-0,77%
0,56%
18,30%
-0,23%
4
Mixfonds
0,53%
-21,52%
-1,28%
0,54%
17,97%
0,02%
2
Obligatiefonds
0,53%
2,07%
-4,15%
0,54%
7,51%
0,56%
3
Vastgoedfonds
1,11%
-53,26%
-4,34%
1,07%
50,03%
4,84%
5
Wereld Aandelenfonds
0,58%
-37,76%
-0,11%
0,58%
26,01%
0,07%
* De hier vermelde TER+ is gelijk aan de door het beleggingsfonds gepubliceerde TER vermeerderd met 0,5% aanvullende vermogensbeheerkosten via de pensioenverzekeringen. ** Het vermelde netto fonds rendement is gelijk aan het door het beleggingsfonds gepubliceerde netto fonds rendement verminderd met de 0,5%. *** De hier vermelde out- of underperformance is gelijk aan het vermelde netto fonds rendement verminderd met het door het beleggingsfonds gepubliceerde benchmarkrendement.
LCP TERzake(n) 2009 Maart 2011
Evert van Ling
Johan van Soest
Partner
Actuaris AG
[email protected]
[email protected]
+31 (0)6 2453 3001
+31 (0)6 5373 3998
Lane Clark & Peacock (LCP) is een Europees actuarieel adviesbureau. LCP heeft vestigingen in Utrecht,
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
Lane Clark & Peacock LLP
Lane Clark & Peacock LLP
London, UK
Winchester, UK
Lane Clark & Peacock Belgium CVBA
Lane Clark & Peacock Ireland Limited
Utrecht, the Netherlands
Tel: +44 (0)20 7439 2266
Tel: +44 (0)1962 870060
Brussels, Belgium
Dublin, Ireland
[email protected]
Tel: +32 (0)2 761 45 45
Tel: +353 (0)1 614 43 93
[email protected]
[email protected]
Tel: +31 (0)30 256 76 30
[email protected]
[email protected] Lane Clark & Peacock LLP
LCP Libera AG
LCP Libera AG
LCP Asalis AG
St Helier, Jersey
Zürich, Switzerland
Basel, Switzerland
Zürich, Switzerland
Tel: +44 (0)1534 887600
Tel: +41 (0)43 817 73 00
Tel: +41 (0)61 205 74 00
Tel: +41 (0)43 344 42 10
[email protected]
[email protected]
[email protected]
[email protected]
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
IE c0211/0211
Londen, Winchester, Dublin, Zürich, Basel en Brussel.