Auteurs: Jos van Ophem Chantal Krijts Anouk Rennen Sacha van Hoogdalem
Vernieuwde beschikbare premieregelingen Het Nederlandse pensioensysteem kent verschillende soorten pensioenregelingen. De belangrijkste twee regelingen zijn de uitkeringsovereenkomst en de premieovereenkomst. Van oudsher bouwt het grootste deel van de deelnemers pensioen op in een uitkeringsovereenkomst. De laatste jaren zien we echter een steeds verdere verschuiving van uitkeringsovereenkomsten naar beschikbare premieregelingen. De wetgeving over beschikbare premieregelingen kent een aantal beperkingen. In het wetsvoorstel variabele pensioenuitkering worden een aantal belangrijke beperkingen opgeheven. In dit artikel geven we inzicht in belangrijke keuzes die deze nieuwe wetgeving mogelijk maakt en de effecten die ze hebben. We beginnen met de verschillen tussen premie- en uitkeringsovereenkomsten.
Vernieuwde beschikbare premieregelingen
Premieovereenkomst versus uitkeringsovereenkomst Bij uitkeringsovereenkomsten krijgt een deelnemer een ‘zekere’ pensioenaanspraak. De kosten en risico’s voor deze aanspraak liggen bij de premiebetaler, vaak een combinatie van de werkgever en de werknemer. De laatste jaren hebben we ervaren dat deze zekere aanspraak steeds duurder is geworden en niet haalbaar meer is. De dekkingsgraden van de fondsen zijn zwaar onder druk komen te staan door de ontwikkelingen op de markt (een daling van de rentes en tegenvallende rendementen), en doordat de levensverwachting flink is toegenomen. Door de vergrijzing van de pensioenfondsen is het inzetten van premieverhoging om de dekkingsgraden weer op niveau te brengen steeds minder mogelijk. Daarnaast is door de steeds verdere daling van de rente de kostprijs van de pensioenaanspraken verder gestegen. Bij een premieovereenkomst liggen deze risico’s bij de deelnemer. De te betalen premie is bekend. De risico’s van marktontwikkelingen, rente en langleven verschuiven naar de deelnemer, en komen tot uitdrukking in onzekerheid over de verwachte pensioenuitkering. Naast het verschil tussen een vaste premie in een individueel beschikbare premieregeling en een variabele premie in een uitkeringsovereenkomst zijn er nog twee belangrijke verschillen die we hierna toelichten, en die betrekking hebben op: Het beleggingsbeleid: keuzevrijheid en mogelijkheid van doorbeleggen na pensioenleeftijd De mate waarin herverdeling mag plaatsvinden
Beleggingsbeleid: keuzevrijheid en doorbeleggen na pensioenleeftijd In een uitkeringsovereenkomst wordt voor alle deelnemers in het fonds op eenzelfde wijze belegd. In een premieovereenkomst wordt veelal een leeftijdsafhankelijk beleggingsbeleid gevoerd, waarbij op jonge leeftijd een meer risicovolle beleggingsmix wordt aangehouden; naarmate de deelnemer ouder wordt, wordt een minder risicovolle mix aangehouden. Op het moment van pensionering moet het gespaarde kapitaal in de beschikbare premieregeling omgezet worden in een gegarandeerde uitkering. Veelal wordt deze uitkering aangekocht bij een verzekeraar.
Figuur Figuur1 1 Ontwikkeling pensioenkapitaal Ontwikkeling pensioenkapitaal 120%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
25
30
Premies
35
40
45
50
55
60
Rendement op premies (lifecycle)
65 Fondsmix
Door het aankopen van deze gegarandeerde uitkering wordt na pensioenleeftijd geen beleggingsrisico meer gelopen. Dit betekent echter ook dat het bijbehorende verwachte extra rendement wordt misgelopen. In figuur 1 wordt een vergelijking gemaakt van het gespaarde kapitaal op de pensioendatum van aan de ene kant een beleggingsbeleid conform een standaard life cycle-belegging in een beschikbare premieregeling, en aan andere kant een beleggingsbeleid waarbij gedurende de actieve periode een constante allocatie van 50% zakelijke waarden (proxy voor de gemiddelde assetallocatie van een Nederlands pensioenfonds) wordt aangehouden. De grafiek laat zien dat op de pensioenleeftijd het gespaarde kapitaal in de beide varianten vergelijkbaar is. Bij de fondsmix is een kapitaal verkregen van 103% van het vermogen dat via de life cycle wordt bereikt. Conclusie: het wel of niet conform een life cycle beleggen in de actieve periode leidt, in dit voorbeeld, niet tot een substantieel ander verwacht gespaard pensioenkapitaal op de pensioenleeftijd.
Figuur 2
Figuur 2 Ontwikkeling nominaal pensioen
Ontwikkeling reeel Ontwikkeling reeëlPensioen pensioen
Ontwikkeling nominaal pensioen
120%
160% 140%
100%
120%
80%
100% 80%
60%
60%
40%
40%
20%
20% 0%
0% 67
72 Gegarandeerd pensioen
77
82
doorbeleggen na pensioen
87 Fondsmix
Het grote verschil in de verwachte pensioenontwikkeling ontstaat in de periode na pensionering. In de traditionele beschikbare premieregelingen wordt er op pensioenleeftijd een vaste pensioenaanspraak ingekocht. Deze vaste uitkering wordt gedurende de pensioenperiode niet meer verhoogd. In een uitkeringsovereenkomst (lees: pensioenfonds) blijft het gehele pensioenvermogen ook na pensionering belegd en wordt naar verwachting een hoger rendement behaald dan de marktrente. Dit hogere verwachte rendement wordt omgezet in een jaarlijkse verhoging van de pensioenaanspraak. Dit gaat natuurlijk ook gepaard met bijbehorende risico’s. Figuur 2 geeft inzicht in het belang van doorbeleggen na de pensioenleeftijd. De figuur laat zien dat de uitkering in nominale termen niet verandert na de inkoop van het nominale pensioen in de bestaande beschikbare premieregelingen. Indien ook na pensioenleeftijd wordt belegd conform een prudente assetmix is een lichte stijging in de aanspraak zichtbaar. Bij een allocatie van bijvoorbeeld 20% zakelijke waarden kan gemiddeld 0,6% extra rendement worden gemaakt1. Indien na pensioenleeftijd een meer risicovolle allocatie wordt aangehouden (conform de gemiddelde mix van een pensioenfonds) kan de aanspraak in verwachting jaarlijks meer verhoogd worden. Deze extra verwachte stijging gaat natuurlijk ook gepaard met meer risico. De reële waarde van het pensioen neemt langzaam af. De nominale uitkeringen veranderen immers niet, waardoor de koopkracht van de uitkeringen langzaam daalt. Bij de fondsmix (50% zakelijke waarden) kan het behaalde overrendement een deel van prijsinflatie compenseren.
67
72 Gegarandeerd pensioen
77
82
doorbeleggen na pensioen
87 Fondsmix
Mate waarin herverdeling binnen het contract plaatsvindt Bij uitkeringsovereenkomsten is er sprake van herverdeling. Onder herverdeling wordt verstaan dat de waarde van de betaalde premies niet gelijk is aan de waarde van de ontvangen pensioenuitkeringen. Dit zijn een paar voorbeelden van herverdeling:
Wanneer de betaalde premie afwijkt van de kostprijs van de in te kopen aanspraken is er sprake van een sponsoring van de bestaande deelnemers naar de nieuwe inkoop, of andersom van de premiebetaler naar het fonds. Een ander instrument waardoor herverdeling plaatsvindt, is de buffer in een pensioenfonds. Een buffer dient als instrument om ervoor te zorgen dat tegenvallende rendementen niet direct gevolgen hebben voor de pensioenaanspraken. Is de buffer echter verbruikt, dan moet deze weer worden opgebouwd. Tijdens de opbouw van de buffer worden behaalde overrendementen in de buffer opgespaard en niet direct gebruikt voor het verhogen van de uitkeringen. Het ontsparen of opsparen in de buffer zorgt voor stabilisering van de uitkeringen op dat moment. De uitkeringen van de uitkeringsgerechtigden worden dan meer of minder aangepast aan de in dat jaar verdiende overrendementen. Dit gaat ten kosten of ten baten van de nog niet uitgekeerde pensioenen. In dat geval is er veelal sprake van herverdeling. In de huidige en de nieuwe wetgeving over premieregelingen is er geen sprake van herverdeling. Dit betekent dat een tegenvallend overrendement door de deelnemer zelf opgevangen moet worden en niet door middel van een buffer met (toekomstige) generaties gedeeld kan worden.
Dit geldt bij een gemiddelde risicopremie van 3%.
1
Verbeterde premieovereenkomst In het voorontwerp van de Wet variabele pensioenuitkering worden voorstellen gedaan om de bestaande premie- en kapitaalovereenkomsten te verbeteren. Deze nieuwe wet komt tegemoet aan een aantal belangrijke bezwaren van de bestaande premieovereenkomsten. Belangrijke verbeteringen zijn: 1. Doorbeleggen na pensionering. Zoals al eerder aangegeven, kan het doorbeleggen na pensioenleeftijd ervoor zorgen dat er over de hele uitkeringsperiode naar verwachting meer pensioen kan worden uitgekeerd. 2. Mogelijkheid van spreiden van marktschokken en schokken ten gevolge van langer leven. Doorbeleggen leidt tot mee- en tegenvallers van het beleggingsrendement. De impact van de mee- en tegenvallers als gevolg van beleggingsrisico en langleven risico mag over maximaal 5 jaar worden uitgespreid. 3. Spreiden van rente- en koersrisico bij inkoop van het pensioen. In de huidige wetgeving moet het gespaarde kapitaal uiterlijk op de pensioendatum worden omgezet in een gegarandeerde uitkering. Het niveau van de uitkering wordt hierdoor heel gevoelig voor het niveau van de rente op het moment van inkoop van het pensioen en voor de ontwikkeling van de zakelijke waarden net voor het moment van pensionering. Een daling van het spaarkapitaal door een daling van de zakelijke waardenportefeuille moet immers uiterlijk op pensioendatum worden ingelocked. De enige manier om een herstel van de beurs af te wachten is het moment van pensionering uit te stellen. Een lage rente op pensioendatum heeft tot gevolg dat op dat moment een relatief laag pensioen kan worden ingekocht.
Spreiden van schokken Een belangrijk instrument in dit nieuwe pensioencontract is de mogelijkheid om beleggingsschokken geleidelijk door te vertalen in pensioenaanspraken. Hierdoor kunnen mee- en tegenvallers elkaar gedeeltelijk compenseren. In onderstaande figuur is voor een gestileerd fonds dat 40% van het vermogen in aandelen belegt weergegeven hoe het verloop van het overrendement voor de periode 2005 – 2014 zou zijn geweest. De balkjes geven het jaarlijkse overrendement weer, gemeten als het behaalde fondsrendement verminderd met de verandering van de waarde van de verplichtingen. Indien deze overrendementen direct vertaald zouden worden in een pensioenaanpassing vertonen de jaarlijkse aanpassingen van
Figuur Figuur 3 3
impact spreiden van schokken impact van van spreiden van schokken op jaarlijkse op jaarlijkse aanpassing van aanpassing van uitkeringen uitkeringen
15% 10% 5% 0% -5%
2005
2007
2009
2011
-10% -15% -20% -25% Overrendement
uitsmeerperiode 1 jaar
uitsmeerperiode 5 jaar
het pensioen hetzelfde verloop als het overrendement. Bij het uitsmeren van de overrendementen over een periode van 5 jaar worden de jaarlijkse aanpassingen van de pensioenaanspraak veel minder groot. De grafiek laat zien dat het toestaan van het uitsmeren van over- en onderrendementen zorgt voor een sterke stabilisering van de jaarlijkse verandering van het pensioen2.
Individueel of collectief doorbeleggen Dit wetvoorstel maakt het mogelijk om het voortzetten van risicodragende beleggingen individueel of via een collectief te organiseren. In beide gevallen mag er geen sprake zijn van herverdeling. Binnen een collectief (lees pensioenfonds) betekent dit dat er restricties opgelegd worden aan de regels waarmee behaalde rendementen worden omgezet in pensioenaanpassingen. Hierbij merken we op dat in beide situaties er sprake kan zijn van het collectief inkopen van beleggingen, het collectief administreren en informeren et cetera. De begrippen ‘ individueel’ en ‘collectief’ hebben alleen betrekking op de wijze waarop beleggingsrisico’s en risico’s van macro-langleven worden gedeeld. In dit artikel wordt alleen ingegaan op het delen van het beleggingsrisico’s.
De belangrijkste randvoorwaarden zijn het gebruik van marktrente als conversierente en een gesloten symmetrische verdeelregel van mee- en tegenvallers. 2
2013
Tabel 2 verschillen in beleidskeuzes individueel of collectief doorbeleggen
Individueel
Collectief
Beleggingsmix
Individueel, keuzevrijheid
1 collectieve mix
Projectierente
Keuze uit marktrente en verwacht rendement
Marktrente
Spreiden van het conversiemoment
Nee
Ja, vanaf 10 jaar voor pensioendatum kan toegetreden worden tot het collectief
De verschillen tussen de beide contractinvullingen (individueel of collectief ) zijn opgenomen in de bovenstaande tabel. De verschillen hebben betrekking op de beleggingsmix na pensioendatum, de projectierente die bepalend is voor de uitkering en het tijdstip waarop gestart kan worden met het spreiden van marktschokken. Indien gekozen wordt voor een collectieve invulling, dan wordt er binnen het collectief conform één assetallocatie belegd. In de individuele invulling kan het individu ook gedurende de pensioenperiode variatie aanbrengen in het risicoprofiel. Een tweede verschil heeft te maken met de keuze voor de projectierente op basis waarvan de jaarlijkse uitkering wordt afgeleid van de stand van het individuele kapitaal. Om te voldoen aan de eis dat er geen herverdeling mag plaatsvinden, mag in het collectieve contract alleen gekozen worden voor de marktrente. De marktrente zorgt ervoor dat de beloning voor de gelopen risico’s ook na het toepassen van een uitsmeerperiode marktconform is, en er dus een eerlijke beloning is voor het gelopen risico. Het derde element heeft te maken met het spreiden van het conversiemoment. Bij de collectieve invulling van het doorbeleggen is het mogelijk om vanaf 10 jaar voor de pensioendatum geleidelijk aan het collectief deel te gaan nemen. Het voordeel van een geleidelijke toetreding is dat marktschokken in de laatste jaren voor pensionering ook al geleidelijk in de uitkering verwerkt worden.
Collectieve fondsmix versus individuele assetmix Bij het voeren van een collectieve assetallocatie wordt voor alle deelnemers dezelfde assetmix aangehouden. Mee- en tegenvallers mogen over een periode van maximaal 5 jaar worden uitgesmeerd. De randvoorwaarden2 die de wet aan deze collectieve invulling stelt zorgen ervoor dat de risico-exposure van een individu in dit collectief, voor zover dit marktrisico’s betreft, na te bootsen is door een leeftijdsafhankelijke assetallocatie te voeren. Dit lichten we toe aan de hand van het onderstaande. Stel dat in een jaar een negatief overrendement wordt gemaakt van -10%. Bij een directe aanpassing zou dit betekenen dat alle uitkeringen vanaf dit moment met 10% omlaag gaan. Het uitsmeren van deze schok over 5 jaar betekent dat de uitkeringen geleidelijk worden aangepast. Omdat de uitkeringen de eerste jaren echter niet volledig worden verlaagd met het behaalde negatieve overrendement, en er dus meer wordt uitgekeerd dan het opgelopen tekort, betekent dit dat de uitkeringen die later in de tijd gedaan moeten worden meer dan 10% moeten dalen. Het vermogen kan immers maar één keer worden uitgedeeld. Bij meevallers geldt dit ook: de uitkeringen na 5 jaar zullen in totaal meer verhoogd worden dan de behaalde procentuele meevaller, de uitkeringen binnen nu en 5 jaar minder.
Figuur 4 4 Figuur
Figuur Figuur5 5 impliciete lifecycle voorvoor individu in collectief met impliciete lifecycle individu in gesloten spreidingsmechanisme collectief met gesloten spreidingsmechanisme
Impact op verwachte uitkeringen bij directe en impact op verwachte uitkeringen bij geleidelijke aanpassing van een tegenvaller
directe en geleidelijke aanpassing van een tegenvaller
45%
25
40%
20
35% 30%
15
25%
10
20% 15%
5
10%
0
1
2
3
4
direct aanpassing
5
6
7
8
9
10
11
geleidelijke aanpassing
oorspronkelijk
In figuur 4 is dit grafisch weergegeven. De grijze lijn geeft het oorspronkelijke verwachte uitkeringspatroon van alle deelnemers weer van een pensioenfonds (collectief ) met alleen uitkeringsgerechtigden. Indien een negatief overrendement van -10% wordt behaald en dit negatieve overrendement direct vertaald zou worden in de aanspraken, worden de uitkeringen gelijk aan de donkerblauwe staafjes. Indien er een geleidelijke vertaling van de schok plaatsvindt, worden de uitkeringen in het eerste jaar maar gedeeltelijk verlaagd. In de 4 jaren die volgen worden de uitkeringen nog verder verlaagd. Dit wordt weergegeven in de lichtblauwe staafjes in de grafiek van figuur 5. Het spreidingsmechanisme heeft tot gevolg dat uitkeringen op korte termijn minder geraakt worden door de schokken. Dit geldt voor zowel de meevallers als de tegenvallers. Omdat er bij de berekening van het te verdelen overrendement gerekend wordt met een overrendement ten opzichte van de marktrente is er zoals eerder aangegeven geen sprake van herverdeling. Deze verwachte beloning is precies in lijn met het risico dat gelopen wordt.
5% 0%
67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 collectieve mix
impliciete lifecycle mix
Deze twee elementen zorgen er samen voor dat voor oudere deelnemers er impliciet minder risico gelopen wordt dan voor jongere gepensioneerden. Doordat de bijbehorende opbrengsten in lijn zijn met dit lagere risico, kan afgeleid worden dat de impliciete beleggingsmix voor ouderen in een collectief minder risicovol is dan de fondsmix, en voor jongeren juist iets meer risicovol. Voor een gestileerd fonds is dit weergeven in de bovenstaande figuur. Indien er alleen sprake zou zijn van marktrisico’s, en er een marktrente als projectierente gebruikt wordt, kunnen in de individuele opzet gelijke resultaten bereikt worden als in de collectieve opzet door over de pensioenleeftijd een geleidelijke afbouw van het beleggingsprofiel toe te passen.
Stochastische doorrekening In deze paragraaf tonen we de impact van een tweetal belangrijke keuzes in het nieuwe pensioencontract door middel van een stochastische doorrekening. De eerste keuze is de impact van de spreidingsperiode, de tweede is de impact van de projectierente. In deze analyse bekijken we de pensioenontwikkeling van een 25-jarige deelnemer, die gedurende 42 jaar een premie inlegt conform de huidige wettelijke 3% staffel. Deze deelnemer belegt tot leeftijd 45 voor 80% in zakelijke waarden, daarna bouwt hij zijn lifecycle af tot 35% zakelijke waarden op leeftijd 62. Deze allocatie wordt aangehouden tot overlijden. Er wordt aangenomen dat de deelnemer op leeftijd 87 overlijdt.
Na pensioendatum wordt jaarlijks berekend wat de uitkering kan zijn. De gebruikte projectierente is in eerste instantie gelijk aan de marktrente. Bij de vaststelling van de uitkering wordt rekening gehouden met een levenslange stijging van de uitkering van 1 procentpunt. Deze vaste stijging moet samen met het behaalde overrendement zorgen voor een compensatie voor inflatie.
Figuur 6
Pensioen als % van laatste pensioengrondslag Figuur 6 Pensioen als % van laatste pensioengrondslag (inkoop op marktrente) (inkoop op marktrente) 80%
70%
Impact van de spreidingsperiode Tabel 3 geeft de resultaten van verschillende invullingen van het contract weer. Indien behaalde overrendementen direct worden omgezet in een aanpassing van de uitkeringen, zal er in 38% van de situaties een verlaging van de uitkering moeten worden doorgevoerd. Indien de over- en onderrendementen worden uitgesmeerd over 5 jaar daalt deze kans op een verlaging van de uitkering van 38% naar 19%. Ook de gemiddelde omvang van de verlaging van de uitkeringen daalt. Deze verlaging daalt van gemiddeld 3,9% bij een directe aanpassing naar 1,7% bij het uitsmeren van de over- en onderrendementen. Doordat de overrendementen gemiddeld positief zijn, leidt het smeren van mee-en tegenvallers gemiddeld tot een kleine buffer. De inkoop van 1% levenslange indexatie heeft ook een dempend effect op de kortingsrisico’s. Indien deze levenslange indexatie niet zou worden ingekocht, wordt er met een hogere inkooprente gerekend en zal de uitkering initieel hoger zijn (59% van de pensioengrondslag t.o.v. 52% van de pensioengrondslag). Bij een gelijk rendement zal er bij een hogere inkooprente echter sneller sprake zijn van een negatief overrendement. Hierdoor stijgt de kans op een verlaging van de uitkering van 19% naar 30%.
Tabel 3 Mix na pensioen
35% ZW
35% ZW
35% ZW
50% ZW
Projectierente
Marktrente
Marktrente
Marktrente
Marktrente
Spreiden
Nee
Ja
Ja
Ja
Inkoop stijging
1%
1%
0%
1%
Initieel pensioen als % pg
52%
52%
59%
53%
Kans op verlaging
38%
19%
30%
24%
Kans op verlaging > 2%
26%
7%
11%
12%
Gem. verlaging
3.9%
1.7%
1.9%
2.6%
60%
50%
40%
67
72
35% ZW (1% stijging)
77 Leeftijd (jaren) 35% ZW (geen stijging)
82
87
50% ZW (1% stijging)
De impact van een meer risicovolle allocatie op de kans op een daling van de uitkering is ook weergegeven. Meer risicovol beleggen heeft tot gevolg dat de verwachte verhoging van de uitkering toeneemt (zie figuur 6), de kans op een verlaging van de uitkering stijgt en de mate van de verlaging ook. In de bovenstaande figuur is weergegeven hoe in dit voorbeeldfonds de ontwikkeling is van het mediane pensioenresultaat. Zoals al uit de tabel is gebleken is bij 35% zakelijke waarden en een levenslange inkoop van 1% verhoging op marktrente het verwachte initiële pensioen gelijk aan 52% van de laatste pensioengrondslag. Door de positieve verwachte overrendementen samen met de ingekochte 1% stijging kan het pensioen in koopkrachttermen redelijk in lijn blijven. Indien er geen levenslange verhoging wordt ingekocht kan er initieel een pensioen verkregen worden van 59%. Dit pensioen zal echter minder verhoogd worden, waardoor het pensioen in koopkracht zal afnemen.
Impact van de projectierente
Tabel 4
In het individuele contract is het mogelijk de uitkeringen te baseren op een verwacht rendement. Hierin mag maximaal 35% van het rendement op zakelijke waarden worden ingerekend. Dit betekent dat er met een hoger projectierente gerekend mag worden, waardoor er initieel een hogere uitkering uit hetzelfde kapitaal kan worden opgenomen. Bij een marktrente van 3% mag er maximaal een projectierente van 4,3%3 gehanteerd worden. Een 1,3% hogere projectierente leidt al snel tot een 13% hogere initiële uitkering.
Figuur 7 Figuur 7
Pensioen als laatste pensioengrondslag Pensioen als %% vanvan laatste pensioengrondslag 80%
35% ZW
35% ZW
35% ZW
50% ZW
Projectierente
Rendement
Rendement
Rendement
Rendement
Spreiden
Nee
Ja
Ja
Ja
Inkoop stijging
1%
1%
0%
1%
Initieel pensioen als % pg
57%
57%
65%
58%
Kans op verlaging
42%
29%
41%
31%
Kans op verlaging > 2%
29%
12%
19%
17%
Gem. verlaging
4.1%
2.1%
2.3%
2.9%
Door de maximering van de projectierente leidt een verhoging van het risicoprofiel van 35% naar 50% tot een beperkte toename van de kans op een verlaging van de uitkering. Wel is zichtbaar dat de kans op grotere verlagingen (meer dan 2% bijvoorbeeld) en de gemiddelde omvang van de verlagingen toeneemt bij een hogere allocatie naar zakelijke waarden.
70%
60%
50%
40%
Mix na pensioen
Ten slotte
67
72
77 Leeftijd (jaren)
rendement (1% stijging)
82
87
marktrente (1% stijging)
In bovenstaande grafiek is de impact van de projectierente weergegeven op de ontwikkeling van het mediane pensioen voor de 35% zakelijke-waardenallocatie. Bij een hogere projectierente is het initiële pensioen hoger maar zullen bij een gelijk beleggingsrendement meer negatieve overrendementen ontstaan. Het gevolg hiervan is dat er een hogere kans op een daling van de uitkering zal optreden en dat de gemiddelde dalingen ook groter worden (zie tabel 4). In de situatie dat er geen spreiding wordt toegekend is er een kans van 42% op een daling van het pensioen. Indien er wel een spreiding wordt toegestaan daalt deze kans naar 29%. De gemiddelde omvang van de daling neemt ook af, van 4,1% naar 2,1%. Bij een projectierente gelijk aan de marktrente was, inclusief spreiding, de kans op een daling van het pensioen gelijk aan 19%, en was de gemiddelde daling 1,7%.
De verbeterde premieregeling zoals mogelijk gemaakt wordt in het wetsvoorstel Variabele pensioenuitkering neemt een aantal belangrijke nadelen van de bestaande beschikbare premieregelingen weg. Dit wetsvoorstel maakt het mogelijk ook na pensioendatum in beschikbare premieregelingen beleggingsrisico te nemen. Hierdoor kan naar verwachting een hoger pensioen worden bereikt. De mogelijkheden die de wet biedt met betrekking tot het uitsmeren van mee- en tegenvallers, maar ook de mogelijkheid om een vaste stijging van de aanspraak in te kopen kan er voor zorgen dat het nadelige effect van extra beleggingsrisico in de pensioenperiode flink beperkt kan worden. De keuze van de inkoopparameters biedt deelnemers en sociale partners de mogelijkheid om een afweging te maken tussen een hoger aanvangspensioen met een wat hogere kans op een negatieve aanpassing van het uitkeringsniveau versus een wat lager aanvangsniveau met een lagere kans op negatieve aanpassingen en wat hogere verwachte jaarlijkse verhogingen. Het goed informeren van deelnemers en sociale partners over de mogelijke gevolgen van een keuze in deze inkoopparameters is een belangrijke uitdaging bij de introductie van deze uitbreiding van de beschikbare premieregelingen.
Indien de vaste stijging van het pensioen wordt weggelaten neemt de kans op een daling van de uitkering weer toe naar 41%.
Het maximaal te hanteren rendement op zakelijke waarden is 6,75%, conform Commissie Parameters. Het maximaal in te rekenen percentage zakelijke waarden is 35%. Hierdoor is het maximale projectierentet bij een rente van 3% gelijk aan 35% * 6,75% + 65% * 3% = 4,3%. 3