Later pensioen, wat nu… Enquête onder 57-65 jarigen over reactie op verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd
23 oktober 2013 F&CU13.0219
Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 2 1.
Inleiding ........................................................................................................................................... 3 1.1 Doel en relevantie ......................................................................................................................... 3 1.2 Uitvoering onderzoek .................................................................................................................... 4
2.
Bekendheid met de geldende AOW- en pensioenrichtleeftijd en de financiële consequenties .... 5 2.1 Kennis van de AOW en pensioenrichtleeftijd................................................................................ 5 2.2 Voorschotregeling en overbruggingsregeling ............................................................................... 6
3.
Verwachtingen over pensioenen en de eigen werksituatie .......................................................... 10 3.1 Gevolgen langer doorwerken ...................................................................................................... 10 3.2 Eerder stoppen ............................................................................................................................ 12 3.3 Risico’s bij (door)werken ............................................................................................................. 14
4. Maatregelen om de financiële consequenties van de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd te overbruggen ................................................................................................... 17 4.1 Zorgen om inkomensgat of niet? ................................................................................................ 17 4.2 Maatregelen om het inkomensgat te overbruggen .................................................................... 17 5. Wensen en verwachtingen m.b.t. de informatie over de verhoging van de AOW-en pensioenrichtleeftijd ............................................................................................................................. 21 5.1 In welke mate houden mensen de ontwikkelingen in de AOW bij? ........................................... 21 5.2 Hoe houden mensen de ontwikkelingen over AOW en pensioen bij?........................................ 24 5.3 Willen mensen meer informatie ontvangen en door wie dan? .................................................. 25 6.
Conclusie ....................................................................................................................................... 29 6.1 Belangrijkste resultaten............................................................................................................... 29 6.2 Mogelijkheden voor de SVB ........................................................................................................ 30
Bijlage: vragenlijst enquête ................................................................................................................... 31
1
Samenvatting De SVB heeft een enquête uitgevoerd naar de reactie van 57 tot en met 64 jarigen op de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Door de verhoging van de AOW-leeftijd krijgen deze mensen te maken met een ‘inkomensgat’. We stelden vragen over de kennis van de leeftijdsverhoging, de houding van mensen ten opzichte van werk, de maatregelen die mensen nemen of willen nemen om het inkomensgat te overbruggen (gedrag) en de informatie die mensen wensen over de AOW en aanvullend pensioen. Schematisch zijn de belangrijkste uitkomsten van dit onderzoek als volgt weer te geven: Kennis
Houding ten opzichte van werk
Verhoging AOW-leeftijd bekend. Verhoging pensioenleeftijd minder bekend. Voorschotregeling en OBR niet erg bekend en weinig animo voor. OBR onduidelijk: ook mensen die geen recht hebben willen er gebruik van maken. Meeste mensen volgen de ontwikkelingen rondom de AOW goed.
Mensen die werken willen langer doorwerken (maar niet helemaal tot aan nieuwe AOWleeftijd). Bij de mensen die eerder willen stoppen met werken is 63 jaar de meest gewenste leeftijd om te stoppen.
Gedrag
Informatiebehoefte
61-65 jarigen gebruiken vaker spaargeld om inkomensgat te overbruggen. Veel 57-60 jarigen doen niets omdat zij hun AOW nog ver weg vinden en de wet mogelijk toch nog verandert.
Aanvraagformulier precies op tijd. Informatie mag eerder. www.mijnpensioenoverzicht.nl meest populair Brief en persoonlijk gesprek meest gewenste communicatiemiddelen.
2
1. Inleiding Begin 2013 is de pensioenleeftijd, zowel in de AOW als in het aanvullend pensioen, verhoogd. De AOW-leeftijd stond sinds de invoering van de AOW in 1957 op 65 jaar, maar wordt de komende jaren in stapjes van één of meerdere maanden per jaar, steeds verder verhoogd. Volgens de nu geldende wetgeving komt de AOW-leeftijd dan uit op 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. In het Regeerakkoord (oktober 2012) is afgesproken dat deze verhoging sneller gaat plaatsvinden en daardoor uitkomt op 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Ook de pensioenrichtleeftijd voor de aanvullende pensioenen gaat omhoog. Dit gebeurt niet net als de AOW-leeftijd in kleine stapjes, maar in één keer. De pensioenrichtleeftijd gaat per 1 januari 2014 naar 67 jaar. Voor personen geboren tussen 1948 en 1956 is de verhoogde AOW-leeftijd dus bekend. Afhankelijk van hun geboortemaand neemt hun pensioenleeftijd toe met 1 maand tot 2 jaar ten opzichte van de situatie vóór de verhoging van de AOW-leeftijd. De periode tussen het bereiken van de 65 jarige leeftijd en de nieuwe AOW-leeftijd noemen we in dit onderzoek de ‘overbruggingsperiode’. In deze overbruggingsperiode krijgen mensen mogelijk te maken met een inkomensgat. De vraag is of de verhoging van de AOW-leeftijd bij hen leidt tot extra onzekerheid. En of ze maatregelen hebben genomen om met de inkomensachteruitgang ten gevolge van de leeftijdsverhoging om te gaan. Om dit te achterhalen is een enquête onder burgers in deze leeftijdscategorie uitgevoerd. Daarbij zijn vragen voorgelegd over welke kennis men heeft over de voor hen geldende pensioendatum, hun toekomstige pensioeninkomen, welke verwachtingen er leven over hun pensioensituatie en welke rol ze daarin zien voor de SVB. Hoofdvraag van de enquête is de volgende: Hoe reageren mensen die tussen 1948 en 1956 geboren zijn op de veranderende regels rondom de pensioenleeftijd? Personen geboren vóór 1956 zijn momenteel 57 jaar of ouder. In dit onderzoek vragen we ons af hoe zij de overbruggingsperiode financieren. Onze veronderstelling daarbij is dat personen die momenteel werken dat zullen blijven doen. Waren zij voorheen van plan om één jaar voor hun 65e te stoppen, dan verwachten we dat ze nu één jaar voor het bereiken van de nieuwe AOW-leeftijd zullen stoppen met werken. Maar hoe kunnen mensen die nu niet werken deze periode overbruggen? Wellicht loopt hun huidige uitkering door of hebben zij andere maatregelen getroffen. Voor mensen die werken hoeft er dus niet zoveel te veranderen. Tenzij er zich een situatie voordoet waarin zij niet meer in staat zijn of worden gesteld om te werken, bijvoorbeeld door arbeidsongeschiktheid of werkloosheid. Zijn mensen zich van deze risico’s bewust? En nemen ze maatregelen om deze risico’s te beperken?
1.1 Doel en relevantie Het doel van dit onderzoek is inzichtelijk te maken hoe mensen die nu en de komende jaren geconfronteerd zijn met een hogere AOW-leeftijd, hierop reageren. De achtergrondinformatie over deze doelgroep is voor de SVB van belang bij het klantcontact en bij de voorlichting. Hoe denken deze mensen, wat is hun houding zowel in mening als gedrag ten opzichte van de verhoging van de AOW-leeftijd, wat weten ze van de Overbruggingsregeling (OBR) en de voorschotregeling, wat verwachten ze en wat voor vragen kan de SVB verwachten?
3
Input voor een deel van de enquête is een kwalitatief onderzoek dat in mei 2013 is gehouden onder een groep van 19 personen van 57 tot 65 jaar (Heskes & Partners, Bulletin Board Communicatie Behoeften 57-65 jarigen. Mei 2013. Vanuit de SVB is dit onderzoek begeleid door Lambrecht van Eekelen (F&C, CROS). Zij kregen via een ‘bulletin board’ op internet vragen voorgelegd waarop zij konden reageren. Bij dit kwalitatieve onderzoek lag de nadruk vooral op de communicatiebehoeften met betrekking tot de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd. Na het verschijnen van dit onderzoeksrapport zal een bijeenkomst georganiseerd worden met verschillende SVB-medewerkers betrokken bij klantcontact en voorlichting. In deze bijeenkomst worden de uitkomsten van het kwalitatieve onderzoek en deze enquête gezamenlijk gepresenteerd en worden stellingen voorgelegd waarover de deelnemers met elkaar in discussie gaan.
1.2 Uitvoering onderzoek De enquête is in juni 2013 verricht door Intomart Gfk. 1602 personen hebben de enquête ingevuld (dit was een responspercentage van 70%). We hebben vier doelgroepen onderscheiden: alleenstaande werkenden, alleenstaande niet-werkenden, samenwonende werkenden en samenwonende niet-werkenden. Van elke doelgroep hebben 400 personen de enquête ingevuld. De vier doelgroepen zijn gewogen zodat hun verhoudingen representatief zijn ten opzichte van de hele bevolking. Binnen de doelgroepen is nog gewogen naar geslacht, leeftijd en opleiding. Na deze wegingen ziet de verdeling van de respondenten van de enquête er als volgt uit:
Verdeling naar doelgroep 1 Alleenstaande werkenden
2 Samenwonende werkenden
3 Alleenstaande niet-werkenden
4 Samenwonende niet-werkenden
13,7 24,6
10,2 51,5
4
2. Bekendheid met de geldende AOW- en pensioenrichtleeftijd en de financiële consequenties Om te kunnen reageren op de nieuwe regels voor de AOW-leeftijd en pensioenrichtleeftijd, moeten mensen bekend zijn met deze regels. In de enquête is daarom eerst de kennis over de nieuwe pensioenleeftijd onderzocht.
2.1 Kennis van de AOW en pensioenrichtleeftijd Ruim 46 procent van de mensen zegt precies te weten wat de AOW-leeftijdsverhoging precies inhoudt, ruim 50 procent weet globaal wat de regeling inhoudt. Er zijn dus heel weinig mensen die niet weten wat het inhoudt of er nog niet van gehoord hebben. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd is minder bekend: 35 procent zegt precies te weten wat het inhoudt, ruim 33 procent weet het globaal. In onderstaande grafiek zijn deze uitkomsten weergegeven.
In hoeverre bent u bekend met de leeftijdsverhoging van de AOW en met uw pensioenrichtleeftijd? Ik heb er niet eerder van gehoord Ik heb er van gehoord, maar ik weet niet wat het inhoudt
Aanvullend pensioen
Ik heb er van gehoord en ik weet globaal wat het inhoudt
AOW
Ik heb er van gehoord en ik weet precies wat het inhoudt
0
10 20 30 40 50 60 In procenten
Volgens de huidige wet (uit het “lente-akkoord”: Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd. Wet van 12 juli 2012, Stb. 2012, 328. Kamerstukken 33 290) komt de AOW-leeftijd uit op 66 jaar in 2019 en 67 jaar in 2023. In het Regeerakkoord (uit oktober 2012) staat dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en uitkomt op 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. Toen aan respondenten hun eigen AOW-leeftijd werd gevraagd, werden zowel leeftijden volgens de leeftijdsverhoging uit het lenteakkoord als uit het regeerakkoord genoemd. Bijna 55 procent noemt de goede leeftijd volgens één van de twee akkoorden, 23 procent noemt een onjuiste leeftijd, 22 procent zegt zijn/haar AOWleeftijd niet te kennen. Maar weinig mensen noemen de goede pensioenrichtleeftijd, meestal noemen ze dezelfde leeftijd als de AOW-leeftijd.
5
De mate waarin mensen kennis hebben over hun AOW-leeftijd hangt af van het opleidingsniveau, leeftijd, het al dan niet met de VUT zijn en het al dan niet werkzaam zijn.
Een lage opleiding heeft een negatieve relatie met het kennisniveau. Lager opgeleiden hebben dus minder kennis van de verhoging van de AOW-leeftijd dan hoger opgeleiden. Personen van 61 jaar en ouder hebben meer kennis over hun AOW-leeftijd dan personen van 60 jaar en jonger. Verschillende leeftijden blijken ook een ander kennisniveau te hebben. Personen die met de VUT zijn hebben meer kennis over de AOW-leeftijd dan personen die (nog) niet met de VUT zijn. Personen die door arbeidsongeschiktheid of werkloosheid niet werkzaam zijn, hebben minder kennis over de AOW leeftijd dan personen die werken.
De kennis van de AOW-leeftijd blijkt niet afhankelijk van geslacht.
2.2 Voorschotregeling en overbruggingsregeling De regering heeft voor mensen die geen of weinig tijd hebben gehad zich voor te bereiden op de AOW-leeftijdsverhoging twee regelingen ontworpen: de voorschotregeling en de overbruggingsregeling (OBR). De voorschotregeling is sinds 1 januari 2013 van kracht en biedt mensen die geconfronteerd worden met een verhoging van de AOW-leeftijd en daardoor een inkomensgat hebben de mogelijkheid om voor die maand of maanden een renteloze lening af te sluiten bij de SVB. Het geleende bedrag is gelijk aan het AOW maandbedrag en wordt in de maanden daarna ingehouden op het AOW pensioen. De overbruggingsregeling gaat in op 1 oktober 2013. Mensen kunnen een uitkering krijgen vanuit deze regeling als zij:
Geboren zijn tussen 1 januari 1948 en 31 maart 1952; op 1 januari 2013 een VUT of daarmee vergelijkbare (particuliere) uitkering hebben; deze uitkering stopt of lager wordt op het moment dat iemand 65 jaar wordt;
6
een inkomen hebben onder de 200% van het wettelijk bruto minimumloon (WML) voor alleenstaanden (ongeveer € 35.500 per jaar) of onder de 300% voor paren (ongeveer € 53.000 per jaar); en een vermogen hebben op 1 januari van het jaar waarin zij 65 worden, dat niet hoger is dan € 21.239 voor alleenstaanden en € 42.278 voor paren.
De uitkering vanuit de overbruggingsregeling is een uitkering op minimumniveau. Andere inkomsten, zoals aanvullende pensioenen worden in hun geheel van de OBR-uitkering afgehaald. De uitkering OBR kan niet hoger zijn dan de VUT of vergelijkbare uitkering die gestopt of verlaagd is. De overbruggingsregeling loopt tot eind 2018. In de enquête hebben we specifiek gevraagd naar de bekendheid van de overbruggingsregeling en de voorschotregeling. Beide regelingen zijn niet erg bekend: 28% weet (globaal) wat de voorschotregeling inhoudt en 31% weet (globaal) wat de overbruggingsregeling inhoudt.
Heeft u al eens eerder gehoord van de de overbruggingsregeling / voorschotregeling? 70 Ik heb er al eerder van gehoord en ik wist al precies wat de regeling inhoudt. Ik heb er al eerder van gehoord en ik wist al globaal wat de regeling inhoudt. Ik heb er al eerder van gehoord, maar ik wist nog niet wat het inhoudt
60
in procenten
50 40 30 20 10
Nee, ik had er nog niet eerder van gehoord.
0 OBR
Voorschot
Personen van 61 jaar en ouder kennen zowel de overbruggingsregeling als de voorschotregeling beter dan personen van 60 jaar en jonger. Alleenstaanden kennen zowel de overbruggingsregeling als de voorschotregeling beter dan samenwonenden. De groep mensen die kennis heeft van de OBR verschilt van de groep mensen die kennis heeft van de voorschotregeling. Dit is wel opvallend omdat beide regelingen bedoeld zijn om hetzelfde probleem te ondervangen (namelijk het inkomensgat te overbruggen). Hierdoor zouden we verwachten dat als mensen één van beide regelingen kennen ze ook wel kennis zouden hebben van de andere regeling. Dit blijkt dus niet zo te zijn. Personen met een hoog inkomen hebben gemiddeld meer kennis van de voorschotregeling dan personen met een laag inkomen. Bij de OBR zie je juist dat personen met een hoog inkomen minder kennis hebben over de OBR dan personen met een laag inkomen.
7
Mensen met een vut-uitkering hebben relatief meer kennis van de voorschotregeling dan mensen die geen vut-uitkering hebben. Bij de OBR blijkt juist dat vutters een 47% lagere kans hebben om de OBR te kennen dan personen die niet met de vut zijn. Dit is een opvallende uitkomst, gezien het feit dat de OBR juist bedoeld is om het inkomensgat van personen met de vut of prepensioen te dichten. Doelgroep voor extra voorlichting Mensen die aangeven geen kennis te hebben van de OBR en de voorschotregeling hebben mogelijk behoefte aan extra voorlichting. Hieronder beschrijven we deze groep mensen. Van de samenwonenden met partner zonder kinderen heeft een relatief groot deel geen kennis van de overbruggingsregeling. Een relatief groot deel van deze groep heeft wél kennis van de voorschotregeling. Alleenstaande ouders met kinderen blijken juist de groep te zijn met de meeste kennis over de overbruggingsregeling. De groep die geen kennis heeft van de OBR bestaat uit: jongere mensen hoge inkomens relatief meer samenwonenden dan alleenstaanden (vooral samenwonend met partner, zonder kinderen) personen die al met de vut zijn De groep die geen kennis heeft van de voorschotregeling bestaat uit: jongere mensen lagere en midden inkomens relatief meer alleenstaanden dan samenwonenden relatief meer werkenden dan niet-werkenden Animo voor deelname In combinatie met de vraag naar de kennis van beide regelingen, hebben we ook gevraagd naar de belangstelling om gebruik te maken van de regelingen. De animo voor de voorschotregeling is niet erg hoog: 22% wil er eventueel aan deelnemen. Bij de OBR ligt de animo wat hoger: drieëndertig procent denkt aan de overbruggingsregeling te kunnen gaan deelnemen. Zoals eerder al gezegd is hebben personen van 61 jaar en ouder meer kennis van zowel de overbruggingsregeling als de voorschotregeling dan personen van 60 jaar en jonger. Ze willen/denken ook vaker deel te nemen aan, c.q. recht te hebben op, beide regelingen.
8
Mensen die de regelingen beter kennen willen ook vaker aan de regelingen deelnemen. Mensen met minder kennis weten (logischerwijs) vaker nog niet of ze deel willen nemen. Bij de OBR blijken de toegangseisen echter niet voor iedereen duidelijk. Respondenten met een inkomen boven de 200%van het WML voor alleenstaanden en 300% van het WML voor samenwonenden (de grens voor deelname aan de OBR) denken toch recht te kunnen hebben op OBR. Als de kennis en animo met elkaar vergeleken worden, dan zie je dat een groot deel van de personen die nog niet eerder van de voorschotregeling en de OBR hebben gehoord, daar wel aan deel willen nemen (voorschotregeling) dan wel recht op denken te hebben (OBR).
9
3. Verwachtingen over pensioenen en de eigen werksituatie 3.1 Gevolgen langer doorwerken Blijven werken tot aan de AOW of eerder of later stoppen met werken? We hebben respondenten die werken de vraag voorgelegd of zij van plan zijn om tot aan hun nieuwe AOW-leeftijd te blijven werken. In onderstaand diagram staan de uitkomsten weergegeven.
Ruim de helft van de respondenten (56%) geeft aan tot aan de nieuwe AOW-leeftijd te willen werken. Drie kwart van deze groep wil doorwerken tot aan de nieuwe AOW-leeftijd op basis van hetzelfde aantal uren als dat ze nu ook al werken. Een kwart wil wel doorwerken, maar dan met minder uren als nu. Ruim een kwart van de respondenten geeft aan eerder te willen stoppen met werken. Een heel klein deel (bijna 2%) is van plan later te stoppen met werken dan de nieuwe AOW-leeftijd. Ruim 14% weet het nog niet. Alleenstaanden geven vaker dan samenwonenden aan te willen doorwerken (zowel op basis van hetzelfde aantal uren als minder uren) en zijn minder vaak van plan om eerder te stoppen met werken.
10
Vrouwen geven vaker aan op basis van hetzelfde aantal uren te willen doorwerken dan mannen. Vrouwen geven daarnaast ook minder vaak dan mannen aan dat zij eerder willen stoppen met werken. Het is daarbij wel zo dat vrouwen nu al minder uren werken dan mannen. Zo werkt bijna 47 procent van de mannen nu nog fulltime, bij de vrouwen is dat 11 procent.
Wel blijken mannen en vrouwen verschillend te denken over de stelling ‘Als de AOW-en pensioenleeftijd niet waren verhoogd, zou ik op eerdere leeftijd stoppen met werken’. Vrouwen zijn het hier minder vaak mee eens dan mannen. Personen van 60 jaar en jonger hadden vaker eerder willen stoppen met werken als de pensioenleeftijd niet verhoogd was dan personen van 61 jaar en ouder.
11
Het aantal mensen dat langer wil doorwerken is te klein om aanvullende analyses op te doen. Maar voor de mensen die eerder willen stoppen met werken bekijken we hoeveel eerder ze willen stoppen en wat de reden is dat zij eerder willen stoppen met werken. Minder tijd voor zorgtaken? Doordat mensen langer moeten doorwerken hebben zij wellicht minder tijd om te besteden aan zorgtaken. We hebben gevraagd of mensen bang zijn dat zij minder tijd hebben voor hun zorgtaken doordat zij langer moeten doorwerken. Ruim 40% van de werkzame personen geeft aan hier inderdaad bang voor te zijn. Een op de drie is hier niet bang voor.
3.2 Eerder stoppen Van de respondenten die aangaven eerder te willen stoppen met werken, wil één op de vijf op zijn 63e stoppen. we hebben de gewenste leeftijd om te stoppen met werken vergeleken met de AOW leeftijd waarvan mensen verwachten dat die voor hen zal gelden. Opvallend is dat 15% van de mensen die eerder wil stoppen met werken er van uit gaat dat zijn/haar AOW leeftijd nog steeds 65 jaar is.
12
Op welke leeftijd bent u van plan te stoppen met werken? 35 30
in procenten
25 20 15 10 5 0 jonger dan 60 jaar
60
61
62
63
64
65
66
67
Gewenste leeftijd om te stoppen met werken in jaren
In onderstaand diagram is aangegeven hoeveel jaar men eerder wil stoppen met werken dan de bij hen zelf bekende AOW-leeftijd. Het relatief grootste deel van de personen die eerder wil stoppen met werken, wil dat twee jaar voor het bereiken van de (door henzelf verwachte) AOW-gerechtigde leeftijd doen.
Redenen om eerder te stoppen De belangrijkste reden dat mensen eerder willen stoppen met werken is omdat het financieel mogelijk is (35%). Daarna wordt gezondheid genoemd (29%) gevolgd door meer tijd om te reizen (26%), meer tijd voor hobby’s (20%) en meer tijd voor (klein)kinderen (18%).
13
Personen van 61 jaar en ouder geven vaker aan eerder te willen stoppen omdat ze het niet meer naar hun zin hebben op hun werk dan personen van 60 jaar of jonger.
3.3 Risico’s bij (door)werken Mensen die werken kunnen arbeidsongeschikt of werkloos worden. Daardoor is het mogelijk dat men door toekomstige arbeidsongeschiktheid of werkloosheid niet kan werken tot aan de verhoogde pensioenleeftijd. We hebben daarom gevraagd of mensen bang zijn om hun werk geestelijk of lichamelijk niet vol te houden tot aan de pensioenleeftijd. Eén op de vijf personen verwacht het werk geestelijk niet vol te houden tot aan de nieuwe pensioenleeftijd. Als we vragen naar de verwachting om het werk lichamelijk vol te houden, verwacht een kwart het lichamelijk niet vol te kunnen houden tot aan de pensioenleeftijd. Eén op de vijf mensen is bang door toekomstig ontslag niet tot aan de pensioenleeftijd te kunnen blijven werken.
14
Door de verhoging van de pensioenleeftijd ontstaat een inkomensgat. We vroegen ons af of er een verband is tussen de mate waarin mensen zich zorgen maken om dit inkomensgat en de verwachting of zij kunnen blijven werken tot aan de nieuwe pensioenleeftijd. De mensen die verwachten het werk geestelijk of lichamelijk of door toekomstig ontslag niet te kunnen volhouden tot aan de verhoogde pensioenleeftijd, maken zich relatief veel zorgen om het inkomensgat. De grootste groep van zowel mannen als vrouwen is bereid om cursussen en of opleidingen te volgen om interessant te blijven voor de werkgever en de arbeidsmarkt in het algemeen. Ruim 45 procent van de mannen en 38 procent van de vrouwen is hiertoe bereid. Toch geeft ook bijna een op de drie respondenten aan niet bereid te zijn om cursussen of opleidingen te volgen. Als we naar de leeftijden van de respondenten kijken, blijkt dat er een significant verschil is in de bereidheid om te investeren in kennis tussen personen van 60 jaar en jonger en personen van 61 jaar en ouder. De jongere leeftijdsgroep is veel meer dan de oudere leeftijdsgroep bereid om cursussen en of opleidingen te volgen dan de personen van 61 jaar en ouder.
15
Ook werkgevers kunnen bijdragen aan inzetbaarheid van werknemers. We hebben gevraagd in hoeverre mensen beoordelen dat hun huidige werkgever maatregelen neemt om mensen tot aan hun latere pensioenleeftijd in dienst te kunnen houden. 40% van de respondenten antwoordt dat dit niet het geval is. 20% van de respondenten antwoordt dat de werkgever dit wel doet, waarbij het verminderen van de uren het meest voorkomt.
Naast de hiervoor beschreven risico’s heeft (langer) doorwerken mogelijk gevolgen voor de zorgtaken die mensen verrichten. Ruim 30% van de respondenten is bang om minder tijd te hebben voor zorgtaken doordat de AOW-leeftijd verhoogd is.
16
4. Maatregelen om de financiële consequenties van de verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd te overbruggen 4.1 Zorgen om inkomensgat of niet? Voor de verhoging van de AOW-leeftijd ontving iedereen vanaf zijn 65e verjaardag een AOWuitkering. Door de verhoging van de AOW-leeftijd ontvangen mensen die na 1 januari 1948 geboren zijn later AOW. Zij krijgen daarom te maken met één of meerdere maanden waarin ze mogelijk geen inkomen hebben: het ‘inkomensgat’. Veertig procent van de respondenten maakt zich geen zorgen over dit inkomensgat. Zeventien procent maakt zich veel zorgen, 43 procent heeft enige zorgen. Hoogopgeleiden maken zich minder zorgen dan lager opgeleiden, niet-werkenden maken zich meer zorgen dan werkenden.
4.2 Maatregelen om het inkomensgat te overbruggen Drie kwart van de respondenten neemt maatregelen tegen het AOW-inkomensgat (dit is inclusief de personen waarvan de uitkering doorloopt tot aan de nieuwe AOW-leeftijd). Negen procent vindt dat ze al genoeg maatregelen hebben genomen waardoor zij nu niet meer een specifieke maatregel hebben aangegeven. De overige 20 procent neemt geen maatregelen. Dit komt doordat zij verwachten dat de regels nog gaan veranderen of doordat zij hun pensioen nog relatief ver weg vinden en denken ‘ik zie het dan wel weer’. Ook zijn in deze 20 procent de mensen inbegrepen die hebben aangegeven in de bijstand te gaan. Bij het beantwoorden van de vraag over de te nemen maatregelen, konden mensen meerdere maatregelen kiezen die zij verwachten te gaan nemen of inmiddels genomen hebben. De meeste mensen noemen één maatregel (42%). 29 procent neemt meerdere maatregelen, en eveneens 29 procent neemt geen maatregelen of heeft dat al gedaan. De meest genoemde maatregelen zijn zuiniger leven, sparen en door blijven werken. Zuiniger leven en sparen worden vaak in combinatie met andere maatregelen genoemd. Als mensen door blijven werken vinden ze het vaak niet nodig om andere maatregelen te nemen. In de onderstaande grafiek staat hoe vaak de verschillende maatregelen genoemd zijn:
17
Oudere mensen zeggen vaak al voldoende maatregelen te hebben genomen tegen het inkomensgat, jongere mensen doen vaker niets omdat ze denken dat er nog veel gaat veranderen. Jongere mensen willen ook vaker langer doorwerken, terwijl ouderen vaker gebruik willen maken van hun spaargeld. Mensen die veel mantelzorg verlenen willen minder vaak blijven doorwerken en zeggen vaker in de bijstand terecht te komen (al wordt die mogelijkheid door geen enkele groep vaak genoemd). Mensen die niets doen omdat ze het ‘dan wel weer zien’ zijn relatief vaak zelfstandig ondernemers en zitten met hun inkomens relatief vaak in de laagste óf de hoogste inkomensgroep. Mensen die niets doen omdat ze denken ‘dat het toch nog wel zal veranderen’ werken relatief vaak bij de overheid.
18
Personen die werken hebben wellicht meer mogelijkheden om maatregelen te nemen dan personen die niet werken. Bij mensen die werken zie je dat doorwerken (op basis van het zelfde aantal uren als dat men nu werkt) de meest genoemde maatregel is. Dit wordt door 28% van de werkende respondenten als maatregel genoemd. Bij mensen die niet werken is de meest voorkomende maatregel ‘zuiniger leven’ en huidig spaargeld gebruiken. Ook wordt door die groep vaak genoemd dat de huidige uitkering doorloopt. Hangt de mate van het zorgen maken om het inkomensgat samen met de maatregelen die mensen nemen? Mensen die werken (en dan vooral zelfstandig ondernemers) maken zich minder zorgen om het inkomensgat. Zij nemen ook minder maatregelen, zij zullen waarschijnlijk vaker ‘gewoon’ door blijven werken. De maatregel ‘zuiniger leven’ wordt ten opzichte van de andere maatregelen, vaak genoemd door mensen die zich veel zorgen maken. Hierbij maakt het niet uit of deze mensen werken of niet. Mensen die zich veel zorgen maken nemen vaker maatregelen dan mensen die zich enige zorgen of geen zorgen maken. Respondenten die zeggen al voldoende maatregelen te hebben genomen maken zich minder zorgen over het inkomensgat. Het gaat hierbij relatief vaak om personen met hogere inkomens. Mensen die 19
niets doen omdat ze denken dat er nog veel kan veranderen of zeggen ‘dat ze het dan wel weer zien’, maken zich juist meer zorgen. Mensen die verwachten in de bijstand terecht te komen, maken zich meer zorgen over het inkomensgat dan mensen die andere maatregelen kunnen nemen. Mensen die van plan zijn hun spaargeld te gebruiken maken zich minder zorgen. Dit zijn vooral de hogere inkomens. Mensen die hun AOW-leeftijd correct noemen maken zich minder zorgen om het inkomensgat door de leeftijdsverhoging dan mensen die hun eigen AOW-leeftijd niet kennen. De mensen met kennis over hun AOW-leeftijd nemen ook meer maatregelen tegen het inkomensgat.
20
5. Wensen en verwachtingen m.b.t. de informatie over de verhoging van de AOW-en pensioenrichtleeftijd 5.1 In welke mate houden mensen de ontwikkelingen in de AOW bij? Bijna drie kwart van de respondenten volgt de ontwikkelingen over de AOW. De meeste mensen volgen de informatie over ontwikkelingen over de AOW globaal (55%). 17% van de respondenten volgt de informatie zelfs op de voet. Slechts 7% volgt de informatie helemaal niet. De overige respondenten volgen de informatie incidenteel.
Mensen die de ontwikkelingen over de AOW regelmatig (op de voet en globaal) volgen noemen vaker hun juiste AOW-leeftijd dan mensen die de ontwikkelingen alleen incidenteel of geheel niet volgen. Mannen geven vaker aan de ontwikkelingen globaal of op de voet te volgen, terwijl vrouwen vaker aangeven de ontwikkelingen incidenteel te volgen. Mensen die niet werken volgen de ontwikkelingen rondom de AOW beter dan werkenden.
21
Redenen voor het niet volgen van ontwikkelingen De meest genoemde reden voor het niet of incidenteel volgen van de ontwikkelingen is dat het toch nog wel verandert voordat men AOW krijgt (48%). Gevolgd door ‘te ingewikkeld’ (21%); ‘ik denk er nog liever niet aan’ (11%) en ’ ik weet niet waar ik betrouwbare informatie kan vinden’ (eveneens 11%).
De redenen voor het niet volgen van de informatie kunnen we toepassen op de totale groep respondenten (dus zowel de mensen die hebben aangegeven de ontwikkelingen te volgen als zij die de ontwikkelingen niet volgen). Als je dit doet blijkt dat 6% van de respondenten de ontwikkelingen in de AOW niet volgt omdat zij het onderwerp te ingewikkeld vinden en dat maar heel weinig mensen de ontwikkelingen niet volgen omdat ze de informatie niet kunnen vinden (3 % van totaal) .
22
Niet-werkenden lijken het onderwerp vaker te ingewikkeld te vinden dan personen die werken. Werkenden zeggen vaker dat het toch nog wel verandert voordat zij AOW krijgen en de ontwikkelingen daarom niet zo regelmatig volgen.
Als we bij leeftijd onderscheid maken in 61-plussers en 60-minners dan zie je wel dat er door beide leeftijdsgroepen verschillend wordt geantwoord. 61-plussers geven vaker aan het onderwerp te ingewikkeld te vinden en niet te weten waar zij betrouwbare informatie kunnen vinden, terwijl 60minners vaker aangeven dat het toch nog wel verandert voordat zij een AOW-uitkering krijgen.
23
5.2 Hoe houden mensen de ontwikkelingen over AOW en pensioen bij? Kanalen om ontwikkelingen te volgen De meeste mensen volgen de ontwikkelingen in de AOW en aanvullende pensioenen via de krant of via televisie. Beide middelen worden door bijna 70% van de respondenten aangegeven als informatiebron. Internet wordt door iets meer dan de helft genoemd (53%) en het pensioenfonds door iets minder dan de helft (47%). De SVB wordt door één op de tien respondenten genoemd. Daarbij blijkt de SVB relatief vaak gebruikt te worden door niet-werkenden. Bij wie lag het initiatief? Wanneer mensen een persoon of instantie als informatiebron hebben genoemd, hebben we doorgevraagd bij wie dan het initiatief lag voor het contact. Opvallend is dat bij werkgevers, verzekeraar en pensioenfonds wordt aangegeven dat het initiatief meestal bij de organisatie lag. Bij de SVB wordt daarentegen door meer dan de helft van de respondenten aangegeven dat men zelf het initiatief meestal neemt (55%). Ook bij een financieel adviseur en familie/vrienden/kennissen ligt het initiatief meestal bij de respondent zelf. Populaire websites Van de personen die hebben aangegeven internet als informatiebron te gebruiken maken de meeste respondenten gebruik van de website www. mijnpensioenoverzicht.nl (52%). De website van het pensioenfonds (43%) en de website van de SVB (32%).
24
5.3 Willen mensen meer informatie ontvangen en door wie dan? De grootste groep respondenten vindt dat zij voldoende informatie heeft over de AOW, aanvullend pensioen en veranderingen daarin. Ruim een derde van de respondenten geeft aan niet voldoende informatie te hebben. Opvallend is ook dat een relatief groot deel van de respondenten aan geeft niet te weten of zij voldoende informatie over AOW en aanvullend pensioen hebben.
Bij de vraag naar de behoefte aan (meer) informatie geeft echter de helft van de respondenten aan daar geen behoefte aan te hebben. Ook hier valt weer op dat een relatief groot deel aan geeft niet te weten of zij behoefte hebben aan meer informatie.
25
Geen behoefte aan meer informatie hebben mensen die bij de vraag of ze voldoende informatie hebben ‘ja’ hebben geantwoord. Van de groep die heeft aangegeven niet voldoende informatie te hebben, geeft 17% aan ook niet meer informatie te willen en 31% weet het niet. Dus mensen die vinden niet genoeg informatie te hebben, willen soms ook niet meer informatie ontvangen. Bijna een kwart van de mensen geeft aan meer informatie te willen. Meestal gaat het om meer persoonlijke informatie: hoeveel krijg ik en wanneer? Een aantal mensen hoorde pas via de enquête van dit onderzoek over de voorschotregeling en overbruggingsregeling. Ook de aansluiting van andere soorten uitkeringen, zoals WW, WIA, Anw en bijstand op de verhoogde AOW-leeftijd blijkt bij een relatief groot deel van de mensen onzekerheid op te roepen. Geschikte partijen Geschikte partijen om meer informatie te verschaffen over AOW en aanvullend pensioen zijn het pensioenfonds (77 %) en de SVB (64%). Vervolgens hebben we gevraagd welk van de geschikte partijen de voorkeur heeft om meer informatie te verschaffen. De partij die door de meeste respondenten als hun voorkeurspartij wordt aangegeven is het pensioenfonds (36%). Gevolgd door de SVB (24%) en andere overheidsorganisatie (12%). 13% van de respondenten geeft aan geen voorkeur te hebben. Bij de interpretatie van deze percentages is wel van belang te beseffen dat de vraag gesteld is over AOW en aanvullend pensioen gezamenlijk. Als afzonderlijk gevraagd was naar geschikte partijen om informatie over AOW te verschaffen en geschikte partijen om informatie over aanvullend pensioen te verschaffen, dan hadden de resultaten beter geïnterpreteerd kunnen worden. Nu kunnen er geen conclusies aan verbonden worden omdat mensen wellicht een onderwerp in gedachten hebben gehad op basis waarvan zij deze vraag beantwoord hebben. Hoe willen mensen informatie ontvangen? De meeste mensen willen via een brief informatie ontvangen (57%). Gezien de trend naar digitalisering is dit een opvallende uitkomst. Daarna volgt e-mail (48%), beveiligde internetsite (37%) en een persoonlijk gesprek (35%).
26
De voorkeur voor een brief wordt meer aangegeven door mensen die niet werken dan door mensen die werken. Een persoonlijk gesprek wordt juist vaker door werkenden als voorkeur aangegeven dan door niet-werkenden. Bij de andere communicatiemiddelen waren er geen verschillen tussen werkenden en niet-werkenden. Respondenten van 60 jaar of jonger geven vaker dan respondenten van 61 jaar en ouder aan dat zij een beveiligde internetsite of een folder als communicatiemiddel zouden willen hebben.
Mensen die aangeven een brief te willen ontvangen zijn relatief vaak 60 jaar of jonger, vrouw en niet werkzaam. Aanvraagformulier en informatie De SVB stuurt een half jaar voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd een informatiebrochure en een brief over het aanvragen van de AOW. In de enquête hebben we gevraagd of respondenten dit tijdig vinden of dat zij het liever eerder of later willen ontvangen. Bijna de helft van de respondenten vindt het aanvraagformulier precies op tijd (49%). Bij de informatie is dit een stuk minder (36%). Bij de informatie geeft de grootste groep aan dat het aan de late kant is en dat ze het eerder willen ontvangen (45%). In onderstaande diagrammen zijn deze uitkomsten weergegeven.
27
Aanvraagformulier
1,4%
Informatie
0,6% 21,3% 48,9% 28,3%
17,8% 36,2%
Dit is precies op tijd Dit is aan de late kant Dit is aan de vroege kant
45,4%
Maakt me niet uit
Hierbij valt op dat bij zowel het aanvraagformulier als de informatie niet-werkenden vaker aangeven dat het precies op tijd is dan werkenden. Werkenden willen het aanvraagformulier en de informatie namelijk vaker eerder ontvangen dan niet-werkenden. Personen van 61 jaar en ouder geven vaker aan dat zij de aanvraag en informatie tijdig vinden, terwijl personen van onder de 61 jaar vaker aangeven dat zij het aan de late kant vinden. Mensen die zich geen zorgen maken om het inkomensgat zeggen bij zowel de aanvraag als informatie vaker dat ze het precies op tijd vinden of dat het ze niet uitmaakt dan mensen die zich enige zorgen of veel zorgen maken. Jongeren willen de informatie en het aanvraagformulier vaker eerder ontvangen dan ouderen. Daarnaast blijkt er ook een verschil in geslacht: mannen willen de informatie en het aanvraagformulier eerder ontvangen dan vrouwen. Hoge inkomens willen de informatie minder vaak eerder ontvangen dan lagere en midden inkomens. Bij het aanvraagformulier is geen significante relatie aanwezig met de hoogte van het inkomen. De groep die het aanvraagformulier eerder wil ontvangen bestaat voor een relatief groot deel uit werkende mannen van 60 jaar en jonger. De groep die de informatie eerder wil ontvangen bestaat voor een relatief groot deel eveneens uit mannen van 60 jaar en jonger. Tevens gaat het bij de informatie relatief vaker om lagere en midden inkomens.
28
6. Conclusie 6.1 Belangrijkste resultaten Schematisch De belangrijkste uitkomsten van de enquête zijn in onderstaand schema weergegeven. Dit schema is gebaseerd op de vier gebieden waarover we vragen hebben gesteld: kennis, houding, gedrag en informatiebehoefte. Kennis
Houding ten opzichte van werk
Verhoging AOW-leeftijd bekend. Verhoging pensioenleeftijd minder bekend. Voorschotregeling en OBR niet erg bekend en weinig animo voor. OBR onduidelijk: ook mensen die geen recht hebben willen er gebruik van maken. Meeste mensen volgen de ontwikkelingen rondom de AOW goed.
Mensen die werken willen langer doorwerken (maar niet helemaal tot aan nieuwe AOWleeftijd). Bij de mensen die eerder willen stoppen met werken is 63 jaar de meest gewenste leeftijd om te stoppen.
Gedrag
Informatiebehoefte
61-65 jarigen gebruiken vaker spaargeld om inkomensgat te overbruggen. Veel 57-60 jarigen doen niets omdat zij hun AOW nog ver weg vinden en de wet mogelijk toch nog verandert.
Aanvraagformulier precies op tijd. Informatie mag eerder. www.mijnpensioenoverzicht.nl meest populair Brief en persoonlijk gesprek meest gewenste communicatiemiddelen.
De belangrijkste uitkomsten worden hieronder per gebied wat uitgebreider benoemd. Kennis De verhoging van de AOW-leeftijd is bij de meeste mensen wel bekend: 96% weet goed of globaal wat het inhoudt. Bij de vraag of mensen zelf ook hun eigen AOW-leeftijd konden noemen gaf iets meer dan de helft van de respondenten de juiste leeftijd aan. De verhoging van pensioen(richt)leeftijd is echter minder bekend. Slechts 68% van de respondenten weet goed of globaal wat het inhoudt. Bij de pensioenleeftijd noemen mensen vaak dezelfde leeftijd als de leeftijd die ze aangeven bij de AOW. Bijna drie kwart van de respondenten volgt de ontwikkelingen in de AOW en aanvullend pensioen. Houding ten opzichte van werk Mensen die momenteel werken, zijn van plan om door de stijging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd langer door te blijven werken. De leeftijd waarop de meeste mensen eerder willen stoppen met werken is 63 jaar.
29
Gedrag Als mensen voldoende kennis over de AOW-leeftijdsverhoging hebben, kunnen ze maatregelen nemen tegen het inkomensgat dat hierdoor ontstaat. Mensen die momenteel werken, willen het gat vaak opvangen door langer door te blijven werken. Dit is niet per se tot aan de nieuwe AOW-leeftijd, maar wel langer dan dat zij gewerkt zouden hebben als de AOW-leeftijd niet verhoogd was. Personen die momenteel niet werkzaam zijn, zijn vaak van plan het inkomensgat te overbruggen door zuiniger te gaan leven en het huidige spaargeld te gebruiken. Een groot deel van hen verwacht dat hun huidige uitkering tot de verhoogde AOW-leeftijd doorloopt. Ongeveer één op de vijf personen neemt geen maatregelen omdat zij verwachten dat de regels nog gaan veranderen of omdat zij hun pensioen nog relatief ver weg vinden. Bijna tien procent vindt dat ze al genoeg maatregelen hebben genomen. Twee mogelijke maatregelen vanuit de overheid om het inkomensgat te overbruggen zijn de overbruggingsregeling en de voorschotregeling. Beide regelingen zijn niet erg bekend en bovendien onduidelijk. Mensen die gebruik willen maken van de overbruggingsregeling blijken niet altijd te voldoen aan de criteria. Voor deze regelingen lijkt extra informatie wenselijk. Informatiebehoefte Meer dan de helft van de mensen vindt dat zij onvoldoende informatie hebben of weet niet of zij voldoende informatie hebben over de AOW, aanvullend pensioen en veranderingen daarin. Een meerderheid van de respondenten wil de informatie over de AOW eerder ontvangen dan een half jaar voor aanvang van de AOW, zoals nu gebeurt. De meeste mensen volgen de ontwikkelingen in de AOW via de krant of via televisie. De SVB wordt door één op de tien respondenten genoemd. De SVB (zowel de website als de SVB als organisatie) wordt relatief vaak als informatiebron genoemd door niet-werkenden. Respondenten vinden pensioenfondsen en de SVB de meest geschikte partijen om meer informatie te verschaffen. Het is opvallend dat de meeste mensen de informatie via een brief of e-mail willen ontvangen.
6.2 Mogelijkheden voor de SVB In een bijeenkomst met medewerkers van klantcontact en communicatie willen we bekijken welke kansen en mogelijkheden voor de versterking van de dienstverlening er uit de resultaten van deze enquête komen. Dit zullen we onder andere doen aan de hand van stellingen/discussiepunten. Vanuit dit onderzoek zijn in ieder geval de volgende vragen interessant:
De overbruggingsregeling en voorschotregeling zijn niet erg bekend en het animo is laag. Bovendien blijken de criteria van de OBR onduidelijk. Hoe kan de SVB de regelingen meer bekendheid geven? Een grote groep mensen wil de informatie over de AOW al eerder ontvangen (in plaats van een half jaar voor bereiken AOW-gerechtigde leeftijd. Kan/wil de SVB daarin voorzien? Veel mensen willen informatie ontvangen via een brief. De trend bij de SVB is juist digitalisering. Hoe gaan we hier mee om? Een relatief groot deel van de respondenten vraagt zich af hoe de huidige uitkering aansluit op de verhoogde AOW-leeftijd. Is de informatie hierover wel duidelijk? 30
Bijlage: vragenlijst enquête S1. Welke situatie is op dit moment het meest op u van toepassing? 1. zelfstandig ondernemer zonder personeel 2. zelfstandig ondernemer met personeel 3. werkzaam in loondienst 4. werkzaam bij de overheid 5. gedeeltelijk werkzaam en gedeeltelijk werkloos of arbeidsongeschikt 6. arbeidsongeschikt 7. werkloos/werkzoekend/bijstand 8. VUT/vervroegd pensioen 9. huisvrouw/huisman/anders 10. weet niet / niet van toepassing S2. Welke situatie is op dit moment op u van toepassing?
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Alleenstaand, heb geen kind(eren) Alleenstaande ouder met uitwonend(e) kind(eren) Alleenstaande ouder met thuiswonend(e) kind(eren) Samenwonend met partner, heb geen kind(eren) Samenwonend met partner, heb uitwonend(e) kind(eren) Samenwonend met partner en thuiswonend(e) kind(eren) Anders
S3
Om welke reden(en) bent u eerder gestopt met werken dan de leeftijd waarop u AOW ontvangt? 1. Mijn gezondheid 2. De gezondheid van mijn partner 3. Meer tijd voor mijn (klein)kinderen 4. De toekomst van mijn bedrijf / mijn werkgever 5. De pensioendatum van mijn partner 6. De stress van mijn werk 7. Ik had het niet (meer) naar mijn zin op mijn werk 8. Ik wil meer tijd hebben voor mijn hobby(s) 9. Ik wil meer tijd hebben om te reizen 10. Het is financieel mogelijk 11. Anders namelijk …
S4
Hoe vaak zorgt u voor hulpbehoevenden in uw omgeving (bijvoorbeeld uw eventuele partner, kleinkinderen, ouders, vrienden/kennissen, buren)? 1. Niet of nauwelijks 2. Ongeveer één keer per drie maanden 3. Ongeveer één keer per maand 4. Ongeveer één keer per week 5. Dagelijks
Deze vragenlijst gaat over de recente veranderingen op het gebied van de AOW leeftijd en de leeftijd waarop het aanvullend pensioen (oftewel het pensioen dat werknemers opbouwen via hun werkgever) in gaat. De Sociale Verzekeringsbank (SVB) is onder andere benieuwd in hoeverre mensen hiervan op de hoogte zijn en hoe zij hier tegen aan kijken.
31
Sociale Verzekeringsbank (SVB) is dé uitvoerder van volksverzekeringen in Nederland. De SVB zorgt ervoor dat u, uw kinderen, of uw ouders op tijd én correct hun kinderbijslag, AOW-pensioen of nabestaandenuitkering Anw ontvangen. Dit doet de SVB in opdracht van de overheid, al meer dan honderd jaar. A. Bekendheid met veranderingen in de AOW- en pensioenleeftijd In het najaar van 2012 heeft de Tweede Kamer besloten dat de AOW leeftijd vanaf dit jaar stapsgewijs wordt verhoogd. Ook bij de aanvullende pensioenen wordt de officiële pensioenleeftijd verhoogd. A1.
In hoeverre was u voor dit onderzoek bekend met de leeftijdsverhoging van de AOW? 1. Ik heb er van gehoord en ik weet precies wat het inhoudt 2. Ik heb er van gehoord en ik weet globaal wat het inhoudt 3. Ik heb er van gehoord, maar ik weet niet wat het inhoudt 4. Ik heb er niet eerder van gehoord
A2 Wat is de leeftijd waarop u uw AOW ontvangt? 1. .. jaar en .. maanden 2. Weet niet De aanvullende pensioenen gaan uit van een pensioenrichtleeftijd. Dit is de leeftijd waarop het aanvullend pensioen officieel ingaat. Dit was 65 jaar en wordt nu verhoogd. Daarnaast is het, afhankelijk van uw pensioenfonds, mogelijk om eerder of later dan de pensioenrichtleeftijd uw aanvullend pensioen te ontvangen. Onderstaande vragen gaan over de pensioenrichtleeftijd. A3. In hoeverre was u voor dit onderzoek bekend met de officiële leeftijd waarop uw aanvullend pensioen officieel ingaat uitgaande van uw pensioenrichtleeftijd? 1. Ik weet precies (in jaren en maand(en)) op welke leeftijd mijn aanvullend pensioen officieel ingaat 2. Ik weet globaal (in jaren) op welke leeftijd mijn aanvullend pensioen officieel ingaat 3. Ik heb gehoord dat de pensioenrichtleeftijd om hoog gaat, maar weet op dit moment niet op welke leeftijd mijn aanvullend pensioen officieel ingaat. 4. Ik heb er niet eerder van gehoord A4
Wat is op dit moment de pensioenrichtleeftijd waarop u officieel uw aanvullend pensioen ontvangt? 1. .. jaar en .. maanden 2. Weet niet 3. Niet van toepassing: ik heb geen aanvullend pensioen opgebouwd
32
B. Werksituatie en eerder stoppen met werken De volgende vragen gaan over uw werksituatie en uw plannen om (eerder) te stoppen met werken. B1. Bent u van plan om tot aan uw nieuwe AOW-leeftijd te blijven werken? 1. Ja, maar wel minder uren. 2. Ja, met zelfde aantal uren. 3. Nee, ik ben van plan om eerder te stoppen met werken. 4. Nee, ik ben van plan om later te stoppen met werken. 5. Dat weet ik nog niet B2. Op welke leeftijd bent u van plan om te stoppen met werken? 1. . jaar en .. maanden 2. Dat weet ik nog niet precies B3. Om welke reden(en) bent u van plan om eerder te stoppen met werken dan de leeftijd waarop u AOW ontvangt? 1. Mijn gezondheid 2. De gezondheid van mijn partner 3. Meer tijd voor mijn (klein)kinderen 4. De toekomst van mijn bedrijf / mijn werkgever 5. De pensioendatum van mijn partner 6. De stress van mijn werk 7. Ik had het niet (meer) naar mijn zin op mijn werk 8. Ik wil meer tijd hebben voor mijn hobby(s) 9. Ik wil meer tijd hebben om te reizen 10. Het is financieel mogelijk 11. Anders namelijk … B4. Om welke reden(en) bent u van plan om tot een hogere leeftijd door te werken dan de leeftijd waar op u AOW ontvangt? 1. Mijn gezondheid laat dat toe 2. De toekomst van mijn bedrijf / mijn werkgever 3. Mijn partner is ook van plan om langer door te werken 4. Ik heb het naar mijn zin op mijn werk 5. Om voldoende tijd te hebben om mijn kennis over te dragen aan de nieuwe generatie 6. Om me nuttig te blijven voelen / voldoening te geven 7. Vanwege de sociale contacten 8. Ik zou me maar vervelen als ik niet zou werken 9. Het is financieel noodzakelijk 10. Anders namelijk … B5. In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? Antwoorden in de kolom: 1. Zeer mee eens 2. Mee eens 3. Neutraal 4. Mee oneens 5. Zeer mee oneens 6. Weet niet 33
Antwoorden in de rij: a. Als de AOW- en pensioenleeftijd niet waren verhoogd, zou ik op eerdere leeftijd stoppen met werken. b. Doordat ik langer moet doorwerken ben ik bang dat ik minder tijd heb voor zorgtaken. c. Ik denk dat ik het geestelijk niet volhoud om te kunnen blijven werken tot aan mijn pensioen. d. Ik ben bang door toekomstig ontslag niet te kunnen blijven werken tot aan mijn pensioen. e. Ik ben bereid inkomen in te leveren als ik daardoor mijn werk kan behouden. f. Ik ben bereid om cursussen/opleidingen te volgen om interessant te blijven voor mijn werkgever/ de arbeidsmarkt. g. Ik denk dat ik het lichamelijk niet volhoud om te kunnen blijven werken tot aan mijn pensioen h. Ik zou een lagere AOW-uitkering accepteren om eerder AOW te kunnen krijgen (en dus eerder met pensioen te kunnen gaan) B7. Neemt uw huidige werkgever maatregelen om mensen tot aan hun latere pensioenleeftijd in dienst te kunnen houden? 1. Nee 2. Nog niet, maar mijn werkgever is dat wel van plan 3. Ja, mijn werkgever biedt in mijn huidige functie geestelijk lichtere taken aan 4. Ja, mijn werkgever biedt in mijn huidige functie lichamelijk lichtere taken aan 5. Ja, mijn werkgever biedt aan om minder uren te werken 6. Ja, mijn werkgever biedt aan om mijn werktijden aan te passen 7. Ja, mijn werkgever biedt omscholing naar een andere functie aan 8. Anders, namelijk……. 9. Weet niet C. Reactie op verhoging AOW-leeftijd Vóór de verhoging van de AOW-leeftijd ontving iedereen vanaf zijn 65e verjaardag een AOWuitkering. Door de verhoging van de AOW-leeftijd is het moment waarop u nu uw AOW ontvangt, afhankelijk van uw geboortedatum, één of meerdere maanden na uw 65e verjaardag. U krijgt hierdoor mogelijk te maken met één of meerdere maanden waarin u geen inkomen heeft. In het vervolg van deze enquête noemen we dit het ‘inkomensgat’ De volgende vragen gaan over de mogelijkheden om dit inkomensgat eventueel te overbruggen. C1. In hoeverre maakt u zich zorgen om dit inkomensgat? 1. veel zorgen 2. enige zorgen 3. geen zorgen
34
De overheid werkt aan een overbruggingsregeling voor mensen die:
geboren zijn tussen 1 januari 1948 en 31 maart 1952; op 1 januari 2013 een VUT of daarmee vergelijkbare (particuliere) uitkering hebben, deze uitkering stopt of lager wordt op het moment dat iemand 65 jaar wordt; een inkomen hebben onder de 200% van het wettelijk bruto minimumloon voor alleenstaanden (ongeveer € 35.500 per jaar) of onder de 300% voor paren (ongeveer € 53.000 per jaar); en een vermogen hebben op 1 januari van het jaar waarin zij 65 worden, dat niet hoger is dan € 21.239 voor alleenstaanden en € 42.278 voor paren. De overbruggingsregeling is even hoog als de AOW uitkering. De overbruggingsregeling loopt tot eind 2018. C2. Heeft u al eens eerder gehoord van de overbruggingsregeling? 1. Ik heb er al eerder van gehoord en ik wist al precies wat de regeling inhoudt. 2. Ik heb er al eerder van gehoord en ik wist al globaal wat de regeling inhoudt. 3. Ik heb er al eerder van gehoord, maar ik wist nog niet wat het inhoudt 4. Nee, ik had er nog niet eerder van gehoord. C3. Denkt u dat u in aanmerking komt voor de overbruggingsregeling? 1. Zeker wel 2. Waarschijnlijk wel 3. Misschien 4. Waarschijnlijk niet 5. Zeker niet 6. Weet ik niet Met de verhoging van de AOW-leeftijd biedt de overheid een voorschotregeling aan: Mensen die door de verhoging van de AOW-leeftijd te maken krijgen met een inkomensgat, kunnen voor die maanden een renteloze lening afsluiten bij de SVB. Het geleende bedrag is gelijk aan het AOW maandbedrag en wordt in de maanden daarna ingehouden op het AOW pensioen. C4. Heeft u al eens eerder gehoord van de voorschotregeling? 1. Ik heb er al eerder van gehoord en ik wist al precies wat de regeling inhoudt. 2. Ik heb er al eerder van gehoord en ik wist al globaal wat de regeling inhoudt. 3. Ik heb er al eerder van gehoord, maar ik wist nog niet wat het inhoudt 4. Nee, ik had er nog niet eerder van gehoord. C5. Bent u van plan om aan de voorschotregeling deel te nemen? 1. Zeker wel 2. Waarschijnlijk wel 3. Misschien 4. Waarschijnlijk niet 5. Zeker niet 6. Weet ik niet
35
C6. Van welk(e) van onderstaande mogelijkheden, om het inkomensgat dat ontstaat door de verhoging van de AOW leeftijd te overbruggen, verwacht u gebruik te gaan maken? 1. Mijn ww- of wia-uitkering loopt door tot aan de nieuwe AOW leeftijd. 2. Langer doorwerken op basis van het aantal uren dat ik nu ook werk 3. Langer doorwerken, maar wel minder uren dan ik nu werk 4. Mijn partner gaat langer doorwerken 5. Mijn partner heeft voldoende inkomen om mijn inkomensgat op te vangen Nu (extra) sparen 6. Gebruikmaken van het spaargeld dat ik nu al heb 7. Zuiniger leven 8. Huis verkopen vanwege de overwaarde 9. Verhuizen om de woonkosten (voor huur of hypotheek) te verlagen 10. Overbruggingsregeling (indien van toepassing) 11. Voorschotregeling 12. Ik ga in de bijstand 13. Anders, namelijk 14. Geen van bovenstaande; ik heb al voldoende gespaard/maatregelen genomen voor mijn pensioen 15. Geen van bovenstaande; dat zie ik dan wel weer 16. Geen van bovenstaande; wie weet wat er de komende jaren nog gaat veranderen D. Informatievoorziening De volgende vragen gaan over de informatievoorziening rondom de verhoging van de AOW leeftijd. D1. Zes maanden voor het bereiken van uw AOW leeftijd stuurt de SVB u een aanvraagformulier en informatie over de AOW. Wat vindt u van dit moment? Antwoorden in de kolom: 1. Dit is precies op tijd. 2. Dit is aan de late kant, ik wil het eerder krijgen. 3. Dit is aan de vroege kant, ik wil het later krijgen 4. Maakt me niet uit. Antwoorden in de rij: a. Het aanvraagformulier b. De informatie D2. In hoeverre volgt u informatie over de ontwikkelingen en wetswijzigingen rondom de AOW? 1. Volg ik op de voet 2. Volg ik globaal 3. Volg ik incidenteel 4. Volg ik niet
36
D3. Via welke kanalen volgt u informatie over veranderingen rond AOW en pensioen? 1. Internet 2. Krant 3. Tijdschrift 4. Radio 5. Tv 6. Via mijn werkgever 7. Via mijn verzekeraar 8. Via mijn pensioenfonds 9. Via de SVB 10. Een financieel adviseur 11. Anderen (familie, vrienden, bekenden, collega’s) 12. Anders, namelijk… Bij wie lag het initiatief voor deze informatieverstrekking, bij uzelf of bij de andere partij/organisatie of persoon? Antwoorden in de kolom: 13. Bij mij: ik heb zelf het initiatief genomen om informatie te verkrijgen (door navraag te doen, informatie aan te vragen of op te zoeken etc.) 14. Bij de ander: de organisatie of persoon heeft het initiatief genomen om mij van informatie te voorzien Antwoorden in de rij: a. Via mijn werkgever b. Via mijn verzekeraar c. Via mijn pensioenfonds d. Via de SVB e. Een financieel adviseur f. Anderen (familie, vrienden, bekenden, collega’s) g. Anders, namelijk… D4.
Via welke website(s) volgt u informatie over veranderingen rond AOW en pensioen? 1. De website van de SVB 2. www.pensioenkijker.nl 3. www.rijksoverheid.nl 4. www.mijnpensioenoverzicht.nl 5. Website van mijn pensioenfonds 6. Nieuwssites zoals nu.nl 7. Anders, namelijk…
D5. Wat is de belangrijkste reden dat u de veranderingen rondom de AOW niet of incidenteel volgt? 1. Ik denk nog liever niet aan mijn pensioen 2. Het verandert toch nog wel voordat ik AOW krijg 3. Ik vind het onderwerp te ingewikkeld 4. Ik weet niet zo goed waar ik betrouwbare informatie kan vinden 5. Anders, namelijk…
37
D6. Vindt u dat u voldoende informatie heeft over de AOW, het aanvullend pensioen en veranderingen hierin? 1. Ja 2. Nee 3. Weet niet D7. Heeft u behoefte aan (meer) informatie op het gebied van AOW of pensioenen? 1. Ja, namelijk aan informatie over:…. 2. Nee 3. Weet niet D8. Wat zijn volgens u geschikte partijen om u nadere informatie over uw AOW en/of aanvullend pensioen te verschaffen? 1. Werkgever 2. Verzekeraar 3. Pensioenfonds 4. SVB 5. Andere overheidsorganisatie (bijvoorbeeld gemeente, UWV, ministerie) 6. Belangenorganisatie (bijvoorbeeld ANBO of vakbond) 7. Non-profit adviseur (bijvoorbeeld juridisch loket) 8. Financieel adviseur met eigen praktijk 9. Financieel adviseur van bank of verzekeringsmaatschappij 10. Anderen (familie, vrienden, bekenden, collega’s) 11. Anders, namelijk … 12. Weet niet
D9. En welke partij heeft uw voorkeur om u nader te informeren over AOW en/of aanvullend pensioen? 1. Werkgever 2. Verzekeraar 3. Pensioenfonds 4. SVB 5. Andere overheidsorganisatie (bijvoorbeeld gemeente, UWV, ministerie) 6. Belangenorganisatie (bijvoorbeeld ANBO of vakbond) 7. Non-profit adviseur (bijvoorbeeld juridisch loket) 8. Financieel adviseur met eigen praktijk 9. Financieel adviseur van bank of verzekeringsmaatschappij 10. Anderen (familie, vrienden, bekenden, collega’s) 11. Ik heb geen voorkeur
38
D10. Op welke wijze zou u van deze partij meer informatie willen krijgen over AOW en/of pensioen? 1. Brief 2. E-mail 3. Internet met algemene informatie 4. Beveiligde internetsite met persoonlijke informatie 5. Folder 6. Advertentie 7. Artikel in krant of tijdschrift 8. Radioprogramma 9. TV-programma 10. Persoonlijk gesprek 11. Live chat gesprek 12. Informatiebijeenkomst 13. Anders, namelijk….
D11. Heeft u tot slot nog opmerkingen of suggesties over onderwerp AOW en/of aanvullend pensioen? Dit was de laatste vraag. Hartelijk dank voor uw deelname aan dit onderzoek!
39