IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII
lansingerland
GEMEENTE
Afdeling
Aan de leden van de gemeenteraad
Vergunningverlening Handhaving
6:
Postbus 1 2650 AA Berkel en Rodenrijs
Nadere informatie Deepak Moella Telefoon 14010 E-mail
[email protected] Verzenddatum 16 april2013
Fax
Ons kenmerk T13.04411
(010) BOO 40 01
Uw brief van
Onderwerp
Duurzaamheidsagenda stadsregio 2013-2016
Geachte gemeenteraad,
In 2008 zijn de gemeenten in de stadsregio gestart met samenwerking in de regionale klimaatagenda met als doel de krachten te bundelen om de uitstoot van C02 in de regio omlaag te brengen. Er is een hoge ambitie uitgesproken, vanuit het rijk waren SLOK-gelden beschikbaar (stimulering lokale klimaatinitiatieven) en er is een omvangrijk samenwerkingsprogramma voor de periode 2008-2012 (gekoppeld aan de loopperiode van de SLOKsubsidie uitkering) opgetuigd. De gemeente Lansingerland heeft een subsidie van ongeveer 137.000 euro van het rijk mogen ontvangen. In de stuurgroep Klimaat van juni 2012 hebben de wethouders Milieu van de deelnemende gemeenten bekrachtigd dat ze meerwaarde blijven zien in regionale samenwerking op het gebied van duurzaamheid en klimaat. Gemeenten willen daarbij meer de samenwerking met andere (publieke en private) partijen aangaan. Ook hebben gemeenten uitgesproken dat de focus op C02 reductie onvoldoende aansprekend is op lokaal niveau. De nieuwe focus moet breder zijn met een duidelijke relatie naar de meerwaarde voor de bewoners van de regio (kostenbesparing, verbetering leefbaarheid, aansluiting bij bewonersinitiatieven) en de verbetering van de lokale economie (kostenbesparing, minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, stimuleren van innovatie en werkgelegenheid). De regionale samenwerking in de regionale duurzaamheidsagenda heeft de afgelopen jaren zijn vruchten afgeworpen. Momenteel wordt de strategische agenda voor de Metropoolregio opgesteld. Het onderwerp duurzaamheid komt niet voor in het huidige (concept)pakket. Om te waarborgen dat duurzaamheid in de komende jaren een plaats krijgt in de toekomstige regionale samenwerking zal later dit jaar door de verschillende gemeenteraden bepaald moeten worden of en hoe dit verder vorm te geven. Het leek ons goed om u alvast te informeren over de tot nu toe behaalde resultaten. In het borgingsdocument dat meegestuurd wordt, is te lezen welke resultaten er tot nu toe behaald zijn per project.
pagina 1/2
Ons kenmerk T13.04411
Op basis van de wensen van de gemeenten en een consultatieronde met andere publieke en private partijen is een nieuwe concept-duurzaamheidsagenda ontwikkeld voor de periode 2013-2016, als opvolger van de regionale Klimaatagenda. In de nieuwe agenda is meer aandacht is voor het economisch en maatschappelijk rendement van duurzaamheid. De thema's die in de duurzaamheidsagenda 2013-2016 staan zijn: A. Duurzaam gebouwde omgeving 1. Verbeteren energieprestaties 2. Klimaatadaptatie 3. Duurzame gebiedsontwikkeling B. Duurzame energie 4. Windenergie 5. Zonne-energie 6. Biomassa C. Duurzaam ondernemen D. Duurzame mobiliteit E. Verduurzaming gemeentelijke organisatie Vanuit de gemeente hebben we aangegeven dat we willen aanhaken bij thema's die meerwaarde voor Lansingerland hebben. Deze zijn nu: Verduurzaming gemeentelijke organisatie, windenergie en duurzame openbare verlichting. Ook is sprake van regionaal gezamenlijk optrekken in duurzaamheid in de glastuinbouw. Het meedoen aan de duurzaamheidsagenda vraagt financiële middelen. Deze keuze zal aan u zijn in de behandeling van de kadernota 2013. We hopen u hiermee goed geïnformeerd te hebben over de behaalde resultaten en de thema's die komende jaren op de agenda staan. En hopen dat u hiermee een weloverwogen besluit kan nemen over het wel of niet doorgaan met het klimaatbeleid van de gemeente en in verlengde daarvan de duurzaamheidsagenda van de stadsregio.
Met een vriendelijke groet, burgemeester en wethouders van Lansingerland
í-~':: !£uJ ¡.-lvV· r
drs. ing. Ad Eijkenaar Secretaris
Ewald van Vliet Burgemeester
-----
pagina 2/2
Jaarverslag 2012 duurzaamheid en klimaat Inleiding De duurzame ontwikkeling van de regio is van groot belang om de regio als internationaal aantrekkelijk vestigingsgebied met een prettig woonklimaat neer te zetten. In de Regionaal Strategische Agenda 2010-2014 is daarom vastgesteld dat de stadsregio werkt aan de verbetering van de leefomgevingskwaliteit en de transitie naar een energieneutrale regio. Duurzaamheid vormt een integraal onderdeel van het werk van de stadsregio, zowel voor eigen beleid als bij de ondersteuning van de regiogemeenten. In dit jaarverslag worden de specifieke duurzaamheids- en klimaatactiviteiten beschreven die uitgevoerd zijn in het kader van het programma Duurzame Regio (onderdeel Milieu) van de RSA.1 Het gaat om de volgende activiteiten: 1. ondersteuning regiogemeenten bij duurzame (gebieds)ontwikkeling; 2. verkenning naar klimaatbestendig maken van de regio; 3. de regionale Klimaatagenda 2008-2012: uitvoering, afronding en resultaten tweede CO2 monitor over 2012; 4. evaluatie regionale Klimaatagenda 2008-2012 en ontwikkeling nieuwe regionale duurzaamheidsagenda 2013-2016; 5. organisatie en financiering. Dit jaarverslag bevat twee bijlagen: Bijlage 1: CO2 monitor 2012, inclusief bijlagenboek CO2-uitstoot gemeenten Bijlage 2: Borgingsdocumenten samenwerkingsprojecten regionale Klimaatagenda 2008-2012 1.
Ondersteuning regiogemeenten bij duurzame (gebieds)ontwikkeling
Nieuw Reijerwaard In 2012 heeft de stadsregio in het kader van het ondersteunen van gemeenten bij duurzame gebiedsontwikkeling een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van een duurzaamheidsstrategie voor Nieuw Reijerwaard. Daarbij heeft de dienst Stadsontwikkeling (SO) van de gemeente Rotterdam, in opdracht van de stadsregio, de ontwikkeling van deze duurzaamheidstrategie ondersteund met behulp van het door SO ontwikkelde instrument D-scan. Dit heeft een concept duurzaamheidstrategie opgeleverd die op 18 februari 2013 ter vaststelling voorligt in het AB van de GR Nieuw Reijerwaard. De ervaringen met het instrument D-Scan en de ervaringen en conclusies van het proces om tot een duurzaamheidstrategie te komen worden in het voorjaar van 2013 gedeeld met de regiogemeenten. Meerwaarde Milieu De DCMR heeft het instrument Meerwaarde Milieu ontwikkeld dat gemeenten kunnen gebruiken bij duurzame gebiedsontwikkeling. Doel van dit instrument is om niet alleen de kosten van milieumaatregelen, maar juist ook de (maatschappelijke) baten en effecten en de ‘eigenaren’ van baten en effecten inzichtelijk te maken om daarmee bij te dragen aan duurzame gebiedsontwikkeling. De DCMR doet dat samen met Witteveen & Bos, een bureau dat gespecialiseerd is in het opstellen van MKBA’s (maatschappelijke kosten-baten analyses). De DCMR heeft in 2012 een factsheet Meerwaarde Milieu in duurzame gebiedsontwikkeling opgesteld voor de regiogemeenten. Daarnaast is gezocht naar mogelijke pilotcases in enkele regiogemeenten, waar het instrument toegepast kon worden. In opdracht van de stadsregio is de DCMR eind 2012 begonnen met het toepassen van het instrument Meerwaarde Milieu bij een stadslandbouwproject in Vlaardingen en een vervoersmanagementvraagstuk bij bedrijventerrein Nieuw-Mathenesse in Schiedam. De uitkomsten worden in het voorjaar van 2013 verwacht en gedeeld met de andere gemeenten. Milieusignaalkaarten De stadsregio houdt een actueel beeld bij, in overleg met DCMR en gemeenten, van de knelpunten met betrekking tot het milieu, de leefomgevingskwaliteit en ruimtelijke ordening. Hiervoor heeft de stadsregio samen met de DCMR de milieusignaalkaarten ontwikkeld die een actuele handreiking 1
De uitvoering van het maatregelenpakket ter verbetering van de luchtkwaliteit in de regio in 2012 is geen onderdeel van dit jaarverslag. Hierover wordt separaat gerapporteerd.
Jaarverslag 2012 duurzaamheid en klimaat, WGM, #124392
1
bieden voor de optimalisatie van de leefomgevingskwaliteit bij ruimtelijke plannen. In 2012 zijn de Milieusignaalkaarten geactualiseerd voor de thema’s bodem, geluid, geur en externe veiligheid. Investeringsreserve: Bij de toekenning van de middelen vanuit de investeringsreserve wordt duurzaamheid toegepast als standaard onderdeel van de toetsingscriteria. Duurzame mobiliteit Op 29 februari 2012 heeft het AB het projectplan Schoon op Weg 2012-2015, onderdeel van het maatregelenpakket Duurzame Mobiliteit en het luchtkwaliteitsprogramma RAP/RAL, vastgesteld. In 2012 is gestart met de uitvoering. Op 9 en 10 oktober vond de Ecomobielbeurs plaats waar zowel de communicatie over als het creëren van commitment aan de uitvoering van Schoon op Weg en centraal stond. 2.
verkenning naar klimaatbestendig maken van de regio
Bij de start van de regionale Klimaatagenda in 2008 hebben de bestuurders afgesproken om de krachten te bundelen in het reduceren van CO2 met als tweede prioriteit het klimaatbestendig maken van de regio. Om aan deze tweede prioriteit invulling te geven is de stadsregio in 2011 gestart met een verkenning naar de behoeften van gemeenten. Hiervoor zijn workshops, lokale bijeenkomsten en een bestuurlijke excursie langs een aantal praktijkvoorbeelden georganiseerd, is afgestemd met stadsgewest Haaglanden, de gemeente Rotterdam en andere betrokken partijen en zijn een regionale klimaatatlas en een klimaattoolbox ontwikkeld. De regio Rotterdam is één van de zogenaamde Hotspots binnen het nationale onderzoeksprogramma Kennis voor Klimaat waarbinnen overheden samenwerken aan een klimaatbestendige inrichting. Het programmabureau Duurzaam van de gemeente Rotterdam fungeert als hotspotcoördinator. Een belangrijk onderdeel van het onderzoeksprogramma is het ontwikkelen van regionale adaptatie strategieën. Het programmabureau Duurzaam heeft, samen met de stadsregio, een inhoudsopgave opgesteld voor een Adaptatiestrategie Regio Rotterdam (ARR). De ambitie van de ARR is een kader te bieden voor het klimaatbestendig maken van de regio door: Inzicht te verschaffen in de urgentie om actie te nemen; Duidelijkheid te creëren rondom verantwoordelijkheden en betrokken actoren; Handvatten aan te reiken voor het opstellen van lokale en/of regionale strategieën of actieplannen, en Inspiratie te bieden in de vorm van praktische voorbeelden van maatregelen. Tijdens de stuurgroep Klimaat van 30 augustus 2012 is ingestemd met het toevoegen van het thema klimaatadaptatie aan de te ontwikkelen vervolgagenda van de regionale klimaatagenda. Tevens heeft de stuurgroep de inhoudsopgave goedgekeurd voor de Adaptatiestrategie Regio Rotterdam. Het portefeuillehoudersoverleg GROM heeft op 4 oktober 2012 kennisgenomen van de inhoudsopgave en een eerste invulling en heeft ingestemd met een verdere uitwerking van de ARR. Zoals afgesproken in het portefeuillehoudersoverleg GROM van 4 oktober 2012, is in het najaar een begin gemaakt met de uitwerking. Zo hebben er twee ambtelijke werkateliers plaatsgevonden met de gemeenten Barendrecht, Schiedam, Vlaardingen, Capelle a/d IJssel, Hellevoetsluis en Vlaardingen. Uit deze werkateliers is een aantal activiteiten voortgekomen die in het kader van de regionale duurzaamheidsagenda 2013-2016 in 2013 verder uitgewerkt worden, waaronder een casus in Barendrecht (de mogelijkheid van verkoelende groene maatregelen bij de herinrichting van het centrum) en een mogelijke casus in Schiedam/Vlaardingen (de mogelijkheid om dijkversterking te combineren met het verzilveren van kansen op het gebied van ruimtelijke ordening). De resultaten van deze projecten vormen directe input voor de ARR. De ARR maakt zoveel mogelijk gebruik maakt van en bouwt voort op bestaande producten en kennis en biedt een overzicht van wat er rond dit thema speelt. Daarbij kan gedacht worden aan: de regionale klimaatatlas en de klimaattoolbox die de stadsregio voor de regiogemeenten heeft ontwikkeld; de Rotterdamse Adaptatiestrategie en de Maatschappelijke Kosten Baten Analyse (MKBA) die door de gemeente Rotterdam zijn ontwikkeld en grotendeels gefinancierd; Jaarverslag 2012 duurzaamheid en klimaat, WGM, #124392
2
de resultaten van de vele onderzoeken die in het kader van Kennis voor Klimaat zijn/worden uitgevoerd; andere relevante projecten zoals de Deltadeelprogramma’s Rijnmond Drechtsteden en Nieuwbouw en Herstructurering; de regionale adaptatiestrategie van het Stadsgewest Haaglanden.
Het uitgangspunt van de ARR is dat een klimaatbestendige regio zowel economisch sterker is als een goede leefomgevingskwaliteit biedt, zodat de regio ook in de toekomst een aantrekkelijke locatie blijft om te wonen, te werken en te recreëren. De doelgroep van de ARR zijn met name beleidsmakers en bestuurders van de betrokken gemeenten en waterschappen. De ARR moet eind 2013 gereed zijn. 3.
De regionale Klimaatagenda 2008-2012: uitvoering, afronding en resultaten tweede CO2 monitor
De regionale klimaatagenda 2008-2012 heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de duurzame ontwikkeling van de regio. In deze klimaatagenda hebben de gemeenten de krachten gebundeld om gezamenlijk bij te dragen aan de doelstelling om in 2025 40% minder CO 2 uit te stoten dan in 1990. Van deze doelstelling is de globale indicatie dat de helft gerealiseerd wordt met landelijk en Europees beleid. Voor de andere helft staan de regiogemeenten aan de lat. In totaal zijn hiertoe vijftien samenwerkingsprojecten geformuleerd en uitgevoerd op de thema’s wonen, bedrijven, duurzame energie, gemeentelijke organisatie, verkeer en vervoer en monitoring en communicatie. Uitvoering en afronding in 2012 van de projecten uit de regionale Klimaatagenda In 2012 is hard gewerkt aan de uitvoering van de samenwerkingsprojecten uit het plan van aanpak regionale Klimaatagenda. Dit heeft een aantal belangrijke resultaten opgeleverd, vooral in de vorm van het creëren van randvoorwaarden om op termijn als regiogemeenten samen doelen te kunnen bereiken en door het uitwisselen van kennis en ervaring, beschikbare capaciteit en het slim benutten van geld. Na een intensief bestuurlijk traject hebben alle regiogemeenten op 21 juni 2012 het regionaal convenant windenergie ondertekend. Daarnaast hebben ook de stadsregio Rotterdam, de provincie Zuid-Holland, de Nederlandse Windenergie Associatie, de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland en het Havenbedrijf het convenant getekend. Met dit convenant spannen alle partijen zich in om in 2020 150 MW aan windenergievermogen gerealiseerd te hebben. Daarmee levert de regio een bijdrage leveren aan de ambitie uit de nota Wervelender van de provincie Zuid-Holland om in 2012 720 MW op land te realiseren in de provincie Zuid-Holland. Op 30 augustus 2012 hebben alle milieuwethouders het convenant Verbeteren energieprestatie nieuwbouw ondertekend. In het convenant hebben de gemeenten afgesproken zich in te zetten voor het aanscherpen en vaker toetsen van energieprestatie-eisen bij nieuwbouw-woningen en bij nieuwbouw-utiliteitsgebouwen. Ter ondersteuning van de regiogemeenten is ook een spoorboek gemaakt. Het spoorboek geeft gemeenten inzicht in de processtappen en randvoorwaarden om een verhoogde energieprestatie op gebiedsniveau en op gebouwniveau te kunnen realiseren. Daarnaast heeft de stadsregio een regiolicentie gefinancierd voor de toepassing van twee instrumenten (GPR Gebouw en GPR Stedenbouw) die zowel ondersteunend als toetsend ingezet kunnen worden bij het realiseren van de verhoogde energieprestatie. De gemeenten zijn ondersteund bij het concretiseren van de doelstelling voor CO2 reductie in de prestatie-afspraken met woningcorporaties. Sommige gemeenten hebben daarvoor gebruik gemaakt van de ondersteuning op maat door een extern bureau dat door de stadsregio was ingehuurd. In samenwerking met het Stadsgewest Haaglanden en met de twee koepelorganisaties van woningcorporaties in beide regio’s (Maaskoepel en SVH) heeft de stadsregio een onderzoek uit laten voeren naar het thema woonlasten. De woonlastenproblematiek is op buurtniveau in kaart gebracht en het rapport beschrijft verschillende mogelijke oplossingsrichtingen en consequenties van een woonlasten benadering in het beleidsveld wonen.
Jaarverslag 2012 duurzaamheid en klimaat, WGM, #124392
3
In 2011 is als onderdeel van het samenwerkingsproject Warmte Koude netten een regionale kansenkaart gemaakt met een overzicht van vraag en aanbod op het gebied van warmte. Op basis van deze kansenkaart zijn in 2012 twee concrete cases voor warmte-koude netten uitgevoerd , te weten Bleizo en Nieuw Reijerwaard. Voor deze te ontwikkelen bedrijventerreinen heeft adviesbureau DWA medio 2012 in opdracht van de stadsregio een energievisie voor toepassing van collectieve warmtesystemen opgeleverd. In 2012 is in opdracht door bureau Ziut een regionaal benchmarkonderzoek openbare verlichting uitgevoerd onder alle gemeenten in de stadsregio. Hierin is gekeken hoe alle gemeenten er voor staan als het gaat om verduurzaming van de openbare verlichting, is de haalbaarheid van de projectdoelstelling onderzocht en is het besparingspotentieel inzichtelijk gemaakt. De resultaten van de benchmark zijn in een regionale bijeenkomst in juni 2012 met de betrokken bestuurders, klimaatcoördinatoren en beheerders openbare verlichting besproken. Conclusie hiervan is dat er wel besparing mogelijk is maar dat het voor geen enkele gemeente reëel is om op dit gebied 3 % energie per jaar te besparen. Zeker niet zonder kapitaal te vernietigen. Afgesproken is dat gemeenten verder blijven werken aan het verduurzamen van hun openbare verlichting en elkaar daarop blijven aanspreken. De DCMR heeft de branchegerichte milieudoelenaanpak uitgevoerd en de voortgang gerapporteerd in de stuurgroep Klimaat. De regiogemeenten hebben met ondersteuning van stichting Stimular de regionale aanpak voor energiebesparing bij bedrijven uitgevoerd. In opdracht van de stadsregio heeft Stimular voorlichting gegeven aan bedrijven bij bedrijvenbijeenkomsten zoals Business op het Water. Ook heeft Stimular bedrijven geïnformeerd bij lokale bedrijvenbijeenkomsten van gemeenten. In deze bijeenkomsten zijn bedrijven attent gemaakt op het regionale aanbod om gratis een startabonnement te nemen op de Milieubarometer en de Kansen bij Verkassen-scan. De meeste samenwerkingsprojecten uit de regionale Klimaatagenda 2008-2012 zijn in 2012 tot een afronding gekomen als regionaal project. Dit betekent dat de verdere uitvoering nu op het niveau van de gemeenten ligt. Wel hebben bestuurders uitgesproken op regionaal niveau de voortgang te blijven agenderen en monitoren. Van sommige projecten heeft de stuurgroep Klimaat in 2012 besloten dat deze doorlopen en een plek krijgen in de nieuwe samenwerkingsagenda vanaf 2013. Voor elk project is een borgingsdocument (zie bijlage) gemaakt met daarin per project een samenvatting van doel en resultaten, opgeleverde documenten, activiteiten vanaf 1-1-2013 en de verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie. De borgingsdocumenten zijn eind 2012 door de stadsregio in samenwerking met de ambtelijke projecttrekkers opgesteld en vervolgens besproken in de stuurgroep Duurzaamheid (opvolger stuurgroep Klimaat) van 7 februari 2013. De gemeenten geven zelf per project aan waar de verantwoordelijkheid voor de borging binnen de gemeentelijke organisatie ligt, zowel ambtelijk als bestuurlijk. Zodra de informatie van alle gemeenten beschikbaar is, worden de borgingsdocumenten formeel door de portefeuillehouder Groen, Water en Milieu van de stadsregio aan de regiogemeenten aangeboden. Resultaten tweede CO2 monitor over 2012 Begin 2013 is de tweede CO2-monitor van de regionale Klimaatagenda opgeleverd. Deze monitor is tot stand gekomen door samenwerking tussen de stadsregio, DCMR, AgentschapNL en de regiogemeenten. De monitor kon niet eerder worden opgeleverd, omdat het beschikbaar komen van sommige (externe) databronnen langer duurde dan aanvankelijk was verwacht. De dataverzameling bij de gemeenten intern is verbeterd ten opzichte van de eerste CO2-monitor. Meer gemeenten hebben gegevens aangeleverd en ook over meer jaren, waardoor de betrouwbaarheid van de onderliggende data is toegenomen. Ook op landelijk niveau is de beschikbaarheid van data over energieverbruik verbeterd. De CO2-monitor 2012 voor de regionale Klimaatagenda geeft de trend in de totale CO2-uitstoot voor de regio Rotterdam weer over de jaren 2008, 2009 en 2010. Ook is de totale CO 2-uitstoot in 1990 berekend. De CO2-uitstoot in het Haven- en industrieel complex (HIC) van Rotterdam is niet meegenomen in deze monitor, om de uitstoot per gemeente duidelijker in beeld te brengen. De uitstoot in het HIC is vele malen groter dan de totale uitstoot in de regiogemeenten. De tweede reden is dat de regiogemeenten, met uitzondering van Rotterdam weinig tot geen invloed hebben op de activiteiten in het HIC.
Jaarverslag 2012 duurzaamheid en klimaat, WGM, #124392
4
In deze monitor is ook de trend in de CO2-uitstoot per gemeente over de jaren 2008, 2009 en 2010 inzichtelijk gemaakt. Deze kan echter niet worden vergeleken met 1990 omdat het niet mogelijk is om op het schaalniveau van de gemeenten een betrouwbare berekening te maken van de CO2-uitstoot in 1990. De effecten van de CO2-uitstoot van maatregelen die in 2011 en 2012 zijn genomen, zijn nog niet zichtbaar in deze monitor. Voor veel landelijke databronnen, zoals de Emissieregistratie, duurt het gemiddeld anderhalf jaar voordat er voldoende betrouwbare cijfers op regionale schaal beschikbaar zijn om de totale CO2-uitstoot over een jaar te berekenen. Naast de trend van de CO2 uitstoot zowel op de schaal van de stadsregio als per gemeente, zijn in de CO2-monitor 2012 voor een aantal samenwerkingsprojecten uit de regionale Klimaatagenda indicatoren opgenomen. Deze samenwerkingsprojecten waren veelal faciliterend van aard zoals het creëren van randvoorwaarden, het uitwisselen van kennis en ervaring, beschikbare capaciteit en het slim benutten van geld om op termijn CO2-reductie te bereiken. Hierdoor is het vaak niet mogelijk de inspanningen in een project rechtstreeks te koppelen aan CO2-reductie. De belangrijkste resultaten uit de CO2-monitor zijn: De CO2-uitstoot in de regio is in 2010 3,7% lager dan in 1990. Over de jaren 2008, 2009 en 2010 is op regioniveau een licht stijgende lijn zichtbaar, een belangrijke oorzaak is waarschijnlijk het gestegen gasverbruik door de koude winters. De tijdreeks is nog te kort om betrouwbare uitspraken te doen over oorzaken. De trend van de CO2-uitstoot per gemeente vertoont wisselende beelden. Sommige gemeenten hebben een dalende lijn, sommige een stijgende. Wel valt op dat, met uitzondering van Bernisse, elke gemeente in 2010 meer CO2 heeft uitgestoten dan in 2009. Ook hier geldt dat de tijdsreeks nog te kort is om betrouwbare uitspraken te doen over de oorzaken. De samenwerkingsprojecten laten ondanks de vele inspanningen van de regiogemeenten slechts kleine verschuivingen zien in de projectindicatoren over 2010 en 2011 in termen van energiebesparing en gedragsverandering. De dataverzameling zowel bij gemeenten intern als bij landelijke databronnen verliep beter dan vorig jaar. Meer gemeenten hebben gegevens aangeleverd en ook over meer jaren. Het concept monitoringsrapport is besproken in de stuurgroep Duurzaamheid van 7 februari 2013. De stuurgroep heeft geconstateerd dat de monitor in deze vorm vooral een signaalfunctie heeft, namelijk dat de uitstoot in 2010 3,7% lager is dan in 1990 en dat de laatste jaren een licht stijgende trend zichtbaar is. Dit betekent dat er nog heel hard gewerkt moet worden om de doelstelling van 40% reductie te halen, waarbij als globale indicatie geldt dat de helft van de doelstelling gerealiseerd moet worden met landelijk en Europees beleid en de andere helft met gemeentelijk en regionaal beleid. Afgesproken is na te gaan of een andere manier van monitoren (selectiever en meer vooruitkijkend) beter aansluit bij de behoefte van gemeenten aan een concreet sturingsinstrument. Ook is afgesproken van de relevante deelsectoren waar wel meer recente informatie beschikbaar is (zoals energieverbruik in de gebouwde omgeving), een update van deze gegevens eind 2013 aan de regiogemeenten te presenteren. 4.
Evaluatie regionale Klimaatagenda en ontwikkeling nieuwe regionale duurzaamheidsagenda
Naast de uitvoering en monitoring van de regionale Klimaatagenda stond 2012 in het teken van de evaluatie van de Klimaatagenda. In de eerste helft van dit jaar is op basis van interviews met externe stakeholders en ambtelijke en bestuurlijke bijeenkomsten met regiogemeenten een evaluatierapport geschreven dat op 22 maart 2012 in de stuurgroep Klimaat is vastgesteld en op 20 juni in het DB van de stadsregio is besproken. De conclusie van het evaluatierapport is dat ‘samen tot meer’ leidt, met name als het gaat om het creëren van randvoorwaarden en het delen van kennis en ervaring om samen doelen te halen. In de stuurgroep Klimaat van juni 2012 hebben de gemeenten bekrachtigd dat ze meerwaarde blijven zien in regionale samenwerking op het gebied van duurzaamheid en klimaat. Gemeenten willen daarbij meer de samenwerking met andere (publieke en private) partijen aangaan. Voor het opstellen van een nieuwe agenda 2013-2016 is eerst een consultatietraject uitgevoerd, met een gespreksronde langs gemeenten en andere (private) partijen en een werkatelier in november 2012. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de regionale duurzaamheidsagenda die op 6 februari
Jaarverslag 2012 duurzaamheid en klimaat, WGM, #124392
5
2013 in het DB en 7 februari 2013 in het PHO GROM is behandeld en ter vaststelling is geagendeerd voor het AB van 13 maart 2013. De ambitie van de agenda is verbreed naar duurzaamheid in relatie tot energietransitie- en besparing, waarbij de doelstelling van CO2-reductie uit de RSA van kracht blijft. Dit betekent dat in deze agenda meer aandacht is voor het economisch en maatschappelijk rendement van duurzaamheid. De agenda beschrijft de inhoudelijke en procesmatige thema’s waarop de gemeenten met andere partijen willen samenwerken. Inhoudelijk gaat het om de thema’s: duurzame gebouwde omgeving, duurzame energie, duurzaam ondernemen, duurzame mobiliteit en verduurzaming gemeentelijke organisatie. Procesmatig gaat het om de thema’s: financiering, beleidsintegratie, aanbesteding en kennisontsluiting. Daarnaast zijn monitoring en communicatie van belang voor de duurzaamheidsagenda als geheel. De uitvoeringagenda 2013 beschrijft de activiteiten die in 2013 binnen de hierboven genoemde thema’s worden uitgevoerd. 5.
Organisatie en financiering
Voor de uitvoering van de regionale Klimaatagenda zijn in 2012 zes bestuurlijke stuurgroep vergaderingen en 5 ambtelijke klimaatplatform overleggen georganiseerd. Voor de agendering van activiteiten rondom duurzame (gebieds)ontwikkeling is zoveel mogelijk bij deze bijeenkomsten aangesloten. Vanwege de sterke relatie met ruimtelijke ordening zijn de thema’s klimaatadaptatie en windenergie op bestuurlijk niveau regelmatig geagendeerd in de portefeuillehoudersoverleggen Groen, RO en Milieu. Daarnaast zijn er diverse ambtelijke en bestuurlijke regionale bijeenkomsten geweest in het kader van het evaluatieproces en de opbouw van de vervolgagenda. Het budget voor de regionale klimaatagenda inclusief klimaatadaptatie in 2012 was ca. € 524.000. Daarvan is ca. € 485.000 besteed. Daarnaast is er een bijdrage ontvangen van ruim € 12.000 van het stadsgewest Haaglanden voor een woonlastenonderzoek. Per saldo resteert er in 2012 ca. € 51.000. Tevens resteert er nog een reserve Klimaat van ca.€ 40.000. Het budget voor duurzame (gebieds)ontwikkeling in 2012 was ca. € 101.000. Daarvan is ca. € 86.000 besteed. Per saldo resteert er ca. € 15.000. Het voorstel aan het Algemeen Bestuur van 13 maart 2013 is om het resterende saldo, ca. € 100.000 onder de noemer reserve duurzaamheid beschikbaar te houden voor de uitvoering van de regionale duurzaamheidsagenda in 2013.
Jaarverslag 2012 duurzaamheid en klimaat, WGM, #124392
6
Borgingsdocumenten samenwerkingsprojecten regionale Klimaatagenda 2008 – 2012
Bijlage bij jaarverslag duurzaamheid en klimaat 2012
BORGINGSDOCUMENT 1. Energie in de prestatieafspraken met woningcorporaties Doel Het samenwerkingsproject heeft tot doel het verbeteren van de energetische kwaliteit van de bestaande woningvoorraad in de sociale huursector met gemiddeld 2% per jaar in de periode 2010-2020, middels een convenant met de corporatiesector.
Resultaat De belangrijkste resultaten: o In 2010 is de energieambitie opgenomen in de woningmarktvisie van de stadsregio o In 2011 is de energieambitie opgenomen in de woningmarktafspraken tussen de regiogemeenten en de stadsregio waarin de gemeenten zich committeren aan de doelstelling van gemiddeld 2% CO2 reductie per jaar in de sociale huursector in de periode 2010-2020 o In de periode 2011-2012 hebben 10 van de 15 regiogemeenten energieafspraken gemaakt met de woningcorporaties over het terugdringen van de CO2 uitstoot met gemiddeld 2% per jaar in de periode 2010-2020. 5 gemeenten zijn nog bezig met het maken van de energieafspraken.
Opgeleverde documenten Belangrijke documenten: o Prestatieafspraken 15 regiogemeenten met energieparagraaf o Woningmarktafspraken 15 regiogemeenten met een energieparagraaf o Rapport ‘Woonlastenbeleid Metropoolregio’, BuildDesk (2012) o Rapport ‘Advies en verslagen workshops stadsregio Rotterdam’, Atrivé (2010) o Handreiking prestatieafspraken energie in de sociale woningbouw, Agentschap NL (2011) o Overzicht deelnemende woningcorporaties aan de Shaere monitor van Aedes o Notitie inzake smart maken energie doelstellingen, Maarten Corpeleijn (Atrive, 2011) o Notitie Energie in de Verstedelijkingsafspraken 2010-2020
Activiteiten vanaf 1-1-2013 In het kader van de Woningmarktafspraken heeft de stadsregio een ‘dashboard’ ontwikkeld. Begin 2013 wordt een indicator vastgesteld die de CO2-reductie inzichtelijk maakt. Deze zal worden toegevoegd aan het dashboard. Begin 2013 organiseren de gemeente Ridderkerk en Maassluis in samenwerking met en op initiatief van Cirkelstad een kennisdelingsbijeenkomst over de activiteiten en ervaringen van Cirkelstad. Mogelijk worden in het verlengde van het woonlastenonderzoek nieuwe activiteiten door de stadsregio opgepakt. Deze kunnen dan plaatsvinden onder het nieuwe activiteitenthema Verbeteren energieprestatie. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De bestuurlijke verantwoordelijkheid dient te liggen bij de portefeuille wonen. De portefeuille wonen zal ondersteund worden door de portefeuille milieu. De ambtelijke verantwoordelijkheid voor de vervolgactiviteiten zal bij ambtenaren wonen van de regiogemeenten liggen.
BORGINGSDOCUMENT 2. Energieloket stadsregio Rotterdam Doel Doel van het samenwerkingsproject Energieloket was bewoners aan te zetten tot energiebesparing, zowel door het uitvoeren van energiemaatregelen in bestaande woningen, als door energiezuinig gedrag. Aan het eind van het project hebben minimaal 20% van de bewoners in de regio informatie ontvangen over het Energieloket en is het digitale loket door 100.000 bezoekers per jaar bezocht. Resultaat Om bovengenoemd doel te bereiken is in 2010 en 2011 een regionale communicatiecampagne opgezet en uitgevoerd met een hiervoor speciaal ontwikkelde website Energieloket, spotjes op RTV Rijnmond en bewonersavonden in gemeenten. Op de website konden bewoners informatie vinden over energiebesparingsmaatregelen en landelijke en lokale subsidiemogelijkheden. Eind 2011 is het project geëvalueerd door BuildDesk. Uit deze evaluatie is naar voren gekomen dat de website Energieloket in totaal slechts 9.000 keer is bezocht. Of minimaal 20% van de bewoners informatie heeft ontvangen over het energieloket is niet gemeten. Wel zijn in voorjaar en najaar 2011 in twee periodes tv-spotjes over het Energieloket vertoond via RTV Rijnmond. Het is niet te meten hoeveel concrete energiebesparende maatregelen door bewoners zijn getroffen. Verder hebben in totaal 900-1000 inwoners in de regio de energie-avonden bezocht. Hoewel vooraf geen te behalen resultaat is beschreven voor de energie-avonden, is de conclusie dat het aantal bezoekers per gemeente beneden verwachting is gebleven. Op basis van bovenstaande is in 2012 voor dit project pas op de plaats gemaakt. Omdat de regiogemeenten geen meerwaarde zagen in het instandhouden van het digitale energieloket, is dat onderdeel van het project per 1-1-2013 gestopt. Wel is bekeken hoe verder invulling kan worden gegeven aan het doel om bewoners aan te zetten tot energiebesparing. Najaar 2012 is besloten om enkele wijkgerichte pilots uit te voeren (in Barendrecht en Vlaardingen) waarin het vormen van samenwerkingsverbanden centraal staat. De gedachte hierbij is dat een wijkgerichte aanpak met maatwerkadviezen voor bewoners op het gebied van energiebesparing het beste werkt. De rol van de gemeente verandert van initiator naar facilitator, waarbij de gemeente op lokaal niveau de samenwerking met externe partijen zoekt. Voor de ondersteuning van deze lokale allianties wordt een marketingaanpak ontwikkeld die voorjaar 2013 wordt opgeleverd. Omdat veel particulieren interesse hebben in het plaatsen van zonne-panelen en hiervoor ook aankloppen bij de gemeente, is op 12 december 2012 een regionale themamiddag over zonneenergie georganiseerd met als centrale vraag: Hoe kunnen gemeenten hun burgers zoveel mogelijk helpen/stimuleren bij het implementeren van zonne-energie? Dit heeft nuttige informatie opgeleverd die in een vervolg zal krijgen de uitvoeringsagenda voor 2013. Opgeleverde documenten In dit project zijn geen specifieke documenten opgeleverd. In de periode 2010-2013 is het digitale Energieloket van de stadsregio actief geweest. Ook zijn er energiemarkten en bewonersavonden georganiseerd in de verschillende gemeenten. Hiervoor heeft BuildDesk een draaiboek ontwikkeld. Activiteiten vanaf 1-1-2013 Begin 2013 zal een marketingcampagne worden uitgevoerd ter ondersteuning van lokale energie(besparings)allianties. Deze zal zowel de aanbodkant als de vraagkant mobiliseren om energiebesparende maatregelen uit te voeren en te nemen. Deze campagne is gericht op de KOOS-groep in Barendrecht. Daarnaast wordt een alliantie in Vlaardingen opgezet en ondersteund. De leerelementen uit deze marketingaanpak zullen worden gedeeld met alle gemeenten in de stadsregio. Of dit onderwerp daarna lokaal of regionaal wordt opgepakt, is op dit moment nog niet bepaald. In ieder geval is in de regio kennis- en ervaringsuitwisseling over de aanpak en de resultaten gewenst. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor energiebesparing in de bestaande bouw, behoort zowel bij de wethouder Wonen als Milieu. De ambtelijke verantwoordelijkheid hoort eveneens bij zowel het beleidsveld wonen als milieu thuis.
BORGINGSDOCUMENT 3. Energieprestatie-eisen optimaal toetsen Doel Het project heeft ten doel om bij minimaal 70% van de aanvragen voor een bouwvergunning zowel vooraf als op de bouwplaats te toetsen conform het wettelijk kader van de Energieprestatienorm (EPN). Dit gebeurt door het controleren van de berekeningen van de energieprestatiecoëfficiënt (EPC) bij de vergunningaanvraag en het controleren van de realisatie van de energiemaatregelen in de woningen op de bouwplaats. Resultaat Het toetsen van de EPC bij oplevering is een wettelijke taak. Dit is een complexe en tijdsintensieve taak. Met het in dit project opgestelde protocol EPC toetsen is een handreiking gegeven aan de gemeenten om de uitvoering van die toetsing eenvoudige te maken. Bij dit project is verder nauw samengewerkt met het project “energieprestatie als criterium bij gronduitgifte nieuwe bedrijven” en het project “energieprestatie-eisen optimaal toetsen bij nieuwbouw”. In samenwerking met deze projecten is een spoorboekje opgesteld die als handleiding kan dienen voor de gemeenten om de projecten toe te passen in de eigen organisatie. Verder is er een regionaal convenant ondertekend waarbij alle wethouders zich conformeren aan de afspraken van de projecten. Opgeleverde documenten Protocol EPC toetsen stadsregio Rotterdam Convenant Verbeteren energieprestatie nieuwbouw; Spoorboek energieprestatie-eisen aanscherpen bij nieuwbouwwoningen en gronduitgifte bedrijven. Activiteiten vanaf 1-1-2013 In 2012 had een (sub)regionale cursus voor het toetsen van EPC op de bouwplaats plaats moeten vinden. Het voorstel is deze cursus in 2013 voor de regiogemeenten alsnog te organiseren Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De bestuurlijke verantwoordelijkheid hoort te liggen bij de wethouder die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de bouwregelgeving.
De ambtelijke verantwoordelijkheid hoort te liggen bij de dienst die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de bouwregelgeving.
BORGINGSDOCUMENT 4. Energieprestatie-eisen aanscherpen nieuwbouw Doel Dit project heeft als doel een regionale ambitie vast te stellen om bij nieuwbouwprojecten van meer dan 50 woningen een verscherpte energie-eis toe te passen. In eerste instantie lag de woningbouwgrens op 200 woningen, maar tijdens het project is besloten om dit te verlagen naar 50 woningen, aangezien er steeds minder grote woningbouwprojecten zijn. Tevens is aangetoond dat een verscherpte energie-eis ook bij 50 woningen haalbaar is. Resultaat Bij dit project is nauw samengewerkt met het project “energieprestatie als criterium bij gronduitgifte nieuwe bedrijven” en het project “energieprestatie-eisen optimaal toetsen bij nieuwbouw”. In samenwerking met deze projecten is een spoorboekje opgesteld die als handleiding kan dienen voor de gemeenten om de projecten toe te passen in de eigen organisatie. Verder is er een regionaal convenant ondertekend waarbij alle wethouders zich conformeren aan de afspraken van de projecten. Opgeleverde documenten Convenant Verbeteren energieprestatie nieuwbouw; Spoorboek energieprestatie-eisen aanscherpen bij nieuwbouwwoningen en gronduitgifte bedrijven. Activiteiten vanaf 1-1-2013 In de stuurgroep klimaat is afgesproken dat het convenant in eigen organisatie ingebed moet worden. Gezamenlijk inkopen van trainingen en instrumenten is financieel voordelig en kan prima sub-regionaal worden geregeld. Tevens is afgesproken dat het project regelmatig wordt teruggekoppeld in de stuurgroep klimaat en het klimaatplatform. Voor 2013 heeft de stadsregio een regiolicentie afgesloten voor het instrument GPR Gebouw 4.1 De veertien regiogemeenten die het convenant hebben ondertekend (alle regiogemeenten minus Rotterdam) mogen binnen deze licentie het instrument toepassen. Daarnaast heeft de stadsregio voor 11 gemeenten op hun verzoek een licentie afgesloten voor het instrument GPR Stedenbouw. Dit zijn de gemeenten Barendrecht, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne. Eind 2013 wordt regionaal bekeken of er behoefte is aan verlenging van deze regionale inkoopactie. Verder wordt begin 2013 in het kader van het regionaal monitoren van het convenant een prestatie-indicator vastgesteld om de resultaten van dit project inzichtelijk te maken. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De verantwoordelijkheid behoort bestuurlijk te liggen bij de portefeuille milieu en RO. Indien deze door twee verschillende wethouders wordt uitgevoerd ligt de verantwoordelijkheid bij beide wethouders. Op ambtelijk niveau ligt de verantwoordelijkheid bij de projectmedewerker en bij de medewerker milieu van de gemeente.
BORGINGSDOCUMENT 5. Opleggen rendabele maatregelen bedrijven Doel Het doel is dat in 2012, 85% van de energierelevante bedrijven en instellingen zijn beoordeeld op hun energieprestatie. Met het behalen van dit doel is een effectbereik van 110 kton CO 2 reductie ingeschat. Dit komt overeen met het energieverbruik van ongeveer 28.000 huishoudens. Resultaat De doelgroep bestaat uit ruim 4.000 energierelevante locaties van bedrijven en instellingen met een energieverbruik van jaarlijks meer dan 50.000 kWh of 25.000 m3 gas. De DCMR heeft voor de doelgroep een branchegerichte aanpak gekozen met de “wortel en stok” benadering. Namelijk toetsing op concrete maatregelen, heldere voorlichting en een strakke follow up. Hiermee zijn niet alleen de koplopers zichtbaar geworden maar is ook het peloton van achterblijvers in beweging gebracht. Voor 11 branches zijn binnen de regio inmiddels ruim 1.300 locaties op hun energie prestatie getoetst. Uit de berekende cijfers (tot en met 2011) blijkt dat de gedane inspanningen 77 kton CO2 besparing gaan opleveren hetgeen overeen komt met het jaarlijks energieverbruik van 20.000 huishoudens. Opgeleverde documenten Het project is bij de DCMR Milieudienst Rijnmond ondergebracht onder Milieudoel energie. Naast de jaarrapportages die hiervan zijn opgemaakt zijn van de volgende brancheprojecten rapportages gepubliceerd: Energiebesparing bij kantoren, voortgezet en hoger onderwijs, bouwmarkten, groothandels met koel- en vriescellen, verpleeg- en zorginstellingen. Deze publicaties zijn te downloaden op de website van de DCMR. Daarnaast is met 9 ziekenhuizen in de regio een intentieverklaring ondertekend en is door de regiobestuurders het convenant energiebesparing bij supermarkten ondertekend. Activiteiten vanaf 1-1-2013 In de stuurgroep is besloten het project Opleggen rendabele maatregelen bij bedrijven als eigenstandig project uit de Klimaatagenda te halen en door de DCMR te laten continueren in het doorlopende project Milieudoelenaanpak Energie. Wel heeft de stuurgroep aangegeven vinger aan de pols te willen houden over dit onderwerp. De DCMR zal de stuurgroepleden over de voortgang blijven informeren. Verantwoordelijkheid Het gaat hier om de uitvoering van de Wet Milieubeheer. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij het bevoegd gezag. Het College van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten heeft de taken voor de uitvoering van de Wet milieubeheer neergelegd bij de DCMR. Het toezicht op het gebied van energie-efficiency, oftewel Milieudoel energie maakt hier deel van uit.
BORGINGSDOCUMENT 6. Stimuleren Maatregelen Bedrijven Doel De hoofddoelstelling van het project was “het verbeteren van de energetische kwaliteit van de utiliteitsgebouwen, uitgedrukt in het Energielabel, met gemiddeld 2% per jaar”. Subdoelstellingen waren: Ondernemers van 20% van de (MKB) bedrijven in de Regio Rijnmond bewust maken over energiebesparing en duurzame energie en het stimuleren van energiebesparende maatregelen. Uitwisselen van ervaringen op het gebied van energiebesparende maatregelen en duurzame energie tussen ondernemers (van ondernemer tot ondernemer). Resultaat Het project is in nauwe samenwerking uitgevoerd met de projecten “opleggen rendabele maatregelen bedrijven” en het project “energieloket”. De resultaten van het project zijn als volgt: 13 van de 15 gemeenten hebben deelgenomen aan het project; 1 bijeenkomst op stadsregionaal niveau; 7 (sub) regionale bijeenkomsten; 19 bijeenkomsten op gemeentelijk niveau; Ontwikkeling van communicatiemateriaal als banners, folders, powerpoint presentatie, etc; In samenwerking met Meer Met Minder (MMM) is het bedrijvendeel van de website www.energieloket.nl opgezet; 261 bedrijven hebben gebruik gemaakt van het startabonnement van de milieubarometer; 43 bedrijven hebben gebruik gemaakt van de Kansen bij Verkassen scan; Het project heeft geleid tot en ondersteuning gegeven bij de uitvoering van lokale projecten als de duurzaam ondernemen estafette (Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Maassluis, Spijkenisse en Westvoorne), duurzaam ondernemen prijs (Barendrecht en Vlaardingen), duurzame bedrijven kring (Barendrecht, Spijkenisse en mogelijk Hellevoetsluis), klimaatroute (Rotterdam). Opgeleverde documenten Voortgangsrapportage project ‘Stimuleren energiebesparing bij bedrijven in de stadsregio Rotterdam’, stand van zaken, Stichting Stimular, 3 september 2012. Activiteiten vanaf 1-1-2013 In de stuurgroep Klimaat van 30 augustus 2012 is afgesproken dat de deelnemende gemeenten op eigen initiatief in gang gezette projecten en initiatieven voortzetten en hun ervaringen op regionaal niveau ambtelijk blijven uitwisselen (klimaatplatform). Het startabonnement van de milieubarometer en de wegwijzer kansen bij verkassen wordt in 2013 nog regionaal ingekocht door de stadsregio. Eind 2013 wordt regionaal bekeken of er behoefte is aan verlenging van deze regionale inkoopactie. Het beheer en actualisatie van het onderdeel ‘stadsregio Rotterdam’ van de website www.eneregieloket wordt per 1-1-2013 stopgezet. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De verantwoordelijkheid hoort te liggen bij de wethouder Milieu en ambtelijk bij de afdeling milieu.
BORGINGSDOCUMENT 7. Energieprestatie als criterium bij gronduitgifte bedrijven. Doel Dit project had tot doel een regionale ambitie vast te stellen om bij de gronduitgifte voor nieuwe bedrijven verdergaande energie eisen op te nemen. Hierbij wordt gekeken naar een combinatie van maatregelen en eisen op gebouwniveau en op gebiedsniveau. Het project belicht ook de mogelijkheden om met initiatiefnemers afspraken te maken en de mogelijkheden om in overig beleid eisen omtrent duurzaam bouwen op te nemen. Resultaat Bij dit project is nauw samengewerkt met het project “energieprestatie-eisen aanscherpen nieuwbouw” en het project “energieprestatie-eisen optimaal toetsen bij nieuwbouw”. In samenwerking met deze projecten is het spoorboek Energieprestatie-eisen aanscherpen bij nieuwbouwwoningen en gronduitgifte opgesteld dat als handleiding dient voor de gemeenten om de projecten toe te passen in de eigen organisatie. Verder is er een regionaal convenant ondertekend (30 augustus 2012) waarbij alle wethouders zich conformeren aan de afspraken van de projecten. Opgeleverde documenten Convenant verbeteren energieprestatie nieuwbouw (30 augustus 2012) Spoorboek energieprestatie-eisen aanscherpen bij nieuwbouwwoningen en gronduitgifte bedrijven (W/E 9 augustus 2012) Activiteiten vanaf 1-1-2013 De gemeenten zullen de afspraken in het convenant in de eigen organisatie inbedden. Voor 2013 heeft de stadsregio een regiolicentie afgesloten voor het instrument GPR Gebouw 4.1 De veertien regiogemeenten die het convenant hebben ondertekend (alle regiogemeenten minus Rotterdam) mogen binnen deze licentie het instrument toepassen. Daarnaast heeft de stadsregio voor 11 gemeenten op hun verzoek een licentie afgesloten voor het instrument GPR Stedenbouw. Dit zijn de gemeenten Barendrecht, Brielle, Capelle aan den IJssel, Hellevoetsluis, Krimpen aan den IJssel, Lansingerland, Maassluis, Ridderkerk, Spijkenisse, Vlaardingen en Westvoorne. Eind 2013 wordt regionaal bekeken of er behoefte is aan verlenging van deze regionale inkoopactie. Verder wordt begin 2013 in het kader van het regionaal monitoren van het convenant een prestatie-indicator vastgesteld om de resultaten van dit project inzichtelijk te maken. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De verantwoordelijkheid behoort bestuurlijk te liggen bij de portefeuille milieu en RO. Indien deze door twee verschillende wethouders wordt uitgevoerd ligt de verantwoordelijkheid bij beide wethouders. Op ambtelijk niveau ligt de verantwoordelijkheid bij de medewerker milieu van de gemeente.
BORGINGSDOCUMENT 8. Creëren ruimte voor windmolens Doel Met dit samenwerkingsproject wilden de stadsregiogemeenten het aandeel duurzame energie dat binnen de regiogemeenten wordt opgewekt door toepassing van windenergie vergroten en hiermee een bijdrage leveren aan de ambitie uit de nota Wervelender van de provincie ZuidHolland (realisatie 720 MW op land in de provincie in 2020). Resultaat Op 21 juni 2012 hebben alle regiogemeenten, de stadsregio, de provincie ZH, de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland, het Havenbedrijf en de Nederlandse Windenergieassociatie het regionaal convenant realisatie windenergie ondertekend. Met dit convenant spannen alle partijen zich in om in 2020 150 MW aan opgesteld windenergievermogen in de regio gerealiseerd te hebben. In het convenant is afgesproken dat de stadsregiogemeenten voor 1 januari 2013 per gemeente een plan van aanpak maken voor de windenergielocaties binnen de eigen gemeentegrens. Het is de bedoeling dat deze plannen van aanpak uiterlijk januari 2013 in de colleges zijn vastgesteld. De stadsregio heeft, zoals afgesproken in het convenant, een format ontwikkeld dat in het PHO GROM van 4 oktober is vastgesteld. Opgeleverde documenten Convenant windenergie van 21 juni 2012 Format plan van aanpak windenergie Activiteiten door de stadsregio vanaf 1-1-2013 De voortgang wordt regelmatig besproken in het portefeuillehoudersoverleg GROM, in elk geval het PHO GROM van 7 februari ivm vaststelling plannen van aanpak in de gemeenten. De stadsregio organiseert twee keer een halfjaarlijkse voortgangsbijeenkomst voor alle 20 partijen die het convenant hebben ondertekend Deze vinden waarschijnlijk plaats in maart/april 2013 en november/december 2013. De gemeenten hebben behoefte aan ondersteuning bij vervolgproces: hoe ga je om met projectontwikkelaars, grondeigenaren en hoe zorg je voor participatie van bewoners. Het is ook belangrijk om de bestuurders hierbij te betrekken. De stadsregio wil de regiogemeenten als volgt ondersteunen: door regelmatig op ambtelijk niveau regionale bijeenkomsten te organiseren om kennis en ervaring uit te wisselen en knelpunten in de uitvoering te kunnen bespreken. door een of meerdere bestuurlijke bijeenkomsten of excursies rond het thema windenergie te organiseren, met bijv. bezoek windenergielocatie + aandacht voor participatie bewoners. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de windenergielocaties in de individuele gemeenten ligt bij de wethouder milieu. De verantwoordelijkheid voor het bewaken van de uitvoering van het regionaal convenant als geheel ligt bij de portefeuillehouder Milieu van de stadsregio. De ambtelijke verantwoordelijkheid is per gemeente geregeld. Soms is de medewerker milieu het eerste aanspreekpunt, soms de medewerker RO. Het is wel van groot belang dat deze medewerkers intern afstemmen met andere collega’s/disciplines omdat het onderwerp windenergie veel beleidssectoren raakt. Ook is de communicatie rond windenergie (bijv naar bewoners toe) erg belangrijk. Dus ook de afdeling Communicatie moet goed worden betrokken en bijv. ook projecttrekkers van gebiedsontwikkelingen waar windmolens zijn gepland.
BORGINGSDOCUMENT 9. Initiatieven voor bio-energie ondersteunen Doel Naast energiebesparing is het belangrijk de energie die nodig is, duurzaam op te wekken. In dit samenwerkingsproject is onderzocht of er een regionale aanpak ontwikkeld kan worden voor de opwekking van bio-energie. Resultaat In juni 2010 heeft bureau DHV een rapport opgeleverd met een inventarisatie van biomassastromen binnen de regiogemeenten en de verwerkingsmogelijkheden daarvan binnen de regio. Grootschalige toepassingen van bio-energie door de gemeenten zelf laten oppakken lijkt niet rendabel. Integratie van grootschalige verwerking van biomassa in bestaande warmtenetten scoort beter. Op kleine schaal kan het verwerken van biomassa tot energie wel rendabel zijn. Daarom is in 2010 besloten om dit project te integreren in het project Warmte- en koudenetten. In dat kader is een haalbaarheids-studie naar toepassing van collectieve warmte-koude systemen in Nieuw Reijerwaard onderzocht. Hierbij is ook de optie van warmteopwekking uit biomassa die vrijkomt in de vorm van groente- en fruitafval onderzocht. Dit rapport is in augustus 2012 opgeleverd. In 2011 is een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheid voor het gezamenlijk aanbesteden van groenafval dat bij gemeenten in de regio vrijkomt. Uit ervaringen hiermee in de regio’s Breda en Dordrecht blijken de volgende voordelen: hoge kostenbesparing tegen relatief lage investeringskosten, gebruikmaken van elkaars expertise; vergroten aandeel duurzaam opgewekte energie en invulling geven aan het beleid duurzaam inkopen van de gemeenten. Uit de verkenning bleek er eind 2011 geen mogelijkheden waren voor de start van een regionaal aanbestedingstraject vanwege lopende contracten. Daarom is eerst een overzicht gemaakt van de lopende contracten met de termijn waarop deze aflopen. Deze inventarisatie is in 2012 voltooid. Een aantal gemeenten werkt inmiddels samen als het gaat om afvalverwerking. Zij hebben een contract tot 1-1-2014. Volgens het inventarisatie-rapport is het huidige tarief ongunstig, gezien de huidige markt. Ook is geconstateerd dat alleen de gemeenten Krimpen aan den IJssel en Rotterdam (Roteb) eisen stellen t.a.v. duurzame verwerking en transport. Geadviseerd wordt om het contract van de samenwerkende Rijnmond gemeenten als basis te nemen voor een eventuele regionale aanbesteding en daarbij ook de andere gemeenten te betrekken. In een aanbesteding kan overigens ook flexibiliteit worden ingebouwd zodat gemeenten eventueel ook later kunnen aanhaken. Opgeleverde documenten Rapport DHV ‘Initiatieven uit bio-energie ondersteunen’, augustus 2010 Rapport BuildDesk ’Inventarisatie groenafvalcontracten’, uit maart 2012 Energievisie Nieuw Reijerwaard, d.d. 18-9-2012, DWA Samenvatting energievisie Nieuw Reijerwaard van 18-9-2012 Presentatie groenafvalcontracten in stuurgroep Klimaat van 4 oktober 2012 Activiteiten vanaf 1-1-2013 Er zijn geen concrete activiteiten afgesproken. Gemeenten gaan in hun eigen gemeenten mogelijkheden voor regionaal aanbesteden bespreken. Verantwoordelijkheid De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor eventuele vervolgactiviteiten ligt bij de wethouders milieu van de regiogemeenten. De ambtelijke verantwoordelijkheid ligt in principe bij de milieumedewerker in samenwerking met de afvalmedewerker van de gemeente.
BORGINGSDOCUMENT 10. Aanpak energieverspilling gemeentelijke gebouwen Doel In het plan van aanpak Klimaatagenda 2008-2012 (november 2008) zijn de doelstellingen van het project geformuleerd in termen van de SLOK-regeling: 3% energiebesparing per jaar; eigen opwekking of inkoop van duurzame energie. In het vastgestelde projectplan (september 2010) zijn de doelstellingen geformuleerd als gewenste resultaten van het project: gemeenten hebben inzicht in het besparingspotentieel van de gebouwenvoorraad; op basis van het besparingspotentieel worden investeringsscenario’s opgesteld; een investeringsscenario met bijbehorende besparingsdoelstelling wordt geïntegreerd in het planmatig onderhoud van het gemeentelijk vastgoed. Resultaat Conform het projectplan is door de projectgroep een pilot opgezet om ervaring op te doen met de energiemonitoring van gemeentelijke gebouwen. In opdracht van de stadsregio namens de deelnemende gemeenten is door Sunsolutions een webportal (http://monitoring.dbenergie.nl/klimaatagenda/) ingericht voor 21 gemeentelijke gebouwen in 10 gemeenten. Van elk gebouw is een samenvatting gemaakt van de energiebesparingsmaatregelen en de daarmee te bereiken besparingen. De besparingen uitgedrukt in percentages zijn zowel per gebouw als voor het totaal van de gebouwen zichtbaar gemaakt. De webportal presenteert de gebruiksgegevens, voor zover beschikbaar van elektriciteit, gas en warmte via netbeheerder Stedin. Opgeleverde documenten Het statusoverzicht door Sunsolutions van 12 november 2012 geeft een overzicht van de bereikte resultaten. Activiteiten vanaf 1-1-2013 De projectgroep van de deelnemende gemeenten gaat zijn activiteiten in een nieuwe vorm voortzetten en stelt voor om de webportal ten minste een jaar voort te zetten en naar behoefte uit te breiden met extra gebouwen. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de vervolgactiviteiten ligt zowel bij de wethouder vastgoed, als bij de wethouder milieu. De ambtelijke verantwoordelijkheid voor de vervolgactiviteiten ligt bij de medewerkers vastgoed en milieu gezamenlijk.
BORGINGSDOCUMENT 11. Verduurzaming openbare verlichting Doel De gemeenten wilden 3% energiebesparing per jaar realiseren wat betreft het energiegebruik van de openbare verlichting. Daarnaast was het streven dat 70 % van de gebruikte hoeveelheid energie uit eigen opwekking en/of inkoop van duurzame energie afkomstig is. Resultaat De deelnemende gemeenten hebben samen een algemene beslispuntennotitie opgesteld. Daarin staan de keuzes opgesomd die genomen kunnen worden om de openbare verlichting te verduurzamen. Vrijwel alle deelnemende gemeenten hebben deze informatie vertaald naar gemeentelijk beleid. Daarnaast zijn er bijeenkomsten georganiseerd voor de beheerders openbare verlichting en klimaatcoördinatoren. Tot slot heeft er een benchmarkonderzoek plaatsgevonden onder alle gemeenten uit de Stadsregio. Hierin is gekeken hoe alle gemeenten er voor staan als het gaat om verduurzaming openbare verlichting, de haalbaarheid van de doelstelling en het inzichtelijk maken van het besparingspotentieel. Dit resultaat is in een bijeenkomst met de betrokken bestuurders, klimaatcoördinatoren en beheerders openbare verlichting besproken. Conclusie hiervan is dat er wel enige besparing mogelijk is maar dat het voor geen enkele gemeente reëel is om op dit gebied 3 % energie per jaar te besparen. Zeker niet zonder kapitaal te vernietigen. Opgeleverde documenten Uitgangspunten Openbare Verlichting (algemene beslispuntennotie) Benchmarkonderzoek Openbare Verlichting (mei 2012) Activiteiten vanaf 1-1-2013 Iedere gemeente heeft vanuit het project genoeg tools gehad om zelf verder te gaan met het verduurzamen van openbare verlichting. Er is weinig meerwaarde om dit gezamenlijk op te pakken. Aangezien het beleidsveld openbare verlichting voortdurend in beweging is wordt er vanuit het project gezorgd dat alle gemeenten per 1-1-2013 beschikken over een overzicht met waardevolle websites, twitteraccounts en overleggremia. Op die manier kunnen de betrokken beheerders, beleidsmedewerkers en wethouders hun eigen weg vinden om op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen op het gebied van verduurzaming openbare verlichting. Er wordt op landelijk niveau namelijk op veel plaatsen kennis uitgewisseld over dit onderwerp. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie Bij de meeste gemeenten valt dit onderwerp onder de portefeuille Openbare Ruimte. Ambtelijk verschilt dit per gemeente. Soms is beleid en beheer gescheiden.
BORGINGSDOCUMENT 12. Warmte- en koudenetten Doel Naast energiebesparing is het belangrijk de energie die nodig is duurzaam en/of energie efficiënt op te wekken. In dit samenwerkingsproject zijn de mogelijkheden voor toepassing van warmte en koude in de gebouwde omgeving onderzocht. Doel van dit samenwerkingsproject is met name om de regiogemeenten te ondersteunen in de ontwikkeling van kennis over warmte- en koudelevering en het aanreiken van instrumenten om collectieve warmte- en koudelevering te borgen in de verschillende fasen van gebiedsontwikkeling. Dit samenwerkingsproject is gecombineerd met het samenwerkingsproject “Ondersteunen herstructurering glastuinbouw met oog voor energie” om zo binnen het project Warmte- en koudenetten de ervaringen vanuit de glastuinbouw met de toepassing van warmte mee te nemen. Tevens is sinds begin 2011 het project “Initiatieven voor bio-energie ondersteunen” geïntegreerd in dit project. Resultaat De volgende resultaten zijn gerealiseerd: Voor het ontwikkelen van kennis binnen gemeenten op gebied van duurzame energieconcepten (warmte- en koudelevering) zijn in mei en juni 2011 workshops/themabijeenkomsten georganiseerd. De opkomst was verrassend hoog en bekeken wordt of hier buiten dit samenwerkingsproject via de stadsregio een vervolg aan kan worden gegeven. De regiogemeenten en corporaties uit de stadsregio hebben o.a. kennis gemaakt met bestaande landelijke instrumenten van Agentschap NL. Toepassing hiervan wordt ondersteund door Agentschap NL In 2011 is als onderdeel van het samenwerkingsproject Warmte Koude netten een regionale kansenkaart gemaakt met een overzicht van vraag en aanbod op het gebied van warmte. Op basis van deze kansenkaart zijn in 2012 twee concrete cases voor warmte-koude netten uitgevoerd , te weten Bleizo en Nieuw Reijerwaard. Voor deze te ontwikkelen bedrijventerreinen heeft DWA medio 2012 in opdracht van de stadsregio energievisies voor toepassing van collectieve warmtesystemen opgeleverd. Voor Nieuw Reijerwaard worden de conclusies uit de energievisie als onderdeel van een duurzaamheidsstrategie voorgelegd aan het AB van de gemeenschappelijke regeling begin 2013. Lastig punt hierbij voor het maken van een sluitende businesscase als het gaat om collectieve warmtelevering is de gefaseerde gronduitgifte. Dit geldt ook voor Bleizo. Voor de verdere ontwikkeling van Bleizo is met name bepalend of de Factory Outlet doorgang vindt. Opgeleverde documenten Eindrapportage warmte- koudenetten door DWA van april 2012 met o.a. alle presentaties van de workshops gehouden in mei en juni 2011 en de regionale kansenkaart. Energievisie Nieuw Reijerwaard door DWA van september 2012; Energievisie Bleizo door DWA van juni 2012. Activiteiten vanaf 1-1-2013 Voor de woningcorporatie Ressort Wonen in Rozenburg wordt nog onderzocht of er een sluitende businesscase mogelijk is voor aansluiting van appartementsgebouwen op het warmtenet van het Warmtebedrijf Rotterdam. De uitkomsten van dit onderzoek moeten begin 2013 bekend zijn. Op basis daarvan dient te worden bekeken of en zo ja op welke manier er behoefte is aan ondersteuning vanuit de stadsregio. Daarnaast is het van belang om de vervolgstappen op basis van de Energievisies rond Bleizo en Nieuw Reijerwaard in regionaal verband te blijven volgen en waar nodig te agenderen in ambtelijke en/of bestuurlijke regionale overleggen. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie In zijn algemeenheid ligt de verantwoordelijkheid voor het onderzoeken van de mogelijkheden voor collectieve warmte-koude systemen bij de medewerkers milieu en de medewerkers RO van de regiogemeenten en bij de projectleiders van gebiedsontwikkelingen. De bestuurlijke verantwoordelijkheid voor mogelijke toepassing van collectieve warmte-koude systemen ligt bij de portefeuillehouders RO en milieu. De gemeenschappelijke regelingen van Nieuw Reijerwaard en Bleizo zijn verantwoordelijk voor de vervolgstappen op basis van de
opgeleverde Energievisies.
BORGINGSDOCUMENT 13. Monitoring Doel De regiogemeenten willen met de regionale klimaatagenda 40% CO 2-reductie in 2025 t.o.v. 1990 bereiken. In dit samenwerkingsproject wordt de totale CO2-reductie in de stadsregio en in de afzonderlijke regiogemeenten gemonitord en worden de samenwerkingsprojecten met relevante indicatoren ondersteund. Resultaat In juni 2011 is de 1-meting van de CO2-uitstoot in de stadsregio gepubliceerd. In deze rapportage zijn de berekeningen gedaan aan de hand van de gebiedsbenadering. Daarbij wordt alle uitstoot die in dit gebied plaatsvind berekend. Volgens dat rapport is in 1990 in de regio, excl. het havenen industrieel complex (HIC), op jaarbasis 5,5 Mton CO2 uitgestoten. Om in 2025 aan de doelstelling te voldoen, mag dan maximaal 3,3 Mton CO2 op jaarbasis worden uitgestoten. De uitstoot is sinds 1990 echter met 16% gestegen tot 6,4 Mton in 2009. Dit betekent dat de stadsregio nu al voor de opgave staat om 3,1 megaton CO2 te reduceren of te wel 48%. De laatste jaren is echter wel een dalende trend in de CO2-uitstoot zichtbaar, deels als gevolg van de economische crisis, maar ook doordat de effecten van eerder ingezet landelijk, regionaal en lokaal beleid voor energiebesparing, efficiëntie en opwekking van duurzame energie zichtbaar worden. In januari 2013 is de nieuwe monitor gereed gekomen. Deze monitor is gebaseerd op de gebruikersbenadering. Hierbij wordt alle CO2 berekend die het gevolg is van energiegebruik in de regio. Grootste verschil met de gebiedsbenadering is dat individueel elektriciteitsverbruik in woningen, kantoren, fabrieken etc. worden toegerekend aan het gebied waar deze gebouwen staan, ipv aan het gebied waar de elektriciteit wordt opgewekt. De gebruikersbenadering sluit aan bij de landelijke methode voor het bepalen van de CO2-uitstoot op het niveau van gemeentes. Volgens de gebruikersbenadering is de uitstoot in 2010 3,7% lager dan in 1990, maar is over de jaren 2008 tot en met 2010 wel een licht stijgende lijn zichtbaar. De trend van de CO2-uitstoot per gemeente vertoont wisselende beelden. Sommige gemeenten hebben over de periode 2008 tot en met 2010 een dalende lijn, sommige een stijgende. Wel valt op dat, met uitzondering van Bernisse, elke gemeente in 2010 meer CO2 heeft uitgestoten dan in 2009. De tijdreeks is echter te kort om betrouwbare uitspraken te doen over oorzaken Naast de trend van de CO2 uitstoot zowel op de schaal van de stadsregio als per gemeente, zijn in de CO2-monitor 2012 voor een aantal samenwerkingsprojecten uit de regionale Klimaatagenda indicatoren opgenomen. Deze samenwerkingsprojecten waren veelal faciliterend van aard zoals het creëren van randvoorwaarden, het uitwisselen van kennis en ervaring, beschikbare capaciteit en het slim benutten van geld om op termijn CO2-reductie te bereiken. Hierdoor is het vaak niet mogelijk de inspanningen in een project rechtstreeks te koppelen aan CO2-reductie. Opgeleverde documenten CO2-monitor regionale Klimaatagenda 2011 CO2-monitor regionale Klimaatagenda 2012 Activiteiten vanaf 1-1-2013 Op 7 februari 2013 is de CO2 monitor 2012 besproken in de stuurgroep Duurzaamheid. Omdat de nieuwe duurzaamheidsagenda (het vervolg op de regionale Klimaatagenda) anders van opzet is, wordt ook de monitoringsopzet in 2013 opnieuw bekeken. Tevens wordt eind 2013 een update gepresenteerd van die sectoren waarvan recentere gegevens beschikbaar zijn. Voor een goede werking van de landelijke systematiek van CO2-monitoring, de Klimaatmonitor van AgentschapNL, wordt de regiogemeenten in 2013 gevraagd de onderliggende data regelmatig aan te vullen en te controleren. Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie De bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheid voor de regionale monitor ligt bij de stadsregio, respectievelijk bij de portefeuillehouder Milieu en de afdeling Milieu. De bestuurlijke en ambtelijke verantwoordelijkheid op gemeenteniveau voor het aanleveren van gegevens voor de CO2-uitstoot ligt bij het beleidsveld Milieu.
Verantwoordelijkheid voor borging binnen gemeentelijke organisatie
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
Project Energie in prestatieafspraken met woningcorporaties Energieloket Energieprestatie-eisen optimaal toetsen nieuwbouw Energieprestatie-eisen aanscherpen nieuwbouw Opleggen rendabele maatregelen bedrijven Stimuleren maatregelen bedrijven Energieprestatie als criterium bij gronduitgifte bedrijven Creëren ruimte voor windmolens Initiatieven voor bio-energie ondersteunen Aanpak energieverspilling gemeentelijke gebouwen Verduurzaming openbare verlichting Warmte- en koudenetten Monitoring
Bestuurlijk Naam en portefeuille
Ambtelijk Naam, telefoon en email
Naam en portefeuille Naam en portefeuille
Naam, telefoon en email Naam, telefoon en email
Naam en portefeuille
Naam, telefoon en email
Naam en portefeuille
Naam, telefoon en email
Naam en portefeuille Naam en portefeuille
Naam, telefoon en email Naam, telefoon en email
Naam en portefeuille Naam en portefeuille
Naam, telefoon en email Naam, telefoon en email
Naam en portefeuille
Naam, telefoon en email
Naam en portefeuille Naam en portefeuille Naam en portefeuille
Naam, telefoon en email Naam, telefoon en email Naam, telefoon en email
REGIONALE DUURZAAMHEIDSAGENDA 2013-2016 -
samen leidt tot meer -
INLEIDING Totstandkoming De voorliggende regionale duurzaamheidsagenda 2013-2016 is de opvolger van de regionale klimaatagenda 2008-2012 van de stadsregio Rotterdam. Hierin hebben de 15 regiogemeenten de krachten gebundeld om samen te werken aan een forse reductie van de CO2-uitstoot. De agenda beschrijft de thema’s waarop de regiogemeenten de komende vier jaar willen samenwerken. De scope van de agenda is verbreed naar duurzaamheid in relatie tot energietransitie en –besparing, waarbij de doelstelling van CO2-reductie van kracht blijft. Dit betekent dat er in deze agenda meer aandacht is voor het economisch en maatschappelijk rendement van duurzaamheid dan in de Klimaatagenda 2008-2012. Verder is bepaald meer de samenwerking met andere partijen aan te gaan om de ambities te realiseren. Voor het opstellen van deze agenda is eerst een consultatietraject uitgevoerd. Daarin is gebleken dat er zowel bij de gemeenten als bij externe partijen uit de regio veel ambities en ideeën zijn op het gebied van duurzaamheid, dat er behoefte is aan samenwerking en dat flexibiliteit in de agendering gewenst is. Op basis van de evaluatie, de consultatieronde en het daaruit voortgekomen werkatelier is deze regionale duurzaamheidsagenda 2013-2016 opgesteld.
Leeswijzer De regionale duurzaamheidsagenda is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 is het algemene deel van de agenda beschreven. Hierin wordt achtereenvolgens ingegaan op het beleidskader van de agenda, de maatschappelijke context waarbinnen de agenda wordt uitgevoerd, de focus en ambities van de agenda, de werkwijze waarop de agenda zal worden uitgevoerd en de daarbij behorende organisatie. In het tweede hoofdstuk zijn de verschillende rollen van de stadsregio samengevat. Het derde hoofdstuk geeft voor de periode 2013-2016 een overzicht van de inhoudelijke en de procesmatige thema’s die in de regionale duurzaamheidsagenda centraal staan. Per thema is een korte omschrijving en daaraan verbonden ambitie van de stadsregio opgesteld. Hoofdstuk 4 bestaat uit de uitvoeringsagenda voor 2013. Per (sub)thema wordt een factsheet opgesteld met daarin een beschrijving van de activiteiten/resultaten voor 2013, de betrokken samenwerkingspartners, de bijdrage aan de uitgangspunten van de regionale duurzaamheidsagenda en de rol van de stadsregio. De bijlage bevat een groslijst met per thema een beschrijving van activiteiten die de komende jaren kunnen worden uitgevoerd. Deze dynamische groslijst is de komende jaren de bron voor het samenstellen van de jaarlijkse uitvoeringsagenda.
1
1. ALGEMEEN Regionaal Strategische Agenda 2010-2014 In de Rotterdamse regio, met haven- en industriecomplex en een intensief gebruikt stedelijk gebied, is de druk op de leefomgevingskwaliteit hoog. Om de regio als internationaal aantrekkelijk vestigingsgebied met een prettig woonklimaat neer te zetten is het van essentieel belang om de regio duurzaam te ontwikkelen en in te richten. In de Regionaal Strategische Agenda 2010-2014 van de stadsregio is daarom vastgesteld dat duurzaamheid een integraal onderdeel vormt van het werk van de stadsregio. Bij de duurzame ontwikkeling gaat de stadsregio uit van de zogenoemde 3P-benadering: people, planet, prosperity. Voor elke pijler streeft de stadsregio naar een concrete verbetering. Hierbij geldt dat verbetering van de ene P niet ten koste mag gaan van één of beide andere P’s. De stadsregio ziet duurzame ontwikkeling niet als einddoel, maar als een proces waarbij aandacht is voor: 1. een integrale aanpak afstemming tussen de economische, sociale en milieukwaliteit 2. houdbaarheid over de generaties heen rekening houdend met de korte én lange termijn 3. houdbaarheid over de grenzen heen rekening houdend met de effecten buiten de regio
De regionale Klimaatagenda 2008-2012 De regionale klimaatagenda 2008-2012 heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de duurzame ontwikkeling van de regio. In deze klimaatagenda hebben de gemeenten de krachten gebundeld om gezamenlijk bij te dragen aan de doelstelling om in 2025 40% minder CO2 uit te stoten dan in 1990. Van deze doelstelling is de globale indicatie dat de helft gerealiseerd wordt met landelijk en Europees beleid. Voor de andere helft staan de regiogemeenten aan de lat. In totaal zijn hiertoe vijftien samenwerkingsprojecten geformuleerd op de thema’s wonen, bedrijven, duurzame energie, gemeentelijke organisatie, verkeer en vervoer en monitoring en communicatie. De regionale klimaatagenda is geëvalueerd en hierin is geconcludeerd dat ‘samen leidt tot meer’: meer effectiviteit en meer efficiency. Effectiviteit soms in termen van concrete CO2-reductie, maar meestal in de vorm van het creëren van randvoorwaarden om op termijn samen doelen te kunnen bereiken. Efficiency in termen van het uitwisselen van kennis en ervaring, beschikbare capaciteit en het slim benutten van geld. Verder is geconcludeerd dat mede door het wegvallen van overheidsfinanciering, er behoefte is aan meer samenwerking met publieke en private organisaties.
Uitgangspunten voor de regionale duurzaamheidsagenda 2013-2016 De regiogemeenten hebben de evaluatie in hun colleges besproken (mei-juni 2012). In de stuurgroep van 21 juni 2012 is bekrachtigd dat de gemeenten op het gebied van duurzaamheid meerwaarde blijven zien in regionale samenwerking. Tevens is commitment uitgesproken voor het opstellen van een vervolgagenda. Hierbij zijn de volgende uitgangspunten vastgesteld: Stel het realiseren van energiebesparing en duurzaam energieverbruik voorop (planet), waarbij nadrukkelijk ook de meerwaarde voor welzijn en leefomgevingskwaliteit van de bewoners (people) en voor de verbetering van de regionale en lokale economie (prosperity) moet kunnen worden aangetoond. Zorg voor een goede borging en verankering in de eigen gemeentelijke organisatie. Zoek samenwerking met markt, kennisinstellingen en andere partners in de regio.
2
Kies als gemeente c.q. regio in elk project een rol die past bij het initiatief en de fase waarin het verkeert. Verklein de afhankelijkheid van overheidssubsidies door rondom projecten sluitende businesscases te organiseren samen met partners in de regio. Samenhang met gemeentelijk beleid Elke gemeente heeft zijn eigen beleid op het gebied van duurzaamheid geformuleerd. Dit gaat veelal over lokale ambities en situaties. De regionale duurzaamheidsagenda is niet de overkoepelende agenda voor alle lokale plannen, maar wil die projecten en ideeën die met een regionale opschaling een goede bijdrage aan de doelstellingen kunnen leveren graag opnemen in de uitvoeringsagenda. Omgekeerd zullen de regiogemeenten in hun gemeentelijke plannen de noties uit de duurzaamheidsagenda overnemen wanneer hun gemeente een rol speelt in de uitvoering. Voordat wordt ingegaan op de vertaling van deze uitgangspunten in duurzaamheidsagenda is hieronder eerst de maatschappelijke context beschreven.
de
regionale
Maatschappelijke ontwikkelingen In het regeerakkoord van het kabinet Rutte-II staan enkele passages over duurzaamheid waaruit blijkt dat het thema landelijk aandacht krijgt, maar dat er weinig tot geen geld beschikbaar is voor regionale en lokale overheden om de ontwikkeling te stimuleren. Noties die van belang zijn voor de regionale duurzaamheidsagenda zijn: Het aandeel duurzame energie zal in 2020 16% moeten omvatten. Om de nodige innovatie te stimuleren, wordt een optimale mix ingezet van subsidies (SDE+) en mogelijk ook de leveranciersverplichting en bijmengverplichtingen. Ook energiebesparing krijgt prioriteit. De aanpak van de Green Deals wordt uitgebreid met ten minste een besparingsdeal met energiebedrijven en woningbouwcorporaties voor een versnelling in het verduurzamen van de bestaande woningen. Ook voor kantoren, scholen en andere gebouwen wordt energiebesparing via energiebedrijven op deze wijze bevorderd. Het kabinet zal dit ondersteunen door waar mogelijk belemmeringen in wet- en regelgeving weg te nemen. Het kleinschalig, duurzaam opwekken van (zonne-)energie waarvoor geen rijkssubsidie wordt ontvangen, wordt fiscaal gestimuleerd. Elektrisch vervoer biedt veel kansen voor Nederland. Met netbeheerders, energiebedrijven en lokale overheden worden afspraken gemaakt over de laadinfrastructuur om de groei van elektrische mobiliteit verder te stimuleren. Biomassa moet zo hoogwaardig mogelijk worden ingezet (‘cascadering’). Dat duurzaamheid niet alleen van bovenaf wordt gestimuleerd, maar dat ook juist van onderop allerlei activiteiten worden ondernomen blijkt onder andere uit de vele particuliere initiatieven om tot duurzaam energiegebruik te komen en het maatschappelijk verantwoord ondernemen van bedrijven. Dit alles leidt tot een steeds sterker wordend platform voor duurzame ontwikkeling en zet een zichtbare en tevens noodzakelijke gedragsverandering in gang. Ook bij de regiogemeenten is deze trend niet meer weg te denken en zijn er talloze aansprekende voorbeelden van duurzaamheidsinitiatieven terug te vinden.
Samenwerkingspartners Cruciaal in de regionale duurzaamheidsagenda is de samenwerking met andere overheden, ondernemingen en onderwijs/onderzoeksinstellingen (de drie O’s). Publieke samenwerkingspartners Er zijn meer overheden met ambities op het gebied van duurzaamheid, energie transitie en CO2reductie zoals het Stadsgewest Haaglanden, Drechtsteden, de provincie Zuid-Holland, het Rotterdam Climate Initiative (RCI) en DCMR. De samenwerking met deze organisaties wordt binnen de regionale duurzaamheidsagenda voortgezet.
3
Een belangrijke ontwikkeling voor de publieke samenwerking in de regio is door het rijk aangekondigde afschaffing van de WGR+. Hoewel nog niet bekend is wanneer dit zal ingaan, hebben de wethouders Milieu van de regiogemeenten aangegeven de samenwerking op het gebied van duurzaamheid voort te willen zetten. Verder ligt het in de lijn van de verwachting dat op het gebied van duurzaamheid meer de samenwerking wordt gezocht met de gemeenten in het Stadsgewest Haaglanden. Een aantal thema’s in deze regionale duurzaamheidsagenda sluit goed aan op de ambities en activiteiten van het Stadsgewest en biedt goede mogelijkheden voor samenwerking. Het gaat dan met name om verbeteren energieprestaties, klimaatadaptatie, zonneenergie, biomassa, duurzame mobiliteit en monitoring. Bij de herijking van de Regionaal Strategische Agenda medio 2013 wordt benoemd hoe regionale ambities, programma’s en projecten een vervolg krijgen. Dan is ook bekend hoe de aangekondigde afschaffing van de WGR+ vorm krijgt en wat de inhoud is van de strategische agenda van de Metropoolregio. De regiogemeenten maken rond de zomer 2013 met elkaar afspraken over de organisatie en financiering van de regionale duurzaamheidsagenda na afschaffing van de WGR+. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden om aan te sluiten bij bestaande of nog te ontwikkelen samenwerkingsverbanden. Een andere belangrijke samenwerkingsvorm is de Lokale Klimaat Agenda (LKA) die namens het Rijk door AgentschapNL gepropageerd wordt. De overheden die hierin actief zijn wisselen kennis uit over (succesvolle) projecten en gaan samen op zoek naar mogelijkheden om ambities waar te kunnen maken in leergroepen op verschillende thema’s. AgentschapNL kijkt op welke manier het Rijk kan en wil samenwerken en kan met de vergaarde kennis de gewenste aanpassing van bepaalde regelgeving onderbouwen. Voor de regiogemeenten zijn binnen de LKA veel ideeën en kennis beschikbaar. Waar mogelijk wordt binnen de regionale duurzaamheidsagenda hiervan gebruik gemaakt. De samenwerking met de twee andere O’s vindt nu incidenteel plaats en zal een intensiever karakter krijgen. Ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen worden nauwer betrokken bij de invulling en uitvoering van activiteiten. Voor gemeenten zijn ook de bewoners belangrijke samenwerkingspartners. Zij ontwikkelen steeds vaker zelf allerlei initiatieven op het gebied van duurzaamheid. Gemeenten krijgen steeds meer zicht op het scala aan initiatieven. Deze agenda beoogt de regiogemeenten te ondersteunen bij het faciliteren van bewonersinitiatieven door waar mogelijk belemmeringen weg te nemen en door het uitwisselen van de kennis en ervaring van de regiogemeenten. Private samenwerkingspartners Met veel innovatief vermogen hebben het bedrijfsleven samen met kennis- en onderzoeksinstellingen de afgelopen jaren succesvolle maatregelen genomen en technieken ontwikkeld die bijdragen aan een verdere verduurzaming. Er is veel ervaring opgedaan en kennis gegenereerd, waarvan de overheid gebruik kan maken. Tegelijkertijd hebben bedrijven en kennisinstellingen de overheid nodig voor het wegnemen van praktische belemmeringen en het bieden van platforms om duurzame oplossingen te implementeren. De insteek van de regionale duurzaamheidsagenda is dan ook aan te sluiten bij deze ontwikkelingen en optimaal gebruik te maken van elkaars kwaliteiten.
Ambitie en reikwijdte Ambitie De ambitie van de regiogemeenten en de stadsregio is een transitie te maken naar een duurzame energiehuishouding die niet langer afhankelijk is van fossiele brandstoffen met de bijbehorende CO2-uitstoot. De regiogemeenten willen nadrukkelijk aandacht hebben voor de sociale en economische kanten van deze transitie. Het gaat hierbij om een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving en om het bevorderen van een actieve participatie van burgers en het versterken van sociale samenhang. Voor wat betreft de economische kant ligt de nadruk op de verbetering van de lokale en regionale economische vitaliteit. Dit komt tot uiting in het stimuleren van innovatie en het vergroten van de werkgelegenheid bij duurzame ondernemingen en de aandacht voor 4
kostenbeheersing door middel van energiebesparingsmaatregelen en toepassen van duurzame energie.
Reikwijdte Om aan te sluiten bij de integrale benadering van het onderwerp duurzaamheid en de samenhang tussen de diverse activiteiten zichtbaarder te maken, is gekozen om de benaming van regionale klimaatagenda aan te passen naar regionale duurzaamheidsagenda. Dit betekent overigens niet dat alle inspanningen die worden verricht op het gebied van duurzame ontwikkeling ook in deze agenda worden beschreven; soms wordt volstaan met het verwijzen naar de betreffende stadsregionale programma’s waarbinnen deze worden uitgevoerd. De looptijd van de agenda is net als de regionale klimaatagenda vier jaar en heeft betrekking op de periode 2013 tot en met 2016. De agenda heeft een flexibel karakter (zie Werkwijze), daarom wordt voor ieder jaar een nieuwe uitvoeringsagenda opgesteld. De activiteiten richten zich op het neerzetten van concrete resultaten, die bij voorkeur binnen een jaar gerealiseerd worden. Als daar aanleiding voor is kunnen deze activiteiten tussentijds worden aangepast.
Thema’s Inhoudelijke thema’s De regionale duurzaamheidsagenda 2013-2016 bestaat uit vijf inhoudelijke thema’s waarop de gemeenten willen samenwerken, te weten: 1. duurzaam gebouwde omgeving, 2. duurzaam energieverbruik, 3. duurzaam ondernemen, 4. duurzame mobiliteit en 5. Verduurzaming gemeentelijke organisatie. Procesmatige thema’s Naast de inhoudelijke thema’s is er ook meer aandacht voor procesmatige thema’s. Het betreft hier onderwerpen die bijdragen aan de verhoging van efficiency. Het gaat hierbij om A. Financiering, B. Beleidsintegratie, C. Aanbesteding en D. Kennisontsluiting. Deze thema’s zijn niet per definitie verbonden aan één inhoudelijk thema, maar kunnen wel bepalend zijn voor het succesvol realiseren van effecten. De inhoudelijke thema’s hebben betrekking op het wat en de procesmatige thema’s op het hoe van de regionale duurzaamheidsagenda. Inhoud en proces zijn nauw met elkaar verweven, dit betekent dat een procesmatig thema op meerdere inhoudelijke thema’s van toepassing kan zijn en ook dat een inhoudelijk thema met meerdere procesmatige thema’s van doen heeft. In hoofdstuk 3 zijn de thema’s verder uitgewerkt.
Kennisontsluiting
1. Duurzaam gebouwde omgeving
Beleidsintegratie
2. Duurzame energie
5. Verduurzaming gemeentelijke organisatie
3. Duurzaam ondernemen
Financiering
4. Duurzame mobiliteit
Aanbesteding
5
Monitoring en communicatie Naast de inhoudelijke en procesmatige thema’s zijn monitoring en communicatie van belang voor de duurzaamheidsagenda als geheel. Monitoring is essentieel om de voortgang of het ontbreken daarvan inzichtelijk te maken, tijdig bij te kunnen sturen en om de uiteindelijke effecten te kunnen meten. De monitoring van de agenda is primair gericht op de activiteiten zoals beschreven in de jaarlijkse uitvoeringsagenda. Bij de uitwerking van de activiteiten middels factsheets wordt een SMART geformuleerde doelstelling beschreven waarbij vooraf wordt bepaald op welke wijze (resultaten en/of effecten) er gemonitord wordt. Waar mogelijk wordt het effect van de activiteiten op de CO2-reductie of energiebesparing zichtbaar gemaakt. Tevens zal op regionaal en op lokaal niveau de totale CO2-uitstoot jaarlijks in beeld gebracht worden. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat bestuurders ook een vinger aan de pols willen houden bij de op regionaal niveau afgeronde projecten uit de klimaatagenda 20082012. Communicatie is van belang om de inspanningen van regiogemeenten en andere (private) partijen zichtbaar te maken en om de samenwerking binnen de duurzaamheidsagenda te ondersteunen.
Rollen De rol van de stadsregio is vooral het ondersteunen van de gemeenten en samenwerkingspartners. Binnen deze faciliterende functie zijn verschillende rollen te onderscheiden die de stadsregio kan vervullen. Hierin wordt een onderscheid gemaakt in de volgende rollen (zie ook hoofdstuk 2): Procesbegeleider Verbinder van partijen Kennismakelaar Regisseur Financier Monitor
Werkwijze De kern van de regionale duurzaamheidsagenda is het flexibele karakter. De activiteiten en rollen kunnen steeds aangepast worden aan de actualiteit. Daarom wordt elk jaar een nieuwe uitvoeringsagenda opgesteld waarin de activiteiten worden beschreven. Kader voor de selectie van de activiteiten voor de uitvoeringsagenda zijn de inhoudelijke en procesmatige thema’s. Afhankelijk van de actualiteit, beschikbare capaciteit en animo worden jaarlijks de activiteiten geprioriteerd en vervolgens concreet uitgewerkt in factsheets. Hierbij wordt het doel beschreven, de op te leveren resultaten, de samenwerkingspartners en deelnemende gemeenten en de rol(len) van de stadsregio. Bij de keuze van de activiteiten worden onderstaande criteria in samenhang gewogen: •
bijdrage aan energiebesparing en/of de toename van duurzame energie en daarmee CO2reductie; meerwaarde voor het welzijn en de leefomgevingskwaliteit van bewoners; bijdrage aan de regionale en lokale economie; meerwaarde om gezamenlijk op te pakken.
Voor wat betreft de samenstelling van de uitvoeringsagenda is gekozen voor een mix van vast en flexibel. Dit houdt in dat bij aanvang van het jaar voor een deel is bepaald welke activiteiten dat jaar worden uitgevoerd. Daarnaast is er ruimte voor ontwikkelingen die zich gedurende het jaar voordoen. Een deel van de agenda bestaat uit (voor)onderzoek, kennisbijeenkomsten en andere verkenningen. Deze zijn bedoeld om vervolgens een betere afweging te kunnen maken en te bepalen welke inspanningen de stadsregio op het betreffende thema zal doen.
6
Organisatie De voortgang van de regionale duurzaamheidsagenda wordt zes keer per jaar besproken in de stuurgroep duurzaamheid (opvolger stuurgroep Klimaat). De stuurgroep bestaat uit alle wethouders milieu van de regiogemeenten en een directielid van de DCMR. De portefeuillehouder Groen, Water en Milieu van de stadsregio zit deze stuurgroep voor. Waar het meerwaarde heeft (zoals politieke gevoeligheid, impact, publiciteit) wordt een bestuurlijk trekker benoemd voor een thema of activiteit. Thema’s en of activiteiten die een sterke relatie met ruimtelijke ordening hebben, worden in het portefeuillehoudersoverleg GROM geagendeerd. De stuurgroep duurzaamheid vindt plaats aansluitend aan het portefeuillehouderoverleg. Voor het bevorderen van de samenwerking tussen de regiogemeenten en de lokale borging organiseert de stadsregio zes keer per jaar het ambtelijk platform duurzaamheid (opvolger Klimaatplatform). Naast de stuurgroep en het platform duurzaamheid, zullen vanuit de gedachte van beleidsintegratie ook met enige regelmaat de betrokken MT-leden van de regiogemeenten geïnformeerd en geconsulteerd worden. Verder organiseert de stadsregio op ad hoc-basis extra bijeenkomsten op bestuurlijk en ambtelijk niveau met andere publieke en private samenwerkingspartners. Financiën In de meerjarenbegroting van de stadregio is jaarlijks € 300.000 gereserveerd voor de regionale duurzaamheidsagenda. Daarnaast wordt bij de behandeling van de jaarrekening 2012 gevraagd het restant van het klimaatbudget 2008- 2012 (= reserve klimaat van ca. € 100.000) beschikbaar te houden voor de regionale duurzaamheidsagenda. Uit de regionale Klimaatagenda is ook nog een klein deel van de SLOK-gelden beschikbaar. Dit is geld dat de gemeenten van het rijk hebben gekregen en dat de stadsregio beheerd heeft ten behoeve van de uitvoering van de klimaatagenda. De stuurgroep duurzaamheid wordt gevraagd hoe dit restant (bijna € 18.000) in te zetten voor de regionale duurzaamheidsagenda. Daarnaast heeft de stadsregio in de meerjarenbegroting jaarlijks € 95.000 gereserveerd voor de ondersteuning van de regiogemeenten op het gebied van duurzame ontwikkeling. Vanwege de nieuwe reikwijdte van de duurzaamheidagenda zijn ook deze middelen beschikbaar.
7
2. ROLLEN De stadsregio kan verschillende rollen vervullen om op de diverse thema’s de partijen te ondersteunen in hun uitvoering en samenwerking. Op dit moment passen vooral faciliterende rollen die aansluiten bij de initiatieven en ideeën op het gebied van duurzaamheid die door andere partijen al in gang zijn gezet. Daarnaast heeft de stadsregio een duidelijke rol waar het gaat om het borgen van duurzaamheid in haar eigen beleid.
Procesbegeleider Als procesbegeleider is de stadsregio verantwoordelijk voor het in goede banen leiden van een proces. Dit kan bijvoorbeeld door het faciliteren van bijeenkomsten met stakeholders, waarbij de procesbegeleider de voorwaarden creëert om inzichten, ideeën, plannen en acties naar voren te halen. Verbinder van partijen De stadsregio brengt rond een bepaald thema relaties, allianties en coalities tot stand tussen marktpartijen en/of lokale en regionale overheden. Deze relaties staan in het teken van het verkrijgen van informatie, steun en medewerking. De stadsregio hoeft overigens zelf geen deel uit te maken van de tot stand te brengen coalitie. Kennismakelaar De stadsregio identificeert, vergaart en selecteert (lokale, regionale, nationale en internationale) kennis rond een bepaald thema en brengt deze actief onder de aandacht van partijen die daar baat bij hebben. Indien bepaalde kennis wel gewenst maar niet beschikbaar is, kan de stadsregio optreden als opdrachtgever in een studie of onderzoek. De stadsregio is daarom op de hoogte van welke partij wat weet, welke partij wat doet en wie waarvoor aanspreekbaar is. Regisseur De stadsregio beïnvloedt rond een bepaald thema gericht het gedrag, of de relaties van verschillende partijen, in het bijzonder de gemeenten, om afstemming te verkrijgen op hun doelen en handelingen met het oog op een bepaald resultaat.
Financier De stadsregio levert kapitaal om bepaalde activiteiten te kunnen bekostigen zoals een onderzoek, studie, pilot of communicatiemiddelen.
Monitor De stadsregio meet tijdens de uitvoering van de activiteiten de stand van zaken en de voortgang of het ontbreken daarvan. Doel hiervan is te bepalen of de beoogde doelstellingen en effecten worden behaald of dat bijsturing nodig is.
8
3. THEMA’S 2013-2016 Dit hoofdstuk beschrijft de thema’s waarop de regiogemeenten de komende vier jaar willen samenwerken. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen inhoudelijke en procesmatige thema’s. Per thema is een korte beschrijving gegeven van de doelstelling en context. Inhoudelijke thema’s 1. Duurzaam gebouwde omgeving 1.1. Verbeteren energieprestaties Het doel is verbetering van energieprestaties van woningbezit van corporaties en particulieren en van nieuwbouwprojecten. Voor de nieuwbouw hebben de regiogemeenten op 30 augustus 2012 het Convenant Verbeteren Energieprestatie Nieuwbouw getekend. Het verbeteren van de energieprestaties leidt tot een reductie van CO2-uitstoot, lagere energielasten voor gebruikers en minder afhankelijkheid van (de prijsontwikkeling van) fossiele brandstoffen. Duurzame gebouwen hebben een hogere economische waarde en zullen daardoor eerder verkocht of verhuurd worden. 1.2 Klimaatadaptatie Het doel is gemeenten meer inzicht te geven wat klimaatverandering voor hun gemeente betekent. Daarvoor wordt kennis en ervaring gedeeld over praktische toepassingen op de korte en middellange termijn wordt opgedaan. Op basis van de nationale klimaateffect-atlas is een vertaling gemaakt voor de regio. Daarnaast is voor een aantal relevante thema’s (onder andere waterveiligheid, gemeentelijk water-management, stadsklimaat en verzilting) een eerste inventarisatie gemaakt van mogelijk te treffen maatregelen (zogenaamde toolbox). Zoeken naar no- en lowregretmaatregelen en ‘leren omgaan met onzekerheden’ zijn belangrijke elementen van een regionale strategie. In dit thema wordt intensief gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van de gemeente Rotterdam. 1.3 Duurzame gebiedsontwikkeling Het doel is gemeenten te ondersteunen bij het implementeren van duurzame gebiedsontwikkeling. De leefomgeving wordt bepaald door het samenspel van inrichting, bebouwing en infrastructuur. De overheden staan voor de complexe ruimtelijke opgave om de economische ontwikkeling, de leefbaarheid, de veiligheid en de ruimtelijke kwaliteit verbeteren in een tijd dat de mobiliteit en de internationale concurrentie toenemen, het klimaat verandert, de economie onder druk staat en steeds meer mensen in steden willen wonen. Door deze opgave integraal te benaderen kan de gebouwde omgeving op een goede manier ontwikkeld worden. 2. Duurzame energie 2.1 Windenergie Het doel is het vergroten van de hoeveelheid opgewekte duurzame energie in de regio door toepassing van windenergie. Windenergie is schoon en komt uit een bron die nooit opraakt. De CO2-uitstoot is vijftig keer lager dan van die van 'grijze' stroom. Op 21 juni 2012 hebben alle regiogemeenten, de stadsregio, de provincie Zuid-Holland, de Natuur- en Milieufederatie ZuidHolland, het Havenbedrijf en de Nederlandse Windenergieassociatie het regionaal convenant windenergie ondertekend. Met dit convenant spannen alle partijen zich in om in 2020 150 MW aan windenergievermogen gerealiseerd te hebben. Hiermee vergroten de regiogemeenten het aandeel duurzame energie dat binnen de regiogemeenten wordt opgewekt door toepassing van windenergie en leveren ze een bijdrage aan de ambitie uit de nota Wervelender van de provincie Zuid-Holland (realisatie 720 MW op land in de provincie Zuid-Holland in 2020). In het convenant hebben alle partijen die ondertekend hebben afgesproken dat ze draagvlak bij en betrokkenheid van burgers en bedrijven uit de regio creëren door de mogelijkheid tot participatie – in termen van (al dan niet financieel) profijt hebben van – bij de realisatie van de
9
windenergieprojecten te bevorderen. De stadsregio ondersteunt de gemeenten bij de uitvoering van het convenant. 2.2 Zonne-energie Het doel is het vergroten van de hoeveelheid opgewekte duurzame energie in de regio door toepassing van zonne-energie. Over wat de mogelijkheden met zonne-energie zijn, is inmiddels op verschillende plaatsen de nodige kennis en expertise opgebouwd. Er is echter behoefte aan meer inzicht hoe deze mogelijkheden in deze regio zo optimaal mogelijk benut kunnen worden. Het gaat hierbij enerzijds om kennisdeling en anderzijds om het zichtbaar maken en waar mogelijk wegnemen van financiële belemmeringen en knelpunten op het gebied van wet- en regelgeving. 2.3 Biomassa Bio-based economy is een economie waarin fossiele brand- en grondstoffen zoveel mogelijk vervangen worden door gewassen en reststromen. De biomassa wordt ingezet voor nietvoedseltoepassingen zoals materialen, chemicaliën, transportbrandstoffen en energie in de vorm van elektriciteit en warmte. Deze duurzaamheidsagenda volgt hierbij het principe van cascadering. Dit houdt in dat biomassa zo hoogwaardig mogelijk wordt weggezet en dus in de laatste plaats voor energie opwekking. In eerste instantie wordt een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden om hier verder invulling aan te geven, door het verbinden van partijen, het inventariseren van kansen en knelpunten en het delen van kennis over de mogelijkheden voor cascadering van de in de regiogemeenten aanwezige biomassa. 3. Duurzaam ondernemen Het doel is bedrijven in de stadsregio te ondersteunen bij de verduurzaming van hun onderneming. Een bedrijf zal een goed bedrijfsrendement moeten combineren met de bescherming van het milieu, het benutten van de talenten van medewerkers en met een bijdrage aan de stabiliteit van de samenleving. Kortom ze moet zoeken naar evenwicht tussen financieel economische resultaten, sociale belangen en het milieu. People, planet en prosperity worden geoptimaliseerd zonder de balans te verliezen. Dit geldt voor grote bedrijven, maar ook voor het MKB. Met kleine maatregelen kunnen zij ook een bijdrage leveren aan energiebesparing en energietransitie. Daarbij is het belangrijk te onderkennen dat het MKB weinig investeringsruimte heeft en daarnaast dergelijke zaken niet als haar core business beschouwd. Dit thema is al grotendeels belegd via de Milieudoelenaanpak van de DCMR. 4. Duurzame mobiliteit De verwachting is dat de mobiliteit de komende decennia blijft groeien. Dat stelt extra eisen aan de infrastructuur. Het doel is om in combinatie met de ambitie om hoogwaardige woon- en werkmilieus te creëren een samenhangend en duurzaam mobiliteitssysteem te realiseren. Dit systeem kent twee pijlers: 1) Een robuust en veilig verkeersnetwerk met een betere benutting en 2) Hoogwaardig openbaar vervoer en een verdere verstedelijking rond de knooppunten van openbaar vervoer. Deze pijlers zijn in het programma duurzame mobiliteit van de stadsregio verder uitgewerkt met bijzondere aandacht voor ‘Schoon op Weg’. Gemotoriseerd weg- en scheepvaartverkeer gebruikt hoofdzakelijk fossiele brandstoffen en draagt op die manier voor ongeveer 12% bij aan de CO2-uitstoot in deze regio. Tevens levert het daardoor de grootste bijdrage aan de luchtvervuiling op leefniveau in het gebied van de stadsregio; zowel voor wat betreft de achtergrondconcentratie als voor specifieke drukke wegvakken. Het project ‘Schoon op Weg’ richt zich vooral op het stimuleren van schonere brandstoffen en technieken, waaronder ook elektrische aandrijving, met als doel de luchtkwaliteit te verbeteren en de CO2 uitstoot te verminderen. Het programma duurzame mobiliteit inclusief ‘Schoon op Weg’ kent haar eigen uitvoeringsagenda en wordt niet verder uitgewerkt in deze agenda. Dit thema wordt overigens wel regelmatig geagendeerd in relevante bestuurlijke overleggen zoals de stuurgroep duurzaamheid om zodoende de samenhang met de andere thema’s te bewaken. 5. Verduurzaming gemeentelijke organisatie Het doel is om de gemeentelijke organisatie verder te verduurzamen. Verduurzaming van de eigen organisatie en gebouwen is een belangrijk thema mede omdat de gemeente gezien wordt als 10
voorbeeld voor andere organisaties. Wanneer zij zelf niet verduurzaamt is het moeilijk om andere partijen daartoe te stimuleren. Bovendien doet de gemeente op deze manier kennis op met verduurzaming, kan zij nieuwe ideeën en technieken als pilotproject uitproberen en draagt ze, gezien de omvang van het gemeentelijke gebouwenbezit, bij aan de beoogde CO2-reductie. De energiebesparing en toepassing van duurzame energie leidt ook tot kostenbesparing. Procesmatige thema’s A. Financiering Het doel is financieringsconstructies aan te reiken die helpen belemmeringen in de duurzame ontwikkeling weg te nemen waardoor de gewenste activiteiten kunnen worden uitgevoerd. Adequate financiering is essentieel voor innovatie en een randvoorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Hoewel er voldoende risicodragend kapitaal in Nederland aanwezig is, zijn private financiers terughoudend, omdat rendementen onzeker zijn of pas op langere termijn kunnen worden gerealiseerd. Financieringsconstructies zijn niet alleen voor de markt interessant, maar ook voor gemeenten voor het doen van eigen duurzaamheidsinvesteringen. Dit thema richt zich op het verkennen van de mogelijkheden en het vervolgens verder (in pilotvorm) helpen ontwikkelen van financieringsconstructies. B. Beleidsintegratie Het doel is om de samenhang tussen de verschillende duurzaamheidsinspanningen binnen de afzonderlijke regiogemeenten alsmede die tussen de duurzaamheidsinspanningen van alle regiogemeenten te bevorderen. Willen er werkelijk goede resultaten geboekt worden, is borging in andere programma’s en doelstellingen noodzakelijk. Belangrijk daarbij is dat een gemeente en ook de stadsregio als een geheel opereert en daarbij met één mond spreekt. Voorkomen moet worden dat ander beleid en de uitvoering daarvan tegenstrijdig is aan de duurzaamheidsdoelstellingen. Dit thema wordt met regelmaat in de diverse overleggen geagendeerd. C. Aanbesteding Het doel is door middel van aanbesteding de duurzame ontwikkeling te stimuleren en daarmee een gedragsverandering bij leveranciers te bewerkstellingen. Bedrijven willen investeren in duurzaamheid als het zich terugbetaalt. Dat hoeft niet direct in geld te zijn, maar kan ook door er bij een aanbesteding van een overheid gunstig uit te springen. Nu worden veel zaken gegund op basis van de economisch meest voordelige aanbieding. Duurzaam aanbesteden kijkt echter ook naar maatschappelijke en milieuaspecten en waardeert de kosten en opbrengsten op die onderdelen, ook op de langere termijn. Door slimmer aan te besteden, bijvoorbeeld meer outcomegericht, worden aanbieders uitgedaagd met passende duurzame oplossingen te komen. Dit thema richt zich op concrete handvatten om de aanbestedingen bij de regiogemeenten verder te verduurzamen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van best practices bij de regiogemeenten en voorbeelden elders in het land. D. Kennisontsluiting Het doel is om gericht de beschikbare relevante kennis die betrekking heeft op de thema’s van de regionale duurzaamheidsagenda voor de regiogemeenten te ontsluiten om zodoende onderbouwde afwegingen te kunnen maken en effectieve activiteiten te ontplooien. Op het gebied van duurzaamheid is veel kennis beschikbaar, zowel in de vorm van onderzoek als in best practices. Veelal is deze kennis bij betrokkenen niet (volledig) bekend of sluit de beschikbare kennis onvoldoende aan op de behoefte van de gemeenten. Dit thema richt zich op het versterken van de kennispositie van de regiogemeenten door te ondersteunen bij kennisuitwisseling, het organiseren van kennisbijeenkomsten en het inventariseren en waar nodig naar lokaal niveau vertalen van kennis. Monitoring en communicatie Naast de inhoudelijke en procesmatige thema’s is monitoring en communicatie van belang voor de duurzaamheidsagenda als geheel. Monitoring is essentieel om de voortgang of het ontbreken daarvan inzichtelijk te maken, tijdig bij te kunnen sturen en om de uiteindelijke effecten te kunnen meten. De monitoring van de agenda is 11
primair gericht op de activiteiten zoals beschreven in de jaarlijkse uitvoeringsagenda. Bij de uitwerking van de activiteiten middels factsheets wordt een SMART geformuleerde doelstelling beschreven waarbij vooraf wordt bepaald op welke wijze (resultaten en/of effecten) er gemonitord wordt. Waar mogelijk wordt het effect van de activiteiten op de CO2-reductie of energiebesparing zichtbaar gemaakt. Tevens zal op regionaal en op lokaal niveau de totale CO2-uitstoot jaarlijks in beeld gebracht worden. Uit de evaluatie is naar voren gekomen dat bestuurders ook een vinger aan de pols willen houden bij de op regionaal niveau afgeronde projecten uit de klimaatagenda 20082012. Communicatie is van belang om de inspanningen van regiogemeenten en andere (private) partijen zichtbaar te maken en om de samenwerking binnen de duurzaamheidsagenda te ondersteunen. Daarnaast richten de communicatieactiviteiten zich ook op het versterken van de contacten met ondernemers en onderwijs- en kennisinstellingen alsmede de organisatie van verschillende kennisdelingsmomenten.
12
4. Uitvoeringsagenda 2013 De uitvoeringsagenda zal jaarlijks worden opgebouwd uit een selectie van activiteiten die in de vorm van factsheets zullen worden uitgewerkt. In onderstaande tabel worden deze activiteiten genoemd, inclusief begroting. Aan het eind van de tabel staat een overzicht met de totaalbedragen. Voor sommige activiteiten zijn geen kosten voorzien (€ 0,-), maar vragen alleen personele inzet. De activiteiten met een groene achtergrond zijn de activiteiten die doorlopen uit de regionale Klimaatagenda 2008-2012. De activiteiten met een witte achtergrond zijn de nieuwe activiteiten. De activiteiten met een oranje achtergrond zijn mogelijke activiteiten waarvoor eerst een verkennend onderzoek wordt uitgevoerd naar kosten en haalbaarheid. De bijlage bevat een groslijst met per thema een beschrijving van activiteiten die de komende jaren kunnen worden uitgevoerd. Deze dynamische groslijst is de bron voor het samenstellen van de jaarlijkse uitvoeringsagenda.
1. Duurzame gebouwde omgeving 1.1
Begroting
Verbeteren energieprestaties
1
Onderzoeken of er een sluitende businesscase mogelijk is voor de woningcorporatie Ressort in Rozenburg voor de aansluiting op het warmtenet van het warmtebedrijf Rotterdam.
2
In het kader van het convenant verbeteren energieprestaties nieuwbouw zijn er vier doorlopende activiteiten: Het begeleiden van de energievisies (opstellen offerte en beoordeling kwaliteit eindproduct) voor drie projecten in drie gemeenten Regionale inkoop van de instrumenten GPR gebouw en GPR stedenbouw. In 2013 bekijken we of opnieuw regionaal zullen inkopen, of dat de gemeenten individueel van de instrumenten gebruik zullen maken. Het organiseren van een (sub)regionale cursus EPC toetsen voor bouw en woningtoezichtambtenaren van de regiogemeenten. Het organiseren van een cursus over de Uniforme Maatlat voor toepassing van berekeningen van energieprestatie op locaties.
€ 10.000
€ 30.000 € 11.200
€ 10.000 Alg. budget communicatie duurzaamheid
Verder wordt een keer per jaar de voortgang geagendeerd. De stadsregio vraagt de regiogemeenten dan hoe de afspraken uit het convenant zijn toegepast in de nieuwbouwprojecten. 3
Ontwikkelen en uitvoeren van een marketingaanpak in de gemeenten Vlaardingen en Barendrecht die lokale allianties kunnen gebruiken om particuliere woningeigenaren over te halen tot energiebesparende maatregelen te treffen en het delen van de opgedane kennis en ervaring met de andere regiogemeenten.
€ 18.000
4
Een warmtescan kan behulpzaam zijn voor het realiseren van energiebesparing in de bestaande bouw. Zo kunnen bijvoorbeeld de lokale allianties (zie activiteit 1.1.3) dit in hun marketingaanpak gebruiken. De stadsregio gaat na wat het beste schaalniveau is voor een eventuele warmtescan en brengt de kosten in beeld. De uitkomsten worden uiterlijk april aan de stuurgroep teruggekoppeld.
€0
5
Uitvoering warmtescan na positief resultaat activiteit 1.1.4
25.000 (schatting)
13
1.2
€ 40.000
Voor de uitwerking van de regionale adaptatiestrategie wordt, behoudens vaststelling in het AB van 13 maart 2013, aan de gemeente Rotterdam een eenmalige subsidie van € 25.000 toegekend.
€ 25.000
1.3 1
2
Klimaatadaptatie
Verdere uitwerking van een regionale adaptatiestrategie die aansluit bij de behoefte en vragen van de regiogemeenten zoals die uit de verkenning naar voren zijn gekomen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van de gemeente Rotterdam als hotspot binnen het landelijke programma Kennis voor Klimaat. Ook worden enkele cases bij regiogemeenten uitgevoerd en de kennis die hieruit voortkomt gedeeld met de andere gemeenten.
Duurzame gebiedsontwikkeling
Toepassing Meerwaarde Milieu aanpak (DCMR): Het uitvoeren van drie cases (stadslandbouw Vlaardingen, NieuwMathenesse Schiedam, Brede School in Vlaardingen) en delen van de kennis en ervaring met de regiogemeenten. Op basis van de ervaringen met de casus in Schiedam volgt mogelijk een uitbreiding van deze casus.
€ 12.000
€ 15.000 (schatting)
2. Duurzame energie 2.1
Windenergie
1
Ondersteunen van de regiogemeenten bij de uitvoering van het convenant en bij het realiseren van windenergie locaties (o.a. door middel van het inhuren van procesondersteuning)
€ 40.000
2
Reservering voor nader onderzoek naar aanleiding van mogelijke knelpunten bij de uitvoering die in meerdere gemeenten spelen.
€ 25.000
2.2
Zonne-energie
1
Korte inventarisatie van kansen en knelpunten voor zonne-energie bij verschillende doelgroepen (particulieren, VVE’s, corporaties, MKB, grote bedrijven, publieke organisaties), met name op het gebied van financiering en wet- en regelgeving. De uitkomsten en mogelijk een voorstel voor vervolgaanpak worden uiterlijk in april aan de stuurgroep teruggekoppeld.
€0
2
Het laten opstellen van een zonatlas voor de regio. Inwoners van een gemeente met een zonatlas zien in één oogopslag of hun dak geschikt is voor het plaatsen van zonnepanelen en het opwekken van zonne-energie.
€ 50.000 (schatting)
2.3
Biomassa
Verbinden van partijen, inventariseren van kansen en knelpunten en delen van de kennis ten aanzien van de mogelijkheden voor cascadering van in de gemeente aanwezige biomassa. De uitkomsten en mogelijk een voorstel voor vervolgaanpak worden uiterlijk in juni aan de stuurgroep teruggekoppeld.
€ 10.000
14
3. Duurzaam ondernemen Regionale inkoop van de instrumenten ‘kansen bij verkassen’ en ‘milieubarometer’ ten behoeve van gebruik bij de milieudoelenaanpak van de DCMR.
€ 10.000
Tevens wordt de voortgang en resultaten van de milieudoelenaanpak regelmatig besproken in stadsregionaal overleg.
4. Duurzame mobiliteit De activiteiten in het kader van duurzame mobiliteit zijn belegd in het project Schoon op Weg.
Budget luchtkwaliteit
5. Verduurzaming gemeentelijke organisatie De energiemonitor voor gemeentelijke gebouwen wordt verder uitgerold over meerdere gebouwen (voor eigen rekening van de gemeenten). Deze gebouwen worden toegevoegd aan de database waarin energieverbruik, mogelijke en al genomen maatregelen en de energetische en financiële effecten van die maatregelen opgenomen worden.
€ 10.000
De resultaten en ervaringen met energiebesparing worden jaarlijks teruggekoppeld aan de regiogemeenten.
A. Financiering
Begroting
1
De stadsregio organiseert voor regiogemeenten en bedrijven een bijeenkomst rond het thema financieringsconstructies (onder andere op basis van de Toolbox financieringsconstructies van AgentschapNL).
€ 2.500
2
De stadsregio ondersteunt een pilot waarin één van de financieringsconstructies wordt uitgewerkt.
€ 10.000
B. Beleidsintegratie De stadsregio organiseert twee bijeenkomsten met MT-leden van de regiogemeenten over inhoudelijke of procesmatige thema’s.
Alg. budget communicatie duurzaamheid
C. Aanbesteding De stadsregio onderzoekt samen met regiogemeenten, bedrijven en kennisinstellingen hoe verschillende aanbestedingstrajecten verduurzaamd kunnen worden. Daarbij wordt ook gebruikt gemaakt van best practices in de regio en daarbuiten.
€ 10.000
15
D. Kennisontsluiting 1
Als stadsregio en regiogemeenten participeren in de Lokale Klimaat Agenda en de daarbij horende leergroepen rond de in de regionale duurzaamheidsagenda gekozen thema’s.
Alg. budget communicatie duurzaamheid
2
De stadsregio zal verder op basis van het verstedelijkingsscenario de regiogemeenten ondersteunen met kennisuitwisseling. Samen met Haaglanden is een onderzoek naar Woonlasten uitgevoerd in najaar 2012. De uitkomsten worden in februari 2013 aan de regiogemeenten gecommuniceerd. De afdeling Wonen van de stadsregio werkt in 2013 aan een voorstel voor een vervolgaanpak.
Budget Wonen
3
In het voorjaar 2013 worden de uitkomsten en ervaringen van de D-Scan voor de duurzame ontwikkeling van Nieuw Reijerwaard gedeeld met de regiogemeenten.
Alg. budget communicatie duurzaamheid
Monitoring en communicatie
Communicatie 1
Actualisatie en onderhoud website duurzaamheidsagenda
€ 5.000
2
De stadsregio organiseert in 2013 twee keer een gespreksgroep tussen CEO’s van bedrijven en bestuurders en directeuren van gemeenten waarin bijvoorbeeld gesproken kan worden over financieringsmodellen, (on)nodige regelgeving en gezamenlijke lobby rond duurzaamheid.
€ 10.000
3
De stadsregio organiseert als startbijeenkomst voor deze duurzaamheidsagenda een excursie langs een aantal duurzaamheidsthema’s in de regio voor de bestuurders zodat zij een concreet beeld krijgen van wat er gebeurt en de ondernemers zich gewaardeerd voelen voor hun inspanningen.
€ 5.000
4
Algemeen budget voor organisatie van bijeenkomsten, drukwerk, sprekers, etc.
€ 20.000
Monitoring Opzetten en uitvoeren monitor regionale duurzaamheidsagenda. De monitoring van de woningmarktafspreken met betrekking tot de afspraken over energieprestaties.
€ 25.000 0
De stadsregio volgt de verduurzaming van de openbare verlichting in de regiogemeenten.
0
16
Totaal budget Toevoeging restant klimaatbudget 2012 Programmaondersteuning Reeds geplande activiteiten
1
€ 395.000,00 € 100.000,00 -€ 61.000,00 -€ 241.200,00
Vrij te besteden budget
€ 192.800,00
Voorstel nieuwe activiteiten
-€ 97.500,00
Restant vrij te besteden budget Reservering vervolg activiteiten
€ 95.300,00 2
Restant vrij te besteden budget
-€ 90.000,00 € 5.300,00
1
Zie ook pag. 7; de exacte hoogte van het restant Klimaatbudget wordt vastgesteld bij de behandeling van de jaarrekening 2012. Het bedrag is ongeveer € 100.000,2
• • •
Reservering vervolg activiteiten betreft een inschatting van de kosten voor: Warmtescan (activiteit 1.1.5) Aanvullende cases Meerwaarde Milieu (activiteit 1.3.2) Zonatlas (activiteit 2.2.2)
17
Factsheet met naam project of activiteit Thema Bestuurlijk trekker Contactpersoon SR
Naam Naam, telefoon, email
Opdrachtnemer
Naam, telefoon, email
Startdatum
01-01-2013
Einddatum
Eventueel uitsplitsen naar verschillende producten
Budget
-
LKA-koppeling
Speerpunt:
Leergroep:
Doelstelling en context
Activiteiten/resultaten in 2013: wat is er klaar als het klaar is?
Wie doen er mee?
Wat doen ze?
Voldoet aan uitgangspunten
0, +, ++
• CO2-reductie • Verbetering leefomgevingskwaliteit • Bijdrage economie • Meerwaarde door gezamenlijke aanpak Indicator monitoring
• • • •
Wat is de rol van de stadsregio? Procesbegeleider: Beschrijving
Verbinder van partijen: Beschrijving
Kennismakelaar: Beschrijving
Regisseur: Beschrijving
Financier: Beschrijving
Monitor: Beschrijving
18
Groslijst De groslijst bestaat uit activiteiten die door de regiogemeenten voortdurend kunnen worden aangedragen en heeft daarmee een dynamisch karakter. De groslijst is de bron voor het samenstellen van de jaarlijkse uitvoeringsagenda.
1. Duurzame gebouwde omgeving 1.1 Verbeteren energieprestaties 1 2
1.2 Klimaatadaptatie 1 2
1.3 Duurzame gebiedsontwikkeling 1 2
Teelt olifantengras op braakliggende terreinen.
2. Duurzame energie 2.1 Windenergie 1 2
2.2 Zonne-energie 1 2
2.3 Biomassa 1 2
3. Duurzaam ondernemen 1 2 3
Een promotiecampagne voor duurzame bedrijven in het MKB. Een bijeenkomst voor de bedrijven die het MKB kunnen faciliteren en ontlasten in energiezaken, zoals energieleveranciers, ketelonderhoudsbedrijven etc. Een onderzoek hoe bedrijven op een bedrijventerrein zelf verantwoordelijk kunnen worden voor de controle op de afspraken rond duurzaamheid, zogenaamde peerreview. Hiermee moet gedacht worden aan vervoersplannen, de groenvoorziening, de waterbesparing, energiebesparende verlichtingsplannen etc.
4
5. Verduurzaming gemeentelijke organisatie 1
Een jaarlijkse presentatie van de resultaten van de energiebesparing bij gemeentelijke gebouwen, met een eervolle vermelding voor die gemeente die zich het meest heeft ingespannen.
2
Organisatie van een of meerdere themabijeenkomsten samen met kennisinstellingen waar bedrijfsleven en gemeenten elkaar kunnen treffen en gemeenten geïnformeerd worden over de vele nieuwe mogelijkheden en technieken, bijv. rond isolatie.
19
3
A. Financiering 1 2
B. Beleidsintegratie 1 2
C. Aanbesteding 1 2
D. Kennisontsluiting 1 2
20