LCP NETHERLANDS WERK IN UITVOERING BIJ PENSIOENFONDSEN 2014
Inzicht in de pensioenbeheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten van Nederlandse pensioenfondsen.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
Jeroen Koopmans
Evert van Ling
Johan van Soest
Partner
Partner
Senior Consultant
[email protected]
[email protected]
[email protected]
+31 (0)6 5099 9120
+31 (0)6 2453 3001
+31 (0)6 5373 3998
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
Lane Clark & Peacock (LCP) is een Europees actuarieel adviesbureau. LCP heeft vestigingen in Londen, Winchester, Brussel, Dublin, Utrecht en Abu Dhabi. Lane Clark & Peacock Ireland Limited
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
Lane Clark & Peacock UAE
Tel: +44 (0)20 7439 2266
Tel: +44 (0)1962 870060
Brussels, Belgium
Dublin, Ireland
Utrecht, Netherlands
Abu Dhabi, UAE
[email protected]
[email protected]
Tel: +32 (0)2 761 45 45
Tel: +353 (0)1 614 43 93
Tel: +31 (0)30 256 76 30
Tel: +971 (0)2 658 7671
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
NL c1014/1014
Lane Clark & Peacock LLP Lane Clark & Peacock LLP Lane Clark & Peacock Belgium CVBA London, UK Winchester, UK
2
Insight Clarity Advice Actuarieel adviesbureau Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. adviseert pensioenfondsen, (internationale) ondernemingen, ondernemingsraden en verzekeraars. Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. is onderdeel van Lane Clark & Peacock LLP (LCP). LCP heeft eigen kantoren in Nederland (Utrecht), België (Brussel), Engeland (Londen en Winchester), Ierland (Dublin), en de Verenigde Arabische Emiraten (Abu Dhabi). Wij bedanken de mensen van LCP die dit rapport mogelijk hebben gemaakt: Kathryn Gant Sarah Gunn Linda van Houten Jeroen Koopmans Bram van den Langenberg Evert van Ling Johan van Soest Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jeroen Koopmans, Evert van Ling of Johan van Soest van ons kantoor te Utrecht. Dit rapport mag gereproduceerd worden in zijn geheel of in delen, zonder toestemming vooraf, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Bekijk een volledige lijst van onze diensten op www.lcpnl.com. Utrecht, oktober 2014 © Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
3
Inhoud p5 p7 1.
Voorwoord Management samenvatting
p29 5.
Kosten van vermogensbeheer
en rendement
p30 5.1.
Vermogensbeheerkosten en
p7 1.1 Pensioen: in beweging of op hol?
transactiekosten
p8 1.2 Pensioenbeheerkosten
p33 5.2. Beleggingsrendement
p8 1.3 Vermogensbeheerkosten,
p35 5.3. Conclusies kosten versus rendement
transactiekosten en rendement
p9 1.4 Aanbevelingen
p37 6.
Best practises
p37 6.1. Kerncijfers p11 2. Inleiding
p37 6.2. Presentatie vermogensbeheerkosten en
p11 2.1
Pensioen: in beweging of op hol?
transactiekosten
p11 2.2
Transparantie in rapportage
p38 6.3. Verantwoording van kosten
p13 2.3
Hervormingen en uitvoeringskosten
p13 2.4
Verdere consolidatie gewenst?
p14 3.
Opzet van het onderzoek
p14 3.1.
Algemene gegevens geanalyseerde
pensioenfondsen p16 3.2. Kostensoorten p18 4.
Pensioenbeheerkosten
p20 4.1.
Totale pensioenbeheerkosten
p25 4.2 Administratiekosten p26 4.3
Controle- en advieskosten
p27 4.4 Accountantskosten en overige kosten
p38 7.
Tot slot
1
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
5
Voorwoord
Voorwoord Dit jaar brengen wij ons derde rapport uit met een analyse van de door Nederlandse pensioenfondsen gemaakte uitvoeringskosten, nu over de 234 jaarverslagen. Bij alle discussies over ons pensioenstelsel is er toenemende aandacht voor het functioneren van de pensioenfondsen. De economische crisis, de euro crisis, de reservetekorten en de pensioenkortingen hebben een grote aanslag gepleegd op het vertrouwen van burgers in financiële instellingen, waartoe pensioenfondsen ook gerekend worden. Gaan de pensioenfondsen wel verantwoord met ons geld om en hoe kunnen we dat controleren? Voor de toekomst van het pensioenstelsel is het noodzakelijk dat het vertrouwen in de fondsen terugkeert. De pensioenfondsen kunnen daar een bijdrage aan leveren door transparant te zijn over de door hen gemaakte uitvoeringskosten. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) doen als toezichthouders onderzoek naar de uitvoeringskosten. DNB kijkt daarbij vooral naar de financieringsaspecten en AFM naar de wijze waarop de fondsen over hun uitvoeringskosten rapporteren aan hun stakeholders. De Pensioenfederatie heeft zich vanaf 2011 intensief beziggehouden met dit onderwerp. In oktober 2013 is een nieuwe versie uitgegeven van haar “Aanbevelingen uitvoeringskosten”. Zij is uiteraard zeer geïnteresseerd in de mate waarin de pensioenfondsen gehoor geven aan de Aanbevelingen. Deze 2014 editie is het resultaat van een samenwerking tussen de Pensioenfederatie en LCP, zonder dat dit onze onafhankelijkheid met betrekking tot de analyse en de conclusies heeft beïnvloed. Wij zijn er trots op dat ons onderzoek hierdoor erkenning krijgt van de koepelorganisatie van pensioenfondsen. Dit rapport geeft op hoofdlijnen inzicht in de kosten die door pensioenfondsen gemaakt worden. Uiteraard komen niet alle aspecten in detail aan de orde. Bent u als pensioenfondsbestuurder geïnteresseerd om meer inzicht op detailniveau te krijgen, dan helpen wij u graag met een benchmark.
Utrecht, oktober 2014 Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
Voorwoord
jaren 2011 tot en met 2013. Dit rapport bevat de resultaten op basis van
Jeroen Koopmans Partner LCP Netherlands
De kosten van pensioenfondsen worden steeds vaker inzichtelijk gemaakt, maar niet per definitie beter. Regelmatig worden de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie niet volledig gevolgd en ontbreekt essentiële informatie. Het gebeurt bovendien zelden dat het bestuur een oordeel geeft over de omvang van de gemaakte kosten.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
7
1. Management samenvatting
1.1 Pensioen: in beweging of op hol? De wereld waarin de pensioenfondsen moeten functioneren is sterk veranderd. De financiële weerbaarheid is aangetast door de economische crisis, maar zeker ook door de sterke toename van de levensverwachting. Daar boven op kwam nieuwe pensioenwetgeving, werd de AOW aangepast en is het fiscale pensioenkader drastisch gewijzigd. Vanaf 2015 staan opnieuw ingrijpende aanpassingen in ons pensioenstelsel op stapel. Voor veel (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden elkaar volgende wijzigingen maken dat er niet beter op. Dit schaadt het vertrouwen in de pensioensector. De sector zal er alles aan moeten doen om het vertrouwen van haar klanten te herwinnen, want dat is de onmisbare basis voor een solidair gefinancierd en collectief uitgevoerd pensioenstelsel. Bij herwinnen van vertrouwen hoort openheid. Openheid over voorgenomen beleid, bij het uitvoeren van het beleid en ook bij het achteraf verantwoording afleggen over het gevoerde beleid. Een van de elementen daarbij is openheid over de gemaakte kosten en een uitleg waarom deze kosten noodzakelijk waren om de kwaliteit van de pensioenregeling of van de serviceverlening aan alle belanghebbenden te verbeteren. Met name de AFM dringt daar op aan. De pensioensector zelf was daar al van doordrongen en mede dankzij de in 2011 gepubliceerde Aanbevelingen van de Pensioenfederatie geven de meeste pensioenfondsen inmiddels een redelijk tot goed cijfermatig inzicht in de kosten van het pensioen- en vermogensbeheer. Het merendeel geeft ook inzicht in de transactiekosten. Helaas constateren wij ook dat een behoorlijk aantal pensioenfondsen de Aanbevelingen niet volledig toepast, waardoor kosten- en rendementscijfers niet eenduidig te interpreteren zijn en de onderlinge vergelijkbaarheid van pensioenbeheerkosten, vermogensbeheerkosten en transactiekosten beperkt wordt. Bovendien schort het naar onze mening nog te vaak aan een toelichting in het jaarverslag of en waarom het bestuur van mening is dat de gemaakte kosten nodig waren en van een aanvaardbaar niveau. Het zou goed zijn indien de pensioenfondsen ook op dit vlak stappen zetten. Door de versoberingen in veel pensioenregelingen zullen de te ontvangen werkgevers- en werknemersbijdragen mogelijk omlaag gaan, maar de pensioenbeheerkosten zullen naar onze verwachting niet of nauwelijks dalen. Integendeel, de hervormingen van het pensioenstelsel zullen in 2014 en ook in 2015 waarschijnlijk leiden tot extra kosten. Het is aan de besturen om hier kritisch naar te kijken en daarover verantwoording af te leggen aan alle belanghebbenden.
Management samenvatting
is de pensioenregeling nog steeds een “black box” en de vele snel op
8
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 1. Management samenvatting
Ook in 2013 is er een verdere vermindering van het aantal pensioenfondsen te zien geweest. Vooral de pensioenfondsen met minder dan 1.000 deelnemers werden opgeheven. Deze ontwikkeling heeft in de afgelopen jaren geleid tot een beperkte verlaging van de pensioenbeheerkosten. De grootste kostenpost voor pensioenfondsen betreft echter de vermogensbeheerkosten en daarbij hebben wij geen kostenreductie waargenomen. 1.2 Pensioenbeheerkosten De 234 door ons geanalyseerde pensioenfondsen beslaan 98% van de Nederlandse pensioenfondsenmarkt. Ongeveer 94% van deze fondsen heeft in het jaarverslag 2013 de pensioenbeheerkosten als bedrag per deelnemer gepubliceerd.
€ 120
Jaarlijks spenderen de pensioenfondsen circa € 1,0 miljard aan pensioenbeheerkosten. Dit komt neer op € 120 per deelnemer per jaar,
De 3-jaarsgemiddelde
gemeten over een 3-jaarsperiode. Voor de onderzochte pensioenfondsen
pensioenbeheerkosten
was dit 3-jaarsgemiddelde vorig jaar nog € 121. Zonder het ABP en PFZW
bedragen € 120 per
bedragen de kosten per deelnemer € 145 per jaar. De variatie in het niveau
deelnemer.
van de pensioenbeheerkosten is bijzonder groot. Ongeveer 80% van de pensioenbeheerkosten wordt besteed aan administratie. Een andere grote kostenpost betreft de controle- en advieskosten (exclusief de kosten voor de accountantscontrole). Deze zijn nauwelijks afhankelijk van de omvang van het pensioenfonds. In hoofdstuk 4 wordt in meer detail ingegaan op de pensioenbeheerkosten.
0,54%
De vermogensbeheerkosten bedragen in 2013 gemiddeld 0,54% van het pensioenvermogen.
0,09%
1.3 Vermogensbeheerkosten, transactiekosten en rendement Circa 93% van de pensioenfondsen rapporteerde de vermogensbeheerkosten en 74% de transactiekosten. De gewogen gemiddelde vermogensbeheerkosten bedroegen in 2013 0,54% van het gemiddelde pensioenvermogen, 1 basispunt meer dan in 2012. De gerapporteerde transactiekosten in 2013 waren gemiddeld 0,09% van het pensioenvermogen, 1 basispunt minder dan in 2012. De grootste fondsen gaven relatief meer uit aan vermogensbeheerkosten en minder aan transactiekosten.
De transactiekosten
Van de onderzochte pensioenfondsen was het gemiddelde
bedragen in 2013
beleggingsrendement in 2013 gelijk aan 3,4%, waar dit in 2012 voor
gemiddeld 0,09% van het
deze fondsen 13,5% was.
pensioenvermogen.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
9
1. Management samenvatting
We hebben geen directe relatie gevonden tussen de vermogensbeheerkosten (inclusief transactiekosten) van pensioenfondsen en het behaalde beleggingsrendement. Er blijken wel aanmerkelijke kostenverschillen tussen bedrijfstakpensioenfondsen en ondernemingspensioenfondsen. Op basis van onze relatief beperkte historische informatie lijkt het redelijk om te stellen dat er ruimte voor kostenbesparingen is, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de performance. Wij zijn ons ervan bewust dat deze besparingen in eerste bestaande beleid. Het kostenniveau is immers niet het enige aspect op basis waarvan beleggingsbeleid gevormd wordt. Desondanks dienen pensioenfondsen kritisch te zijn op hun vermogensbeheerkosten, aangezien een daling van deze kosten met 1 basispunt al zal leiden tot een besparing van circa € 100 miljoen per jaar. De kosten die verband houden met vermogensbeheer en de behaalde beleggingsrendementen worden behandeld in hoofdstuk 5. 1.4 Aanbevelingen In dit rapport hebben wij enkele aanbevelingen en overwegingen opgenomen. Hierna volgen de hoofdlijnen hiervan. Wij nodigen u graag uit de onderbouwing ervan in hoofdstukken 4 tot en met 6 te lezen. 1.4.1 Gebruik uniforme deelnemerdefinitie Pensioenfederatie Ter bevordering van de vergelijkbaarheid dienen de pensioenfondsen de deelnemerdefinitie van de Pensioenfederatie te hanteren. Een afwijkende kostenberekening per deelnemer kan desgewenst aanvullend gepubliceerd worden. 1.4.2 Rapporteer totale pensioenbeheerkosten Naar onze mening dienen alle verschuldigde pensioenbeheerkosten per jaar inzichtelijk gemaakt te worden, inclusief kosten die separaat door de werkgever worden betaald. Vrijval uit een kostenvoorziening behoort niet in mindering gebracht te worden op de gerapporteerde kosten. 1.4.3 Maak een verschuiving van pensioenbeheerkosten naar vermogensbeheer inzichtelijk Indien een deel van de totale pensioenbeheerkosten wordt aangemerkt als vermogensbeheerkosten, dan dienen de pensioenfondsen dat cijfermatig inzichtelijk te maken, inclusief onderbouwing. De Pensioenfederatie kan dit ondersteunen door hiervoor nadere aanbevelingen op te stellen.
Management samenvatting
instantie bereikt moeten worden door te optimaliseren binnen het
10
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 1. Management samenvatting
1.4.4 Uniformeer het inzicht in behaalde beleggingsrendementen Pensioenfondsen dienen de beleggingsrendementen bij voorkeur te vermelden als het bruto beleggingsrendement inclusief renteafdekking en daarbij apart de totale beleggingskosten te rapporteren, zodat ook het netto rendement eenvoudig vastgesteld kan worden. Indien andere rendementen gerapporteerd worden, dan dient duidelijk vermeld te worden om welk rendement het dan gaat. 1.4.5 Rapporteer de kosten in de kerncijfers van het jaarverslag Om gegevens beter toegankelijk te maken voor belanghebbenden, geven wij pensioenfondsen in overweging om de pensioenbeheerkosten per deelnemer, de vermogensbeheerkosten en de transactiekosten (beide als percentage van het gemiddelde pensioenvermogen) als onderdeel van de kerncijfers in het jaarverslag te rapporteren.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
11
2. Inleiding
2.1 Pensioen: in beweging of op hol? Pensioenregelingen worden geacht werknemers en gepensioneerden zekerheid te geven over hun pensioeninkomen en dat is ook heel lang gelukt. De laatste twaalf jaar is daar een enorme verandering in gekomen. De eerste klap was de internetcrisis, daarna kwamen de kredietcrisis en de eurocrisis, en nu ondervinden we de gevolgen van de extreem lage rentestand. Pensioenfondsen kregen te maken met herstelplannen, werkgevers met premieverhogingen. Deelnemers zagen hun eigen bijdragen omhoog gaan en werden, samen met de gepensioneerden, geconfronteerd met het achterwege blijven van indexaties. Een groot aantal van hen zag hun opgebouwde pensioenen gekort worden. De pensioenwetgeving is volledig op de schop gegaan, met de invoering van de Pensioenwet en het Financieel Toetsingskader in 2007, de introductie van de PPI’s in 2011 en de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in 2013. Bovendien staan er wetsvoorstellen inzake pensioencommunicatie, een nieuw Financieel Toetsingskader en de introductie van een Algemeen Pensioenfonds op de rol. Daarnaast zijn er langlopende discussies over rekenrente, 2014 zijn nog maar nauwelijks verwerkt in de pensioenregelingen of de volgende wetswijzigingen per 1 januari 2015 dwingen opnieuw tot aanpassingen. En dan is nu ook de nationale pensioendialoog van start gegaan, om tot een nieuwe opzet van ons pensioenstelsel te komen. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat menig deelnemer of gepensioneerde het gevoel heeft gekregen dat zijn pensioen van alle kanten belaagd wordt en dat zekerheid heeft plaats gemaakt voor onzekerheid. De indruk kan gaan overheersen dat je het pensioen maar beter zelf kunt regelen, want dan ben je tenminste baas over je eigen geld. Uit (inter)nationaal onderzoek blijkt echter steeds dat deze “ieder voor zich” benadering leidt tot lagere pensioenuitkomsten voor deelnemers en gepensioneerden. Om de solidaire financiering en collectieve uitvoering van pensioenregelingen ook voor de toekomst te behouden, is het van belang dat het vertrouwen in de pensioensector wordt hersteld. 2.2 Transparantie in rapportage Voor een deelnemer is de ultieme toets of zijn pensioenfonds uiteindelijk een pensioen zal uitkeren dat overeenkomt met zijn verwachting. Pensioenfondsen geven geen 100% pensioenzekerheid, maar zullen moeten aantonen dat zij, gegeven het beschikbare premiebudget en de feitelijke economische ontwikkelingen, een optimaal resultaat hebben behaald. Het is daarom voor elk pensioenfonds van belang dat zij aan haar achterban laat zien dat zorgvuldig is omgegaan met de aan haar toevertrouwde premies en met welk resultaat. Dit geldt temeer daar de individuele deelnemer niet de vrijheid heeft om zelf het pensioenfonds te kiezen waar hij zich bij wil aansluiten.
Inleiding
doorsneepremies en indexaties. De (fiscale) wetswijzigingen per 1 januari
12
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 2. Inleiding
Aanbevelingen uitvoeringskosten De Pensioenfederatie heeft in 2011 een belangrijke aanzet gegeven voor verbetering van de jaarverslagen met de publicatie van haar “Aanbevelingen uitvoeringskosten”. In 2012 is daar een nadere uitwerking voor de kosten van vermogensbeheer aan toegevoegd. Eind 2013 is dit verder aangevuld en is een nieuwe versie van de Aanbevelingen gepubliceerd. In ons rapport “Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2013” hebben wij al geconstateerd dat veel pensioenfondsen de Aanbevelingen ter harte hebben genomen bij het opstellen van hun jaarverslag over 2012 en deze lijn is doorgetrokken bij de jaarverslagen over 2013. Dat is een goede zaak. AFM-onderzoek naar verantwoording beleggingskosten De AFM heeft in juli van dit jaar een rapport gepubliceerd met de resultaten van haar onderzoek naar de wijze waarop kosten van vermogensbeheer en transactiekosten in de jaarverslagen van pensioenfondsen worden verantwoord. Zij doet daarin aanbevelingen om ook ten aanzien van deze kosten zoveel mogelijk transparantie te betrachten en onder andere in het jaarverslag aan te geven waarom deze kosten zijn gemaakt, welk deel incidenteel is en welk deel structureel. In jaarverslag of elders? Het jaarverslag, met inbegrip van de jaarrekening, is bij uitstek het document waarin een organisatie verantwoording aflegt over de financiële gevolgen van haar beleid. De AFM is daarom voorstander van een kostenverantwoording in het jaarverslag. Anderzijds is een jaarverslag slecht toegankelijk voor financieel niet onderlegde lezers. Er zal dus uitleg gegeven moeten worden in een meer leesbare en voor meer mensen begrijpelijke vorm. Dat kan in aanvulling op het jaarverslag via publicaties op de website, een uitgebreide Q&A, in een nieuwsbrief of door het geven van presentaties. Om deze reden is onder andere de Pensioenfederatie er voorstander van om de pensioenfondsen zelf te laten beslissen op welke wijze zij aan hun achterban de noodzakelijke toelichting wil geven. Kostenopsomming is niet gelijk aan verantwoording Ruimhartige toepassing van de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie leidt er toe dat de financieel geïnteresseerde lezer in de jaarrekening een gedetailleerde specificatie vindt van de door het pensioenfonds gemaakte kosten. Dat betekent echter nog niet dat ook de achterliggende redenen en doelstellingen duidelijk worden. Wij pleiten er daarom voor dat pensioenfondsen in hun jaarverslag meer dan tot nu toe de link leggen tussen enerzijds het voorgenomen beleid en de overwegingen die daarbij een rol speelden en anderzijds de werkelijke ontwikkelingen
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
13
2. Inleiding
gedurende het verslagjaar. Het jaarverslag is in onze ogen tot nu toe te vaak een feitenrelaas in plaats van een weergave van de overwegingen die het bestuur heeft gehad om het voorgenomen beleid te wijzigen of juist ongewijzigd te laten. Het is aan het bestuur van het pensioenfonds om te beoordelen of dat voldoende is of dat het nodig is om aanvullend uitleg te geven aan de achterban. In het verlengde van de gewenste transparantie is het naar onze mening niet meer dan logisch dat het jaarverslag van een pensioenfonds ook in de openbaarheid komt door deponering bij de Kamer van Koophandel. Deze wettelijke verplichting wordt echter niet door alle pensioenfondsen nageleefd. 2.3 Hervormingen en pensioenbeheerkosten Zoals we vorig jaar al schreven, leiden de vele pensioenhervormingen tot aanvullende kosten bij de pensioenfondsen. De wijzigingen in de pensioenwetgeving in 2014 en 2015 noodzaken tot extra communicatie met de deelnemers, aanpassingen in de IT-sfeer, opnieuw vaststellen van de premie en daarover rapporteren aan DNB (rekening houdende met de toetsingscriteria van DNB) en ten slotte de mogelijke invoering van een dan € 100.000. Dit leidt zeer waarschijnlijk tot extra pensioenbeheerkosten in 2014 en 2015, die uiteindelijk ten laste komen van deelnemers en pensioengerechtigden. 2.4 Verdere consolidatie gewenst? In de markt bestaat het idee om te streven naar verdere consolidatie van pensioenfondsen, zodat uiteindelijk slechts een beperkt aantal fondsen resulteert. Doelstelling hiervan is een verdere beperking van uitvoeringskosten, die daardoor een besparing van honderden miljoenen euro’s zou kunnen opleveren. Het is ons niet duidelijk of men een beperking van het aantal pensioenfondsen voor ogen heeft, of dat het meer gaat om te komen tot een beperkt aantal grote tot zeer grote uitvoeringsorganisaties. Uit ons onderzoek blijkt overigens dat het niet altijd de grootste pensioenfondsen zijn die de laagste uitvoeringskosten hebben. Groei van organisaties staat dan ook lang niet altijd garant voor verbetering van efficiency en controle.
Inleiding
netto pensioenregeling voor deelnemers met een pensioensalaris van meer
14
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 3. Opzet van het onderzoek
3.1 Algemene gegevens geanalyseerde pensioenfondsen DNB publiceert op haar website regelmatig statistische gegevens over alle pensioenfondsen die onder haar toezicht staan. Per 31 december 2013 stonden er in totaal nog 382 pensioenfondsen onder toezicht van DNB. Dat betekent dat het aantal pensioenfondsen de afgelopen 15 jaar met 2/3e is afgenomen. In de eerste acht maanden van 2014 is het aantal pensioenfondsen met 15 verder afgenomen. Van de 382 pensioenfondsen per 31 december 2013 hebben, volgens de gegevens van DNB, nog 281 fondsen eigen pensioenverplichtingen. Met andere woorden, 101 pensioenfondsen hebben geen eigen pensioenverplichtingen, bijvoorbeeld omdat zij volledig verzekerd zijn, alleen verplichtingen voor risico deelnemer hebben, of de verplichtingen al hebben overgedragen aan een andere uitvoerder in verband met de (voorgenomen) liquidatie van het pensioenfonds.
234
Ons onderzoek is gebaseerd op de jaarverslagen van 234 pensioenfondsen. Hierbij zitten ook (volledig) verzekerde
Ons onderzoek is
pensioenfondsen. Wij hebben pensioenfondsen die per 31 december
gebaseerd op de
2013 in liquidatie zijn, maar waarvoor de verplichtingen nog niet zijn
jaarverslagen van
overgedragen, zoveel mogelijk buiten ons onderzoek gehouden. De
234 pensioenfondsen.
karakteristieken van de pensioenfondsen worden getoond in onderstaande figuren. Verdeling naar soort pensioenfonds
11
Ondernemingspensioenfonds (OPF)
64
Bedrijfstakpensioenfonds (BPF) Beroepspensioenfonds (BRF)
159
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
15
3. Opzet van het onderzoek
Verdeling naar aantal deelnemers (actief + pensioengerechtigd)
10 2
34
52
kleiner dan 1.000 1.000 - 10.000 10.000 - 100.000 100.000 - 1.000.000 groter dan 1.000.000
136
De vermindering van het aantal pensioenfondsen van 280 (in ons vorig onderzoek) naar 234 wordt voornamelijk veroorzaakt doordat een groot aantal pensioenfondsen met minder dan 10.000 deelnemers is opgeheven of in liquidatie is. De groep met kleinste pensioenfondsen, met minder dan 1.000 deelnemers, is nagenoeg gehalveerd. In de groep daarboven ging het aantal pensioenfondsen per saldo van 151 naar 136. De representativiteit van de pensioenfondsen in ons onderzoek is groot. De 234 door ons geanalyseerde pensioenfondsen hebben, gemeten naar pensioenvermogen, betrekking op circa 98% van de totale pensioenfondsenmarkt. Gemeten naar aantal deelnemers is de representativiteit 95%.
98%
De geanalyseerde jaarverslagen
In lijn met onze bevindingen in voorgaande jaren blijft het opvallend dat de (rekenkundig) gemiddelde dekkingsgraad van bedrijfstakpensioenfondsen afneemt naarmate het aantal deelnemers stijgt, terwijl het omgekeerde geldt voor ondernemingspensioenfondsen. Wel geldt dat alle gemiddelde dekkingsgraden een stijgende lijn laten zien. De gemiddelde dekkingsgraad van de onderzochte pensioenfondsen was eind 2011 101%, eind 2012 106% en eind 2013 113%. Zie ook de volgende tabel. Gemiddelde dekkingsgraad per 31 december 2013 Omvang
OPF
BPF
BRF
Totaal
Kleiner dan 1.000
113%
n.v.t.
128%
113%
1.000 - 10.000
113%
112%
106%
113%
10.000 - 100.000
117%
110%
120%
113%
100.000 - 1.000.000
n.v.t.
109%
n.v.t.
109%
Groter dan 1.000.000
n.v.t.
107%
n.v.t.
107%
Totaal
114%
110%
112%
113%
op 98% van de pensioenfondsenmarkt.
Opzet van het onderzoek
hebben betrekking
16
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 3. Opzet van het onderzoek
De gewogen gemiddelde dekkingsgraad kan berekend worden als het totale pensioenvermogen gedeeld door de totale pensioenverplichtingen. De gewogen gemiddelde dekkingsgraad komt dan uit op 110%. De drie grootste pensioenfondsen van Nederland bepalen al ruim de helft van deze dekkingsgraad. Voor deze drie komt de gewogen dekkingsgraad uit op 107% en voor de overige pensioenfondsen op 114%. 3.2 Kostensoorten Ons onderzoek is gericht op de pensioenbeheerkosten en vermogensbeheerkosten (inclusief transactiekosten) zoals die door pensioenuitvoerders in hun jaarverslagen 2011 tot en met 2013 zijn gepubliceerd. 3.2.1 Pensioenbeheerkosten Met betrekking tot de pensioenbeheerkosten hebben wij ervoor gekozen om een 3-jaarsgemiddelde te hanteren, zodat eventuele eenmalige kosten bij een pensioenfonds het algemene beeld niet onnodig vertekenen. Daar waar kosten gerelateerd worden aan aantallen deelnemers, is in dit onderzoek de deelnemerdefinitie uit de “Aanbevelingen uitvoeringskosten” van de Pensioenfederatie toegepast. Het aantal deelnemers is daarbij gelijk aan het aantal actieve deelnemers plus het aantal pensioengerechtigden. In deze definitie worden gewezen deelnemers derhalve niet meegenomen. Het detail waarin deze pensioenbeheerkosten inzichtelijk gemaakt worden in de jaarverslagen, varieert aanzienlijk tussen de pensioenfondsen. Waar diverse fondsen uitgebreid inzicht geven in de verschillende kosten die gemaakt zijn, gebeurt dat bij een aantal andere pensioenfondsen in het geheel niet. Om de totale kosten toch enigszins te verbijzonderen, hebben wij in ons onderzoek de diverse kosten zoveel mogelijk gerubriceerd naar de volgende kostensoorten: Administratiekosten Dit betreft in ons onderzoek een ruim begrip, waaronder ook personeelskosten en huisvesting van een eventueel pensioenbureau vallen. Controle- en advieskosten Deze kosten betreffen voornamelijk actuarieel en juridisch advies. Hieronder vallen ook de controlekosten van de waarmerkend actuaris, aangezien deze vaak niet separaat inzichtelijk zijn. De advieskosten met betrekking tot de beleggingen zijn zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten bij deze rubriek.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
17
3. Opzet van het onderzoek
Accountantskosten Dit betreft voornamelijk de accountantskosten die betrekking hebben op de controle van de jaarrekening, welke kosten verplicht separaat verantwoord dienen te worden in de jaarrekening. De advieskosten van de accountant worden, voor zover dit inzichtelijk is gemaakt door de pensioenfondsen, geschaard onder de rubriek “Controle- en advieskosten”. Overige kosten Onder overige kosten vallen bijvoorbeeld de bestuurskosten, de kosten voor intern toezicht en de verschuldigde kosten aan toezichthouders DNB en AFM. Ook indien een pensioenfonds de pensioenbeheerkosten niet nader heeft gespecificeerd, zijn deze verwerkt onder overige kosten. Indien een deel van de pensioenbeheerkosten wordt toegerekend aan de vermogensbeheerkosten, dan is deze aftrek meestal ook op deze plek verwerkt. In hoofdstuk 4 wordt cijfermatig ingegaan op de pensioenbeheerkosten van pensioenfondsen in de jaren 2011, 2012 en 2013. 3.2.2 Kosten van vermogensbeheer In de door de Pensioenfederatie opgestelde “Aanbevelingen uitvoeringskosten” uit 2013 worden met betrekking tot de kosten van vermogensbeheer op hoofdlijnen de volgende kosten onderscheiden:
prestatieafhankelijke vergoedingen; kosten bewaarloon; belastingen; overige kosten; en transactiekosten. In verband met de beperkte historische data hebben wij ervoor gekozen om met betrekking tot de kosten van vermogensbeheer alleen de gepubliceerde gegevens over 2012 en 2013 te hanteren. Hiervan is derhalve geen 3-jaarsgemiddelde vastgesteld. In hoofdstuk 5 wordt nader ingegaan op de kosten van vermogensbeheer bij de pensioenfondsen in 2012 en 2013. Tevens besteden wij aandacht aan de behaalde beleggingsrendementen.
Opzet van het onderzoek
vaste beheerkosten van beleggingen;
18
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 4. Pensioenbeheerkosten
4. Pensioenbeheerkosten De totale pensioenbeheerkosten worden door ons onderverdeeld in administratiekosten, controle- en advieskosten, accountantskosten en overige kosten. In onderstaande figuren wordt globaal inzicht gegeven in de verdeling van de totale pensioenbeheerkosten in deze kostensoorten. Hierbij maken wij onderscheid in pensioenfondsen tot 1.000 deelnemers, van 1.000 tot 10.000 deelnemers, van 10.000 tot 100.000 deelnemers en van 100.000 tot 1.000.000 deelnemers. Dit betreft 232 van de 234 geanalyseerde pensioenfondsen. Pensioenbeheerkosten per kostensoort, tot 1.000 deelnemers (34x)
14%
Administratie
7%
Controle en advies
53%
Accountant Overig
26%
Pensioenbeheerkosten per kostensoort, 1.000 tot 10.000 deelnemers (136x)
15% Administratie
4%
Controle en advies Accountant
18%
63%
Overig
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
19
4. Pensioenbeheerkosten
Pensioenbeheerkosten per kostensoort, 10.000 tot 100.000 deelnemers (52x)
15% 2%
Administratie
7%
Controle en advies Accountant Overig
76%
Pensioenbeheerkosten per kostensoort, 100.000 tot 1.000.000 deelnemers (10x)
13% 1% 2%
Administratie Controle en advies Accountant Overig
84%
Duidelijk is te zien dat het aandeel administratiekosten toeneemt naarmate een fonds groter is. De omvang van de administratieve werkzaamheden hangt voor een groot deel nauw samen met het aantal deelnemers. De andere werkzaamheden hebben veel meer het karakter van vaste lasten en drukken dus veel zwaarder op de kleinere pensioenfondsen (37-47% van 24% van de totale pensioenbeheerkosten). De verdeling van de kosten is in de loop der jaren relatief gelijk gebleven. Zo besteden de pensioenfondsen met deelnemersaantallen tussen 1.000 en 10.000 al drie jaar achter elkaar 63% van de totale pensioenbeheerkosten aan administratie. Hierna wordt eerst in detail ingegaan op de omvang van de totale pensioenbeheerkosten. In hoofdstukken 4.2 tot en met 4.4 gaan wij nader in op de diverse kostensoorten.
Pensioenbeheerkosten
de totale pensioenbeheerkosten) dan op de grotere pensioenfondsen (16-
20
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 4. Pensioenbeheerkosten
€ 1,0mrd
4.1 Totale pensioenbeheerkosten De 234 geanalyseerde pensioenfondsen hebben in de jaren 2011, 2012
De kosten van
en 2013 in totaal gemiddeld circa € 1,0 miljard per jaar betaald aan
pensioenbeheer bedragen
pensioenbeheerkosten. Dit bedrag is exclusief vermogensbeheer- en
gemiddeld € 1,0 miljard
transactiekosten, die in hoofdstuk 5 aan de orde komen.
per jaar.
Vorig jaar hadden wij de jaarverslagen van 280 pensioenfondsen geanalyseerd. Ook toen waren de 3-jaarsgemiddelde pensioenbeheerkosten gelijk aan € 1,0 miljard. Het aantal pensioenfondsen is in vergelijking met vorig jaar dus met 46 afgenomen, terwijl de totale pensioenbeheerkosten op een gelijk niveau zijn gebleven. Voor de 234 geanalyseerde pensioenfondsen geldt dat de pensioenbeheerkosten in de jaren 2010 tot en met 2013 jaarlijks afgerond € 1,0 miljard waren. In 2011 en 2012 is een kleine daling zichtbaar van in totaal bijna 2%, maar in 2013 waren de kosten gemiddeld bijna 4% hoger dan in 2012 (gecorrigeerd naar aantal deelnemers). Daarbij geldt bovendien dat de kosten voor alle door ons gedefinieerde kostensoorten hoger waren. Gemiddeld ontvingen de 234 pensioenfondsen circa € 30,8 miljard per jaar aan bijdragen (stijging van € 29,0 miljard in 2011 naar € 32,6 miljard in 2013). De kosten ten behoeve van pensioenbeheer zijn dus ongeveer 3,3% van de ontvangen bijdragen.
€ 120
Met de deelnemerdefinitie van de Pensioenfederatie zijn de 3-jaarsgemiddelde totale pensioenbeheerkosten van de onderzochte
De 3-jaarsgemiddelde
pensioenfondsen gelijk aan € 120 per deelnemer. Dit betreft een met
pensioenbeheerkosten
aantallen gewogen gemiddelde, waardoor de kosten van de twee grootste
zijn € 120 per deelnemer.
fondsen, ABP en PFZW, een grote invloed op het gemiddelde hebben. De gemiddelde pensioenbeheerkosten van deze twee pensioenfondsen zijn gelijk aan € 84 per deelnemer, terwijl de kosten voor de 234 overige fondsen gelijk zijn aan € 145 per deelnemer. We zien daarbij grote verschillen tussen in omvang vergelijkbare pensioenfondsen. De totale pensioenbeheerkosten nemen toe naarmate een pensioenfonds meer deelnemers heeft, maar de gemiddelde pensioenbeheerkosten per deelnemer dalen dan over het algemeen. Van de 136 pensioenfondsen met 1.000 tot 10.000 deelnemers bedragen de gemiddelde pensioenbeheerkosten per deelnemer € 335 per jaar. De onderlinge variatie blijft echter groot, zoals uit de volgende grafiek blijkt.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
21
4. Pensioenbeheerkosten
Pensioenbeheerkosten per deelnemer, fondsgrootte 1.000 – 10.000 deelnemers 1.000
pensioenfondsen
900
gemiddelde: € 335
800
Kosten (€)
700 600 500 400 300 200 100 0
0
1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
8.000
9.000
10.000
Aantal deelnemers
De 3-jaarsgemiddelde kosten liggen voor deze pensioenfondsen tussen € 108 en € 955 per deelnemer. De dalende lijn geeft de lineaire trend weer. Onmiskenbaar blijkt hieruit dat schaalgrootte van belang is voor het verkleinen van de gemiddelde pensioenbeheerkosten per deelnemer. Niettemin is ook een behoorlijk aantal kleinere pensioenfondsen in staat de pensioenbeheerkosten te beperken tot het niveau dat bij de grotere fondsen wordt gezien. In de grafiek is te zien dat bij pensioenfondsen met vergelijkbare aantallen deelnemers soms zeer grote verschillen bestaan tussen de gemiddelde kosten per deelnemer. Het is belangrijk dat besturen, deelnemersraden en verantwoordingsorganen van de pensioenfondsen met relatief hogere kosten zich bewust zijn van deze verschillen en zich een oordeel vormen over de vraag of deze gerechtvaardigd zijn en dat toelichten in het jaarverslag. Transparantie De Pensioenfederatie had tot doel gesteld om 95% van de inzichtelijk te maken in het jaarverslag over boekjaar 2013. Dit percentage betrof een weging naar pensioenvermogen, waardoor dit doel makkelijker gehaald wordt indien de grootste fondsen hieraan zouden voldoen. Uit ons onderzoek blijkt dat ruim 94% van de 234 geanalyseerde pensioenfondsen de kosten per deelnemer in het jaarverslag 2013 hebben gepubliceerd, waaronder alle bedrijfstakpensioenfondsen. Vorig jaar
94%
Over 2013 rapporteerde
was dit nog 86%. Wanneer wij een met het pensioenvermogen gewogen
94% van de
percentage berekenen, dan komt dit uit op ruim 99%.
pensioenfondsen de kosten per deelnemer.
In de volgende grafiek wordt inzichtelijk gemaakt dat de mate van transparantie mede afhankelijk is van de omvang van een pensioenfonds.
Pensioenbeheerkosten
pensioenfondsen te bewegen om de pensioenbeheerkosten per deelnemer
22
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 4. Pensioenbeheerkosten
Publicatie van uitvoeringskosten per deelnemer, verdeling naar aantal deelnemers
groter dan 1.000.000
100%
100.000 - 1.000.000
100%
10.000 - 100.000
98%
97%
1.000 - 10.000
76%
kleiner dan 1.000 0%
10%
20%
30%
40% 50%
60%
70%
80%
90% 100%
In de jaarverslagen wordt aanmerkelijk meer aandacht besteed aan het onderwerp kosten dan in voorgaande jaren. Met name in de toelichting bij de jaarrekening worden de pensioenbeheerkosten veel beter dan in voorgaande jaren gespecificeerd. Ook in de bestuursverslagen wordt hier uitgebreid aandacht aan besteed, waarbij meer dan voorheen het bestuur ook een toelichting geeft op verschillen in kosten ten opzichte van het voorgaande jaar. Dit betreft overigens nog wel de minderheid van de pensioenfondsen, dus hier kan nog een flinke slag gemaakt worden. Het is belangrijk dat een bestuur aan de belanghebbenden bij het pensioenfonds uitlegt welke overwegingen zij heeft gehad bij genomen beleidsbesluiten, om de daaruit voortvloeiende pensioenbeheerkosten te accepteren. Hiermee voorkomen de pensioenfondsen dat zij door de buitenwereld alleen vergeleken worden op de harde cijfers. Ook voor de pensioenfondsen gaat het uiteindelijk om de prijs-kwaliteitverhouding. Dalende trend? De genoemde gemiddelde kosten ad € 120 per deelnemer laten een daling zien ten opzichte van ons rapport uit 2013, toen de 3-jaarsgemiddelde kosten nog € 125 per deelnemer bedroegen. Hier lijkt dus een forse daling plaatsgevonden te hebben. Voor de 234 nu geanalyseerde pensioenfondsen geldt echter dat de 3-jaarsgemiddelde kosten 20102012 gelijk waren aan € 121, zodat gesteld kan worden dat de “verdwenen” pensioenfondsen relatief hogere pensioenbeheerkosten per deelnemer hadden. De 3-jaarsgemiddelde pensioenbeheerkosten van deze fondsen zijn dus nagenoeg gelijk gebleven (daling van € 1 per deelnemer). Ook zien wij dat de gemiddelde kosten per deelnemer in 2013 met € 122 aanmerkelijk hoger waren dan die in 2012 (€ 118). Bij deze gepubliceerde stijging van de kosten in 2013 dient bovendien opgemerkt te worden dat, net als vorig jaar, een deel van de pensioenbeheerkosten geherrubriceerd is door de pensioenfondsen zelf.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
23
4. Pensioenbeheerkosten
Bij een groter aantal fondsen wordt een deel van de kosten die eerder onder pensioenbeheerkosten vielen, nu gerubriceerd als kosten met betrekking tot het vermogensbeheer. In de jaarverslagen zijn dan meestal ook de vergelijkende cijfers aangepast door de pensioenfondsen. Hoewel een herrubricering goed te verdedigen en in lijn met de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie is, merken wij op dat de transparantie hierbij beter zou kunnen. Bij diverse pensioenfondsen is in de jaarrekening wel te lezen welk bedrag uit de pensioenbeheerkosten wordt gehaald, maar is niet te zien dat dit bij de vermogensbeheerkosten wordt opgeteld omdat daar slechts één totaalbedrag is vermeld. Het is goed te beseffen dat een verschuiving van pensioenbeheerkosten naar vermogensbeheerkosten een grote invloed kan hebben op de kosten per deelnemer en tegelijkertijd niet of nauwelijks invloed heeft op de vermogensbeheerkosten als percentage van het belegd vermogen. Welke kosten aan het vermogensbeheer worden toegerekend is niet altijd duidelijk en zal deels ook een arbitraire keuze zijn geweest. Bijzonderheden met betrekking tot kosten 2013 De door ons berekende kosten per deelnemer in 2013 zijn gelijk aan € 122. Hierbij worden de totaal door de pensioenfondsen gepubliceerde pensioenbeheerkosten gedeeld door de som van het totaal aantal actieve deelnemers en pensioengerechtigden. Wanneer wij de gewogen gemiddelde kosten per deelnemer voor 2013 berekenen aan de hand van de kosten per deelnemer die de pensioenfondsen zelf hebben gepubliceerd in het jaarverslag, dan komen de kosten per deelnemer circa 7% lager uit. Dit verschil kent meerdere oorzaken, waarvan wij hierna de meest voorkomende toelichten: Andere deelnemerdefinitie Een beperkt aantal pensioenfondsen hanteert een andere definitie ter bepaling van het aantal deelnemers. Het grootste deel hiervan berekent de kosten per deelnemer (nog steeds) over het totaal aantal deelnemers, voor een “normdeelnemer”, die echter per pensioenfonds verschilt. Geconstateerd kan dus worden dat deze pensioenfondsen zich niet aan de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie houden. In een aantal gevallen worden de kosten per deelnemer overigens genoemd op basis van beide definities. Saldering pensioenbeheerkosten met baten Een aantal pensioenfondsen heeft ervoor gekozen om de kosten per deelnemer te baseren op met baten gecorrigeerde pensioenbeheerkosten. Vaak betreft dit dan de vrijval uit de kostenvoorziening, maar het komt ook voor dat een deel van de pensioenbeheerkosten niet wordt meegenomen omdat die “voor rekening van de werkgever komen”.
Pensioenbeheerkosten
inclusief de slapers. De overige pensioenfondsen hebben gekozen
24
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 4. Pensioenbeheerkosten
Toerekening vermogensbeheerkosten Hiervoor meldden wij al dat steeds meer pensioenfondsen een deel van de pensioenbeheerkosten toerekenen aan vermogensbeheer. In een beperkt aantal gevallen is echter niet inzichtelijk gemaakt welk deel van de pensioenbeheerkosten als vermogensbeheerkosten aangemerkt zijn. Onvolledige kosten Meerdere pensioenfondsen komen zelf op lagere kosten per deelnemer doordat zij, bewust of onbewust, niet alle pensioenbeheerkosten meetellen bij de berekening. Diverse malen zijn wij tegen gekomen dat “eenmalige projectkosten” niet verwerkt worden in de kostenberekening, maar het komt ook voor dat een pensioenfonds bijvoorbeeld alleen de administratiekosten meeneemt. Een enkel pensioenfonds berekende overigens de pensioenbeheerkosten te hoog, door de aan verzekeraars verschuldigde garantiekosten en/of solvabiliteitsvergoedingen mee te nemen. Aanbevelingen Wij hebben tijdens ons onderzoek gemerkt dat steeds meer pensioenfondsen zich hebben geconformeerd aan de berekeningmethode zoals beschreven in de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Desondanks geldt dat het voor bijna een derde van de pensioenfondsen niet mogelijk is om de kosten per deelnemer 1-op-1 vast te stellen aan de hand van de totaal gerapporteerde pensioenbeheerkosten in de jaarrekening en het aantal actieve en pensioengerechtigde deelnemers. Om de vergelijkbaarheid van (de kosten van) pensioenfondsen verder te vergroten, is het wenselijk dat de Aanbevelingen van de Pensioenfederatie beter nagevolgd dan wel inhoudelijk aangescherpt worden. Naar aanleiding van de hiervoor genoemde constateringen, herhalen wij graag onze aanbevelingen van vorig jaar. Gebruik uniforme
1. Ter bevordering van de vergelijkbaarheid dienen pensioenfondsen
deelnemerdefinitie
de deelnemerdefinitie van de Pensioenfederatie te hanteren. Een
Pensioenfederatie.
afwijkende kostenberekening per deelnemer, bijvoorbeeld op basis van het totaal aantal deelnemers inclusief slapers, kan desgewenst aanvullend gerapporteerd worden.
Rapporteer totale pensioenbeheerkosten.
2. Naar onze mening dienen alle verschuldigde pensioenbeheerkosten per jaar inzichtelijk gemaakt te worden, inclusief kosten die separaat door de werkgever worden betaald. Vrijval uit een kostenvoorziening behoort niet in mindering gebracht te worden op de gerapporteerde kosten.
Maak verschuiving van
3. Indien een deel van de totale pensioenbeheerkosten wordt
pensioenbeheerkosten
aangemerkt als vermogensbeheerkosten, dan dienen pensioenfondsen
naar vermogensbeheer-
dat cijfermatig inzichtelijk te maken, inclusief onderbouwing. De
kosten inzichtelijk.
Pensioenfederatie kan dit ondersteunen door hiervoor nadere aanbevelingen op te stellen.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
25
4. Pensioenbeheerkosten
4.2 Administratiekosten De administratiekosten vormen de grootste pensioenbeheerkostenpost voor pensioenfondsen, al is in de inleiding van dit hoofdstuk al aangegeven dat dit niet altijd geldt voor de kleine pensioenfondsen. Het ABP vermeldt nagenoeg alle pensioenbeheerkosten als “overige kosten” in haar jaarverslag, zodat deze in ons onderzoek ook bij de “overige kosten” zijn opgenomen. Door alle andere pensioenfondsen werd in de jaren 2011 tot en met 2013 gemiddeld circa € 675 miljoen besteed aan administratiekosten. Dit is gelijk aan 80% van de totale pensioenbeheerkosten van deze fondsen. Indien deze 80% ook voor het ABP maatgevend is, dan komen de totale gemiddelde administratiekosten voor alle pensioenfondsen uit op circa € 810 miljoen per jaar. Door pensioenfondsen met deelnemersaantallen tussen de 10.000 en 100.000 wordt gemiddeld circa € 4 miljoen per jaar aan administratie uitgegeven, wat neerkomt op € 125 per deelnemer. De kleinere pensioenfondsen, met deelnemersaantallen tussen 1.000 en 10.000, zijn gemiddeld € 212 per deelnemer kwijt aan administratie. Voor pensioenfondsen met minder dan 1.000 deelnemers lopen de 3-jaarsgemiddelde administratiekosten per deelnemer op tot € 395 per deelnemer, waarbij deze variëren tussen € 68 en ruim € 1.200. Dit wordt inzichtelijk gemaakt in de volgende figuur. Administratiekosten per deelnemer, fondsgrootte tot 1.000 deelnemers 1.400 pensioenfondsen
gemiddelde: € 395
1.200
Kosten (€)
1.000 800 600
200 0
0
100
200
300
400
500
600
700
800
900
1.000
Aantal deelnemers
Conclusies dienen met enige voorzichtigheid getrokken te worden. Gemiddeld genomen geldt dat de administratiekosten per deelnemer afnemen naarmate het aantal deelnemers toeneemt. Het is blijkt echter dat grotere pensioenfondsen lang niet altijd lagere administratiekosten per deelnemer hebben dan de kleinere fondsen.
Pensioenbeheerkosten
400
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 4. Pensioenbeheerkosten
4.3 Controle- en advieskosten De controle- en advieskosten vormen een tweede belangrijke kostenpost voor een pensioenfonds. Ruim 10% van de pensioenfondsen vermeldt de controle en advieskosten echter niet apart. De pensioenfondsen die deze kosten wel apart hebben vermeld, besteden hier gemiddeld ongeveer € 235.000 per jaar aan. Ook hier is de variëteit groot. Zo is voor de pensioenfondsen met deelnemersaantallen tussen 10.000 en 100.000 het 3-jaarsgemiddelde € 341.000, waarbij deze gemiddelde controle- en advieskosten uiteen lopen tussen € 6.000 en € 2,4 miljoen per jaar. Zie ook de volgende figuur. Totale controle- en advieskosten, fondsgrootte 10.000 tot 100.000 deelnemers 2.500 pensioenfondsen
gemiddelde: € 341
2.000 Kosten (x€ 1.000)
26
1.500
1.000
500
0 10.000 20.000 30.000 40.000 50.000 60.000 70.000 80.000 90.000 100.000 Aantal deelnemers
Ongeveer 20% van de 52 pensioenfondsen in deze categorie heeft helemaal geen uitsplitsing gemaakt naar deze controle- en advieskosten. Duidelijk is dat op dit punt nog verbetering van de verslaglegging nodig is. Dit geldt ook voor de getoonde controle- en advieskosten aan de onderkant van de range, die niet erg waarschijnlijk ogen vanwege het geringe bedrag. In de figuur is verder te zien dat de trendlijn licht stijgend is, maar dicht tegen het gemiddelde aan zit. Hetzelfde is ook waarneembaar bij de pensioenfondsen met minder dan 10.000 deelnemers. Dit betekent dat de controle- en advieskosten nauwelijks afhankelijk zijn van de grootte van het pensioenfonds. Overigens dient te worden bedacht dat voor de grote pensioenfondsen er een verschuiving kan optreden tussen de administratiekosten en de advieskosten, omdat daar minder gebruik gemaakt wordt van externe adviseurs en meer van een interne adviesafdeling. Zo geven negen BPF’en geen aparte vermelding van advies- en controlekosten.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
27
4. Pensioenbeheerkosten
4.4 Accountantskosten en overige kosten De gemiddeld gerapporteerde accountantskosten bedragen € 66.000 per jaar. De 136 pensioenfondsen met deelnemersaantallen tussen 1.000 en 10.000 zijn circa 4% van de totale pensioenbeheerkosten kwijt aan de accountantscontrole, met een 3-jaarsgemiddelde van circa € 51.000. Ook hier zijn grote verschillen tussen de fondsen te constateren. Van de 136 fondsen hebben er 2 geen accountantskosten gepubliceerd in de jaarverslagen. Van de overige 134 worden de accountantskosten getoond in de volgende figuur. Totale accountantskosten, fondsgrootte 1.000 tot 10.000 deelnemers 250 pensioenfondsen
gemiddelde: € 51
Kosten (x€ 1.000)
200
150
100
50
0 1.000
2.000
3.000
4.000
5.000
6.000
7.000
8.000
9.000 10.000
Aantal deelnemers
In voorgaande jaren meldden wij dat de hoogte van de accountantskosten voornamelijk afhankelijk zal zijn van de complexiteit van de pensioenregelingen en het pensioenfonds, en in mindere mate van de grootte van een fonds. Dat bleek in eerdere jaren ook uit de gepubliceerde gegevens. Opmerkelijk genoeg is daar dit jaar verandering in gekomen. In de figuur is een trend waarneembaar dat grotere pensioenfondsen hogere accountantskosten hebben jaarverslagen vooral veroorzaakt doordat kleinere pensioenfondsen de accountantskosten hebben weten te drukken door scherpere prijsafspraken te maken met hun accountant en doordat een flink aantal kleinere fondsen met waarschijnlijk relatief hoge accountantskosten inmiddels is opgeheven. De stijgende trendlijn wordt bovendien versterkt doordat de grotere pensioenfondsen meer zijn gaan betalen aan hun accountant.
Pensioenbeheerkosten
dan kleinere pensioenfondsen. Deze omslag wordt blijkens de
28
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 4. Pensioenbeheerkosten
Net als vorig jaar constateren we dat bedrijfstakpensioenfondsen gemiddeld aanmerkelijk lagere accountantskosten hebben dan de ondernemings- en beroepspensioenfondsen, bij vergelijkbare omvang. Gemiddeld zijn de kleine BPF’en ongeveer 15% minder kwijt voor de accountantscontrole, oplopend tot gemiddeld bijna 40% voor middelgrote BPF’en. Overige kosten De overige kosten bedragen gemiddeld 26% van de totale pensioenbeheerkosten. Dit betreffen onder andere contributies aan de toezichthouders en bestuurskosten, maar regelmatig zijn deze kosten niet nader gespecificeerd in de jaarverslagen. Ook indien een pensioenfonds niet of nauwelijks een uitsplitsing heeft gemaakt van de pensioenbeheerkosten, hebben wij de kosten gerubriceerd onder “overige kosten”. Hierin zullen dan ook gegarandeerd administratiekosten en advieskosten zitten. Het relatief hoge percentage van 26% wordt mede veroorzaakt doordat het ABP nagenoeg alle pensioenbeheerkosten als “overige kosten” heeft gerubriceerd. Zonder dit fonds is het totale aandeel van de overige kosten circa 12%.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
29
5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
Kosten van vermogensbeheer en rendement
5. Kosten van vermogensbeheer en rendement In oktober 2013 heeft de Pensioenfederatie een herziene nadere uitwerking gepubliceerd van de “Aanbevelingen uitvoeringskosten” uit november 2011 en de “Nadere uitwerking kosten vermogensbeheer” uit maart 2012. De kosten van vermogensbeheer wil de Pensioenfederatie graag als percentage van het gemiddeld belegde vermogen zien. Tevens wordt aanbevolen om inzicht te geven in de transactiekosten, eveneens als percentage van het gemiddeld belegde vermogen. Onder transactiekosten worden onder andere de kosten van aan- en verkoop van beleggingstitels gezien. Vermogensbeheerders waren tot 2012 niet gewend om deze kosten inzichtelijk te maken. De pensioenfondsen en hun vermogensbeheerders hebben in 2012 een enorme slag gemaakt, en dat heeft zich voortgezet in
93%/74% Van de 234 pensioenfondsen
2013. In 2011 had ongeveer 2/3e van de pensioenfondsen inzicht gegeven
rapporteert 93% de
in de vermogensbeheerkosten. Ruim 25% had zich toen gewaagd aan een
vermogensbeheerkosten.
inschatting van de transactiekosten. In 2012 had maar liefst 86% van de
74% geeft ook inzicht in
pensioenfondsen een opgave gedaan van de vermogensbeheerkosten,
transactiekosten.
en 65% van de fondsen had ook een inschatting gegeven van de transactiekosten. In 2013 zijn deze percentages verder opgelopen naar 93% respectievelijk 74%. Gewogen naar het pensioenvermogen, zoals de Pensioenfederatie toetst, zijn deze percentages zelfs bijna 97% respectievelijk 93%. In de volgende figuur geven wij inzicht in de mate waarin pensioenfondsen de vermogensbeheerkosten hebben gepubliceerd in 2013, onderverdeeld naar vermogensklassen. Publicatie van vermogensbeheerkosten, verdeling naar pensioenvermogen
100%
groter dan € 100 miljard
100% 92%
€ 10 miljard - € 100 miljard
92% 100%
€ 1 miljard - € 10 miljard
81% 92%
€ 100 miljoen - € 1 miljard
71% 71%
kleiner dan € 100 miljoen 57% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Vermogensbeheerkosten
60%
70%
80%
Transactiekosten
90% 100%
30
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
In lijn met vorig jaar is in de figuur te zien dat de kosten van vermogensbeheer meer gepubliceerd worden naarmate het pensioenfonds een groter pensioenvermogen heeft. Bij de fondsen tot € 100 miljoen maakt ruim 70% de kosten van vermogensbeheer inzichtelijk, terwijl nagenoeg alle pensioenfondsen met een pensioenvermogen van meer dan € 1 miljard dat doen. Opvallend genoeg was er in 2013 één van de grote pensioenfondsen die over 2012 wel de kosten als percentage van het vermogen publiceerde, maar dat in 2013 niet heeft gedaan. Mogelijk dat dit een omissie betreft, aangezien het pensioenfonds in het jaarverslag wel uitgebreid verslag heeft gedaan van vermogensbeheerkosten.
0,54%
5.1 Vermogensbeheerkosten en transactiekosten Van de 217 pensioenfondsen die de vermogensbeheerkosten als
De gewogen gemiddelde
percentage van het gemiddeld belegd vermogen hebben gepubliceerd,
vermogensbeheerkosten
komen de met het vermogen gewogen kosten uit op circa 0,54% van het
bedragen 0,54%
gemiddelde pensioenvermogen in 2013. Dit percentage is 1 basispunt
van het gemiddelde
hoger dan in 2012. De gerapporteerde kosten variëren wederom sterk,
pensioenvermogen.
tussen 0,04% en 1,14%. In lijn met onze bevindingen van vorig jaar geldt dat voor de twee grootste pensioenfondsen van Nederland het totale kostenpercentage significant hoger ligt dan het gemiddelde van alle pensioenfondsen. Deze twee fondsen rapporteren gemiddeld 0,69% aan vermogensbeheerkosten, terwijl dit voor de overige fondsen 0,39% van het gemiddelde pensioenvermogen is. Dit kan gerechtvaardigd zijn indien deze hogere uitgaven terugverdiend worden omdat daarmee structureel hogere beleggingsopbrengsten worden behaald dan door de andere pensioenfondsen worden gerealiseerd. In hoofdstuk 5.2 wordt nader ingegaan op de gepubliceerde beleggingsrendementen.
0,09%
Het gewogen gemiddelde van de gepubliceerde transactiekosten komt neer op 0,09% van het gemiddelde pensioenvermogen in 2013,
De gewogen gemiddelde
ook in lijn met 2012 (0,10%). Ook hier is de variatie enorm, waarbij een
transactiekosten bedragen
pensioenfonds transactiekosten publiceert van 0,006% en een ander
0,09% van het gemiddelde
fonds aangeeft 0,30% van het vermogen hieraan besteed te hebben. Bij de
pensioenvermogen.
transactiekosten geldt dat de twee grootste fondsen van Nederland het gemiddelde juist verlagen. Daar waar de “kleinere” pensioenfondsen (tot € 10 miljard pensioenvermogen) gemiddeld circa 0,12% transactiekosten publiceren, komen de twee grootste fondsen uit op gemiddeld 0,06%.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
31
De totale vermogensbeheerkosten bedroegen in 2013 € 4,9 miljard en de transactiekosten € 0,8 miljard, samen € 5,7 miljard, hetgeen in lijn is met
€ 5,7mrd
onze inschatting in ons rapport van vorig jaar. Indien wij aannemen dat
Het totaal van
de gepubliceerde vermogensbeheer- en transactiekosten over 2012 en
vermogensbeheer- en
2013 maatgevend zijn voor 2014, dan schatten wij in dat de totale kosten
transactiekosten kwam in
gerelateerd aan vermogensbeheer in 2014 neerkomen op € 6,0 miljard.
2013 uit op € 5,7 miljard.
Hiervan gaat dan circa € 5,1 miljard op aan vermogensbeheer en € 0,9 miljard aan transactiekosten. Zoals we hiervoor hebben geconstateerd, zijn de vermogensbeheerkosten in 2013 van een vergelijkbaar niveau als in 2012, namelijk 0,54% respectievelijk 0,53%. Het totaal gemiddeld belegd vermogen van de 234 onderzochte pensioenfondsen is in 2013 ten opzichte van 2012 gestegen met ruim € 80 miljard. De toegenomen schaalgrootte lijkt niet te hebben geleid tot inkoopvoordelen voor de pensioenfondsen. Mogelijk komt dit doordat in toenemende mate gebruik is gemaakt van dienstverlening door vermogensbeheerders, of doordat meer in complexe, en daardoor vaak duurdere, producten belegd is. Wellicht zijn er ook andere oorzaken voor aan te wijzen. In de jaarverslagen zou daar nog een betere toelichting op mogen worden gegeven. Gegeven de hoogte van de totale vermogensbeheerkosten zou het naar onze mening goed zijn indien pensioenfondsen nagaan of zij, al dan niet samen met andere pensioenfondsen, hun inkoopkracht beter kunnen uitnutten. In hoofdstuk 3 schreven wij al dat de Pensioenfederatie in haar Aanbevelingen de totale vermogensbeheerkosten onderscheidt in vaste beheerkosten, prestatieafhankelijke vergoedingen, bewaarloon, belastingen en overige kosten. Wij hebben geanalyseerd in hoeverre de pensioenfondsen deze rubricering gehanteerd hebben. De categorieën “bewaarloon” en “belastingen” werden bijna nergens gepubliceerd, en waar dit wel gebeurde betrof dit een niet-materieel percentage. Wij hebben in ons onderzoek daarom het bewaarloon gerubriceerd onder de “vaste beheerkosten” (hetgeen ook door diverse pensioenfondsen is gedaan), en de belastingen onder “overige kosten”. Na deze herrubricering blijkt dat in 2013 gemiddeld circa 64% van de vermogensbeheerkosten (exclusief transactiekosten) is besteed aan de vaste beheerkosten. Circa 32% werd besteed aan prestatieafhankelijke vergoedingen. Ongeveer 74% van de pensioenfondsen (gewogen met pensioenvermogen) heeft prestatieafhankelijke vergoedingen gepubliceerd in het jaarverslag. Dit betreft 50 van de 234 fondsen. In totaal was hier € 1,5 miljard mee gemoeid. In 2012 was dit € 1,0 miljard. Het is ons niet duidelijk of de overige 26% van de pensioenfondsen geen prestatieafhankelijke vergoedingen verschuldigd was, of dat het gewoonweg ontbreekt aan een uitsplitsing hiervan. Circa 7% van de
Kosten van vermogensbeheer en rendement
5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
32
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
pensioenfondsen die geen prestatieafhankelijke vergoedingen hebben gepubliceerd, hebben wel melding gemaakt van bewaarloon en/of belastingen. Wanneer we alleen kijken naar de pensioenfondsen die prestatieafhankelijke vergoedingen hebben betaald, dan blijkt dat het eerdergenoemde percentage van 32% stijgt naar 36%. De vaste beheerkosten bedragen dan 60% in plaats van 64% van de totale vermogensbeheerkosten. Er zijn duidelijke verschillen waarneembaar tussen de verschillende soorten pensioenfondsen, zoals in de volgende figuren te zien is. In de figuren zijn ook de vermogensbeheerkosten 2013 vermeld, als percentage van het gemiddeld belegde vermogen.
Verdeling vermogensbeheerkosten bij Ondernemingspensioenfondsen
4% 16% Beheer- en bewaarkosten Prestatieafhankelijke vergoedingen Overig
0,33%
80%
Verdeling vermogensbeheerkosten bij Bedrijfstakpensioenfondsen
4%
Beheer- en bewaarkosten Prestatieafhankelijke vergoedingen
35%
Overig
0,60% 61%
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
33
5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
16%
0%
Beheer- en bewaarkosten Prestatieafhankelijke vergoedingen Overig
0,68%
84%
De hogere vermogensbeheerkosten bij de BPF’en ten opzichte van de OPF’en wordt voornamelijk veroorzaakt door het verschil in prestatieafhankelijke vergoedingen. Wanneer de vermogensbeheerkosten exclusief de prestatieafhankelijke vergoedingen vergeleken worden, dan komen deze voor de BPF’en uit op 0,36% en voor de OPF’en op 0,26%. Het valt op dat beroepspensioenfondsen relatief veel betalen voor de vaste beheer- en bewaarkosten, namelijk 0,57%. 5.2. Beleggingsrendement Het beheren van geld kost geld. Tussen de pensioenfondsen is grote variatie zichtbaar in de omvang van de beheerkosten. Soms is daarvoor een goede reden aan te wijzen. Bovengemiddelde vermogensbeheerkosten kunnen bijvoorbeeld gerechtvaardigd worden indien hiervoor, op de lange termijn, ook bovengemiddelde beleggingsrendementen behaald worden. Hieraan worden immers ook prestatieafhankelijke vergoedingen gekoppeld. Wij hebben tijdens ons onderzoek getracht om inzicht te krijgen in de kosten van vermogensbeheer enerzijds en de behaalde beleggingsrendementen anderzijds. Dit is een gewaagde exercitie gebleken, waarbij de nodige kanttekeningen gezet kunnen worden. De eerste kanttekening is dat wij alleen hebben gekeken naar de kosten en beleggingsrendementen in 2012 en 2013. Wij onderkennen meteen dat hiermee het lange termijn karakter van de door pensioenfondsen gekozen beleggingsstrategieën niet meegenomen wordt. Gezien het gebrek aan kostengegevens in het verleden, hebben wij desondanks hiervoor gekozen. Om vervolgens een eerlijke vergelijking tussen behaalde beleggingsrendementen te kunnen maken, is het essentieel dat de gepubliceerde beleggingsrendementen vergelijkbaar zijn. Helaas hebben wij, net als vorig jaar, moeten constateren dat dit niet het geval is.
Kosten van vermogensbeheer en rendement
Verdeling vermogensbeheerkosten bij Beroepspensioenfondsen
34
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
Renteafdekking Het beleggingsrendement van een pensioenfonds wordt bepaald door strategische en tactische beleggingskeuzes. Onderdeel hiervan is de keuze om een deel van het renterisico af te dekken. Het resultaat dat behaald wordt op deze renteafdekking is dan ook onderdeel van het totale beleggingsrendement van een pensioenfonds. Tijdens onze analyse hebben wij geconstateerd dat het merendeel van de pensioenfondsen niet inzichtelijk heeft gemaakt of het gerapporteerde beleggingsrendement inclusief of exclusief renteafdekking is. Wij vermoeden dat in de meeste gevallen het totale rendement (inclusief renteafdekking) getoond wordt. Wij hebben echter gezien dat dit niet altijd gebeurt. Bruto versus netto Vervolgens blijkt bij de meeste pensioenfondsen niet duidelijk of het getoonde beleggingsrendement vóór of ná aftrek van de beleggingskosten is. Pensioenfondsen die dit wel inzichtelijk maken in het jaarverslag, zitten niet op één lijn, zodat het ene pensioenfonds bruto rendementen publiceert en het andere pensioenfonds netto rendementen. Aanbeveling Aan het vermogensbeheer zijn pensioenfondsen verreweg de meeste kosten kwijt. Er zitten enorme verschillen tussen de vermogenskosten die pensioenfondsen betalen. Op voorhand kan daarover geen oordeel gegeven worden, want wellicht behaalt het laatste pensioenfonds wel stelselmatig aanzienlijk hogere beleggingsrendementen. Om dit goed te kunnen beoordelen, is enerzijds inzicht nodig in die behaalde resultaten en anderzijds dienen die resultaten beoordeeld te kunnen worden aan de hand van een benchmark. Dit leidt tot onze vierde aanbeveling. Uniformeer het
4. Pensioenfondsen dienen de beleggingsrendementen bij voorkeur te
inzicht in behaalde
vermelden als het bruto beleggingsrendement inclusief renteafdekking.
beleggingsrendementen.
Daarbij kunnen apart de totale beleggingskosten gerapporteerd worden, zodat ook het netto rendement eenvoudig vastgesteld kan worden. Indien (aanvullend) andere rendementen gerapporteerd worden, dan dient duidelijk vermeld te worden om welk rendement het dan gaat. Beleggingsrendementen In de volgende figuur worden de door de pensioenfondsen behaalde rendementen, berekend als het gemiddelde van de over 2012 en 2013 gepubliceerde rendementspercentages, afgezet tegen de gemiddeld in 2012 en 2013 verschuldigde kosten van vermogensbeheer (inclusief transactiekosten). Hierbij hebben wij onderscheid gemaakt tussen de drie soorten pensioenfondsen. Van de pensioenfondsen die inzicht hebben gegeven in de rendementen met en zonder renteafdekking, hebben wij de beleggingsrendementen inclusief de renteafdekking meegenomen.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
35
5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
Kosten van vermogensbeheer en rendement
Gemiddeld vermogensbeheerkosten (inclusief transactiekosten) ten opzichte van gemiddeld beleggingsrendement over 2012 en 2013 16%
Gemiddeld beleggingsrendement
14% 12% 10% 8% 6% 4% 2% 0% 0,0% -2% -4%
0,1%
0,2%
0,3%
0,4%
0,5%
0,6%
0,7%
0,8% OPF
0,9%
1,0%
BPF
1,1%
1,2%
BRF
Gemiddelde vermogensbeheerkosten
In verband met de eerder genoemde kanttekeningen is het lastig om conclusies te verbinden aan deze figuur. Op basis van de gepubliceerde gegevens lijkt er nauwelijks tot geen verband te zijn tussen de gemaakte vermogensbeheerkosten en gerealiseerde beleggingsrendementen. Van de 234 geanalyseerde pensioenfondsen heeft 95% een beleggingsrendement gepubliceerd. Gewogen met het pensioenvermogen is dit zelfs bijna 100%. Het totaal behaalde beleggingsrendement in 2013 bedraagt 3,4% (2012: 13,5%). We constateren bovendien dat de twee grootste pensioenfondsen in 2013 met gemiddeld 5,4% een hoger rendement hebben behaald dan de rest, waar een gemiddeld rendement van 1,8% gerapporteerd werd (gewogen met het pensioenvermogen). Voor deze overige fondsen geldt dat pensioenfondsen met een pensioenvermogen tot € 100 miljoen gemiddeld hogere rendementen rapporteerden (2,1%) dan grotere pensioenfondsen (1,7%). Het laagste gepubliceerde rendement in 2013 bedraagt -11,2% en het hoogste 12,0%. 5.3 Conclusies kosten versus rendement Vooralsnog hebben we geen directe relatie gevonden tussen de vermogensbeheerkosten van pensioenfondsen en het behaalde beleggingsrendement, of beter: de outperformance. In paragraaf 5.1 hebben we wel gezien dat OPF’en gemiddeld aanmerkelijk lagere vermogensbeheerkosten hebben dan BPF’en en BRF’en. Op basis van onze relatief beperkte historische gegevens lijkt het redelijk om te stellen dat er ruimte voor besparingen is, zonder dat dit ten koste hoeft te gaan van de performance. Uiteraard zijn wij ons ervan bewust dat deze besparingen in eerste instantie bereikt moeten worden door te optimaliseren binnen het bestaande (beleggings)beleid, omdat sturen op enkel de kosten voorbij gaat aan alle vormen van risicomanagement.
3,4%
Het gemiddelde beleggingsrendement in 2013 bedraagt 3,4%.
36
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 5. Kosten van vermogensbeheer en rendement
In verband met de genoemde kanttekeningen zullen wij verder geen conclusies trekken uit de getoonde kosten en rendementen. Ook onthouden wij ons vooralsnog van het publiceren van gemiddelde rendementen per soort of omvang pensioenfonds, mede omdat het buitengewoon onduidelijk is welke rendementen door de pensioenfondsen gepubliceerd worden. Zie hiervoor ook onze vierde aanbeveling, waarin we pensioenfondsen oproepen eenduidig inzicht te geven in de behaalde beleggingsrendementen, bij voorkeur door het vermelden van het bruto rendement inclusief renteafdekking. Vanzelfsprekend raden wij pensioenfondsen ook aan om de vermogensbeheer- en transactiekosten op te nemen als vast onderdeel van de managementrapportage, deze kritisch te blijven beoordelen en ze zoveel als mogelijk te beperken. Een daling met 1 basispunt zal immers al een besparing van circa € 100 miljoen opleveren.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
37
6. Best practises
6. Best practises Pensioenfondsen worden in steeds grotere mate transparant over kosten van pensioenbeheer en vermogensbeheer. De manier waarop gepubliceerd wordt over kosten is echter nog behoorlijk gevarieerd. Hierna beschrijven wij een aantal methoden die volgens ons bijdragen aan het door de diverse stakeholders gewenste inzicht in deze kosten en de verantwoording daarvan. 6.1 Kerncijfers Bij bestudering van de jaarverslagen valt het op dat de diverse kostensoorten vaak op verschillende plekken vermeld worden. Het Best practises
zou de lezer helpen als deze bij elkaar in de kerncijfers opgenomen worden. Bovendien kan dan direct inzicht verkregen worden in de kostenontwikkelingen bij het pensioenfonds in de loop der jaren. Tientallen pensioenfondsen hebben de drie kostenratio’s (pensioenbeheerkosten per deelnemer, percentage vermogensbeheerkosten en percentage transactiekosten) opgenomen in de kerncijfers, dan wel een prominente plaats gegeven in het bestuursverslag. Aanbeveling Deze best practise leidt tot onze vijfde aanbeveling. 5. Om gegevens beter toegankelijk te maken voor belanghebbenden,
Rapporteer de kosten
geven wij pensioenfondsen in overweging om de pensioenbeheerkosten
in de kerncijfers van het
per deelnemer, de vermogensbeheerkosten en de transactiekosten
jaarverslag.
(beide als percentage van het gemiddelde pensioenvermogen) als onderdeel van de kerncijfers in het jaarverslag te rapporteren. 6.2 Presentatie vermogensbeheerkosten en transactiekosten Steeds meer pensioenfondsen maken de vermogensbeheerkosten inzichtelijk door gebruik te maken van een tabelopstelling. Hierbij wordt in de meeste gevallen een specificatie gegeven van de “standaard” beheerkosten, de prestatievergoeding, het bewaarloon en de overige kosten. In zo’n tabel wordt het gemiddeld belegd vermogen vermeld, alsmede de vermogensbeheerkosten in euro’s en als percentage van het belegd vermogen. Een enkel pensioenfonds maakt in de tabel zelfs expliciet inzichtelijk welke kosten doorbelast zijn vanuit de pensioenbeheerkosten. Diverse fondsen benoemen de transactiekosten in een aparte paragraaf. De fondsen die de transactiekosten in dezelfde tabel opnemen als de vermogensbeheerkosten zorgen ervoor dat alle kosten in één oogopslag zichtbaar en duidelijk zijn.
38
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014 6. Best practises
6.3 Verantwoording van kosten Een vergelijking tussen een kostenbegroting en gerealiseerde kosten wordt door weinig pensioenfondsen gemaakt. De kosten worden wel vaker vergeleken met de kosten van het voorgaande boekjaar. Een aantal van deze fondsen komt hierbij niet verder dan te constateren dat de kosten hoger dan wel lager zijn uitgevallen. Gelukkig legt een stijgend aantal pensioenfondsen meer verantwoording af over de gemaakte kosten, door toe te lichten waarom sommige kosten hoger dan wel lager zijn uitgevallen vergeleken met het vorig boekjaar. Ten slotte wordt een enkele keer vermeld welke concrete acties worden ondernomen in het kader van kostenbeheersing en -verantwoording.
7. Tot slot De informatie in dit rapport en de daaruit getrokken conclusies zijn gebaseerd op wat een geïnformeerde lezer kan halen uit de jaarverslagen van de pensioenfondsen. Geen van de pensioenfondsen is benaderd voor extra uitleg of om nadere gegevens te verstrekken. Hoewel alles in het werk is gesteld om ervoor te zorgen dat de informatie in dit rapport nauwkeurig is, aanvaardt LCP geen enkele aansprakelijkheid voor eventuele fouten of voor handelingen van derden.
2
Insight Clarity Advice Actuarieel adviesbureau Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. adviseert pensioenfondsen, (internationale) ondernemingen, ondernemingsraden en verzekeraars. Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. is onderdeel van Lane Clark & Peacock LLP (LCP). LCP heeft eigen kantoren in Nederland (Utrecht), België (Brussel), Engeland (Londen en Winchester), Ierland (Dublin), en de Verenigde Arabische Emiraten (Abu Dhabi). Wij bedanken de mensen van LCP die dit rapport mogelijk hebben gemaakt: Kathryn Gant Sarah Gunn Linda van Houten Jeroen Koopmans Bram van den Langenberg Evert van Ling Johan van Soest Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Jeroen Koopmans, Evert van Ling of Johan van Soest van ons kantoor te Utrecht. Dit rapport mag gereproduceerd worden in zijn geheel of in delen, zonder toestemming vooraf, mits de bron duidelijk wordt vermeld. Bekijk een volledige lijst van onze diensten op www.lcpnl.com. Utrecht, oktober 2014 © Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
LCP NETHERLANDS WERK IN UITVOERING BIJ PENSIOENFONDSEN 2014
Inzicht in de pensioenbeheer-, vermogensbeheer- en transactiekosten van Nederlandse pensioenfondsen.
LCP Netherlands Werk in uitvoering bij pensioenfondsen 2014
Jeroen Koopmans
Evert van Ling
Johan van Soest
Partner
Partner
Senior Consultant
[email protected]
[email protected]
[email protected]
+31 (0)6 5099 9120
+31 (0)6 2453 3001
+31 (0)6 5373 3998
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
Lane Clark & Peacock (LCP) is een Europees actuarieel adviesbureau. LCP heeft vestigingen in Londen, Winchester, Brussel, Dublin, Utrecht en Abu Dhabi. Lane Clark & Peacock Ireland Limited
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V.
Lane Clark & Peacock UAE
Tel: +44 (0)20 7439 2266
Tel: +44 (0)1962 870060
Brussels, Belgium
Dublin, Ireland
Utrecht, Netherlands
Abu Dhabi, UAE
[email protected]
[email protected]
Tel: +32 (0)2 761 45 45
Tel: +353 (0)1 614 43 93
Tel: +31 (0)30 256 76 30
Tel: +971 (0)2 658 7671
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
Lane Clark & Peacock Netherlands B.V. Pension Fund Consulting ALM Consulting Actuarial Services Corporate Consulting Training Communication www.lcpnl.com
NL c1014/1014
Lane Clark & Peacock LLP Lane Clark & Peacock LLP Lane Clark & Peacock Belgium CVBA London, UK Winchester, UK