Reactie RB op Kamerbrief over oplossingsrichtingen pensioen in eigen beheer 1. Inleiding Het Register Belastingadviseurs (hierna: RB) heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de staatssecretaris van Financiën van 17 december 2015 over de oplossingsrichtingen voor pensioen in eigen beheer (kenmerk: DB/2015/454 U). De staatssecretaris geeft de Tweede Kamer in overweging om de regelgeving voor pensioen in eigen beheer ingrijpend te wijzigen of geheel af te schaffen. Het RB maakt graag gebruik van de gelegenheid om te reageren op deze brief.
2. Aantrekkingskracht pensioen in eigen beheer De staatssecretaris van Financiën betoogt in paragraaf 1 dat het pensioen in eigen beheer zijn aantrekkingskracht heeft verloren. Daarvoor kunnen diverse oorzaken worden genoemd, waarvan de staatssecretaris de meeste benoemt. Het RB is van mening dat de staatssecretaris daarbij de rol van de wetgever onderbelicht. Als gevolg van de invoering van diverse fiscale waarderingsvoorschriften voor pensioenverplichtingen in eigen beheer, wordt de aftrekbaarheid van pensioenlasten aanzienlijk beperkt. Daardoor kan de vennootschap van de directeur-grootaandeelhouder vandaag de dag bij de fiscale winstberekening slechts circa 33% van de werkelijke pensioenlasten in aftrek brengen. Dat is niet alleen een gevolg van een dalende marktrente, maar net zozeer van het uitblijven van een versoepeling van de fiscale waarderingsvoorschriften. Van de werkelijke pensioenlasten komt thans dus circa 66% niet voor aftrek in aanmerking, waardoor vennootschapsbelasting is verschuldigd over winsten die economisch nog niet zijn gerealiseerd. Daardoor betalen vennootschappen die een pensioen in eigen beheer uitvoeren sinds 2009 structureel te veel belasting en is het dekkingsvermogen mede door toedoen van de wetgever uitgehold.
Dat voor de bepaling van de mogelijkheid om dividend uit te keren rekening gehouden moet worden met de werkelijke pensioenverplichting komt het RB juist voor. Gevolg is echter wel dat dga’s wel de nadelen van bovengenoemde aftrekbeperking ervaren, maar daarvan niet de vruchten plukken. Het RB pleit daarom voor een regeling waarbij de lasten ook daadwerkelijk in volle omvang aftrekbaar zijn van de fiscale winst.
3. Uitfasering van pensioen in eigen beheer Met het oog op vereenvoudiging van de bestaande wetgeving geeft de staatssecretaris de Tweede Kamer in overweging op pensioen in eigen beheer uit te faseren. In paragraaf 2 beschrijft de staatssecretaris de gevolgen van een dergelijke uitfasering. Het RB is van mening dat geen principiële
20 januari 2016
© Register Belastingadviseurs
1
bezwaren bestaan tegen uitfasering van pensioen in eigen beheer. Uit het rapport van de Werkgroep Ondernemerspensioen1 blijkt echter dat het pensioen in eigen beheer wel in een behoefte voorziet. De overgrote meerderheid van ondernemers blijkt een pensioen in eigen beheer te hebben opgebouwd en de meerderheid zou dat weer doen als hij vandaag zou starten. Het RB verneemt in dat kader graag of uitfasering de meest voor de hand liggende oplossing is.
Uit het rapport van de Werkgroep Ondernemerspensioen meent het RB tevens te kunnen afleiden dat directeur-grootaandeelhouders in grote meerderheid niet zullen deelnemen aan een extern verzekerde pensioenregeling. Overigens worden dergelijke individuele pensioenverzekeringen thans ook niet aangeboden door pensioenverzekeraars. Het is daarom zeer onwaarschijnlijk dat directeurgrootaandeelhouders na uitfasering van pensioen in eigen beheer zullen kiezen voor een extern verzekerde oudedagsvoorzieningen. Uitfasering van pensioen in eigen beheer brengt dan het risico met zich dat aanzienlijk minder zal worden gespaard voor de oude dag, waardoor in de toekomst mogelijk een groter beroep zal worden gedaan op de collectieve voorzieningen. Het RB verneemt in dat kader graag welke mogelijkheden de wetgever wil bieden aan de directeur-grootaandeelhouder om een oudedagsvoorziening op te bouwen, gegeven het feit dat de bereidheid om daarvoor geld aan de onderneming te onttrekken bijzonder laag is.
4. Overgangsrecht De staatssecretaris blijkt bereid om de uitfasering van pensioen in eigen beheer te begeleiden met de mogelijkheid om de tot nu toe in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken af te kopen. Het RB is van mening dat de door de staatssecretaris voorgestelde faciliteit in een groot aantal gevallen geen werkbare oplossing biedt.
In veruit de meeste gevallen is naast een ouderdomspensioen ook een nabestaandenpensioen verzekerd in eigen beheer. Afkoop van het opgebouwde pensioen in eigen beheer vereist dan de toestemming van de partner van de directeur-grootaandeelhouder. Met name in gevallen waarin het pensioen in het kader van een echtscheiding is verevend, lijkt deze toestemming problematisch. De ex-echtgenoot zal niet zomaar bereid zijn om haar aanspraak (gedeeltelijk) op te geven. Zonder toestemming van de ex-echtgenoot zal de gefaciliteerde afkoopregeling onbereikbaar zijn. In dat kader verneemt het RB graag of het mogelijk is dat de directeur-grootaandeelhouder zonder toestemming van zijn ex-echtgenoot wel zijn deel van het pensioen in eigen beheer kan afkopen.
De staatssecretaris gaat er kennelijk van uit dat vennootschappen met een pensioen in eigen beheer over voldoende liquide middelen beschikken, om tot 41,6% (80% x maximaal 52%) van de fiscale pensioenverplichting aan loonbelasting af te dragen aan de Belastingdienst. In een groot aantal gevallen wordt de pensioenvoorziening echter gedekt door activa die gebruikt worden binnen de
1
Werkgroep Ondernemerspensioen, De toekomst van het pensioen van de ondernemer, hoofdstuk 3, ISBN:978-94-6167-266-7
20 januari 2015
© Register Belastingadviseurs
2
onderneming van de vennootschap of haar dochtermaatschappijen (figuur 1). Een vergelijkbare situatie doet zich voor als de pensioenvoorziening (nagenoeg) geheel wordt gedekt door onroerend goed of door een minderheidsdeelneming van bijvoorbeeld 10% (figuur 2). Afkoop van de pensioenverplichting is dan alleen mogelijk als die extern kan worden gefinancierd of een deel van het ondernemingsvermogen wordt verkocht. Daarnaast bestaan gevallen waarin de directeur-grootaandeelhouder geen doorslaggevende zeggenschap heeft over de afkoop van zijn pensioenaanspraken (figuur 3). Afkoop is dan alleen mogelijk als ook de overige aandeelhouder(s) daarmee instemmen. Tenzij de aandeelhouders allen een pensioen in eigen beheer hebben opgebouwd, exact even oud zijn en evenveel jaren in dienst zijn, hebben zij ieder een verschillend financieel belang bij de afkoop van het in eigen beheer opgebouwde pensioen. Het RB meent daarom dat overeenstemming over een dergelijk besluit niet eenvoudig zal zijn. De staatssecretaris is bereid om afstempeling tot het bedrag van de fiscale pensioenvoorziening toe te staan. Als echter een deel van deze fiscale pensioenverplichting niet voor verwezenlijking vatbaar is, wordt daarmee geen rekening gehouden. Voor gevallen waarin de dekking van de pensioenverplichting minder dan 40% van de fiscale pensioenvoorziening bedraagt (figuur 4), is de afkoopregeling niet bereikbaar. De vennootschap kan dan immers de daarover verschuldigde loonbelasting niet betalen.
Gezien het voorgaande verwacht het RB dat in de praktijk weinig gebruik zal worden gemaakt van de door de staatssecretaris voorgestelde afkoopregeling. In dat kader verneemt het RB graag welk deel van gerechtigden tot een gouden-handdrukstamrecht in 2014 gebruik hebben gemaakt van de afkoopmogelijkheid van artikel 39f lid 2 Wet op de loonbelasting 1964 en welk deel van de gerechtigden tot een levensloopregeling in 2012 en 2015 gebruik hebben gemaakt van de afkoopmogelijkheid van artikel 39d lid 4 (tekst 2015) Wet op de loonbelasting 1964.
5. Alternatief overgangsrecht Reeds in de reactie op de vorige brief van de staatssecretaris van Financiën heeft het RB aangegeven dat de mogelijkheid om fiscaal geruisloos af te zien van pensioen in eigen beheer wel werkbaar overgangsrecht biedt voor de overgang naar een nieuwe regeling voor pensioen in eigen beheer of een eventuele uitfasering. Graag lichten wij dit alternatief hieronder toe.
Aan afzien van pensioen in eigen beheer zijn onder de huidige wet- en regelgeving grofweg dezelfde fiscale consequenties verbonden als aan afkoop van pensioen. Bij wijze van overgangsrecht kan afzien van pensioen fiscaal worden gefaciliteerd. Wordt afzien van pensioen fiscaal gefaciliteerd, dan kan als eerste stap fiscaal geruisloos (zonder loonheffing, revisierente en vennootschapsbelasting) worden afgezien tot de fiscale waarde van het pensioen. Vervolgens valt de waarde van het pensioen dat daadwerkelijk door de vennootschap kan worden uitgekeerd vrij ten gunste van de winst waarover vennootschapsbelasting is verschuldigd. Ook is hierover dan geen loonheffing en revisierente
20 januari 2015
© Register Belastingadviseurs
3
verschuldigd. Voor zover de waarde van het pensioen dat daadwerkelijk door de vennootschap kan worden uitgekeerd lager ligt dan de fiscale waarde van het pensioen, is sprake van niet voor verwezenlijking vatbare pensioenaanspraken (figuur 4). Voor dat bedrag kan een beroep worden gedaan op de kwijtscheldingsfaciliteit, waardoor per saldo geen vennootschapsbelasting is verschuldigd over het pensioen dat de vennootschap niet kan uitkeren. Per saldo is de vennootschap alleen vennootschapsbelasting verschuldigd over de waarde van het pensioen dat wel uitgekeerd kan worden. Ook deze faciliteit zou eenmalig aangeboden kunnen worden. Doordat de pensioenvoorziening na afzien geheel van de balans van de vennootschap is verdwenen, ontstaat mogelijk ook weer ruimte om dividend uit te keren. Over dit dividend is de aandeelhouder 25% inkomstenbelasting verschuldigd.
Hoewel de hiervoor beschreven faciliteit de in paragraaf 4 beschreven problemen rondom echtscheiding niet oplossen, is de faciliteit om van het opgebouwde pensioen af te zien wel beter toepasbaar in de overige gevallen. Dat wordt met name veroorzaakt doordat de vennootschap minder belasting betaald dan bij afkoop. Voor zover als gevolg van afzien uitkeerbare reserves ontstaan, ligt de belastingclaim niet bij de vennootschap maar bij de aandeelhouder. Daarom verwacht het RB dat van deze faciliteit veel meer gebruik zal worden gemaakt dan van de door de staatssecretaris voorgestelde gefaciliteerde afkoop. De staatssecretaris is echter van mening dat gefaciliteerd afzien van pensioen te veel juridische en budgettaire onzekerheden met zich brengt2. De staatssecretaris onderbouwt deze stelling echter met geen enkel argument. Het RB verneemt daarom graag waarom de staatssecretaris van mening is dat overgangsrecht in de vorm van de mogelijkheid tot afzien van pensioen niet wenselijk is.
Culemborg, 20 januari 2016
Bureau Vaktechniek drs. M.A.B. Bögemann
2
Voetnoot 10 bij de brief van 17 december 2015, kenmerk DB/2015/454 U
20 januari 2015
© Register Belastingadviseurs
4
Over het RB Het Register Belastingadviseurs is een actieve en praktijkgerichte beroepsvereniging en behartigt de belangen van circa 7500 aangesloten leden. Het RB overlegt intensief met overheid en politiek en biedt informatie en daadwerkelijke hulp bij de praktijkuitoefening. Adviseurs die lid zijn van het RB beschikken over actuele vakinhoudelijke kennis op het gebied van belastingadvies en zijn de fiscale vertrouwenspersonen van talloze mkb-ondernemers. Een herkenbaar keurmerk voor de klant. Meer informatie vind u op www.rb.nl.
20 januari 2015
© Register Belastingadviseurs
5
Bijlage 1 Toelichting In de onderstaande balansen staat de pensioenverplichting vermeld voor de fiscale waarde. Uitgaande van de huidige marktrente mag ervan worden uitgegaan dat de commerciële waarde van de pensioenverplichting tot drie keer zo groot is. De commerciële waarde van de pensioenverplichting bedraagt dus € 900.000. Figuur 1 Vennootschap die zelf een actieve onderneming drijft of een belang van meer dan 50% heeft in een deelneming die een actieve onderneming drijft. In dat laatste geval moet de balans als geconsolideerde balans worden beschouwd.
Onroerend goed Inventaris Voorraad Debiteuren Liquide middelen
Balans 500.000 Eigen vermogen 40.000 Pensioenvoorziening 15.000 Langlopende schulden 25.000 Crediteuren 70.000
91.000 300.000 250.000 9.000
Totaal
650.000
650.000
Figuur 2 Vennootschap zonder actieve onderneming waarvan het vermogen voor meer dan 60% uit onroerend goed of een minderheidsdeelneming bestaat.
Onroerend goed/ 10% deelneming Liquide middelen
Balans 800.000 Eigen vermogen 100.000 Pensioenvoorziening
600.000 300.000
Totaal
900.000
900.000
Figuur 3 Vennootschap met een pensioenvoorziening voor een aandeelhouder die geen doorslaggevende zeggenschap heeft in de vergadering van aandeelhouders.
Liquide middelen
Totaal
Balans 1.200.000 Eigen vermogen Pensioenvoorziening A Pensioenvoorziening B 1.200.000
620.000 300.000 280.000 1.200.000
Figuur 4 Vennootschap met onvoldoende liquide middelen om de fiscale waarde van de pensioenverplichting te dekken. (<40% van de fiscale pensioenvoorziening)
Liquide middelen
Balans 100.000 Eigen vermogen Pensioenvoorziening
Totaal
100.000
20 januari 2015
© Register Belastingadviseurs
-200.000 300.000 100.000
6
20 januari 2015
© Register Belastingadviseurs
7